Ergotherapie
Parkinsonschool
Inhoud
1 2 3
Het stappen..................................................................................4 1.1 Inleiding.....................................................................................4 1.2 Problemen bij het stappen......................................................5 Transfer: zit - stand.....................................................................8 2.1 Zitten.........................................................................................8 2.2 Rechtstaan................................................................................9 2.3 Zitten aan tafel.......................................................................11 Transfer: zit - lig.........................................................................14 3.1 3.2 3.3 3.4
In bed gaan liggen..................................................................14 Transfer uit bed......................................................................17 Draaien in bed........................................................................18 Hulpmiddelen.........................................................................18
4
Opstaan van de grond...............................................................19
5
Stappen op de trap....................................................................23
6
Aan- en uitkleden ......................................................................24
7
6.1 Algemeen............................................................................. 247 6.2 Werkwijze................................................................................24 Logopedie: aandachtspunten...................................................27 7.1 Slikproblemen.........................................................................27 7.2 Speekselverlies.......................................................................28 7.3 Stem en spraak......................................................................28
8.
Huiswerk: kinesitherapeutische oefeningen............................30 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6
Algemeen................................................................................30 Oefeningen in ruglig..............................................................30 Oefeningen in zit....................................................................32 Stretchoefeningen..................................................................33 Oefeningen bij het stappen...................................................37 Logopedische oefeningen......................................................37
1
Het stappen
1.1 Inleiding Na de diagnose van de ziekte van Parkinson is het vooral belangrijk dat u in beweging blijft, waarbij wandelen een heel belangrijke oefening is. Het kost niets in vergelijking met andere sporten en deze oefening is zeer functioneel. Het STAPPEN kan moeilijker verlopen. Vooral de automatische bewegingen nemen af zoals gangritme, armzwaaien, draaien, gaan neerzitten of rechtstaan. Omdat elke beweging vaak moeilijk kan worden opgestart, vormt dit hier een specifieke handicap. Dit geeft aanleiding tot een hinderlijke, verminderde en vooral onveilige mobiliteit. Twee fenomenen doen zich voor tijdens het stappen en zijn vrij typerend voor de ziekte van Parkinson, namelijk “FESTINATIE” en “FREEZING”: Wat? Festinatie (versnellen): Er treedt (onvrijwillig) een progressieve versnelling op in het gangpatroon, waarbij men steeds kleinere stapjes gaat zetten en finaal blokkeert of voorover valt.
Freezing: Het plots en onvrijwillig blokkeren van de gang, niet meer vooruit kunnen. De voeten kleven als het ware aan de grond.
Wanneer?
Bij het starten van een beweging. Bij het passeren van een hindernis. Bij het passeren van een nauwe doorgang. Tijdens het draaien. Tijdens dubbeltaken.
Ook DRAAIEN kan voor problemen zorgen en is veelal de oorzaak van vallen. Meestal wordt het draaien te snel uitgevoerd, met te kleine pasjes en rond de as.
4
Omdat vooral het uitvoeren van een beweging het probleem is en niet de kracht, het gevoel, het oordeel of het inzicht, kan het eenvoudig toepassen van enkele basisregeltjes toelaten om toch zeer lang en onafhankelijk in beweging te blijven.
1.2 Problemen bij het stappen 1.2.1 Wat te doen als het stappen niet zo vlot gaat? Denk bij het stappen aan een ritme of een bepaald commando en denk er steeds aan grote passen te nemen. Links – rechts – links – rechts… (respectievelijk de linker en rechter voet op je aangegeven commando verzetten) 1 – 2 – 1 – 2 – 1 – 2… Hiel – hiel – hiel – hiel… (Zet je hiel altijd eerst op de grond voor je je voet afrolt.) Groot – groot – groot – groot… (Grote stappen, wanneer je snel naar kleine stapjes overgaat.) Een melodie, een liedje, … MP3-speler met ritmemuziek of een metronoom. Hoe toepassen? Probeer eerst uit welk bovenstaand commando IN NOOD het best bij u past. Begeleid hiermee uzelf of laat u door iemand anders begeleiden door:
het commando in uzelf te zeggen; een melodie te neuriën; het commando luidop te zeggen; het commando voor u door uw partner luidop laten zeggen (vooral tijdens de “off”-fase).
Vergeet niet bewust te zwaaien met de armen omdat u hierdoor ook het gangritme kan begeleiden en uw evenwicht behouden. Het alternatief bestaat erin hand in hand met een partner te stappen die op zijn beurt ritme aan uw stappen geeft.
5
1.2.2 Wat te doen als je geen stap meer vooruit kan zetten? Freezing kan voorkomen tijdens het wandelen, bij een hindernis of na langdurig ter plaatse stil te hebben gestaan (vb. wachten op de bus). Probeer ter plaatse ritmisch je gewicht te verleggen van links naar rechts. Probeer ter plaatse ritmisch te stappen. Probeer over een denkbeeldige lijn of hindernis te stappen. Kies hiervoor een op de grond zichtbaar herkenningspunt (vb. zebrapad, tegels, vlekken…). Probeer te starten door een krachtige stap te zetten op de grond. Probeer extreem nauwe doorgangen te passeren door zijwaarts te stappen. Probeer uzelf in gang te zetten met een vooraf bedacht verbaal commando (woord of kreet,…). Tips voor de thuissituatie: Trek bij nauwe doorgangen (vb. deuropeningen) of andere moeilijke plaatsen eventueel lijnen op de grond op ongeveer 50 - 60 cm afstand van elkaar. Maak gebruik van kleefband of gekleurde herkenningspunten. Plaats opvallend zichtbare markeringspunten in de verschillende kamers van het huis die als eerste doel dienen voor een verplaatsing.
1.2.3 Wat als het draaien moeilijk en niet veilig verloopt? Probeer bij het stappen altijd een zo groot mogelijke bocht te nemen!
Aangezien de rotatiemogelijkheden van de romp verminderen, moet u altijd bewust vooruit denken en dan pas draaien! Zie de draaibeweging als een vloeiende lijn voorwaarts, niet als een stoppen en het terug beginnen van een beweging. Zo zal er ook minder freezing ontstaan. DUS: Stap vooruit in een zo groot mogelijke bocht.
Wanneer er niet voldoende plaats is om in een grote bocht te draaien, moet u erop letten dat u heel goed de voeten omhoog heft, liefst ook met de armen goed asymmetrisch meezwaaiend. Blijf vooruit draaien! 6
Benader een stoel met een zo groot mogelijke bocht, zodat u zijwaarts bij de stoel komt (ook al stond de stoel recht voor u) Dan kan u doorstappen naar de verste poot en heeft u maar een rotatie van 90° achteruit nodig om neer te zitten. Dus niet recht benaderen en dan 180° achteruit draaien! (zie 2.1 Zitten)
7
2
Transfer: zit - stand
Vermits automatische bewegingen de kernmoeilijkheid zijn bij parkinsonpatiënten bestaat de oplossing er vaak in om de globale beweging bewust in onderdelen op te splitsen.
2.1 Zitten Vermijd ‘neerploffen’ in de zetel of op een stoel. Ten eerste is het onveilig, aangezien u minder controle heeft over de zitplaats. Ten tweede verzwakken hierdoor de bovenbeenspieren waardoor rechtstaan ook moeilijker zal verlopen. Traag gaan zitten is bijgevolg een goede spierkrachtoefening. Het is vooral zeer belangrijk om het gaan zitten in verschillende stapjes uit te voeren: 1.
Stap in een boog tot voor de stoel. U benadert de stoel dus altijd vanaf de zijkant. Stap hierbij tot aan de verste poot.
2.
Draai 90° naar achter, zodat u recht voor de stoel staat, waarbij de kuiten de stoel of zetel raken.
3.
8
Zak nu door de benen en breng het zitvlak op de zitting. Leg er de nadruk op dat de knieën naar voor bewegen en het zitvlak naar achter.
4.
Door de druk van de handen en armen op de stoel kan u het zitvlak meer naar achter brengen.
2.2 Rechtstaan 1.
Grijp de leuningen of de zitting van de stoel vast. Probeer het zitvlak naar voor te verplaatsen. Doe dit liefst door afwisselend een bil op te heffen en naar voor te verschuiven.
2.
Plaats de voeten naar achter waarbij deze nog net volledig plat op de grond kunnen staan. Let er op dat de voeten op heupbreedte staan, dus niet tegen elkaar!
9
3.
a) Plaats de handen op de leuningen. b) Bij gebrek aan leuningen, plaats de handen op de knieën.
4.
a) Plaats de handen op de leuningen. b) Bij gebrek aan leuningen, plaats de handen op de knieën.
Beweeg de romp voldoende voorwaarts. De neus moet zeker tot op 1 lijn komen met de knieën. Bereid de voorwaartse rompbeweging eventueel voor door 2x naar voor en terug naar achter te bewegen met de romp. Beweeg op de 3de tel volledig naar voor en sta recht.
10
Denk er aan om bij het rechtstaan de romp en het hoofd naar voor EN naar boven te bewegen.
2.3 Zitten aan tafel 2.3.1. Inleiding Gebruik een stoel die gemakkelijk verplaatsbaar is. Kleef zo mogelijk vilt onder de poten en voorkom tapijt. Bij het neerzitten op de stoel moeten de voeten plat op de grond staan. Neem een rechte houding aan en steun tegen de rugleuning (indien mogelijk). Plaats de stoel zo dicht mogelijk bij de tafel zodat er met de armen steun kan genomen worden op de tafel.
2.3.2. Aan tafel gaan zitten 1.
Zet de stoel op een gepaste afstand, zodat u er nog gemakkelijk zijwaarts tussen kan stappen om op de stoel te gaan zitten.
11
2.
Ga op het voorste gedeelte van de stoel zitten, zo ver mogelijk weg van de rugleuning. Zet de voeten breed en naar achter waarbij ze nog volledig de grond raken. De handen houden de zitting aan de zijkant vast.
3.
Ga met de romp naar voor en sta recht, blijf hierbij de zitting vasthouden. Het zitvlak moet van de stoel komen.
4.
12
Schuif de stoel onder het zitvlak tot u de zitting tegen de knieën of kuiten voelt.
5.
Ga gecontroleerd zitten.
6.
Herhaal stappen 2 tem 5 tot u dicht genoeg bij de tafel zit.
Volgende oefening kan helpen om dit makkelijker uit te kunnen voeren: 10x rechtstaan en zeer traag terug gaan zitten, waarbij u de houding “net niet zitten” gedurende 10 tellen aanhoudt!
2.3.3. Opstaan van de stoel aan tafel 1.
Neem de stoel vast aan de zijkanten.
2.
Doe de transfer om recht te staan (zie 2.3.2 stappen 2 t.e.m. 5) maar blijf achteraan op de stoel zitten.
3.
Wanneer het zitvlak van de stoel is, schuift u de stoel een beetje naar achteren.
4.
Herhaal dit tot u ver genoeg van de tafel bent.
2.3.4. Extra tips bij het nemen van een maaltijd Plaats het bord op een antislipmatje en gebruik indien nodig een stootrand (een bord met een opstaande rand is eveneens verkrijgbaar). Gebruik een tas of glas met een brede opening. Gebruik bestek met een verdikt handvat, maar bestaande uit licht materiaal. Neem voldoende tijd om te eten. Laat u niet afleiden door een gesprek of een andere activiteit. 13
3
Transfer: zit - lig
3.1 In bed gaan liggen 3.1.1 Eerste manier 1.
Zorg dat het deken opgeplooid is met het uiteinde bovenaan of leg het deken aan de zijkant weg van waar u gaat neerzitten.
2.
Ga met het zitvlak in een hoek van 45° ten opzichte van de lengteas van het bed zitten, met de voeten deels naar het uiteinde van het bed gericht. Zorg ervoor dat u dicht bij het hoofdkussen gaat zitten.
3.
14
Steun met de armen achter de romp en til de benen één voor één in bed.
4.
Controleer de positie in bed en verplaats eventueel nog het bekken door te steunen op de armen. Plaats de voeten onder de lakens.
5.
Grijp de lakens vast en trek ze naar u toe als u gaat liggen.
15
3.1.2. Tweede manier 1.
Ga in een hoek van 90° ten opzichte van de lengteas van het bed zitten. Zorg ervoor dat u dicht bij het hoofdkussen gaat zitten. Leg het laken aan de zijkant van het bed.
2.
Ga op de zijde liggen. Breng gelijktijdig de gebogen knieën op de matras. Zorg dat de voeten niet meer uit het bed hangen.
3.
Draai gelijktijdig met de benen en romp volledig van zijlig naar ruglig. Gebruik de elleboog om u af te duwen. De knieën zijn best gebogen.
4.
Leg nu de benen plat in bed.
16
5.
Trek het deken zijdelings over u.
3.2 Transfer uit bed 1.
Trek de beide knieën hoog op.
2.
Hef het bekken omhoog en verplaats het een beetje zijwaarts, weg van de bedrand.
17
3.
Draai gelijktijdig met de benen en de romp volledig van zijlig naar ruglig. Extra aandacht moet uitgaan naar de arm en de romp. Reik met de arm naar de bedrand en durf met de romp naar voor te bewegen. Blijf niet achteraan hangen met de romp. De knieën bewegen gelijktijdig mee. Zorg ervoor dat u op de lichaamszijde ligt.
4.
Breng de benen uit bed en duw u op met de armen.
3.3 Draaien in bed Zie ‘transfer uit bed’. Puntjes 1 tot en met 3.
3.4 Hulpmiddelen Gladde (satijnen) lakens vergemakkelijken het schuiven. Een touwladdertje of klimtouw met knopen bieden een houvast om in bed recht te komen. Een zelfoprichter helpt om u goed in bed te positioneren (papegaaibek). Een onrusthekken (ziekenhuisbed) biedt een houvast. 18
4
Opstaan van de grond
Tip: Bij het uitvoeren van activiteiten buitenshuis neemt u best steeds een stoel mee. Zo heeft u na een val altijd een stoel in de buurt die kan dienen als hulpmiddel bij het rechtstaan. 1.
Lig op de rug en plooi beide benen.
2.
Steun met de benen gebogen op de benen, hef het bekken en ga zo op één bil liggen.
19
3.
Draai gelijktijdig met de benen en de romp volledig van zijlig naar ruglig. Extra aandacht moet uitgaan naar de arm en de romp. Reik met de arm naar de zijde waarnaar u wil rollen en durf met de romp naar voor te bewegen (blijf niet achteraan hangen met de romp). De knieën bewegen gelijktijdig mee.
4.
20
Eénmaal u op de zijde ligt, duwt u zich met de bovenliggende arm op de grond af en steunt u met de elleboog van de onderliggende arm op de grond.
5.
Ga op handen en knieën zitten.
6.
Kruip op handen en knieën tot bij een stoel. Ga rechtop zitten door met de handen op de stoel te steunen. Kruip dicht genoeg bij de stoel zodat u met de armen steun kan nemen.
7.
Neem steun op één voet (goede been eerst zetten). Zorg ervoor dat u het opgetrokken been naast de stoel kan zetten. Neem steun met de handen op de stoel en duw u op.
21
8.
22
Richt de romp naar voor en boven en strek het achterste been. Richt het hoofd bij het rechtop komen naar voor. Neem steun op beide benen en sta rechtop.
5
Stappen op de trap
Tips: Eén leuning is noodzakelijk. Laat u niet afleiden. Plaats de voeten steeds volledig op de trede. Mik bewust naar elke trede, desnoods één voor één. Stap op de trede, loop niet (als u de voeten maar gedeeltelijk op de treden zet, kan u afschuiven en vallen). Hou de leuning vast bij het afdalen van een draaitrap en daal evenwijdig af met de leuning of stap achterwaarts van de trap.
23
6
Aan- en uitkleden
6.1 Algemeen Kies kledij die gemakkelijk hanteerbaar is. Kies voor kledij die elastisch, kreukvrij, licht en soepel is. Kledij zonder veel sluitingen geniet de voorkeur. Als er sluitingen zijn, gebruik dan het liefst velcro- of ritssluitingen. Verkies bretellen voor een broeksriem. Voor slaapkledij neemt u best iets in satijn omdat dit heel soepel is en ervoor zorgt dat u zich gemakkelijk kan verplaatsen. Als schoeisel kiest u best voor instapschoenen met een rits of velcroband. Draag schoenen die soepel en niet te zwaar zijn om mee te stappen. Geef de voorkeur aan elastische kousen.
6.2 Werkwijze 6.2.1 Bovenlichaam Zorg dat u voldoende plaats heeft om te bewegen tijdens het aankleden. Trek eerst uw kledij over de minst beweeglijke lichaamszijde en vervolgens over het hoofd of over de andere lichaamszijde. Plaats het kledingstuk eventueel op een tafel. Trek de kledij bij het uitkleden best eerst uit over het hoofd en dan pas over de armen. Eerst over de minst beweeglijke arm en dan over de andere arm. Aantrekken van een jas 1. Leg uw jas voor u op tafel met de binnenzijde naar boven en de kraag het dichtst bij u. 2. Steek de armen door de mouwen en trek die aan tot aan uw schouders. 3. Neem de jas vast. 4. Gooi de jas over uw hoofd. 5. Trek de jas naar beneden. 24
6.2.2. Onderlichaam Kledij voor het onderlichaam wordt het best zittend aangetrokken. Ook kousen en schoeisel trekt u het best aan vanuit een zittende houding.
Neem het kledingstuk met beide handen vast en houd of leg het voor de voeten op de grond. Trek het één voor één over de voeten.
Een rok wordt met de rits naar voor gehouden. Neem steun met een hand en sta recht. Trek het kledingstuk met de andere hand omhoog.
25
26
7
Logopedie: aandachtspunten
7.1 Slikproblemen De spieren die verantwoordelijk zijn voor het slikken kunnen bij de ziekte van Parkinson geleidelijk aan verzwakken. De bedoeling van deze tips is om binnen een redelijke tijdspanne voldoende veilig te kunnen eten en ondervoeding te voorkomen.
7.1.1 Wat zijn de alarmtekens? Beperkt maar steeds terugkerend verslikken en een verminderde hoestreflex. Voedsel die na het slikken in de mond/wang blijft zitten (hamsteren). Langdurig kauwen. Frequent hoesten tijdens of na de maaltijd. Een borrelig of nat stemgeluid na het slikken. Globusgevoel: het gevoel hebben dat het eten blijft steken in de keel. Speekselverlies.
7.1.2 Tips rond veilig slikken
Zorg voor een rustige omgeving tijdens de maaltijd. Laat u niet afleiden. Zit goed recht (90°) met het hoofd rechtop. Eet op een rustig tempo. Neem pas een volgende hap als uw mond leeg is. Controleer na de maaltijd als uw mond goed geledigd is. Verzorg uw gebit als er regelmatig voedselresten in de mond achterblijven. Na de maaltijd is het beter om nog een 10-tal minuten rechtop te blijven zitten.
7.1.3 Wat te doen als het slikken moeilijker gaat? Bij verslikken stop meteen met eten of drinken. Wacht voldoende lang tot de hoest geluwd is. Als u zich verslikt in vloeistoffen, neem dan kleinere slokjes. Indien dit niet helpt kunnen vloeistoffen ingedikt worden met Nutilis clear (verkrijgbaar bij uw apotheek). 27
Als u moeite heeft met slikken van pillen, probeer dan een grote slok water te nemen in plaats van kleine slokjes. U kan het ook met confituur of appelmoes innemen. Als u moeite heeft met kauwen van voedsel kan het vlees fijn gemalen worden. Zorg dan ook voor zachte groentjes. Het kauwen van boterhammen gaat gemakkelijker zonder korst. Boterhammen kunnen zacht gemaakt worden door deze te soppen in koffie of melk.
7.2. Speekselverlies Speekselverlies is een veelvoorkomend probleem bij de ziekte van Parkinson. De reden hiervoor is de verzwakking van de slikspieren of minder frequent slikken. Hierdoor blijft het speeksel in de mond en kan het uit de mond lopen (bv. vooroverbuigen). Tips om het speekselverlies te verminderen: Houd uw mond gesloten (de lippen op elkaar zetten). Controleer regelmatig of u vochtige mondhoeken heeft. Probeer regelmatig bewust uw speeksel door te slikken.
Sluit voor het rechtstaan de mond en verzamel en slik het speeksel.
Verzamel en slik het speeksel voor het starten met spreken.
7.3. Stem en spraak Stem- en spraakmoeilijkheden zijn bij de ziekte van Parkinson het meest voorkomende logopedische probleem. De spraakverstaanbaarheid neemt af door o.a. onvoldoende duidelijk te articuleren (mompelen), een te hoog spreektempo aan te houden en te stil te spreken. Wanneer het spreken niet meer zo vlot verloopt en verstaanbaar spreken een hele opdracht wordt, kan sociaal isolement optreden (zich afsluiten, minder sociaal contact opzoeken). Tips om de spraakverstaanbaarheid te verhogen: Spreek bewust voldoende LUID en TRAAG. Door luider te spreken zal u automatisch trager spreken en articu28
leert u beter waardoor de verstaanbaarheid toeneemt. Onderbreek de zinnen zo nodig om met hernieuwde adem en voldoende kracht te kunnen eindigen. Articuleer! Beweeg tong, lippen en kaak voldoende tijdens het spreken. Gebruik intonatie. Verkeerde nadruk leggen kan betekenisverschil geven. Richt je hoofd naar de luisteraar. Maak oogcontact.
29
8
Huiswerk: kinesitherapeutische oefeningen
8.1 Algemeen Oefeningen die bij de ziekte van Parkinson bijzonder nuttig zijn:
versoepelend; spierversterkend; stretching; ritme (dansen, bewegen op muziek); uithouding: - wandelen; - hometrainer of gewoon fietsen (indien beschikbaar of haalbaar).
Frequentie van oefenen? Bij voorkeur elke dag en zelfs meerdere malen per dag.
8.2 Oefeningen in ruglig Wanneer u op de rug in bed ligt kan u enkele soepelmakende en versterkende oefeningen uitvoeren. Eventueel met behulp van of samen met uw partner.
8.2.1 Versoepelend De gebogen knieën afwisselend naar u toe trekken.
De gebogen knieën samen naar u toe trekken en vasthouden met de handen.
30
De knieën samen van links naar rechts kantelen om de rotatie in de rug te stimuleren.
8.2.2 Spierversterkend Het bekken kantelen door de lage rug tegen de matras te duwen. Hierbij trekt u de buik en de billen in.
Kantel het bekken en hef nu het zitvlak omhoog. Laat traag terug zakken.
“Lucht”fietsen gedurende telkens een halve minuut. De benen afwisselend gestrekt in de lucht heffen en traag terugleggen zonder de knieën te buigen. De beweging hoeft niet hoog te zijn, vooral traag!
31
8.3 Oefeningen in zit 8.3.1 Beenspieroefeningen Versoepelend Indien u lang hebt stilgezeten en het rechtstaan niet lukt via de transfertips, probeer eerst onderstaande bewegingen uit te voeren om in beweging te geraken. Afwisselend benen heffen (‘stappen’, zittend in de zetel of op de stoel). Afwisselend benen strekken. Afwisselend een bil omhoog heffen. Afwisselend een bil omhoog heffen en samen met de knie voorwaarts verplaatsen. Vervolgens afwisselend een bil omhoog heffen en terug achterwaarts verplaatsen. Romp naar voor buigen en terug (totdat de neus ter hoogte van de knieën is). Probeer nu opnieuw recht te staan. Spierversterkend Sterke bovenbeenspieren zorgen voor een goede houding en maken het makkelijker om te gaan zitten en recht te staan. Buig naar voor en sta 10x recht uit de stoel. Ga vervolgens heel traag en gecontroleerd zitten. • Hou als oefening de houding “net niet gaan zitten” 5 tellen aan. • Door altijd gecontroleerd en traag te gaan zitten, oefent u meermaals per dag de beenspieren en is gaan zitten een stuk veiliger. Wanneer u recht op de stoel zit, strek afwisselend een been en houd dit 10 seconden volledig gestrekt en strak gespannen aan. • 10x rechts, 10 x links uitvoeren (best afwisselend). • Indien mogelijk met een extra gewicht op de voet. 32
8.3.2 Arm- en rompoefeningen Versoepelend Hou de armen los naast u. Zwaai ze afwisselend links en rechts naar voor en naar achter (zoals het armzwaaien tijdens het wandelen). Draai cirkels met de schouders naar boven en naar achter. (opstrekkend). Zet de handen op de schouders en draai met de ellebogen cirkels naar boven en naar achter (opstrekkend).
Buig de ellebogen en breng ze zo ver mogelijk naar achter en terug.
8.4 Stretchoefeningen De verruimende bewegingen zijn essentieel voor de correctie van de houding. Doe onderstaande oefeningen elke dag 3x na elkaar: Voer onderstaande stretchingsoefeningen van de benen en de armen zowel links als rechts uit. Hou de stretchoefening gedurende 10 seconden aan.
33
8.4.1 Kuitspieren Sta voor de muur en steun met de handpalmen tegen de muur. Plaats een voet naar achter waarbij u erop let dat de hiel op de grond is en de knie gestrekt (van het achterste been). De tenen wijzen naar voor. Buig door de knie van het voorste been om de kuit van het achterste been goed te stretchen. Let op dat het achterste been gestrekt blijft en de hiel op de grond.
8.4.2. Hamstrings (achterzijde van de bovenbenen) Sta voor een trap en hou de leuning vast. Plaats één voet op de eerste trede en zorg dat het been gestrekt is. Vergroot de stretch aan de onderzijde van het been door u goed op te richten. U mag dus met de romp niet naar voor buigen. Indien u de stretch niet voldoende voelt, zet de voet op de 2de trede.
34
8.4.3 Onderarmen Plaats de armen op een tafel. Strek de armen vanuit de ellebogen en breng het lichaamsgewicht op de handen. Zo verhoogt u de stretch op de onderzijde van de armen. Wissel af van handpositie:
1. vingers wijzen naar voor. 2. vingers wijzen naar buiten. 3. vingers wijzen naar binnen.
8.4.4. Romp en schouders Sta recht op twee voetlengtes voor een muur of deur. Zet de handen voor en boven u plat tegen de muur. Verplaats ze geleidelijk aan naar boven tot u rek voelt in de romp en armen. De rek aanhouden en telkens terug naar beneden glijden. De hielen blijven op de grond.
35
8.4.5. Schouder- en okselspieren 1.
Sta voor een muur of een deur. Plaats de linkerhand plat tegen de muur op schouderhoogte. Hou de elleboog gestrekt en draai met de romp en voeten weg van de hand (naar rechts) tot u rek voelt in de linker schouder.
Doe dit ook met de rechterhand en draai naar links.
2.
U kan ook op twee andere hoogtes gaan stretchen. De laagste positie kan een alternatief zijn indien er problemen zijn om de eerste houding aan te nemen. De hoogste positie is meteen ook een rompstretch. Voer deze niet uit als het pijnlijk is.
36
8.5 Oefeningen bij het stappen Zie pagina 4 – 5 – 6.
8.6. Logopedische oefeningen 8.6.1. Mondmotorische oefeningen Het onderhouden van de beweeglijkheid en kracht van de lippen, tong en kaak is belangrijk voor zowel het eten als het spreken, functies die bij de ziekte van Parkinson gaandeweg kunnen verzwakken. Voer alle bewegingen 10x na elkaar uit. Gebruik altijd een spiegel. Tongoefeningen Steek de tong recht vooruit uit en trek hem vervolgens weer in. Beweeg het puntje van de tong van de ene mondhoek naar de andere. Beweeg het puntje van de tong met open mond van de bovenlip naar de onderlip. Beweeg het puntje van de tong van de bovenlip naar de onderlip en van de linker- naar de rechtermondhoek (een kruisje maken). Beweeg het puntje van de tong in de richting van de neus en kin (buiten de mond). Doe de mond iets open en lik de bovenlip af met het puntje van de tong. Doe de mond iets open en lik de onderlip af met het puntje van de tong. Lik de onder- en bovenlip af in een ronde beweging. Maak een rondje met de tong in de linker en vervolgens de rechterwang. Ga met de tong over de boventanden. Probeer ze allemaal te raken. Ga met de tong over de ondertanden. Probeer ze allemaal te raken. Tik elke tand afzonderlijk aan met het puntje van de tong (tanden tellen). Glijd langs het verhemelte naar achter met de tongpunt. Begin met de tong net achter de bovenste snijtanden. 37
Duw het puntje van de tong in de rechterwang en vervolgens in de linkerwang. Duw met het puntje van de tong de ene en daarna de andere mondhoek vooruit. Lipoefeningen Tuit de lippen (denk aan de “oe”). Spreid de lippen (breed lachen). Wissel deze bewegingen af (tuiten en spreiden van de lippen). Trek één mondhoek weg en vervolgens de andere. Laat de boventanden zien door alleen de bovenlip op te trekken. Laat de ondertanden zien door alleen de onderlip naar beneden te trekken. Zet de tanden op elkaar en trek zowel de bovenlip als de onderlip weg van elkaar (de boven- en ondertanden moeten zichtbaar zijn). Krul de lippen over de tanden naar binnen (de tanden mogen niet meer zichtbaar zijn). Plaats de bovenlip over de onderlip. Plaats de onderlip over de bovenlip. Houd een potlood tussen de bovenlip en neus en houd het zo lang mogelijk vast. Maak overdreven mondbewegingen met volgende klanken: AA – IE – OE. • mond wijd open (AA) • lippen breed spreiden (IE) • lippen tuiten (OE) Pers de lippen op elkaar en ontspan ze terug. Blaas de wangen op terwijl de lippen stevig op elkaar blijven. Blaas enkel de linkerwang op. Blaas enkel de rechterwang op. Verplaats de lucht van de linkerwang naar de rechterwang en terug (er mag geen lucht tussen de lippen ontsnappen).
38
8.6.1.3. Kaakoefeningen Open de mond zo wijd mogelijk. Beweeg de onderkaak van links naar rechts. Beweeg de onderkaak vooruit en daarna achteruit. Maak een overdreven kauwbeweging met gesloten lippen.
8.6.2. Gelaatsbewegingen Het maskergelaat is typerend voor de ziekte van Parkinson. Door verminderde activiteit van de mimiekspieren kunnen er steeds minder emoties van het gelaat afgelezen worden. Het is belangrijk deze spieren te oefenen omdat de gelaatsexpressie voor een groot deel de communicatie ondersteunt (bv. is de boodschap die u wilt overbrengen grappig bedoeld of net serieus). Voer alle bewegingen 10x na elkaar uit. Gebruik altijd een spiegel. Trek de wenkbrauwen samen op (verbaasd kijken) en ontspan terug. Trek één wenkbrauw op, en wissel af met de andere wenkbrauw. Frons beide wenkbrauwen (kwaad kijken) en ontspan terug. Maak grote ogen (kijk verrast) en ontspan terug. Kijk alsof je iemand niet helemaal vertrouwt door de ogen half dicht te knijpen en daarna weer ontspannen te openen. Knipoog met het rechteroog, en wissel af met het linkeroog. Knijp beide ogen samen dicht, houd dit even aan en open ze terug. Houd het hoofd stil en kijk met de ogen omhoog, omlaag, naar rechts en naar links. Draai met de ogen een rondje rechtsom en daarna linksom. Trek de neus op (alsof u iets vies ruikt) en laat weer los. Trek één kant van de neus op en wissel af met de andere kant. Trek de neus heel lichtjes op (alsof u inspanning doet om iets goed te ruiken). Maak een klein gezicht door alle spieren in het aangezicht op te spannen en de ogen dicht te knijpen, en ontspan u terug.
39
Manipulatie van het gelaat • Licht/zacht bekloppen: Beklop beide gezichtshelften met de vingertoppen. Begin bij de onderste gezichtshelft en eindig in de bovenste gezichtshelft. • Massage: Strijk met beide handen gelijktijdig over de wangen van het jukbeen richting de kin (opwaartse bewegingen). Masseer het ganse gezicht.
MVD-SUBREHAB-ERGO-BROCHURE.PARKINSONSCHOOL (10/14)
40