Verenigingsblad van Studievereniging PAP Jaargang 14 | Nummer 52 | Maart 2016
ERAS
Het vluchtelingenprobleem volgens Micha de Winter
Real-life story:
Leven met een depressie Pedagogiek in het buitenland:
Kosovo en Roemenië
Studiekeuze:
De NVO praktijkavond
2
PAPeras , maart 2016
Voorwoord
Lieve PAPpers,
Daar is ie alweer: De tweede uitgave van de PAPeras! Na de vele leuke reacties over de eerste uitgave zijn wij weer vol enthousiasme op zoek gegaan naar ouders, docenten, kinderen en pedagogen om interviews af te nemen. Dit heeft geresulteerd in deze dikke tweede versie van de PAPeras. In deze uitgave lees je over een kind met een depressie of een dwangstoornis, verschillende disciplines binnen de orthopedagogiek, opvoeden in het buitenland en nog veel meer. Wij wensen jullie veel leesplezier! Dit jaar komt er nog een derde uitgave uit. Omdat PAP nogsteeds ‘green goes’ krijgen niet alle PAPpers hem meer thuis op de mat, maar enkel commissieleden. Mocht je niet in een commissie zitten maar hem toch willen ontvangen, stuur dan een mailtje naar
[email protected]. Hier kan je ook naar mailen als je een bijdrage wilt leveren voor de laatste uitgave. Wil je op de hoogte blijven van de onderwerpen en publicatiedatum van de laatste uitgave? Zet jezelf op aanwezig op het facebook evenement wat eind mei op facebook zal verschijnen! Voor nu wensen wij je veel leesplezier! Liefs, Sanne Dirkse Voorzitter PAPerascie 2015-2016
Studievereniging PAP
3
Inhoud
Inhoudsopgave Voorwoord 3 Inhoudsopgave 4 Wist je dat... 5 Leven met een dwangstoornis 6 Twee voor twaalf 8 Blog van een kind 11 De positie van kinderen in Boekarest 14 Expeditie opvoeding in Kosovo 16 Het verhaal van een leerkracht in het buitenland 19 Real-life story: Depressie 21 Wat je moet weten over depressie 23 De Voorleesexpress 26 Pedagogische wetenschappen, en dan? 28 Docenten over…. Het vluchtelingenprobleem 30 Blog van een docent 32 Het onderwijs in? Doe de deeltijd PABO! 33 Sexting: Strafbaar of onschuldig? 34 NVO praktijkavond 38 Babylab 46 Lezing Münchhausen by Proxy 48 Kinderdagcentrum Oikos 51 Lezing over eetstoornissen 53 Interactieve lezing EHBO bij kinderen 55 Symposium Dwang 57 Mediapagina 60 Colofon 61
21.
4
30.
38.
PAPeras , maart 2016
Weetjes
Wist je dat…
… Onder Boekarest een heel stelsel van riolen is waarin 10.000 zwerfkinderen wonen?
… Puberteit komt van het Latijnse woord Pubescere, wat ‘harig worden’ betekent? … Een baby tot hij of zij 6 maanden tot een jaar oud is, tegelijk kan ademen en slikken? … Jij net hebt geprobeerd tegelijk te ademen en te slikken?
… Eeneiige tweelingen vaker linkshandig zijn?
… Als een baby na de geboorte net zo hard zou doorgroeien als in de buik van de moeder, hij/ zij dan op de eerste verjaardag al 2 meter zou zijn? … De jongste moeder slechts 5 jaar oud was toen ze haar kind kreeg?
… Kinderen die als vluchteling ons land binnenkomen, binnen 72 uur na aankomst al onderwijs zouden moeten krijgen volgens de wet?
… 1 op de 50 mensen, dus 2% van de Nederlandse populatie, leidt aan een dwangstoornis en dat 10% hiervan therapieresistent is? … Kosovo het jongste land van Europa wordt genoemd, door de jongste gemiddelde leeftijd van de bevolking?
… Sexting als/met minderjarige(n) illegaal en strafbaar is? .... 1 op de 20 mensen lijdt aan een depressie? Studievereniging PAP
5
Leven met een dwangstoornis
Leven met een dwangstoornis
Door: Sanne Dirkse
Geïnspireerd door het symposium over Dwang heeft de PAPerascie contact gezocht met Hanna. Zij is 21 jaar oud en heeft ondertussen de lerarenopleiding Frans afgerond. Haar leven lijkt voor buitenstaanders van een leien dakje te gaan, maar van binnen ervaart Hanna dwanggedachten. In dit interview vertelt zij over haar ervaringen en haar leven met een dwangstoornis. Kan je uitleggen hoe jouw dwang er precies uit ziet? Mijn dwang is dagelijks in mijn leven aanwezig. Eigenlijk komt er elke tien minuten wel een nieuwe dwanggedachte op. Dit kunnen dwanggedachten zijn op het gebied van dingen controleren (bijvoorbeeld een stekker of een lichtknop), gedachten die te maken hebben met sociale zaken of dwanggedachten gebaseerd op pure angst (als ik dit niet doe dan…).
Weet je waar dit vandaan is gekomen? Mij is vroeger altijd verteld dat het gaat om ouder- en kindfactoren. Zo heeft mijn moeder (wel in mindere mate) ook dwang en is mijn vader nogal perfectionistisch. De dwangerige genen van mijn moeder en het perfectionistische karakter van mijn vader zullen mij ongetwijfeld hebben beïnvloed. Echter heeft mijn broertje bijvoorbeeld geen last van dwang, ik zal er zelf dus als kind ook gevoelig voor zijn geweest.
Hoe beïnvloedde het je leven op het moment dat het op zijn ergst was? Zo rond mijn dertiende was mijn dwang op zijn ergst. Ik herinner me dat ik met mijn gezin op vakantie was in Barcelona en dat ik niet weg kon bij de Sagrada Família voordat ik ieder beeldje in mijzelf opgenomen had. Dit schetst een beetje hoe mijn dwang op de voorgrond was. Ik kon en wist totaal niet hoe ik mijn dwang moest beheersen en het was werkelijk in alles aanwezig. Ik leerde vaak tot twee uur ‘s nachts om een tien te kunnen halen en moest een heel ritueel uitvoeren voordat ik naar school ging (voornamelijk dingen recht leggen en stekkers en spullen controleren).
6
Heb je hulp gehad en zo ja, hoe heeft de hulpverlening eruit gezien? Ik heb twee jaar cognitieve therapie gehad. Dit soort therapie werd mij destijds uitgelegd als “brandjes blussen”. Wanneer een, ik noem dat, cognitieve dwanggedachte opkwam moest ik daar niet op reageren. Vervolgens moest ik opschrijven hoeveel spanning mij dit opleverde (ik heb echt tientallen vellen met spanningsnotaties). Uiteindelijk werkt het natuurlijk zo dat hoe vaker je een gedachte negeert hoe sneller de spanning daalt wanneer je dit doet. Vervolgens heb ik nog twee jaar psychotherapie gehad waarin we “naar de haard” keken. Nu gingen we
PAPeras , maart 2016
Leven met een dwangstoornis
opzoek naar de oorsprong van mijn dwang om het zo vanuit de aard te kunnen aanpakken. Daarna heb ik een jaar geen therapie gehad maar ben ik daarna toch weer begonnen. Nu niet direct gericht op mijn dwang maar meer gericht op mijn onzekerheden en zaken waar ik last van had. Hier heb ik voornamelijk geleerd gedachten om te bouwen, van negatieve gedachten naar positieve gedachten. Ook heb ik daar geleerd dat mijn dwang niet altijd waar is, dat ik niet altijd aan elke gedachte even veel waarde hoef te hechten. Hoe beïnvloedt het tegenwoordig je leven? Het doel van mijn therapie is nooit geweest om van mijn dwang af te komen. Tegenwoordig kan ik er mee leven. Het is nog steeds elke tien minuten aanwezig in mijn leven maar ik heb tijdens mijn therapie echt geleerd om rustig te blijven en mijn dwang onder controle te houden. Ook ben ik vorig jaar begonnen met het slikken van SSRI’s, dat helpt wel. Ik word er als het ware “vergeetachtig” van op het gebied van dwang en de spanning wordt sneller lager.
Wat raad je toekomstige orthopedagogen aan over hoe zij moeten handelen bij een dwangstoornis? Voor mij is de tip over het niet al te serieus nemen van de dwanggedachten een goede geweest. Ik hechtte aan elke gedachte dezelfde waarde terwijl het bedenken wat voor eten je vanavond moet maken of een keuze voor een studie toch een hele andere mate van spanning vereisen. Bovendien is een luisterend oor al zeer helpend. Vooral bij een professional als een orthopedagoog. Weinig mensen snappen dwang en een professional is fijn omdat zijn rol objectief is.
Waarin belemmert jouw dwang je? Ik laat mij niet direct belemmeren door mijn dwang. Dat is niet altijd gemakkelijk maar daar heb ik wel een heel duidelijk idee over. Ik wil echt niet dat ik dingen niet doe vanwege mijn dwang. Toch belemmert het mij natuurlijk wel heel erg. Ik ben van mening dat mijn dwang mijn verschillende karaktereigenschappen aansterkt. Zo wil ik bijvoorbeeld graag dingen goed doen, niks mis mee, maar als ik mijn dwang toelaat wil ik dat dwangmatig goed doen en zo belemmert het mij dan.
Wat vind je van jouw dwang? Hoe vind je het dat je deze stoornis hebt? Mijn dwang is onderdeel van mij, het heeft mij gemaakt tot wie ik ben. Al vanaf mijn dertiende ben ik mij heel erg bewust van mijn eigen rol in welke gebeurtenis, vriendschap, relatie, conflict of conversatie dan ook. Dit heeft mij zoveel gebracht. Natuurlijk baal ik er zelf ook vaak heel erg van. Het is ook altijd zo aanwezig en druk in mijn hoofd, dat kost veel energie. Toch zou ik niet zonder kunnen, het is ook iets veiligs. Studievereniging PAP
7
De Beschermingstafel
Twee voor twaalf
Door: Illa Carrión Braakman
Met de Transitie Jeugdzorg is de verantwoordelijkheid van de Jeugdzorg in handen van de gemeente gekomen. Hiermee zijn nog meer veranderingen gepaard gegaan. Zo is begin 2015 de Beschermingstafel gestart. Ik sprak hierover met Liesbeth Schneiders, Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) en Jacco Ruiten, voorzitter van de Beschermingstafel in de Kop van NoordHolland. Wat is de Beschermingstafel? Helaas gaat het niet in alle gezinnen goed. Door problemen kunnen de ontwikkeling en veiligheid van het kind ernstig in gevaar komen. Als de door ouders vrijwillig ingezette hulpverlening niet of onvoldoende helpt kan het wijkteam een Verzoek Tot Bespreking, indienen. Dit is waar de Beschermingstafel in actie komt voor opschalingsoverleg, nadat het verzoek door de voorzitter goedgekeurd is. Het vormt het beslissingspunt tussen vrijwillige en gedwongen hulpverlening en een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming met als uitkomst een eventuele ondertoezichtstelling. Het gaat dan dus echt niet goed met de hulpverlening binnen het gezin! Het is hun laatste kans op vrijwillige hulpverlening. De klok staat dan al op twéé voor twaalf. Tijdens de bespreking aan de Beschermingstafel wordt in overleg met de ouders, en nadat het kind gehoord is, bepaald welke kant de hulpverlening op gaat. 8
Hoe gaat het in zijn werk? Bij de Beschermingstafel gaan verschillende partijen met elkaar in
PAPeras , maart 2016
De Beschermingstafel
gesprek. De ouders mogen hun verhaal doen, net als kinderen ouder dan 12 jaar. Van tevoren is er door de voorzitter al met hen gesproken om uitleg over de Beschermingstafel te geven. Daarnaast zitten er verschillende professionals aan tafel, waaronder de hulpverlener, een afgevaardigde van het wijkteam, de voorzitter en een medewerker van de Raad voor de Kinderbescherming. Tijdens het gesprek wordt er gekeken naar het vermogen, de bereidheid van en het vertrouwen in ouders of ze voldoende in staat zijn om samen met de vrijwillig ingezette hulpverlening de situatie voor het kind kunnen verbeteren.
Aan het eind van het gesprek neemt de Raad voor de Kinderbescherming als onafhankelijke partij een beslissing. Er kan worden besloten door te gaan met vrijwillige hulpverlening of een onderzoek door de Raad te starten. De Raad doet onafhankelijk onderzoek door middel van gesprekken met ouders, kinderen, hulpverleners en de school van de kinderen. Als de Raad van mening is dat hulpverlening in het vrijwillige kader onvoldoende heeft opgeleverd voor het kind en een verzoek tot ondertoezichtstelling van het kind indient, wordt de Raad op zijn beurt door de Rechtbank getoetst. Na het besluit van de kinderrechter wordt duidelijk wie de hulpverlening uit gaat voeren. Is er een ondertoezichtstelling uitgesproken, dan is er sprake van gedwongen hulpverlening. Er komt dan een jeugdbeschermer die de hulpverlening inzet, coördineert en monitort. Is de ondertoezichtstelling afgewezen door de kinderrechter, dan blijft het wijkteam eindverantwoordelijke voor de uitvoering van de hulpverlening. Drang of dwang? Voordat er met een onderzoek door de Raad wordt gestart, wordt er eerst gekeken of er ‘dranghulpverlening’ kan worden ingezet. Drang is een nieuw begrip, waarbij een Jeugdbeschermer aan het gezin wordt toegewezen zonder een ondertoezichtstelling. De Jeugdbeschermer heeft ervaring met gedwongen hulpverlening en weet wanneer een zaak opgeschaald moet worden naar de Raad voor onderzoek naar de noodzaak van een ondertoezichtstelling. Aan ouders wordt dit van tevoren uitgelegd. Drang is dus nog wel vrijwillige hulpverlening, anders dan bij dwang waarbij er sprake is van een ondertoezichtstelling. Het wordt dus vaak ingezet als een extra stok achter de deur. Doel van de Transitie Jeugdzorg is dat hulpverlening in het gedwongen kader wordt teruggedrongen en gezinnen meewerken aan hulpverlening, eventueel onder drang, waarbij zij zelf zeggenschap houden. Waarom is de komst van de Beschermingstafel positief? Het is een groot voordeel dat ouders en kinderen ouder dan 12 jaar mee mogen praten over hun eigen situatie en beleving van de Studievereniging PAP
9
De Beschermingstafel
hulpverlening en dat er meer gekeken wordt naar de krachten binnen het gezin en wat het gezin nodig heeft om zelf de regie te behouden met, bijvoorbeeld, behulp van het eigen netwerk. Er wordt mét de gezinnen en niet óver de gezinnen gesproken.
Met de komst van de Beschermingstafel wordt er bovendien meer maatwerk geleverd. Elke Beschermingstafel is weer anders opgebouwd qua samenstelling, afhankelijk van de casus. Zo kan niet elk kind het aan om bij het gehele gesprek te zijn, de emoties kunnen immers hoog oplopen. Er wordt vooral rekening gehouden met het kind, die staat centraal. De Raad treedt bovendien terughoudend op. Overheidsingrijpen dient waar mogelijk voorkomen te worden en als dit toch nodig is dan moet iedereen erop kunnen vertrouwen dat onafhankelijk en zorgvuldig onderzoek wordt gedaan of een kinderbeschermingsmaatregel (OTS) echt noodzakelijk is. Als de kinderrechter hiertoe besluit, gaat het altijd om een tijdelijke maatregel. Alles dient erop gericht te zijn de ouders de verantwoordelijkheid over de opvoeding te laten hebben, waarbij de veiligheid van het kind voorop staat en gegarandeerd is.
Een jaar na de overgang van de Jeugdzorg naar de gemeenten zijn er minder ondertoezichtstellingen. De regie ligt bij het gezin, eventueel met hulp van het netwerk. De empowerment-gedachte is meer een rol gaan spelen. Er wordt meer gebruik gemaakt van de eigen krachten van het gezin en netwerk. Bovendien ligt er meer nadruk op de preventieve kant van hulpverlening. Preventie levert immers op den duur meer op dan het oplossen van problemen. Voor meer informatie: https://www.youtube.com/watch?v=-AHh-xKMoi0 Meer over de Beschermingstafel in Den Helder: http://bojoz.nl/website/themas/de-beschermingstafel.html Meer over de rol van de Raad in de transitie: https://www.kinderbescherming.nl/info_voor_partners/Adviesteam_ Raad_voor_de_Kinderbescherming/index.aspx
10
PAPeras , maart 2016
Door: Naomi Verhoeven
Hallo allemaal,
Mijn naam is Naomi Verhoeven en ik ben geboren op 23 maart 1996. In 2009 hebben ze bij mij het Melkersson Rosenthal Syndroom* geconstanteerd. Ik was toen 13 jaar en ik zat dus in de puberteit en wist niet wat me overkwam. Je vindt jezelf er raar uitzien en je gezicht en alles er om heen doet pijn en je bent bang dat iedereen je aanstaart. Ik was ook heel erg bang om naar school te gaan omdat daar toch mensen op zitten met dezelfde leeftijd en er niet zo uitzien als ik. Ik ben toch maar gegaan en iedereen respecteerde mij en leefde met mij mee. Dit deed me heel goed! Maar dat nam niet weg dat het moeilijk was voor mij!
Blog van een jongere
Het Melkersson Rosenthal Syndroom
Toen mijn allereerste aanval ontstond hebben we de spoedlijn gebeld van onze eigen huisarts omdat we niet wisten wat er gebeurde. We konden meteen komen. Toen ik binnenkwam zei deze huisarts dat het een ‘Fasciale parese’ (verlamming van de aangezicht zenuw) was. Hij schreef zware medicatie voor, dit waren : Prednison 60 mg, Valisiclovier 1500 mg, oogdruppels en oogzalf. Ik kreeg ook oogkapjes voor in de nacht omdat mijn oog niet goed kon sluiten. Deze eerste aanval duurde 6/8 weken. Mijn klachten waren dat ik mijn ene oog niet kon sluiten , ik had moeite met praten omdat mijn mond aan de ene kant bleef hangen, ik moest drinken met een rietje , kleine hapjes eten of vloeibaar eten. Ik moest daarnaast ook nog naar logopedie voor oefeningen om mijn gezicht weer een beetje aan te sterken. Ook heb ik een afspraak met de neuroloog gehad in Den Bosch. Hier kreeg ik lumbaalpunctie (uitname van hersenvocht) en een MRI-scan. De lumbaalpunctie hebben ze gedaan omdat ze eerst dachten aan de ziekte van Lyme. Maar dit was niet het geval. Na mijn eerste aanval is niet alles bijgetrokken , mijn linkeroog is een beetje lui gebleven. Mijn tweede aanval was in juni 2010, duurde weer 6/8 weken en ook weer aan de linkerkant. Wederom heb ik dezelfde zware medicatie gekregen en ik werd weer doorgestuurd naar de neuroloog in Den Bosch. Mijn derde aanval was op 14 maart 2012 maar dit keer aan de rechter kant. De riedel begon weer van voor af aan. Mijn neuroloog vond dat er nu wel overleg nodig was met andere neurologen en daarom ben ik toen doorverwezen naar Nijmegen. Deze wist mij te vertellen dat het om het Syndroom van Melkersson ging. Na de aanval in 2012 bleef het een lange tijd rustig met mijn gezicht… Studievereniging PAP
11
Blog van een jongere
Mijn vierde aanval was op 12 juni 2015 dit keer weer aan de linkerkant en de ergste aanval tot nu toe. Op dit moment heb ik dus al 8 maanden lang een aanval met een hele lijst symptomen. Mijn ogen drogen snel uit, mijn linker oog sluit niet meer en ik moet mijn linkeroog s’middags en s’avonds afplakken. Verder slis ik heel erg, heb ik een landkaarttong (zie mijn website voor meer info) en wordt mijn tong af en toe dikker. Ik kan niet links eten, drink uit een rietje en lach alleen aan de rechterkant. De linkerkant van mijn gezicht trekt helemaal tegen m’n gelaat aan en ik heb veel pijn waaronder dagelijks hoofdpijn. Naast alle lichamelijke klachten kan ik me ook niet concentreren, komen geluiden extra hard aan en ga zo maar door. Ik ben ook een keer opgenomen geweest in verband met verslikkingen wat bij mij kan lijden tot verstikking. Daarom krijg ik verdikkingsmiddel en moet ik voorzichtig en rustig eten en drinken. Op dit moment zit er in de pijn geen verbetering en deze blijft aanhouden. Ik heb veel verschillende soorten medicatie gehad maar geen één helpt er meer. Ik moet volgende week naar een andere neuroloog toe die gespecialiseerd is in aangezichtspijn dus misschien wéér een ander medicijn proberen. De voorspelling is wel dat deze aanval niet meer hersteld dus dat ik deze symptomen blijf houden. Bij iedere aanval die er bovenop komt wordt de kans op herstel nog kleiner. Dit is in het kort mijn verhaal. Het is erg vermoeiend en het heeft impact op je dat mensen je aanstaren en dat je niet begrepen word, het is dus psychisch ook erg zwaar. Voor meer informatie kun je kijken op mijn blog: http://mijnsyndroommrs.123website.nl/420436632
*Algemene informatie Het Melkersson-Rosenthal Syndroom (ook wel Miescher-Melkersson-Rosenthal genoemd) is een erfelijke ziekte waarbij kinderen en volwassenen meerdere keren in hun leven een verlamming krijgen van de spieren in het gezicht. Ook kan het samengaan met een zwelling. Het Melkersson-Rosenthal syndroom is zeer zeldzaam. Hoe vaak het voorkomt is niet bekend. Het syndroom is een aangeboren en erfelijke aandoening en komt voor bij jongens en meisjes. De eerste ervaring met de verlamming in het gezicht komt meestal pas na het 10e levensjaar. De zevende zenuw werkt vaak niet helemaal goed. Deze zenuw stuurt de spieren in het gezicht aan. De reden dat de zevende zenuw niet goed werkt is omdat er, door een onbekende reden, rondom de zenuw allemaal kleine ontstekingen zitten Het gaat om een speciale ontsteking waarbij granulomen worden gevormd. Dit zijn ophopingen van ontstekingscellen. 12
PAPeras , maart 2016
PrAktijkErVAringEn OPDOEn? VrijwilligErswErk bij HAnDjEHElPEn
Maatje ge
zo c h t !
e n g e vo n d e n ?
Een meisje met Downsyndroom leren fietsen, een jongetje met autisme helpen bij het maken van vriendjes of een blinde jongvolwassene een OV-training geven. Als vrijwilliger bij Handjehelpen doe je praktijkervaring op in het werken met kinderen en volwassenen met een beperking. Dat sluit perfect aan bij je studie pedagogische wetenschappen en is een waardevolle aanvulling op je CV. Handjehelpen koppelt al 35 jaar vrijwilligers en stagiaires aan kinderen en volwassenen met een beperking, die een steuntje in de rug nodig hebben. We houden rekening met jouw wensen wat betreft beschikbaarheid en locatie, maar ook wat betreft de problematiek waarmee je te maken krijgt en de leeftijd waarmee je het liefst zou werken. Daarnaast krijg je ondersteuning en begeleiding van de regiocoördinator. Zou je ook wel vrijwilligerswerk willen doen? Neem dan contact op met Handjehelpen voor een vrijblijvend kennismakingsgesprek. Via www.handjehelpen.nl of telefoon 030-2632950.
PALLAS ATHENEDREEF 12 3561 PE UTRECHT 030-263 29 50
W W W. H ANDJEHELPEN.NL
Kind zijn in het buitenland 14
De positie van kinderen in Boekarest
Door: Sanne Dirkse
Dit jaar gaat PAP op studiereis naar Boekarest, de hoofdstad van Roemenië. De stad heeft 1,7 miljoen inwoners en wordt ook wel klein Parijs genoemd. Met het op één na grootste gebouw ter wereld, vele parken en architectuur met historische modernistische, communistische en postmoderne stijlen is Boekarest zeker een bezoekje waard. Voor ons pedagogen is er echter nog een reden van bezoek. Ondanks dat Boekarest de meest ontwikkelde stad van Roemenië is, leven er tienduizenden wezen al generaties lang op straat, werkend voor een paar centen of verslaafd aan het snuiven van Autolac, een soort verfverdunner, om uit deze realiteit te ontsnappen. De slechte positie van kinderen in Boekarest is te wijten aan voormalig communistisch dictator Nicolae Ceauşescu. Hij dacht dat hoe meer inwoners Roemenië had, hoe meer macht hij uit zou stralen. Dit was de reden dat hij abortus en anticonceptie verbood, evenals als seksuele voorlichting. Grote gezinnen leefden in armoede en duizenden ongewenste kinderen werden in weeshuizen ondergebracht. Door de val van het communisme werden veel weeshuizen gesloten en kwamen de kinderen op straat. In het hedendaagse Boekarest zijn er twee soorten straatkinderen: De rioolkinderen en straatkinderen . De rioolkinderen leven 24/7 op straat. Onder de grond is een systeem van riolen en een bouwval van stadsverwarming waarin zij leven. Er wordt gesproken van een onderwereld. Velen hebben psychische problemen, zijn verslaafd aan drugs en zijn HIV positief. Ze zijn zeer moeilijk te helpen. De straatkinderen hebben wel een vorm van onderdak, maar komen uit zeer arme gezinnen. Overdag gaan zij de straat op om te bedelen, te werken of te stelen. De Roemeense regering doet weinig tot niks om deze kinderen te helpen. Gelukkig zijn er veel westerse instanties die deze kinderen een helpende hand bieden. Eén van deze instanties is Stichting Organisatie Kinderen Boekarest, opgezet door Fred Konijnenberg. Samen met een Roemeense organisatie hebben zij geprobeerd de rioolkinderen te helpen met eten, kleren en onderdak. Velen wilden en konden echter niet geholpen worden. Wel begeleiden zij nu twee voormalig rioolkinderen, Marius en Moise, die nu beide een eigen gezin hebben en zich groten-
PAPeras , maart 2016
Kind zijn in het buitenland
deels zelf redden. In de winter hebben ze nog wel hulp nodig, omdat er voor hen dan geen werk is. De stichting richt zich met name op de straatkinderen. Ze steunen een organisatie die kinderen onderdak biedt in een sociaal appartement. Ze wonen daar onder begeleiding en gaan naar school. Ook bieden zij de straatkinderen in samenwerking met een opvangtehuis en opvangschool onderwijs in lezen, schrijven en rekenen en krijgen zij dagelijks een warme maaltijd. Het doel is om deze kinderen te laten doorstromen naar het reguliere onderwijs om een diploma te halen. PAP gaat dit jaar naar zo’n opvangtehuis om vrijwilligerswerk te doen. Wij hopen op deze manier de kinderen een onvergetelijke dag te bezorgen. Voor ons als toekomstige (ortho)pedagogen is het niet alleen fijn om iets voor een ander te betekenen, het is ook nog eens heel erg leerzaam. Je leert hoe verwaarlozing de ontwikkeling van kinderen in de weg kan staan, de invloed van cultuur op kinderen en je staat in de schoenen van een hulpverlener. Mocht je te laat zijn met inschrijven voor de studiereis of kon je door een andere reden niet mee? Er zijn veel projecten vanuit Nederland die dit soort vrijwilligerswerk organiseren. Zo deed de universiteit in januari een oproep voor stichting Wees een Lach voor in de zomervakantie. Zeker een aanrader! Meer weten/zien? Kijktip: EenVandaag aflevering over zwerfkinderen in Roemenië, 1 aug 2005.
Studievereniging PAP
15
Opvoeden in het buitenland
Expeditie Opvoeding in Kosovo Door: Roëlle Boonstra
De Paperas interviewt elke uitgave een ander gezin in het buitenland. Dit keer het stel Stefan en Margriet, die samen met hun kinderen in Kosovo wonen, een onafhankelijke provincie binnen Servië. Ik stelde hen enkele vragen. Hoe is het om op te voeden in een land wat zo veel verschilt van Nederland? Hoi. Zouden jullie je willen voorstellen?
“Wij, Stefan en Margriet, wonen en werken in Kosovo (dat ook wel het jongste land van Europa wordt genoemd, gezien de jongste gemiddelde leeftijd van Europa). Dit is een nieuw land in Zuid-Oost-Europa, sterk in ontwikkeling, met veel mooie bergen, lekker eten en hele leuke mensen. Stefan werkt hier om Kosovo te promoten naar de buitenwereld en Margriet zet zich in om het niveau van fysiotherapie te verbeteren. Samen hebben we twee zoons van 2,5 jaar en 10 maanden.” Wat is volgend jou het cultuurverschil tussen Nederland en Kosovo? “Het belangrijkste verschil is denk ik dat Nederland een typische individualistische cultuur is, en wij in Kosovo in een collectivistische cultuur leven. De band met de familie is daarom veel belangrijker dan in ons land. Dat zie je op allerlei manieren terug ein de maatschappij.”
16
Hoe zie je dit verschil terug in de opvoeding? “Sowieso zijn er nog veel gezinnen waar de zoons altijd thuis blijven wonen en hun vrouwen bij hen intrekken. Dit komt er dus op neer dat je soms hele grote huishoudens krijgt, waar verschillende generaties bij elkaar in wonen. Het kan dus zijn dat je ook door je oma en opa wordt opgevoed. Maar ook de broers en zussen van de vader zijn heel belangrijk. Wat ik zo inschat is dat kinderen veel vrijer worden opgevoed. Het lijkt
PAPeras , maart 2016
Hoe verschillen Nederlandse kinderen van Kosovaarse kinderen? “Kinderen zijn in de Kosovaarse maatschappij alles. Ze worden geadoreerd. Het is hier normaal dat je op straat iets zegt over een ander kind, meestal positief natuurlijk. Het is heel normaal dat je dan iemand hoort zeggen: “Och, wat een schatje”. Wie in een restaurant gaat zitten, zou zomaar kunnen hebben dat iemand zijn of haar kind wordt gepakt om te worden geknuffeld. Dat is overigens heel gebruikelijk, dat je met je kinderen uit eten gaat, of dat je ze meeneemt het terras op. Daar kijkt niemand van op. Kinderen zijn hier meer onderdeel van het geheel. Oja, ze hebben niet zo veel speelgoed.”
Hoe voed jij je kinderen op, Nederlands of Kosovaars? En hoe ga je om met de beide culturen? “Sowieso vinden wij het van levensbelang dat ze weten dat ze Nederlands zijn. Niet omdat we ons land of cultuur nou zo geweldig vinden, maar ze moeten snappen dat ze een identiteit hebben, waar ze in hun verdere leven ook gaan wonen. Daarnaast willen we wel dat ze goed mogelijk integreren, dus de lokale taal, Albanees, leren op den duur. Ik denk dat wij ze aardig Hollands opvoeden, omdat wij de Westerse literatuur rondom opvoeden en de Nederlandse doktersbezoeken toch wat serieuzer nemen dat de Kosovaarse. Dit heeft er mee te maken dat o.a. de medische sector hier op een aantal vlakken nog wat achterloopt. De meer hedendaagse opvattingen over gezonde opvoeding en hygiëne lopen in Kosovo wat achter. Dit zie je in menig opvatting over voeding terug. Hier is het heel normaal om kinderen lekker veel snoepgoed en chocolade te geven, ook nog onder de 1 jaar. Nou, dan zijn we toch heel Hollands, maar proberen we op een Kosovaarse manier heel hartelijk te reageren op de lieve actie van de gever. Het vleugje Kosovaars is waarschijnlijk wanneer we buiten zijn. Dan kunnen ze prima door vreemden worden aangesproken en opgepakt, omdat dit hier gebruikelijk is.”
Opvoeden in het buitenland
erop dat het kind zijn wil wet is. Terwijl wij in Nederland natuurlijk kinderen veel meer grenzen aangeven. Overigens zijn oudere Kosovaarse kinderen meestal heel beleefd en sociaal, dus blijkbaar worden ze hier niet ‘verwend’ door de wat vrijere opvoeding. Ook worden babies vaak niet zo met een regelmaat opgevoed, met betrekking tot slaapjes en eten. Mijn vrienden zitten heel vaak tot ’s avonds laat met hun kinderen beneden, terwijl die van ons doorgaans om acht uur op bed liggen.”
Hoe ervaar je de tweetaligheid van je kinderen? “Wij spreken thuis allebei Nederlands met onze kids (10 maanden en 2,5 jaar), maar we stimuleren onze babysitter dat ze louter Albanees met ze praat. En als we naar Engelstalige vrienden gaan, vinden we het prettig dat ze Engels met ze praten, ook al snappen onze kinderen er misschien nog niks van.”
Heeft het verhuizen naar het buitenland invloed gehad op hun ontwikkeling en zo ja hoe? “Ze zijn na onze migratie geboren, dus hebben zelf de verhuizing niet Studievereniging PAP
17
Opvoeden in het buitenland
meegemaakt. We zijn alleen altijd een beetje bang dat wanneer ze ooit terugkomen, niemand ze in de supermarkt aanstaart of een kus geeft (lacht).”
Hoe ervaren je kinderen zelf het leven tussen de twee culturen? “Ze zijn nog erg jong, dus dat weten we niet. Zij zien hun opa en oma vooral via Skype en een paar keer per jaar in het echt. Dat al hun familie in Nederland woont, lijkt de oudste te snappen, maar of hij weet dat dit verder is dan een stad in de buurt, dat is moeilijk te peilen.”
Welke moeilijkheden heb je ervaren met je kinderen door het cultuurverschil of de verhuizing? “Eigenlijk zien we vooral voordelen, op het medische aspect na. Omdat de medische sector achterloopt op de Westerse, hebben de artsen echt een ander niveau dan bij ons. Soms hoor je dingen waar je echt je vraagtekens bij zet. Zolang ze dus gezond zijn, is dat niet erg, maar... Daarnaast een heel praktisch punt. Je hebt het in Nederland nooit zo door, maar overal heb je prachtige voetpaden en fietspaden. Hier parkeren auto’s vaak op het trottoir (we wonen in een grote stad) en dus is het met het kinderwagens niet altijd makkelijk om je te bewegen. Dit is dus een praktisch nadeel, maar het weegt niet op tegen de voordelen van een cultuur waar kinderen zo enorm belangrijk zijn.”
Wil je meer weten over Kosovo? Stefan heeft een eigen website over Kosovo om het toerisme te stimuleren en het land onder de aandacht te brengen. Bezoek snel Kosovoblogs.nl! 18
PAPeras , maart 2016
Door: Myrthe Overbeek
Ik ben Hans Hardeman, 47 jaar en ik woon in Kuala Lumpur, Maleisië. Hier ben ik sinds augustus 2014 directeur en leerkracht van de Nederlandse Taal en Cultuurschool (NTC-school) De Bontekoe. Op deze school krijgen bijna 150 Nederlandstalige kinderen die in Kuala Lumpur wonen naschools onderwijs in de Nederlandse taal en cultuur. Dit zijn voornamelijk expat kinderen. Sommige van deze kinderen komen rechtstreeks uit Nederland om voor een paar jaar in Maleisië te wonen, anderen hebben al hun hele leven in het buitenland gewoond. Veel kinderen komen uit gemengde gezinnen, waar de thuistaal niet per sé Nederlands is.
Werken in het buitenland
Het verhaal van een Nederlandse leerkracht in het buitenland
Eerdere ervaringen Kuala Lumpur is niet mijn eerste buitenlandse ervaring. Ik ben al bijna dertien jaar in het buitenland werkzaam. Met twee ‘tussenstops’ in Nederland heb ik drie jaar in Tanzania gewoond, vier jaar in Ghana en vier jaar in Dubai. Op de Pabo wilde ik al van mijn droom mijn beroep maken en schreef mijn afstudeerscriptie over het Nederlands onderwijs in het buitenland. Ik begon echter op een school in de Haagse Schilderswijk. Daar stapte ik de wijde wereld nog niet in, maar kwam de wereld bij mij in de klas! Dat was een hele goede eerste stap. Vijf jaar later volgde mijn eerste buitenlandse stap naar Tanzania. En na een kort weerzien met Amsterdam riep het volgende Afrikaanse land Ghana, waar ik aan de slag kon als directeur/leerkracht. Mensen denken meestal dat Afrika, Afrika is en dat alles daar op elkaar lijkt. Dat is natuurlijk helemaal niet zo en dat is prachtig om te zien.
Latere ervaringen De volgende uitdaging kwam toen ik via via gevraagd werd als directeur/ leerkracht op een Nederlandse school in Dubai. Na zeven jaar Afrika was ik wel aan iets anders toe. Bovendien was het vanuit carrièreoogpunt een goede stap. Het was een heel grote school, die nog veel groter zou worden. Toen ik begon, waren er 140 leerlingen. Toen ik vertrok 330. Dat was aanpoten, maar een superleuke leerschool en werktechnisch heel interessant, vooral toen ik ook gevraagd werd de oprichting van een school in Abu Dabi te komen leiden. Ik keerde na vier jaar terug naar Amsterdam, mijn basis. Ditmaal kon ik aan de slag als onderwijsadviseur bij de Stichting NOB, de Stichting die voor de overheid inhoudelijke ondersteuning biedt aan de NTCscholen in het buitenland. Een fantastische baan, waarin ik ieder jaar steeds weer een paar leuke reizen naar alle scholen wereldwijd mocht Studievereniging PAP
19
Werken in het buitenland
maken. In 2014, na alweer bijna vier jaar, solliciteerde ik toch weer op een baan in het buitenland. Het bloed kruipt blijkbaar waar het niet gaan kan. Kuala Lumpur werd het, een heerlijke stad midden in Zuidoost Azië in een enorm multicultureel en divers land. Voorlopig blijf ik nog wel even hier. Ik ben namelijk nog niet aan mijn ‘vier-jaar-op-dezelfde-plekwat-moet-ik-nu-gaan-doen’ blues toe. Als het zover is, zie ik wel weer. Echt heerlijk om op deze manier zoveel van de wereld te zien; Ik kan het iedereen aanraden!
De Bontekoe Als je een leerling op De Bontekoe bent krijg je eenmaal per week drie uur les na een lesdag van je internationale dagschool. Deze dagscholen hebben elk hun eigen curriculum en voertaal: van Amerikaanse en Britse scholen tot Franse en lokale Chineestalige scholen. Onze Nederlandse school is dus niet zo oer-Hollands als je misschien zou denken! We gebruiken in onze lessen taalmethodes, boeken en toetsen die in Nederland ook gebruikt worden. Er zijn zes leerkrachten die lesgeven van groep 1 tot en met groep 8 van de basisschool en van de brugklas tot het derde leerjaar HAVO-VWO. Verder gaan we niet op De Bontekoe. Als een leerling verder wil leren en bijvoorbeeld het staatsexamen Nederlands wil doen of een internationaal diploma Nederlands wil halen, dan kan dat online via organisaties voor afstandsonderwijs. Ik geef zelf les aan groep 5, groep 7 en de voortgezet onderwijs leerjaren 2 en 3. Onze school geeft dus naschoolse les in Nederlandse taal en cultuur. Daarnaast zitten de kinderen nog op een internationale of lokale school. Zo krijgen ze dus te maken met allerlei verschillende culturen. Zowel in de Afrikaanse landen als het Midden Oosten en ook in Maleisië is er een duidelijke overeenkomst. In al deze landen wordt voornamelijk de autoritaire opvoedingsstijl gehanteerd. Dit zie je ook terug in de klas, bijvoorbeeld hoe kinderen omgaan met hun ouders en ook met de leerkracht. In Nederland zijn we toch wat meer gewend aan het “je en jij” en met elkaar overleggen Dit is vaak niet het geval in het buitenland waar ik heb gewoond. Veelal wordt aan de kinderen verteld wat ze moeten doen zonder verdere uitleg. Daarnaast zie je ook dat de Nederlandse kinderen op internationale scholen voornamelijk met (lokale) kinderen uit rijke bovenklasse gezinnen op school zitten. Deze rijke gezinnen hebben naar mijn mening een aparte manier van omgaan met anderen. Het lijkt alsof ze zich een beetje verheven voelen boven anderen omdat ze nou eenmaal in standen en rangen denken. En omdat zij dan bij de elite horen behandelen ze anderen vaak als minder. Deze kinderen worden ook vaak door nanny’s of chauffeurs naar school gebracht en hebben een bevoorrechte positie in school. Dit zie je vooral terug in Dubai en in Maleisië. Ouders houden zich ook niet veel bezig met de opvoeding van hun kinderen vanwege hun drukke baan. De kinderen die zichzelf als ‘verheven’ zien kunnen zo ook de blanke Nederlandse kinderen zich ontzet laten voelen.. Wil je meer weten over: De Bontekoe in Kuala Lumpur? www.de-bontekoe.com Het Nederlands onderwijs in het buitenland? www.stichtingnob.nl
20
PAPeras , maart 2016
Ik ben Amber. Van 2012 tot 2014 ben ik depressief geweest. Ik sneed mezelf en ik heb zelfs een zelfmoordpoging gedaan. Hoewel depressie veel voorkomt, wordt er nog vaak met veel onbegrip op gereageerd. Daarom wil ik graag mijn verhaal vertellen. De ellende begon in 2012. Ik heb toen een moeilijk jaar gehad. In september begon ik met snijden en dat werd steeds heftiger. Enkele vrienden wisten dit van mij, maar het tegen mijn ouders vertellen? Dat zat er niet in. Mijn ouders zijn sinds mijn 3e of 4e jaar gescheiden en destijds woonde ik bij mijn vader en mijn stiefmoeder. Hoewel mijn stiefmoeder ontzettend haar best voor mij deed, kon ik niet met haar overweg. We hadden vaak ruzie en ik voelde me niet begrepen, vooral omdat mijn vader – voor mijn gevoel – altijd aan háár kant stond. Mijn moeder zag ik ongeveer om de twee weken, maar ook haar durfde ik het niet te vertellen. Zij kwam er echter achter in december 2012 en natuurlijk vertelde zij dit aan mijn vader en stiefmoeder, die er voor mijn gevoel totaal verkeerd op reageerden. Hierdoor besloot ik samen met mijn ouders dat het beter zou zijn om weer bij mijn moeder te gaan wonen. Na de verhuizing ging het enkele maanden goed. Ik zat op een nieuwe school en dat was best oké. De vrienden die ik had op mijn oude school sprak ik ook nog regelmatig. Toch voelde ik me nog steeds best somber, dus mijn moeder en ik hadden het bezoeken van een psycholoog in gedachten. Dat gebeurde in sneltreinvaart toen ik in mei 2013 een zelfmoordpoging deed. Gelukkig wist mijn beste vriendin dit. Zij lichtte mijn ouders in, waardoor mijn moeder me op tijd kon stoppen. Snel daarna startte ik mijn behandeling bij de GGZ. Ik kreeg de diagnose Depressie Niet Anderszins Omschreven (NAO) en een krap jaar later was ik dan eindelijk van mijn depressie af. Voordat ik mijn behandeling begon, was ik énorm sceptisch over de GGZ. Ik dacht dat zij op iedereen labeltjes wilden plakken en niet echt naar me zouden luisteren. Ik dacht dat ik voor gek verklaard zou worden! Gelukkig viel dit enorm mee. De mensen waarmee ik in aanraking kwam, waren ontzettend vriendelijk en begripvol. Voordat ik naar de GGZ ging, zat ik ook bij een particuliere psycholoog. Een ontzettend lieve vrouw, maar uiteindelijk ben ik volledig overgegaan op de hulp van de GGZ. Van deze keuze heb ik geen moment spijt gehad, want mijn psycholoog was echt zó begripvol en lief! Ze heeft me veel inzicht gegeven in mezelf en samen met haar heb ik kleine stapjes gezet, waardoor ik – in mijn ogen – in vrij korte tijd depressievrij verklaard kon worden. Ik kan me nog steeds geen betere psycholoog wensen. Zij gaf me nooit een negatief gevoel over mezelf. Ik vond – en vind – praten over dingen die me dwarszitten extreem moeilijk en daar heeft ze me enorm mee geholpen. Al met al was het een positieve ervaring en ben ik deze psycholoog eeuwig dankbaar Studievereniging PAP
Real-life story: Depressie
Depressie: Mijn ervaring met je elke dag somber voelen Door: Amber
21
Real-life story: Depressie
voor alles wat ze me heeft geleerd. Nadat ik dus depressievrij verklaard was, ging het zoveel beter met me! Ik voelde me eindelijk gelukkiger. Ik durfde zelfs weer gymles op school te gaan volgen, wat al jaren een enorm probleem voor me is. Vanaf mijn behandeling bij de particuliere psycholoog en de GGZ tot september 2014 heb ik geen gymles gehad. Gymles was zelfs het laatste zetje toen ik een zelfmoordpoging deed. Jammer genoeg bleef het niet lang zo goed gaan. In al deze jaren voelde ik me vaak mentaal moe, waardoor ik thuis bleef van school en dus veel lessen miste. Dat ging niet over toen ik eenmaal van mijn depressie af was. In januari 2015 stopte ik opnieuw met het volgen van gymlessen en ging het verder bergafwaarts. Ik bleef steeds vaker steeds langer thuis van school, omdat ik het ook steeds moeilijker vond om überhaupt naar school toe te gaan. Mijn moeder en ik namen in mei 2014 contact op met dezelfde particuliere psycholoog, zodat zij me hiermee kon helpen. Ook had ik veel gesprekken met school, onder andere omdat het missen van de lessen me extreem gestrest maakte. Ik moest immers veel inhalen. Te veel. Helaas kon de particuliere psycholoog mij ook niet helpen. Inmiddels was de zomervakantie begonnen. Ik was gelukkig overgegaan, maar wel met wat inhaalwerk. Ik begon het volgende schooljaar met frisse moed. Echter lukte het me na 2 dagen al niet meer om naar school te gaan. Mijn moeder en ik namen al snel contact op met de GGZ, maar er waren veel intakegesprekken en onderzoeken, waardoor het starten van een nieuwe behandeling pas in januari 2016 begon. Ik heb hierdoor in totaal ongeveer 4 maanden thuisgezeten. Het bleek dat ik onder andere last heb van verschillende soorten angstklachten, waaronder sociale angst en gegeneraliseerde angst. Gelukkig ben ik dus niet depressief meer, maar helemaal goed gaat het nog niet. Ik zit nu net een maand bij de deeltijdbehandeling van de GGZ en daardoor gaat het beter met me. Ik zie de toekomst positief tegemoet, want ik maak nu al veel vooruitgang en ik weet dat het uiteindelijk alleen maar beter zal gaan!
22
PAPeras , maart 2016
Depressie
Wat je moet weten over depressie
Door: Linsey Manten
Iedereen heeft wel eens gehoord over depressie, maar lang niet iedereen begrijpt wat deze ziekte inhoudt. Een depressie is een aandoening die valt onder de ‘stemmingsstoornissen’ en waarbij er gedurende een langere periode een abnormale somberheid of lusteloosheid bestaat. Depressie vindt niet alleen op emotioneel niveau plaats, maar beïnvloedt ook het cognitieve, het gedragsmatige en het lichamelijke functioneren. Er zijn verschillende oorzaken van depressie. Sommige mensen hebben er aanleg voor, anderen hebben er last van door het verminderde zonlicht tijdens de winterdagen. Daarnaast kunnen negatieve (sociale) ervaringen, gebeurtenissen uit de jeugd, hormonale ontregelingen een depressie veroorzaken. Ook komt het vaak voor bij mensen die aan een chronische lichamelijke ziekte lijden. Ook kan een depressie ‘zomaar’ voorkomen, wat als enorm frustrerend wordt ervaren. Doordat een depressie vaak niet vanaf de buitenkant te zien is, wordt een depressie vaak onderschat door mensen die geen depressie hebben gehad. Daarnaast wordt het vaak niet gezien als een ziekte, terwijl het er wel degelijk een is. Depressies verlopen vaak wisselend en onvoorspelbaar. De duur van depressieve episodes zijn per persoon verschillend. De helft van de depressieve episodes duurt korter dan drie maanden. Ongeveer 20% van de episodes duurt meer dan twee jaar. De gemiddelde duur is acht maanden. Depressieve episodes duren langer wanneer de symptomen ernstiger zijn en wanneer de persoon gebrek heeft aan sociale steun. Bij 40% van de depressieve mensen treedt binnen twee jaar een nieuwe depressie op. De kans op terugval bij depressie is dus groot.
Symptomen Volgens de DSM-IV, een psychiatrisch classificatiesysteem, is er sprake van een depressie wanneer er minstens vijf van de volgende symptomen gedurende ten minste twee weken aanwezig zijn geweest. 1. Depressieve stemming (of geprikkeldheid bij kinderen en jongeren) gedurende vrijwel de gehele dag, bijna elke dag. 2. Duidelijke vermindering van interesse voor of plezier aan (bijna) alle activiteiten gedurende vrijwel de gehele dag, bijna elke dag. 3. Onopzettelijk, duidelijk gewichtsverlies of onopzettelijke gewichtstoename, of een af- of toename van eetlust. Bij kinderen kan er sprake zijn van het uitblijven van de verwachte gewichtstoename. 4. Slaapklachten: niet (voldoende) kunnen slapen of teveel moeten slapen, bijna elke dag. 5. Psychomotorische gejaagdheid of geremdheid, bijna elke dag. 6. Vermoeidheid of verlies van energie, bijna elke dag. 7. Gevoelens van waardeloosheid. of ernstige inadequate schuldgevoelens. 8. Vermindering van het vermogen om te denken, zich te concentreren, of besluiteloosheid. 9. Gevoelens van wanhoop, zelfmoordgedachten, fantasieeën over zelfmoord zonder specifieke plannen, een zelfmoordpoging of specifiek
Studievereniging PAP
23
Depressie
plan voor zelfmoord. Niet alleen vrees dood te gaan.
Doe de zelftest Depressie op: www.depressie.nl/zelftest-depressie Behandeling Er bestaan negen verschillende behandelmethodes voor depressie waarvan cognitieve gedragstherapie en hartcoherentie training door de GGZ aangeboden worden. Andere behandelmethodes zijn bijvoorbeeld medicatie en lichttherapie. Cognitieve gedragstherapie bestaat uit twee delen: gesprekstherapie (cognitief ) en gedragstherapie. Deze therapie gaat ervan uit dat het niet de gebeurtenissen zelf zijn die een mens negatieve gevoelens en een bepaald gedragspatroon bezorgen, maar de ‘gekleurde bril’ waardoor hij de dingen ziet. Wie deze negatieve gedachtes anders leert te interpreteren, krijgt een objectievere kijk op de eigen gevoelens en waarnemingen. Hierdoor kunnen negatieve gevoelens verdwijnen en zal het gedrag veranderen. Bij hartcoherentie training wordt de balans tussen het sympatische zenuwstelsel (activerend) en het parasympatische zenuwstelsel (rustgevend) hersteld. Wanneer er veel activiteit van het lichaam gevraagd wordt, wordt het sympatische zenuwstelsel geactiveerd. Hierbij wordt extra bloed naar de spieren gestuurd, wordt de ademhaling sneller en vindt er een ‘fight-or-flight’ reactie plaats. Hierbij is de hartcoherentie (hartritmevariabiliteit) laag. Wanneer het lichaam ontspant, wordt het parasympatische zenuwstelsel geactiveerd waarbij de ademhaling dieper wordt en de spierspanning afneemt. Hierbij is de hartcoherentie hoog. Wanneer iemand last heeft van chronische stress, wordt het sympatische zenuwstelsel veel vaker geactiveerd, waardoor het uiteindelijk een stabiele maar scheve balans ontstaat tussen de twee zenuwstelsels. Gevolgen hiervan zijn angst en depressie, maar ook slapeloosheid, hartkloppingen en hoge bloeddruk. Ook zal de hartcoherentie geheel afwezig zijn. Tijdens hartcoherentietraining wordt geleerd hoe iemand adem moet halen op zijn eigen optimale snelheid. De ademhalingsoefeningen zorgen ervoor dat de sympatische en parasympatische zenuwstelsels in gelijke maten worden geactiveerd. Hierdoor kan de balans weer worden hersteld. Meer informatie: http://www.depressie.nl/depressie
24
PAPeras , maart 2016
DE BESTE TENTAMENTRAININGEN! KIJK OP BIJLESACADEMIE.NL/TRAININGEN VOOR MEER INFORMATIE
VOOR AL JE SAMENVATTINGEN! KIJK OP JOHO.NL VOOR MEER INFORMATIE
Studievereniging PAP
25
De Voorleesexpress
De Voorleesexpress: Ga de strijd aan tegen laaggeletterdheid
Door: Anika Meijer
Laaggeletterdheid Uit onderzoek blijkt dat 1,5 miljoen mensen van de 16 tot 74 jaar laaggeletterd zijn: dat wil zeggen dat zij functioneren op het laagste niveau van geletterdheid. Dit zijn één miljoen autochtonen en een half miljoen allochtonen. Iemand is laaggeletterd wanneer diens functionele taalgebruik onvoldoende is om te kunnen functioneren in de samenleving en op de werkvloer. De voorspellingen omtrent laaggeletterdheid zijn weinig veelbelovend: in 2020 zal de laaggeletterdheid waarschijnlijk nauwelijks gedaald zijn. De oorzaken van laaggeletterdheid zijn divers. Het kan te wijten zijn aan de thuissituatie (denk hierbij aan een taalarme omgeving of ouders die zelf ook laaggeletterd zijn). Het onderwijssysteem kan ook een rol spelen: een reden voor laaggeletterdheid is dat de leerprestaties van basisscholieren in Nederland op een te laag niveau liggen. Aan het einde van groep 3 heeft zo’n één op de zeven leerlingen niet voldoende technische leesvaardigheid, en een jaar later is bij één op de drie leerlingen deze leesvaardigheid nog steeds niet voldoende. Het blijkt dat een kwart van de basisschoolleerlingen naar de middelbare school gaan met het leesvaardigheidsniveau van een leerling uit groep 6. Tot slot kan laaggeletterdheid ook veroorzaakt worden door individuele problemen, zoals een lage intelligentie. Laaggeletterdheid wordt een steeds groter probleem: de eisen die gesteld worden aan de leesvaardigheid zijn nooit eerder zo hoog geweest. Verschillende maatschappelijke ontwikkelingen, zoals die richting een kenniseconomie, vragen om een relatief hoog niveau van de gehele bevolking.
De VoorleesExpress Om dit probleem te bestrijden, heeft het platform ‘de VoorleesExpress’ als doel om de taalontwikkeling van kinderen te stimuleren en de taalomgeving thuis te verrijken. Zij richten zich dus vooral op het verbeteren van de gezinssituatie op taalniveau. Het is gericht op kinderen tussen de 2 en 8 jaar die moeite hebben met de Nederlandse taal en doorgaans opgroeien in een taalarme thuissituatie. Om dit doel te bereiken komt een vrijwilliger voorlezer twintig weken lang bij de kinderen en de ouders thuis langs om het kind voor te lezen en daarmee het voorleesritueel in het gezin te introduceren. Uiteindelijk is het de bedoeling dat de ouders dit ritueel overnemen en het voorlezen een blijvende plek in het dagelijks leven te geven. 26
PAPeras , maart 2016
Vrijwilligers Het project van de VoorleesExpress wordt vrijwel volledig uitgevoerd door vrijwilligers. Als vrijwillige voorlezer ga je twintig weken lang iedere week een uur voorlezen bij het gezin thuis. Daarnaast is het je taak om geschikte boeken bij de bieb te halen: per week zul je er dus een uur of twee aan kwijt zijn. Naast dat vrijwilligerswerk (sorry voor het cliché) erg goed op je CV staat, is het voornamelijk enorm leuk om te doen. Je komt rechtstreeks in contact met het kind en de ouders, en na twintig weken zie je vaak daadwerkelijk vooruitgang bij je voorleeskind. Kortom: een aanrader!
De Voorleesexpress
Effectiviteit Er zijn vele bewijzen voor de effectiviteit van de aanpak van de VoorleesExpress. Zo heeft het NJI het volgende gezegd: ‘De VoorleesExpress kinderen presteerden na afloop van het project beter op taalvaardigheid (boekoriëntatie, verhaalbegrip, begrijpend lezen en woordenschat) en hadden meer leesplezier. Ook is de taalomgeving in huis verrijkt: ouders hebben meer plezier in het voorlezen en zien het belang van lezen meer; het aantal bibliotheekbezoeken is toegenomen en er zijn meer boeken in huis voor de kinderen; kinderen kijken vaker en langer in boeken.’ Daarnaast heeft de VoorleesExpress meerdere keren landelijk prijzen gewonnen op het gebied van taal, alfabetisering en vrijwilligersbeleid.
Meer weten? Kijk op www.voorleesexpress.nl voor alle nodige informatie.
Studievereniging PAP
27
Pedagogische wetenschappen, en dan?
Pedagogische wetenschappen, en dan?
Door: Sanne Dirkse
De meeste studenten Pedagogische Wetenschappen komen direct van het VWO af. Wanneer het studietraject regulier wordt doorlopen, drie jaar bachelor en één jaar master, zijn zij ongeveer 22 jaar wanneer zij afstuderen. Deze jonge mensen hebben een overload aan kennis over de ontwikkeling van kinderen, opvoeding en stoornissen. Wat de ouders echter zien is een jong meisje (of af en toe een jongen), net afgestudeerd, nauwelijks praktijkervaring en zelf nog geen kinderen en die zal hen wel eens even vertellen hoe zij hun kind moeten opvoeden. Dit werd ook ervaren door Eva van Es. Zij is momenteel ontwikkelingspedagoog bij Buro Leerlingenhulp. Zij wilde graag deze ervaring met ons delen.
28
“Met mijn afstudeerborrel nog vers in het geheugen en mijn diploma net opgehangen aan de muur, stond ik in de zomer van 2011 op het punt om mijn eerste intakegesprek aan te gaan als ontwikkelingspedagoog binnen Buro Leerlingenhulp. Gespannen? Ja! Eerste keer? Nee! Ik had al geregeld meegekeken en tevens zelf al gesprekken gevoerd, maar dit keer voelde het als een nieuwe mijlpaal. Ik was op dat moment 23 jaar en had voor mijn gevoel voldoende ervaring opgedaan gedurende mijn stageperiode. Met dit gevoel van zelfvertrouwen ging ik het gesprek dan ook in. Van te voren even de aanmelding nogmaals doorlezen (jongen van 14 jaar, van huiswerkbegeleiding gestuurd vanwege slecht gedrag, behoefte aan individuele ondersteuning gericht op plannen en leervakken) en vervolgens het gesprek aangaan. De moeder van deze jongen maakte een vriendelijke indruk; ze glimlachte, knikte instemmend en deelde haar verwachtingen voor begeleiding. Vader zat mij daarentegen met een schuine blik behoorlijk te observeren, keek afkeurend en had nog net geen groot vraagteken boven zijn hoofd hangen. Plotseling kreeg hij een lach op zijn gezicht, waardoor ik dacht dat hij was ‘ontdooid’. Maar in werkelijkheid zat hij met één belangrijke vraag, die hij eindelijk durfde te stellen: “Eva, waarom denk jij dat je mijn zoon wel aan kan. Wat ga jij anders doen dan die meiden van de huiswerkklas? Hoe oud ben je eigenlijk?” Een vragenvuur met twijfels kwam op mij af. Wel allemaal hele logische vragen! Ik begreep zijn twijfels volkomen. In plaats van hem te overtuigen, gaf ik aan zijn twijfels te begrijpen gezien mijn jonge leeftijd. Maar ik probeerde er mijn kracht van te maken, door aan te geven dat het ook in zijn voordeel kan werken. Vader bleef mij met een lach aankijken. Ergens leek het op medelijden, dat ik zijn zoon huiswerkbegeleiding moest geven. Een lach die zei, meisje waar begin je aan? Toch kreeg ik het voordeel van de twijfel en begon deze jongen met individuele begeleiding. Licht gespannen begon ik aan het individuele traject met deze jongen. Als ik er nu op terugkijk is het mijn meest intensieve intakegesprek geweest, maar uiteindelijk ook meest fijne begeleidingstraject. Ik had direct een goede klik met deze jongen. Ik luisterde naar hem en gaf hem ruimte om zichzelf te zijn. In plaats PAPeras , maart 2016
Studievereniging PAP
Pedagogische wetenschappen, en dan?
van hem taken opleggen, gaf ik hem advies. Hij was goed in muziek maken en via Soundcloud mixte hij heel wat tapes in elkaar. Wekelijks kwam hij enthousiast zijn nieuwe tapes laten horen. Het ging beter op school. Het contact met zijn ouders verliep prettig. We hadden een goede samenwerking opgebouwd. In zijn examenjaar ging hij het zelf proberen. De begeleiding werd stopgezet. Daarvoor in de plaats kreeg ik zijn zusje in begeleiding. Ik ben opnieuw het gesprek met ouders aangegaan. Dit keer om de hulpvraag rondom hun dochter te bespreken. Het mooist vind ik nog altijd de andere houding die ik bij vader zag en zijn woorden: “Eva, ik heb er alle vertrouwen in dat je onze dochter net zo goed gaat helpen als onze zoon.””
29
Docenten over... 30
Docenten over….
Het vluchtelingenprobleem Door: Illa Carrión Braakman
Bijna 400.000 vluchtelingen kwamen in de eerste helft van het jaar 2015 Europa binnen, waaronder veel kinderen. Kunnen wij al die kinderen nog wel opvangen als het er zo veel zijn? Ik sprak hierover met prof. dr. Micha de Winter. ------------------------------------------------------------------------------------------Prof. dr. Micha de Winter studeerde ontwikkelingspsychologie en werd pedagoog. In 1986 is hij gepromoveerd met een proefschrift genaamd ‘Het voorspelbare kind’. Dit proefschrift ging over het feit dat we in steeds eerdere stadia willen voorspellen of het goed gaat met de ontwikkeling van het kind, en handelde over de voor- en nadelen van die tendens. Sinds ongeveer 20 jaar werkt Prof. dr. Micha de Winter bij de opleiding Pedagogische Wetenschappen in Utrecht. Hier houdt hij zich bezig met de Master Maatschappelijke Opvoedingsvraagstukken (MOV). Zo doet hij onderzoek naar de relatie tussen opvoeding en samenleving, en bijvoorbeeld ook naar radicalisering. -----------------------------------------------------------------------------------------Is Nederland wel in staat om alle kinderen die binnenkomen goed op te vangen? “Deze vraag kun je op twee manieren beantwoorden. In principe moet Nederland wel in staat zijn om alle binnenkomende kinderen goed op te vangen. Nederland is immers een van de rijkste landen ter wereld, heeft een goed onderwijssysteem en een rijke geschiedenis van tolerantie en openheid. Bovendien heeft het de knowhow hoe we met de binnenkomende kinderen om zouden kunnen en moeten gaan. Maar doen we het goed? Momenteel is het systeem helaas niet goed georganiseerd. Een vriend van mij werkt bijvoorbeeld voor een organisatie die onderwijs aan vluchtelingen biedt. De kinderen waar hij mee werkt zijn zeer enthousiast en willen niets liever dan leren. Wanneer er echter een school geregeld is, moeten twee maanden later de kinderen opeens weg omdat ze naar een volgende opvanglocatie gestuurd worden. Het onderwijs vertoont op deze manier dus grote gaten, terwijl een zekere mate van stabiliteit juist voor deze kinderen zo belangrijk is. Twee Brabantse burgemeesters hebben voorgesteld om opvang veel kleinschaliger te organiseren. Hierdoor zouden ze de vluchtelingen beter kunnen laten integreren. Voor kinderen is dat in elk geval veel beter. De gemeente Boxtel vangt bijvoorbeeld een kleine groep van 50 meiden uit Eritrea op en lijkt er wonderwel in te slagen hen bij de samenleving te PAPeras , maart 2016
Wat is het minimum aan maatregelen dat we zouden moeten nemen voor de kinderen die binnenkomen? “We zijn verplicht om elk kind onderwijs aan te bieden. Ik heb voor Unicef in Soedan gewerkt. Het eerste wat er in de vluchtelingenkampen gebeurt is het opzetten van schooltjes. Unicef noemt dit zelf ook wel “back to school, back to normalcy”. School, sport en spel bieden de structuur die kinderen nodig hebben na alle traumatiserende ervaringen die ze hebben opgedaan. Verder heb je natuurlijk nog de basisvoorwaarden zoals gezondheidszorg en veiligheid. Dit zou in Nederland toch goed geregeld moeten zijn, maar er zijn inmiddels allerlei signalen dat het daarmee niet goed gaat. In sommige locaties voor alleenstaande minderjarige asielzoekers komt bijvoorbeeld veel onderling geweld voor.
Docenten over...
betrekken. Maar overal zie je nu juist grootschalige opvang met hekken eromheen. Daarmee zonderen ze de mensen af. Kinderen hebben de behoefte om te normaliseren en deel te nemen aan de samenleving. In zo’n afgezonderd kamp lukt dit niet.”
Kunnen we het geld dat we nu besteden aan de zorg voor de vluchtelingen niet beter aan ons eigen volk besteden? “Dit vind ik een choquerende vraag, wat is immers ons eigen volk? Wanneer je naar de geschiedenis kijkt van Nederland, zie je dat bijna iedereen vanuit een andere plek gekomen is. Er bestaat dus niet echt zoiets als een eigen volk. De meeste mensen zijn eigenlijk immigranten. Er zijn zeker mensen die bang zijn voor de massale immigratie en vrezen dat er voor hun kinderen geen banen en huizen meer zullen zijn. Die angst is begrijpelijk, maar dat neemt natuurlijk niet weg dat we toch moeten zorgen voor mensen die in doodsnood hun land ontvlucht zijn. Mensen die in daadwerkelijk contact met vluchtelingen komen zien dat ook meestal wel. Als het over de opvang van vluchtelingenkinderen gaat moeten we ons ook houden aan internationale verdragen die we hebben ondertekend als land. In het Internationale Verdrag voor de Rechten van het Kind staat bijvoorbeeld dat alle kinderen in een land recht hebben op goed onderwijs en goede gezondheidszorg. Natuurlijk kan Nederland niet in zijn eentje de hele vluchtelingenproblematiek oplossen, dus er zit niks anders op dan samen te werken. Maar wie als enige oplossing schreeuwt dat de grenzen dicht moeten, zou zich moeten realiseren dat iedereen op een zeker moment vluchteling zou kunnen worden…”
Studievereniging PAP
31
Blog van een docent 32
The teacher of our days Door: Estera-Magda Potop, teacher Zolang er mensen zijn wordt er al van generatie op generatie kennis overgedragen. Dit gebeurt onder andere in het onderwijs. Omdat wij als pedagogen ook in het onderwijs terecht kunnen komen, hebben we een column van een docent opgenomen in de PAPeras. Graag stel ik Estera aan jullie voor. Een jonge, Roemeense vrouw die zich inzet voor goed onderwijs voor de kinderen in haar dorp. Zij vertelt over haar eigen ervaringen als docent en geeft haar visie op onderwijs. Veel leesplezier! Nowadays it is difficult to say what a teacher really means for his students. From my short experience as a teacher, from 2012 till now, I can say it is the most beautiful thing of my life, even if it is not easy as I tought when I was a student. Every time I am in front of my classes, I remember what I was thinking about my teachers during my study period and it makes me wish being better sometimes or being like some of my teachers. Romanian schools have an interesting system. You have a lot of theoretical things at primary school, but I think practical is missing what a young person needs for his future and for his own life. My heart is breaking also when I see children who are 8 to 10 years of age, who are living with relatives and missing their parents who are going abroad for a job. In moments like these, a teacher has to be a friend for her class first, then a teacher. You have to listen to their problems and after that they can listen to what you are saying. But what should you do when, one day, a girl who is 14 is coming to you, after the school program and says that she is a victim of sexual abuse during the last 3 years of her life?! How can you help? It is painful and it hurts the family too… But the student is still coming to your class and trying to give her best. Well, if a teacher forgets that he/she was young once, it is dangerous for both teacher and students. But here, in our system, we have a lot of theories how to do something, but the reality is quite different, like two different worlds. Being teacher today is not the same as we were thinking when we were doing something else, but it is something you can do for saving the future of the young generation who is coming after you. A teacher can be a blessing for his students or a reason to give up school, learning, or worse; think that if he/she dies is better for you and for the others. There are a lot of young people who choose suicide... What can a teacher do? Giving his best! He can change the world around him first, and then go further.
PAPeras , maart 2016
Het onderwijs in? Doe de deeltijd pabo! Door: Maarten de Groen
Daar sta je dan: Studie afgerond, diploma op zak, maar wat nu? Banen liggen helaas niet voor het oprapen. En zonder jezelf ook na je studie te blijven ontwikkelen, kom je er niet. Maar hoe val je nu op, wat maakt jou als orthopedagoog interessant? Een vraag die ook ik mijzelf heb gesteld na mijn afstuderen. Gedurende mijn master heb ik me gespecialiseerd op het gebied van leerlingenzorg. Na mijn stagejaar op een middelbare school wist ik het zeker: ik wil aan de slag in het onderwijs.
Het onderwijs in?
Deeltijd pabo Helaas is de schoolcontext niet altijd de meeste eenvoudige plek voor een orthopedagoog. Door de opkomst van de academische pabo studeert een groep studenten af met twee diploma’s. Een pabo-diploma én een onderwijskundig of pedagogiek-diploma. Deze studenten hebben zodoende een streepje voor. Aangezien ik toch wel heel graag binnen het onderwijs wil werken (als orthopedagoog én als leerkracht) heb ik ervoor gekozen om de deeltijd pabo aan de Marnix Academie te volgen. Ik ben nog steeds blij met deze keuze! Dat is ook de reden dat ik er in PAPeras over wil vertellen. Want veel studenten zijn niet van deze mogelijkheid op de hoogte! Betere orthopedagoog Het fijne aan de deeltijd pabo, na je master orthopedagogiek, is dat je niet het reguliere programma hoeft te volgen. Doordat je al veel kennis hebt opgedaan, krijg je meerdere vrijstellingen. In de praktijk komt het erop neer dat je na twee jaar je pabo-diploma op zak hebt. Daarmee ben je niet alleen een heel goede leerkracht maar, naar mijn idee, ook een betere orthopedagoog! Wist je dat DUO een financiële tegemoetkoming voor aankomende leerkrachten heeft? Aangezien de overheid meer academisch geschoolde mensen voor de klas wil, krijg je als afgestudeerde orthopedagoog een vergoeding ten opzichte van je collegegeld.
Je collegeweek Het programma van de deeltijd pabo op de Marnix Academie bestaat uit twee lesavonden (op dinsdag en donderdag van 18.00-22.00 uur) en in het eerste jaar één stagedag per week. In het tweede jaar wordt dit anderhalve dag. Je houdt dus meer dan voldoende tijd over om een parttime-baan te hebben en te studeren! Open dag Mocht je na het lezen van dit stukje geïnteresseerd zijn geraakt, kom dan kijken op de open dag van de Marnix Academie op 19 maart of stuur mij een mailtje met de vraag of je een avond kunt meelopen!
[email protected] Studievereniging PAP
33
Social media 34
Sexting: strafbaar of onschuldig? Door: Roëlle Boonstra
Sinds de komst van het internet zijn ouders gedwongen zich bewust te worden van de gevaren van de online wereld. Niet alleen voor zichzelf, maar ook voor hun kinderen. De verhalen waarbij het internet een vijver vol onzekere meisjes voor bedriegers is, zijn inmiddels bij ieder bekend, maar een nieuw fenomeen heeft een tijd geleden zijn intrede gedaan. Sexting is de nieuwste vorm van online seksualiteit, waarbij veelal tieners gebruik maken van Snapchat, Whats’app of MMS. Wat veel tieners niet weten, zijn de vele gevaren en risico’s van sexting.
Wat is sexting? Steeds meer jongeren en zelfs kinderen maken foto’s van zichzelf, schaars gekleed of naakt. Dit omdat ze een relatie hebben en/of willen experimenteren. De meesten hebben toegang tot verschillende online diensten, waardoor de drempel tot sexting erg laag ligt. Sexting is daarom de laatste jaren ook sterk toegenomen. Door de toenemende aanwezigheid van smartphones en tablets wordt het voor tieners steeds makkelijker om toegang te krijgen tot verschillende apps en websites waar seksueel getinte berichten en foto’s makkelijk te versturen en te ontvangen zijn. Uit cijfers van Rutgers WPF, de voormalige Rutgersstichting, blijkt dat van 1000 ondervraagde scholieren er 250 wel eens een blootfoto of naaktfilmpje maken. Het overgrote deel, zo’n 75 procent, stuurt ontvangen berichten ook door. Sexting kan vrij onschuldig zijn. Toch zijn er meerdere risico’s aan verbonden, waar een jongere geen invloed meer op kan hebben zodra de foto is verzonden. Ook al denkt een jongere de ontvanger te kunnen vertrouwen: zodra een foto wordt verzonden krijgt de ander macht over de foto en kan de zender niks meer veranderen. Steeds
PAPeras , maart 2016
Social media
vaker komt het voor dat sexting wordt gebruikt als vorm van pesten, bijvoorbeeld wanneer iemand wordt gedwongen om mee te doen of als de afbeeldingen en/of filmpjes (online) worden verspreid. Niet alleen heeft dit gevolgen in de directe omgeving van de betreffende tiener, wanneer foto’s van sexting online worden verspreid is er bijna geen weg terug meer. Het komt geregeld voor dat afbeeldingen op pornosites of social media circuleren en nog meer schade aanrichten. Is sexting strafbaar? Lang niet iedereen is zich ervan bewust, maar sexting met (een) minderjarige(n) is strafbaar. Officieël zijn de wetten voor het seksuele gedrag op internet bedoeld om verspreiding van (kinder)porno tegen te gaan. Onschuldige of pestvormen van sexting zijn hierdoor ook strafbaar, aangezien dat onder dezelfde wetten valt. Het maken, in bezit hebben of versturen van seksueel getinte beelden van minderjarigen is strafbaar en valt onder de wetten van kinderporno. Je zou hiervoor zelfs levenslang kunnen krijgen. Dus kan het zo zijn dat als een jongere een foto doorstuurt naar een vriend, en hij de afbeelding verspreid, hij kan worden vervolgd. Iemand kan bijvoorbeeld wel vervolgd worden als:
- er sprake is van druk of dwang; - degene van wie de beelden zijn gemaakt dit niet wist; - de beelden zijn gebruikt voor pesten of chantage; - de beelden verspreid zijn.
Van sexting dat aan één van bovenstaande criteria voldoet, kan aangifte worden gedaan bij de politie.
Sommige mensen pleiten er voor om sexting minder strafbaar te maken. Zij stellen dat het een onschuldige vorm van experimentele seks is, waar elke tiener aan mee doet. Door hoge straffen op deze online vorm te leggen, dwingt dat de jongeren om het experimenteren weer in het echte leven te doen. In 2011 stelde Justine Pardoen van Ouders Online in een blog: “…(de online wetgeving)... zou zodanig gewijzigd moeten worden dat er rekening wordt gehouden met normaal experimenteer-gedrag van jongeren. Kinderen moeten door de wet beschermd worden tegen misbruik, okee, maar dat mag er niet toe leiden dat ze ook beschadigd worden door diezelfde wet”. Door de vele discussies en op aanraden van het Landelijk Expertisecentrum Kinderporno geldt sinds april 2013 dat wederzijdse instemming tot uitwisseling kan leiden tot géén vervolging. Wat is onze verantwoordelijkheid? Ouders, verzorgers, scholen en de overheid zijn druk met hoe ze kinderen en jeugd kunnen bereiken met de eventuele gevolgen van eventueel sexting. Dit betekent dat onderzoek naar sexting en online gedrag van Studievereniging PAP
35
Social media
jongeren steeds meer toeneemt en nog meer moet toenemen. Enkel door te begrijpen waarom de jeugd, ondanks alle gevaren, toch seksueel getinte berichtjes stuurt kan een goede aanpak worden bedacht. Er worden voorlichtingsfilmpjes gemaakt door expertisecentrum Qpido waardoor grote gemeenten al campagnes opzetten. Maar de verantwoordelijkheid ligt niet alleen bij de gemeentes en hulpverleners. Vanuit de bevolking moet er een bewustzijn opkomen dat niet alleen jongeren kan helpen om de risico’s in te zien, maar ook ouders ervan bewust maakt dat jongeren hier mee worstelen. Even een grijpbaar voorbeeld. Francien, eigenaar van de online weblog GirlsLove2Run, had jaren terug al meegemaakt dat een schoolvriendje foto’s van haar verspreidde door de school. Nu heeft ze een van de allereerste boeken over sexting geschreven (genaamd: Francien, laat je tieten nog eens zien) en haar verhaal gedeeld om bewustzijn van dit probleem te creëren. Zo wordt sexting een onderwerp dat kan worden besproken en blijft dit geen taboe. Want de risico’s verbonden aan dit ogenschijnlijk onschuldige en toch strafbare online gedrag zijn zo groot, dat iedereen er deel aan kan nemen om dit probleem terug te dringen. Wil je verder lezen? ‘ Francien, laat je tieten nog eens zien’ is o.a. te koop via bol.com. Bezoek eens de website van Expertisecentrum Qpido. Of lees hier het volledige rapport van Rutgers WPF: http://www.rutgers. nl/sites/rutgersnl/files/PDF/DEF_Whitepaper_jeugd_en_seks_online.pdf Of lees hier de blog van Justine Pardoen uit 2011: http://www.ouders.nl/artikelen/wat-iedereen-moet-weten-over-sexting
36
PAPeras , maart 2016
Studievereniging PAP
37
Studie-inhoudelijke excursies 38
NVO praktijkavond
Door: Sanne Dirkse
Voor de arbeidsmarktoriëntatie van ons PAPpers had PAP in samenwerking met NVO een praktijkavond georganiseerd. Hierbij waren vier sprekers vanuit verschillende disciplines binnen de orthopedagogiek, namelijk de geestelijke gezondheidszorg, gehandicaptenzorg, jeugdzorg en onderwijs. Dit was dé manier om kennis te maken met deze verschillende disciplines. Kon je helaas niet aanwezig zijn? Of wilde je graag meer weten over de gehandicaptenzorg? Gelukkig heeft de PAPerascie de vier sprekers geinterviewd! Geestelijke Gezondheidszorg - Saskia van der Hijden Als wat bent u nu werkzaam? Ik ben nu werkzaam als behandelaar bij De Geheime Tuin in Bussum, dat is een organisatie binnen de Generalistische basis-GGZ, met vijf vestigingen in Midden-Nederland. Wij behandelen kinderen en jongeren tussen de 4 en 18 jaar, die psychiatrische klachten hebben, dus bijvoorbeeld kinderen met angst- en dwangstoornissen, gedragsproblemen, ADHD, autisme of kinderen die iets naars hebben meegemaakt. Ook begeleid ik ouders die vragen hebben over de opvoeding, bijvoorbeeld hulp bij het zindelijk worden of het eten en slapen. Ik voer psychologisch onderzoek uit en biedt behandeling aan kinderen en jongeren en hun ouders. Dit is ambulante behandeling; kinderen komen naar De Geheime Tuin voor een behandelafspraak van ongeveer 45 minuten.
Hoe bent u hier gekomen/hoe kunnen studenten Pedagogische Wetenschappen hier terecht komen (met eventuele behaalde aantekeningen)? Ik heb orthopedagogiek en psychologie gestudeerd aan de Universiteit Utrecht. Na mijn afstuderen in 2009 ben ik via de jeugdzorg bij De Geheime Tuin terecht gekomen, dat was in 2010. Ik ben eigenlijk viavia bij De Geheime Tuin terecht gekomen; een collega van een eerdere baan dacht aan mij toen ze een nieuwe collega zochten bij De Geheime Tuin. Die kans heb ik uiteraard gegrepen! In 2011 ben ik begonnen met de postdoctorale opleiding tot Orthopedagoog-Generalist, die ik in 2013 heb afgerond. Deze opleiding volg je naast je werk, 1 dag per week. Een fantastische opleiding! Er werken bij De Geheime Tuin GZ-psychologen en OrthopedagoogGeneralisten, maar ook basisorthopedagogen, basispsychologen en psychomotorisch therapeuten. Met je diploma orthopedagogiek kan je dus bij De Geheime Tuin werken. Wel is het belangrijk dat je al enige relevante werkervaring hebt, want het is een zelfstandige functie. Soms
PAPeras , maart 2016
Kunt u een representatieve werkdag beschrijven? Mijn werkdag start vaak om half 9 met het lezen en verwerken van mijn email en voorbereiden van de afspraken op de dag. Om 9 uur zie ik vaak mijn eerste cliënt. Dat kan een behandelgesprek zijn van een uur, of bijvoorbeeld een psychologisch onderzoek. Rond half 1 pauzeer ik met mijn collega’s en hebben we soms een teamoverleg. We bespreken daarin de praktische dingen, maar staan ook stil bij cliënten en hoe we bepaalde zaken het beste aan kunnen pakken. In de middag zie ik ook cliënten, ieder uur eentje. Soms dus kinderen alleen, soms ouders, maar vaak ouders en kinderen alleen. Bij jonge kinderen gebruik ik veel spel en creatieve methoden (tekenen, knutselen etc.), bij oudere jongeren meer gesprekstherapie. Soms ga ik ook naar een school toe, voor een schoolobservatie of een gesprek met ouders en leerkrachten. Meestal is mijn werkdag tussen 5 en 6 afgelopen.
Studie-inhoudelijke excursies
komt er een functie vrij van behandelassistente. Binnen die functie kun je ervaring opdoen, bijvoorbeeld in het doen van psychologisch onderzoek en het verwerken van aanmeldingen. Een hele mooie startersfunctie!
Wat is het leukste aan dit werk? Het werken met kinderen! Ik vind het geweldig hoe creatief ze zijn, en hoe goed ze zelf oplossingen kunnen bedenken – met een klein zetje in de rug. Die creativiteit en dat vrij denken ‘verleer’ je als volwassene vaak een beetje, maar door met kinderen te werken, mag ik er toch iedere dag weer van genieten! Wat is minder leuk aan dit werk? We krijgen vaak te maken met bezuinigingen (net als in de rest van de zorg), waardoor ik soms voor mijn gevoel teveel met “cijfertjes bezig ben” en niet met de inhoud van de zorg. En dat is natuurlijk waar je als orthopedagoog juist wel mee bezig wil zijn! Gelukkig valt het mee, hoor, en is het vooral een hele leuke functie!
Studievereniging PAP
39
Studie-inhoudelijke excursies
Jeugdzorg - Marieke Erken-Drost Als wat bent u nu werkzaam? Ik ben werkzaam als gedragsdeskundige bij de Raad voor de Kinderbescherming. Als gedragsdeskundige bied je consultatie aan raadsmedewerkers en voer je diagnostisch onderzoek uit bij kinderen. Ook lever je een bijdrage aan deskundigheidsbevordering, beleids-/methodiekontwikkeling en (externe) vertegenwoordiging. Bij de Raad staat alles in het teken van de veiligheid van kinderen.
Hoe bent u hier gekomen/hoe kunnen studenten Pedagogische Wetenschappen hier terecht komen ? Na mijn studie Orthopedagogiek heb ik twee jaar een werkervaringsplek gehad. Daar ben ik begonnen met het registratietraject tot NVO OrthopedagoogGeneralist. Na die werkervaringsplek heb ik het registratietraject afgemaakt bij het toenmalige Bureau Jeugdzorg. Daar werkte ik als gedragsdeskundige bij zowel de vrijwillige als gedwongen hulpverlening. Vervolgens heb ik nog, als behandelcoördinator, bij een zorgaanbieder gewerkt zowel in het speciaal voortgezet onderwijs, behandelgroepen als bij gezinsbehandeling. Uiteindelijk ben ik in 2009 bij de Raad voor de Kinderbescherming gaan werken. Om als gedragsdeskundige bij de Raad te werken is het hebben van een registratie (NVO Orthopedagoog-Generalist, NIP Kinder- en Jeugdpsycholoog of GZ- psycholoog) zeer wenselijk. Daarnaast is registratie bij het SKJ (Stichting Kwaliteitsregister Jeugdzorg) een eis. Dit is een nieuw registratiesysteem voor jeugdzorgprofessionals.
40
Kunt u een representatieve werkdag beschrijven? Tussen 8 en 8.30 uur kom ik op kantoor, zoek ik een plek en start mijn computer op. Om 9 uur komt het regioteam, waar ik als gedragsdeskundige aan gekoppeld ben, bij elkaar. Bijzonderheden worden doorgespreken en nieuwe zaken worden uitgedeeld. Vervolgens ga ik rapporten lezen, want vanaf 11 uur staan allerlei multidisciplinaire overleggen (MDO’s) gepland. In die MDO’s wordt, samen met de raadsonderzoeker en juridische deskundige, de onderzoeken besproken, zowel bij de start van het onderzoek als bij het einde (besluitvoering). Vandaag staat er om 11 uur een overleg gepland over een onderzoek naar drie kinderen in de basisschoolleeftijd waarvan vader bij de rechtbank een omgangsregeling heeft verzocht omdat hij al twee jaar geen contact heeft met de kinderen. Een lastige zaak, want moeder en de kinderen willen geen contact met vader omdat hij gewelddadig zou zijn. We bespreken hoe we meer zicht kunnen krijgen op vaders functioneren en de zorgen die moeder daarover heeft; hoe het met de kinderen gaat; welk beeld de kinderen van hun vader hebben en wat er nodig is om omgang tussen vader en de kinderen mogelijk te maken. De raadsonderzoeker gaat met een onderzoeksplan de deur uit. Om 12.30 uur heb ik even tijd voor lunch, want daarna hebben we overleg met ons team van gedragsdeskundigen. Er worden praktische zaken besproken en er zijn drie aanvragen voor een psychologisch onderzoek. Ik heb ruimte, dus pak één psychologisch onderzoek op. Helaas heb ik niet veel tijd om het PAPeras , maart 2016
s
Studie-inhoudelijk excursies
dossier te lezen, want direct na de vergadering komt er een raadsonderzoeker naar me toe. Er zijn grote zorgen over de veiligheid van twee kinderen in een gezin waar hij onderzoek naar doet. We besluiten de reeds aanwezige hulpverlening hulpverlening te bellen, onze zorgen te bespreken en te bezien of de hulpverlening geïntensiveerd kan worden. Na dit spoedoverleg is het rennen naar mijn volgende MDO; dit keer bespreken we een strafzaak van een jongen van 15 jaar die wordt verdacht van eenvoudige mishandeling. Een ernstig feit, maar weinig zorgen en ouders die adequaat hebben gereageerd. We besluiten de rechtbank te adviseren om deze jongen een werkstraf als straf te geven. Vervolgens bespreek ik nog een onderzoek naar een meisje van zestien jaar die niet meer naar chool gaat (schoolverzuimonderzoek). Er zijn veel zorgen aangezien dit meisje hele dagen thuis zit, zich somber voelt en moeder veel weg is. We besluiten verder onderzoek te doen om meer zicht te krijgen op hoe het met haar gaat en wat zij nodig heeft aan hulpverlening om weer naar school te gaan. Aan het einde van de dag ga ik even zitten met onze stagiaire om het psychologisch onderzoek te bespreken wat ik vandaag heb opgepakt; we gaan dit samen doen. Het blijkt een interessante casus: een jongen van zeventien jaar, first offender, die wordt verdacht van twee straatroven met geweld. Er is niet eerder psychologisch onderzoek gedaan, dus we besluiten zowel intelligentie- als persoonlijkheidsonderzoek te gaan doen. Morgen gaan we bellen en afspraken maken, want voor nu wacht er nog een berg mails voordat ik naar huis kan.
Wat is het leukste aan dit werk? Ik vind het met collega’s bespreken van zaken het meest uitdagende: wat is er aan de hand, wat is er nodig, wat gaat er al goed en wat kunnen ouders en kind al zelf? We werken middels oplossingsgerichte technieken waardoor je breed kijkt naar een zaak. Dus niet alleen wat er (nog) niet goed gaat of wat de zorgen zijn, maar ook naar sterkte punten/krachten en wat er nodig is om de situatie te veranderen. Het betrekken en bevragen van ouders/kind en netwerk staat hierbij centraal; dus in plaats alleen te praten óver de clïent, bespreken we de zorgen mét de cliënt. Om iedere zaak zo grondig, zorgvuldig en oplossingsgericht als mogelijk te doen, is voor mij een uitdaging. Als we dan ook nog een mooi rapport weten te schrijven en ouders/kind in beweging hebben gekregen, ben ik tevreden! Daarnaast vind ik het uitvoeren van psychologisch onderzoek bij kinderen erg leuk: het afnemen van testmateriaal, gesprekken voeren en alles integreren tot een beeld is een grote uitdaging.
Wat is minder leuk aan dit werk? De zaken die de Raad in onderzoek krijgt, zijn vaak heftig. Het is soms moeilijk om te lezen dat het slecht gaat met kinderen omdat ze mishandeld of verwaarloosd worden of opgroeien in een omgeving die schadelijk is. Dat kan een gevoel van onmacht geven, zeker als er qua hulpverlening geen passend antwoord is op de problematiek en het zodoende moeilijk is om de veiligheid van het kind te vergroten. Het is belangrijk om hier met collega’s over te praten en dergelijke zaken te delen; anders kan het voorkomen dat je er thuis last van hebt. Studievereniging PAP
41
Studie-inhoudelijke excursies
Gehandicaptenzorg - Dinanda Zevalkink Als wat bent u nu werkzaam? Ik ben werkzaam als gedragswetenschapper bij Intermetzo Zonnehuizen. Intermetzo Zonnehuizen is een jeugdzorginstelling met veel verschillende hulpverleningsvormen. Het onderdeel van Intermetzo waar ik bij betrokken ben, Intensieve Begeleiding, is een drie milieus voorziening (wonen, dagbesteding/ school en vrije tijd). Ik ben hoofdbehandelaar voor een paar groepen. Dat betekent dat ik samen met ouders en/of wettelijke vertegenwoordigers en groepsleiding een perspectief uitzet voor een kind. Op vraag heb ik bepaalde kinderen in behandeltrajecten. Ik geef werkbegeleiding aan collega’s en supervisie aan gedragswetenschappers in opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog, maar ook intern en extern les over allerhande onderwerpen die met de zorg voor kinderen met een verstandelijke beperking te maken hebben. Dat vanuit een reguliere opvatting en vanuit een antroposofisch mensbeeld. Binnen intermetzo vervul ik ook een master rol voor inhoudelijke ontwikkeling en integratie in de sturingslijn Wonen & Opgroeien.
Hoe bent u hier gekomen/hoe kunnen studenten Pedagogische Wetenschappen hier terecht komen? Vanuit mijn HAVO ben ik Verpleegkunde gaan studeren met als afstudeerrichting de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Op mijn stage adres in een gezinsvervangend tehuis kon ik blijven werken. Tijdens mijn reis naar Indonesië met mijn zus heb ik beseft dat nog ik veel meer wilde leren. Terug in Nederland ben ik deeltijd in Utrecht orthopedagogiek gaan studeren. Ik werkte als begeleidster in een gezinsvervangend tehuis in Utrecht. Na mijn stage en onderzoek vanuit de universiteit bij een kinderdagcentrum voor kinderen met een verstandelijke beperking, kon ik daar in een project aan de slag gericht op de reorganisatie van de kinderzorg, in het verlengde van mijn onderzoek. Nadat het project afliep kwam er een functie als gedragskundige vrij en ben ik daarvoor aangenomen. Na een paar jaar werd gevraagd of ik bij de Zonnehuizen wilde werken, omdat het antroposofische mensbeeld mij na aan het hart ligt. Ik heb altijd veel cursussen (zoals Anders kijken, oplossingsgerichte therapie, EMDR etc.) en congressen bezocht. Ik ben geregistreerd als NVO orthopedagoog-generalist, gezondheidszorgpsycholoog, supervisor en EMDR therapeut. Mijn advies aan studenten is dat je stages goed uitzoekt en zorgt dat je werkervaring hebt opgedaan in het veld waar je wilt werken. 42
Kunt u een representatieve werkdag beschrijven? Op een gewone werkdag start ik eerst mijn computer op en groet collega’s. Ik maak een overzicht van de activiteiten die prioriteit
PAPeras , maart 2016
Wat is het leukste aan dit werk? De kinderen, ontmoetingen met hele bijzondere mensen. De puzzels die je soms met elkaar aan het oplossen bent, ‘wie is dit kind achter al het gedrag dat we zien?’ De ouders die allemaal zo anders in elkaar zitten en me elke keer weer kunnen verwonderen. De kinderen blijven gemiddeld 10 jaar bij ons. Je ziet ze echt opgroeien en veranderen. De begeleiders die er voor kiezen om een heel moeilijk beroep uit te oefenen waarbij ze zichzelf altijd op een bepaald moment tegen komen. In dit werk kan je oneindig blijven leren en ontwikkelen.
Studie-inhoudelijke excursies
hebben. Vaak is er dan een bespreking met ouders of met een team. Ook kan ik in de ochtend een werkdoelbespreking hebben met een persoonlijk begeleider om door te spreken hoe het gaat met een kind, aan welke doelen is gewerkt en spreken we nieuwe doelen af. Er zijn vaak schriftelijke verslagen van anderen waar ik op reageer of ik moet een eigen verslag maken. Er komt een kind voor therapie en afhankelijk van het kind met of zonder een begeleider. Er komen geregeld kinderen mijn kamer inlopen om even te kletsen, boos te zijn of een snoepje te halen. Ook komen er vaak begeleiders langs om een vraag te stellen, even af te koelen of bij te kletsen. Soms geef ik een dagdeel les. Er zijn tussendoor altijd telefoontjes, stukken die rondgestuurd moeten worden voor aanvragen van indicaties, Meerzorg toeslag en briefje voor de kledingbank.
Wat is minder leuk aan dit werk? Het is een heel zwaar beroep. In de rol vangedragskundige doen veel mensen een beroep op je. Dat vraagt dat je zelf overzicht moet houden, zien waar je naar toe op weg bent en mensen ondersteunen, motiveren, coachen om dat uit zichzelf te halen wat het kind vraagt. Er zijn altijd ideeën, maar resultaten van inspanningen kunnen wel eens lang op zich laten wachten. De kinderen hebben vaak een zwaar beladen voorgeschiedenis. Het risico op secundaire traumatisering en uitputting bij hulpverleners en dus ook bij mij, liggen op de loer. Veel kinderen zijn vanuit een gedwongen kader (machtiging uithuisplaatsing, voogdij) bij ons komen wonen. Hierbij komen ook protesterende ouders om de hoek kijken. We bieden de kinderen een veilig thuis, maar ze voelen zich niet altijd veilig. Dat vind ik zwaar. Verder lijkt het wel dat er steeds meer registratie en papierwerk bij komt; elektronisch patientendossier en allerhande lijstjes ter verantwoording aan deze en gene.
Studievereniging PAP
43
Studie-inhoudelijke excursies
Onderwijs - Elzemiek van der Bom Als wat bent u nu werkzaam? Ik werk als NVO Orthopedagoog Generalist bij OC Het Kabinet in Utrecht. Ik ben zowel werkzaam als diagnosticus en behandelaar. Mijn doelgroep bestaat uit kinderen, jongeren en jongvolwassenen met onderwijsleerproblemen, waaronder dyslexie en dyscalculie. Daarnaast geef ik workshops aan leerkrachten en docenten in het PO en VO, adviseer ik scholen bij zorgvragen en geef ik begeleiding aan ouders en gezinnen. Tot slot werk ik als Stagedocent op de Universiteit Utrecht.
Hoe bent u hier gekomen/hoe kunnen studenten Pedagogische Wetenschappen hier terecht komen (met eventuele behaalde aantekeningen)? Na mijn VWO ben ik gestart met de opleiding Pedagogische Wetenschappen en Onderwijskunde in Nijmegen. Ik heb mijn masterjaar gericht op Orthopedagogiek: Gezin en Gedrag. Omdat ik ook graag iets met leerlingenzorg wilde heb ik mijn stage binnen het cluster IV onderwijs gedaan. Hier heb ik ook mijn basisaantekening diagnostiek behaald. Na mijn stage ben ik gestart als onderwijsadviseur/ adviseur leerlingenzorg bij een onderwijsbegeleidingsdienst en na twee jaar ben ik bij een aantal kleine (vrijgevestigde) praktijken gaan werken, waaronder het Kabinet. Hier heb ik uiteindelijk ook de postmaster tot NVO Orthopedagoog-Generalist gedaan.
Kunt u een representatieve werkdag beschrijven? Mijn werkdagen zijn heel divers. Ik begin meestal tussen 8.00u en 8.30u met administratie en het doornemen van stukken voor overleggen bijvoorbeeld. Wanneer er voor die dag diagnostiek gepland staat, begint dit meestal om 9.30u. We ontvangen onze clienten en starten met het onderzoek. Dit kan een kort intelligentieonderzoek zijn, of uitgebreid onderzoek wat meer tijd in beslag neemt. Dagen waarop geen onderzoek gepland staan beginnen meestal met intakegesprekken vanaf 9.00u, gesprekken met ouders of gesprekken op locatie met leerkrachten, docenten VO of directie van scholen/ samenwerkingsverbanden. In de middag staan meestal de overleggen met collega’s gepland of de behandeling van clienten. Op dit moment werk ik 5 dagen, waarvan 3 middagen gevuld zijn met behandelingen. In de avond uren geef ik daarnaast regelmatig workshops voor schoolteams of ouders. Op de vrijdagen ben ik ook werkzaam op de universiteit. 44
Wat is het leukste aan dit werk? Alles! Ik geniet het meest van de behandelingen omdat ik de leerlingen en hun ouders/omgeving dan voor langere tijd volg en de groei kan zien
PAPeras , maart 2016
Wat is minder leuk aan dit werk? De administratieve last van het werk – een groot gedeelte van de tijd schrijf ik verslagen, ben ik bezig met huisartsenbrieven, telefoontjes en mails, maar ook het invoeren van kleine dingen in ons cliëntsysteem en het regelen van zaken met de gemeente bijvoorbeeld. Dit moet ook gebeuren en hoort erbij, maar is niet mijn meest favoriete onderdeel van het werk.
Studievereniging PAP
Studie-inhoudelijke excursies
die zij (samen) doormaken. Maar de diagnostiek vind ik ook erg leuk – het samen met ouders en leerling leggen van de puzzel en het helpen in het zoeken van antwoorden op hun vragen en de vragen van school blijft boeiend. Tot slot is ook het geven van de workshops en de adviserende rol binnen bijvoorbeeld een schoolteam heel interessant, evenals de begeleiding van collega’s en collega’s in spe. Deze uitvoerende aspecten waren de reden dat ik een aantal jaar geleden voor dit vak koos en vind ik gelukkig nog steeds heel leuk.
45
Studie-inhoudelijke excursies
Babylab
Door: Maarten van Kapel
Op donderdag 3 december 2015 zijn we naar het “babylab” van pedagogische wetenschappen geweest. In dit lab, wat zich in de kelder van het Langeveld gebouw bevindt, worden verschillende tests en onderzoeken met kinderen gedaan. Op het moment dat wij er waren, werd er vooral gewerkt met de volgende drie technieken: eyetracking, EEG/ERP en onderzoek in een groepsruimte. In de eerste cabine waar we naar binnen liepen werd onderzoek gedaan door middel van eyetracking. Kinderen krijgen op een scherm een aantal rode blokjes te zien. Die blokjes verschuiven zich één voor één naar een horizontale lijn die onderin beeld is. Als de blokjes allemaal naast elkaar op de lijn zijn geplaatst verschijnt Boemba, een leuk en kleurrijk poppetje, aan het einde van de lijn. Hoe vaker dit herhaald wordt hoe meer de kinderen door hebben dat de blokjes naar de horizontale lijn gaan bewegen en uiteindelijk lopen de kinderen voor op de blokjes, dit is te zien door hun ogen te volgen. Een volgende oefening is dat de blokjes niet meer naar de lijn verschuiven, maar er wordt dan gekeken of het kind door alleen het aantal blokjes te zien al weet hoever de blokjes zullen komen op de horizontale lijn. Ook zijn er oefeningen waarbij wordt gekeken of een kind een zoekstrategie heeft. Ze krijgen dan een x aantal dieren te zien in verschillende rijen en kolommen. Bij oudere kinderen is te zien dat ze een zoekstrategie hebben, bijvoorbeeld rij voor rij of kolom voor kolom, waar bij jongere kinderen te zien is dat ze weinig strategie hebben. De volgende cabine waar we naar binnen liepen werd onderzoek gedaan met EEG/ERP. Ik vond dit eerlijk gezegd lastig om te begrijpen. Wat ik er van begrepen heb is dat het een handige techniek is omdat het op een hele brede populatie toepasbaar is. Met een EEG wordt gemeten wannéér er hersenprocessen plaatsvinden, waar een MRI ziet wáár ze plaatsvinden. Een test die ze in het lab uitvoeren is het snel achter elkaar laten zien van zinnen waarvan het laatste woord niet klopt. Hoe meer zinnen de testpersonen te zien krijgen hoe duidelijker te zien is dat de hersenen er niet meer echt op reageren.
46
De laatste ruimte waar we zijn geweest was de groepsruimte. Hier wordt het gedrag van kinderen bekeken in een grote ruimte. Is het kind rustig, is het kind druk enz enz. Vanachter een ruit worden de kinderen geobserveerd en ook hebben ze een camera op hun hoofd die filmt waar het kind heen kijkt, maar ook het oog van het kind meet, deze manier van eye tracking wordt “Head eye tracking” genoemd. Een voordeel van deze manier van meten is dat de stimuli voor het kind niet vanaf een beeldscherm getoond worden, maar echt zijn. Ook wordt hier een test gedaan hoe kinderen zoeken naar bijvoorbeeld een knuffel. Er wordt gekeken waar het kind naar kijkt en hoe het kruipt. De kinderen zien dat PAPeras , maart 2016
Studievereniging PAP
Studie-inhoudelijke excursies
een knuffel aan de andere kant van de ruimte in één van de opgestelde dozen wordt verstopt, maar wat grappig is om te zien is dat wanneer de baby’s hebben gezien waar de knuffel is verstopt en vervolgens een meter naar links of rechts worden verschoven dat ze het dan niet meer snappen en, ook al hebben ze gezien waar de knuffel verstopt werd, verkeerd kruipen. Al met een al een interessante rondleiding met veel info over de onderzoeksmethoden die allemaal bij kinderen (kunnen) worden gebruikt.
47
Studie-inhoudelijke excursies 48
Münchhausen by Proxy: Als mama je ziek maakt Door: Anika Meijer
Nooit eerder heb ik Ruppert Wit zo vol gezien als op 17 december 2015. Een zaal vol mensen die meer wilden weten over Münchhausen by Proxy, een zeer ernstige vorm van kindermishandeling waarbij een ouder (in 98% van de gevallen de moeder) haar kind doelbewust ziek maakt. Dit betekent dat een moeder een psychische of lichamelijke ziekte bij haar kind verzint of veroorzaakt, om op die manier zelf aandacht te krijgen van het medisch personeel. Ervaringsdeskundige Nina Blom en coach/adviseur Francoise Vaartjes, de oprichters van STOMbP (Stichting Overlevers Münchhausen by Proxy), leerden ons meer over dit ingrijpende onderwerp. De lezing begon met een opvallende mededeling. Er werd ons verteld dat de documentaire die ze zouden laten zien en de verhalen die Nina zou vertellen hard aan konden komen. Ze verzekerden ons dat we in een veilige omgeving waren en dat je altijd naar ze toe mocht komen voor vragen of advies. Nina verzocht ons tevens om de informatie die ze met ons deelde binnen deze groep te houden, omdat ze echte namen en plaatsnamen gebruikte (we hebben als PAPeras wel toestemming om dit verhaal te schrijven). De zaal was doodstil. Nina begon met een inleiding over haar eigen levensverhaal. Ze vertelde hoe op haar negende jaar haar leven veranderde, toen haar moeder haar doelbewust ziek begon te maken. Tevens gaf ze ons een inleiding over wat Münchhausen by Proxy precies is en waar je het aan kunt herkennen. Na deze inleiding gingen de lichten uit en kregen we een documentaire te zien over haar leven, waarin ze vertelde over de mishandelingen die ze te verduren heeft gekregen. Het bleek dat Nina’s moeder haar vanaf haar 9e levensjaar langzaamaan ‘chronisch’ ziek begon te maken. Nina moest mee naar de dokter en daar vertellen dat ze bijvoorbeeld buikpijn had, terwijl ze dat helemaal niet voelde. Haar moeder gaf haar strenge instructies en als ze die niet volgde, werd ze thuis geslagen. Haar moeder begon haar ’s nachts in te zwachtelen (het strak ombinden van de armen en benen) waardoor Nina vochtophopingen kreeg en steeds zwakker werd. Ze ging van ziekenhuis naar ziekenhuis, maar nergens werd iets gevonden. Op een gegeven moment was de situatie zo ernstig dat ze alleen nog maar kon liggen, maagbloedingen kreeg, een sonde had en in comateuze toestand in bed lag. Haar ouders opperden vrijwillige euthanasie. Het meisje naast me in Ruppert Wit veegde haar tranen weg. Na de documentaire vertelde Nina meer details over haar leven en hoe ze gered is uit de vreselijke situatie waar ze tot haar 14e in verkeerde. Verbijsterend om te horen was ook hoe het zo lang heeft kunnen duren totdat iemand ontdekte wat er aan de hand was. Soms
PAPeras , maart 2016
MbP herkennen bij een dader
Mbp herkennen bij een slachtoffer
- Men vindt een ziekenhuisomgeving fijn en is gefascineerd door medische details. - Men is vaak medisch onderlegd. - Men wil het ziekenhuispersoneel assisteren. - Men doet er alles aan om een hechte relatie met arts en/of hulpverleners op te bouwen. - Men spoort een arts aan om (heftige) ingrepen/onderzoeken te verrichten bij het kindje en blijft hier ook heel kalm onder. - Men kan goed liegen, bedriegen, acteren en manipuleren. - Men wordt boos als de arts onderzoek / behandeling weigert. - Men komt attent over, neemt de zorg van het kind vaak op zich. - Men kan heel bruut te werk gaan. Politiecamera opnames tonen hoe kinderen worden verstikt of ledematen worden gebroken.
- Het kind heeft vaak een gering gevoel voor eigenwaarde en verwacht snel straf. - Het kind leeft in een fantasiewereld, is apathisch en teruggetrokken. - Soms vraagt het kind juist opvallend veel aandacht. - Het kind is erg zenuwachtig, gespannen of angstig. - Het kind vertoont kinderlijk gedrag en / of (sociaal-emotionele) ontwikkelingsachterstand. - Het kind heeft vaak buikklachten, is vermoeid, heeft last van lusteloosheid en/of andere ‘onverklaarbare’ (psychosomatische) klachten.
De symptomen van Münchhausen by Proxy zijn dus bekend, maar er is nog weinig onderzoek gedaan naar wat eraan ten grondslag ligt. Wat drijft een moeder tot zulke extreme daden? Francoise vertelde dat er vaak sprake is van intergenerationele transmissie, wat inhoudt dat Studievereniging PAP
Studie-inhoudelijke excursies
werd er iets vermoed, maar het heeft jaren geduurd voor een oplettende dokter daar werkelijk iets mee deed. Nina noemt zichzelf dan ook niet voor niets een vrouw met een missie: het is haar doel om bewustwording te creëren over deze vorm van kindermishandeling. Het indrukwekkende aan hoe Nina vertelde is dat ze een knappe balans wist te vinden tussen ons enerzijds bewust maken van de ernst van de situatie, terwijl ze anderzijds een vrolijke vrouw was, grapjes maakte, en een prettige sfeer creëerde. Francoise Vaartjes vertelde ons over wat wij als toekomstige professionals zouden moeten weten. Aandacht hebben voor het kind en een grote oplettendheid zijn daarvan bij belang. Omdat het zo belangrijk is om je bewust te zijn van de symptomen van Münchhausen by Proxy staan ze hier op een rijtje:
49
Studie-inhoudelijke excursies 50
de dader als kind zelf ook mishandeld is. Naast bewustwording pleit STOMbP dus ook voor meer onderzoek over dit fenomeen: iets om in het achterhoofd te houden voor de toekomstige onderzoekers onder ons. Aan het einde van de lezing kregen Nina en Francoise een enorm applaus. Het was voelbaar hoe veel respect er was voor de eerlijkheid en openheid van Nina. Ik denk dat deze lezing een absolute eyeopener is geweest voor velen in de zaal. Mochten we ooit in aanraking komen met een kind dat onverklaarbare klachten vertoond, zal er een belletje gaan rinkelen en zullen we terugdenken aan deze indrukwekkende avond. Wil je meer weten over dit onderwerp? Op de site van STOMbP is veel informatie te vinden: www.stombp.nl.
Daarnaast heeft Nina een boek geschreven (‘Je bent een verschrikkelijk kind’) waarin haar ervaringen uitgebreid staan beschreven. Het is voor €12,50 te koop en alle opbrengst gaat naar STOMbP: http://www.bol. com/nl/p/je-bent-een-verschrikkelijk-kind/9200000010757828/.
PAPeras , maart 2016
Door: Shirley Hermans Op dinsdag 12 Januari om 10.00 gingen we naar kinderdagcentrum Oikos in Utrecht. Dit is een kinderdagcentrum van Reinaerde dat dagbesteding, buitenschoolse opvang, vakantieopvang, zaterdagopvang, zorgonderwijs en sport en spel aanbiedt voor kinderen van 0 tot 18 jaar met een ontwikkelingsachterstand, een meervoudige beperking of een verstandelijke beperking. Oikos is onderdeel van Reinaerde, een zorgorganisatie in de regio Utrecht die mensen met een beperking ondersteunt. In het gebouw van Oikos zijn alle ruimtes gelijkvloers. Het heeft een eigen zwembad, een snoezelruimte en een sportzaal. Deuren worden opengemaakt met sleutels en voor de lokalen van de jongere kinderen zitten hekjes, zodat ze niet zomaar weg kunnen. In Oikos werken naast de begeleiders en leidinggevenden ook nog andere deskundigen zoals een fysiotherapeut, arts, gedragskundige, ergotherapeut en logopedist. Zij werken samen met de begeleiders zodat er een zo goed mogelijk ondersteuningsplan kan worden opgesteld voor elk kind. Alle groepen bij Oikos hebben de naam van een dier en zijn ingedeeld op soort hulpvraag. Er zijn bijvoorbeeld 2 groepen met de jongste kinderen, waarbij nog niet duidelijk is of ze voor hun leeftijd normaal ontwikkelen of niet. Deze kinderen worden geobserveerd en uiteindelijk wordt geconstateerd of er iets aan de hand is en welke aanpak het best is. Ook is er een behandelgroep. Hier zitten een aantal wat oudere jongens die niet naar een gewone school kunnen. Alle groepen hebben hun eigen dagprogramma en hun eigen manier van werken. De kinderen in de groepen worden spelenderwijs gestimuleerd door zowel individuele als groepsactiviteiten. Er is in elke groep een heel duidelijke dagindeling die naast de mondelinge uitleg aan wordt gegeven door middel van plaatjes die iedere dag in volgorde opgehangen worden. Als laatste werd er verteld over de methode van het kinderdagcentrum. Het gaat er vooral om dat ieder kind zich op zijn eigen tempo en naar zijn eigen mogelijkheden kan ontwikkelen. Ze stimuleren het kind om zoveel mogelijk te doen en proberen het behandelplan zoveel mogelijk aan te passen aan de capaciteiten van het individuele kind. Op deze manier proberen ze de ontwikkeling zo goed mogelijk te bevorderen. Nadat alles verteld was kregen we een rondleiding. Als eerste gingen we een kijkje nemen bij de jongste kinderen. Er stond muziek op en sommige kinderen waren aan het dansen, terwijl anderen rustig op een bankje bleven zitten. Na een minuutje ging de muziek uit. Een jongetje liep al naar de deur, maar andere kinderen bleven dansen. Toen pakte de begeleidster een kaartje waar een plaatje van de speelzaal op stond. Ze liep langs alle kinderen met het plaatje en zei ‘Kijk, we gaan naar de speelzaal’. Alle kinderen gingen bij de deur staan en ze gingen Studievereniging PAP
Studie-inhoudelijke excursies
Kinderdagcentrum Oikos
51
Studie-inhoudelijke excursies
naar de speelzaal. Hierna gingen we door naar het lokaal van de behandelgroep. Er stonden lockers aan de zijkanten. Er werd uitgelegd dat deze er stonden zodat de jongens er alvast aan konden wennen om hun spullen in de lockers te doen, dit moeten ze namelijk op school ook gaan doen. Verder hing er voor iedere jongen een kastje. Hierin werd aan de hand van een voorwerp of plaatje weergegeven wat ze gingen doen of wat ze aan het doen waren. Ook dit dient om structuur aan te geven zodat ze van te voren al weten wat ze die dag gaan doen. We liepen door naar de speelzaal, hier waren veel kinderen aan het spelen en het was er erg druk. Sommige kinderen kwamen naar ons toe en liepen tussen ons door of probeerden met ons mee door de deur heen te glippen toen we weggingen. Vanuit de speelzaal gingen we een ander lokaal in, hier zaten kinderen met een meervoudige beperking. Er zat een meisje in een soort van balanceer stoel en andere kinderen zaten in een speciale stoel voor henzelf of zaten aan een tafeltje. Als laatste gingen we kijken in de snoezelruimte. Hier was alles in zachte kleuren, niet veel licht en er hing een rustgevende sfeer. Er waren een soort matrassen van drie verschillende materialen zodat de kinderen zelf konden kiezen wat ze het fijnste vonden om op te zitten of te liggen. Ook stond er een buis waar water doorheen stroomde, een lampje en nog een aantal andere dingen in deze ruimte die de kinderen kunnen stimuleren om ernaar te kijken of eraan te voelen. Het was erg interessant om te horen hoe het bij Oikos allemaal in elkaar zit en vooral ook om dit in de praktijk te mogen zien. Kortom, het was een erg leerzame en interessante excursie!
52
PAPeras , maart 2016
Studie-inhoudelijke excursies
Lezing over eetstoornissen
Door: Linsey Manten
Joyce was als ervaringsdeskundige naar de Uithof gekomen vanuit Buro Puur om te vertellen over haar verhaal en hoe wij als (toekomstig) pedagogen aan de slag kunnen met het helpen van mensen met een eetstoornis. Buro Puur is een bureau voor mensen met eetstoornissen door mensen die eetstoornissen hebben gehad. Eigenlijk verwachtte ik een heel informatieve lezing over hoe eetstoornissen te herkennen en te behandelen, maar het is uitgelopen op een soort ´over de streep´*. Het was ontzettend interessant en heeft veel inzicht gegeven over toekomstige praktijk situaties. Allereerst vertelde Joyce haar eigen verhaal. Toen zij 13 jaar was, kreeg haar oma kanker en nog geen jaar later haar moeder ook. Door deze heftige situatie werd haar zus depressief omdat zij niet wist hoe ze met al deze emoties om moest gaan. Haar zus nam Joyce als enige in vertrouwen en vertelde haar op een gegeven moment dat ze zelfmoord zou plegen wanneer hun oma aan kanker zou overlijden. In deze tijd heeft Joyce zich opgesteld als de rots in de branding voor haar familie, zonder verder te denken aan haar eigen gevoelens en moeilijkheden, maar de dreiging dat haar zus zelfmoord zou plegen, was de druppel. Joyce was volledig de controle over haar emoties en die van anderen kwijt. Het enige wat ze nog wel in de hand had, was haar eetgedrag. Zij had het verliezen van gewicht door minder te gaan eten en veel meer te gaan sporten wel onder controle. Dit gaf een enorm machtig gevoel, tot het voor haar te laat was en ze geen grip meer had op haar eetpatroon. Niet alleen bij Joyce ging de eetstoornis niet over eten maar over zelfvertrouwen en haar zelfbeeld. Een eetstoornis is altijd het gevolg van een ander probleem, zoals groepsdruk, angststoornissen of onmacht.
In de praktijk Hoe kunnen wij, als studenten, deze informatie nu toepassen in ons (toekomstig) werkveld? Het is niet alleen bij eetstoornissen het geval dat je naar de oorzaak van het probleem moet zoeken, dat werkt het vaakst zo. Depressie is zo’n voorbeeld. Dat kun je niet verhelpen zonder de oorzaak van het probleem aan te pakken. Daarnaast is het belangrijk dat je voordelen zoekt in de stempel die een kind opgelegd krijgt. Zoek, bijvoorbeeld, de voordelen in het hebben van autisme. Is het wel echt een ziekte, of is het gewoon een deel van jouw zijn? Kun jij iets wat anderen niet kunnen? Vervolgens kan je een eetstoornis weer aanpakken alsof het naast de ‘zieke’ persoon staat. Het is niet het “anorexia meisje”, maar het meisje met anorexia. Vaak zijn mensen met een eetstoornis ook erg perfectionistisch, dit zou je weer als een voordeel kunnen benaderen. Ook is het belangrijk om te weten hoe je nou omgaat met iemand die een eetstoornis heeft.
Studievereniging PAP
53
Studie-inhoudelijke excursies
Wat doe je nou wel en wat moet je absoluut niet doen? Wel
Niet
- Grenzen stellen. Zo niet, dan krijgt ziekte de macht. Praat erover. Samen grenzen bedenken. - Ondersteunen in keuze om hulp te zoeken, niet dwingen. Motivatie is belangrijk. - Openheid richting omgeving. Met z’n allen een blok vormen. - Liefdevol confronteren, dus iemand aanspreken met het doel om te helpen. - Verschil zien tussen eeststoornis en het kind. Samen tegen de ziekte. - Motivatie voor herstel. Persoonlijke motivatie of kijken naar de toekomst. - Achterliggende oorzaak aanpakken!
- Ontkenning. -“Ga gewoon eten.” - Machteloosheid laten zien. Dan krijgt de ziekte de macht. - “Hoe doe je dat, zoveel afvallen?” - Opmerkingen over het uiterlijk - Anders behandelen en dus de nadruk erop leggen.
Over de streep Aan het einde kregen we nog een korte cursus ´Hoe gaat het echt met je?’ waarin het doel was te leren hoe je er echt achter komt hoe het nou met iemand gaat. Dit doe je in vier stappen: 1. Toon belangstelling. 2. Geef iemand de ruimte zijn verhaal te doen. 3. Laat merken dat je luistert, kijk iemand aan. 4. Stel vragen en vraag door!
Dit hebben wij vervolgens eerst in tweetallen geoefend en daarna klassikaal besproken. Joyce vroeg hierbij wie er allemaal gescheiden ouders hadden. Drie handen gingen de lucht in. Alle drie mochten hun verhaal doen over de scheiding. Dit bracht heftige verhalen en een stel tranen naar boven. Toch was dit een passende afsluiten voor zo’n mooie en indrukwekkende lezing. Meer informatie? Zie www.buropuur.nl
54
*Over De Streep is een programma waarbij een groep adolescenten persoonlijke vragen gesteld wordt waarbij ze over de streep mogen lopen als de voorgeschreven situatie op hun van pas is. Het kan hierbij gaan om het hebben van gescheiden ouders, moeite hebben op school of het hebben van een depressie. Zie http://www.kro-ncrv.nl/overdestreep
PAPeras , maart 2016
Studie-inhoudelijke excursies
Interactieve lezing EHBO bij kinderen Door: Willemijn Reijenga
Binnen onze studie leren we alles over de ontwikkeling van kinderen. Niet alleen Bronfenbrenner komt vaak voorbij, ook bijvoorbeeld de WISC en natuurlijk de DSM-V zijn erg belangrijk. Wanneer we later een baan hebben weten we allemaal hartstikke veel, maar als een kind opeens bewusteloos raakt of zicht verslikt, dan heb je niks aan al die kennis! Je hoort veel studenten er over praten, maar omdat het bekend staat als tijdrovende cursus blijft het op de to do-lijsten staan: een EHBO cursus. Dankzij PAP konden wij op 10 februari in twee uur een interactieve lezing krijgen over EHBO bij kinderen en baby’s van het Rode Kruis. Bij binnenkomst zagen we een koffer open liggen met daarin allerlei soorten verbanden en ontsmettingsmiddelen. Ook lag daarnaast een babypop om goed te kunnen laten zien wat je moest doen. We begonnen gelijk met de prestentatie, want het doel was om de 7 meest voorkomende ongevallen bij baby’s en kinderen te behandelen. Dit was best een ambitieus plan, want er moest ook veel geoefend worden. We begonnen met de 4 stappen van de hulpverlening: 1. Zorg voor veiligheid van jezelf, anderen en het slachtoffer 2. Beoordeel de toestand van het slachtoffer 3. Alarmeer de hulpdiensten 4. Verleen verdere eerste hulpverlening
Nadat deze stappen erin zijn gestampt gingen we door naar de hulpverlening bij bewusteloosheid. Er is een onderscheid tussen bewusteloosheid zonder ademhaling en bewusteloosheid met ademhaling. In het geval dat er geen ademhaling is moet je gelijk beginnen met reanimeren. In het geval dat er wel een ademhaling is, is het vooral belangrijk om de luchtwegen vrij te houden, anders slikt het slachtoffer bijvoorbeeld in zijn eigen tong. Dit kan je doen door de kin licht omhoog te liften, maar handiger is om de stabiele zijligging te gebruiken. We kregen ook als tip: wanneer je constateert dat iemand inderdaad buiten bewustzijn is, gelijk iemand om je heen aan te spreken dat hij/zij bij je moet blijven omdat je zijn hulp nog wel eens goed zou kunnen gebruiken. Na al deze informatie verspreiden we ons over het lokaal en over de gang en gingen we in duo’s hiermee oefenen. We kregen hier ook allemaal feedback op, dus bij ons zijn jullie veilig ;). Ook verstikking is iets dat vaak voorkomt bij kinderen, dus hier is veel aandacht aan besteed en hier hebben we veel mee geoefend. Suzanne kreeg de rol van slachtoffer en demonstreerde aan ons hoe een verslikking overgaat in een verstikking. Hier is ook weer een onderscheid, namelijk tussen lichte een ernstige verstikking. Bij lichte verstikking hoest het kind nog veel, dus het kan nog ademen. Je moedigt dan dus aan om te blijven hoesten. Wanneer het kind niet meer kan hoesten, ademen of spreken Studievereniging PAP
55
Studie-inhoudelijke excursies
wordt het een ernstige verslikking en moet je gelijk 112 bellen. Terwijl je wacht sla je maximaal 5 keer tussen de schouderbladen en wanneer dit niet werkt, geef je daarna maximaal 5 buikstoten. Dit wissel je steeds af totdat de hulpdiensten er zijn, of totdat het kind zijn bewustzijn verliest en je dus moet beginnen met reanimeren. Bij kinderen jonger dan 1 jaar moet je gaan zitten en het kind op zijn buik leggen met het hoofd van je af. Je drukt dan tussen de schouderbladen, vervolgens draai je het kind om en geef je borstcompressies met twee vingers in plaats van de buikstoten. Ook hiermee hebben we geoefend, maar buikstoten kunnen best gevaarlijk zijn voor je organen, dus de praktijk zal ons leren of we dit daadwerkelijk kunnen.
Tot slot behandelden we nog de huidwond, de tijd vloog echt voorbij. Een voor de hand liggende opmerking, maar toch een gratis tip: als je de wond van iemand anders probeert dicht te drukken en je hebt zelf wondjes op je hand, dan is er infectiegevaar. Een schone doek ertussen helpt hierbij. Scherpe voorwerpen mag je niet uit de wond halen en je kan dan de wond dichtdrukken aan de zijkanten van het voorwerp. Je moet dan dus gelijk naar de huisarts toe. Bij lichte wonden gebruik je een steriel gaasje, ontsmettingsmiddel en een pleister; bij grotere wonden gebruik je ontsmettingsmiddel en een verband. Wanneer er heel veel bloed uitkomt, rol je hier nog een wattenrol omheen en daaromheen een drukverband. Wanneer je de hand van het kind omhoog laat houden dan loopt het bloed uit de arm, wat zorgt voor makkelijker behandelen van de wond. We hebben dus een heleboel geleerd, maar zijn ook aan een heleboel nog niet toegekomen. De onbehandelde onderwerpen zijn: vergiftiging, hoofdletsel en/of hersenschudding, brandwonden en verstuiking. Gelukkig heeft het Rode Kruis een gratis EHBO-app, waardoor je de instructies voor alle 7 meest voorkomende ongevallen makkelijk kunt bekijken!
56
PAPeras , maart 2016
Studie-inhoudelijke excursies
Symposium Dwang
Door: Linsey Manten
Het beloofde al een indrukwekkende avond te worden. Tijdens het symposium over dwang zouden deskundigen uit verschillende vakgebieden aan het woord komen. Lidewij Wolters is therapeut bij de Bascule, een centrum waar kinderen met dwangstoornissen behandeld worden, en is onderzoekster op het gebied van dwangstoornissen bij het AMC. Daarnaast is zij ook protocolmaakster van het programma ´Levenslang met Dwang´. Mariska Mantione is ook werkzaam bij het AMC en is deskundige op het gebied van Deep Brain Stimulation (DBS), een techniek waarbij implantaten in de hersenen worden geplaatst om zo de dwanggedachten te kunnen controleren. Maaike van der Linden is ervaringsdeskundige en is vrijwilliger bij de Angst, Dwang en Fobie Stichting. Als eerst werd er een video vertoond over een bijeenkomst waar een spreker vertelde wat een dwangstoornis precies inhoudt. Een simpele versie van een dwanggedachte kan zijn: Hoe kan ik zeker weten dat de deur op slot zit? Of: Hoe kan ik zeker weten dat ik niet ziek wordt als ik deze tafel aan raak? Het gaf meteen al een goed beeld hoe klein een dwanggedachte al kan zijn. Aan het einde van de video kwam Lidewij Wolters voor ons staan om haar verhaal te doen. Ze legde ons alles uit over haar werk bij de Bascule en hoe dwangstoornissen behandeld worden. De twee behandelingen die toegepast worden zijn farmacotherapie, het slikken van anti-depressiva, en psychotherapie, waaronder cognitieve gedragstherapie valt. Deze therapie kan vervolgens weer in twee aspecten opgedeeld worden. De eerste is responspreventie waarbij de patiënt geconfronteerd wordt met zijn angst. Iemand met ernstige smetvrees vindt het afschuwelijk om zomaar een tafel aan te raken zonder dat diegene weet wat er allemaal mee gebeurd is. Tijdens de therapie moet de patiënt toch de tafel aanraken en mag vervolgens niet zijn handen wassen. Door de mate van ‘viesheid’ langzaam op te bouwen, leert de patiënt dat er niet alleen vies en schoon (zwart of wit) is, maar ook een beetje vies of smoezelig (grijs). Door dit grijze gebied te verbreden leert de patiënt dat niet alles per sé smerig is. De patiënt leren anders de dwanggedachten anders te bekijken is het tweede deel van de therapie.
Als tweede spreker betrad Mariska Mantione het podium. Zij vertelde ons over Deep Brain Stimulation (DBS). Dit een een techniek die pas sinds 2005 in Nederland wordt toegepast op dwangstoornispatiënten die therapieresistent zijn. Na jaren lang proberen heeft de cognitieve gedragstherapie niet gewerkt. Na een uitgebreide screening kunnen zij de optie krijgen om DBS te laten toepassen. Hierbij worden twee elektroden aan de voorkant van de hersenen geplaatst, daar waar de prikkels van de dwanggedachten vandaan komen. Deze zijn verbonden met een batterij die net onder het sleutelbeen geplaatst wordt. Het
Studievereniging PAP
57
Studie-inhoudelijke excursies 58
plaatsen van de elektroden is een erg ingrijpende neurologische operatie, vandaar de screening. Wanneer de patiënt is bijgekomen van de operatie, wordt de batterij geactiveerd. Binnen enkele seconden voelt de patiënt een merkbaar verschil. Uit onderzoek is gebleken dat DBS patiënten significant minder dwanggedachten ervaren na de behandeling. Ook blijkt dat het een chronische behandeling is. Wanneer de batterij is uitgeschakeld, treden de dwanggedachten weer op en vallen mensen terug in hun gewoonten. Naast DBS is ook cognitieve gedragstherapie vereist. Dit is nodig omdat de dwanggedachten nooit volledig verdwijnen maar wel zodanig minder zijn dat de patiënt nu wel geholpen kan worden door deze therapie. Soms behouden patiënten ook hun ‘dwanggedrag’ omdat het meer een gewoonte is geworden om de deur met hun elleboog open te maken of om altijd eerst met hun rechtervoet naar binnen te stappen. Dit kan ook verholpen worden door de therapie. Daarnaast zijn er patiënten waarbij medicijngebruik essentieel blijft. Op dit moment heeft het AMC een recordaantal behandelingen van 55 patiënten op haar naam staan. Ten slotte was Maaike van der Linden aan de beurt. Zij begon vlot aan haar eigen verhaal. Zo’n 48 jaar geleden, toen ze zelf 14 was, realiseerde ze zich voor het eerst dat ze dwanggedachten had. Zo moest ze altijd tot zes tellen wanneer ze de doos van een spelletje open maakte. Zelf vond ze het maar onschuldig omdat tot zes tellen niet zo lang duurde en niemand het merkte. Desondanks wist ze toch niet zo goed waarom ze dat deed. Het voelde gewoon beter zo. Een aantal jaar later kreeg ze een nieuwe kamer die waar ze zelf de verf en meubels voor had uit mogen kiezen. Haar moeder had Maaike gevraagd of ze deze voor de verandering een beetje netjes wilde houden. Dat deed ze. Maaike hield alles extreem netjes tot ze er helemaal in doorsloeg. Op de milimeter precies moest alles goed staan. Deze netheid werd niet veel later ook op haar huiswerk toegepast. Ze moest alles precies lezen en leren zodat ze zeker was dat ze alles wist. Een paar jaar later ontwikkelde ze ook smetvrees. Honderden keren per dag waste Maaike haar handen, aan het eind van de schooldag moesten haar boeken grondig met water schoongemaakt worden en haar kleren gingen vaak dezelfde dag nog de was in, maar alles moest stiekem. Maaike wist wel dat haar gedrag niet normaal was en ze schaamde zich er heel erg voor, maar ze durfde het niet tegen haar ouders te vertellen. Ze wist toen ook niet dat haar ‘toestand’ een erkende stoornis was en er was ook nog geen behandeling voor. Op haar HBO opleiding ontmoette ze haar toekomstige man. Daarvoor had ze een depressieve episode gehad waardoor ze had moeten afzakken van het gymnasium naar de HAVO. Ondertussen had ze ook ontdekt dat ze een dwangneurose, zoals ze dat toen noemden, had. Haar man, toen nog haar vriend, was de eerste die ze vertelde dat ze een dwangstoornis had. Hij beloofde haar vervolgens dat het helemaal niet zo gek was en dat hij er altijd voor haar zou zijn, en zijn belofte is hij nagekomen. Maaike vertelde dat ze zoveel steun aan haar man had gehad, dat ze waarschijnlijk een einde aan haar leven had gemaakt als hij er niet was geweest. Meteen nadat ze die woorden had uitgesproken, PAPeras , maart 2016
Meer informatie: www.adfstichting.nl
Studievereniging PAP
Studie-inhoudelijke excursies
viel er een geladen stilte in de zaal. Alsof iedereen zich op dat moment realiseerde hoe heftig een dwangstoornis voor iemand kan zijn. Van haar 62 jaar heeft Maaike 31 jaar lang therapie gehad. Dat begon in de jaren ‘70 toen er nog steeds geen therapie voor dwangstoornissen bestond. Zeven jaar lang heeft haar therapeut in Maaike’s verleden gegraven om vervolgens tot de conclusie te komen dat Maaike een vrij normale jeugd heeft gehad en het maar beter was om te stoppen met de therapie. Sindsdien heeft Maaike tientallen therapiën ondergaan, waaronder de cognitieve gedragstherapie, en slikt al jaren anti-depressiva. In haar hele leven is ze nooit in staat geweest om haar opleiding af te maken of te werken. Om toch een beetje terug te geven, doet ze vrijwilligerswerk bij de Angst, Dwang en Fobie Stichting waar ze enorm veel genoegen uit haalt.
59
Mediapagina
Media pagina Door: Linsey Manten
Boeken Er zijn ontzettend veel boeken met pedagogische onderwerpen. Elke uitgave geven we een paar tips over interessante boeken. Voor ieder wat wils!
Wat Milo Zag - Virginia Macgregor De negenjarige Milo Moon heeft retinis pigmentosa: zijn ogen gaan langzaam achteruit en uiteindelijk zal hij blind worden. Vooralsnog ziet hij de wereld als door een kijkgaatje. Dankzij deze ‘tunnelvisie’ ziet hij dingen die anderen niet opmerken. Als Milo’s geliefde oma naar een verpleeghuis moet, heeft Milo al heel snel door dat daar iets niet klopt. De hoofdverpleegster speelt mooi weer tegenover de familie. Maar zodra die hun hielen hebben gelicht, gaat de verwarming uit, krijgen de oudjes alleen nog maar blikvoer te eten en deelt ze kwistig verdovende medicijnen uit om de boel lekker rustig te houden. Natuurlijk willen de volwassenen niet naar hem luisteren, dus smeedt Milo een plan om alle misstanden op eigen houtje aan het licht te brengen. Tripi de kok en Milo’s varkentje Hamlet zijn de enige bondgenoten in zijn heroïsche strijd… Kamer - Emma Donoghue Het is Jacks verjaardag, hij wordt al vijf. Jack leeft met Mam in Kamer, waarvan de deur op slot zit. Kamer heeft alleen een dakraam en is elf vierkante meter groot. Jack is dol op televisie kijken; Dora de Explorer is zijn vriendin, maar hij weet dat wat hij op televisie ziet niet echt is. Alleen hijzelf is echt, en Mam, en de dingen in de Kamer. En Ouwe Nick die ‘s nachts vaak komt. Dan zit Jack in de kast en kraakt het bed. Jack is het resultaat van de eindeloze verkrachtingen van zijn moeder door haar ontvoerder. Op een dag weten ze te ontsnappen uit Kamer, maar dat maakt het leven voor Jack niet makkelijker. In Kamer was alles simpel, de echte wereld is enorm gecompliceerd voor de jongen die al zijn kennis over de wereld heeft verworven via televisieprogramma’s. Dit boek is ook verfilmd als Room.
60
De Paardenjongen - Rupert Isaacson Als Rowan tweeënhalf jaar is, wordt de diagnose gesteld dat hij autistisch is. De wereld van zijn vader Rupert Isaacson en zijn moeder Kristin stort in. Rowan lijdt aan spastische aanvallen en is onhandelbaar. Binnen korte tijd verliezen de ouders al het contact met hem. Op een dag kruipt Rowan tijdens een wandeling door een afrastering.
PAPeras , maart 2016
Mediapagina
Opgetogen lachend laat hij zich op zijn rug op de grond vallen, pal voor een grote merrie. Rupert weet als paardentrainer dat de situatie levensgevaarlijk is: één verkeerde beweging kan de merrie doen schrikken en Rowan wordt vertrapt. Wat er dan gebeurt is even bijzonder als ongelofelijk… De paardenjongen is het unieke en hartverwarmende verhaal van Rupert en zijn zoon Rowen, die samen de therapeutische kracht van paarden ontdekken. Ze ondernemen een reis door Mongolië, de enige overgebleven plek ter wereld waar nomadenstammen volgens oude rituelen samenleven met paarden. Het wordt een reis die het uiterste vergt van het gezin en hun relatie met elkaar danig op de proef stelt, maar die hun levens ook voorgoed zal veranderen. Social Media
Zelfmaak ideetjes:
Voorbeelden:
Studievereniging PAP
Op de website www.zelfmaakideetjes.nl zijn tientallen knutsel-, kook- en bak-ideetjes te vinden voor een middagje oppassen. Je kan het zo ingewikkeld maken als je zelf wilt. Voor elk seizoen staan er nieuwe DIY’s op en er is zelfs een speciale kidspagina!
61
Colofon
Onze hartelijke dank gaat uit naar de mensen die hebben meegeholpen aan deze PAPeras: Hanna, Liesbeth Schneiders, Jacco Ruiten, Naomi Verhoeven, Fred Konijnenberg, Stefan en Margriet van Dijk, Hans Hardeman, Amber, Eva van Es, Micha de Winter, Estera Potop, Maarten de Groen, Saskia van der Hijden, Marieke Erken- Drost, Dinanda Zevalkink, Elzemiek van der Bom, Maarten van Kapel, Shirley Hermans, Willemijn Reijenga
Colofon De PAPeras is een uitgave van Studievereniging PAP. Dit verenigingsblad verschijnt drie keer per jaar en wordt (per mail) verzonden aan alle leden van PAP, medewerkers van de opleiding Pedagogische Wetenschappen en zusterverenigingen van PAP. Redactie Sanne Dirkse, Saline Goedegebuure, Brenda Renes, Myrthe Overbeek, Anika Meijer, Roëlle Boonstra, Linsey Manten & Illa Carrion Braakman. Vormgeving Saline Goedegebuure Aan deze uitgave werkten mee Hanna, Liesbeth Schneiders, Jacco Ruiten, Naomi Verhoeven, Fred Konijnenberg, Stefan en Margriet, Hans Hardeman, Amber, Eva van Es, Micha de Winter, Estera Potop, Maarten de Groen, Saskia van der Hijden, Marieke Erken- Drost, Dinanda Zevalkink, Elzemiek van der Bom ,Maarten van Kapel, Shirley Hermans & Willemijn Reijenga Druk Oplage: 200 stuks Drukwerk: Repro Service Universiteit Utrecht Adverteren:
[email protected] (Ruud Vaanholt)
62
Bestuur 2015-2016 Eva Bassa – Voorzitter Marthe van de Koppel – Secretaris Ruud Vaanholt – Penningmeester Marja Erisman – Vice-voorzitter Esmée Rouvoet – Coördinator Studie-inhoudelijk Anne Fleur van der Ent – Coördinator Ontspanning Saline Goedegebuure – Coördinator PR Ben je verhuisd of gestopt met je studie? Geef dit dan door aan het PAPbestuur door een e-mail te sturen naar
[email protected]. Op die manier blijft de ledenlijst up-to-date. Heb je je studie afgerond? Dan is er de mogelijkheid om als alumnilid betrokken te blijven bij jouw studievereniging. Stuur een e-mail naar
[email protected] voor meer informatie over onze alumnivereniging! Adresgegevens Langeveldgebouw, kamer F1.08 Heidelberglaan 1 3584 CS Utrecht Telefoon: 030-2534885 E-mail:
[email protected] Website: www.svpap.nl Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden gekopiëerd of overgenomen zonder vooraf schriftelijke toestemming van de uitgever. PAPeras , maart 2016
Wil je na het lezen van deze PAPeras de volgende uitgave op papier ontvangen? Of wil je meewerken aan de
volgende uitgave? Stuur dan een mailtje naar paperascie@ gmail.com.
Deze en andere PAPerassen zijn ook online te vinden
op svpap.nl/paperas je na het lezen van deze PAPeras
de volgende uitgave op papier ontvangen? Of wil je meewerken aan de volgende uitgave? Stuur dan een mailtje naar
[email protected].