Klantonderzoek Wmo over 2013 Ervaringen van vrijwilligers Leiderdorp
Oktober 2014 Anja van Lonkhuijzen Anouk Olsthoorn Projectnummer: 107559 Correspondentienummer: DH-2910-4095
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
INHOUD INLEIDING
1
SAMENVATTING 3 HOOFDSTUK 1
HOOFDSTUK 2
HOOFDSTUK 3
HOOFDSTUK 4
VERANTWOORDING EN ACHTERGRONDGEGEVENS 1.1
Achtergrond onderzoek
6
1.2
Achtergrond respondenten
7
1.3
Burenhulp
8
HET VRIJWILLIGERSWERK
HOOFDSTUK 6
HOOFDSTUK 7
10
2.1
Kenmerken van de vrijwilliger
10
2.2
Kenmerken van het vrijwilligerswerk
11
MOTIEVEN
15
3.1
VMI-schalen
15
3.2
Belangrijkste motief
16
ONDERSTEUNING
18
4.1
Begeleiding, aansturing en waardering
18
4.2
Opleidings- en scholingsmogelijkheden, (onkosten)vergoeding en verzekering
19
Vragen en ondersteuning bij vrijwilligerswerk
20
4.3 HOOFDSTUK 5
6
ONDERSTEUNING DOOR VRIJWILLIGERSORGANISATIE/ STEUNPUNT
23
5.1
Bekendheid vrijwilligerssteunpun
24
5.2
Diensten van vrijwilligerssteunpunt
24
5.3
Eindoordeel vrijwilligerssteunpunt
26
VERWACHTINGEN TEN AANZIEN VAN VRIJWILLIGERSWERK
27
6.1
Volgend jaar vrijwilligerswerk?
27
6.2
Niet-vrijwilligers
27
OPMERKINGEN VANUIT RESPONDENTEN
28
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Inleiding Voor u ligt het rapport met de uitkomsten van het tevredenheidsonderzoek over 2013 in uw gemeente. Hierin staat wat de vrijwilligers vinden van de ondersteuning die zij in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ontvangen bij het uitvoeren van hun vrijwilligerswerk in uw gemeente of een andere gemeente. Burgers staan centraal in de Wmo en daarom wordt veel belang gehecht aan hun oordeel over de ontvangen ondersteuning en de geleverde prestaties van gemeenten op dit gebied. Zo moeten gemeenten jaarlijks een tevredenheidsonderzoek houden onder vragers van maatschappelijke ondersteuning. Gemeenten zijn vrij in hun keuze bij welke doelgroep ze de tevredenheid willen onderzoeken en op welke wijze. De vrijwillige inzet van burgers vormt een onmisbaar deel van de ‘civil society’. De civil society draait om vrijwillige inzet, die niet voortvloeit uit gezin, familie, vrienden, overheid of het bedrijfsleven. Het verwijst naar een deel van de samenleving waarin burgers voor elkaar klaar staan en zich organiseren. De burger doet op deze manier zelf mee maar draagt ook bij aan het ‘meedoen’ van kwetsbare groepen. Het gaat hierbij niet alleen om vrijwillige inzet in de zorg, maar ook om vrijwillige inzet op alle terreinen van de samenleving. De Wmo leunt sterk op het idee van de civil society en probeert deze wettelijk inhoud te geven. Burgers zijn in eerste instantie zelf, samen met hun netwerk, verantwoordelijk voor het ‘meedoen’ aan de samenleving alvorens zich tot de overheid te wenden. De gemeente is geen onderdeel van deze civil society, maar kan wel een grote rol spelen bij de opbouw en het onderhouden van de civil society, bijvoorbeeld door de juiste voorwaarden te scheppen en de partijen (individuen en organisaties) samen te brengen. Het vrijwilligerswerk is een terrein dat (juist) zonder de overheid floreert en waar spontane en autonome initiatieven ontstaan. Het is echter wel een taak van de overheid om het vrijwilligerswerk te (onder)steunen en te waarderen. Sommige gemeenten waren al lang voor de invoering van de Wmo actief in het ondersteunen van vrijwilligers. Voor andere gemeenten is de Wmo een aanleiding om zich hier actiever mee bezig te gaan houden. In dit rapport gaat het over het oordeel van vrijwilligers (onderdeel van prestatieveld 4) en daarmee wordt aan de wettelijke verplichting van het jaarlijkse tevredenheidsonderzoek voldaan. Het rapport geeft inzicht in wat de sterke en/of minder sterke punten binnen uw gemeente zijn als het gaat om ondersteuning van vrijwilligers.
1/31
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Leeswijzer Het rapport begint met een inleiding en vervolgens met de samenvatting van de belangrijkste resultaten op hoofdlijnen. Hoofdstuk 1 bevat de verantwoording en de achtergrondgegevens van het onderzoek. Hoofdstuk 2 gaat over het vrijwilligerswerk. De motieven om vrijwilligerswerk te doen komen aan bod in hoofdstuk 3 en in hoofdstuk 4 staat de ondersteuning centraal. Hoofdstuk 5 staat in het teken van de ondersteuning vanuit het vrijwilligerssteunpunt en hoofdstuk 6 bevat informatie over de verwachtingen ten aanzien van vrijwilligerswerk. In het laatste hoofdstuk, hoofdstuk 7, worden open antwoorden van de vrijwilligers weergeven.
2/31
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Samenvatting Het onderzoek ‘Ervaringen van vrijwilligers’ biedt een goede gelegenheid om zicht te krijgen op de vrijwilliger, het vrijwilligerswerk, de motieven en de ondersteuning van vrijwilligers. Kenmerken van de vrijwilliger De meerderheid van de respondenten is vrouw (59%). De leeftijd van de respondenten varieert en loopt qua grootte op naarmate de leeftijd hoger is tot aan 74 jaar. De categorie 65 tot en met 74 jaar is de grootste. Het opleidingsniveau van de respondenten laat een grote spreiding zien tussen de mogelijke opleidingen. Respondenten is gevraagd naar hun werksituatie naast het vrijwilligerswerk. De drie grootste groepen zijn als volgt: 52% van de respondenten is met (vervroegd) pensioen, 14% van de vrijwilligers is vrijwillig thuis en 12% van de vrijwilligers verricht betaalde arbeid. Vrijwilligerswerk kan gezien worden als onderdeel van de participatiemaatschappij. Dit is ook het geval voor burenhulp. Respondenten is hier een aantal vragen over gesteld. Van de vrijwilligers geeft 62% aan dat zij hun buren wel eens helpen. 34% doet dit momenteel niet, maar zou het wel doen als het hun gevraagd wordt. Respondenten zijn bereid om onder andere hun buren te helpen met de planten water geven, post bewaren en huisdieren verzorgen (87%), klusjes in en om het huis of tuin (38%) en boodschappen doen of het eten verzorgen (27%). Het vrijwilligerswerk De spreiding tussen de intensiteit van het vrijwilligerswerk is groot. De meeste vrijwilligers verrichten 2 tot 4 uur vrijwilligerswerk (26%). Een vijfde van de vrijwilligers verricht incidenteel vrijwilligerswerk. Een iets kleiner deel (18%) verricht 4 tot 8 uur in de week vrijwilligerswerk. De groep die 8 uur of meer vrijwilligerswerk doet, is net zo groot (18%). Van de vrijwilligers geeft 26% aan dat zij actief zijn als zorgvrijwilliger. Het merendeel van de vrijwilligers is tussen de 1 en 5 jaar actief als vrijwilliger, dit is 29% van de vrijwilligers. En maar liefst 22% van de vrijwilligers doet dit langer dan 20 jaar. Ruim een derde van de vrijwilligers (35%) geeft aan voor meerdere organisaties vrijwilligerswerk te doen. De meeste vrijwilligers zijn actief op de terreinen ‘sport en recreatie’ (25%), ‘zorg- en hulpverlening’ (16%) en ‘welzijn en sociaal cultureel werk’ (16%). 70% van de vrijwilligers doet uitvoerende taken. Er is een tendens naar flexibilisering van vrijwilligerswerk. Daarnaast komt er meer nadruk te liggen op ander type vrijwilligerswerk, zoals korte termijn projecten met duidelijke taak- en doelstellingen. Respondenten is gevraagd naar het karakter van het vrijwilligerswerk. 40% van de vrijwilligers verricht vrijwilligerswerk op vaste momenten in het jaar en 33% van de respondenten verricht activiteiten of werkzaamheden, met een vast aantal uren per week of per maand.
3/31
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
De meeste vrijwilligers geven aan vrijwilligerswerk te doen vanuit individuele overwegingen (94%). Enkele respondenten verrichten vrijwilligerswerk vanwege het contact met een uitkeringsinstantie of verrichten werknemersvrijwilligerswerk. Respondenten is gevraagd met welke motieven zij vrijwilligerswerk verrichten1. De waarden, op volgorde van belangrijkheid, zien er als volgt uit: ‘waarden’, ‘voldoening’, ‘afspiegeling’, ‘zelfbeeld’, ‘erkenning’ en ‘sociale contacten’. Meerdere motieven kunnen een rol spelen bij het doen van vrijwilligerswerk; vrijwilligerswerk kan op meerdere behoeften inspelen. Ondersteuning Vrijwilligers kunnen behoefte hebben aan verschillende vormen van ondersteuning, het kan bijvoorbeeld gaan om ‘begeleiden’, ‘aansturen’ en waarderen. Respondenten is gevraagd hoe tevreden zij hierover zijn. In het algemeen kan worden gezegd dat de vrijwilligers over de begeleiding, de aansturing en de waardering door de vrijwilligersorganisatie zelf zeer tevreden of tevreden zijn. Over deze drie aspecten is ruim 94% (zeer) tevreden. Binnen het vrijwilligerswerk kunnen vrijwilligers soms ook rekenen op mogelijkheden voor opleiding of scholing, een (onkosten)vergoeding of een verzekering. Respondenten is gevraagd of zij bekend zijn met deze mogelijkheden, of zij er behoefte aan hebben en of ze er gebruik van maken. Een meerderheid van de respondenten (gemiddeld 60%) is bekend met deze mogelijkheden. Het meest bekend zijn de verzekeringsmogelijkheden met 67%. Hier is ook de meeste behoefte aan (57%) en wordt het meest gebruik van gemaakt (49%). Ook is het onderzoek ingegaan op de tevredenheid over deze aspecten. Het meest tevreden zijn de vrijwilligers over de verzekering en de opleidingsmogelijkheden, hier is 95% (zeer) tevreden over. Over de (onkosten)vergoeding zijn de minste vrijwilligers (zeer) tevreden, maar ook hier is 89% (zeer) tevreden over. Het is belangrijk om te weten of vrijwilligers hun vragen kwijt kunnen en of zij ook weten waar zij hun behoefte aan ondersteuning kunnen uiten. Inhoudelijke vragen over vrijwilligerswerk stelt een meerderheid van de vrijwilligers bij de organisatie waar zij vrijwilligerswerk verrichten (84%). Andere mogelijkheden voor vragen zijn bij het vrijwilligerspunt (5%), bij het loket van de gemeente (0%) of ergens anders (6%). 4% van de vrijwilligers weet niet waar zij terechtkunnen met (inhoudelijke) vragen over vrijwilligerswerk. Het onderzoek is ingegaan op de ervaren belasting van het vrijwilligerswerk. Een meerderheid van de vrijwilligers ervaart het vrijwilligerswerk niet als zwaar. Toch geeft 29% van de vrijwilligers aan het ‘soms’ lichamelijk zwaar te vinden, voor geestelijk is dit zelfs 34%. Ongeveer een derde van de vrijwilligers geeft aan zich soms overbelast te voelen door het vrijwilligerswerk, waarvan 3% vaak.
1
Hiervoor is gebruikgemaakt van de De Volunteer Motivation Inventory, ofwel VMI-schalen, ontwikkeld door McEwin en Jacobsen-D’Arcy (2002).
4/31
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Het merendeel van de vrijwilligers verwacht steun bij hun taak als vrijwilliger. Ongeveer 59% geeft dit aan. De respondenten konden hierbij open antwoorden invullen. Zij noemden verschillende vormen als steun, waaronder: ‘feedback’, ‘het hebben van een achtervang’, ‘evaluaties’, ‘(structureel) overleg’, ‘(structurele) informatie overdracht en ‘emotionele ondersteuning’. 79% van de respondenten verwacht deze steun van de vrijwilligersorganisatie, 6% verwacht deze steun van het vrijwilligerspunt en 15% verwacht deze steun van anderen. De drie vormen van ondersteuning waar het meeste behoefte aan is, zijn op de eerste plaats ‘informatie’ met 57%, op de tweede plaats ‘advies’ met 49% en op de derde plaats is ‘begeleiding’ (41%) terug te vinden. Vrijwilligerssteunpunt Een minderheid van de vrijwilligers (27%) is bekend met het vrijwilligerssteunpunt. De meeste vrijwilligers zijn achter het bestaan van dit steunpunt gekomen via de gemeente (25%), via internet (23%) en via de vrijwilligersorganisatie (20%). De meerderheid van de vrijwilligers geeft aan in de afgelopen twee jaar geen gebruik te hebben gemaakt van het vrijwilligerspunt. Uit de resultaten is al eerder gebleken dat de vrijwilligers meer georiënteerd zijn op de vrijwilligersorganisatie bij (inhoudelijke) vragen. Respondenten die de afgelopen twee jaar contact hebben gehad met het vrijwilligerssteunpunt is gevraagd hoe tevreden zij zijn over verscheidene aspecten van ondersteuning. De tevredenheid over de ondersteuning is hoog. Met name over de website en het spreekuur zijn respondenten tevreden. Over de vacaturebank en het cursusaanbod zijn respondenten iets minder tevreden, respectievelijk is 80% en 89% hier (zeer) tevreden over. Gemiddeld krijgt de ondersteuning een 6,1. Verwachten ten aanzien van het vrijwilligerswerk. Aan de vrijwilligers is gevraagd of zij verwachten vrijwilligerswerk te blijven doen. Een meerderheid (62%) geeft aan dit zeker wel te doen. Ongeveer 34% blijft waarschijnlijk vrijwilligerswerk doen. Respondenten die geen vrijwilligerswerk meer doen, is gevraagd welke eisen zij stellen aan het vrijwilligerswerk en aan welk karakter het vrijwilligerswerk moet voldoen. De respondenten noemden met name dat het vrijwilligerswerk sociale contacten, kennis en ervaring moet opleveren. De meeste respondenten spreken de wens uit voor activiteiten of werkzaamheden met een vast aantal uren per week of per maand, of op vaste dagen. Ook is er een aantal respondenten meer voorstander van de flexibilisering van vrijwilligerswerk.
5/31
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Hoofdstuk 1 Verantwoording en achtergrondgegevens Het onderzoek ‘Ervaringen van vrijwilligers’ biedt een goede gelegenheid om zicht te krijgen op de vrijwilliger, het vrijwilligerswerk en de motieven. Daarnaast wordt in de online vragenlijst aandacht besteed aan verschillende aspecten rondom de ondersteuning voor vrijwilligers, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen ondersteuning in het algemeen en ondersteuning vanuit het vrijwilligerssteunpunt. In dit onderzoek wordt de volgende definitie gebruikt voor vrijwilligerswerk: ‘Werk dat onbetaald en vrijwillig wordt gedaan ten behoeve van anderen of voor de samenleving in het algemeen.’ In dit hoofdstuk wordt de achtergrond van het onderzoek toegelicht en de achtergrond van de respondenten beschreven. 1.1
Achtergrond onderzoek Om de ervaringen van een doelgroep te achterhalen, is het noodzakelijk om de doelgroep te kunnen bereiken. Vrijwilligers zijn vaak niet bekend bij de gemeente, maar eerder bij een ondersteuningsorganisatie of de vrijwilligersorganisatie zelf. Aanschrijven van vrijwilligers kan daarom het beste plaatsvinden via het inschakelen van één van deze organisaties. Er zijn meerdere manieren om vrijwilligers te benaderen. Onderstaand wordt een drietal mogelijkheden beschreven. 1. Geregistreerde vrijwilligers. Van deze vrijwilligers zijn de contactgegevens bekend bij de gemeente en/of de ondersteuningsorganisatie en de uitnodigingsbrieven kunnen direct naar de vrijwilligers worden gestuurd. 2. Vrijwilligers van een vrijwilligersorganisatie. Van deze vrijwilligers zijn de contactgegevens bekend bij de vrijwilligersorganisatie. 3. Vrijwilligers onder inwoners. Uit de gemeentelijke basisadministratie kan een steekproef worden getrokken uit inwoners van 18 jaar en ouder. Landelijke cijfers geven aan dat ongeveer 30% van de inwoners vrijwilligerswerk verricht. Met het aanschrijven van vrijwilligers via de eerste twee genoemde opties gaat het om een selectieve groep vrijwilligers, namelijk de vrijwilligers die bekend zijn bij gemeenten en/of een ondersteuningsorganisatie of vrijwilligers in een georganiseerd verband. Dit kan gevolgen hebben voor de resultaten van bepaalde vragen. Bijvoorbeeld bij vragen over de bekendheid met de ondersteuningsorganisatie. De gemeente Leiderdorp heeft ervoor gekozen om vrijwilligers van vrijwilligersorganisaties aan te schrijven. Er bestond de mogelijkheid tot het invullen van een online vragenlijst en een papieren vragenlijst. Vrijwilligersorganisaties
6/31
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
hebben vrijwilligers benaderd met het verzoek de vragenlijst in te vullen. Eveneens is er een oproep geplaats in de lokale krant. Bij het bepalen van de omvang van de steekproef is uitgegaan van een bepaalde betrouwbaarheid, nauwkeurigheid en respons om uitspraken te kunnen doen. Bij uitsplitsingen van de resultaten kan het, bij kleine aantallen respondenten, zijn dat de resultaten indicatief zijn. Voor dit onderzoek is gebruikgemaakt van een standaard online vragenlijst voor vrijwilligers om zicht te krijgen op de vrijwilliger, het vrijwilligerswerk, de motieven en de (ondersteunings)behoeften. 1.2
Achtergrond respondenten In deze tweede paragraaf wordt naar respondenten gekeken. Er wordt gekeken naar de resultaten van vragen als: Wat is het geslacht en de leeftijd? Welk opleidingsniveau heeft de respondent? En als laatste: verricht de respondent ook betaalde arbeid? De meerderheid van de respondenten is vrouw (59%). De leeftijd van de respondenten varieert over de verschillende categorieën, maar de categorie 65 tot en met 74 jaar is de grootste. In onderstaande tabel wordt de verdeling van het geslacht en de leeftijd van de vrijwilligers getoond. Tabel 1
Geslacht en leeftijd van de respondenten Uw gemeente
Man
41%
Vrouw
59%
17 jaar of jonger
1%
18 t/m 26 jaar
4%
27 t/m 34 jaar
6%
35 t/m 44 jaar
3%
45 t/m 54 jaar
9%
55 t/m 64 jaar
16%
65 t/m 74 jaar
44%
75 jaar of ouder
17%
Het opleidingsniveau van de respondenten laat een grote spreiding zien tussen de mogelijke opleidingen. Ongeveer een derde (31%) van de respondenten heeft als hoogst afgeronde opleiding een hbo-opleiding genoteerd. Ook het aandeel respondenten met een mbo-opleiding is aanzienlijk (21%). De verdeling naar opleiding is in de volgende tabel terug te vinden.
7/31
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Tabel 2
Wat is uw hoogst afgeronde opleiding? Uw gemeente
Basisonderwijs
9%
Mavo/vmbo
16%
Mbo
21%
Havo
9%
Vwo
4%
Hbo
31%
Wo/universiteit
11%
Naast het vrijwilligerswerk verricht 23% ook betaald werk. De grootste groep vrijwilligers geeft aan met (vervroegd) pensioen te zijn (52%). Dit is in lijn met de verwachtingen op basis van de leeftijdsverdeling. Tabel 3
Hoe kunt u uw dagindeling het best omschrijven? Uw gemeente
1.3
Betaalde arbeid (36 uur of meer)
12%
Betaalde arbeid deeltijd tussen de 24 en 36 uur per week
6%
Betaalde arbeid deeltijd minder dan 24 uur per week
5%
(Vervroegd) gepensioneerd
52%
(Gedeeltelijk) arbeidsongeschikt
6%
Vrijwillig thuis
14%
Werkloos
4%
Schoolgaand/Studerend
2%
Burenhulp Uit onderzoek2 blijkt dat buren van belang zijn binnen persoonlijke netwerken, maar dat buren selectief omgaan met de hulp die ze vragen. Vaak wordt aan buren hulp gevraagd die aan iedereen gevraagd kan worden, waarvoor geen specifieke kennis nodig is en waarmee weinig verantwoordelijkheden samenhangen. In de regel zijn buurtgenoten bereid en geneigd om laagdrempelige burenhulp te verlenen op vrijblijvende basis. Als het echter gaat om structurelere veeleisende vormen van burenhulp, zoals mantelzorg, dan zijn mensen eerder wat terughoudender. Deze terughoudendheid vloeit vaak voort uit de behoefte aan privacy. Daarbij speelt ook de wederkerigheid een rol. Want wie geholpen wordt, kan gevraagd worden om hulp te geven of op een andere manier dienst te bewijzen 3. Ook aarzelen mensen om elkaar ongevraagd hulp te bieden. Buren willen niet het
2
Völker, Beate (1999). 15 miljoen buren. De rol van buren in persoonlijke netwerken in Nederland. In: Beate Völker en René Verhoeff (red.), Buren en buurten. 3 Thomese, Fleur (1998). Buurtnetwerken van ouderen, Een sociaal-wetenschappelijk onderzoek onder zelfstandig wonende ouderen in Nederland (proefschrift).
8/31
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
gevoel hebben zich op te dringen aan anderen. In plaats daarvan wachten ze af totdat er een beroep op hen wordt gedaan. Van de vrijwilligers geeft 62% aan dat zij hun buren wel eens helpen. 34% doet dit momenteel niet, maar zou het wel doen als het hun gevraagd wordt. Het merendeel geeft aan dat zij de buren (zouden) helpen met kleine taken. Van de vrijwilligers is 87% bereid om de buren te helpen met bijvoorbeeld planten water geven, post bewaren en de huisdieren verzorgen tijdens afwezigheid. Tabel 4
Hoe helpt u uw buren dan?/ Hoe zou u uw buren helpen? Uw gemeente
Door planten water geven, post bewaren en/of huisdieren verzorgen als zij afwezig zijn Door boodschappen doen, eten koken en brengen Door helpen met administratie, een aanvraag, belastingen en/of het invullen van formulieren
87% 27% 15%
Met klusjes in of rond het huis of de tuin
38%
Op de kinderen passen
19%
Door het huis helpen schoonmaken, medicijnen halen en/of toedienen, persoonlijke verzorging, helpen bij vervoer en/of
17%
bezoekjes
In de volgende hoofdstukken wordt nader ingegaan op de resultaten van het onderzoek, zoals de aard van het vrijwilligerswerk, de motieven tot het doen van vrijwilligerswerk, de ondersteuning en verwachtingen ten aanzien van de toekomst.
9/31
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Hoofdstuk 2 Het vrijwilligerswerk In dit hoofdstuk wordt het vrijwilligerswerk nader bestudeerd. Zowel de vrijwilliger zelf komt aan bod alsook het vrijwilligerswerk. Aan het eind van dit hoofdstuk wordt gekeken of de vrijwilliger anderen aanraadt om vrijwilligerswerk te gaan doen. 2.1
Kenmerken van de vrijwilliger Uit onderstaande tabel blijkt dat de spreiding tussen de intensiteit van het vrijwilligerswerk groot is. De meeste vrijwilligers verrichten 2 tot 4 uur per week vrijwilligerswerk. Maar zowel incidenteel vrijwilligerswerk als vrijwilligerswerk van 4 uur of meer wordt gedaan door ongeveer 18% van de vrijwilligers. Tabel 5
Bent u momenteel actief als vrijwilliger? Uw gemeente
Ja, incidenteel
19%
Ja, tot 2 uur in de week
15%
Ja, 2 tot 4 uur in de week
26%
Ja, 4 tot 8 uur in de week
18%
Ja, 8 uur of meer in de week
18%
Nee
3%
Uit de analyse van het geslacht versus de vraag ‘Bent u momenteel actief als vrijwilliger?’ blijkt dat vrouwen vaker aangeven vrijwilligerswerk te verrichten dan mannen en ook meer uren vrijwilligerswerk per week. Van de vrijwilligers geeft 26% aan dat zij actief zijn als zorgvrijwilliger. Een zorgvrijwilliger wordt gevraagd voor allerlei taken die te maken hebben met de zorg voor en rondom de patiënt en zijn naasten. Voorbeelden van deze taken zijn: helpen met eten of drinken, ondersteuning geven bij lichamelijke verzorging, wandelen, voorlezen. Ongeveer 13% geeft aan momenteel geen zorgvrijwilliger te zijn, maar wil dit wel als het hem of haar gevraagd wordt. Het merendeel van de vrijwilligers is tussen de 1 en 5 jaar actief als vrijwilliger. Dit is 29% van de vrijwilligers. Tabel 6
Hoe lang doet u al vrijwilligerswerk? Uw gemeente
Minder dan een jaar
9%
Tussen de 1 en 5 jaar
29%
Tussen de 5 en 10 jaar
21%
Tussen de 10 en 20 jaar
18%
Langer dan 20 jaar
22%
10/31
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Sommige vrijwilligers vinden vrijwilligerswerk zo leuk en inspirerend dat zij dit een aanzienlijk aantal uur per week doen of inmiddels al veel jaar. Het is echter niet zo dat vrijwilligers zich binden aan een organisatie waar zij vrijwilligerswerk voor doen. Soms zijn vrijwilligers voor meerdere organisaties actief. Wat ook gebeurt, is dat een vrijwilliger door zijn of haar vrijwilligersorganisatie als vrijwilliger bij een andere organisatie wordt ingezet. Daarnaast zijn er vrijwilligers die zich niet hebben aangesloten bij een vrijwilligersorganisatie. Dit is de zogenoemde ongeorganiseerde vrijwilliger. De meeste vrijwilligers zijn actief voor één organisatie, dit is 48%. Ruim een derde geeft aan actief te zijn voor meerdere organisaties (35%). Tabel 7
Bent u actief voor één of meerdere vrijwilligersorganisaties? Uw gemeente
Ik werk niet voor of via een organisatie
18%
Ik werk voor één organisatie
48%
Ik werk voor meerdere organisaties
35%
Van de vrijwilligers is 25% via familie, vrienden en bekenden (voor het eerst) aan vrijwilligerswerk gekomen. Onderstaand kunt u de resultaten voor alle antwoorden op deze vraag terugvinden. Tabel 8
Hoe bent u (voor het eerst) geïnformeerd over de mogelijkheid om vrijwilligerswerk te gaan doen? Uw gemeente
Via familie, vrienden en bekenden
27%
Via de (online) vacaturebank
15%
Via vrijwilligers van de organisatie
10%
Via een advertentie in blad/krant/tijdschrift of op internet
2%
Via medewerkers van de vrijwilligersorganisatie
16%
Anders
29%
Uit de bovenstaande tabel kan worden opgemaakt dat persoonlijke aspecten een rol spelen bij de toeleiding naar vrijwilligerswerk. Veelal speelt het informele netwerk hier een rol bij. Gezien de bijdrage van de vrijwilligers en medewerkers van de vrijwilligersorganisatie, is het van belang om de huidige vrijwilligers en medewerkers tevreden te hebben en houden. Op deze manier blijven de vrijwilligers en medewerkers actief en zijn zij een levend visitekaartje voor de vrijwilligers van de toekomst. 2.2
Kenmerken van het vrijwilligerswerk Aan vrijwilligers die voor meer dan één organisatie actief zijn, is gevraagd om vragen in te vullen voor de organisatie waarvoor zij de meeste uren actief zijn als
11/31
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
vrijwilliger (zie tabel 9). De resultaten moeten dan ook worden gezien als een minimum. Vrijwilligerswerk kan heel divers zijn, zowel qua terreinen waarop het vrijwilligerswerk wordt gedaan als ook het type vrijwilligerswerk. Het kan bijvoorbeeld gaan om hand- en spandiensten bij de sportclub, een bestuursfunctie binnen een vereniging of meer zorggerelateerd vrijwilligerswerk. In de praktijk blijkt dat sommige vrijwilligers zichzelf niet zien als vrijwilliger. In onderstaande tabel is terug te vinden op welk terrein de vrijwilliger actief is. Het merendeel van de vrijwilligers (25%) is actief op het terrein van Sport, recreatie en vrijetijd. Op het terreinen van welzijn en zorg wordt eveneens veel vrijwilligerswerk gedaan. 22% van de vrijwilligers is actief op een door het onderzoek niet gedefinieerd terrein (in de tabel aangeduid als ‘Anders’). Tabel 9
Op welk terrein verricht u vrijwilligerswerk? Uw gemeente
Belangenbehartiging en politiek
2%
Godsdienst of levensbeschouwing
3%
Ideële activiteiten; belangeloze inzet voor een bepaald doel
8%
(Na)schoolse activiteiten en kinderopvang
2%
Sport, recreatie en vrije tijd
25%
Welzijn en sociaal cultureel werk
16%
Wijk, buurt en bewonerszaken
8%
Zorg en hulpverlening
16%
Anders
22%
Het merendeel van de vrijwilligers (70%) binnen uw gemeente voert voornamelijk uitvoerende taken uit. Ter verduidelijking is in de vragenlijst aangegeven dat onder bestuurlijke taken wordt verstaan het actief zijn als een bestuurder van een organisatie of vereniging. Uit de analyses van voorgaande jaren bij onderzoeken onder vrijwilligers blijkt dat vrijwilligers met voornamelijk bestuurstaken meer uur vrijwilligerswerk per week verrichten en daarnaast ook vaak langer actief zijn als vrijwilliger. Individualisering en een hogere arbeidsparticipatie hebben gezorgd voor andere eisen aan het vrijwilligerswerk. Er is een tendens naar flexibilisering van vrijwilligerswerk. Vrijwilligers willen niet langer jarenlang verbonden zijn aan dezelfde organisatie. Dit is ook al terug te zien in het aandeel vrijwilligers dat actief is voor meer dan één vrijwilligersorganisatie. Daarnaast komt er meer nadruk te liggen op ander type vrijwilligerswerk, zoals korte termijn projecten met duidelijke taak- en doelstellingen.
12/31
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
In onderstaande tabel is terug te zien hoe de vrijwilligers het karakter van hun vrijwilligerswerk beschrijven. De bovengenoemde flexibilisering van het vrijwilligerswerk lijkt niet actueel te zijn voor uw gemeente. Tabel 10
Op welke wijze kunt u het karakter van uw vrijwilligerswerk het beste omschrijven?
Vaste activiteiten of werkzaamheden, waarvan ik zelf kan bepalen wanneer ik ze uitvoer
33%
Vaste activiteiten of werkzaamheden op oproepbasis
8%
Activiteiten of werkzaamheden op vaste momenten in het jaar
40%
Korte, eenmalige activiteiten of werkzaamheden
3%
Anders, namelijk
16%
Bij de categorie ‘Anders, namelijk’ is onder andere genoemd: Vaste activiteiten én incidentele activiteiten, ingeroosterde activiteiten die verschillen van bijvoorbeeld maand tot maand, activiteiten op afroep en combinaties van in de tabel beschreven antwoordcategorieën. Redenen om vrijwilligerswerk te gaan doen, kunnen uiteenlopen van een keuze tot een verplichting. Ook al lijkt de verplichting recht tegenover de vrijwilligheid van vrijwilligerswerk te staan. De meeste vrijwilligers geven aan vrijwilligerswerk te doen vanuit individuele overweging (94%). De andere ‘vrijwilligers’ zijn actief vanwege: een maatschappelijke stage (0%); werknemersvrijwilligerswerk (3%); een studie (0%); de uitkeringsinstantie, zoals bijvoorbeeld werkleeraanbod of re-integratie (3%). Een aantal jaren is de maatschappelijke stage voor middelbare scholieren verplicht geweest met als doel dat alle jongeren tijdens hun middelbare schooltijd kennismaken met een onbetaalde bijdrage leveren aan de samenleving. De verwachting was dat op deze wijze de basis wordt gelegd voor de vrijwilliger van de toekomst4. Het verplichtende karakter is echter verdwenen. Bij werknemersvrijwilligerswerk biedt een werkgever de mogelijkheid om vrijwilligerswerk uit te voeren, zowel binnen als buiten de officiële werktijd. Ook wordt soms vrijwilligerswerk gedaan als een vorm van teambuilding. Van de vrijwilligers raadt het merendeel anderen aan om vrijwilligerswerk te doen. Voor uw gemeente is dit 94%. Redenen om vrijwilligerswerk aan te raden zijn in volgorde van meest genoemde redenen: Voldoening: “Ik heb gekozen voor dit vrijwilligerswerk om de organisatie waar ikzelf vele jaren plezier aan heb beleefd in stand te houden. Dat geeft mij een
4
Indien de vrijwilligers zijn benaderd via een steekproef uit de GBA, dan is het aandeel vrijwilligers, dat aangeeft een maatschappelijke stage te doen, laag. Immers alleen inwoners van 18 jaar of ouder zijn aangeschreven en een maatschappelijke stage wordt vervuld door scholieren.
13/31
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
goed gevoel, ik ontmoet leuke mensen en ik leer van dit proces. Dat is waarom ik het anderen zou aanbevelen.” Waarden: “Omdat het belangrijk is deel te blijven nemen aan de maatschappij en iets te kunnen betekenen voor anderen.” Noodzaak van vrijwilligerswerk: “Omdat het broodnodig is en een goed gevoel geeft.” Zelfbeeld: “Ik voel me er goed bij.” Erkenning: “Het geeft mij een goed gevoel iets voor een ander te doen en daar dankbaarheid voor terug te ontvangen.” Sociale contacten: “Omdat het leuk is en het zorgt voor de ontspanning. En het is leuk om nieuwe mensen te ontmoeten.”
Veel van deze redenen komen in het volgende hoofdstuk aan de orde bij de motieven om actief te zijn als vrijwilliger. Echter, door een aantal vrijwilligers wordt aangegeven dat zij vrijwilligerswerk afraden (6%), maar deze vrijwilligers hebben veelal een positieve insteek. De gemeenschappelijke deler van de opmerkingen is: het moet een eigen keuze zijn om vrijwilligerswerk te doen.
“Vrijwilligerswerk doe je vanuit je hart, anders kan je er beter niet aan beginnen.” “Het hangt af van de beschikbaarheid en de interesse van de ander.”
Ook was er een aantal opmerkingen gerelateerd aan het verdringen van betaald werk door vrijwilligerswerk, zo schrijft een vrijwilliger: “Niet fulltime, dat neemt een werkplek weg voor mensen die er voor geleerd hebben en graag willen werken”.
14/31
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Hoofdstuk 3 Motieven Vrijwillige inzet vormt zoals eerder gezegd een onmisbaar deel in onze samenleving, de motieven om vrijwilligerswerk te doen zijn echter van diverse aard. Mensen kunnen vrijwilligerswerk doen omdat het voldoening geeft, omdat het moet (scholieren in het kader van maatschappelijke stages) en niet in de laatste plaats vanuit eigenbelang (het opbouwen van een curriculum vitae). Niettemin gaat vrijwilligerswerk steeds om ‘werk dat in enig georganiseerd verband vrijwillig en onbetaald wordt verricht ten behoeve van anderen of de samenleving5. In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op motieven. Als inzichtelijk is wat vrijwilligers motiveert dan kunnen de vrijwilligers beter worden begeleid en aangestuurd, zodat ze tevreden zijn en blijven. 3.1
VMI-schalen De Volunteer Motivation Inventory ofwel VMI-schalen zijn ontwikkeld door McEwin en Jacobsen-D’Arcy (2002). De VMI-schalen zijn gebaseerd op 44 korte stellingen waarvan vrijwilligers middels een vijfpuntsschaal moeten aangeven of zij het zeer met de stelling eens of oneens zijn. Deze stellingen leiden tot tien verschillende motivaties, waarvan er zes reeds eerder zijn vastgesteld door Clary, Snyder, en Ridge (1992). In dit onderzoek zijn vijf van de tien motieven meegenomen op basis van de relevantie met de Wmo. Deze vijf motieven zijn van invloed op het meedoen van de vrijwilligers zelf aan de maatschappij. Motieven voor vrijwilligerswerk: Waarden, waarbij de vrijwilliger actief is als vrijwilliger vanuit het idee dat het belangrijk is om elkaar te helpen. Erkenning, waarbij de vrijwilliger gemotiveerd wordt vanwege de erkenning van zijn of haar kennis, vaardigheden en bijdrage. Sociale contacten, waarbij de vrijwilligers een sociaal netwerk belangrijk vindt en geniet van het samenzijn met anderen. Zelfbeeld, waarbij het vrijwilligerswerk bijdraagt aan de eigenwaarde en het zelfvertrouwen van de vrijwilliger. Afspiegeling, waarbij de vrijwilliger gelooft in het principe ‘wie goed doet, goed ontmoet’. Aan de VMI-schalen hebben Karr en Bosch (2008) een extra motief toegevoegd: het plezier gerichte motief middels een aantal stellingen. Dit motief hebben wij ook toegevoegd aan de vragenlijst onder de noemer: Voldoening
5
Definitie SCP, Dekker 1994
15/31
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Door voor ieder motief een score te berekenen kan een ranking worden geconstrueerd op basis waarvan een profiel kan worden geschetst van de gemiddelde motivaties voor de vrijwilligers. Uit literatuur blijkt dat “waarden” de belangrijkste motivatie is, gevolgd door “afspiegeling” en als derde “erkenning”6. Per motief is een aantal stellingen aan de vrijwilligers voorgelegd7. Het aantal stellingen is vier of vijf, afhankelijk van het motief. Per stelling is gevraagd in hoeverre de vrijwilliger het met die betreffende stelling eens is. Voor de antwoordcategorieën is een score van 1 tot 5 toegekend per stelling en dit is vervolgens per motief gemiddeld tot een score. Een motief kan dus een score hebben tussen de 1 en 5. Hoe hoger de score, hoe meer het motief een rol speelt bij het actief zijn als vrijwilliger. 3.2
Belangrijkste motief Voor uw gemeente zijn de motieven op volgorde van belangrijkheid gezet: 1. Waarden 2. Voldoening 3. Afspiegeling 4. Zelfbeeld 5. Erkenning 6. Sociale contacten Deze ranking stemt niet geheel overeen met wat er in de literatuur is gevonden. Wat wel overeenkomt, is dat ‘waarden’ het belangrijkste motief is om vrijwilligerswerk te doen.
6 7
Het motief ‘Voldoening’ maakte geen deel uit van deze literatuur. De resultaten voor de stellingen zijn per motief terug te vinden in de bijlage van het rapport.
16/31
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
In onderstaande figuur zijn de scores voor de motieven terug te vinden. Figuur 1
Motieven van vrijwilligers
Vrijwilligerswerk is vrijwillig. Als de vrijwilliger het vrijwilligerswerk niet meer leuk vindt, dan stoppen ze er mee. Om het vrijwilligerswerk leuk te houden is het belangrijk om te weten waarom vrijwilligerswerk wordt gedaan. Door inzicht te hebben in de motieven en behoeften kan hierop worden ingespeeld om vrijwilligers te behouden, maar ook om te werven. Uit de motieven blijkt dat ‘Waarden’ als meest belangrijke motief naar voren komt. In de communicatie richting de (toekomstige) vrijwilligers kan dit worden meegenomen. Geef aan dat vrijwilligerswerk een belangrijke rol vervult. Dankzij vrijwilligers kunnen meer mensen meedoen. Vrijwilligerswerk voorziet niet alleen in de behoefte van de vrijwilliger, maar ook in de behoefte waarvoor het vrijwilligerswerk is. De huidige vrijwilliger ervaart dit als bevestiging voor zijn of haar eigen reden om vrijwilligerswerk te doen en de toekomstige vrijwilliger ziet ruimte om invulling te geven aan zijn of haar behoeften. Het motief ‘Voldoening’ wordt als tweede genoemd. Vertel dat vrijwilligerswerk leuk is om te doen. Of misschien zelfs beter: laat het de vrijwilliger doen. De vrijwilliger vindt het vaak leuk om zijn of haar verhaal te vertellen in bijvoorbeeld een lokale krant. Dit verhaal wordt vervolgens gelezen en levert misschien weer een nieuwe vrijwilliger op. Meerdere motieven kunnen een rol spelen bij het doen van vrijwilligerswerk; vrijwilligerswerk kan op meerdere behoeften inspelen. Deze motieven kunnen individuele bepaald zijn, maar ook de omgeving speelt een rol. Het ene motief kan door de vrijwilliger als belangrijker worden ervaren dan het andere motief.
17/31
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Hoofdstuk 4 Ondersteuning Vrijwilligers kunnen bij het verrichten van vrijwilligerswerk behoefte hebben aan ondersteuning. Deze ondersteuning kan worden geboden vanuit verschillende kanten. In dit hoofdstuk gaan we in op de ondersteuning vanuit de vrijwilligersorganisatie. Aan bod komt de tevredenheid over de geboden ondersteuning door de vrijwilligersorganisaties voor een zestal aspecten. Ook wordt ingegaan op de verwachtingen ten aanzien van ondersteuning voor de vrijwilliger. 4.1
Begeleiding, aansturing en waardering De organisaties, waarvoor de vrijwilligers actief zijn, kunnen op verschillende wijzen de vrijwilliger ondersteunen. Het gaat bijvoorbeeld om: het begeleiden; het aansturen; het waarderen. Voor deze verschillende vormen van ondersteuning is aan de vrijwilligers gevraagd om aan te geven hoe tevreden of ontevreden zij zijn. Vrijwilligers die actief zijn voor meerdere organisaties is gevraagd of zij de vragen kunnen beantwoorden voor de organisatie waarvoor zij de meeste uren per week werken. De mate van tevredenheid is terug te vinden in onderstaande figuur. Bij deze figuur is het antwoord ‘Niet van toepassing’ buiten beschouwing gelaten. Figuur 2
Hoe tevreden/ontevreden bent u over de volgende aspecten van uw vrijwilligerswerk, die gericht zijn op u als vrijwilliger...
In het algemeen kan worden gezegd dat de vrijwilligers over de begeleiding, de aansturing en de waardering door de vrijwilligersorganisatie zelf zeer tevreden of tevreden zijn. Over deze drie aspecten is ruim 94% (zeer) tevreden.
18/31
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Voor vrijwilligers is het prettig om begeleiding en aansturing te krijgen bij het vrijwilligerswerk. Op deze manier weten de vrijwilligers wat van hen verwacht wordt, wat hun taken/werkzaamheden zijn en ook bij wie ze terechtkunnen voor vragen of advies. Het is van groot belang om vrijwilligers te werven en te behouden. Dat kan door ze te inspireren, verleiden en waarderen. Om vrijwilligers te kunnen waarderen, zijn de volgende stappen van belang: Herkennen is de voorwaarde om te waarderen: de inzet van vrijwilligers wordt gezien door de organisatie en gemeente: ze zijn op de hoogte van wie de vrijwilligers zijn en wat ze doen. Erkennen: het belang van vrijwilligerswerk wordt ingezien en vrijwilligers worden serieus genomen. Waarderen: de organisatie en gemeente laten zien dat ze waarde hechten aan concreet engagement. Waarderen kan materieel in de vorm van een cadeaubon, vergoeding, vrijwilligerskaart, kortingsbon en dergelijke, maar het kan ook immaterieel via een schouderklopje, vrijwilligersdag/uitstapje of een onderscheiding. 4.2
Opleidings- en scholingsmogelijkheden, (onkosten)vergoeding en verzekering Binnen het vrijwilligerswerk kunnen vrijwilligers soms ook rekenen op mogelijkheden voor opleiding of scholing, een (onkosten)vergoeding of een verzekering. Voorbeelden hiervan zijn: cursussen voor medewerkers van vrijwilligersorganisaties, of cursussen voor vrijwilligers zelf, compensatie door middel van reiskostenvergoeding, faciliteiten (parkeerkaarten, kortingspassen) of een verzekering. Veel gemeenten hebben voor al hun vrijwilligers een verzekering afgesloten bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Deze verzekering is bedoeld voor vrijwilligers en is een soort vangnet voor onverhoopte schade van/door/voor vrijwilligers en organisaties die werken met vrijwilligers. De gemeente Leiderdorp heeft een collectieve vrijwilligersverzekering afgesloten. Het betreft de vrijwilligers PlusPolis van de VNG (Vereniging voor Nederlandse Gemeenten). Hierdoor zijn alle vrijwilligers automatisch verzekerd tijdens hun vrijwilligerswerk. Aan de vrijwilligers is gevraagd of zij bekend zijn met, behoefte hebben aan en of zij gebruikmaken van de drie bovengenoemde aspecten. De resultaten hiervan zijn terug te vinden in de volgende tabel. Tabel 11
Bekendheid/Behoefte/Gebruik (%ja)
Opleidings- en scholingsmogelijkheden
19/31
Bekend
Behoefte
Gebruik
met
aan
van
55%
30%
26%
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
(Onkosten)vergoeding
58%
32%
29%
Verzekering
67%
57%
49%
Het meest bekend zijn de verzekeringsmogelijkheden met 67%. Ook de behoefte aan en het gebruik van de verzekering is het grootst. Hoe tevreden de vrijwilligers zijn over de drie aspecten is ook uitgevraagd en de resultaten zijn in onderstaande figuur terug te vinden. Bij deze figuur is het antwoord ‘Niet van toepassing’ buiten beschouwing gelaten. Dit zijn vrijwilligers die geen gebruik hebben gemaakt van het aspect. Figuur 3
Hoe tevreden/ontevreden bent u over de volgende aspecten van uw vrijwilligerswerk? 8
De tevredenheid over deze aspecten is groot. Met name over de opleidings- en scholingsmogelijkheden, hier is 95% (zeer) tevreden over. Ditzelfde geldt voor de verzekeringsmogelijkheden. Ook over de (onkosten)vergoeding is een zeer groot deel van de vrijwilligers (zeer) tevreden. 4.3
Vragen en ondersteuning bij vrijwilligerswerk Bij het actief zijn als vrijwilliger kan het zijn dat je vragen krijgt of ondersteuning nodig hebt. Het is belangrijk om te weten of vrijwilligers hun vragen kwijt kunnen en of zij ook weten waar zij hun behoefte aan ondersteuning kunnen uiten. Inhoudelijke vragen over vrijwilligerswerk stelt een meerderheid van de vrijwilligers bij de organisatie waar zij vrijwilligerswerk verrichten. Dit doet 84%. Andere mogelijkheden voor vragen zijn bij het vrijwilligerssteunpunt (5%), bij het loket van de gemeente (0%) of anders (6%). 4% van de vrijwilligers weet niet waar zij terechtkunnen met (inhoudelijke) vragen over vrijwilligerswerk.
8
Opleidings- en scholingsmogelijkheden – n=52, (Onkosten)vergoeding – n=54 en Verzekering – n=72.
20/31
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Vrijwilligerswerk kan soms belastend zijn voor de vrijwilliger op het fysieke vlak, maar soms ook op het mentale vlak. Uit de resultaten blijkt dat een meerderheid van de vrijwilligers uit uw gemeente het vrijwilligerswerk niet als zwaar ervaart. Dit geldt voor zowel het lichamelijke als het geestelijke vlak. Toch geeft bijna een derde van de vrijwilligers aan het ‘soms’ of ‘vaak’ lichamelijk zwaar te vinden, op het geestelijke vlak is dit 37%. De resultaten zijn in onderstaande figuur terug te vinden. Tabel 12
Hoe ervaart u het vrijwilligerswerk?
Voor het ervaren van de geestelijke belasting door vrijwilligerswerk blijkt uit de resultaten van de afgelopen jaren van het vrijwilligersonderzoek dat er geen verschil wordt gevonden tussen mannelijke en vrouwelijke vrijwilligers, in tegenstelling tot de lichamelijke belasting. Vrouwen geven vaker aan het vrijwilligerswerk ‘soms’ als lichamelijk zwaar te ervaren dan mannen. Vrijwilligers met bestuurstaken lijken op basis van de onderzoeksresultaten van de afgelopen jaren het vrijwilligerswerk minder vaak lichamelijk zwaar te vinden dan vrijwilligers met uitvoerende taken. Voor de geestelijke belasting is geen verschil gevonden. Ongeveer een derde van de vrijwilligers geeft aan zich soms overbelast te voelen door het vrijwilligerswerk. 3% geeft aan dit vaak te ervaren en twee derde (bijna) nooit. Er lijkt geen verschil te zijn tussen mannelijke en vrouwelijke vrijwilligers op basis van de resultaten uit voorgaande jaren. Bestuurlijke vrijwilligers lijken minder vaak aan te geven dat zij zich door het vrijwilligerswerk (bijna) nooit overbelast voelen. Het merendeel van de vrijwilligers verwacht geen steun bij hun taak als vrijwilliger. Ongeveer 59% geeft dit aan. Door de vrijwilligers die aangeven steun te verwachten, worden de volgende vormen van steun genoemd: Feedback Het hebben van een ‘achtervang’ Evaluaties
21/31
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
(Structureel) overleg (Structurele) overdracht van informatie Emotionele ondersteuning
De meeste vrijwilligers verwachten deze steun in de eerste plaats van de vrijwilligersorganisatie waarvoor zij vrijwilligerswerk verrichten. Dit geeft 79% aan. 6% van de vrijwilligers verwacht deze steun van het vrijwilligerssteunpunt. 15% verwacht deze steun van anderen. Voorbeelden die meerdere keren genoemd worden, zijn: mede-vrijwilligers, de gemeente, clubleden en overkoepelende organisaties/bonden. Om de behoeften aan ondersteuning te peilen is een aantal mogelijke vormen van ondersteuning voorgelegd. In onderstaande tabel is terug te vinden welk aandeel van de vrijwilligers behoefte heeft aan de genoemde vorm. Tabel 13
Heeft u behoefte aan de volgende vormen van ondersteuning voor vrijwilligerswerk? (% ja) Uw gemeente
Informatie
57%
Advies
49%
Begeleiding
41%
Bekijken van de (online) vacaturebank voor vrijwilligerswerk
15%
Raadplegen van internet
22%
Het volgen van een cursus
29%
Het bezoeken van spreekuur/inloopuur
13%
De drie vormen van ondersteuning waar het meeste behoefte aan is, lopen voor wat betreft de aandelen niet veel uiteen. Op de eerste plaats staat informatie met 59%, de tweede plaats is weggelegd voor advies met 49% en op de derde plaats is begeleiding (41%) terug te vinden. Dit is consistent met de open antwoorden uit de eerdere vraag ten aanzien van wat voor ondersteuning de vrijwilliger verwacht.
22/31
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Hoofdstuk 5 Ondersteuning door vrijwilligersorganisatie/ -steunpunt De gemeente werkt bij het ondersteunen van de vrijwilligers vaak samen met het vrijwilligerssteunpunt, het Wmo-loket, een maatschappelijk makelaar en een welzijnsstichting. In de meeste gemeenten hebben vooral de gemeente zelf en het steunpunt een rol bij de uitvoering van de ondersteuning. Elke gemeente moet een loket hebben waar vrijwilligers(organisaties) met hun vragen kunnen komen. Dit kan ingericht worden via een speciaal vrijwilligerssteunpunt, via het Wmo-loket of een ander loket bij de gemeente of het is een onderdeel van een welzijnsorganisatie. Binnen zo’n loket kunnen verschillende vormen van ondersteuning worden geboden. Vrijwilligerswerk is niets nieuws en wordt al sinds jaar en dag door mensen gedaan. Sinds de invoering van de Wmo is de gemeente echter verantwoordelijk voor het ondersteunen van vrijwilligers in hun werkzaamheden, zodat zij dit nog lang en met plezier kunnen volhouden. Het opzetten van steunpunten vrijwilligerswerk of vrijwilligerscentrales waar vrijwilligers naar toe kunnen voor ondersteuning is zo’n taak van de gemeente. In de omgeving waar Leiderdorp onder valt is er het vrijwilligerssteunpunt ondergebracht bij ‘iDOE’. iDOE is het contactpunt voor vrijwillige inzet, kennis- en adviescentrum en maatschappelijk makelaar in Leiden en omgeving. ze bieden diensten aan (in samenwerking met de gemeente) aan organisaties en vrijwilligers in Leiderdorp. iDOE realiseert en beheert een digitale vrijwilligersvacaturebank. Jaarlijks organiseert iDOE drie lokale scholingen speciaal voor Leiderdorpse vrijwilligers (organisaties). Daarnaast kunnen de organisaties in Leiderdorp ook gebruik maken van het brede scholingsaanbod voor Leiden en omgeving, dat afgestemd wordt op de behoefte van vrijwilligers(organisaties). iDOE houdt relevante kennis en informatie op het gebied van vrijwillige inzet bij en speelt dit via de nieuwsbrief door naar de organisaties en vrijwilligers in Leiderdorp. In deze paragraaf gaan we nader in op (de geboden ondersteuning vanuit) het vrijwilligerssteunpunt.
23/31
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
5.1
Bekendheid vrijwilligerssteunpunt De minderheid van de vrijwilligers (27%) is bekend met het vrijwilligerssteunpunt. De onderstaande resultaten zijn gebaseerd op deze vrijwilligers, aangezien zij ervaring hebben met het vrijwilligerssteunpunt. De resultaten van hoe de vrijwilligers bij het vrijwilligerssteunpunt terechtkomen, laten een divers beeld zien. In de volgende tabel zijn de resultaten terug te vinden. Tabel 14
Hoe wist u van het bestaan van het vrijwilligerssteunpunt? Uw gemeente
Via bekenden
7%
Via internet
23%
Via de krant/radio/tv
9%
Via posters/folders of flyers
2%
Via de gemeente
25%
Via de vrijwilligersorganisatie
20%
Via school
0%
Via re-integratietrajecten/Sociale Dienst
0%
Anders
14%
De meest genoemde manier is via de gemeente (25%). Via internet (23%) en de vrijwilligersorganisatie zelf (20%) spelen ook een grote rol in het attenderen op het vrijwilligerssteunpunt. 5.2
Diensten van het vrijwilligerssteunpunt Voor de diensten informatie, advies, begeleiding, bekijken van de vacaturebank, raadplegen van de website, cursusaanbod ingekeken en bezoeken van spreekuur/inloopuur van het vrijwilligerssteunpunt zullen achtereenvolgens worden besproken: het gebruik en de tevredenheid. De meerderheid van de vrijwilligers geeft aan in de afgelopen twee jaar geen gebruik te hebben gemaakt van het vrijwilligerssteunpunt. Uit de resultaten is al eerder gebleken dat de vrijwilligers meer georiënteerd zijn op de vrijwilligersorganisatie bij (inhoudelijke) vragen. Mogelijk geldt dit ook voor de ondersteuning. Daarnaast is een aantal van de genoemde diensten meer relevant voor zoekende en/of nieuwe vrijwilligers.
24/31
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Figuur 4
Hoe vaak heeft u in de afgelopen twee jaar gebruikgemaakt van de diensten van het vrijwilligerssteunpunt?
De tevredenheid over de diensten wordt alleen meegenomen voor vrijwilligers die in de afgelopen twee jaar gebruik hebben gemaakt van één of meer diensten. De resultaten zijn in onderstaande figuur terug te vinden. Bij deze figuur is het antwoord ‘Niet van toepassing’ buiten beschouwing gelaten. Dit zijn namelijk de vrijwilligers die de afgelopen twee jaar geen gebruik hebben gemaakt van de dienst. De resultaten in onderstaande figuur zijn indicatief, omdat een beperkt aantal de vraag heeft kunnen beantwoorden. Figuur 5
25/31
Hoe tevreden of ontevreden bent u over de diensten van het vrijwilligerssteunpunt?
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
5.3
Eindoordeel vrijwilligerssteunpunt Tot slot is gevraagd naar een rapportcijfer als eindoordeel voor de ondersteuning van het vrijwilligerssteunpunt. Gemiddeld krijgt de ondersteuning een 6,1, een voldoende. De spreiding van de gegeven rapportcijfers zijn in de volgende figuur weergegeven. Een 1 is slecht en een 10 is uitstekend. Het laagste rapportcijfer is een 1 en het hoogste een 8. De meeste vrijwilligers (45%) hebben een 7 gegeven. Figuur 6
Spreiding rapportcijfers voor eindoordeel vrijwilligerssteunpunt
Van de vrijwilligers geeft 3% aan dat zij vaak het gevoel hebben dat de belasting door het vrijwilligerswerk minder is geworden door de ontvangen ondersteuning. Ongeveer 9% voelt dit enigszins en 8% voelt dit niet. Ongeveer 38% van de vrijwilligers ervaart geen belasting door het vrijwilligerswerk. Ook geeft 43% aan dat zij dit niet kunnen aangeven. Het is belangrijk om vrijwilligers te (onder)steunen bij het uitvoeren van hun vrijwilligerswerk. Het is voor hen veelal een keuze om vrijwilligerswerk te doen en als het vrijwilligerswerk voor een (over)belasting zorgt, kan dit hun laten stoppen met het vrijwilligerswerk.
26/31
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Hoofdstuk 6 Verwachtingen ten aanzien van vrijwilligerswerk In het laatste hoofdstuk wordt gekeken naar de toekomst van het vrijwilligerswerk. Verwacht de huidige vrijwilliger actief te blijven? Is de niet-vrijwilliger een oudvrijwilliger? Wat zijn redenen om te stoppen met vrijwilligerswerk? Maar ook de vraag: Welke eisen en welk karakter vindt de niet-vrijwilliger noodzakelijk om vrijwilligerswerk te gaan doen? Gegeven tijd en gelegenheid. 6.1
Volgend jaar vrijwilligerswerk? Aan de vrijwilligers is gevraagd of zij verwachten vrijwilligerswerk te blijven doen. Een ruime meerderheid (62%) geeft aan dit zeker wel te doen. Ongeveer 34% blijft waarschijnlijk vrijwilligerswerk doen. Kortom een ruime 96% van de vrijwilligers verwacht volgend jaar weer vrijwilligerswerk te doen. Slechts 4% van de vrijwilligers geeft aan dit niet te doen. De meest genoemde reden om volgend jaar geen vrijwilligerswerk te doen is ‘geen behoefte meer’, gevolgd door ‘tijdgebrek’ en ‘gezondheidsredenen’.
6.2
Niet-vrijwilligers Aan de respondenten die bij vraag 1 hebben aangegeven momenteel geen vrijwilligerswerk te doen, is gevraagd of zij mogelijk afgelopen jaar actief zijn geweest als vrijwilliger of mogelijk eerder. Een zeer klein aandeel (2%) geeft hier een positief antwoord op en is dus een oud-vrijwilliger. De redenen waarom vrijwilligers zijn gestopt met het vrijwilligerswerk lopen uiteen. Genoemd zijn onder andere lichamelijke beperkingen (leeftijd, ziekte, operatie), tijdgebrek en verandering van de aard van het vrijwilligerswerk. Aan de niet-vrijwilligers is de volgende situatie voorgelegd. Stel: U heeft (weer) de tijd en gelegenheid om vrijwilligerswerk te gaan doen. Vervolgens zijn een tweetal deelvragen gesteld: Welke eisen zou u dan stellen aan de werkzaamheden? Aan welk karakter moet het vrijwilligerswerk voldoen? Een zeer beperkt aantal vrijwilligers heeft antwoord gegeven op bovenstaande vragen. De resultaten zijn indicatief. Genoemde eisen zijn onder andere dat het vrijwilligerswerk sociale contacten moet opleveren en dat het vrijwilligerswerk kennis en ervaring moet opleveren. Ook moet het vrijwilligerswerk goed aansluiten op bijvoorbeeld het gezinsleven. Voor wat betreft de aard van het vrijwilligerswerk zijn tegenstrijdige antwoorden gegeven. Zo bestaat er de behoefte aan vaste activiteiten en werkzaamheden en ook aan korte, eenmalige of flexibele werkzaamheden.
27/31
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Hoofdstuk 7 Opmerkingen vanuit respondenten Aan het eind van de vragenlijst hebben respondenten de mogelijkheid gehad om opmerkingen toe te voegen. Onderstaand volgt een selectie van deze opmerkingen:
Ik ben ook heel blij met andere vrijwilligers die mij soms helpen.
Als het er op aan komt dat de buren van mij afhankelijk worden zodat de gemeente minder lasten/kosten heeft, heb ik al met de buren afgesproken dat ik dan bewust hulp ga weigeren. De buren zijn het hier absoluut mee eens.
De mogelijkheden met betrekking tot de verzekering zijn voor mij erg onduidelijk.
Als er een goede opleiding zou zijn en zou voorzien in wat je nodig hebt voor het werk en dat je het werk beter kunt doen dan vind ik dat wel belangrijk.
Jammer dat vrijwilligerswerk door de instantie niet of slecht gewaardeerd wordt, desondanks blijf ik het doen, omdat ik er zelf veel voldoening aan beleef.
Er moet meer aandacht zijn voor arbeidsongeschikten.
Als je niet in de bejaardenzorg wilt, is het nog moeilijk iets te vinden, weinig beschikbare info. Wellicht iets voor de Leiderdorp brochure en dan niet alleen de UVV noemen, maar gerichte organisaties die steunen op vrijwilligers, zoals sportclubs, dierenopvang en dergelijke.
Ik zou het mooi vinden als de gemeente een eigen steunpunt voor vrijwilligers krijgt. Dit in samenwerking met vrijwilligers. Idee?
Vrijwilliger zijn bij een organisatie waar geen opleiding voor is, is natuurlijk uniek. Vrijwilligerswerk is dan ook niet voor iedereen weggelegd en zeker niet voor alle doelgroepen waar soms mee wordt gewerkt.
Vrijwilligerswerk moet zeker niet worden verplicht, dit leidt zeker tot lijden van de mensen die geholpen moeten worden als dit in het kader van verplichting moet. Het heet niet voor niets " vrijwilliger" en dat moet zo blijven.
Vrijwilligers zijn het cement van de samenleving. Zij zelf en hun organisaties verdienen de steun van de gemeente, zij mogen niet lijden onder de bezuinigingen die nu worden doorgevoerd. Zij zijn al zwaar belast.
28/31
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Bijlage 1
Motieven Motieven vrijwilligerswerk - deel 1
Motieven vrijwilligerswerk - deel 2
29/31
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Motieven vrijwilligerswerk - deel 3
Motieven vrijwilligerswerk - deel 4
30/31
KLANTONDERZOEK WMO OVER 2013 – ERVARINGEN VAN VRIJWILLIGERS
Motieven vrijwilligerswerk - deel 5
Motieven vrijwilligerswerk - deel 6
31/31
TELEFOON
070 - 310 3800 E-MAIL
[email protected] WEBSITE
www.bmconderzoek.nl