Epilepsie
Geert Thoonen December 2003
Wat is epilepsie? Epilepsie is geen ziekte maar een ziekteverschijnsel, net zoals bijvoorbeeld koorts. We zeggen dat iemand epilepsie heeft als hij regelmatig aanvallen heeft. Deze aanvallen ontstaan door een plotselinge tijdelijke verstoring van het elektrisch evenwicht in de hersenen. Epilepsie komt voor bij 1 op de 150 mensen. In Nederland hebben dus ongeveer 100.000 mensen epilepsie. Omdat in meer dan 50% van de gevallen de epilepsie in de kinderleeftijd begint, is de kans groot dat zich op elke willekeurige school enkele kinderen met epilepsie bevinden.
Aanvallen Er bestaan diverse soorten aanvallen. Welke soort aanval optreedt, wordt grotendeels bepaald door het deel van de hersenen waar de verstoring zich voordoet. Soms zijn de hersenen er in hun geheel bij betrokken (gegeneraliseerde aanvallen). Ook is het mogelijk dat de kortsluiting zich beperkt tot een klein deel van de hersenen (partiële aanvallen). Gegeneraliseerde aanvallen Er zijn twee vormen van gegeneraliseerde aanvallen: 1. Tonisch-clonische aanval (grote aanval) 2. Abcenses (kleine aanval) 1. Tonisch-clonische aanval: - persoon valt op de grond, soms met harde schreeuw - verkramping van het lichaam - schokken van het lichaam - soms incontinentie - soms tongbeet - gezicht wordt paars of blauw - na afloop vermoeidheid en verward zijn Gevolgen omgeving: - grote impact op omstanders - schrik - niet weten wat te doen, hulpeloosheid - schaamte bij de persoon die het overkomt Gevolgen voor leerprestaties: - niet direct door de aanval zelf - wel door de tijd die de betreffende persoon nodig heeft om te herstellen Wat te doen? - probeer rustig te blijven - zorg dat de leerling zich niet bezeert - kussen of jasje onder het hoofd leggen of beschermen met de handen en indien mogelijk hoofd opzij draaien - niets in de mond stoppen - probeer de bewegingen niet tegen te houden - observeer de aanval nauwkeurig en beschrijf de aanval achteraf - aanval langer dan 10 minuten of wanneer de aanval direct gevolgd wordt door een volgende aanval (status epilepticus), een arts waarschuwen of medicatie toedienen - na afloop de persoon goed verzorgen (in geval incontinentie of slaapbehoefte) - stel de persoon gerust
2. Absences: - onopvallende, soms niet of nauwelijks waarneembare aanvallen (dit is ook het grootste probleem) - kortdurend bewustzijnsverlies - activiteit stopt en kort moment van staren (ogen draaien weg) - soms doorgaan met activiteit maar dan ongericht - duur van de aanval kan variëren (van enkele seconden tot een minuut) Gevolgen omgeving: - aanvallen worden niet opgemerkt - of worden aangezien voor dagdromen, in eigen wereldje, raar gedrag - kan irritatie oproepen (bijv. stoppen tijdens leesbeurt) Gevolgen leerprestaties: - één absence geen probleem, meerdere wel - daardoor kortdurende onderbreking in informatie-opname - hangt af van het moment en de activiteit van dat moment - totaalbeeld kan fragmentarisch worden opgebouwd - dit kan irritaties en frustraties oproepen Wat te doen? - probeer de absences te onderkennen en te herkennen - leg contact met de ouders - aanval is niet te voorkomen of te bekorten - rekening houden met de aanvallen (bijv. even stoppen of herhalen) - soms is een plaats vooraan van belang (kan ook nadelige gevolgen hebben i.v.m. mogelijke uitzonderingspositie) - indien de persoon verward is, stel hem/haar gerust
(Complexe) partiële aanvallen Er zijn twee vormen van partiële aanvallen: 1. Enkelvoudige partiële aanvallen 2. Complex partiële aanvallen 1. Enkelvoudige partiële aanval: - aanval beperkt zich tot een aura - soms sprake van kleine spierschokjes 2. Complexe partiële aanvallen: - persoon is verward - verschijnselen van afwezigheid - maken van automatische bewegingen (wriemelen, smakken, rondlopen, prutsen) - lijkt op trance-toestand of slaapwandelen - achteraf verwardheid bij bewustzijnsverlies - soms vooraf waarschuwing in de vorm van een aura Gevolgen omgeving: - bezorgdheid, ook door onbegrip - soms hilariteit door onbegrip - wordt soms gezien als aanstellerij (zeker bij aanvallen waarbij geen sprake is van bewustzijnsverlies) - gedrag wordt als ‘raar’ of ‘gek’ gezien Gevolgen leerprestaties: - na de aanval is sprake van vermoeidheid en/of verwardheid - reacties van andere kinderen kunnen een kind in een uitzonderingspositie plaatsen, waardoor de motivatie tot leren kan verminderen Wat te doen? - aanvallen zijn niet te voorkomen of te bekorten - niets doen is bij dit type het moeilijkst - personen tijdens aanval niet tegenhouden, dit kan agressie oproepen vanwege bewustzijnsverlies (mensen reageren primitief) - voorkom verwondingen door personen tijdens aanvallen rustig te begeleiden
Epilepsie syndroombeelden Epilepsie kent vele syndromen. Het is belangrijk om tot een syndroomdiagnose te komen omdat dit de therapiekeuze beïnvloedt en een prognostische betekenis heeft. De meest voorkomende syndromen bij kinderen zijn: Syndroom van West: - Typische aanvalsvorm in het eerste levensjaar, namelijk salaamkrampen. - De frequentie van de aanvallen is wisselend. - Vaak hebben kinderen met deze vorm van epilepsie een hersenbeschadiging en vertonen ze een psychomotore retardatie. Syndroom van Lennox-Gastaut: - Korte aanvallen in het tweede tot vijfde levensjaar (kind valt dan even en staat vervolgens weer op). Ook kunnen geïsoleerde clonische of tonisch-clonische aanvallen optreden. - Deze vorm gaat tevens vaak gepaard met cerebrale laesies c.q. ontwikkelingsachterstanden. Benigne Rolandische Epilepsie: - Vorm van epilepsie is vernoemd naar het gebied in hersenen waar de epilepsie zich manifesteert (de sulcus Rolandi). - Dit syndroom komt voor bij kinderen tussen de drie en twaalf jaar. - De aanvallen zijn partieel en komen met name ’s nachts voor. - Het bewustzijn blijft intact. - Deze aanvallen reageren goed op anti-epileptica en verdwijnen spontaan in de pubertijd. Syndroom van Landau en Kleffner (LKS): - Zeldzame vorm van epilepsie die ontstaat in de kindertijd - Gaat vaak gepaard met verbale en motorisch afasie en vaak ook gedragsproblemen - Ernst van taalontwikkeling zo groot dan herstel zeer beperkt blijft - Indicatief voor ernst is beginleeftijd (hoe vroeger dit syndroom zich manifesteert, hoe groter de afasie zal zijn) - Afstemming tussen medisch en logopedisch handelen van groot belang. Encephalopathy Status Epilepticus during Sleep (ESES): - Ook bekend als ‘Continuous Spikes and Waves during slow Sleep (CSWS)’. - Incidentie waarschijnlijk hoger dan algemeen wordt aangenomen. - ESES begint meestal rond het vijfde levensjaar met verschillende typen aanvallen. - Veel kinderen hebben voor het begin van de aanvallen al neurologische problemen -zoals afasie en mentale retardatie - maar gedurende de nachtelijke aanvallen treedt hier een duidelijke verslechtering in op. - Na ongeveer twaalfde jaar verdwijnen de nachtelijke aanvallen. Effecten op ontwikkeling zijn veelal onomkeerbaar.
Koortsstuipen: - Worden niet tot epilepsie gerekend. - Ongeveer vijf procent van de kinderen krijgt een keer een koortsconvulsie. - Van deze groep ontwikkelt slechts vijf tot tien procent later daadwerkelijk epilepsie.
Oorzaken In veel gevallen (ongeveer 70%) is geen duidelijke oorzaak aan te wijzen voor het ontstaan van epilepsie. Mogelijke oorzaken zijn: - erfelijkheid (vergrote aanleg voor het krijgen van aanvallen) - hersenbeschadigingen (ongeval, zuurstofgebrek) - infecties - een tumor in de hersenen - een combinatie van genoemde factoren
Onderzoek Observatie Epilepsie is een verschijnsel. Onderzoek is daarom van groot belang voor de behandeling. Observeren en beschrijven van de aanvallen is de eerste en belangrijkste stap. EEG Met een EEG (elektro-encephalogram) kan de elektrische activiteit van de hersenen worden gemeten. De hyperactieve gebieden kunnen soms worden getraceerd. Dit kan een standaard EEG zijn of een 24-uurs EEG of EEG na slaapdeprivatie (slaap-onthouding). Verder onderzoek Bepaalde afbeeldingstechnieken, zoals MRI-scan, röntgenfoto’s. Onderzoek met lichtflitsen, muziek en het oproepen van spanningen. In kaart brengen van de intellectuele capaciteiten of onderzoeken van de persoonlijkheid.
Behandeling Medicijnen De belangrijkste behandelwijze is het gebruik van anti-epileptica (meestal in de vorm van pillen of drankjes). Via het bloed komt de werkzame stof in de hersenen en onderdrukt de epileptische activiteit. Medicijnen genezen de epilepsie niet! De aanvallen worden in toom gehouden. Bijwerkingen van medicatie: - lichamelijk ongemak (bijv. buikpijn) - geheugenstoornissen - tempostoornissen - concentratiestoornissen - motorische stoornissen - visuele stoornissen - stemmings- en/of gedragsstoornissen Deze bijwerkingen hoeven natuurlijk niet op te treden. Bij elk kind kan dit weer anders zijn. Chirurgie Slechts een klein aantal kinderen komt in aanmerking voor operaties. De oorzaak van de epilepsie, een hersentumor of bloedstolseltje, kan dan worden verwijderd. Soms kan de haard van de epilepsie worden weggenomen. Psychologische behandeling Bij samenhang tussen spanningen en de aanvallen kan psychologische behandeling werken.
Risico’s op school Mensen met epilepsie lopen een bepaald risico. Een aanval kan elk moment plaatsvinden. Bij elk individu is het een afweging in hoeverre een persoon risico’s kan lopen. Dit vergt overleg tussen arts, ouders en school. Risicogebieden - gymnastiek en sport (overgang van actie naar rust) - water en zwemmen (afspraken maken) - fietsen en brommen (soms onder begeleiding) - schoolkampen en werkweken (medicijnen, noodmedicatie) - schoolreisjes (begeleiding, medicatie) - schoolfeestjes (alcohol, stroboscopen)
Signalering Op school, maar vooral in de klas, heeft de leerkracht de mogelijkheid signalen op te vangen die, wanneer zij regelmatig voorkomen, kunnen duiden op epilepsie. Deze signalen kunnen ook het gevolg zijn van medicijngebruik. Mogelijke signalen kunnen zijn: Plotselinge stemmingsverandering. - vanuit een opgewekte bui zonder overgang of aanleiding depressief worden Gedragsproblemen - agressief of onzeker gedrag Wisselende prestaties met een opvallend verloop - Tegenvallende prestaties op grond van de kennis die verwacht mag worden - langzame verwerking van en reactie op de lesstof - moeite met abstract denken en abstracte begrippen - werken volgens stereotypen - onzelfstandig, angstig werken volgens "trial and error" Sterke wisselingen in aandacht en tempo - ongedurig, rusteloos, concentratiestoornissen - dagdromen, traag, grote tempoverschillen Plotselinge geheugenuitval - problemen met reproduktie van eerder beheerste lesstof, b.v. de tafels van vermenigvuldiging Regelmatig terugkomende fysieke klachten - problemen met de fijne motoriek - onregelmatig handschrift - moeilijkheden met oog-hand coördinatie - evenwichtsproblemen
Tips voor aanpak op school Lesgeven aan kinderen met epilepsie: moet dat op een andere manier dan aan kinderen zonder epilepsie? Voor de meeste kinderen met epilepsie is een bijzondere aanpak niet nodig, zelfs ongewenst. Zij willen graag behandeld worden als "gewone" leerlingen en niet als buitenbeentjes. Helaas zijn er ook kinderen met vormen van epilepsie waardoor zij wel extra aandacht nodig hebben. Zo kan bijvoorbeeld epileptische activiteit in de hersenen manifest zijn zonder dat er echt waarneembare aanvallen optreden. Uiterlijk is niets zichtbaar terwijl de leerling toch niet "bij de les is". De volgende tips kunnen misschien helpen om kinderen met epilepsie beter te begeleiden. Didactische tips: Probeer verschillende zintuigen in te schakelen bij het aanbieden van nieuwe leerstof - Het is te eenzijdig om informatie en instructie alleen auditief aan te bieden. - De gesproken woorden worden niet waargenomen of worden niet adequaat verwerkt. - Het is daarom aan te bevelen mondelinge uitleg zoveel mogelijk visueel te ondersteunen. - Bordgebruik is een belangrijk hulpmiddel. Bied nieuwe leerstof gevarieerd aan - Leerstof die op verschillende manieren wordt aangeboden zal beter worden opgeslagen dan wanneer de stof slechts op één bepaalde manier wordt aangeleerd. Controleer regelmatig of de gegeven uitleg is overgekomen - Het laten herhalen van de opdracht geeft duidelijkheid of de leerling de opdracht begrepen heeft. Geef enkelvoudige opdrachten en korte, overzichtelijke taken - Bovendien is het wenselijk deze leerlingen meer tijd te geven opdrachten uit te voeren, zeker als een groter beroep wordt gedaan op cognitieve processen. Pedagogische tips Optimisme en een positieve houding zijn uitgangspunten van het pedagogisch handelen. -
een positieve houding met betrekking tot wat wel en niet mogelijk is voor een kind met epilepsie een actieve kijk- en luisterhouding stimuleren en zelfvertrouwen geven het kind helpen het gevoel van eigenwaarde en zelfbewustzijn te ontwikkelen toekomstperspectief scheppen; wat kan ik wel met epilepsie
Samengevat kan worden gezegd dat men werkt aan een realistisch optimisme. Dit alles binnen een kader van structuur en steun. Wanneer de veiligheid gewaarborgd is, kunnen de uitdaging en confrontatie worden aangegaan.
Organisatie rond epilepsie en onderwijs in Nederland Nederland kent twee LZK-scholen die zijn gespecialiseerd in de begeleiding/opleiding van kinderen met epilepsie. Zij verzorgen speciaal en speciaal voortgezet onderwijs op alle niveaus van ZML tot en met HAVO/VWO voor leerlingen van 4 tot 20 jaar. Deze onderwijscentra zijn verbonden aan de twee landelijk opererende epilepsie-instellingen. - Onderwijscentrum “De Waterlelie” te Heemstede is een onderdeel van de Stichting Epilepsie Instellingen Nederland (S.E.I.N.). - Onderwijscentrum “De Berkenschutse” te Heeze is een onderdeel van het Epilepsiecentrum Kempenhaeghe en heeft een nauwe samenwerkingsrelatie met het epilepsiecentrum de Hans Berger Kliniek te Breda. LWOE; een bovenregionale functie De beide scholen vormen samen het Landelijk Werkverband Onderwijs & Epilepsie (LWOE). Het LWOE is een overkoepelend orgaan dat de belangen behartigt van de beide onderwijscentra en het doel nastreeft het onderwijsaanbod voor kinderen met epilepsie te optimaliseren. Binnen de Wet op de Expertise Centra zijn beide onderwijscentra ingedeeld in cluster 3 en maken de beide scholen deel uit van een Regionaal Expertise Centrum. De diensten van het LWOE worden echter over de grenzen van de regionale expertise centra heen uitgevoerd. De beide onderwijscentra vervullen een landelijke functie, die met name herkenbaar is in onderwijs verzorgen aan kinderen in kort- of langdurende klinische opname. De regionale en bovenregionale functie van beide scholen komt ook tot uitdrukking in het gebruik van de onderwijsvoorzieningen door externe leerlingen uit verre omstreken in de vorm van langdurend schoolbezoek of vanuit ambulante begeleiding. Landelijke Steunpunten Onderwijs & Epilepsie De Diensten Ambulante Begeleiding (DAB) van beide onderwijscentra verzorgen op landelijk niveau onderwijskundige dienstverlening. Dit in het kader van de Wet op de Expertise Centra en de Leerling Gebonden Financiering (LGF) oftewel “De Rugzak”. De nieuwe wet is gericht op stimulering van integratie van leerlingen met een handicap in het regulier onderwijs alsmede een positieversterking van de ouders. Om tegemoet te komen aan de eisen die deze wet stelt, worden de scholen voor speciaal onderwijs geclusterd in Regionale Expertise Centra (REC). Ouders van een leerling met een handicap moeten alle benodigde onderwijskundige dienstverlening bij het REC in de woonomgeving kunnen verkrijgen. Om aan deze doelstelling van de nieuwe wetgeving te voldoen, is door de beide onderwijscentra een landelijk dekkend netwerk van steunpunten ingericht. De steunpunten participeren in de Regionale Expertise Centra verspreid over het gehele land. Steunpunten voor iedereen toegankelijk Leerkrachten, zorgconsulenten, ouders, artsen, maatschappelijk werkenden en andere professionals, maar ook leerlingen zelf kunnen de Steunpunten Onderwijs en Epilepsie telefonisch benaderen om de ambulante begeleiding aan te vragen of ondersteuning bij de aanvraag van de LGF. Daarnaast kunnen de steunpunten ook worden benaderd voor de
overige diensten van het LWOE, zoals kortdurende preventieve ambulante begeleiding, medisch/onderwijskundige observatieplaatsing, collegiale consultatie in het speciaal onderwijs, advisering bij indicatiestelling en voorlichting betreffende epilepsie, leren en gedrag. Voor aanmelding en informatie over dienstverlening: De Berkenschutse tel. 0402279326 / De Waterlelie tel. 023-5483333 of www.lwoe.nl Dienstverlening Activiteiten die vanuit de landelijke steunpunten worden aangeboden: - Ambulante begeleiding: vraaggestuurde dienstverlening d.m.v. (preventieve) ambulante begeleiding in het regulier basis- of voortgezet onderwijs; - Observatie en diagnostiek: handelingsgerichte diagnostiek ter ondersteuning voor het opstellen van het handelingsplan en ter beantwoording van specifieke hulpvragen ten behoeve van het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs, het speciaal onderwijs en speciaal voortgezet onderwijs; - Ook verlengde diagnostiek voor een indicatiestelling kan worden geboden; - Advisering indicatiestelling: deskundige medewerkers van de beide onderwijscentra kunnen worden geraadpleegd als er behoefte is aan advies over de procedure van indicatiestelling of de invloed van de epilepsie op het leren en het gedrag van een kind; - Collegiale consultatie: kortdurende kennisoverdracht betreffende epilepsie en de gevolgen ervan op het functioneren van het kind aan scholen die tot een REC behoren; - Arbeidstoeleiding: begeleiding van jongeren met epilepsie of andere medische/ neurologische aandoeningen naar een passende arbeidsplaats; - Expertiseoverdracht: overdracht van sectorspecifieke kennis in de vorm van voorlichting, cursussen/ studiedagen; Ambulante begeleiding Ambulante begeleiding is een middel om leerlingen met een beperking of handicap te integreren in het regulier onderwijs. De begeleiding is o.a. gericht op probleemanalyse, handelingsgerichte diagnostiek, didactische en pedagogische advisering, het hanteren van de epilepsie in de schoolsituatie. Bij oudere leerlingen is de begeleiding vaker direct op de leerling gericht (o.a. school- en beroepskeuze en/of de acceptatie van epilepsie). Ouders worden uiteraard nauw betrokken bij het begeleidingsproces. De onderwijskundige hulpverlening voor kinderen met epilepsie dient altijd in nauwe samenhang met de medische zorg te worden aangeboden, aangezien de vaak complexe en dynamische problematiek een multidisciplinaire benadering vergt. De ambulant begeleiders werken daarom nauw samen met medisch specialisten van de epilepsiecentra en andere zorginstellingen.
Adressen De Berkenschutse Sterkselseweg 65 Postbus 61, 5590 AB Heeze tel. 040 – 22 79 300 fax. 040 – 22 62 151 e-mail:
[email protected] www.berkenschutse.nl De Waterlelie Spieringweg 801 2145 ED Cruquius tel. 023-5483333 e-mail:
[email protected] www.sein.nl Epilepsiecentrum Kempenhaeghe Sterkselseweg 65 Postbus 61 5590 AB Heeze tel. 040 - 22 79 022 fax. 040 - 22 64 924 www.kempenhaeghe.nl Hans Berger Kliniek Galderseweg 81 Postbus 90108 4800 RA Breda tel. 076 - 56 08 465 fax. 076 - 56 08 204 Nationaal Epilepsie Fonds / De macht van het kleine De Molen 35 Postbus 270 3990 GB Houten tel. 030 – 63 44 063 fax. 030 – 63 44 060 www.epilepsie.nl
Epilepsie Vereniging Nederland Postbus 270 3990 GB Houten tel. 030 – 63 44 063 www.epilepsievereniging.nl Internet Epilepsie Stichting Kempenhaeghe Nationaal Epilepsie Fonds Stichting Epilepsie Instellingen Nederland Hans Bergenkliniek Epilepsie Vereniging Nederland Internationale informatie
www.kempenhaeghe.nl/ www.epilepsie.nl/ www.sein.nl/ www.epilepsie.net/hansberger/hansberger.html
www.epilepsie.org/ tbinet.org/epil.htm
Onderwijs De Berkenschutse te Heeze De Waterlelie te Heemstede Landelijk Werkverband Onderwijs en Epilepsie Onderwijsproject: Kennisnet SuperMemo Diversen Algemene medische informatie ADHD / Dyslexie ADHD Stichting Balans
www.berkenschutse.nl www.sein.nl www.lwoe.nl www.kennisnet.nl www.supermemo.nl
www.medische-informatie.nl adhd-gts-dyslexie.wereld.nl www.dse.nl/~adhd/links.htm www.balanspagina.demon.nl
Signaleringslijst epilepsie In de klassensituatie kunnen diverse signalen opgevangen worden, die - wanneer zij meer dan eens worden waargenomen - kunnen duiden op het vóórkomen van een vorm van epilepsie. Deze signalen kunnen ook het gevolg zijn van medicijngebruik. Het verdient aanbeveling bij eventuele signalen deze met de ouders te bespreken en dan eventueel een schoolarts in te schakelen. Mogelijke signalen zijn: Regelmatig terugkomende fysieke klachten • problemen met de fijne motoriek, onregelmatig handschrift, plotseling slordig handschrift, hiaten in het werk, herhaling van letters • moeilijkheden met oog-hand coördinatie • evenwichtsproblemen • visuele stoornissen • hoofdpijn, duizeligheid, dufheid e.d. Wisselende prestaties met een opvallend verloop • tegenvallende prestatie op grond van de kennis die verwacht mag worden • wisselende prestatie (eerste helft van het werk goed, tweede helft afgeraffeld) • langzame verwerking van en reactie op de lesstof, moeilijk overschakelen van de ene opdracht naar de andere, iets minder snel denken, verbale gegevens worden langzaam geuit of zijn minder snel paraat, het formuleren gaat langzaam • moeite met abstract denken en abstracte begrippen • niet goed overzien van ingewikkelde situaties • werken volgens stereotypen • onzelfstandig, angstig, werken volgens ‘trial and error’ Sterke wisselingen in aandacht en tempo • ongedurig, rusteloos, concentratiestoornissen • dagdromen, staren, traag, grote tempoverschillen Geheugenproblemen • moeizaam komen tot automatiseren • problemen met het korte termijn geheugen • moeite met ruimtelijke oriëntatie Plotselinge stemmingsverandering • bijvoorbeeld vanuit een opgewekte bui zonder overgang of aanleiding, depressief worden Gedragsproblemen • agressief of onzeker gedrag
Aanvalschecklist Naam: .……………………. Plaats van de aanval: ……………. Totale duur van de aanval: ……. 1.
2.
3.
4. 5.
6. 7. 8.
9.
10.
11.
12. 13.
14. 15.
Datum: ……………………. Tijd: ….…………………………
Voelde de leerling(e) de aanval aankomen (voor zover u kunt nagaan)? Waarom denkt u van wel, resp. niet? Hoe begon de aanval? Hoofd draaien links/rechts, scheve mond rechts/links, ogen draaien, knipperen oogleden, wijde pupillen, rood, bleek worden, zweten. Werd hij/zij stijf bij het begin van de aanval? Beiderzijds/éénzijdig, vooral links, vooral rechts. Aan armen of benen of beiden? Viel de leerling(e), of zou hij/zij gevallen zijn zonder hulp? Had hij/zij schokken tijdens de aanval? Beiderzijds, éénzijdig, vooral links, vooral rechts. Aan armen of benen of beiden? Werd hij/zij blauw in het gelaat? Staarde hij/zij voor zich uit? Met of zonder schokken in de armen en/of benen. Verrichtte hij/zij tijdens de aanval handelingen? Spreken, murmelen, opstaan, rondlopen, tastende en zoekende bewegingen, kauw-, smak-, slik-, snurkbewegingen of geluiden? Hoe lang duurde dit? Was er voor, tijdens of na de aanval sprake van: a. Agressief gedrag? b. Stemmingsverandering? c. Anders … Was hij/zij na afloop: a. Meteen weer helder? b. Verward, suf, slaperig? Was de leerling(e) onaanspreekbaar of bewusteloos? Hoe lang? Heeft u de polsslag opgenomen tijdens de aanval? Zo ja, was deze regelmatig? Aantal/min.? Bestond er een provocerende factor? Ruzie, emotie, menstruatie, tv-lichtflitsen, temperatuurverschil, koorts, slecht slapen, uitslapen, bedsituatie, vakantie, etc.? Maakte de aanval een epileptische indruk? ja / nee / weet niet Waren er nog bijzonderheden bij de aanval? (buiten die hierboven ter sprake kwamen) Op video, incontinentie, verwonding, tongbeet?
Naam observant(e): ………………….. …………………….
Handtekening:
Aanvalsbeschrijving Naam leerling: Datum:
Ingevuld door: Tijdstip:
Vóór de aanval: - Waar was het kind mee bezig? …………………………………………………………… -
Waren er tekenen van een naderende aanval? neen / ja, nl………………………………..
-
Voelde het kind de aanval aankomen? neen / ja, nl……………………………………….
Tijdens de aanval: - Hoe begon de aanval? ……………………………………………………………………… -
Er was sprake van: (aanstrepen en met cijfers volgorde aangeven) o ineens verslappen o vallen o bewustzijnsstoring o willekeurige bewegingen o schokken o bleek worden o verwijde pupillen o schreeuw o incontinentie o verstijven van armen o verstijven van benen o verstijven van hele lichaamshelft
-
Hoe lang duurde de aanval? ………………………………………………………………...
Na de aanval. - Was er behoefte aan slaap? ja/neen -
Was de leerling direct weer bij bewustzijn? ja/neen (na ……..………weer bij bewustzijn)
-
In welke mate is het kind weer in staat verder te gaan met de activiteit? …………………..
Opmerkingen: