Enkhuizer Mariabeeld, terug van weggeweest ….
Interieur met het Mariabeeld aan de wand.
De Vrouw staat op de kop van de slang, met de maan onder haar voeten (zie Openb. 12:1; Gen. 3:15) -2-
Inhoudsopgave: Teksten uitgesproken tijdens het symposium gehouden op zondag 11 mei 2014 in de Oud-Katholieke kerk te Enkhuizen Introductie door drs. Joop Albers, deservitor Oud-Katholieke parochie van de H.H. Gummarus en Pancratius te Enkhuizen Bijdrage van drs. Henk Schoon, (voormalig) pastoor van deze Enkhuizer parochie
pag. 4
Bijdrage van drs. Richard de Beer, Conservator/Consulent Oud-Katholiek Museum (Catharijneconvent) te Utrecht Bijdrage van ds. Henk Haandrikman, predikant PKN te Enkhuizen
pag. 12
Bijdrage van pater Peter Peelen sj, pastoor Rooms-Katholieke parochie Enkhuizen
pag. 23
Bijdrage van dr. Mattijs Ploeger, rector van het Oud-Katholiek Seminarie en pastoor te Haarlem Overweging tijdens de Vesper door mgr. dr. Dirk Jan Schoon, bisschop van Haarlem Overige bronnen
pag. 25
-3-
pag. 6
pag. 16
pag. 31 pag. 34
Introductie door drs. Joop Albers bij: "De terugkeer van Maria naar Enkhuizen". In mei 2014 keerde het 17e eeuwse beeld 'Maria met kind' terug uit het Rijksmuseum Catharijneconvent naar de Oud-Katholieke parochiekerk van Enkhuizen. Bij het bekend maken van deze terugkeer ontwikkelde zich in het convent van pastores van deze stad de idee om een oecumenisch symposium te organiseren over de verschillende manieren waarop tegen de figuur van Maria wordt aangekeken. De vraag die leidde tot de idee van een symposium was: Welke rol heeft Maria gespeeld - en speelt zij nog - in de Protestantse, Rooms-Katholieke en Oud-Katholieke kerk? De vraag resulteerde in de concrete vraag aan een aantal mensen uit deze kerkelijke tradities om een inleiding te houden over de rol van Maria in de eigen kerkelijke traditie. In het onderhavige boekje treft
u de teksten aan van de inleidingen. Ze zijn wisselend van karakter. Dat heeft niet alleen te maken met de verschillende kerkelijke achtergrond van de inleiders, maar ook met de verschillende keuze van benadering van het onderwerp. De inleiders benaderden deze vanuit de leer van de kerk, vanuit de betekenis voor het persoonlijk geloof, of vanuit de geschiedenis van de kerk. Voorafgaand aan deze bijdragen uit verschillende kerken ging een lezing van de oud-pastoor van de parochie die gevraagd was om te vertellen hoe het beeld van Maria met kind ooit kon verdwijnen en later weer terugkeren. De tekst van deze lezing is ook in dit boekje opgenomen. Behalve een historische weergave van de pogingen die in de loop der tijden zijn gedaan om het beeld weer terug te krijgen in Enkhuizen is met name interessant vanwege de argumenten die in de loop der tijden een rol hebben gespeeld om te besluiten het beeld weg te doen óf te proberen het terug te krijgen. -4-
De inleider laat zien hoe in de loop van de tijd de argumenten om het beeld weg te doen of juist terug te krijgen, verschillen. Leidden in het verleden argumenten ontleend aan de ecclesiologie of aan de liturgiek ertoe om het beeld weg te doen van zijn oorspronkelijke plaats. Tegenwoordig leidden argumenten, ontleend aan de bijbelse theologie, ertoe dat de positieve waarde wordt gezien van het Mariabeeld en dat men blij mag zijn dat het uit het museum is teruggekeerd naar de kerk in Enkhuizen. Als leden van het convent van pastores van Enkhuizen achtten wij het van belang dat op het symposium ook vanuit cultuurhistorisch perspectief gekeken zou worden naar het 'Enkhuizense beeld'. Het was gelijk duidelijk dat niemand dat beter kon doen dan de conservator van het Museum Catharijneconvent die eveneens consulent is geworden voor het Oud-Katholieke erfgoed. Zijn onderzoek naar de kunsthistorische achtergrond van het beeld heeft geleid tot een nieuw inzicht omtrent het ontstaan van het beeld en wie de maker ervan is. De vruchten van zijn onderzoek
deelde de consulent met de deelnemers aan het symposium op 11 mei in de Oud-Katholieke kerk op de Breedstraat te Enkhuizen. De tekst en de afbeeldingen van zijn onderzoek zijn in dit boekje opgenomen. Al lezende word je de ogen geopend voor de bijzondere waarde die dit beeld ook vanuit kunsthistorisch oogpunt heeft. Het symposium werd feestelijk afgesloten met de viering van de vespers, waaraan leden, waaronder pastoors en voorgangers, van meerdere kerken in Enkhuizen deelnamen en waarin bisschop Dirk Jan Schoon voorging. Een aantal bezoekers van het symposium (en ook van kringen daarbuiten) gaven aan dat zij de toespraken graag zouden willen ontvangen. Daarom hebben wij gezorgd voor de bundeling ervan. Het resultaat heeft nu onder ogen. We zijn ervan overtuigd dat met het symposium een bijdrage is geleverd aan een beter begrip in Enkhuizen van hoe in oecumenisch verband wordt gedacht over de figuur van Maria. We hopen dat door de bundeling van de toespraken die op het symposium zijn gehouden dit
-5-
begrip verder wordt verdiept en verbreed tot ver buiten Enkhuizen en een bijdrage kan vormen aan de oecumene in wijder verband. Onze dank gaat uit naar allen die op enigerlei wijze hebben
bijgedragen aan het symposium, dat in de lokale en provinciale pers ruime aandacht heeft gekregen.
Bijdrage drs. Henk Schoon, (voormalig) pastoor Oud-Katholieke parochie Enkhuizen "Slang valt direct aan" berichtgeving zoals deze was landelijk nieuws in kranten en op het journaal in de zomer van 1999 nadat een slang ontsnapt was uit een schuur in Enkhuizen. Het zou gaan om de Lanspuntslag, zo genoemd vanwege zijn lansvormige kop. Als je hem tegenkomt valt 'ie gelijk aan. Mensen werden opgeroepen om vooral binnen te blijven. Sommigen deden dat, anderen niet. Ook ik ging naar buiten, maar paste wel op. Met slangen weet je het maar
nooit. Vandaag is de slang terug in Enkhuizen. In het beeld van Maria met kind. Met de terugkeer is een wens in vervulling gegaan van mij als pastoor van deze Enkhuizer parochie van 1994 tot 2011 en van mijn collega Wim de Boer Enkhuizer van geboorte die in de jaren 80 diaken was in deze parochie. Beiden hebben we pogingen in het werk gesteld om het beeld terug te doen keren vanuit Museum het Catharijneconvent, waarin het onderdeel uitmaakte van de collectie van het OudKatholiek museum. Er waren genoeg redenen om dit beeld maar in het museum te laten. De eerste reden is dat Maria
-6-
met kind in het huidige kerkgebouw vanaf 1908 niet meer de prominente plaats innam naast het altaar. Zij hebben hun plaats afgestaan aan het beeld van Willibrord. Met zijn compaan Bonifatius flankeren zij vanaf de bouw van dit kerkgebouw in 1908 het altaar. Beide beelden komen uit een ander Oud-Katholieke kerkgebouw in Enkhuizen dat in 1781 is gesloten. Op een foto uit 1869 van de oude schuilkerk die hier op de Breedstraat heeft gestaan is te zien dat Willibrord nog niet de plaats heeft ingenomen van Maria met kind. In datzelfde jaar wordt de schuilkerk gesloopt en wordt er een nieuwe kerk gebouwd dat begin twintigste eeuw, nauwelijks 30 jaar later, alweer rijp is voor de sloop. In deze periode heeft men besloten om Maria met kind te verwisselen voor Willibrord en haar te verplaatsen naar de plaats bij de doopvont waar nu het orgel staat. In een Bisschopsverklaring van 1889 hebben de Oud-Katholieken het dogma van 1854 van Pius IX over de onbevlekte ontvangenis van Maria verworpen. Met deze verwerping wezen de Oud-Katholieken ook impliciet de Mariaverering af die volgde
op dat dogma. Zou je met de terugkeer van het beeld niet een verkeerd signaal afgeven, alsof wij als Oud-Katholieken toch zijn gaan meedoen met deze Mariaverering? En zou je met de terugkeer van Maria niet de verdenking op je laden dat je tegen de keuze bent voor Willibrord? Aan deze heilige is namelijk een sterk zelfbewustzijn verbonden van de gelovigen ter plaatse die waarachtig kerk zijn, dankzij Willibrord. De tweede reden is dat men het beeld Maria met kind niet meer als wezenlijk onderdeel beschouwde van het kerkgebouw. Het leverde blijkbaar geen bijdrage meer aan de religieuze beleving. Zowel de bouw van nieuwe kerkgebouwen ter plaatse als de veranderde theologie op wereldniveau hadden de context waarin de betekenis van het beeld 'gelezen' kon worden veranderd. In deze veranderde context zag men er geen bezwaar in om het beeld Maria met kind over te brengen naar een nieuw op te richten OudKatholiek museum. Waarom zou je een beeld weghalen uit een museum als dat geen rol meer speelt in de huidige context? En ook: Als je een beeld
-7-
dat geen wezenlijke rol meer speelt in het kerkgebouw terughaalt, ben je dan niet bezig van je kerkgebouw een museum te maken? De derde reden om het beeld niet terug te halen: met Maria zou ook de slang weer terugkeren in Enkhuizen. En we willen niet dat de slang de Enkhuizers nog een keer angst aanjaagt. Wie goed kijkt naar het beeld ziet namelijk een slang onder haar voeten kronkelen met opengesperde bek en daarin de vrucht die doet denken aan de zondeval. Met de slang doet het kwaad zijn intrede in onze gemeenschap. Moeten wij de mensen onder de neus wrijven dat wij geneigd zijn om tot zonde te vervallen? Misschien is deze betekenis belangrijk in voorbije eeuwen, maar hebben wij nu een positiever beeld van de mogelijkheden om vooruit te komen in het leven, en van de menselijke eigenschappen om het kwade na te laten door het goede te doen. Ondanks deze redenen om het beeld niet terug te halen hebben Wim en ik toch pogingen ondernomen om het terug te krijgen. Aanleiding bood de renovatie van de kerk in de jaren
tachtig van de vorige eeuw onder leiding van Wim de Boer, waarbij de monumentale communiebank en allerlei beelden zijn gerestaureerd. Voor mij was de aanleiding het verplaatsen van het beeld uit de permanente opstelling in het museum naar het depot in 2004. Ik heb toen een brief geschreven aan de directeur van het museum met de vraag om teruggave. Dit heb ik opnieuw gedaan in de voorbereiding van de viering en tentoonstelling ter gelegenheid van 100 jaar kerkgebouw in 2008. En daarna in 2010 nog een keer, nadat ik de directeur en een conservator had gesproken van het museum bij de presentatie van het boek 'Oud-Katholieke kerken, Drie eeuwen verborgen religieus erfgoed van een eigenzinnige geloofsgemeenschap' van Lia Schade van Westrum. Uiteindelijk mocht mijn opvolger, pastoor Joop Albers, positief bericht krijgen, nadat de brieven in 2013 in behandeling werden genomen, met excuus dat de beantwoording enkele decennia heeft moeten duren. Bij deze zeg ik dat de excuses zijn aanvaard. En vooral vanwege de vreugde die er bij mij is om de terugkeer van het beeld.
-8-
Dat is hetgeen telt. De vreugde is zo groot omdat bij elke aanleiding die de parochie bedacht om feest te vieren, telkens de afwezigheid van het beeld van Maria met kind, ondanks eventuele bezwaren, als een gemis werd ervaren. Waarom een gemis? Omdat de betekenis van dit beeld Maria en kind gegrondvest is in de heilige Schrift en de overlevering van de eerste eeuwen. Het is namelijk een hele bijzondere Maria die hier is afgebeeld. Het is de vrouw die de kop van de slang vermorzelt door er met haar voet op te gaan staan. Dat de slang een vrucht in de mond heeft duidt op de satan die voor zijn tegenwerking van God en de mens telkens weer sissend opduikt. Met zijn kronkelende woorden spuit hij sinds de zondeval in de hiel van de mens het gif van wantrouwen in onze Schepper. Vanaf die dagen woekert het kwaad door de aderen van onze samenleving. Laat nou juist de stad Enkhuizen, waar de angst voor de lanspuntslang nog in de aderen zit, de plaats zijn waar de kop van de slang waar de satan zich van bedient wordt vermorzelt! En laat nou juist het beeld dat
hier is teruggekeerd aantonen dat degene die dat doet met haar hiel de vrouw is uit wie de redder van de wereld is geboren onze Heer, Jezus Christus. De Maria die hier is afgebeeld is niemand minder dan de vrouw waarvan God sprak na de zondeval tot de slang: Omdat je dat gedaan hebt, vervloekt jij, onder alle beesten en onder al wat in het wild leeft op het veld; op je buik zul je voortgaan en stof zul je eten, al de dagen van je leven!- en vijandschap zal ik zetten tussen jou en de vrouw, tussen jouw zaad en haar nazaat; hij zal jou voor het hoofd stoten, jíj zult happen naar zijn hiel. (Gen. 3:14,15)
Wat wij in dit beeld van Maria met Kind uitgebeeld zien worden is niet de dreiging van het kwaad waaraan de mens ten prooi is gevallen, en ook niet de zonde waarmee de mensen in kerken angst wordt aangepraat. Wat wij in dit beeld zien is dat het kwaad dat de kop op steekt voorgoed de kop is ingedrukt. De profetische woorden tegen de slang uit Genesis: dat een nazaat van de vrouw hem de kop zal vermorzelen wordt ons hier getoond: die nazaat is Christus zelf, die de vrouw, de kerk, draagt. De maker van het beeld
-9-
heeft deze bijbels grondslag gebruikt om Maria te verbeelden. Hij combineert deze vrouwspersoon met de vrouw uit het boek Openbaring. In het eerste visioen daalt een vrouw uit de hemel neder met de maan onder haar voeten. Een monster staat gereed om het kind dat zij op het punt staat te baren, zodra het geboren wordt, te verslinden. Het kind wordt echter veilig weggevoerd naar God en zijn troon, en na een strijd die daarna losbarst wordt het monster verslagen. (Openb.12, 1-5) Door zijn Schriftuurlijke grondslag is de betekenis van dit beeld precies tegengesteld aan wat in het dogma van 1854 is afgewezen, en past het ook niet binnen de Mariaverering die hierop volgde. Daarom is de terugkeer een aanwinst. Dat de mensen altijd nog in de ban zijn van de slang, gekweld blijven door angsten, of het kwade zijn toegenegen, is een teken dat het geen overbodige luxe is om het beeld terug te plaatsen. Niet om hun nog banger te maken, maar juist om hen gerust te stellen door de bijbelse boodschap mee te geven. Blijft als enige vraag over: Waar
zet je dit beeld neer? Bij het altaar? Nee, want we zijn zo blij met onze Willibrord. Bij de doopvont waar ze stond alvorens naar het museum te verhuizen? Daar valt wat voor te zeggen. Bijbels gezien is bij de doopvont geen gekke plaats. De aanwezigheid van vrouwen met de naam van Maria of Mirjam aan de oever van een rivier of bij het graf maakt dat zulke personen als voorbeeld dienen voor de kerk die getuige is dat haar verlosser niet ten onder is gegaan in de dood, maar leeft. Toch heeft de pastoor en het kerkbestuur besloten een beeld een andere plek te geven. Ik vind dit een zeer goede keuze. Niet omdat Maria geen prominente plaats verdient bij het altaar, of bijbels gezien goed af zou zijn bij de doopvont, maar omdat zij meer is opgeschoven richting de kerkdeur. De mensen die de kerk binnenkomen en die weer verlaten worden nu herinnerd aan het kwaad dat angstaanjagend aanwezig is in onze wereld. Maar tegelijk wordt aan hen die de opengesperde muil van dat duivelse beest vrezen de boodschap meegegeven dat het kwaad dankzij het kind van de
- 10 -
vrouw, Christus de Heer, de kop is ingedrukt. De ingang van de kerk is niet zelden in kerken de plaats waar je beelden of muurschilderingen zult aantreffen van heiligen die het kwaad te lijf gaan, en die vermorzelen. Denk aan de aartsengel Michaël of Joris die korte metten maken met de draak. Een voorbeeld kun je zien in de Sint Pancras, of Zuiderkerk hier in Enkhuizen. Ik feliciteer het kerkbestuur, de pastoor, de parochianen en alle inwoners van Enkhuizen met de terugkeer van deze moeder die haar kind en de wereld ver verwijderd houdt van het kwaad en tegelijk afrekent met de slang.
Het bericht van de lanspuntslang dat het nieuws in de zomer van 1999 domineerde bleek een verzinsel, broodje aap. Iedereen was voor niks bang geweest. Maar voor deze oude slang, die geen verzinsel is, hoeven de Enkhuizers ook niet meer bang te zijn. Het blijft verstandig om het nieuws in de gaten te houden, dat dagelijks allerlei kwaad in de wereld over ons uitstort. Maar om het geloof niet kwijt te raken dat dit kwaad ons niet zal verslinden zul je naar deze kerk op de Breedstraat kunnen gaan om de boodschap van redding te horen en om vanaf vandaag naar dit beeld te kijken.
Joris met de draak (wandschildering - Zuiderkerk-Enkhuizen)
- 11 -
Bijdrage drs. Richard de Beer, Conservator OK Museum (Catharijneconvent te Utrecht).
ARTUS QUELLINUS IN ENKHUIZEN Het Mariabeeld dat in het voorjaar van 2014 is teruggeplaatst in de Oud-Katholieke kerk van Enkhuizen wordt in de bestandscatalogus van Museum Catharijneconvent, waar het jarenlang was ondergebracht, terecht omschreven als een product van de zeventiende-eeuwse Antwerpse barok. Stilistische kenmerken, proportionering, monumentaliteit en tegelijkertijd elegantie wijzen daarop. Antwerpen was in de zeventiende en achttiende eeuw de hoofdstad van de barok in Noordwest-Europa. De echte grote economische bloei van Antwerpen lag evenwel in de zestiende eeuw. Daaraan kwam
een einde met de Tachtigjarige Oorlog en de afsluiting van de Schelde. Net als in de Noordelijke Nederlanden was er een periode van beeldenstorm en een kort Calvinistisch intermezzo, dat er evenwel voor zou zorgen dat de Vlaamse kerken vrijwel leeg de zestiende eeuw afsloten. De herinrichtingscampagnes waren van een ongekende omvang, ongetwijfeld mogelijk gemaakt door welvaart in de nasleep van de Antwerpse Gouden Eeuw. Centraal daarbij stonden de schildersateliers van Peter Paul Rubens en Antonie van Dijck. Zij bemoeiden zich ook met de ontwerpen van nieuw kerkmeubilair en beelden. In de Noordelijke Nederlanden, de Republiek, leek de beeldhouwkunst na de doorvoering van de reformatie in eerste instantie zo'n beetje stil te vallen. De katholieke kerk was tot een bestaan in schuilkerken gedwongen en voor de gereformeerde kerk was veel minder te doen. Niettemin bloeide in Amsterdam in de eerste helft van de
- 12 -
zeventiende eeuw het atelier van Hendrick de Keyser. Veel weerslag van zijn werk is in de schuilkerken niet aanwijsbaar. Eigenlijk is er over het algemeen weinig bewaard gebleven van het meubilair en de beelden in de eerste kleine ruimtes van samenkomst van de katholieken. En wat er eventueel iets vroeger in de zeventiende eeuw te dateren valt, laat niet altijd een grote artistieke kwaliteit zien. Dit had ongetwijfeld te maken met de schok van de alteratie en de zeer onzekere periode voor de katholieke kerk. Pas in de tweede helft van de zeventiende eeuw, en met name na het rampjaar 1672, consolideerde de situatie en waren katholieken en ook andere gedoogde genootschappen in de gelegenheid representatieve ruimtes in te richten, alles uiteraard op het inwendige gericht. Aan de buitenkant mochten de kerkruimtes niet als zodanig herkenbaar zijn. De stoffering binnen was echter des te rijker. Wat betreft meubels en beelden moeten we vaststellen dat de ogen op het zuiden waren gericht. Een grote impuls voor de Zuid-Nederlandse beeldhouw-
kunst in de Republiek betekende de bouw van het nieuwe stadhuis in Amsterdam onder leiding van Jacob van Campen. Het reusachtige gebouw werd in 1655 ingewijd, maar was toen nog lang niet klaar. Er moest onder meer een enorme hoeveelheid beeldhouwwerk aan de binnen- en buitenzijde worden aangebracht. Hiervoor werd de befaamde Antwerpse beeldhouwer Artus Quellinus (1609-
1
1668) aangezocht. Hij was geschoold in de omgeving van Rubens en had geruime tijd doorgebracht in Rome, waar hij de werken van de klassieke oudheid, van Bernini (1598-1680) en van zijn landgenoot François du Quesnoy (1594-1643) had bestudeerd. Dit leidde tot een mengsel van de uitbundige barok van Rubens en het ingetogen classicisme van Du Quesnoy. En dat was precies wat architect Van Campen en de bouwheren van het stadhuis
- 13 -
voor ogen stond. Voor deze enorme opdracht vestigde Artus Quellinus zich voor bijna vijftien jaar (16501665) in Amsterdam. Gedurende die periode gaf hij leiding aan een heel atelier, waaronder professionele beeldhouwers die hij
Artus Quellinus zelf. Bekend is dat Artus in 1656 voor de Jezuïtenstatie van Amsterdam de beelden van Ignatius van Loyola en Franciscus Xaverius vervaardigde en in 1652 de decoratie van het orgel van de Nieuwe Kerk in Amsterdam. Merkwaardig is het feit dat de portretbuste van Artus Quellinus, vervaardigd door zijn leerling Rombout Verhulst in 1656, sinds mensenheugenis in het be-
2
uit Vlaanderen had meegebracht of die al in de Republiek verbleven: Rombout Verhulst (16241698) uit Mechelen; Bartholomeus Eggers (ca. 1637-1692); zijn neef Artus Quellinus de Jonge (1625-1700); Albert Vinckenbrinck (1639-1686) uit Amsterdam. Artus en zijn medewerkers voerden werken uit in de gehele Republiek. Het meest bekend zijn de profane werken zoals portretbustes en grafmonumenten, minder aandacht is er geweest voor de religieuze werken, ook voor die van
3
zit is geweest van de Oud-Katholieke Gertrudisparochie in Utrecht. Zou dit kunnen wijzen op een bijzondere relatie tussen de beeldhouwers en de Utrechtse parochie?
- 14 -
In de context van het Enkhuizer Mariabeeld was een Mariabeeld, dat zich nu in de Oud-Katholieke kerk van Dordrecht bevindt, een grote verrassing.
4
Evenals het bijbehorende Jozefbeeld in dezelfde kerk is het beeld gesigneerd door Artus Quellinus. Zowel het Maria- als het Jozefbeeld zijn in 1843 gekocht uit de boedel van de in 1837 opgeheven Oud-Katholieke Mariakerk aan de Nieuwe Gracht te Utrecht. Ook hier dus weer een Utrechtse connectie. Het Mariabeeld in Dordrecht vertoont grote gelijkenis met het Mariabeeld in Enkhuizen. De houding, de draperie van de
mantel, het Christuskind, de wereldbol, die zowel door het Kind als door Maria wordt vastgehouden: alles lijkt erop te wijzen dat ook de Enkhuizer Maria zo niet door Artus Quellinus zelf, dan toch in elk geval in zijn werkplaats moet zijn vervaardigd en waarschijnlijk in de periode 1650-1665. Het is bekend dat het Mariabeeld oorspronkelijk in de aan de H. Gummarus gewijde schuilkerk aan de Breedstraat stond, die van 1633 tot 1869 in functie was. In de periode 16501665 was daar Alardus ab Alma pastoor. Onder zijn pastoraat moet het Mariabeeld zijn aangeschaft, waarschijnlijk tegelijkertijd met een pendant. Op een historische interieurfoto van het kerkinterieur uit 1869 is immers links van het hoofdaltaar het Mariabeeld zichtbaar en rechts een moeilijk te duiden heiligenbeeld, mogelijk de H. Gummarus, patroon van de kerk. Dit beeld, dat wellicht ook van de hand van Quellinus was, is niet bewaard gebleven.
Literatuur: W.H. de Boer, Sint Gommer en Sint Pancras, Enkhuizen 1988.
- 15 -
F. Scholten, Artus Quellinus. Beeldhouwer van Amsterdam, Amsterdam 2010.
Foto's, geplaatst in de tekst: 1) Stadhuis op de Dam te Amsterdam 2) Buste Artus Quellinus, door Rombout Verhulst Bron: Rijksbureau voor kunsthistorische Documentatie te 's Gravenhage
3) Reliëf Oordeel van Salomo (Stadhuis op de Dam Amsterdam) door Artus Quellinus 4) Mariabeeld Oud-Katholieke kerk Dordrecht Bron: Museum Catharijne Convent te Utrecht
Bijdrage ds. Henk Haandrikman, predikant PKN Enkhuizen Het is vandaag zondag van de Goede Herder en dat brengt me eerst bij een verhaal waarin ik misschien wel Maria heb ontmoet. Een aantal van u kent het. Twee jaar geleden liep ik met een vriend / collega het Franciscus van Assisi pad. Daar hadden we behoorlijk last van loslopende honden. De angstigste momenten waren bij het
passeren van een schaapskudde. U kent het spreekwoord een wolf in schaapskleren. Nou in Italië heb je honden in schaapskleren. Ze zien er net zo uit als schapen. Even groot en met een soortgelijke vacht. Zij bewaken de kudden ... en hoe. We dachten eerst nog dat zich een paar enthousiaste schapen uit de kudde losmaakten maar het geluid dat ze maakten klopte daar niet bij. Het waren een stuk of tien van die herdershonden. Woest blaffend en grommend, in volle vaart op ons af - bloedstollend. Met onze stokken in de aanslag, stenen om mee te
- 16 -
gooien wachtten wij af hoe we hier met zo weinig mogelijk kleerscheuren vanaf zouden komen. Maar plotseling stopten ze en dropen af. Uit het niets, zo leek het, we waren ver van de bewoonde wereld, was er achter onze rug een klein autootje aan komen rijden met een verschrikt kijkende mevrouw achter het stuur. Of het de combinatie was van twee ongeschoren pelgrims met stokken en dat autootje dat de honden deed afdruipen ... ? Voor ons, zo besloten wij ter plekke was het een verschijning van Maria geweest … in een Fiat Panda. Ik heb ja gezegd tegen Maria, nou ja, om wat over haar te zeggen vanuit protestantse achtergrond. Ik heb me niet helemaal gerealiseerd waar ik ja tegen heb gezegd. Deze eenvoudige dienstmaagd, zoals ze zichzelf benoemt in haar Lofzang, is een bijzonder rijke en ingewikkelde geschiedenis ingegaan. Zij is een raam waardoor je het hele landschap van de geschiedenis van het christendom kunt bezien. Tot in alle uithoeken van de wereld kom je haar tegen. Er zijn meer kerken naar Maria vernoemd dan naar Jezus
Christus zelf. Ooit erfde ik van een oude vriendin een Mariabeeld en dat heeft in huis altijd een duidelijke plek gehad. Er werd wel eens verbaasd en soms ook fronsend gekeken door gemeenteleden die haar in mijn studeerkamer of in de huiskamer opmerkten. Misschien ben ik wel een beroep misgelopen omdat de beroepingscommissie niet 'amused' was. Dat is een voorbeeld dat er een behoorlijke gevoeligheid kan zijn onder protestanten als het over Maria gaat. Al heel gauw vallen termen als aanbidding en heiligenverering. En dat triggert in ons protestantse collectieve bewustzijn reacties van afkeuring. De oude vriendin was ooit Rooms-katholiek opgevoed maar had daar gaandeweg afstand van genomen, door veel studeren voelde ze zich meer thuis in het joodse gedachtegoed. Maar die Maria bleef bij haar in de buurt staan. Wat is dat ? Je treft dat zoveel aan dat er op onverwachte plaatsen bij mensen van wie je het niet verwacht een Mariabeeld staat. Is het het moederlijke, of is het het vrouwelijke
- 17 -
dat in een door mannen gedomineerde kerk met een mannelijk godsbeeld te weinig ruimte krijgt en kreeg, of is het de aanraakbaarheid, is het het dichtbije? Zo is het alleen daardoor al logisch dat zij een bijzondere plek krijgt in de geloofswereld of om met een tegenwoordig veel gebruikte term: in de beleving. Zij staat dichtbij waar God en ook Jezus vaak op grote afstand zijn gezet of ervaren. Ze is zo vaak afgebeeld van de allergrootste kunst tot de aller suikerzoetste kitsch. Het is natuurlijk in de eerste plaats omdat ze de moeder van Christus is. Dat maakt dat van meet af aan zij een rol speelt die groter is dan alle andere bijbelse personen. Uit zijn verband? Zou kunnen maar aan de andere kant roept dat weer een allergische reactie op van protestanten waardoor zij eerder wat naar de achtergrond wordt geschoven. Ook niet terecht. Dat is niet goed protestants. Ze zou tenminste binnen de wolk van getuigen een plaats moeten krijgen waarin ze niet per se meer is dan een ander maar ook zeker niet minder. Dat klinkt misschien allemaal wat rationeel maar dat klopt wel
met wat een diepe trek in het protestantisme is. Wat is nou een protestant? Collega Dick Würsten stelde eens een profielschets op: 1. Een protestant verwijst voor zijn geloofsopvattingen altijd naar de bijbel. 2. Een protestant probeert te begrijpen wat hij gelooft en als hij het niet begrijpen kan gaat hij theologie studeren tot hij een tevredenstellende redenering heeft bedacht. 3. Een protestant staat vreemd tegenover woordeloze godsdienst en begrijpt niet veel van mystiek. Hij wil z'n geloof toepassen op z'n dagelijks leven. 4. Een protestant heeft weinig gevoel voor symboliek of rituelen. Als hij die toch beoefent, voelt hij zich vaak geroepen om ze uit te leggen. 5. Een protestant zal proberen z'n geloof aan uit te leggen en anderen van de kwaliteit ervan te overtuigen (al was het alleen maar om zichzelf te overtuigen). Zo wordt het verschil tussen een protestant en een rooms-katholiek wel eens aangeduid als rationeel tegenover ritueel. Een protestant vraagt: "wat geloof
- 18 -
je?" Een rooms-katholiek vraagt: "Ben je gedoopt?" Voor een protestant loopt de communicatie in het geloof via de taal, voor een rooms-katholiek via de zintuigen. Dit is wat gechargeerd, zeker in deze tijd en we ontmoeten elkaar ook veel meer tussen deze uitersten. Misschien hebben de Oud-Katholieken ons veel te leren over een heilzaam samengaan van die twee. Hoe dan ook: een belangrijk principe voor het protestantisme was en is en blijft: Sola Scriptura. De bijbel wordt geacht de grondslag van alles te zijn in de kerk. Dit is het sterke èn het zwakke punt van de protestantse wereld gebleken. Het sterke punt, want met de Schrift in de hand kon men een zeer machtige kerkelijke traditie te lijf gaan en laten zien dat heel veel gebruiken niet bijbels waren. Maar toen de ergste misstanden geïdentificeerd en de kerk 'gezuiverd', bleek het principe dat zo effectief was als kritisch begrip plots machteloos. Want als men op grond van de Schrift alléén (Sola Scriptura) een nieuwe kerk wil opbouwen, blijkt de bijbel daarover eigenlijk niet zo veel concreets te zeggen en klinkt ook meer en meer als
een oud boek. Noodgedwongen vormden zich dus nieuwe 'tradities' (al dan niet aansluitend op de katholieke traditie) waarna de volgende groep 'protestanten' zich met de Schrift in de hand begon te keren tegen… afin u begrijpt het al: een repeterende breuk: "Neem één protestant en je hebt een overtuiging. Neem er twee: je hebt een kerk. Zet er een derde bij en je hebt een kerkscheuring." cf. Dick Wüst Terug naar Maria. Naast het sola scriptura waren er nog een paar sola's in de reformatie: Sola Gratia (Een mens wordt alleen gered door Gods genade) Sola Fide (Een mens wordt alleen gered door het geloof) Solus Christus (Christus alleen is Heer en Redder en Voorspraak) Daarmee wordt duidelijk gemaakt dat er is geen andere bemiddeling is tussen mens en God dan door Christus. Maria en de heiligen worden dus niet meer om voorspraak gevraagd. Dat is niet nodig: door Christus vloeit de gunst van God de zondige mens royaal tegemoet: dus
- 19 -
wat zouden we nog meer wensen. Verdwijnt Maria daarmee buiten beeld? De reformatoren zelf laten zich vol eerbied over haar uit en onderschrijven ook de dogma's uit de vroege kerk dat Maria moeder van God is en ook eeuwig maagd. Wel grappig dat op heel veel sites van fanatieke Rooms-katholieke Maria-aanhangers Luther, Calvijn en Zwingli worden opgevoerd om Maria te verdedigen. Ik ga nu voorbij aan de discussies die dat oproept. Ik zie die vroeg kerkelijke uitspraken als eerbetoon aan Christus zelf komend uit een tijd waarin men probeerde te doorgronden en te formuleren wie Christus was: volledig mens en volledig God. Ja?.. dan kom je ook op vragen naar zijn moeder. Werd Jezus pas God tijdens zijn leven? Nee, Hij was ook al God voor zijn geboorte. Is Jezus zonder zonden dan moet toch ook Maria onbesmet zijn. Afgezien daarvan: Maria is een voluit bijbelse persoon. En als het criterium voor de canon van het Nieuwe Testament is dat het getuigenis dicht bij het leven van Jezus Christus moet zijn… wie is er meer nabij?
Maria hoort voluit bij de bijbelse geloofsgetuigen of, zoals Paulus zegt: heiligen. Met dat woord stuiten we dan wel op een wereld, de wereld van de heiligen, waar verschillend naar wordt gekeken. Vanuit het protestantisme kijken we op een eigen manier naar de gemeenschap der heiligen. De protestantse kerk gelooft met de Kerk van alle eeuwen in de 'gemeenschap der heiligen'. Maar niet in de zin dat er in de hemel overleden mensen zijn, die door hun zeer vrome en godsdienstige leven, voor ons bij God tussenbeide kunnen komen. 'Heilig' betekent volgens de bijbel niet zozeer vroom, maar wel: door God apart gezet. Zo worden de christelijke gemeenschappen door de apostel Paulus in zijn brieven, aangesproken met 'heiligen'. Dat betekent dat zij door God 'apart gezet' zijn om Hem hier op aarde te belijden en dit geloof uit te dragen. In die zin wordt in het Oude Testament 'Israël' ook voorgehouden dat het een 'heilig volk' is. Heilig zijn moeten we hier op aarde waar maken. Voorbeeldige en inspirerende
- 20 -
mensen zijn er gelukkig in overvloed, ook onder de 'heiligen'. Die houden wij dan ook in ere, maar aanbidden of vereren wij niet. Zo is voor de protestanten Maria één van de grote geloofsgetuigen samen met Abraham en Sara, Mozes en Mirjam, Rachab, David, Samuël de profeten en de apostelen. Die houden wij in ere maar toch… met Maria zijn we wel heel voorzichtig. Dat zou best wat meer mogen zijn. Haar antwoord op de aankondiging dat zij is uitgekozen om Jezus te baren is na de verwondering: "Hoe zal dit zijn" is: "Hier ben ik, de dienares van de Heer, mij geschiede naar uw woord". Dat antwoord raakt protestanten diep. Zij is daarin hèt beeld van de gelovige levenshouding. Zij is dienares, een eenvoudige dienstmaagd en juist daarin begrijpt ze Gods aandacht voor wat kwetsbaar is zoals in haar Lofzang ze de lofzang van haar voorgangster Hanna verbreedt van dank om wat haar overkomt, dat er naar haar wordt omgezien tot het omzien naar de armen en onderdrukten. Dat is één van de krachtigste getuigenissen en alleen daarom zou
Maria een meer uitgesproken plaats mogen krijgen binnen het protestantisme. Dat zou ook een oecumenische impuls geven. Ik kwam ook ergens de term Maria, moeder van de oecumene tegen. Hoe? Waarom niet een gedenkdag? In Anglicaanse en Lutherse kring is men veel ruimhartiger met het stilstaan bij belangrijke bijbelse getuigen dan in de Calvinistische kerken, er zijn daar gedenkdagen ingeruimd voor de apostelen, voor de evangelisten en voor Maria. Toch vinden we ook in ons Dienstboek zowaar een paar gedenkdagen: 24 juni de geboortedag van Johannes de Doper en op 29 september, dag van Michaël en alle engelen. Heeft men het nog niet aangedurfd om ook Maria daar een plaats te geven? Ik stel voor dat we dat doen. Laten we daar in Enkhuizen een begin mee maken. Wat zou een passende dag zijn? Wat ons betreft wel één die we op de Bijbel kunnen grondvesten. Het zou kunnen zijn 25 maart, de aankondiging aan Maria, negen maanden voor de geboorte van Christus. Het zou
- 21 -
ook kunnen zijn op 2 februari. Het is de herdenking van de "Opdracht van de Heer in de Tempel", waarbij Jezus, zoals elk joods jongetje, wordt opgedragen aan God waarbij ook het
zuiveringsoffer dat Maria plaatsvindt veertig dagen na de geboorte van Jezus volgens de Joodse wet (Leviticus 12).
Klankbord preekstoel Oud-Katholieke kerk Enkhuizen
- 22 -
Bijdrage pater Wie is toch die Maria? We weten Bijbels gezien, niet zoveel over haar. Ze was een van die bijna naamlozen uit een gehucht in Galilea. Een jongere qua leeftijd. We kunnen pas vermoeden wie zij werkelijk was, wanneer we het weinige wat over haar geschreven staat, zetten naast onze eigen gevoelens over haar. En daarbij ook iets zeggen over de vrouw. Als man is dat een tikje riskant. In de lofzang van Maria staat het volgende "Hoog verheft nu mijn ziel de Heer; verrukt is mijn geest om God, mijn verlosser!" lk lees er de vreugde van een jonge moeder uit; over dat wonder van nieuw leven. Heel haar wezen stelde zich op dat grote gebeuren in. Nieuw leven, nieuwe hoop en het is juist de vrouw die dit kind mag dragen. Een groot geschenk, Ook al zijn er vanaf het begin ook zorgen en is er armoede: Geboren in een stal tussen het vee, met als kraamvisite een paar stinkende herders en deftige wijzen uit het
Peter Peelen sj Oosten. En ze moesten vluchten naar Egypte om het vege lijf te redden. Waarom koos God zo'n eenvoudig meisje? Hij maakte haar door deze keuze tot een hemelse koningin! Er zijn heel veel hardwerkende vrouwen op deze wereld. Vaak ook al jong mama. Maar de helft van onze wereld doet gewoon dat wat er op haar plek gedaan moet worden. In een gezin en daar buiten ook nog, Nu is de hoogste post gegeven aan een vrouw. Elke vrouw wordt zo hoog geacht door Hem. Zij mogen nieuw leven en nieuwe hoop in zich dragen en dat niet alleen door geboorte. Vergeten we speciaal vandaag ook onze eigen moeders niet. Elke vrouw , zal zich, als Maria, bewust moeten zijn van de geweldige kracht, die zij, al zolang er mensen zijn, aan liefde in zich draagt. Dat omgaan met mensen, anders dan mannen, kun je beschouwen als een liefdevol wonder. Is het niet een wonder dat je hoedster van geloof , het leven en de liefde mag zijn? Altijd die wonderbare kracht in je hebben om hardheid en strijd en
- 23 -
misplaatste stoerheid te breken op de kracht van Zijn Liefde. Een zachte kracht. Wat zou er anders van deze wereld worden? Zij herkent God of het Goddelijke in de dingen van alledag; in haar of andermans kinderen. De meeste moeders hebben dat van nature. Maar ook voor hen is het druk. Want er moet zoveel en we hebben daarom zo weinig tijd. Hebben jullie je al eens afgevraagd, waarom God zoveel tijd voor ons heeft? Gelukkig gebeurt er nog heel veel gratis . Zomaar, omdat het fijn is. Als kinderen zijn. Waarom spelen volwassen niet meer buiten? Het is een kind in je armen nemen en gewoon maar stil worden, zoals zij destijds en de herders in de grot. Tegen de starre verdrukking in. Een moeder weet wat haar kind nodig heeft, nog voor er om wordt gevraagd. Een blik is voldoende. Willen wij ook zo nabij zijn of zijn we daar te groot voor? Willen we van lk naar Wij? Hoe moeilijk vaak ook. Het gaat niet om grootse dingen. Het zit 'm in die paar woorden, die kinderen, mannen en vrouwen nog steeds te weinig horen: Menslief ik hou
van jou! Hij is vlak bij je en iemand die jou heel nabij is, daar hoef je toch geen moeilijke woorden van te verwachten. Zo wil die kleine grote mens Jezus met ons omgaan. Soms denk ik dan wel eens, jullie kunnen je dat nu voorstellen, aan God als broeder. Je laten besnijden van de hardheid van je hart. Dan wordt elke dag een geboortefeest. Ander woord voor verrijzenis! Nieuw kijken naar hetzelfde. lk denk dat Jezus dat ook niet van een vreemde had, maar van haar. Ging dit dan toch over Maria? Voor de goede verstaander zeker. Want op die eerste plaats is elke vrouw, zoals we hoorden, icoon van Maria. Zij in de eerste plaats maar hopelijk ook vele mannen. Dat daardoor ons hart mag opspringen (te lezen in diezelfde lofzang) en mag opengaan naar juist dat onberekende, dat liefdevolle en leven dragende. Dat zachte, dat niet zo stoere, waarin Maria en alle lieve vrouwen ons voorgaan. Dan wordt haar beeld een voorbeeld; het overwegen en bidden waard.
- 24 -
Bijdrage van Dr. Mattijs Ploeger, rector van het Oud-Katholiek Seminarie en pastoor te Haarlem. De plaats van Maria in de Oud-Katholieke kerk 1. De Oud-Katholieke kerk: een kerk zonder Maria?
Maria.
Soms hoor je wel eens over de Oud-Katholieke kerk: 'We zijn katholiek, maar dan zonder de paus en zonder Maria'. Dat van die paus laat ik vanmiddag even rusten, maar het klopt niet helemaal. Dat van Maria krijgt op dit moment onze aandacht. Zijn Oud-Katholieken katholieken zonder Maria? Zoals iedereen kan zien, staan er in deze kerk heiligenbeelden. En vanaf vandaag ook weer een Mariabeeld. De Oud-Katholieke kerk is dus geen kerk zonder heiligen en geen kerk zonder
In het Nieuwe Testament wordt met het woord 'heiligen' de hele christelijke gemeente aangeduid. En in de Apostolische Geloofsbelijdenis wordt de kerk genoemd: de gemeenschap van de heiligen. Bij onze moeite met het begrip 'heiligen' zitten niet de bijbel en de traditie ons in de weg, maar ons moderne spraakgebruik. Wij zijn gewend het woord 'heilige' te verstaan als een heilig boontje - een beetje als een schijn-heilige. Of op z'n best als een geweldig iemand een heilige is dan iemand die je letterlijk en figuurlijk op een voetstuk zet en die onbereikbaar is in 'heiligheid'. De bijbel en de traditie hebben geen last van dat oppervlakkige spraakgebruik. Wanneer we in de kerk het woord 'heilige' ge-
2. Heiligen in bijbel en traditie
- 25 -
bruiken, bedoelen we niet iemand die uit zichzelf heilig is (of schijnheilig), maar we bedoelen iemand die in Christus is geheiligd. We zouden dus beter kunnen spreken over de gemeenschap van de 'geheiligden'. Geheiligd word je, als je afdaalt in het water van de doop, en met Christus sterft, om vervolgens met Christus op te staan, uit het water van de doop en van de dood, geheiligd tot een nieuw leven, het leven in het witte doopkleed, het leven van een christen. U en ik, die tot de kerk behoren, behoren tot de gemeenschap van de heiligen. Niet omdat we uit onszelf heilig zijn, maar omdat we in Christus zijn geheiligd. Behalve alle christenen is er een speciale categorie christenen die we met het woord 'heiligen' aanduiden. Zij zijn, net als wij, alleen maar heilig doordat zij in Christus zijn geheiligd. Maar zij hebben die heiligheid dan ook ontplooid - in hun leven en soms
in hun sterven. Want het is onze roeping om de heiligheid van Christus, die ons geschonken is, in een heilig leven te ontvouwen, te ontplooien. Zodat we worden wie we al zijn: heiligen.
1
3
2
4
Lucas 1: 38. Matteüs 12,46-50; Marcus 3,31-35; Lucas 2,33-35; 2,48-51; 8,19-21; Johannes 2,1-5.
3. Maria in Oude en Nieuwe Testament
Maria is één van degenen die de haar geschonken heiligheid in haar leven heeft ontvouwd. Ik noem de bekendste voorbeelden. Haar jawoord aan de engel Gabriël: 'Ziehier de dienstmaagd des Heren, mij geschiede naar uw woord'.1 Haar trouw aan Christus, ook toen ze hem niet begreep.2 Haar trouw onder het kruis, waar zij met name genoemd wordt als één van degenen die zichtbaar en kwetsbaar trouw bleven aan de Verworpene.3 Ten slotte haar trouw aan de kerkgemeenschap, toen zij vlak voor het Pinksterfeest met de apostelen in gebed was en de komst van de Geest verwachtte.4 Lezend in het Nieuwe Testament kun je dus al
- 26 -
Johannes 19,25-27. Handelingen 1,14.
een tamelijk veelzijdige mariologie ontdekken. Maar ook voor Maria geldt dat het Nieuwe Testament in veel opzichten de ontvouwing is van het Oude Testament. De joodse vrouw Maria is ook de personificatie van het volk Israël, van de stad Jeruzalem, de bruid van de Heer. Ons eucharistisch gebed 4 noemt Maria dan ook: 'de jonkvrouw Sion, Maria'.5 Wie gevoel heeft voor dit soort dwarsverbanden, merkt dat in Maria veel samenkomt. Het erkennen van de belangrijke plaats van Maria in de heilsgeschiedenis is geen vrome kwezelarij, maar is vrucht van bijbellezen op de manier van de kerkvaders uit de vroege kerk: typologisch Bijbellezen, dat is: 'symbolisch' Bijbellezen met oog voor de dwarsverbanden, zodat het ene beeld rijmt op het andere. 4. Maria in de Oud-Katholieke liturgie
In onze liturgie functioneert Maria uiteraard als de moeder
5
Kerkboek blz. 441. Voorbeelden: Kerkboek blz. 427, 438, 483; Gezangboek nr. 366, 483. 6
van de Heer. Maar ook als het beeld en voorbeeld van elke gelovige - en daarmee als beeld van de kerk. Te midden van de heiligen neemt Maria in onze liturgie de ereplaats in. Dat blijkt wanneer zij als eerste wordt genoemd van een reeks heiligen,6 of wanneer zij als enige wordt genoemd in een zinsnede zoals 'Maria en alle heiligen'.7 5. Maria in de Oud-Katholieke spiritualiteit: deel van de gemeenschap der heiligen
Waarom hoor je dan tòch zeggen, dat de Oud-Katholieke kerk een katholieke kerk is zonder Maria? Omdat wij niet of nauwelijks de specifieke devotie kennen van de individuele gelovige tot de individuele Maria. Voor ons, Oud-Katholieken, heeft Maria een vanzelfsprekende plaats in ons gemeenschappelijk gebed binnen de gemeenschap van de heiligen. Onze liturgie gaat ervan uit dat we bij het eren van de heiligen iets doen wat gemeenschappelijk is. De vierende gemeente is een meervoud en
7
Voorbeelden: Kerkboek blz. 414, 434, 441, 457, 461; Gezangboek nr. 482.
- 27 -
de gemeenschap der heiligen is een meervoud - en we horen allemaal bij elkaar. Maria is, zogezegd, één van ons. Weliswaar de eerste van alle heiligen, maar dan toch: deel van de gemeenschap waarvan ook wij deel uitmaken. En waarin de dood geen werkelijke scheiding meer kan maken. Daarom hebben we er ook geen moeite mee, Maria te vragen voor ons tot God te bidden. Zoals wij op aarde voor elkaar bidden, zo blijven zij - zo hopen wij - in de hemel voor ons bidden. Technisch noem je dat dan 'voorspraak', maar het is in wezen niets anders dan dat 'alle heiligen' (wij op aarde en zij in de hemel) samen met en voor elkaar bidden tot God. Het zou niet erg stroken met de Oud-Katholieke leer en spiritualiteit, wanneer we Maria in haar eentje op een voetstuk zouden zetten. Daarom is het symbolisch wel mooi dat het beeld van Maria in dit kerkgebouw wordt vergezeld door beelden van àndere grote heiligen: Willibrord
8
en Bonifatius. De heiligen omgeven ons als 'wolk van getuigen' en wij worden niet alleen omgeven door die heiligen, maar zijn ook zelf in hun gemeenschap opgenomen. Zoals het eerste eucharistisch gebed, na een hele lijst van heiligen, waagt te bidden: 'En laat ook òns toe, Heer, tot uw heiligen'; 'Neem ook òns op in deze gemeenschap'.8 Maria vereren in haar eentje zou lijken op een persoonsverheerlijking die niet zou stroken met de vanouds in de Oud-Katholieke kerk aanwezige nadruk op de genade van God. Niemand ook een heilige niet - heeft de heiligheid aan zichzelf te danken. We zijn allemaal afhankelijk van Gods toewending naar ons 'om niet' - 'uit genade'. We zijn en
Kerkboek blz. 427 en 430.
- 28 -
worden alleen heilig in gemeenschap. Namelijk: in de gemeenschap met Christus, en dat is: de gemeenschap die we samen vormen als zijn lichaam, zijn kerk. Het lijkt alsof Maria een heel beperkte plaats heeft in de OudKatholieke kerk. Maar in wezen heeft zij een heel vanzelfsprekende plaats binnen het geheel van ons kerkzijn. Ze is daar waar ze hoort te zijn: in gemeenschap met Christus en met ons.
Maar toegewijde aandacht, eerbied en ontzag voor de heiligheid van God - ook van de vleesgeworden God, Christus is vanouds een kenmerk van christelijk geloof. En we doen onszelf te kort wanneer we die
6. Een pleidooi voor devotie
Toch wil ik eindigen met een kritische vraag aan het adres van onszelf als Oud-Katholieken. Ik heb wel eens een Oud-Katholiek horen zeggen: 'Wij hebben geen devotie tot Maria'. Toen heb ik een botte wedervraag gesteld, namelijk: 'Hebben we dan wel devotie tot Christus?' Of tot God? Of hebben we als OudKatholieken eigenlijk helemaal geen devotie - in de zin van: vrome toewijding, eerbied en ontzag? Immers, als je in onze kerk pleit voor het Lof van het Heilig Sacrament - dat is de aanbidding van Christus in de gedaante van het gewijde brood van de eucharistie - dan geld je al snel als verdacht, als conservatief, of als ritualist.
devotie verwaarlozen. Persoonlijk kan ik zeggen dat een bescheiden vorm van Mariadevotie mij heeft doen groeien in devotie voor Christus en in het toelaten van een zekere vorm van 'vroomheid' - in mijn innerlijk en in mijn uiterlijk. We leven in een ontkerkelijkte en grotendeels post-christelijke cultuur. Eén van de dingen die we kunnen laten zien aan de mensen om ons heen is dat er zoiets bestaat als ontzag voor dat wat ons overstijgt. Wie een
- 29 -
kniebuiging maakt, of een weesgegroet bidt, is geen domme kwezel, maar een goed katholiek, die met zijn 'geleerde vroomheid'9 zich klein durft te maken voor de grote God die
een kleine Mensengod is geworden, door uit Maria mens te worden in Jezus Christus.
Pelikaan offert bloed voor haar jongen (afgebeeld in de Enkhuizer parochiekerk)
9
Een term van Theo Clemens (De godsdienstigheid in de Nederlanden in de spiegel van de katholieke kerkboeken 1680-1840, Tilburg 1988, deel II, blz. 92)
waarmee terecht een karaktertrek van de Oud-Katholieke spiritualiteit wordt aangeduid.
- 30 -
Overweging door mgr. Dr. Dirk Jan Schoon, bisschop van Haarlem Vespers 4de zondag van Pasen, Enkhuizen, bij de terugkeer van het Mariabeeld. Lezing: 1 Petrus 2,19-25.
Vorige week was ik met mijn vrouw Lidwien en haar broer en schoonszus in Rome voor een weekje ontspanning na de drukte van Pasen. We bezochten daar heel wat Mariakerken, het lijkt een litanie: Santa Maria sopra Minerva, Santa Maria dell' Anima, Santa Maria in Trastevere, Santa Maria Maggiore en nog zo wat meer. Wat me bij het bezoek aan die kerken altijd opvalt, is de spanning die er in de christelijke traditie bestaat tussen de historische figuur die de jonge vrouw Maria moet zijn geweest en haar betekenis om de Moeder van de Messias te zijn. Wij moderne of zelfs postmoderne westerse christenen benaderen alles graag rationeel en functioneel. Maar
de eeuwen door is ook die andere, zoals we hoorden meer typologische benadering eigenlijk erg belangrijk geweest, die benadering die uitgaat van Maria als de verpersoonlijking van de ontvankelijkheid voor het wonder van God. Met de ontvankelijkheid die Maria met haar woorden 'mij geschiede naar uw wil' tot uitdrukking brengt, staat zij zowel voor de eeuwenlange hoop op de komst van de Messias die Gods volk Israël in zijn schoot bewaarde, als ook voor de vreugde van de kerk, die die hoop vervuld zag in de geboorte van Jezus. Met deze gedachte aan de vreugde om de vervulling van het heil van Godswege in het achterhoofd kunnen we de woorden van Petrus, die we zojuist hoorden, begrijpen. Dan kan inderdaad 'onverdiend leed verdragen iets moois' worden. Niet omdat je zwelgt in de ellende die je treft, maar omdat er een uitzicht is dat al die ellende overstijgt. Als Petrus daarom stelt, dat het verdragen van onverdiend leed iets moois is,
- 31 -
wordt aan degenen aan wie hij schrijft - en die blijkbaar te lijden hebben vanwege hun geloof - de kracht gegeven om dat lijden te verdragen. En meer nog: met dat 'iets moois' lijkt het wel alsof hij dat lijden zelfs belachelijk maakt. Waardoor krijgen de christenen moed toegesproken? Waardoor wordt lijden belachelijk gemaakt? Uiteindelijk omdat een christen niet leeft voor deze wereld, maar voor de wereld die komen gaat en die in Christus Jezus is aangebroken. Nu al, te midden van alle beperktheid van deze wereld met haar onrecht en geweld, deelt een christen in de vreugde van Gods koninkrijk en kan daarom zijn aardse bestaan relativeren. De heiligen uit de christelijke traditie - met Maria als eerste onder hen - maar ook die van latere tijden, die uit onze tijd en de heiligen die wij geroepen zijn te worden, zij allen leggen van deze vreugde getuigenis af. In het voetspoor van Jezus, de geweldloze knecht des Heren naar de beschrijving van Jesaja, aanvaarden zij de kwetsbaarheid en vergankelijkheid van hun aardse leven, in de vaste en zekere hoop op de onvergankelijke
kroon van het leven in Gods heerlijkheid. Als Maria haar woorden 'mij geschiede naar uw wil' spreekt, drukt dat niet dienstbaarheid als een soort zelfvernedering uit, maar haar ja-woord op de boodschap van Gabriël om de toekomst van God tegemoet te gaan. Dat zal haar weliswaar geen leed besparen, maar deel geven aan Gods redding in Christus. Haar nederigheid is die van koning David, als die dansend de ark Jerusalem binnenbrengt, het volk zegent en voedsel geeft. De terugkeer van het Mariabeeld in deze kerk kan u als gemeente en ons allen die hier als gasten zijn, inspireren om onszelf met alles wat ons gegeven is in dienst te stellen van de vreugde om Gods koninkrijk dat in Christus Jezus is aangebroken. Amen.
- 32 -
Detail Communiebank Enkhuizen (tafel toonbroden)
Detail Communiebank Enkhuizen (ark van het verbond)
- 33 -
Overige bronnen. De Raad van Kerken Nederland heeft een document gepubliceerd onder de titel: Maria, genade en hoop in Christus. Dit document is het resultaat van een onderzoek van een internationale commissie bestaande uit Anglicaanse en Rooms-Katholieke theologen (ARCIC), die zich heeft gebogen over de positie van Maria in zowel de traditie, de liturgie en niet in de laatste plaats in de bijbel. Een eerste samenvatting van de hand van dr. A. Denaux verscheen in nummer 9/05 van dit bulletin. Ter gelegenheid van het Mariasymposium is in het parochieblad van Enkhuizen (Nieuwsbrief) bijzondere aandacht gewijd aan de terugkeer van het Mariabeeld. U vindt daarin o.a. de Bisschopsverklaring van 1889 als reactie op de Maria dogmata in de Rooms-katholieke kerk, de beschrijving van het Mariabeeld en de historie van de Mariadevotie. Zie voor de inhoud van deze Nieuwsbrief onze website: www.okk-enkhuizen.org/1parochie/nieuwsbrf/2014/2014-02.pdf
Icoon van aankondiging aan Maria
- 34 -
Reliëf "Oordeel van Salomo" (Stadhuis Amsterdam) door Artus Quellinus
Mariabeeld Oud-Katholieke kerk Dordrecht gemaakt in atelier Artus Quellinus
Priesterkoor tijdens Vesper op zondag 11 mei 2014 t.g.v. de terugkeer van het Mariabeeld.
H. Willibrord
H. Bonifatius