ENKELE VROEGER GEPUBLICEERDE TEKSTEN ©
GEPUBLICEERD IN (o.a.) KMO VRAAG EN ANTWOORD, KLUWER FISCALNET
Auteur Marc Gielis Verantwoordelijke fiscaal en patrimoniaal advies Belastingconsulent Bank J.Van Breda & C° NV
1
De Vlaamse vrijstelling van successierechten op de gezinswoning in het voordeel van de langstlevende partner (bron Fiscalnet)
Vanaf 1 januari 2007 is in het Vlaams gewest de gezinswoning voortaan vrijgesteld van successierechten. Zoals steeds zijn er een aantal voorwaarden die moeten gerespecteerd te worden. Enerzijds wat het begrip ‘woning’ betreft en anderzijds wie de erfgenamen zijn. In dit artikel overlopen we kort, zonder verregaand in detail te treden, deze vrijstelling met een aantal aandachtspunten m.b.t. het huwelijkscontract voor gehuwden en de aankoop voor ongehuwden. Recent heeft de Administratie over de vrijstelling van successierechten op de gezinswoning in het voordeel van de langslevende partner een uitgebreide circulaire uitgebracht (Circulaire nr. 4/2007 (AFZ 2/2007 - Dos. E.E./L. 158) dd. 21.02.2007).
Wie komt in aanmerking voor deze vrijstelling ?
De vrijstelling is van toepassing voor de langstlevende echtgenoot, de wettelijke samenwonenden en de feitelijke samenwonenden.
Feitelijk samenwonenden
komen ook in aanmerking maar dan wel enkel die feitelijke samenwonenden die op de dag van het overlijden minstens drie jaar samenwonen. Dit is echter anders wat de berekening betreft inzake de successierechten. Om het tarief van o.a. de gehuwden te genieten is immers één jaar voldoende.
De vrijstelling geldt echter niet voor het aandeel van de kinderen, kleinkinderen, ouders en grootouders in de gezinswoning. Ook niet indien ze op de dag van het overlijden samenwonen met de erflater.
Stiefkinderen en zorgkinderen die
gelijkgesteld worden met de erfgenamen in rechte lijn worden tevens uitgesloten van de vrijstelling.
2
Begrip ‘gezinswoning’ ?
De gezinswoning is de woning waar de overledene en de samenwonende partner op de dag van het overlijden hun gezamenlijke hoofdverblijfplaats hebben. De vrijstelling is niet enkel van toepassing op de gezinswoning als dusdanig doch ook op de aanhorigheden. Hierbij denken we dan aan de garage, het zwembad, de tuin, de aanpalende weide, enz ….
Wanneer het onroerend goed zowel de gezinswoning als een bedrijfsgedeelte (kantoor, winkel, ….) omvat, moet het bedrijfsgedeelte onafscheidelijk zijn van en ondergeschikt (in waarde en/of omvang) zijn aan het woongedeelte zodat de vrijstelling van toepassing blijft op het geheel van het onroerend goed. De delen echter die als bedrijfsgebouw dienen binnen een samenhorend complex gevormd door de woning en het bedrijf, genieten de vrijstelling niet, wanneer het bedrijfsgebouw niet kan beschouwd worden als een aanhorigheid van het woninggedeelte (zie punt 4.1 bovenvermelde circulaire).
Hier zal m.a.w. een
opdeling moeten gemaakt worden.
Welke vrijstelling ?
De vrijstelling is van toepassing op het netto-aandeel van de gezinswoning De schulden die specifiek zijn aangegaan om de gezinswoning te bouwen, aan te kopen, te renoveren of uit te breiden, worden eerst afgetrokken van het aandeel in de gezinswoning. Deze specifieke schulden moeten uitdrukkelijk vermeld worden in de aangifte. Een boete is verschuldigd indien dit onvolledig of niet gebeurt.
In Vlaanderen zijn er echter specifieke regels vastgelegd om de volgorde van de schulden (passief) van de nalatenschap aan te rekenen.
Zie ook de boven
vermelde circulaire (punt 4.2 - Circulaire nr. 4/2007 (AFZ 2/2007 - Dos. E.E./L. 158) dd. 21.02.2007). De vermelde overzichtstabel (en voorbeeld) vindt u hier terug.
3
Erfdeel van langstlevende partner Erfdeel van langstlevende partner die
geen
aandeel
in
de die
gezinswoning verkrijgt
wel
een
aandeel
in
de
gezinswoning verkrijgt
Specifieke schuld inzake de gezinswoning 1) onroerend actief
1) gezinswoning
2) bedrijfsactiva (60bis)
2) onroerend actief
3) roerend actief
3) bedrijfsactiva (60bis) 4) roerend actief
Specifieke schuld inzake een ander onroerend goed 1) onroerend actief
1) onroerend actief
2) bedrijfsactiva (60bis)
2) bedrijfsactiva (60bis)
3) roerend actief
3) roerend actief 4) gezinswoning
Specifieke schuld inzake een roerend goed 1) roerend actief
1) roerend actief
2) bedrijfsactiva (60bis)
2) bedrijfsactiva (60bis)
3) onroerend actief
3) onroerend actief 4) gezinswoning
NIET specieke schuld 1) bedrijfsactiva (60bis)
1) bedrijfsactiva (60bis)
2) roerend actief
2) roerend actief
3) onroerend actief
3) onroerend actief 4) gezinswoning
Voorbeeld:
De langstlevende echtgenoot verkrijgt alles
4
Actief nalatenschap (na vereffening van het gemeenschappelijk vermogen): •
roerende goederen
•
onroerende
100.000 euro
goederen
(niet- 100.000 euro
gezinswoning) •
onroerend goed-gezinswoning
100.000 euro
Passief nalatenschap (na vereffening van het gemeenschappelijk vermogen): •
niet-specifieke schuld :
•
specifieke
schuld
goed
andere
150.000 euro
onroerend 25.000 euro dan
gezinswoning:
Aanrekening van de schulden : a) toepassing algemene aanrekeningsregel in geval de langstlevende echtgenoot een deel in de gezinswoning verkrijgt •
aanrekening
op
de
roerende
goederen:
100.000 euro - 150.000 euro (niet specifieke schuld) = - 50.000 euro (blijft nog te verrekenen) •
onroerende goederen (niet-gezinswoning) 100.000 euro 25.000 euro (specifieke schuld o.g. niet-gezinswoning) = 75.000 euro
b) toepassing bijzondere aanrekeningsregel op resterende schuld •
onroerende goederen (niet-gezinswoning) 75.000 euro - 50.000 euro (resterende schuld) = 25.000 euro
c) Netto-actief na aanrekening passief
5
•
onroerende
goederen 25.000 euro
(niet-gezinswoning) •
gezinswoning
te belasten netto-actief
100.000 euro (vrijgesteld) 25.000 euro
De verminderingen (belastingkrediet) voor een bescheiden erfdeel
Als het netto-erfdeel in de rechte lijn minder bedraagt dan 50.000 euro, dan wordt er een vermindering toegekend (art 56 Vl.W.Succ). Deze vermindering wordt berekend volgens de volgende formule : 500 euro x (1 – (netto erfdeel / 50.000))
Dit betekent concreet dat de vermindering maximaal 500 euro bedraagt en zal afnemen in de mate dat het geërfde netto actief toeneemt.
Bij de vaststelling van het netto actief wordt er echter voortaan geen rekening gehouden met de gezinswoning (art. 56 lid 2 Vl.W.Succ.).
In kleine(re)
nalatenschappen, waar de gezinswoning het grootste deel uitmaakt van de nalatenschap, zal dit dan ook een besparing opleveren.
Wat betekent de vrijstelling nu concreet in euro’s ?
Om de impact van deze vrijstelling aan te tonen, nemen we een concreet voorbeeld.
Man en vrouw, twee kinderen zijn gehuwd met het wettelijk huwelijksstelsel. Man sterft (echtgenote is 69 jaar) en de nalatenschap is op de volgende manier samen gesteld :
6
Het gemeenschappelijk vermogen bestaat uit :
Roerende goederen 150.000 euro Gezinswoning
400.000 euro
Oud stelsel :
Man sterft Successierechten : 11.250 euro
Vrouw sterft : Successierechten : 14.250 euro TOTAAL : 25.500 euro Huidig stelsel :
Man sterft Successierechten : 8.230 euro Vrouw sterft Successierechten : 14.250 euro Totaal 22.480 euro (ofwel 3.020 euro minder)
Moeten gehuwden voortaan een huwelijkscontract opmaken waarbij de gezinswoning in volle eigendom aan hen toekomt ?
We denken hierbij aan het zogenaamde verblijvingsbeding. Zulk een beding zorgt ervoor dat na het overlijden van de eerste ouder de (ganse) gemeenschap in volle eigendom zal toekomen aan de langstlevende. De kinderen komen in het verhaal (nog) niet voor. De langstlevende komt daardoor mogelijk in de hoogste schijf van de successierechten terecht.
Na het overlijden van deze langstlevende zullen de
kinderen het ganse vermogen erven, met ook hogere successierechten tot gevolg. Trouwens het vermogen zal ook in waarde toegenomen zijn, wat de fiscale druk nog zal doen toenemen.
7
Zonder zulk een verblijvingsbeding erven de kinderen de blote eigendom van de eerste ouder en de langstlevende erft het vruchtgebruik. Na het overlijden van de langstlevende worden zij volle eigenaar, het vruchtgebruik dooft immers uit.
De civielrechtelijke bescherming betekent m.a.w.meestal een aanzienlijk fiscale meerkost.
Het schrappen van de clausule (verblijvingsbeding) is de meeste verregaande oplossing. Er kan echter ook gekozen worden voor een zogenaamd keuzebeding. De langslevende heeft bv. de keuze de gezinswoning volledig bij zich te laten toekomen.
Is dit voortaan geen fiscale opportuniteit ? Want indien de kinderen deze woning mee erven dan moeten zij wel successierechten betalen. Voortaan is het immers zo dat wanneer de langslevende partner de ganse gezinswoning erft, deze niets meer betaalt.
Zoals wel meer in de fiscaliteit is het antwoord genuanceerd. Wanneer bv. na het overlijden van vader de woning toch zal verkocht worden dan kan het inderdaad interessant zijn. De woning is misschien te groot om alleen te bewonen of ze vraagt teveel onderhoud , enz …
Verder gaande op ons bovenvermeld voorbeeld
Een echtpaar gehuwd met wettelijk huwelijksstelsel hebben twee kinderen.
Het gemeenschappelijk vermogen bestaat uit : Roerende goederen 150.000 euro Gezinswoning
400.000 euro
wettelijk huwelijksstelsel (geen aparte clausules)
Man sterft , leeftijd echtgenote 69 jaar. Successierechten : 8.230 euro 8
Vrouw sterft Successierechten : 14.250 euro
TOTAAL 22.480 euro
huwelijksstelsel met keuzebeding waarbij de woning in volle eigendom toekomt aan de langstlevende
Man sterft Successierechten : 1.500 euro
Vrouw sterft Successierechten : 32.250 euro
TOTAAL 33.750 euro
We merken dat het keuzebeding nog steeds een meerkost (in dit voorbeeld 11.270 euro) betekent aan successierechten, ook met de nieuwe vrijstelling op de gezinswoning.
Noot : later zal na het tweede overlijden de waarde van de woning vermoedelijk nog in waarde toegenomen zijn, wat het financiële verschil nog vergroot.
Moeten ongehuwden samenwonenden koppels die een gezinswoning wensen aan te kopen zich voortaan nog zorgen maken ?
Ongehuwde koppels die een woning wensen aan te kopen, stellen zich de vraag of zij de woning nog via een beding van aanwas of tontinebeding dienen aan te kopen. Of het bestaande beding van aanwas of tontinebeding niet dient geschrapt te worden.
De vraag is terecht doch niet zo eenvoudig te beantwoorden. Het is echter niet omdat de successierechten in hun voordeel uitvallen zij zich voor de rest geen 9
andere zorgen meer hoeven te maken. Het is immers zo dat het erfrecht voor hen niet hetzelfde is zoals bij gehuwden. M.a.w. zij hebben vandaag geen zekerheid of sommige erfgenamen geen roet in het eten zullen gooien. Erfrechtelijk zijn er immers zogenaamde reservataire erfgenamen die hun erfdeel voor hun reserve kunnen opeisen (inkorting). Wel is het zo dat bij wettelijk samenwonenden voortaan het vruchtgebruik van het onroerend goed dat tijdens het samenwonen het gezin tot gemeenschappelijke verblijfplaats diende en de huisraad door de wettelijk samenwonende zal verkregen worden (BS 8 mei 2007, editie 2, p.24928). Belangrijk te vermelden is dat het echter geen reservatair erfdeel is.
De
zogenaamde feitelijk samenwonenden kunnen van deze nieuwe wetgeving niet genieten.
Verder in deze tekst bespreken we de fiscale gevolgen, m.b.t. de successierechten (Vlaanderen) en het beding van aanwas. In de contex hiervan bespreken we enkel de aankoop door samenwonenden en niet door gehuwden. Niettegenstaande de constructie van een beding van aanwas evenzeer mogelijk is voor gehuwden, onder welbepaalde voorwaarden, zien we dit in de praktijk minder. Misschien ten onrechte want voor gehuwden kan een beding van aanwas ook een vorm van successieplanning zijn.
Beding van aanwas
In twee woorden gezegd kopen de (twee) samenwonenden samen het onroerend goed aan. Maar verder wordt de aankoop gecombineerd met een beding van aanwas. Hiermee wordt bedoeld dat op het moment van overlijden van één van de samenwonenden het stuk van de overledene aanwast bij dat stuk van de overlevende. Er wordt m.a.w. gewerkt met een opschortende voorwaarde. Bij een tontinebeding wordt er gewerkt met een opschortende en een ontbindende voorwaarde.
Het beding van aanwas zorgt ervoor dat er in principe geen successierechten verschuldigd zijn. De langstlevende wordt immers eigenaar (of vruchtgebruiker) op basis van de overeenkomst zelf en niet op basis van het overlijden.
10
Waarom is dit nu zo belangrijk ?
Zoals reeds vermeld erven ongehuwde samenwonden niet automatisch van mekaar. Diegenen die voor een wettelijk samenlevingscontract hebben geopteerd hebben voortaan een voordeel wat de gezinswoning en de huisraad betreft (zie boven).
Voor de feitelijk samenwonenden blijft het een probleem. Zij kunnen
mekaar wel bevoordelen via een testament. Doch hierin kan niet te ver gegaan worden. Er bestaan immers zogenaamde reservataire erfgenamen. Dit zijn oa de kinderen maar ook de ascendenten. M.a.w. een lsamenwonende zonder kinderen en van wie de ouders nog in leven zijn, kan deze ouders niet onterven. Elke ouder heeft recht op één vierde van de nalatenschap. Een beding van aanwas moet aan dit probleem of beter onzekerheid verhelpen. Door te werken met een beding van aanwas worden deze erfrechtelijke principes buiten spel gezet.
Het beding van aanwas betekent echter wel dat bij het overlijden er registratierechten verschuldigd zullen zijn. Voor Vlaanderen bedragen deze 10%.
En net her komen we op een fiscaal gevoelig punt.
De successierechten in
Vlaanderen zijn immers bij ongehuwden én gevoelig verlaagd én voor de gezinswoning zelfs volledig vrijgesteld.
Een eenvoudig voorbeeld zal dit verduidelijken.
Een gezinswoning ter waarde van 300.000 euro wordt samen aangekocht.
-
beding van aanwas
registratierechten op de helft : 10 % x 150.000 = 15.000 euro
-
testament
11
successierechten op de helft : Maar vermits het onroerend goed de gezinswoning betreft bedragen de successierechten immers 0 euro.
We merken dat het beding een duidelijke meerkost betekent in vergelijking met de successierechten, nl 15.000 euro.
Men zal de volgende keuze moeten maken : ofwel leven met de onzekerheid of het onroerend goed n.a.v. het overlijden van de eerste partner wel zal toekomen bij de samenwonende partner ofwel de onzekerheid niet moeten ondergaan wat een meerkost betekent aan registratierechten.
Maar ook hieraan kan verholpen worden. Een combinatie van zekerheid én geen fiscale nadelige is terug te vinden in het beding van aanwas met optie (beding Taymans). Het is een ontdekking van Professor Taymans.
Het principe is dat
naast het beding van aanwas met optie er door elke partij een testament wordt opgesteld. De langstlevende partner heeft na het overlijden een bedenktijd om al dan niet te opteren voor het beding van aanwas.
Wanneer de langstlevende zeker is dat het testament niet herroepen is of dat de reservataire erfgenamen hun reserve niet zullen inroepen dan laat de langstlevende partner de termijn verstrijken. Het testament zal dan zijn uitwerking kennen wat een fiscale besparing oplevert.
Wanneer de langslevende partner daarentegen deze zekerheid niet heeft dan zal hij het beding wel zijn uitwerking laten krijgen.
Het beding van aanwas met optie verzoent hier de fiscaliteit en de burgerrechtelijke voordelen.
De Administratie aanvaardt deze constructie.
Hierbij vindt u de gepubliceerde
beslissing (Besl. 10 mei 2004, nr. E.E./99.969)
12
11. – Beding van aanwas/tontine met optie (clausule Taymans). 04. – Het beding van aanwas/tonine met optie is een beding dat toelaat de keuze tussen het al dan niet beroep doen op de aanwas/tontine uit te stellen tot een zekere periode na het overlijden van de eerststervende.
De aanwas/tontine krijgt alsdan bij het overlijden van de eerststervende geen automatische uitwerking doch zal slechts in werking treden wanneer hiervoor door de langstlevende binnen een welbepaalde tijdspanne na het overlijden (bv. vijf maanden) – een termijn die als een vervaltermijn wordt bedongen – bij notariële akte op formele wijze wordt geopteerd. De aanwas/tontine wordt bijgevolg verwoord als een optie die de langstlevende al dan niet zal lichten. De fiscale behandeling van een klassiek beding van aanwas/tontine (zie Aanschr. 17/1992) geldt ook voor een beding van aanwas/tontine met optie.
Besluit
De vrijstelling van successierechten op de gezinswoning in het voordeel van de langstlevende partner zal afhankelijk van de situatie al dan niet een aanzienlijke besparing opleveren.
Het blijft echter wel een aandachtspunt of het fiscaal
opportuun is een beding in het huwelijkscontract te voorzien waarbij de gezinswoning in eerste instantie voor de totaliteit bij de langslevende partner terecht komt. Afhankelijk van de concrete situatie is dit al dan niet een opportuniteit.
Ook
voor ongehuwd samenwonenden (zeker voor de feitelijk samenwonenden) blijft de aankoop met een beding van aanwas (of tontinebeding) een afweging tussen zekerheid wat een meerkost betekent in vergelijking met de vrijstelling. Het beding van aanwas met optie is hier echter een meer dan valabel alternatief.
13
DE SUCCESSIERECHTEN IN VLAANDEREN (bron KMO Vraag & Antwoord, Kluwer)
Hier bespreken we een aantal aspecten die belangrijk (kunnen) zijn wanneer we het hebben over successierechten. We behandelen echter hier wel enkel de Vlaamse regelgeving.
Voortaan is het immers zo dat zowel de successie- als de
schenkingsrechten een regionale bevoegdheid zijn. Daar waar de schenker of de overledene gedurende een periode van vijf jaar voor het moment van schenking of overlijden zijn woonplaats heeft of had, bepaalt welke regelgeving van toepassing is. Vandaag merken we dat de interesse voor successieplanning is toegenomen. Het weze duidelijk dat het een correcte successieplanning dient te zijn en niet het verborgen houden van een aantal bezittingen van de overledene voor de fiscus. Dit is fraude wat een (fiscale) verjaringstermijn kent van meer dan 10 jaar en een boete van tweemaal de ontdoken successierechten ! De praktijk leert echter ook dat velen zich ten onrechte zorgen maken.
De
successierechten liggen dikwijls moeilijk en worden als onrechtvaardig ervaren. Het nagelaten vermogen werd immers reeds belast. Het getuigt bij velen dan ook van de niet ophoudende gulzigheid van onze overheid. Deze discussie laten we hier aan ons voorbij gaan. Bij elke successieplanning moet er berekend worden hoeveel de successierechten bedragen wanneer er niets wordt gedaan en hoeveel ze zullen bedragen bij het nemen van enkele acties. Op deze manier kan er gekeken worden hoe de kostprijs van deze te nemen acties zich vertaalt in de opbrengst van de successierechten. Het sop moet immers de kool waard zijn … Belangrijk te vermelden is dat het huwelijksvermogensrecht primeert op het erfrecht. Bepaalde zaken die opgenomen werden in het huwelijkscontract maken dat mogelijk het erfrecht buiten spel wordt gezet.
M.a.w. vooraleer een
successieplanning aan de orde is, moeten er een aantal belangrijke vragen gesteld worden. Uw huisnotaris, bankier of andere vertrouwenspersoon kunnen u helpen een weg te vinden in de doolhof van regeltjes en op de gestelde vragen een antwoord te geven.
14
Tarieven Successierechten Voor Vlaanderen bedragen de successierechten (gezinswoning sinds 1 januari 2007 onder voorwaarden vrijgesteld van successierechten):
Rechte lijn , tussen echtgenoten en samenwonenden (wettelijk of feitelijk na 1 jaar) Schijven
0,01 – 50.000 50.000,01
Belasting
op
vorige % op deze
schijven
schijf
0
3%
– 1.500
9%
250.000 > 250.000
19.500
27 %
Per rechtverkrijgende op het netto-aandeel in de onroerende goederen enerzijds en op het netto-aandeel in de roerende goederen anderzijds Tussen broers en zussen Schijven
0,01 – 75.000 75.000,01
Belasting
op
vorige % op deze
schijven
schijf
0
30 %
– 22.500
55 %
50.000
65 %
125.000 > 125.000
Per rechtverkrijgende op het netto-aandeel van de goederen
Tussen anderen Schijven
0,01 – 75.000 75.000,01
Belasting
op
vorige % op deze
schijven
schijf
0
45 %
– 33.750
55 %
61.250
65 %
125.000 > 125.000
15
Toegepast op het overeenstemmend gedeelte van de som van de nettoaandelen, verkregen door de rechthebbenden van deze groep
Schenken (roerende goederen) in Vlaanderen
Denkt men aan een successieplanning, dan komt ongetwijfeld ook de schenking ter sprake. Hier beperken we ons tot het schenken van roerende goederen. De onroerende goederen worden hier dan ook niet besproken. We merken dat sinds de tarieven voor het schenken van roerend vermogen verlaagd zijn sneller aan een (notariële) schenking wordt gedacht en ook over gegaan.
Een schenking is in principe definitief. Wel zijn er hier een aantal uitzonderingen aan deze onherroepelijkheid bv. de afgesproken voorwaarden worden niet nageleefd of het betreft een schenking tussen huwelijkspartners, welke eenzijdig herroepbaar is (tenzij huwelijkscontract).
het een schenking is die werd opgenomen in het Een
schenking
tussen
echtgenoten
(niet
wettelijk
samenwonenden) biedt dus mogelijkheden. Een echtpaar gehuwd met scheiding van goederen en geen kinderen overweegt een successieplanning. Er is een onevenwicht tussen de twee vermogens van hen. Het vermogen van mevrouw is immers drie keer zo groot dan het vermogen van haar echtgenoot. Een schenking van mevrouw aan mijnheer kan hier een oplossing zijn. Na drie jaar of onmiddellijk (mits betalen van 3% schenkingsrechten) zijn er geen successierechten meer verschuldigd door mijnheer bij het overlijden van mevrouw. Komt mijnheer vóór te overlijden of komt het tot een echtscheiding dan behoudt mevrouw de mogelijkheid de schenking te herroepen en dit, bij een overlijden, vrij van successierechten !
Maar
wanneer gehuwden een schenking overwegen dan is ook hier het
huwelijkscontract van belang. Het gebeurde vroeger meermaals (vandaag eerder zelden) dat echtgenoten een schenking doen aan mekaar via het huwelijkscontract. Gehuwden die dit hebben voorzien kunnen niet langer kosteloos beschikken over hun goederen. Zij kunnen m.a.w. geen schenking meer doen aan bv. hun kinderen. Een aanpassing van het huwelijkscontract zal eerst moeten plaats vinden.
16
De tarieven wat het schenken van roerende goederen betreft, zijn de volgende :
o 3% voor schenkingen in rechte lijn, tussen gehuwden of samenwonenden; o 7% voor schenkingen aan alle anderen; o 2% voor schenkingen van een onderneming.
Het voordeel is dat bij een schenking die afgerekend werd aan deze tarieven er geen successie meer verschuldigd is wanneer de schenker alsnog binnen de drie jaar na de schenking komt te overlijden. Ook is dit het geval bij een klassieke handgift of bankgift waarbij de opgemaakte brieven worden geregistreerd met de bijhorende te betalen schenkingsrechten. De drie-jarige overlevingsperiode is ook hier niet van toepassing.
Deze tarieven zullen naar de toekomst toe alsmaar belangrijker worden. Dit in het kader van de effecten aan toonder. Effecten kunnen vandaag immers op twee manieren geschonken worden : via een notariële schenking of zonder notariële schenking nl via een klassieke handgift of via een onrechtstreekse schenking d.m.v. een overschrijving (de zogenaamde bankgift). Enkel effecten aan toonder, kasbons, cash geld, … kunnen via een handgift geschonken worden.
Of de overschrijving van de effecten op naam via het
vennotenregister (vb bvba) als een rechtsgeldige schenking kan aanzien worden is vandaag niet duidelijk en wordt dan ook in de rechtsleer veelal niet aanbevolen. De Administratie daarentegen heeft er minder moeite mee. Zij aanvaardt dit procédé. Na de handgift worden de klassieke brieven opgesteld om zo de verjarings-termijn van drie jaar te kunnen bewijzen (art 7 W.Succ). Het voordeel van een handgift is haar eenvoud. Vandaag wordt er meer gewerkt met een zogenaamde ‘bankgift’. Een bankgift is in feite een meer moderne vorm van handgift. We spreken dan vaak over een onrechstreekse schenking d.m.v. een overschrijving. Neemt niet weg dat een notariële schenking wel een aantal voordelen geniet zoals de bewijsvoering en het kunnen genieten van de expertise van de notaris.
17
De effecten aan toonder zijn in België een eindig verhaal. Deze zullen immers op termijn
hetzij
op
naam
(register)
moet
gezet
worden
hetzij
moeten
gedematerialiseerd worden.
Het voordeel van de dematerialisatie is dat een bankgift zoals dit kan voor gelden op rekening ook mogelijk is voor effecten. Wenst u op termijn uw aandelen weg te schenken maar u wenst dit niet te doen via notaris dan zal u er vandaag beter aan doen de effecten te dematerialiseren i.p.v. op naam te zetten.
De afschaffing gebeurt kort verteld in de drie volgende fases:
Fase 1: verbod om nieuwe effecten aan toonder uit te geven Fase 2: de omzetting van de bestaande effecten aan toonder Fase 3: verkoop van de effecten waarvan de rechthebbende onbekend is.
Fase 1 Verbod om nog nieuwe effecten aan toonder uit te geven De eerste fase start vanaf 1 januari 2008. Een Belgische vennootschap zal dan niet langer effecten aan toonder mogen uitgeven. De bestaande effecten aan toonder kunnen ook niet langer geleverd worden als ze ingeschreven zijn op een effectenrekening. Let op : wie vanaf 1 januari 2008 coupons van beursgenoteerde effecten wenst te innen zal dit nog enkel kunnen wanneer hij ook de mantel van het effect op een effectenrekening plaatst. Verstoppen is m.a.w. niet meer mogelijk.
Fase 2 De omzetting van bestaande effecten aan toonder Eigenaars van effecten die werden uitgegeven voor 23 december 2005 krijgen tot 31 december 2013 de tijd om die effecten om te zetten in effecten op naam of in gedematerialiseerde effecten. Wie effecten heeft die van na 23 december 2005 moet de omzetting vragen voor 31 december 2012. Op de laatste dag van deze omzettingstermijn worden alle effecten die op dat ogenblik nog niet aangeboden werden, van rechtswege omgezet in gedematerialiseerde effecten. Deze effecten worden ingeschreven op naam van de vennootschap die ze heeft uitgeschreven, tot de rechthebbende zich uiteindelijk heeft bekend gemaakt.
Fase 3 Verkoop van effecten zonder bekende eigenaar 18
Mogelijk zullen er effecten aan toonder zijn waarvan de eigenaar nooit bekend zal worden. Voor zulke effecten is er in een bepaalde procedure voorzien. Zoniet zou de vennootschap deze effecten eeuwig moeten blijven registreren. Alle effecten die op 1 januari 2015 alsnog niet omgezet zijn, zullen verplicht te koop worden aangeboden (welbepaalde procedure). Het saldo van de opbrengst en de effecten die niet verkocht werden, moet gestort of neergelegd worden bij de Deposito- en Consignatiekas. De rechtmatige eigenaar kan later nog altijd zijn rechten doen gelden. Hij zal zich echter wel moeten haasten want per jaar achterstand vanaf 31 december 2015 wordt een boete opgelegd van 10 % van het bij de Deposito- en Consignatiekas gestorte bedrag of van de tegenwaarde van de neergelegde effecten. Dit betekent dat na uiterlijk 10 jaar het geen zin meer heeft om zich bekend te maken.
Voor zover een korte opfrissing van de afschaffing van de effecten aan toonder.
Een notariële schenking heeft echter ook nog een ander voordeel wanneer we het hebben over het stipuleren van een aantal voorwaarden aan de schenking. Hierbij denken we in het bijzonder aan het voorbehoud van het vruchtgebruik. Zodoende behoudt de schenker naast de inkomsten ook een vorm van controle.
Welke voorwaarden zijn zoal mogelijk voor wie met een schenking wenst te werken
-
Beding van conventionele terugkeer
Met dit beding slaat de schenker twee vliegen in één klap. Enerzijds zal hij de geschonken goederen terug in zijn bezit krijgen mocht de begiftigde voor hem komen te overlijden. Anderzijds dienen er ook geen successierechten betaald te worden.
-
Verbod om de geschonken goederen te vervreemden
Deze clausule legt de begiftigde het verbod op de geschonken goederen te vervreemden.
Dit beding is toegelaten wanneer aan de volgende twee
voorwaarden cumulatief wordt voldaan :
19
Het moet tijdelijk zijn en de schenker moet er een ernstig en rechtmatig belang bij hebben (vb voorbehoud vruchtgebruik).
-
Voorbehoud van het vruchtgebruik
Dit hebben we hierboven reeds vermeld.
Overwegend wordt er hier wel
geoordeeld dat deze voowaarde enkel mogelijk is bij een notariële schenking en niet bij een handgift of bankgift.
-
Last aan koppelen
Om een bron van inkomsten te kunnen behouden kan aan de schenking een last gekoppeld worden bv. er moet jaarlijks 4% aan de schenker uitbetaald worden.
-
Verbod om de geschonken goederen in te brengen in de huwgemeenschap
Op deze manier heeft de schenker de zekerheid dat de geschonken eigen blijven en niet gemeenschappelijk worden doordat de goederen werden ingebracht in de huwelijksgemeenschap.
Besluit : Het organiseren van een schenking voor roerende goederen is veelal een eenvoudige en efficiënte vorm van successieplanning.
Het schenken van
onroerend vermogen echter blijft wel een duurdere aangelegenheid. Toch moeten we nogmaals opmerken dat er bij een schenking voorwaarden kunnen opgenomen worden die wenselijk kunnen zijn. Deze voorwaarden moeten er voor zorgen dat er een controle of tenminste een inkomen kan behouden blijven. Want ook hier behoudt het volgende spreekwoord zijn wijsheid : ‘Men mag zich niet uitkleden voor het slapengaan’.
20
WETTELIJK ERFRECHT VOOR WETTELIJK SAMENWONENDEN (bron Fiscalnet ) In het Belgisch Staatsblad van 8 mei 2007 (editie 2, p. 24 928) vinden we de hervorming (Wet van 28 maart 2007) terug die een erfrecht invoert voor de langstlevende partner voor wettelijk samenwonenden.
Deze wet is in werking
getreden vanaf 18 mei 2007. Hier overlopen we kort een aantal zaken van deze wet, tevens met enkele aandachtspunten. Voortaan verkrijgt de langstlevende partner, zonder dat hiervoor nog een testament moet opgemaakt worden, het vruchtgebruik van de woning en van de daarin aanwezige huisraad, die tijdens het samenwonen de gemeenschappelijke verblijfplaats uitmaakte. De opmaak van een testament is hiervoor dus niet langer noodzakelijk. Er zijn duidelijk een aantal zaken die gelijkaardig zijn zoals we die kennen voor gehuwden. Daarnaast zijn er ook een aantal verschillen. Het belangrijke verschil met gehuwden is dat voor wettelijk samenwonenden niet voorzien is in een reservatair erfrecht, doch slechts een wettelijk erfrecht. Dit betekent concreet dat het wettelijk voorziene erfrecht voor en door de wettelijk samenwonende aan de langstlevende kan ontnomen worden d.m.v. een testament of een schenking tijdens het leven. Net zoals bij gehuwden, kunnen samenwonenden via een testament of een schenking de reserve van hun ascendenten (ouders, grootouders) uitschakelen. Hier staat dan wel tegenover dat de langslevende een onderhoudsplicht heeft t.o.v. van deze ascendenten. Deze onderhoudsplicht is van toepassing wanneer de overledene partner geen nakomelingen naliet en als deze ascendenten behoeftig zijn. Wel is deze onderhoudsplicht begrensd tot de erfrechten die de ouders of grootouders verliezen. Ook is er een (begrensde) onderhoudsplicht ten voordele van de kinderen, van wie hij of zij niet de vader of de moeder is, van de vooroverledene.
21
Wettelijk samenwonenden verkrijgen voortaan ook het recht op de huur van het onroerend goed dat bij het openvallen van de nalatenschap tot gemeenschappelijke verblijfplaats dienst deed.
Aandachtspunten Belangrijk te vermelden is echter dat de wet niet van toepassing is wanneer de langslevende samenwonende partner een afstammeling is van de overledene partner. Kinderen en kleinkinderen vallen hier dus uit de boot. Dit in tegenstelling tot andere erfgenamen zoals ouder, broer, zus, oom, tante, … Het wettelijk erfrecht is enkel van toepassing voor wettelijk samenwonenden en niet voor feitelijk samenwonenden.
Feitelijk samenwonenden zullen hun heil moeten
(blijven) zoeken in andere constructies (zie verder). Opgelet : de vrijstelling inzake successierechten voor de gezinswoning in Vlaanderen sinds 1 januari 2007 mag hiermee niet verward worden. Trouwens deze vrijstelling van successierechten zal hier enkel genoten worden op het vruchtgebruik. Wil men de volle eigendom laten toekomen aan de wettelijk samenwonende partner dan zal een testament alsnog van belang zijn. Het vruchtgebruik is, zoals we dit ook kennen bij gehuwden, omzetbaar in een kapitaal. Een belangrijke vraag die zich vandaag opdringt is of voortaan de aankoop van de gezinswoning via een beding van aanwas nog noodzakelijk is ? Of moeten reeds bestaande aankopen waar gewerkt werd met zulk een beding van aanwas aangepast worden ( lees het beding van aanwas schrappen) ? Het antwoord is genuanceerd en ook hier mogen de burgerrechtelijke principes met de successierechten niet verward worden. Enkel de gezinswoning geniet de vrijstellingsregeling wat de successierechten betreft. Een buitenverblijf niet. Hiervoor zal alsnog actie moeten ondernomen worden, wil men dit buitenverblijf laten toekomen aan de langslevende partner. Wettelijk samenwonenden kunnen het wettelijk samenwonen ook eenzijdig beëindigen d.m.v. een eenzijdige verklaring van beëindiging te overhandigen aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. Hierdoor spreken we dan niet langer over
22
wettelijke maar wel over feitelijke samenwonenden.
En net voor deze laatste
categorie is de nieuwe wet niet van toepassing. Dit houdt m.a.w. een verhoogd risico in, want als er hier gewerkt wordt met een testament dan kunnen reservataire erfgenamen (bv ouders) wel hun erfdeel opeisen (inkorting). Zoals reeds vermeld is het ook een wettelijk erfrecht en geen reservatair erfrecht wat betekent dat via bv. de opmaak van een testament de langstlevende partner alsnog niets krijgt.
Wanneer de aankoop via een beding van aanwas heeft plaats
gevonden dan kan dit beding echter niet eenzijdig beëindigd worden.
Fiscale gevolgen ? Het is niet verwonderlijk dat het al dan niet schrappen van een beding van aanwas ook een fiscale insteek heeft. Met een beding van aanwas zijn er n.a.v. het overlijden van één van de partners registratierechten verschuldigd op de helft van de woning. Deze registratierechten bedragen in Vlaanderen 10%. Daarentegen is het vererven van de gezinswoning in Vlaanderen onder strikte voorwaarden echter vrijgesteld van successierechten ! M.a.w. hier zal een afweging moeten gemaakt worden tussen enerzijds de absolute zekerheid van het beding van aanwas met registratierechten tot gevolg of het vererven met een vorm van ‘onzekerheid’ maar met een vrijstelling van successierechten. Een afweging tussen zekerheid en de centen. Maar er bestaat ook een mogelijkheid die de twee met mekaar kan verzoenen, nl door te werken met een beding van aanwas met optie in combinatie met een testament (clausule Taymans). Indien er een testament bestaat waarbij de langslevende partner de volle eigendom van het onroerend goed toebedeeld krijgt en er zijn geen reservataire erfgenamen die inkorting eisen, dan kan de uitwerking van het testament een besparing opleveren (het wettelijk erfrecht voor wettelijk samenwonenden is beperkt tot het vruchtgebruik). Zoniet kan men het beding van aanwas zijn uitwerking laten krijgen, wel met een meerkost tot gevolg.
23
Voorbeeld (Vlaanderen)
Gezinswoning met een waarde van 300.000 euro wordt/werd samen aangekocht.
-
beding van aanwas
registratierechten op de helft : -
10 % x 150.000 = 15.000 euro
testament
successierechten op de helft :
0 euro
We merken dat het beding hier duidelijk een aanzienlijke meerkost geeft in vergelijking met de successierechten. Noot : Het is pas vanaf grote(re) bedragen qua onroerend goed dat het beding van aanwas goedkoper uitvalt. In Vlaanderen is het grensbedrag 564.706 euro (voor andere woningen dan de gezinswoning).
Dit maakt het volgende voorbeeld duidelijk. Een woning (niet gezinswoning) ter waarde van 564.706 euro is eigendom van een alleenstaand koppel. Eén van beide sterft en de helft van deze woning wordt vererfd door de partner. Het betreft zoals reeds vermeld niet de gezinswoning. De successierechten bedragen 28.235 euro. Wanneer er gewerkt werd met een tontine of aanwas dan moet er 10% registratierechten op de helft van 564.706 euro betaald worden ofwel 28.235 euro. M.a.w. een onroerend goed (niet de gezinswoning) dat een waarde heeft die groter is dan 564.706 euro betekent dat de registratierechten van 10% minder duur uitvallen dan de successierechten. Een aankoop met een beding van aanwas is dan fiscaal te overwegen.
24
Besluit Het loont vandaag zeker de moeite de opties in nauw overleg met de huisnotaris te bekijken. Eventueel dienen er, afhankelijk van uw situatie en uw wensen, bepaalde stappen overwogen te worden. Maar zoals wel meer in het leven betekent ook hier dat een vorm van zekerheid een bepaalde kostprijs vertegenwoordigt.
25
HET HUWELIJKSSTELSEL EN SUCCESSIE (bron KMO Vraag & Antwoord, Kluwer)
Zeggen dat een legale successieplanning vandaag voor menig iemand een courante bezigheid is geworden, is weinig vernieuwend.
De successierechten
worden op deze manier wettelijk correct vermeden. Doch mogen we ons niet enkel blind staren op deze successierechten. In een successiplanning spelen immers ook nog andere zaken mee. Hierbij denken we o.a. aan de bescherming van de langslevende partner.
Het gekozen huwelijksstelsel zal hier van belang zijn. Een regel die we niet mogen vergeten is dat het huwelijksvermogensrecht primeert op het erfrecht, m.a.w. alvorens we kunnen berekenen wie wat erf, moeten we eerst naar het huwelijksstelsel kijken.
Via het huwelijksstelsel zijn er immers behoorlijk wat
mogelijkheden om de gehuwde partner te beschermen. Dat dit niet altijd fiscaal interessant is wat de successierechten betreft, wordt verder duidelijk. De kunst bestaat om een goede evenwichtige balans te vinden tussen de verwachtingen en de fiscale gevolgen.
Bij de uitwerking is het noodzakelijk uw vertrouwenspersoon zoals uw huisnotaris, advocaat, enz … te consulteren.
Zij zullen u met de nodige deskundigheid
begeleiden.
Verder vindt u kort een aantal mogelijkheden terug. Wie hierover meer wenst te weten verwijzen we graag naar een artikel van Notaris Dirk Michiels (D. Michiels, “Fiscale aspecten van huwelijkscontracten”, T.Not 2007, 9, p. 431-491).
Types van huwelijksstelsel
Verder bekijken we kort de twee meest courante huwelijksstelsels : het wettelijk stelsel en het stelsel scheiding van goederen.
26
Het wettelijk stelsel
Dit stelsel kent drie vermogens
-
het eigen vermogen van de man
-
het eigen vermogen van de vrouw
-
het gemeenschappelijk vermogen.
Wat behoort zoal tot het eigen vermogen ?
-
die goederen die men reeds bezat van vóór het huwelijk,
-
die goederen die men geërfd of geschonken heeft gekregen tijdens het huwelijk
-
alle wederbeleggingen van eigen vermogen
-
eigen schulden zijn o.a. de schulden die dateren van voor het overlijden, de schulden aangegaan in het uitsluitend belang van het eigen vermogen, …
Wat behoort zoal tot het gemeenschappelijk vermogen ?
-
beroepsinkomsten
-
alle inkomsten uit eigen vermogen (vb huurinkomen van een geschonken woning)
-
die goederen waarvan niet kan bewezen worden dat ze eigen vermogen zijn
-
alle wederbeleggingen van gemeenschappelijk vermogen (bv. met de gespaarde inkomsten wordt een wagen gekocht)
-
de niet eigen schulden zijn gemeenschappelijk schulden.
Scheiding van goederen
Hier bestaat (in principe) geen gemeenschappelijk vermogen enkel de twee eigen vermogens : -
het (eigen) vermogen van de man
-
het (eigen) vermogen van de vrouw 27
Het wettelijk stelsel
-
uitbreiding van het gemeenschappelijk vermogen
Het is mogelijk het gemeenschappelijk vermogen uit te breiden. Stel dat mevrouw enkele jaren geleden een beleggingsportefeuille geërfd heeft en deze portefeuille kent vandaag een waarde van 1.000.000 euro en haar partner is haar enige erfgenaam.
Zij laat haar ganse vermogen na aan haar echtgenoot.
In de
veronderstelling dat mevrouw ook nog andere roerende goederen (t.w.v. meer dan 250.000 euro) bezit die de man erft, dan wordt de beleggingsportefeuille belast aan 27%., ofwel 270.000 euro, successierechten. Wanneer zij dit eigen vermogen echter vooraf heeft ingebracht in het gemeenschappelijk vermogen dan bedraagt de factuur maar de helft ofwel 135.000 euro. De inbreng kost 25 euro aan registratierechten maar moet wel een bepaald traject afleggen. Dit is echter recent vereenvoudigd (BS 14 augustus 2008, editie 3, p. 43560).
-
bescherming echtgeno(o)t(e)
Zoals reeds vermeld primeert het huwelijksvermogensrecht op het erfrecht. Het huwelijkscontract kan er dan ook voor zorgen dat bv. de kinderen bij het overlijden van één van de ouders (nog) niets erven.
Hiermee bedoelen we het opnemen van huwelijksvoordelen in het huwelijkscontract meerbepaald een zogenaamd ‘verblijvingsbeding’ (gemeenzaam ‘langst leeft al heeft’). Maar deze bescherming geeft veelal wel een aanzienlijke meerkost wat de successierechten betreft.
Het resultaat van zulk een verblijvingsbeding is dat i.g.v. het overlijden de ganse gemeenschap in volle eigendom toekomt aan de langstlevende echtgeno(o)t(e). Dit geeft de langstlevende weliswaar een zeer comfortabele positie. Hij of zij zal niet enkel het vruchtgebruik verwerven (wat in een klassieke nalatenschap het geval zou zijn) maar de volle eigendom van de ganse nalatenschap. De kinderen zullen 28
bij het overlijden van de eerste ouder in het verhaal (nog) niet voorkomen. Wel is het zo dat er een aantal beperkingen in het burgerlijk wetboek werden ingebouwd. Dit met de bedoeling om de kinderen toch enigszins te beschermen.
Deze
bescherming vindt plaats wanneer er eigen goederen ingebracht werden in de gemeenschap in combinatie met een verlijvingsbeding en wanneer er kinderen zijn uit een vorig huwelijk. Verder gaan we hierop niet in.
Het verblijvingsbeding zorgt ervoor dat bij het overlijden van de eerste ouder de gemeenschap in volle eigendom overgaat naar de langstlevende.
Fiscaal geeft dit een meerkost want de langstlevende komt mogelijk in de hoogste schijf van de successierechten terecht (voor Vlaanderen is de gezinswoning vrijgesteld). Dit gebeurt o.b.v. een fictieartikel (art 5 W.Succ). Na het overlijden van deze langstlevende zullen de kinderen het ganse vermogen erven, met ook hogere successierechten tot gevolg.
Trouwens het vermogen zal ook in waarde
toegenomen zijn. In een klassieke verdeling van een nalatenschap is het zo dat de kinderen de blote eigendom van de eerste ouder erven en de langstlevende erft het vruchtgebruik. Na het overlijden van de langstlevende worden zij volle eigenaar, het vruchtgebruik dooft immers uit. Dat een wijziging van het huwelijkscontract een besparing oplevert maakt een voorbeeld duidelijk.
Echtpaar,woonachtig in Vlaanderen, heeft 3 kinderen. Zij zijn gehuwd met het wettelijk stelsel. Samen bezitten zij een gemeenschappelijk vermogen dat bestaat uit : -
roerende goederen : beleggingsportefeuille : 500.000 euro
-
onroerende goederen : o appartement aan zee : 500.000 euro Er zijn geen schulden.
Wat betekent dit aan successierechten, wanneer vandaag de echtgenoot/vader sterft (leeftijd van de echtgenote/moeder is 62 jaar) en later de moeder.
29
Met
een
verblijvingsbeding
betekent
dit
in
totaal
111.000
euro
aan
successierechten. Zonder een verblijvingsbeding wordt de factuur herleid tot 48.000 euro.
De bescherming betekent m.a.w. een aanzienlijk fiscale meerkost.
-
Oplossing ?
Het schrappen van het verblijvingsbeding is het meest drastische. Maar er bestaan nog tussenoplossingen.
Hierbij denken we o.a. aan een keuzebeding, een verblijvingsbeding onder last of een zogenaamde sterfhuisconstructie.
Noot : zoals hierboven reeds vermeld, wordt in Vlaanderen de gezinswoning (mits het respecteren van een aantal voorwaarden) niet langer belast bij vererven van de gezinswoning door de partner. De vraag die dan kan gesteld worden is of zulk een verblijvingsbeding dan toch niet beter is ?
Het antwoord is genuanceerd. Wanneer bv. na het overlijden van vader de woning toch zal verkocht worden dan kan het interessant zijn.
Het volgend eenvoudig voorbeeld maakt dit duidelijk.
Een echtpaar gehuwd met wettelijk huwelijksstelsel (68 jaar) heeft twee kinderen.
Het gemeenschappelijk vermogen bestaat uit : Roerende goederen 200.000 euro Gezinswoning
500.000 euro
Volgens een kassieke verdeling bedragen de successierechten in totaal (na het overlijden van beide ouders) 41.700 euro. Met een verblijvingsbeding bedragen de successierechten in totaal 31.620 euro.
30
We merken dat het verblijvingsbeding nog steeds een meerkost betekent naar de successierechten toe zelfs met de nieuwe vrijstelling op de gezinswoning.
-
oplossing 1 : een keuzebeding
Door het inlassen van een keuzebeding heeft de langstlevende echtgeno(o)t(e) na het overlijden van de partner de mogelijkheid alles eerst op een rij te zetten en zodoende een weloverwogen keuze te maken van wat men wenst. Ook de fiscale gevolgen van de keuze kan dan eerst berekend worden.
De langstlevende
echtgenote kan uiteindelijk kiezen wat zij of hij wenst : alles, enkel de roerende goederen of onroerende goederen, of …
-
oplossing 2 : een verblijvingsbeding onder last
Het klassiek verblijvingsbeding kent twee nadelen. Enerzijds zal er op eenzelfde gedeelte tweemaal successierechten moeten betaald worden en anderzijds leven de kinderen met de onzekerheid of het gemeenschappelijk vermogen wel intact zal blijven. De langslevende ouder kan immers alles opleven. Een verblijvingsbeding onder last komt aan deze twee nadelen tegemoet. (PS een keuzebeding onder last , een variant op een verblijvingsbeding onder last, is evenzeer mogelijk).
-
oplossing 3 : een sterfhuisconstructie
Dit is een bepaling die een optimalisatie betekent wanneer één van de partners zeer ziek is en de dood kortbij. Een klassiek verblijvingsbeding zorgt ervoor dat d.m.v. een fictieartikel (art 5 W.Succ) in ons wetboek successierechten de langstlevende het gemeenschappelijk vermogen verkrijgt omdat deze verkrijging op voorwaarde van overleving gebeurt. Dit betekent concreet dat wanneer in het huwelijkscontract een beding werd opgenomen dat een van de echtgenoten het gemeenschappelijk vermogen in elk geval, dus ongeacht de oorzaak van onbinding van het huwelijk, verkrijgt, dit fictieartikel niet langer van toepassing is.
De langstlevende partner verkrijgt het
ganse gemeenschappelijk vermogen zonder successierechten te betalen.
31
Deze constructie houdt ook een aantal gevaren in, want wanneer het tot een echtscheiding komt dan zal ook die echtgenoot het ganse gemeenschappelijke vermogen verwerven (… in elk geval …). Ook zal de fiscale druk toenemen wanneer net de vernoemde echtgenoot eerst sterft.
De vraag die hierbij kan gesteld worden is of het fiscaal dan niet altijd beter is in zulk een constructie te voorzien wanneer één van de huwlijkspartners terminaal ziek is. Het antwoord is genuanceerd want ook hier is het resultaat dat er niets door de kinderen geërfd wordt waardoor de fiscale druk mogelijk later ook toeneemt. De eindfactuur bij het tweede overlijden kan duurder uitvallen. Er zijn wel geen successierechten verschuldigd bij het eerste overlijden, maar later mogelijk des te meer. De kinderen erven dan het ganse vermogen en kunnen daardoor in de hogere tarieven vallen. Ook zal het vermogen ondertussen gevoelig in waarde gestegen zijn.
Scheiding van goederen
Het vorige heeft enkel belang bij een gemeenschapsstelsel. Maar niet iedereen is gehuwd onder dit stelsel. Hierbij denken we in het bijzonder aan zelfstandigen en vrije beroepers. Het vermogen dat van de ene partner is, behoort deze ook toe en vice versa. De bezittingen op twee namen zijn onverdeeld eigendom. Bij scheiding van goederen is het dan ook zo dat er in principe maar sprake is van twee vermogens : het vermogen van de man en het vermogen van respectievelijk de vrouw en de man. Dit kan al wel eens tot een ongelijke situatie leiden. Denken we maar aan het klassieke verhaal waar de man een uitgebreide parktijk heeft en behoorlijk zijn brood verdient. Al het vermogen staat op zijn naam. Mevrouw heeft altijd de opvoeding van de kinderen ter harte genomen. Het komt tot een echtscheiding. Mevrouw kan vermoedelijk wel beroep doen op een onderhoudsgeld maar daar zal het veelal ook mee ophouden.
Het zogenaamde ‘alsof-beding’ (term overgewaaid vanuit Nederland) kan hieraan verhelpen. 32
(zie uitgebreid “Het huwelijkscontract van scheiding van goederen. Pleidooi voor een warme uitsluiting”, in De evolutie in de huwelijkscontacten, KFBN (ed), Antwerpen, Kluwer,
1995,
81-191
en
“Finaal
verrekeningsbeding”,
Nieuwsbrief
Successierechten, 2001, 11/1.)
Het betreft een interne correctie aan het stelsel van scheiding van goederen. D.w.z. dat het enkel tussen de partners uitwerking kent en niet naar derden toe. In het huwelijkscontract wordt dus zulk een alsof-beding of een finaal en facultatief verrekeningsbeding opgenomen.
Dit betekent concreet dat de ene partner t.o.v. de andere een vordering heeft. Op deze manier worden soms extreme ongelijkheden uit de weg geholpen.
Besluit
De opmaak van een huwelijkscontract heeft niet zelden ook een impact op de successierechten. M.a.w. de bescherming tussen de echtgenoten die men inbouwt kan echter een nadeel vormen wat de successierechten betreft. Een afweging zal dus moeten gemaakt worden. Niettegenstaande hoeft dit niet altijd zo te zijn. U doet er dan ook goed aan dit te bespreken met uw notaris.
33
SUCCESSIERECHTEN EN SUCCESSIEPLANNING (bron KMO Vraag & Antwoord, Kluwer)
Successieplanning is brandend actueel. Men wenst zijn nalatenschap tijidg te regelen. De redenen hiervoor zijn legio. Men wenst misschien te vermijden dat er later ruzies zouden kunnen ontstaan. De praktijk leert immers dat de familiale ruzies net daar ontstaan waar er weinig of niets geregeld werd. Of nog men wenst de kinderen te helpen. Het is immers leuker te geven met de warme hand dan met de koude hand. Of nog men wenst de successierechten te vermijden of tot een absoluut minimum te herleiden. Er is inderdaad wel iets over te vertellen. Het vermogen dat vererfd wordt is immers al eens belast
geweest.
Velen
vinden
de
successierechten
dan
ook
de
spreekwoordelijk druppel … ‘genoeg is genoeg.’
Het spreekt voor zich dat de successieregeling correct en wettelijk dient te verlopen. Dus niet de oplossing van het ‘verstoppen’. Dit is frauduleus en u kan de erfgenamen later wel eens met een gigantisch probleem opzadelen. Vermogen waar een reukje aan is, wordt immers onbruikbaar. Kortom beter 95 euro waarmee kan gewerkt of geïnvesteerd worden dan 100 euro waarmee niets kan gedaan worden. Successierechten verjaren fiscaal ook maar na tien jaar en vijf maanden !
Hier behandelen we een aantal opties die de successiedruk op een correcte manier kan doen dalen. Het spreekt voor zich dat in enkele pagina’s niet alles kan verteld worden. verduidelijken.
Het is wel de bedoeling een aantal zaken te
In een volgend stadium kan uw huisnotaris u ongetwijfeld
verder helpen.
Deel 1 ENKELE ERFRECHTELIJKE PRINCIPES
Wie erft wat ?
34
Hier komen we onmiddellijk tot een essentieel gegeven. Niet zelden loopt de verdeling anders dan oorspronkelijk gedacht werd.
Een aantal zaken zijn hierbij belangrijk.
Samenwonenden erven niet zomaar van mekaar (behoudens uitzondering voor de de gezinswoning, zie verder).
Wie samenwoont moet hiermee
rekening houden. Wie een testament maakt, zal mogelijk nog schrikken want sommige erfgenamen kunnen immers niet onterfd worden.
Zonder in detail te treden zijn het de volgende regels.
Wie wat erft hangt af van de zogenaamde orde. Binnen elke orde komt de dichtste in graad eerst aan de beurt (bv kinderen komen voor de kleinkinderen). •
Eerste orde : dit zijn de kinderen, kleinkinderen, …
•
Tweede orde : zijn er geen afstammelingen, dan komt de erfenis toe aan de broer(s) en/of zuster(s) en/of hun afstammelingen samen met de zogenaamde bevoorrechte ascendenten (ouders) De ouders hebben elke recht op ¼ van de nalatenschap. Het saldo is voor de broer(s) en/of zuster(s).
•
Derde orde : Laat de overledene enkel zijn ouders na dan vindt de techniek van de kloving plaats (maw elke tak van de familie bekomt één helft.)
•
Vierde orde : kort gezegd is dit de ‘rest’.
Wanneer de overledene gehuwd was dan komt er ook een langstlevende echtgeno(o)t(e) bij. De volgende regeling is dan van toepassing.
Gehuwd onder het wettelijk stelsel
Scheiding
van
goederen Eerste orde
Het vruchtgebruik op het eigen vermogen Het vruchtgebruik op
35
en de helft van het gemeenschappelijk het eigen vermogen vermogen Tweede, derde en Het vruchtgebruik op het eigen vermogen Het vruchtgebruik op vierde orde
en de volle eigendom van de helft van het het eigen vermogen gemeenschappelijk vermogen
Geen
wettelijke De volle eigendom van het eigen vermogen De volle eigendom
erfgenamen
en de volle eigendom van de helft van het van gemeenschappelijk vermogen
het
eigen
vermogen
Kan men met zijn vermogen bij het verdelen ervan (erfenis) volledig doen of laten wat men wenst ?
Het antwoord is ‘neen’. Bij de verdeling van de nalatenschap zijn er sommige erfgenamen die een zogenaamd voorbehouden gedeelte of reserve genieten. Met reserve wordt bedoeld : dat gedeelte waarover de erflater niet ten kosteloze titel kan beschikken (noch via schenking noch via testament). Het gedeelte waar wel vrij mee kan gehandeld worden wordt het beschikbaar gedeelte genoemd.
De reservataire erfgenamen zijn : •
De afstammelingen
•
De langstlevende echtgeno(o)t(e)
•
De ascendenten
De reserve is
Reserve kinderen :
Aantal kinderen
Voorbehouden deel
Beschikbaar deel
1
1/2
1/2
2
2/3 (elk 1/3)
1/3
3 en meer
3/4 (elk 1/4 of minder)
1/4
36
Reserve ascendenten : ¼ in elke linie indien er geen kinderen en geen langstlevende echtgeno(o)t(e) is. Let wel de reserve voor de ascendenten kan toch uitgesloten .worden bij een gehuwd of wettelijk samenwonend koppel (voorwaarden).
Reserve langstlevende echtgeno(ot(e) : ½ van de nalatenschap in vruchtgebruik. De langstlevende echtgeno(o)t(e) kan niet onterfd worden. Wel bestaat er een minimale kwantitatieve reserve, nl. het vruchtgebruik van de gezinswoning en de huisraad
De overlevende echtgeno(o)t(e) kan echter wel haar/zijn reserve ontnomen worden indien : o Men feitelijke gescheiden is gedurende minstens 6 maanden; o De reserve ontnomen wordt bij testament; o De overledene moet voor zijn overlijden een afzonderlijke woonplaats gevorderd hebben.
Wat bij wettelijk samenwonenden ?
Het is belangrijk nogmaals te benadrukken dat samenwonenden niet van mekaar sowieso erven. Bij wettelijk samenwonenden is er hier recent wel een welgekomen verandering in gekomen (niet voor feietelijk samenwonenden).
Voortaan verkrijgt de langstlevende partner (testament moet niet meer opgemaakt worden) het vruchtgebruik van de woning, en van de daarin aanwezige huisraad, die tijdens het samenwonen de gemeenschappelijke verblijfplaats uitmaakte. Er zijn duidelijk een aantal zaken die gelijkaardig zijn zoals we die kennen voor gehuwden, maar er zijn ook een aantal belangrijke verschillen. Het belangrijkste verschil met gehuwden is dat voor wettelijk samenwonenden niet voorzien is in een reservatair erfrecht, doch slechts een wettelijk erfrecht.
37
Dit betekent dan ook dat het wettelijk voorziene erfrecht voor en door de wettelijk samenwonende aan de langstlevende kan ontnomen worden d.m.v. een testament of een schenking tijdens het leven. Om hieraan te verhelpen zal ongetwijfeld een beding van aanwas (of tontinebeding) nog altijd zijn nut hebben. Belangrijk te vermelden is echter dat de wet niet van toepassing is wanneer de langslevende samenwonende partner een afstammeling is van de overledene partner. Kinderen en kleinkinderen vallen hier dus uit de boot. Dit in tegenstelling tot andere erfgenamen zoals broer, zus, oom, tante, ouder, …
Gehuwden : let op …
Wanneer men de successierechten gaat berekenen en er is sprake van een huwelijk dan is het zeer belangrijk het huwelijkscontract kritisch te lezen.
In eerste instantie overlopen we kort de drie huwelijksstelsels, welke zijn :
-
het stelsel van scheiding van goederen met gemeenschap van aanwinsten.
-
het stelsel van scheiding van goederen.
-
het stelsel van de algehele gemeenschap van goederen.
Het eerste stelsel wordt ook het wettelijk stelsel genoemd.
Het wettelijk stelsel kent drie vermogens -
het eigen vermogen van de man
-
het eigen vermogen van de vrouw
-
het gemeenschappelijk vermogen.
Het eigen vermogen bestaat uit -
die goederen die men reeds bezat van vóór het huwelijk,
-
die goederen die men geërfd of geschonken heeft gekregen tijdens het huwelijk
38
-
alle wederbeleggingen van eigen vermogen (bv. een geërfde geldsom die wordt belegd in een beleggingsportefeuille).
-
(…)
Het gemeenschappelijk vermogen bestaat uit -
de beroepsinkomsten
-
de
inkomsten
uit
eigen
vermogen
(bv.
het
dividend
van
de
beleggingsportefeuille) -
die goederen waarvan niet kan bewezen worden dat ze eigen vermogen zijn
-
alle wederbeleggingen van gemeenschappelijk vermogen
-
(…)
Bij scheiding van goederen bestaat
(in principe) geen gemeenschappelijk
vermogen enkel de twee eigen vermogens : -
het (eigen) vermogen van de man
-
het (eigen) vermogen van de vrouw
Bij het huwelijksstelsel van algemeen van goederen bestaat er hier enkel een gemeenschappelijk vermogen en geen eigen vermogen(s).
De impact van het huwelijkscontract op de successierechten
Velen zijn gehuwd onder het zogenaamde wettelijk stelsel. Door het overlijden wordt de huwelijksgemeenschap ontbonden.
Deze wordt
verdeeld; Maar niet altijd op de manier die men zou verwachten …
In het huwelijkscontract kan immers een beding opgenomen zijn dat resulteert dat de langstlevende echtgenoot meer dan het vruchtgebruik op de helft van de gemeenschap verkrijgt. Het kan zover gaan dat zij de ganse gemeenschap verwerft (langst leeft al heeft- beding). Van enige tussenkomst van de kinderen is er dan ook (nog) geen sprake. De langslevende echtgenote zit weliswaar in een comfortabele situatie, maar fiscaal daarentegen liggen de zaken dan weer minder gunstig. Indien de langstlevende de
39
ganse huwelijksgemeenschap in handen krijgt dan wordt ze daar ook alleen op belast. Bij haar overlijden zullen de kinderen nogmaals belast worden. Hoeft het gezegd dat de factuur serieus kan oplopen.
Eén van de technieken van successieplanning is nu net het huwelijkscontract te wijzigen. Verder gaan we hierop in.
Deel 2 WAAROVER MOETEN SUCCESSIERECHTEN BETAALD WORDEN ?
De goederen die in de nalatenschap vallen, worden belast (behoudens uitzonderingen). Maar let op er zijn ook een aantal zaken die weliswaar niet (meer) in de nalatenschap aanwezig zijn, die alsnog belast worden. Men spreekt daarom wel eens over de toepassing van de fictieartikels die dit mogelijk maken.
We overlopen er hier twee van …
-
Schenkingen gedaan binnen de drie jaar voor het overlijden (art 7 W.Succ)
Elke schenking (m.a.w. handgift, bankgift, onrechtstreekse of vermomde schenking) van roerende goederen gedaan binnen de drie jaar vóór het overlijden, welke niet onderworpen is geweest aan de schenkingsrechten, dient alsnog belast te worden in de successierechten. Bij onroerende goederen spelen andere regels, nl het tarief van de successierechten op de nog te vererven onroerend goederen wordt beïnvloed door een schenking van een onroerend goed binnen de drie jaar van overlijden.
Wie een schenking door middel van een handgift of bankgift heeft gekregen, heeft er dan ook alle belang bij de termijn van drie jaar te bewijzen.
-
Een beding ten behoeve van een derde (art 8 W.Succ)
40
Een moeilijke term maar het meest voorkomende voorbeeld
hiervan is de
levensverzekering.
af
Een
ouder
sluit
een
verzekering
via
een
verzekeringsmaatschappij in het voordeel van de dochter. Wanneer deze ouder sterft dan ontvangt de dochter een welbepaalde geldsom via de gekozen verzekeringsmaatschappij. Hierop zijn successierechten verschuldigd (let wel er zijn enkele uitzonderingen) niettegenstaande de ontvangen geldsom niet uit de nalatenschap komt maar wel van de verzekeringsmaatschappij.
Hoe werken en hoeveel bedragen de successierechten in Vlaanderen ?
Voor Vlaanderen bedragen de successierechten : Rechte lijn , tussen echtgenoten en wettelijk samenwonenden of tussen feitelijk samenwonenden na 1 jaar Schijven
Belasting op vorige schijven
% op deze schijf
0,01 – 50.000,00
0
3%
50.000,01 – 250.000,00
1.500,00
9%
> 250.000,00
19.500,00
27 %
Rechte lijn, tussen echtgenoten en tussen samenwonenden (wettelijke of feitelijke na één jaar ‘samenwonen’): per rechtverkrijgende op het netto-aandeel in de onroerende goederen enerzijds en op het netto-aandeel in de roerende goederen anderzijds Voorbeeld : een alleenstaande ouder heeft één kind en laat dit kind een onroerend goed ter waarde van 250 000 euro na en roerende goederen ter waarde van 250 000 euro na. Successierechten ? Schijven
Onroerend
Roerend
50 000,01 - 250 000
1 500 euro + 18 000 euro
1 500 euro + 18 000 euro
totaal
19 500 euro
19 500 euro
0,01 - 50 000
Totaal aan successierechten : 39 000 euro (7,8%).
41
Tussen broers en zussen Schijven
Belasting op vorige schijven
% op deze schijf
0,01 – 75.000,00
0
30 %
75.000,01 – 125.000,00
22.500,00
55 %
> 125.000,00
50.000,00
65 %
Per rechtverkrijgende op het netto-aandeel van de goederen Voorbeeld : een broer (niet gehuwd, geen kinderen, geen ouders) laat een onroerend goed ter waarde van 200 000 euro na en roerende goederen ter waarde van 300 000 euro na aan zijn twee zussen Successierechten ? Schijven
Belasting op vorige schijven
0,01 - 75 000 75 000,01 - 125 000 > 125 000
50 000 + 81 250 = 131 250 euro
Totaal aan successierechten : 262 500 euro in totaal of 131 250 euro ieder.
Tussen anderen Schijven
Belasting op vorige schijven
% op deze schijf
0,01 – 75.000,00
0
45 %
75.000,01 – 125.000,00
33.750,00
55 %
> 125.000,00
61.250,00
65 %
Toegepast op het overeenstemmend gedeelte van de som van de netto-aandelen, verkregen door de rechthebbenden van deze groep Voorbeeld : een persoon (niet gehuwd, geen kinderen, geen ouders) laat een onroerend goed ter waarde van 200 000 euro na en roerende goederen ter waarde van 300 000 euro na aan zijn twee vrienden
42
Successierechten ? Worden berekend op 500 000 euro. Schijven
Belasting op vorige schijven
0,01 - 75 000 75 000,01 - 125 000 > 125 000
61 250 + 243 750 = 305 000 euro
Totaal aan successierechten : 305 000 euro in totaal ofwel 152 500 euro ieder.
Wordt de gezinswoning ook nog belast ? Vanaf 1 januari 2007 is de gezinswoning in het Vlaams gewest vrijgesteld van successierechten. De gezinswoning is die woning daar waar de overledene en de samenwonende partner op de dag van het overlijden hun gezamenlijke hoofdverblijfplaats hebben. Maar dit geldt enkel voor de langstlevende echtgenoot, de wettelijke samenwonenden en de feitelijke samenwonenden.
Opgelet voor feitelijk
samenwonenden moet de feitelijke samenwonenden op de dag van het overlijden minstens drie jaar samenwonen. Dit in tegenstelling wat de berekening is van de successierechten want daar is één jaar voldoende.
Deze vrijstelling geldt niet voor het aandeel van de kinderen, kleinkinderen, ouders en grootouders in de gezinswoning. Ook niet indien ze op de dag van het overlijden samenwonen met de erflater.
Stiefkinderen en zorgkinderen die gelijkgesteld
worden met de erfgenamen in rechte lijn worden tevens uitgesloten van de vrijstelling.
De vrijstelling is van toepassing op de eigenlijke gezinswoning maar evenzeer op de aanhorigheden (de garage, het zwembad, de tuin, …).
43
Deel 3 SUCCESSIEPLANNING
Opegelet in een successieplanning mag immers niet vergeten worden dat er ook nog andere belangrijke zaken meespelen. Fiscale motieven mogen niet de enige drijfveer zijn. Wie immers tijdig alles wegschenkt zal zijn erfgenamen behoed hebben voor de successierechten. Maar niet te vergeten hij of zij heeft niets meer …
Een goed evenwicht tussen de verwachtingen en de fiscaliteit moet gezocht en trachten gevonden te worden.
Verder zullen we een aantal veel voorkomende technieken van successieplanning kort bespreken. Er zijn er nog meer , maar dit zou ons hier tever leiden. Uw huisnotaris kan ongetwijfeld helpen.
1. Het aanpassen van het huwelijkscontract
We hebben reeds aangestipt dat het huwelijkscontract zeer belangrijk is. Het is niet uitzonderlijk dat er zaken in zijn opgenomen, die ervoor zorgen dat de factuur gevoelig toeneemt. Mogelijk is deze bescherming voor de echtgenote niet meer noodzakelijk.
Veel gehuwden opteerden (in het bijzonder wie huwde voor 1976) dikwijls om een beveiligingsclausule op te nemen in het huwelijkscontract, waarna de langstlevende de ganse gemeenschap verwerft.
Zulk een beding wordt technisch een
verblijvingsbeding genoemd.
Kortom zulk een verblijvingsbeding zorgt ervoor dat na het overlijden de ganse gemeenschap in volle eigendom (dus niet enkel vruchtgebruik) toekomt aan de langstlevende echtgeno(o)t(e). Dit geeft de langstlevende een comfortabele positie.
Let wel zulk een verblijvingsbeding wordt niet als een schenking aanzien maar wel als een huwelijksvoordeel. De kinderen kunnen hiertegen niet reageren. Toch zijn
44
er een aantal beperkingen ingebouwd. Dit met de bedoeling om de kinderen te beschermen :
-
wanneer er eigen goederen ingebracht werden in de gemeenschap zal het beding wel als een schenking beschouwd worden (art 1464 2de lid BW)
-
als er kinderen zijn uit een vorig huwelijk (art 1475 BW).
Het volgende voorbeeld geeft een idee van het verschil in kostprijs.
Echtpaar, woonachtig in Vlaanderen, heeft 3 kinderen. Zij zijn gehuwd met het wettelijk stelsel en het gemeenschappelijk vermogen bestaat uit :
-
roerende goederen : beleggingsportefeuille en spaarrekening : 300.000 euro
-
onroerende goederen : o gezinswoning : 400.000 euro o appartement aan zee : 500.000 euro
Wat betekent dit aan successierechten, wanneer vandaag de echtgenoot/vader sterft (leeftijd van de echtgenote/moeder is 62 jaar) en later de moeder.
MET verblijvingsbeding
Na overlijden van beide ouders moet er in totaal 114.000 euro successierechten betaald worden.
ZONDER verblijvingsbeding
Nu bedraagt de uiteindelijke factuur 56.580 euro. Een niet onaardig verschil !
Het schrappen van het verblijvingsbeding is dus zeker een optie. Het is echter wel de meest verregaande.
Er bestaan echter nog tussenoplossingen want velen
denken : “ Je weet maar nooit “.
45
Er kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het opteren voor een zogenaamd keuzebeding. Dankzij dit keuzebeding heeft de langstlevende echtgenoot na het overlijden van de partner de mogelijkheid te kiezen wat hij of zij al dan niet wenst . De keuze kan in samenspraak met alle partijen berekend worden.
Ook zijn er nog andere technieken zoals een verblijvingsbeding onder last. Hierop gaan we verder niet in.
2. Schenken in Vlaanderen
Een andere mogelijkheid is één of meerdere schenkingen te laten doorgaan.
De tarieven voor het schenken van roerende goederen zijn drastisch verlaagd. Wel moet er onmiddellijk bij verteld worden dat een schenking definitief is (uiztondering een schenking tussen huwelijkspartners is eenzijdig herroepbaar tenzij deze schenking werd opgenomen in het huwelijkscontract). Tenzij de opgelegde voorwaarden niet worden nagekomen kan er op de schenking niet worden terug gekomen.
Verder gaan we enkel dieper in op het schenken van roerende goederen (gelden, aandelen, …)
De tarieven bedragen in Vlaanderen : o 3% voor schenkingen in rechte lijn, tussen gehuwden of samenwonenden; o 7% voor schenkingen aan alle anderen.
Na het betalen van deze 3% of 7% is het voordeel dat er geen successierechten meer verschuldigd zijn wanneer de schenker alsnog binnen de drie jaar na de schenking komt te overlijden. Een schenking van roerende goederen die via handgift of bankgift kunnen geschonken worden, hoeft niet notarieel te gebeuren. Daar werkt men dan met een aantal brieven. 46
De bedankingsbrieven (of de brief die gezamenlijk opgemaakt werd) alsnog registreren geeft hetzelfde voordeel.
Nochtans biedt de tussenkomst van een
notaris qua bewijsvoering meer zekerheid. Ook de expertise van de notaris is belangrijk.
Een voordeel dat we hebben, door te werken met een notariële schenking, gaat echter nog verder. Men kan immers verdergaan in het koppelen van voorwaarden aan de schenking. Bij een handgift/bankgift is een schenking met voorbehoud van het vruchtgebruik niet mogelijk. Het vruchtgebruik voorbehouden is immers een vorm van controle voor de schenker en zal bijkomend een bron van inkomsten geven. Let wel wenst men dit alsnog te verwezenlijken maar niet de schenkingsrechten te betalen dan zal men via bv. een Nederlandse notaris moeten gaan.
Noot een handgift of bankgift van aandelen op naam (bv BVBA) wordt overwegend in de rechtsleer als ongeldig beschouwd. Een tussenkomst van een notaris zal dan ook noodzakelijk zijn !
Wie schenkt via handgift of bankgift kan er een aantal voorwaarden aan koppelen. De klassieke voorwaarden zijn :
-
Beding van conventionele terugkeer
Met dit beding van terugkeer zal de schenker de geschonken goederen terug in zijn bezit krijgen wanneer de begiftigde voor hem of haar komt te overlijden. Ook zijn er geen successierechten verschuldigd.
-
Last aan de schenking koppelen
Om toch enigszins een bron van inkomsten te kunnen behouden, kan aan de schenking een financiële last gekoppeld worden.
Dit kan bijvoorbeeld de
verplichting zijn om een bepaald percentage (bv 4%) aan de schenker uit te betalen.
-
Verbod om de geschonken goederen in te brengen in de huwgemeenschap
47
Op deze manier heeft de schenker de zekerheid dat de geschonken goederen ook ‘eigen vermogen ‘ zijn en blijven.
3. De opmaak van een testament
Het nadeel van een schenking is het definitieve karakter ervan. Een testament daarentegen zorgt ervoor dat het vermogen alsnog aanwezig blijft.
Ook kan een testament onmiddellijk gewijzigd of herroepen worden.
Het fiscaal voordeel van een testament kan ook zijn dat er een generatie wordt overgeslagen. Sommige grootouders hebben immers kinderen die zelf reeds aan hun eigen successiplanning denken.. Het is dan ook duur eerst het vermogen door te geven aan de eigen kinderen waarna het quasi intact naar de kleinkinderen gaat.
De techniek van de zogenaamde ‘generatiesprong’ kan hierbij helpen.
Door de kleinkinderen in het verhaal te betrekken kan dit ook tot gevolg hebben dat er over een groter aantal personen gespreid wordt.
Voorbeeld
Moeder bezit een roerend vermogen van 800.000 euro. Zij heeft één dochter die op haar beurt drie kinderen heeft. Wanneer alles naar de dochter gaat dan betaalt zij 168.000 euro aan successierechten. Wanneer ze de drie kleinkinderen mee in het verhaal betrekt dan erven ze elk ongeveer 266.667 euro.
In totaal moet er 72.000 euro
successierechten betaald worden.
Maar zoals reeds werd vermeld hebben kinderen een reserve. Een gesprek met alle partijen is dan ook best te overwegen (let wel vooraf hierover iets op papier te
48
zetten is wettelijk verboden).
Ook de leeftijd van de kleinkinderen is niet
onbelangrijk.
4. Het oprichten van een patrimoniumvennootschap
Wie als natuurlijk persoon een onroerend goed (onbezwaard door een lening) inbrengt betekent dat de vennootschap hetzij 10% hetzij 25 euro aan registratierechten moet betalen. De 10% is van toepassing bij de inbreng van een woning en de 25 euro voor niet woningen (bv grond, magazijn, …). De combinatie van het inbrengrecht van 25 euro, de schenkingsrechten (aandelen van een patrimoniumvennootschap zijn immers roerende goederen onafgezien wat er in de vennootschap zit) en de notionele intrestaftrek kunnen hier mooie resultaten bieden.
Let wel roerende goederen schenken is goedkoper dan onroerend goederen schenken.
Deze tarieven zijn echter niet gedaald (uitgezonderd bouwgrond tot eind 2009).
Rechte lijn en tussen echtgenoten en samenwonenden
Schijven
%
0 – 12.500
3%
12.500 – 25.000
4%
25.000 – 50.000
5%
50.000 – 100.000
7%
100.000 – 150.000
10%
150.000 – 200.000
14%
200.000 – 250.000
18%
250.000 – 500.000
24%
> 500.000
30%
49
Tussen ooms/tantes en neven/nichten Schijven
%
0 – 12.500
25%
12.500 – 25.000
30%
25.000 – 75.000
40%
75.000 – 175.000
55%
> 175.000
70%
Tussen broers en zusters Schijven
%
0 – 12.500
20%
12.500 – 25.000
25%
25.000 – 75.000
35%
75.000 – 175.000
50%
> 175.000
65%
Tussen alle andere personen Schijven
%
0 – 12.500
30%
12.500 – 25.000
35%
25.000 – 75.000
50%
75.000 – 175.000
65%
> 175.000
80%
De suikertante wenst een ‘overdracht’ te doen aan haar meerderjarige neef van een onroerend goed (appartement) ter waarde van 300.000 euro.
Zij schenkt het aan zijn neef Schenkingsrechten : 169.375 euro (56%)
50
Zij legateert het aan zijn neef via testament Successierechten : 175.000 (58%)
Zij richt eerst een patrimoniumvennootschap d.m.v. de inbreng van het onroerend goed en zal later de aandelen schenken inbreng :
300.000 x 10%
=
30.000
schenking
: 7%
=
21.000
Totaal = 51.000 euro (17%)
Het voorbeeld spreekt voor zich.
Maar zoals wel meer in het leven kent elk voordeel een nadeel. Vastgoed onderbrengen in een vennootschap kent immers ook een aantal nadelen. Daarom is het zeer belangrijk alle voordelen en nadelen met mekaar af te wegen. En dit niet enkel op korte termijn !
5. De gesplitste aankoop
Onze suikertante in het vorige voorbeeld kan (indien de aankoop nog moet gebeuren) misschien nog de volgende techniek hanteren.
Zij koopt het vruchtgebruik van het onroerend goed aan en de neef koopt de blote eigendom.
Wanneer zij sterft dooft het vruchtgebruik uit en hoeven er geen
successierechten meer betaald te worden.
Maar opgelet met één van de
fictieartikels (art 9 W.Succ).
Deze techniek is wettelijk perfect mogelijk, maar alle spelregels moeten wel én correct én consequent gevolgd worden. Maar wat als de blote eigendom betaald moet worden met gelden die afkomstig zijn van de tante ? Is het dan ook nog altijjd in orde ?
51
De administratie aanvaardt (ondertussen) dit procédé, maar zij stelt dat de blote eigenaar op het ogenblik van de akte over de nodige financiële middelen moet beschikken (niet langer bij het ondertekenen van de compromis).
Besluit
Successierechten liggen meestal moeilijk en gevoelig.
Nochtans leert de
praktijk dat het financieel gevolg ervan niet zelden overschat wordt.
Alle
factoren moeten hierbij immers in rekening genomen worden. Niet zelden stelt men vast dat er beter niets gebeurt. Anders zorgen een aantal relatief eenvoudige technieken ervoor dat, indien de successiedruk alsnog te zwaar doorweegt deze op een wettelijke manier kan verminderd worden. Dit hoeft niet altijd ingewikkeld te zijn of teveel te kosten.
52
SUCCESSIERECHTEN … PLAATS ZE IN DE JUISTE CONTEXT (bron KMO Vraag & Antwoord, Kluwer)
In de praktijk worden er regelmatig vragen gesteld naar de successierechten. Niet ten onrechte … Doch stellen we vast dat de successierechten vaak verkeerd worden ingeschat.
Hiermee bedoelen we in sommige gevallen
‘overschat’ en in andere gevallen dan weer ‘onderschat’.
Hier proberen we kort een aantal zaken te verduidelijken aan de hand van een aantal stellingen.
Stelling 1 :” De successierechten lopen op tot 50% …”
Dit is vaak een overschatting. Veel hangt immers af van wie de erfgenamen zijn.
Hoe werken en hoeveel bedragen de successierechten in Vlaanderen ?
Rechte lijn , tussen echtgenoten en wettelijk samenwonenden of tussen feitelijk samenwonenden na 1 jaar
Schijven
Belasting op vorige schijven
% op deze schijf
0,01 – 50.000,00
0
3%
50.000,01 – 250.000,00
1.500,00
9%
> 250.000,00
19.500,00
27 %
Rechte lijn, tussen echtgenoten en tussen samenwonenden (wettelijke of feitelijke na één jaar ‘samenwonen’): per rechtverkrijgende op het netto-aandeel in de onroerende goederen enerzijds en op het netto-aandeel in de roerende goederen anderzijds
53
Voorbeeld : een alleenstaande ouder heeft één kind en laat dit kind een onroerend goed ter waarde van 250 000 euro na en roerende goederen ter waarde van 250 000 euro na. Successierechten ? Schijven
Onroerend
Roerend
1 500 euro + 18 000 euro
1 500 euro + 18 000
0,01 - 50 000 50 000,01 - 250 000
euro totaal
19 500 euro
19 500 euro
Totaal aan successierechten : 39 000 euro (7,8%).
Tussen broers en zussen
Schijven
Belasting op vorige schijven
% op deze schijf
0,01 – 75.000,00
0
30 %
75.000,01 – 125.000,00
22.500,00
55 %
> 125.000,00
50.000,00
65 %
Per rechtverkrijgende op het netto-aandeel van de goederen Voorbeeld : een broer (niet gehuwd, geen kinderen, geen ouders) laat een onroerend goed ter waarde van 200 000 euro na en roerende goederen ter waarde van 300 000 euro na aan zijn twee zussen
Successierechten ? Schijven
Belasting op vorige schijven
0,01 - 75 000 75 000,01 - 125 000 > 125 000
50 000 + 81 250 = 131 250 euro
Totaal aan successierechten : 262 500 euro in totaal of 131 250 euro ieder.
54
Tussen anderen
Schijven
Belasting op vorige schijven
% op deze schijf
0,01 – 75.000,00
0
45 %
75.000,01 – 125.000,00
33.750,00
55 %
> 125.000,00
61.250,00
65 %
Toegepast op het overeenstemmend gedeelte van de som van de nettoaandelen, verkregen door de rechthebbenden van deze groep
Voorbeeld : een persoon (niet gehuwd, geen kinderen, geen ouders) laat een onroerend goed ter waarde van 200 000 euro na en roerende goederen ter waarde van 300 000 euro na aan zijn twee vrienden Successierechten ? Worden berekend op 500 000 euro. Schijven
Belasting op vorige schijven
0,01 - 75 000 75 000,01 - 125 000 > 125 000
61 250 + 243 750 = 305 000 euro
Totaal aan successierechten : 305 000 euro in totaal ofwel 152 500 euro ieder.
Opgelet vanaf 1 januari 2007 is de gezinswoning in het Vlaams gewest vrijgesteld van successierechten. Met gezinswoning bedoelen we die woning daar waar de overledene en de samenwonende partner op de dag van het overlijden hun gezamenlijke hoofdverblijfplaats hebben.
Maar deze
vrijstellijng geldt enkel voor de langstlevende echtgenoot, de wettelijke samenwonenden en de feitelijke samenwonenden.
Opgelet voor feitelijk
samenwonenden moet de feitelijke samenwonenden op de dag van het overlijden minstens drie jaar (en niet één jaar) samenwonen.
Dit in 55
tegenstelling wat de berekening is van de successierechten want daar is één jaar voldoende.
Deze vrijstelling geldt niet voor het aandeel van de kinderen, kleinkinderen, ouders en grootouders in de gezinswoning. Ook niet indien ze op de dag van het overlijden samenwonen met de erflater.
Stelling 2 : De successierechten verlagen is ingewikkeld …
Aan de hand van de volgende twee voorbeelden, verduidelijken we dit. Telkens bekijken we de situatie over de twee overlijdens.
Voorbeeld 1 : echtpaar met twee kinderen
Het onroerend vermogen bestaat uit de gezinswoning die een waarde heeft van 300.000 euro Het roerende vermogen bestaat uit spaargelden voor een totaal bedrag van 250.000 euro. Het ganse vermogen (550.000 euro) is eigendom van beide partners.
Zij zijn gehuwd conform het wettelijk stelsel.
Successierechten : •
Eerste overlijden (Mr sterft eerst en mevrouw is 67 jaar) : 6.830 euro
•
Tweede overlijden : 12.750 euro
Totaal aan successierechten : 19.580 euro ofwel 3,56%.
De vraag is of het wenselijk is, bepaalde zaken te regelen om de successiedruk nog te doen dalen.
Vaak zitten we in de sfeer van de
56
schenkingen , maar we mogen niet vergeten dat wat werd weggeschonken ook ‘weg’ is.
Men kan de schenking wel moduleren door een aantal voorwaarden eraan te koppelen, maar is dit hier wel echt noodzakelijk … ?
Voorbeeld 2 : echtpaar met twee kinderen
Het onroerend vermogen bestaat uit de gezinswoning die een waarde heeft van 300.000 euro en een appartement dat verhuurd wordt dat een waarde heeft van 200.000 euro. Het roerend vermogen bestaat uit spaargelden voor een totaal bedrag van 1.000.000 euro.
Het ganse vermogen (1.500.000 euro) is eigendom van
beide partners.
Zij zijn gehuwd conform het wettelijk stelsel, maar er werd voorzien dat na het eerste overlijden alles naar de langslevende partner gaat.
Ook zijn er
ondertussen vier kleinkinderen.
Successierechten : •
Eerste overlijden (Mr sterft eerst en mevrouw is 73 jaar) : 93.000 euro
•
Tweede overlijden : 213.000 euro
Totaal aan successierechten : 306.000 euro ofwel 20,40%.
Dit is al helemaal iets anders dan bij het eerste voorbeeld.
Wat kunnen we hieraan doen ?
57
De mogelijke stappen hoeven niet ingewikkeld te zijn om zo toch een aanzienlijke besparing te realiseren.
We bekijken enkele eenvoudige stappen.
-
aanpassing huwelijkscontract
Het zogenaamde verblijvingsbeding kunnen we schrappen. Het is misschien vandaag hemelaal niet meer noodzakelijk. De tussenkomst van de notaris is wel noodzakelijk. Dit werd vroeger wel eens een kleine wijziging genoemd. De kostprijs is minimaal (+/- 500 euro).
Gevolg :
Successierechten : •
Eerste overlijden (Mr sterft eerst en mevrouw is 73 jaar) : 47.820 euro
•
Tweede overlijden : 55.500 euro
Totaal aan successierechten : 103.320 euro ofwel 6,89%.
Een niet onaardige besparing.
En dit enkel door het schrappen van het
verblijvingsbeding. Let wel dat de bescherming voor de langslevende erop achteruit gaat.
Daarnet ging het ganse gemeenschappelijke vermogen
(enkel) over naar de langslevende nu is het enkel het vruchtgebruik. Een afweging zal moeten gemaakt worden. Hieraan kan verholpen worden, maar hierop gaan we verder niet in.
58
-
het organiseren van een schenking
Er kan overwogen worden van het roerend vermogen een bepaalde som reeds te schenken aan de twee kinderen.
Dit kan gebeuren d.m.v. een
zogenaamde bankgift of een notariële schenking in België. In het tweede geval
betalen
we
3%
schenkingsrechten
maar
dienen
er
geen
succesierechten meer betaald te worden indien een overlijden binnen de drie jaar na de schenking.
Stel er wordt aan elk kind 100.000 euro geschonken.
Gevolg :
Successierechten : •
Eerste overlijden (Mr sterft eerst en mevrouw is 73 jaar) : 38.820 euro
•
Tweede overlijden : 46.500 euro
Totaal aan successierechten : 85.320 euro ofwel 5,69 % (t.o.v. het totale vermogen) .
-
een testament opmaken
Er kan ook verwogen worden een testament op te maken t.g.v. de vier kleinkinderen. Stel elk kleinkind van elke grootouder een bedrag gelegateerd krijgt van 25.000 euro.
Gevolg :
Successierechten :
59
•
Eerste overlijden (Mr sterft eerst en mevrouw is 73 jaar) : 31.820 euro
•
Tweede overlijden : 39.500 euro
Totaal aan successierechten : 71.320 euro ofwel 4,75 % (t.o.v. het totale vermogen);
Besluit :
De successierechten liggen bij velen ‘zwaar’ op de maag. Het zijn immers al belaste gelden , die nogmaals belast worden na een overlijden. Dit is dan ook een begrijpbare redenering.
Financieel echter moeten we de successierechten in hun juiste context plaatsen. Niet zelden overweegt men bepaalde constructies op te zetten die én ingewikkeld en ook duur zijn én soms flirten met de grens van het wettelijk toelaatbare. Aan de hand van een voorbeeld echter merken we dat we de successiedruk op een correcte manier kunnen laten dalen.
En dit zonder de meest
ingewikkelde constructies.
Uw huisnotaris of andere vertrouwenspersoon kan u zeker helpen bij het uitwerken van een evenwichtige successieplanning. De kunst bestaat erin hetgeen u wenst zo uit te werken met een minimale fiscale druk.
60
DE WEDERZIJDSE SCHENKING (bron KMO Vraag & Antwoord, Kluwer)
Schenken wordt vandaag als een interessante vorm van successieplanning aanzien. En terecht want dat is het vaak ook. Hiermee bedoelen we in het bijzonder het schenken van roerende goederen. Dit betekent nog niet dat het schenken van onroerende goederen niet interessant zou zijn.
Maar hier
beperken we ons tot het schenken van roerende goederen waar de Vlaamse regelgeving van toepassing is.
Dat gehuwden vandaag in het kader van een successieplanning veel kunnen regelen via hun huwelijkscontract is ondertussen niet nieuw.
Het
huwelijkscontrat is immers zeer belangrijk en verdient daarom de nodige aandacht alvorens er een successieplanning kan uitgewerkt worden.
Schenken van roerende goederen is, zoals vermeld, vandaag fiscaal niet zelden interessant.
Er bestaan immers twee technieken : de klassieke
handgift/bankgift of de notariële schenking.
In het eerste geval worden er geen schenkingsrechten betaald (tenzij met zelf laat registreren) en in het tweede geval wel (tenzij het een schenking betreft bij bv een Nederlands notaris en men niet zelf laat registreren) . Maar opgelet niet alles kan via een handgift of bankgift geschonken worden. Enkel effecten aan toonder, of kasbons, baar geld, … kunnen via een handgift geschonken worden.
Of de overschrijving van de effecten op naam via het
vennotenregister (vb bvba) als een rechtsgeldige schenking kan aanzien worden is vandaag niet duidelijk en wordt dan ook in de rechtsleer veelal niet aanbevolen. De Administratie ziet er echter geen graten in (Besl 1 juli 1957, nr EE/74.020). Vaak wenst men het vruchtgebruik voor te behouden en ook dan wordt aanbevolen een notariële schenking te verkiezen.
Het fiscaal verschil is dat in het eerste geval (handgift, bankgift, schenking bij buitenlands notaris) er een zogenaamde ‘bibberperiode’ van drie jaar van
61
belang is.
Tijdens deze drie jaar loopt men fiscaal een risico.
Komt de
schenker immers binnen de driejarige periode te overlijden dan zijn er alsnog successierechten verschuldigd.
Dit o.b.v. één van de fictieartikels (art 7
W.Succ) dat ons wetboek successierechten rijk is. Dit kan weliswaar opgelost worden d.m.v. een verzekering of een registratie op het laatste moment, ook wel eens een lastminute-registratie genoemd.
Wie een schenking laat
uitvoeren door zijn Belgisch notaris moet zich hiervan allemaal niets aantrekken. De periode van drie jaar is niet langer van belang of anders gezegd men heeft onmiddellijk fiscaal afgerekend. De schenkingsrechten voor het schenken van roerende goederen bedragen 3% in de rechte lijn, tussen gehuwden en samenwonenden en 7% in de andere gevallen.
Voor het schenken van familiale ondernemingen
(éénmanszaak of vennootschap) bestaat er zelfs een tarief van 2% onafgezien aan wie er geschonken wordt.
Gehuwden passen vandaag vaak de techniek toe van de wederzijds schenking.
Deze manier van werken is de volgende.
Twee echtgenoten
doen elkaar een schenking , nl de ene partner schenkt ‘zijn’ roerende goederen aan zijn andere partner en de andere partner doet net hetzelfde. Een schenking is in principe niet herroepbaar, maar bij gehuwden is dit echter niet het geval. Art 1096 BW zegt immers het volgende :” Alle schenkingen, tussen echtgenoten tijdens het huwelijk anders dan bij huwelijkscontract gedaan, zijn steeds herroepelijk, hoewel zij schenkingen onder de levenden worden genoemd.
Deze schenkingen worden niet herroepen door de
geboorte van kinderen”.
Let wel dat het enkel kan met het schenken van zogenaamd ‘eigen vermogen’ en dus geen gemeenschappelijk vermogen. Wie gehuwd is met scheiding van goederen zal hiermee geen probleem hebben maar wie gehuwd is onder het wettelijk stelsel mogelijk wel. Dit stelsel kent immers drie vermogens : -
het eigen vermogen van de man
-
het eigen vermogen van de vrouw
-
het gemeenschappelijk vermogen.
62
Wat behoort o.a. tot het eigen vermogen van de huwelijkspartners ? -
die goederen die men reeds bezat van vóór het huwelijk,
-
die goederen die men geërfd of geschonken heeft gekregen tijdens het huwelijk
-
alle wederbeleggingen van eigen vermogen
-
eigen schulden zijn o.a. de schulden die dateren van voor het overlijden, de schulden aangegaan in het uitsluitend belang van het eigen vermogen, …
Wat
behoort
zoal
tot
het
gemeenschappelijk
vermogen
van
de
huwelijkspartners ? -
beroepsinkomsten
-
alle inkomsten uit eigen vermogen
-
die goederen waarvan niet kan bewezen worden dat ze eigen vermogen zijn
-
alle wederbeleggingen van gemeenschappelijk vermogen
-
de niet eigen schulden zijn gemeenschappelijk schulden.
De hier vemelde techniek kan dus enkel voor het eigen vermogen en niet voor het gemeenschappelijk vermogen.
Wie gehuwd is waarbij het vermogen
behoort tot het gemeenschappelijk vermogen valt dus uit de boot. Maar weet dat een huwelijkscontract kan gewijzigd worden. Goederen kunnen uit de gemeenschap gehaald worden waarna ze voortaan behoren tot het eigen vermogen.
Vaak zien we het omgekeerde nl eigen vormgen dat in de
gemeenschap wordt ingebracht. Maar vandaag komt de omgekeerde vorm meer en meer voor. Zodoende kan de techniek van wederzijse schenking ook gehanteerd worden bij wie vandaag gehuwd is met het wettelijk stelsel. Wel zal er eerst een wijziging aan het huwelijkscontract moeten plaats vinden. Uw notaris zal u hierin begeleiden..
Finaal resulteert deze manier van werken in het feit dat de langslevende partner bij overlijden van de andere partner de totaliteit van het roerend vermogen zal bezitten. En wanneer dit gebeurt na drie jaar (indien er geen 3% schenkingsrechten betaald werden) of korter (indien er wel 3% 63
schenkingsrechten betaald werden) zijn er ook geen successierechten meer verschuldigd.
M.a.w. een besparing die afhankelijk van het vermogen
behoorlijk kan oplopen.
Concreet : man schenkt 1.000 aan vrouw. Vrouw schenkt tevens 1.000 aan man. Na drie jaar is de schenking qua successierechten ‘verjaard’, maw er dienen bij het overlijden van zowel man als vrouw geen successierechten meer betaald te worden gezien de de schenking tenminste drie jaar voor het overlijden heeft plaats gevonden. Stel man sterft vier jaar na de schenking. Dit kan ook indien er een overlijden is binnen de drie jaar maar dan moet er geregistreerd geweest zijn aan 3% schenkingsrechten. Wat dan met de 1.000 die de man heeft ontvangen van de vrouw ? Deze 1.000 zal zij in principe erven en dus successierechten meten betalen, niet ? Neen. Mevrouw kan de 1.000 (haar schenking) immers herroepen. Maw de 1.000 die ze heeft ontvangen via de schenking van haar man is vrij van successierechten en de 1.000 die ze verwerft na het overlijden van de man (maar die 1.000 komen van haar) ontvangt ze terug door de herroeping van de schenking. Kortom 0 euro aan successierchten.
Noot deze techniek is ook mogelijk bij niet-gehuwden maar dan moet er gewerkt worden met een schenking met daaraan gekoppeld een beding van terugkeer bij vooroverlijden. Maar van een herroeping zoals bij gehuwden is hier wel geen sprake. Ook niet bij wettelijk samenwonenden.
Aanvaardt de fiscus deze techniek ?
Er zijn reeds twee beslissingen van de zogenaamde rulingcommissie (Dienst Voorafgaande Beslissingen) die deze techniek aanvaarden (Voorafgaande beslissing nr 600.544 dd 5 juni 2007 en Voorafgaande beslissing nr 900.097 dd 23 juni 2009). Het blijkt wel dat er moet opgelet worden en met uitspraken van de rulingcommissie in het ene dossier zomaar doortrekken in een ander dossier. Succes niet gegarandeerd.
Wie absolute zekerheid wenst kan wel een
rulingaanvraag indienen. 64
Ook werd in de vermelde beslissingen van de rulingcommissie vermeld dat een wederzijdse schenking tussen twee echtgenoten, die echter tot stand komt via bankoverschrijving, slechts aanleiding geeft tot het heffen van één maal van de schenkingsrechten nl het recht dat wordt geheven op de schenking die tot het hoogste recht aanleiding geeft wanneer het afhankelijke schenkingen betreft.. Art 14 W.Reg. vertelt het volgende : "Wanneer een akte verscheidene onder dezelfde contractanten tot stand gekomen beschikkingen vervat, welke de ene van de andere afhankelijk zijn of de ene uit de andere noodzakelijk voortvloeien, is slechts één recht voor deze gezamenlijke beschikkingen verschuldigd. Het recht wordt geheven met inachtneming van diegene van bedoelde beschikkingen welke tot het hoogste recht aanleiding geeft". Artikel 1097 BW verbiedt echter onderlinge en wederkerige schenkingen tussen echtgenoten in één en dezelfde akte, maar de rulingcommissie stelt dat art 1097 BW hier niet van toepassing is op de wederzijdse schenking.
Concreet wanneer de man 1.000 aan zijn echtgenote schenkt, en mevouw schenkt op haar beurt 700 aan haar echtgenoot dan zal er enkel een schenkingsrecht op 1.000 verschuldigd zijn. En dus niet op 1.000 + 700.
Altijd zinvol en mogelijk ? belangrijk is.
We moeten opletten dat de gezinstoestand
Wanneer er kinderen zijn dan kan deze techniek maar
gedeeltelijk toegepast worden vermits kinderen niet kunnen onterfd worden (inkorting). Dus in dit geval alles wegschenken aan de partner is niet mogelijk (tenzij de kinderen geen inkorting inroepen). Ook zal deze techniek vooral zinvol zijn bij grote(re) vermogens.
Ook kan bij gehuwden het enkel
toegepast worden voor ‘eigen vermogen’ en geen ‘gemeenschappelijk vermogen’, wat maakt dar het veelal enkel mogelijk is voor die gehuwden die gekozen hebben voor het stelsel scheiding van goederen. Maar zaosl vermeld is een wijziging aan het huwelijkscontract een mogelijkheid. Maar ook zal er later nog aan successieplanning moeten gedaan worden, want wanneer de langslevende ouder sterft dan zullen de kinderen mogelijk meer successierechten meoeten betalen. 65
Voorbeeld
Man en vrouw (°1943) zijn gehuwd met een stelsel va n scheiding van goederen.
Zij hebben twee kinderen.
roerende goederen aan mevrouw.
Mijnheer schenkt 500.000 euro
Mevrouw op haar beurt schenkt 600.000
euro roerende goederen aan mijnheer. Vier jaar later sterft mijnheer. Er zijn geen roerende goederen meer , maar wel een gezinswoning ter waarde van 700.000 euro en een appartement aan zee ter waarde van 900.000 euro. Het roerend vermogen komt dus niet langer ter sprake.
Successierechten na het overlijden van beide partners/ouders : Overlijden mijnheer/vader :
60.840 EUR
Overlijden mevrouw/moeder :
321.000 EUR
Totaal :
381.840 EUR
Indien de wederzijdse schenking niet had plaats gevonden : Overlijden mijnheer/vader :
96.840 EUR
Overlijden mevrouw/moeder :
186.000 EUR
Totaal :
282.840 EUR
Of 99.000 EUR minder !
Wat valt op ? Indien in het eerste geval er geen bijkomende planning wordt uitgewerkt dan zal de eindfactuur duurder uitvallen ! Dus het mag niet stoppen bij de wederzijdse schenking.
66
RULINGS (bron monkey) 900.097 Voorafgaande beslissing nr. 900.097 dd. 23.06.2009 Registratierechten Schenking tussen echtgenoten van tegenwoordige goederen Wederzijdse schenking via bankgifte Afhankelijke bepalingen Samenvatting De onderhandse akte houdende bevestiging van de verwezenlijkte wederzijdse wederzijdse schenkingen van tegenwoordige goederen bij bankgifte tussen echtgenoten, zal bij toepassing van artikel 14 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten (W. Reg.) onderworpen zijn aan slechts één evenredig registratierecht van 3 %, zoals voorzien in artikel 131, §2 W. Reg. Vlaams. Gewest. Dit registratierecht zal geheven worden op de schenking die aanleiding geeft tot het hoogste recht. I. Voorwerp van de aanvraag De aanvraag strekt ertoe te vernemen of: 1. De vrijwillige aanbieding ter registratie van het document ter bevestiging van de verwezenlijkte (wederzijdse) onrechtstreekse schenkingen, van tegenwoordige goederen, tussen de aanvragers, bij toepassing van artikel 14 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten (W. Reg.) onderworpen zal zijn aan slechts één evenredig registratierecht, t.w. het registratierecht van 3% (artikel 131,§2 W. Reg. Vl Gew.) Dat dit registratierecht zal worden geheven op de schenking die tot het hoogste schenkingsrecht aanleiding geeft. II. Omschrijving van de verrichting II.A. Beschrijving van de bij de verrichting betrokken personen en de activiteiten 2. De heer A , gehuwd met mevrouw B. 3. Mevrouw B, gehuwd met de heer A. 4. De aanvragers hebben hun woonplaats reeds gedurende meer dan vijf jaar in het Vlaamse Gewest. II.B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting 5. De aanvragers zijn gehuwd onder het wettelijk stelsel en zijn kinderloos. Zij wensen dat de langstlevende, na het overlijden van de eerststervende, bij voortduur in zijn levensonderhoud kan voorzien en wensen ten dien einde mekaar wederzijds te begiftigen met tegenwoordige goederen. Het voorwerp van deze wederzijdse schenking betreft een (respectievelijke) beleggingsportefeuille die tot het (respectievelijke) eigen vermogen van beide
67
echtgenoten behoort. Deze wederzijdse schenking zal plaatsvinden middels bankgift (overschrijving). 6. Meer bepaald zal mevrouw B de bepaalde van de tot haar eigen vermogen toebehorende financiële tegoeden bij KBC schenken onder de vorm van een bankoverschrijving aan haar echtgenoot, de heer A, op voorwaarde dat de heer A de aan hem toebehorende financiële tegoeden bij Fortis België schenkt aan zijn echtgenote, mevrouw B. Aanvragers bevestigden te zijn overeengekomen dat de ontbinding, de herroeping of de vernietiging van de eerste schenking tevens tot de ontbinding, de herroeping of de vernietiging van de tweede schenking aanleiding geeft en vice versa, en dat beide schenkingen aldus onderling afhankelijk zijn. 7. De wederzijdse schenking zal nadien bevestigd worden in een pacte adjoint, dat door beide echtgenoten zal worden ondertekend. Dit pacte adjoint bevat de voorwaarden, waaronder de wederzijds (juridisch) afhankelijke schenking heeft plaatsgevonden, waaronder een beding van conventionele terugkeer bij elke schenking, en zal vervolgens ter registratie worden aangeboden. III. Motivering van de aanvraag 8. Het lijdt geen twijfel dat wederzijdse schenkingen tussen echtgenoten perfect rechtsgeldig zijn (zie o.m. M. VAN QUICKENBORNE, Artikel 1097 B.W.", in Erfenissen, schenkingen en testamenten. Commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, losbladig, Kluwer, s.d., nr. 2). 9. Voor wat betreft de vormelijke geldigheid dient te worden vastgesteld dat artikel 1097 B.W. niet van toepassing is. De wederzijds afhankelijke schenking komt immers in voorliggend geval tot stand in twee afzonderlijke "akten". De bevestiging - naderhand - van de gedane schenking in het pacte adjoint vormt enkel een titel voor de heffing van de schenkingsrechten, doch vormt geen titel van de schenking zelf. 10. Ten overvloede kan worden opgemerkt dat artikel 1097 B.W. slechts een vormregel betreft, die enkel de formele akten houdende schenking viseert. Er wordt aangenomen dat dit artikel niet toepasselijk is ten aanzien van wederzijdse schenkingen tussen echtgenoten die plaatsvinden onder de vorm van onrechtstreekse schenkingen, schenkingen van hand tot hand of vermomde schenkingen (zie o.m. M. VAN QUICKENBORNE, "Artikel 1097 B.W.", in Erfenissen, schenkingen en testamenten. Commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, losbladig, Kluwer, s.d., nr. 2; H. DE PAGE, Traité, t. VIII1, nr. 766, p. 862 en de verwijzingen aldaar naar de rechtspraak onder voetnoot 5; R. DILLEMANS, in L. WEYTS (ed.), De schenkingsakten, Antwerpen, Kluwer, 1982, p. 78; Rb. Gent, 11 november 1896, Pas., 1897, III, 27; Rb. Antwerpen, 9 mei 1990, T. Not., 1991, 389). 11. Op de wederzijdse tussen echtgenoot A en B gedane schenkingen is, bij toepassing van artikel 14 W. Reg., slechts één registratierecht verschuldigd, t.w. het registratierecht (van 3%; artikel 131, §2 W. Reg.-Vl. Gew.) verschuldigd op de schenking die tot het hoogste recht aanleiding geeft.
68
12. Artikel 14 W. Reg. bepaalt: "Wanneer een akte verscheidene onder dezelfde contractanten tot stand gekomen beschikkingen vervat, welke de ene van de andere afhankelijk zijn of de ene uit de andere noodzakelijk voortvloeien, is slechts één recht voor deze gezamenlijke beschikkingen verschuldigd. Het recht wordt geheven met inachtneming van diegene van bedoelde beschikkingen welke tot het hoogste recht aanleiding geeft." 13. De rechtsleer vermeldt de hypothese van de wederzijdse schenkingen uitdrukkelijk als een toepassingsgeval van artikel 14 W. Reg. In deze zin stelt F. WERDEFROY vast dat de Administratie ter zake van wederkerige schenkingen aanneemt dat er, overeenkomstig artikel 14 W. Reg., slechts één recht verschuldigd is: het recht dat de overdracht treft die het hoogst wordt belast (F. WERDEFROY, Registratierechten 2006-2007, Mechelen, Kluwer, 2007, nr. 616 b), p. 671) 14. Ook E. GENIN merkt ter zake op dat dat bij wederkerige schenkingen van tegenwoordige goederen, krachtens artikel 14 W. Reg. het registratierecht verschuldigd is op de meest belastbare schenking (E. en A. GENIN, Commentaar, Brussel, Van Buggenhoudt, 1951, nr. 307, p. 144). 15. De fiscale administratie neemt overigens reeds van oudsher aan dat wederzijdse schenkingen, die bij eenzelfde akte worden vastgesteld, voor de heffing kunnen beschouwd worden als afhankelijke beschikkingen in de mate dat de schenkingen plaatshebben tussen dezelfde personen die over en weer elkaars schenkers en begiftigden zijn. Alleen de schenking welke aanleiding geeft tot het hoogste recht is belastbaar (Besl., 23 juli 1888, Rec. Gén. Enr. Not., No. 11.128; Besl., 22 mei 1968, Rec. Gén. Enr. Not., No. 21.263). 16. De vrijwillige aanbieding ter registratie van het document ter bevestiging van de verwezenlijkte (wederzijdse) onrechtstreekse schenkingen wordt geregistreerd aan het evenredig schenkingsrecht van 3%. De aanbieding ter registratie maakt de evenredige schenkingsrechten opeisbaar. In dat verband kan worden opgemerkt dat bevestigingsdocumenten die zowel de handtekening van de schenker als van de begiftigde dragen een volmaakte heffingstitel uitmaken (F. WERDEFROY, Registratierechten 2006-2007, deel III, nr. III/376, p. 1902 en nr. III/379, p. 1904 voor wat betreft de onrechtstreekse schenking). Het voorgaande wordt eveneens bevestigd door de fiscale administratie in de Circulaire nr. 5/2004 dd. 7 april 2004, p. 38. IV. Beslissing III.A. Op burgerlijk gebied 17. Vandaag wordt vrij algemeen aangenomen dat een animo donandi (met begiftigingsinzicht) gedane overschrijving van gelden tussen rekeningen bij financiële instellingen een rechtsgeldige schenkingstechniek is. (AFT 08/0803 - Eric Spruyt, nr. 12 De Bankgift - nr. 82)
69
18. De meerderheid van de rechtsleer en rechtspraak kwalificeren de schenking via bankoverschrijving als een onrechtstreekse schenking. (AFT 08/08-03 - Eric Spruyt, nr. 12 De Bankgift - nr. 82) 19. Volgens CASMAN mogen de rekeningen van de schenker en van de begiftigde niet bij één en dezelfde bankinstelling geopend zijn. Volgens deze auteur zou de opdracht tot debitering resp. creditering kunnen worden uitgelegd als een overdracht van schuldvordering, m.a.w. een rechtstreekse overdracht tussen het vermogen van de schenker en het vermogen van de begiftigde, wat animo donandi enkel kan gebeuren door een rechtstreekse schenking die aan het voorschrift van artikel 931 B.W. voldoet. In casu is dit geen probleem (AFT 08/08-03 - Eric Spruyt, nr. 12 De Bankgift - nr. 84) 20. De melding "handgift" of "overschrijving ten titel van schenking" als refertemelding op de bankoverschrijving dient gemeden te worden. Blijkt uit de bankoverschrijving zelf dat het om een schenking gaat, dan hebben we te maken met een ongeldige (want het vormvoorschrift van art. 931 B.W. negerende) rechtstreekse schenking. (AFT 08/08-03 - Eric Spruyt, nr. 12 De Bankgift - nr. 85 - bijlage 3) In casu zal er geen melding worden gedaan bij de bankoverschrijvingen. 21. Voor zover het om een schenking van de volle eigendom gaat kan een aan een bankrekening gelieerde effectenportefeuille via bankgift worden geschonken. (AFT 08/08-03 - Eric Spruyt, nr. 12 De Bankgift - nr. 86) In de huidige aanvraag betreft het bankgiften van de volle eigendom. 22. Van de bankgift wordt best het nodige schriftelijk bewijs opgemaakt via "pacte adjoint" of "bij-akte". Zeer gebruikelijk in het bancair milieu is de opmaak van een gezamenlijk document getekend door schenker en begiftigde naverwezenlijking van de bankgift en waarin ze wederzijds de gift erkennen en de voorwaarden/modaliteiten vastleggen. (dit is ter zake het geval) (AFT 08/08-03 - Eric Spruyt, nr. 12 De Bankgift - nr. 87) De voorgelegde bevestigingsakte vormt de titel van de wederkerige schenkingen bij bankoverschrijving. 23. Artikel 1097 BW verbiedt de echtgenoten elkaar te begiftigen bij één en dezelfde akte. Artikel 1097 BW is volgens de meerderheid in de rechtspraak en de rechtsleer een vormregel. Onrechtstreekse schenkingen (zoals de bankgift) ontsnappen aan de toepassing ervan. (Inleiding tot het familiaal vermogensrecht - Universitaire Pers Leuven nr. 1100 ) III.B. Op fiscaal gebied 24. De meerderheid van de rechtsleer en rechtspraak beschouwen de bankgift als een onrechtstreekse schenking. (Handleiding registratierechten nr. 147) 25. Voor onrechtstreekse schenkingen bestaat er geen registratieverplichting. Het bewijsdocument (in casu de bevestigingsakte) vormt titel van de bankgift. Bij vrijwillige aanbieding ter registratie wordt het evenredig schenkingsrecht geheven. (Handleiding registratierechten nr. 147)
70
26. In het geval dat er tot een informele schenking van roerende goederen wordt overgegaan (handgift, bankgift, onrechtstreekse schenking), is er geen verplichting tot aanbieding ter registratie van dergelijke schenking. De gevallen waarin naar Belgisch recht registratieplicht bestaat, zijn limitatief opgesomd in artikel 19 W.Reg. Nergens uit dit wetsartikel blijkt dat de hierboven vermelde rechtshandelingen dienen geregistreerd te worden. (AFT 08/10-03 - Eric Spruyt nr. 231) 27. Bij een informele schenking zal het schenkingsrecht pas opeisbaar worden op het ogenblik dat partijen vrijwilligde onderhandse akte houdende bevestiging van de verwezenlijkte handgift, bankgift of onrechtstreekse schenking ter registratie aanbieden. (AFT 08/10-03 - Eric Spruyt nr. 231) 28. Voor informele schenkingen (handgiften, bankgiften, onrechtstreekse schenkingen) is de voorlegging van een geschrift nodig. De vorm van het geschrift maakt niet uit, als het aangeboden document de handtekening van zowel deschenker als van de begiftigde bevat. (AFT 08/10-03 - Eric Spruyt nr. 231) In deze aanvraag is dit het geval. 29. Het bij informele schenking aangeboden geschrift zal de drie gebruikelijke en noodzakelijke fiscale verklaringen dienen te bevatten, te weten: a) een verklaring van de schenker betreffende zijn fiscale woonplaatsen in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de datum van de schenking (art. 170bis W.Reg.) ; b) de verwantschapsband tussen schenker en begiftigde (art. 139 W.Reg.) ; c) de verkoopwaarde van de geschonken goederen (art. 133 W.Reg.). 30. Het tijdstip van beoordeling van de elementen van deze verklaring is het moment waarop de schenkingsrechten opeisbaar zijn, d.i. dus de datum van aanbieding ter registratie van het geschrift dat tot bewijs strekt van de verwezenlijkte gift. (AFT 08/10-03 - Eric Spruyt nr. 231) 31. De plaats waar niet verplicht te registreren schenkingen ter registratie worden aangeboden kan door partijen vrij gekozen worden. Dit kan op eender welk registratiekantoor in België gebeuren. (art. 39 7° W.Reg.) De registratie zal maar gebeuren mits effectieve, dadelijke betaling van het verschuldigd schenkingsrecht (art. 5 W.Reg.) (AFT 08/10-03 - Eric Spruyt nr. 231) 32. Indien het gaat om, zoals in dit geval, om een akte die niet verplichtend dient geregistreerd en slechts geroepen is de Schatkist een ontvangst te verschaffen op de dag waarop ze vrijwillig ter registratie wordt aangeboden, dan maakt de vrijwillige aanbieding ter formaliteit de bron van eisbaarheid uit en dienen de rechten berekend volgens het tarief hetwelk op dat ogenblik van toepassing is. (Werdefroy nr. III/374 (fine) met verwijzing naar E en F GENIN 1941, blz. 59 nr. 133 - bijlage 10) 33. Artikel 14 W. Reg. bepaalt dat wanneer een akte verscheidene onder dezelfde contractanten tot stand gekomen beschikkingen vervat, welke de ene van de andere afhankelijk zijn of de ene uit de andere noodzakelijk voortvloeien, is slechts één recht voor deze gezamenlijke beschikkingen
71
verschuldigd. Het recht wordt geheven met inachtneming van diegene van bedoelde beschikkingen welke tot het hoogste recht aanleiding geeft. 34. In casu blijkt duidelijk dat de bevestigingsakte de titel is voor de berekening en heffing van de registratierechten. Het is op datum van de vrijwillige aanbieding ter registratie dat het tarief en de toepasselijke wetgeving wordt bepaald en de waardering van de geschonken goederen dient te worden opgegeven. De in de bevestigingsakte vermelde wederkerige onrechtstreekse schenkingen via bankoverschrijving dienen beschouwd te worden als afhankelijke bepalingen zoals voorzien in artikel 14 W. Reg. 35. In de bevestigingsakte dient de waarde van de geschonken effectenportefeuilles op datum van de aanbieding ter registratie te worden opgegeven. Gelet op wat voorafgaat in punt IV beslist het College van de DVB in zitting van 23/6/2009 dat: 36. De onderhandse akte houdende bevestiging van de verwezenlijkte wederzijdse schenkingen van tegenwoordige goederen door middel van bankoverschrijving, tussen de echtgenoten A en B, wonend in het Vlaamse Gewest, bij toepassing van artikel 14 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten (W. Reg.) onderworpen zal zijn aan slechts één evenredig registratierecht van 3% zoals bepaald in artikel 131,§2 W. Reg. Vlaams Gewest. Dit registratierecht zal worden geheven op de schenking die tot het hoogste schenkingsrecht aanleiding geeft.
72
Voorafgaande beslissing nr. 900.469 dd. 20.04.2010 Personenbelasting Dotatie Registratierechten Samenvatting Aangezien het karakter van schenking (animo donandi) slechts blijkt uit de bevestigingsaktes, zijn overschrijvingen tussen rekeningen bij dezelfde bank als onrechtstreekse schenking te beschouwen. De onderhandse akte houdende bevestiging van de verwezenlijkte wederzijdse schenkingen van tegenwoordige goederen tussen echtgenoten, zal bij toepassing van artikel 14 van het Wetboek der registratie-, hypotheeken griffierechten (W. Reg.) onderworpen zijn aan slechts één evenredig registratierecht, t.w. het registratierecht van 3% zoals voorzien in artikel 131, §2 W. Reg. Vl. Gew. Dit registratierecht zal geheven worden op de schenking die aanleiding geeft tot het hoogste recht. I. Voorwerp van de aanvraag De aanvraag strekt ertoe te vernemen of: 1. De vrijwillige aanbieding ter registratie van het document ter bevestiging van de verwezenlijkte (wederzijdse) onrechtstreekse schenkingen, van tegenwoordige goederen, tussen de aanvragers, bij toepassing van artikel 14 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten (W. Reg.) onderworpen zal zijn aan slechts één evenredig registratierecht, t.w. het registratierecht van 3% (artikel 131,§2 W. Reg. Vl Gew.) Dat dit registratierecht zal worden geheven op de schenking die tot het hoogste schenkingsrecht aanleiding geeft. II. Omschrijving van de verrichting II.A. Beschrijving van de bij de verrichting betrokken personen en de activiteiten 2. De heer A , gehuwd met mevrouw B. 3. Mevrouw B, gehuwd met de heer A. 4. De aanvragers hebben hun woonplaats reeds gedurende meer dan vijf jaar in het Vlaamse Gewest. II.B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting 5. De aanvragers zijn gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen, met gemeenschap van aanwinsten en zijn kinderloos. Zij wensen dat de langstlevende, na het overlijden van de eerststervende, bij voortduur in zijn levensonderhoud kan voorzien en wensen ten dien einde mekaar wederzijds te begiftigen met tegenwoordige goederen. Het voorwerp van deze
73
wederzijdse schenking betreft een (respectievelijke) beleggingsportefeuille die tot het (respectievelijke) eigen vermogen van beide echtgenoten behoort. Deze wederzijdse schenking zal plaatsvinden middels bankgift (overschrijving). 6. Meer bepaald zal de heer A de bepaalde van de tot zijn eigen vermogen toebehorende financiële tegoeden bij bank X schenken onder de vorm van een bankoverschrijving aan zijn echtgenote, mevrouw B, op voorwaarde dat mevrouw B de aan haar toebehorende financiële tegoeden bij bank X schenkt aan haar echtgenoot, de heer A. Aanvragers bevestigden te zijn overeengekomen dat de ontbinding, de herroeping of de vernietiging van de eerste schenking tevens tot de ontbinding, de herroeping of de vernietiging van de tweede schenking aanleiding geeft en vice versa, en dat beide schenkingen aldus onderling afhankelijk zijn. 7. De wederzijdse schenking zal nadien bevestigd worden in een pacte adjoint, dat door beide echtgenoten zal worden ondertekend. Dit pacte adjoint bevat de voorwaarden, waaronder de wederzijds (juridisch) afhankelijke schenking heeft plaatsgevonden, waaronder een beding van conventionele terugkeer bij elke schenking, en zal vervolgens ter registratie worden aangeboden. III. Motivering van de aanvraag 8. Het lijdt geen twijfel dat wederzijdse schenkingen tussen echtgenoten perfect rechtsgeldig zijn (zie o.m. M. VAN QUICKENBORNE, Artikel 1097 B.W.", in Erfenissen, schenkingen en testamenten. Commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, losbladig, Kluwer, s.d., nr. 2). 9. Voor wat betreft de vormelijke geldigheid dient te worden vastgesteld dat artikel 1097 B.W. niet van toepassing is. De wederzijds afhankelijke schenking komt immers in voorliggend geval tot stand in twee afzonderlijke "akten". De bevestiging - naderhand - van de gedane schenking in het pacte adjoint vormt enkel een titel voor de heffing van de schenkingsrechten, doch vormt geen titel van de schenking zelf. 10. Ten overvloede kan worden opgemerkt dat artikel 1097 B.W. slechts een vormregel betreft, die enkel de formele akten houdende schenking viseert. Er wordt aangenomen dat dit artikel niet toepasselijk is ten aanzien van wederzijdse schenkingen tussen echtgenoten die plaatsvinden onder de vorm van onrechtstreekse schenkingen, schenkingen van hand tot hand of vermomde schenkingen (zie o.m. M. VAN QUICKENBORNE, "Artikel 1097 B.W.", in Erfenissen, schenkingen en testamenten. Commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, losbladig, Kluwer, s.d., nr. 2; H. DE PAGE, Traité, t. VIII1, nr. 766, p. 862 en de verwijzingen aldaar naar de rechtspraak onder voetnoot 5; R. DILLEMANS, in L. WEYTS (ed.), De schenkingsakten, Antwerpen, Kluwer, 1982, p. 78; Rb. Gent, 11 november 1896, Pas., 1897, III, 27; Rb. Antwerpen, 9 mei 1990, T. Not., 1991, 389). 11. De schenking bij overschrijving wordt thans algemeen gekwalificeerd als een onrechtstreekse schenking. H. CASMAN schrijft terzake ("Schenkingen en successierechten", N.F.M., 1994, afl. 7, p. 8):
74
11.1. "Het heeft even geduurd vooraleer de juridische kwalificatie van de overschrijving van gelden via debitering van de bankrekening van de schenker en creditering van de bankrekening van de begiftigde enigszins algemeen werd aanvaard. DE PAGE had beweerd dat het om een verdoken schenking zou gaan, maar deze stelling veronderstelt dat de bankoverschrijving in se een akte onder bezwarende titel is, wat zeker niet de juiste omschrijving daarvan is. 11.2. Andere auteurs, door een zekere strekking van de rechtspraak daarin gevolgd, hebben getracht aan te tonen dat de bankoverschrijving als een bijzondere vorm van "traditio" kon worden gezien, ter verwezenlijking van een gift van hand tot hand. Ook deze stelling moest verlaten worden, niet omwille van een hardnekkige weigering om het begrip "traditio" op een wat moderne wijze uit te leggen, maar omdat een gift van hand tot hand enkel lichamelijke roerende goederen tot voorwerp heeft, en een vordering op een bank dus zeker niet op deze wijze kan worden overgedragen. 11.3. Mede onder invloed van de meesterlijke uiteenzetting van PAUL DELNOY wordt de kwalificatie van de schenking bij bankoverschrijving als een onrechtstreekse schenking thans algemeen aanvaard." 12. In haar laatste passage verwijst H. CASMAN, behoudens naar het artikel van Paul DELNOY ("La qualification de la donation par virement", R.C.J.B., 1984, 196-235), naar de volgende rechtsleer: H. DU FAUX, "Hoe de 'animo donandi' gedane overschrijving van rekening kwalificeren?", T. Not., 1989, 269, alsook naar de volgende rechtspraak: Bergen, 5 mei 1987, J.L.M.B., 1987, 1026; Rec. Gén. Enr. Not., 1988, 232; Brussel, 25 november 1991, Pas., 1991, II, 209. 13. Niettemin maakt H. CASMAN in haar artikel (onder voetnoot 68) voorbehoud voor het geval de rekening die gedebiteerd wordt en de rekening die gecrediteerd wordt bij dezelfde bank worden aangehouden door de schenker, respectievelijk de begiftigde. Binnen dezelfde bank zou de opdracht tot debitering, resp. creditering volgens deze auteur kunnen worden uitgelegd als een overdracht van schuldvordering. Deze auteur verklaart haar zienswijze als volgt. De schenker is schuldeiser van de bank voor het bedrag dat op het credit van zijn rekening voorkomt; deze schuldvordering draagt hij over aan de begiftigde door middel van een overschrijving. De begiftigde wordt schuldeiser van de bank voor het overeenstemmende bedrag. Als hierin inderdaad een overdracht van schuldvordering zou worden gezien, dan is dit een rechtstreekse overdracht tussen het vermogen van de schenker en het vermogen van de begiftigde, en dan zou dit enkel animo donandi kunnen gebeuren volgens de vormen die voor een rechtstreekse schenking zijn voorgeschreven; een notariële akte zou overeenkomstig artikel 931 B.W. vereist zijn. 14. De zienswijze van H. CASMAN kan niet bijgetreden worden. Deze auteur verwijst in eerste instantie niet naar enige bron, die haar stelling zou staven. 15. Bovendien stelt ook P. DELNOY in zijn artikel, dat de basis heeft gevormd voor de kwalificatie van de schenking bij overschrijving als onrechtstreekse schenking, het volgende (voetnoot 2; eigen onderstreping): 75
15.1. "Nous n'envisageons ici que le virement par une personne d'une somme d'argent-et non d'autres choses fongibles comme des titres non individualisés - de son compte de depot (compte de chèques) auprès d'une banque au compte d'une autre personne auprès de la même banque ou d'une autre banque.» 16. Deze auteur gaat er aldus van uit dat de kwalificatie van de schenking bij overschrijving als een onrechtstreekse schenking eveneens geldt indien de overschrijving plaatsvindt tussen rekeningen die bij dezelfde bank worden aangehouden door schenker en begiftigde. 17. Ten slotte werd ook in het arrest van het Hof van Beroep te Brussel dd. 25 november 1991, dat overigens door H. CASMAN zelf wordt geciteerd ter staving van de kwalificatie als onrechtstreekse schenking, uitdrukkelijk beslist dat het niet relevant is dat de overschrijving plaatsvindt tussen twee rekeningen bij dezelfde bank. Het Hof van Beroep overweegt (eigen onderstreping) 17.1. «Qu'il importe peu que ce transfert de créances incorporelles ait été réalisé de banque à banque ou au sein d'une même banque; qu'en effet «la monnaie scripturale qui est immatérielle ne peut past être remise réellement. Par suite, le virement qui opère transfert de cette monnaie ne peut réaliser un don manuel, faute d'une chose mobilière corporelle dont il puisse être la tradition animo donandi (P. DELNOY, op. cit., n° 6, p. 214).» 18. Ook in de rechtspraak wordt aldus aangenomen dat de schenking kan plaatsvinden tussen rekeningen die bij dezelfde bank worden aangehouden. De te debiteren rekening van de schenker, resp. de te crediteren rekening van de begiftigde, mogen aldus bij dezelfde financiële instelling worden aangehouden. Er valt overigens niet in te zien om welke reden de schenking bij overschrijving in het andere geval opeens van statuut zou veranderen en als een rechtstreekse schenking zou moeten worden beschouwd, die naleving van artikel 931 B.W. zou behoeven. 19. In voorliggend geval zal de wederzijdse schenking tussen de echtgenoten plaatsvinden middels overschrijving tussen rekeningen die worden aangehouden bij dezelfde financiële instelling. Op basis van voormelde rechtsleer en rechtspraak, verliest de schenking hierdoor niet het karakter van onrechtstreekse schenking. 20. Op de wederzijdse tussen echtgenoot A en B gedane schenking is, bij toepassing van artikel 14 W. Reg., slechts één registratierecht verschuldigd, t.w. het registratierecht (van 3%; artikel 131, §2 W. Reg.-Vl. Gew.) verschuldigd op de schenking die tot het hoogste recht aanleiding geeft. 21. Artikel 14 W. Reg. bepaalt: "Wanneer een akte verscheidene onder dezelfde contractanten tot stand gekomen beschikkingen vervat, welke de ene van de andere afhankelijk zijn of de ene uit de andere noodzakelijk voortvloeien, is slechts één recht voor deze gezamenlijke beschikkingen verschuldigd.
76
Het recht wordt geheven met inachtneming van diegene van bedoelde beschikkingen welke tot het hoogste recht aanleiding geeft." 22. De rechtsleer vermeldt de hypothese van de wederzijdse schenkingen uitdrukkelijk als een toepassingsgeval van artikel 14 W. Reg. In deze zin stelt F. WERDEFROY vast dat de Administratie ter zake van wederkerige schenkingen aanneemt dat er, overeenkomstig artikel 14 W. Reg., slechts één recht verschuldigd is: het recht dat de overdracht treft die het hoogst wordt belast (F. WERDEFROY, Registratierechten 2006-2007, Mechelen, Kluwer, 2007, nr. 616 b), p. 671) 23. Ook E. GENIN merkt ter zake op dat dat bij wederkerige schenkingen van tegenwoordige goederen, krachtens artikel 14 W. Reg. het registratierecht verschuldigd is op de meest belastbare schenking (E. en A. GENIN, Commentaar, Brussel, Van Buggenhoudt, 1951, nr. 307, p. 144). 24. De vrijwillige aanbieding ter registratie van het document ter bevestiging van de verwezenlijkte (wederzijdse) onrechtstreekse schenkingen wordt geregistreerd aan het evenredig schenkingsrecht van 3%. De aanbieding ter registratie maakt de evenredige schenkingsrechten opeisbaar. In dat verband kan worden opgemerkt dat bevestigingsdocumenten die zowel de handtekening van de schenker als van de begiftigde dragen een volmaakte heffingstitel uitmaken (F. WERDEFROY, Registratierechten 2006-2007, deel III, nr. III/376, p. 1902 en nr. III/379, p. 1904 voor wat betreft de onrechtstreekse schenking). Het voorgaande wordt eveneens bevestigd door de fiscale administratie in de Circulaire nr. 5/2004 dd. 7 april 2004, p. 38. IV. Beslissing IV.A. Op burgerlijk gebied 25. Vandaag wordt vrij algemeen aangenomen dat een animo donandi (met begiftigingsinzicht) gedane overschrijving van gelden tussen rekeningen bij financiële instellingen een rechtsgeldige schenkingstechniek is. (AFT 08/0803 - Eric Spruyt, nr. 12 De Bankgift - nr. 82) 26. De meerderheid van de rechtsleer en rechtspraak kwalificeren de schenking via bankoverschrijving als een onrechtstreekse schenking. (AFT 08/08-03 - Eric Spruyt, nr. 12 De Bankgift - nr. 82) 27. Volgens CASMAN mogen de rekeningen van de schenker en van de begiftigde niet bij één en dezelfde bankinstelling geopend zijn. Volgens deze auteur zou de opdracht tot debitering resp. creditering kunnen worden uitgelegd als een overdracht van schuldvordering, m.a.w. een rechtstreekse overdracht tussen het vermogen van de schenker en het vermogen van de begiftigde, wat animo donandi enkel kan gebeuren door een rechtstreekse schenking die aan het voorschrift van artikel 931 B.W. voldoet. In casu is dit geen probleem (AFT 08/08-03 - Eric Spruyt, nr. 12 De Bankgift - nr. 84) 28. Casman is echter de enige auteur die deze mening is toegedaan. Volgens Marc Moreau kan haar visie niet worden bijgetreden. De enige relevante vraag lijkt hem daarentegen te zijn of de overdracht van schuldvordering op zichzelf een akte ten kosteloze titel, een akte ten bezwarende titel dan wel 77
een neutrale akte uitmaakt. Terecht wordt gesteld dat de overdracht van schuldvordering een instelling sui generis is. Derhalve moet de overdracht van schuldvordering, die animo donandi wordt verricht, noodgedwongen een onrechtstreekse schenking zijn.(M. Moreau A.F.T. 1 - jan.1999) 29. In een vonnis van het Hof van Beroep van Brussel dd. 25/11/1991, wordt verwezen naar het basiswerk van P. Delnoy over de kwalificatie van de schenking bij overschrijving. Het Hof stelt : "Qu'il importe peu que ce transfert de créances incorporelles ait été réalisé de banque à banque ou au sein d'une meme banque…. Dit om uit te maken of een overschrijving een handgifte dan wel een onrechtstreekse schenking is. Vermits het voorwerp van de schenking onlichamelijke goederen betreft (geplaatst op bankrekening) is hier sprake van een onrechtstreekse schenking. 30. In de commentaar op parlementaire vraag nr 305 Pieters van 7 april 2000, zoals opgenomen in de fiscale koerier 00/518, wordt eveneens verwezen naar de stelling van M.Moreau (zie hiervoor onder nr. 28) dat overschrijvingen binnen dezelfde bank, met animo donandi uitgevoerd, een onrechtstreekse schenking uitmaken. 31. De melding "handgift" of "overschrijving ten titel van schenking" als refertemelding op de bankoverschrijving dient gemeden te worden. Blijkt uit de bankoverschrijving zelf dat het om een schenking gaat, dan hebben we te maken met een ongeldige (want het vormvoorschrift van art. 931 B.W. negerende) rechtstreekse schenking. (AFT 08/08-03 - Eric Spruyt, nr. 12 De Bankgift - nr. 85 ) In casu zal er geen melding worden gedaan bij de bankoverschrijvingen. 32. Voor zover het om een schenking van de volle eigendom gaat kan een aan een bankrekening gelieerde effectenportefeuille via bankgift worden geschonken. (AFT 08/08-03 - Eric Spruyt, nr. 12 De Bankgift - nr. 86) In de huidige aanvraag betreft het bankgiften van de volle eigendom. 33. Van de bankgift wordt best het nodige schriftelijk bewijs opgemaakt via "pacte adjoint" of "bij-akte". Zeer gebruikelijk in het bancair milieu is de opmaak van een gezamenlijk document getekend door schenker en begiftigde naverwezenlijking van de bankgift en waarin ze wederzijds de gift erkennen en de voorwaarden/modaliteiten vastleggen. (dit is ter zake het geval) (AFT 08/08-03 - Eric Spruyt, nr. 12 De Bankgift - nr. 87) De voorgelegde bevestigingsakte vormt de titel van de wederkerige schenkingen bij bankoverschrijving. 34. Artikel 1097 BW verbiedt de echtgenoten elkaar te begiftigen bij één en dezelfde akte. Artikel 1097 BW is volgens de meerderheid in de rechtspraak en de rechtsleer een vormregel. Onrechtstreekse schenkingen (zoals de bankgift) ontsnappen aan de toepassing ervan. (Inleiding tot het familiaal vermogensrecht - Universitaire Pers Leuven nr. 1100 ) 35. Een onrechtstreekse schenking is een schenking die verwezenlijkt wordt onder de vorm van een akte die op zichzelf neutraal is. De bankoverschrijving is een neutrale akte.
78
36. Een bankgift ook als ze plaatsvindt tussen rekeningen bij dezelfde bank maakt in alle omstandigheden een onrechtstreekse schenking uit. 37. Het karakter van schenking (animus donandi) komt slechts tot uiting in de bevestigingsakte(pacte adjoint). 38. Aangezien het karakter van schenking (animus donandi) slechts blijkt uit de bevestigingsakte is de DVB van oordeel dat het in casu om een onrechtstreekse schenking gaat, ook als de bankrekeningen der echtgenoten zich bij dezelfde bankinstelling bevinden. IV.B. Op fiscaal gebied 39. De meerderheid van de rechtsleer en rechtspraak beschouwen de bankgift als een onrechtstreekse schenking. (Handleiding registratierechten nr. 147) 40. Voor onrechtstreekse schenkingen bestaat er geen registratieverplichting. Het bewijsdocument (in casu de bevestigingsakte) vormt titel van de bankgift. Bij vrijwillige aanbieding ter registratie wordt het evenredig schenkingsrecht geheven. (Handleiding registratierechten nr. 147) 41. In het geval dat er tot een informele schenking van roerende goederen wordt overgegaan (handgift, bankgift, onrechtstreekse schenking), is er geen verplichting tot aanbieding ter registratie van dergelijke schenking. De gevallen waarin naar Belgisch recht registratieplicht bestaat, zijn limitatief opgesomd in artikel 19 W.Reg. Nergens uit dit wetsartikel blijkt dat de hierboven vermelde rechtshandelingen dienen geregistreerd te worden. (AFT 08/10-03 - Eric Spruyt nr. 231) 42. Bij een informele schenking zal het schenkingsrecht pas opeisbaar worden op het ogenblik dat partijen vrijwilligde onderhandse akte houdende bevestiging van de verwezenlijkte handgift, bankgift of onrechtstreekse schenking ter registratie aanbieden. (AFT 08/10-03 - Eric Spruyt nr. 231) 43. Voor informele schenkingen (handgiften, bankgiften, onrechtstreekse schenkingen) is de voorlegging van een geschrift nodig. De vorm van het geschrift maakt niet uit, als het aangeboden document de handtekening van zowel deschenker als van de begiftigde bevat. (AFT 08/10-03 - Eric Spruyt nr. 231) In deze aanvraag is dit het geval. 44. Het bij informele schenking aangeboden geschrift zal de drie gebruikelijke en noodzakelijke fiscale verklaringen dienen te bevatten, te weten: a) een verklaring van de schenker betreffende zijn fiscale woonplaatsen in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de datum van de schenking (art. 170bis W.Reg.) ; b) de verwantschapsband tussen schenker en begiftigde (art. 139 W.Reg.) ; c) de verkoopwaarde van de geschonken goederen (art. 133 W.Reg.). 45. Het tijdstip van beoordeling van de elementen van deze verklaring is het moment waarop de schenkingsrechten opeisbaar zijn, d.i. dus de datum van 79
aanbieding ter registratie van het geschrift dat tot bewijs strekt van de verwezenlijkte gift. (AFT 08/10-03 - Eric Spruyt nr. 231) 46. De plaats waar niet verplicht te registreren schenkingen ter registratie worden aangeboden kan door partijen vrij gekozen worden. Dit kan op eender welk registratiekantoor in België gebeuren. (art. 39 7° W.Reg.) De registratie zal maar gebeuren mits effectieve, dadelijke betaling van het verschuldigd schenkingsrecht (art. 5 W.Reg.) (AFT 08/10-03 - Eric Spruyt nr. 231) 47. Indien het gaat, zoals in dit geval, om een akte die niet verplichtend dient geregistreerd en slechts geroepen is de Schatkist een ontvangst te verschaffen op de dag waarop ze vrijwillig ter registratie wordt aangeboden, dan maakt de vrijwillige aanbieding ter formaliteit de bron van eisbaarheid uit en dienen de rechten berekend volgens het tarief hetwelk op dat ogenblik van toepassing is. (Werdefroy nr. III/374 (fine) met verwijzing naar E en F GENIN 1941, blz. 59 nr. 133 - bijlage 10) 48. Artikel 14 W. Reg. bepaalt dat wanneer een akte verscheidene onder dezelfde contractanten tot stand gekomen beschikkingen vervat, welke de ene van de andere afhankelijk zijn of de ene uit de andere noodzakelijk voortvloeien, is slechts één recht voor deze gezamenlijke beschikkingen verschuldigd. Het recht wordt geheven met inachtneming van diegene van bedoelde beschikkingen welke tot het hoogste recht aanleiding geeft. 49. In casu blijkt duidelijk dat de bevestigingsakte de titel is voor de berekening en heffing van de registratierechten. Het is op datum van de vrijwillige aanbieding ter registratie dat het tarief en de toepasselijke wetgeving wordt bepaald en de waardering van de geschonken goederen dient te worden opgegeven. De in de bevestigingsakte vermelde wederkerige onrechtstreekse schenkingen via bankoverschrijving dienen beschouwd te worden als afhankelijke bepalingen zoals voorzien in artikel 14 W. Reg. 50. In de bevestigingsakte dient de waarde van de geschonken effectenportefeuilles op datum van de aanbieding ter registratie te worden opgegeven. Gelet op wat voorafgaat in punt III beslist het College van de DVB in zitting van 20 april 2010 dat: 51. Aangezien het karakter van schenking (animo donandi) slechts blijkt uit de bevestigingsaktes de DVB van oordeel is dat ook overschrijvingen tussen rekeningen bij dezelfde bank als onrechtstreekse schenking kunnen beschouwd worden. 52. De onderhandse akte houdende bevestiging van de verwezenlijkte wederzijdse schenkingen van tegenwoordige goederen door middel van bankoverschrijving, tussen de echtgenoten A en B, bij toepassing van artikel 14 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten (W. Reg.) onderworpen zal zijn aan slechts één evenredig registratierecht van 3% zoals bepaald in artikel 131,§2 W. Reg. Vlaams Gewest. Dit registratierecht zal worden geheven op de schenking die tot het hoogste schenkingsrecht aanleiding geeft.
80
Voorafgaande beslissing nr. 2010.256 dd. 14.12.2010 Schenking tussen Wederzijdse
echtgenoten van schenking Afhankelijke Voorafgaande wijziging Invloed conventioneel beding van terugkeer
Registratierechten tegenwoordige goederen via bankgifte bepalingen huwelijksvermogensstelsel
Samenvatting De onderhandse akte houdende bevestiging van de verwezenlijkte wederzijdse schenkingen van tegenwoordige goederen bij bankgifte tussen echtgenoten, zal bij toepassing van artikel 14 van het Wetboek der registratie, hypotheek- en griffierechten (W.Reg.) onderworpen zijn aan slechts één evenredig registratierecht van 3 %, zoals voorzien in artikel 131, § 2 W.Reg. Vlaams. Gewest. Dit registratierecht zal geheven worden op de schenking die aanleiding geeft tot het hoogste recht. Het beding van conventionele terugkeer bij het overlijden van de eerststervende echtgenoot ondergraaft het wederzijds karakter van de schenkingen niet. I. Voorwerp van de aanvraag De aanvraag strekt ertoe te vernemen of: 1. de vrijwillige aanbieding ter registratie van het document ter bevestiging van de verwezenlijkte (wederzijdse) onrechtstreekse schenkingen, van tegenwoordige goederen, tussen de aanvragers, bij toepassing van artikel 14 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten (W.Reg.) onderworpen zal zijn aan slechts één evenredig registratierecht, t.w. het registratierecht van 3 % (artikel 131, § 2 W.Reg. Vl. Gew.). Dat dit registratierecht zal worden geheven op de schenking die tot het hoogste schenkingsrecht aanleiding geeft. Hierna 'Vraag A'. 2. het conventioneel beding van terugkeer, wat eveneens een ontbindende voorwaarde is, niet als een 'ontbinding' kan worden beschouwd die leidt tot de ontbinding van de andere schenking (zoals vermeld). Dat desondanks de wederzijdse schenkingen toch nog worden beschouwd als afhankelijke beschikkingen in de zin van artikel 14 W.Reg. zodat het registratierecht van 3 % (artikel 131, § W.Reg. Vl. Gew.) nog steeds slechts eenmaal wordt geheven, te weten op de schenking die tot het hoogste schenkingsrecht aanleiding geeft. En dat derhalve eveneens vanuit dit oogpunt bij het overlijden van de eerststervende voor wat betreft het voorwerp van de schenkingen in de nalatenschap van de eerststervende geen belastbare grondslag meer voorhanden is aangezien enkel de door de langstlevende gedane schenking ontbonden wordt en het gehele geschonken vermogen (ook het deel dat de langstlevende geschonken kreeg van de eerststervende) zich dus bij de langstlevende bevindt. Hierna 'Vraag B'. II . Omschrijving van de voorgenomen verrichting door de aanvragers I. A. Identiteit van de aanvragers
81
3. De heer A, van Belgische nationaliteit, gehuwd met mevrouw B, hierna vernoemd (hierna genoemd: echtgenoot A). 4. Mevrouw B, van Belgische nationaliteit, gehuwd met de heer A, hiervoor vernoemd (hierna genoemd: echtgenoot B). 5. De aanvragers hebben hun woonplaats gedurende meer dan vijf jaar in het Vlaams Gewest. 6. De aanvragers hebben gezamenlijk drie kinderen. I. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting 7. De voorgenomen verrichting is nagenoeg identiek aan deze besproken in uw Beslissing nr. 900.097 dd. 23/06/2009 en 900.469 dd. 20/04/2010. 8. De aanvragers zijn gehuwd onder het wettelijk stelsel van gemeenschap van aanwinsten. Zij wensen elkaar wederzijds te begiftigen met tegenwoordige goederen en zullen hiervoor een wederzijdse schenking van een beleggingsportefeuille doen die tot het (respectievelijke) eigen vermogen van beide echtgenoten behoort (De beleggingsportefeuilles die wederzijds zullen worden geschonken zijn opgebouwd tijdens het huwelijk en dus in eerste instantie gemeenschappelijk. Door een voorafgaande wijziging huwelijkscontract zullen de beleggingsportefeuilles echter zonder enige twijfel tot het eigen vermogen van elk van de echtgenoten behoren, m.n. zal elk van de echtgenoten een beleggingsportefeuille van ongeveer dezelfde waarde bekomen). De beleggingsportefeuilles zijn beiden belegd bij Fortis bank ter waarde van respectievelijk ongeveer 3.025.000 EUR en 3.156.000 EUR. De wederzijdse schenking zal gebeuren middels overschrijvingen van rekening op rekening (zogenaamde 'bankgiften'), zonder vermelding op de overschrijving wat de aard van de verrichtingen betreft. 9. In een pacte adjoint dat door beide echtgenoten zal worden ondertekend zal worden bevestigd dat het om schenkingen gaat. De voorwaarden, modaliteiten en lasten die aan beide schenkingen zijn verbonden zijn identiek en worden beschreven in de pacte adjoint. De ontbinding, herroeping of vernietiging van de eerste schenking zal eveneens leiden tot de ontbinding, herroeping of vernietiging van de tweede schenking en vice versa. Hieruit volgt dat beide schenkingen (juridisch) afhankelijk van elkaar zijn. 10. In voormeld pacte adjoint zal tevens worden bevestigd dat er een conventioneel beding van terugkeer is verbonden aan beide wederkerige schenkingen. In het pacte adjoint zal dit conventioneel recht van terugkeer in die zin worden verduidelijkt dat ingeval van overlijden van de ene echtgenoot (echtgenoot 1) de schenking gedaan door de andere echtgenoot (echtgenoot 2) wordt ontbonden in het voordeel van de echtgenoot 2, zonder dat dit er tevens toe leidt dat de schenking gedaan door echtgenoot 1 wordt ontbonden. Het is met andere woorden de bedoeling dat het voorwerp van beide schenkingen tot het vermogen van de langstlevende (blijven) behoren. De ontbinding ingevolge het recht van terugkeer wordt dan ook onderscheiden van de ontbinding vermeld in de vorige alinea, zodat de ontbinding ingevolge het recht van terugkeer van de ene schenking niet leidt tot de ontbinding van
82
de andere schenking. Zoniet zou immers de doelstelling van de echtgenoten (de langstlevende verzorgd achterlaten) verloren gaan. 11. Deze pacte adjoint zal vervolgens ter registratie worden aangeboden. III . Motivering van de aanvraag 12. MOTIVERING M.B.T. VRAAG A 12.1. Het lijdt geen twijfel dat wederzijdse schenkingen tussen echtgenoten perfect rechtsgeldig zijn (zie o.m. M. VAN QUICKENBORNE, Artikel 1097 B.W.", in Erfenissen, schenkingen en testamenten. Commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, losbladig, Kluwer, s.d., nr.2). 12.2. Voor wat betreft de vormelijke geldigheid dient te worden vastgesteld dat artikel 1097 B.W. niet van toepassing is. De wederzijds afhankelijke schenking komt immers in voorliggend geval tot stand in twee afzonderlijke "akten". De bevestiging - naderhand - van de gedane schenking in het pacte adjoint vormt enkel een titel voor de heffing van de schenkingsrechten, doch vormt geen titel van de schenking zelf. 12.3. Op de wederzijdse tussen echtgenoot A en B gedane schenking is, bij toepassing van artikel 14 W.Reg., slechts één registratierecht verschuldigd, t.w. het registratierecht (van 3%, artikel 131, § 2 W.Reg.-Vl. Gew.) verschuldigd op de schenking die tot het hoogste recht aanleiding geeft. 12.4. Artikel 14 W.Reg. bepaalt: "Wanneer een akte verscheidene onder dezelfde contractanten tot stand gekomen beschikkingen vervat, welke de ene van de andere afhankelijk zijn of de ene uit de andere noodzakelijk voortvloeien, is slechts één recht voor deze gezamenlijke beschikkingen verschuldigd. Het recht wordt geheven met inachtneming van diegene van bedoelde beschikkingen welke tot het hoogste recht aanleiding geeft." 12.5. De rechtsleer vermeldt de hypothese van de wederzijdse schenkingen uitdrukkelijk als een toepassingsgeval van artikel 14 W.Reg. In deze zin stelt F. WERDEFROY vast dat de Administratie ter zake van wederkerige schenkingen aanneemt dat er, overeenkomstig artikel 14 W.Reg., slechts één recht verschuldigd is: het recht dat de overdracht treft die het hoogst wordt belast (F. WERDEFROY, Registratierechten 2006-2007, Mechelen, Kluwer, 2007, nr. 616b), 671) 12.6. Ook E. GENIN merkt ter zake op dat bij wederkerige schenkingen van tegenwoordige goederen, krachtens artikel 14 W.Reg. het registratierecht verschuldigd is op de meest belastbare schenking (E. en A. GENIN, Commentaar, Brussel, Van Buggenhoudt, 1951, nr. 307, 144). 12.7. De fiscale administratie neemt overigens reeds van oudsher aan dat wederzijdse schenkingen, die bij eenzelfde akte worden vastgesteld, voor de heffing kunnen beschouwd worden als afhankelijke beschikkingen in de mate dat de schenkingen plaatshebben tussen dezelfde personen die over en weer elkaars schenkers en begiftigden zijn. Alleen de schenking welke aanleiding
83
geeft tot het hoogste recht is belastbaar (Besl., 23 juli 1888, Rec .Gén. Enr. Not., No. 11.128; Besl., 22 mei 1968, Rec. Gén. Enr. Not., No. 21.263). 12.8. De vrijwillige aanbieding ter registratie van het document ter bevestiging van de verwezenlijke (wederzijdse) onrechtstreekse schenkingen wordt geregistreerd aan het evenredig schenkingsrecht van 3%. De aanbieding ter registratie maakt de evenredige schenkingsrechten opeisbaar. In dat verband kan worden opgemerkt dat bevestigingsdocumenten die zowel de handtekening van de schenker als van de begiftigde dragen een volmaakte heffingstitel uitmaken (F. WERDEFROY, Registratierechten 2006-2007, deel ш, nr. ш/376, 1902 en nr. ш/379, 1904 voor wat betreft de onrechtstreekse schenking). Het voorgaande wordt eveneens bevestigd door de fiscale administratie in de Circulaire nr. 5/2004 dd. 7 april 2004, 38. 12.9. De aanvrager bevestigt dat de portefeuilles voorafgaandelijk eigen worden gemaakt om alle discussie te vermijden omtrent de mogelijkheid om aan elkaar onderling wederzijds gemeenschappelijke goederen te schenken. Elk der echtgenoten heeft immers op elk deel van het gemeenschappelijk vermogen recht, zodat het niet voor de hand ligt dat de ene echtgenoot zomaar gemeenschappelijk vermogen aan de andere zou kunnen schenken. Het betreft hier immers een wederkerige schenking en niet een schenking door beide echtgenoten aan een derde partij met toepassing van artikel 1419 BW. 12.10. Bovendien is de aanvrager van mening dat het valt te betwijfelen of op de manier van bankgiften en een pacte adjoint gemeenschappelijke portefeuilles onderling kunnen worden geschonken. 13. MOTIVERING M.B.T. VRAAG B 13.1. De wederzijdse schenkingen zijn afhankelijke bepalingen in de zin van artikel 14 W.Reg. De ontbinding, herroeping of vernietiging van de eerste schenking zal immers leiden tot de ontbinding, herroeping of vernietiging van de tweede schenking en vice versa. 13.2. Aan beide schenkingen wordt tevens een conventioneel beding van terugkeer gekoppeld en in het pacte adjoint wordt verduidelijkt dat ingeval van overlijden van de ene echtgenoot (echtgenoot 1) de schenking gedaan door de andere echtgenoot (echtgenoot 2) wordt ontbonden in het voordeel van de echtgenoot 2, zonder dat dit er tevens toe leidt dat de schenking gedaan door echtgenoot 1 wordt ontbonden. Het is met andere woorden de bedoeling dat het voorwerp van beide schenkingen tot het vermogen van de langstlevende (blijven) behoren. De ontbinding ingevolge het recht van terugkeer wordt dan ook onderscheiden van de ontbinding vermeld in de vorige alinea, zodat de ontbinding ingevolge het recht van terugkeer van de ene schenking niet leidt tot de ontbinding van de andere schenking. Zoniet zou immers de doelstelling van de echtgenoten (de langstlevende verzorgd achterlaten) verloren gaan. 13.3. Dit hoger verduidelijkte conventioneel beding van terugkeer leidt er onzes inziens niet toe dat het afhankelijk karakter van beide schenkingen en derhalve de toepassing van artikel 14 W.Reg. verloren gaat. Beide echtgenoten verbinden immers een recht van terugkeer aan hun schenking,
84
waarbij de uitwerking van de terugkeer van de ene schenking automatisch leidt tot de niet-uitwerking van de terugkeer van de andere schenking en vice versa. Het lot van de ene schenking is derhalve opnieuw automatisch verbonden aan het lot van de andere schenking. Dit alles leidt er derhalve tevens toe, overeenkomstig de bedoeling van de echtgenoten (het verzorgd achterlaten van de langstlevende) dat eveneens vanuit dit oogpunt bij het overlijden van de eerststervende voor wat betreft het voorwerp van de schenkingen in de nalatenschap van de eerststervende geen belastbare grondslag meer voorhanden is aangezien enkel de door de langstlevende gedane schenking ontbonden wordt en het gehele geschonken vermogen (ook het deel dat de langstlevende geschonken kreeg van de eerststervende) zich dus bij de langstlevende bevindt. IV . Beslissing IV . A. Op burgerlijk gebied 14. Vandaag wordt vrij algemeen aangenomen dat een animo donandi (met begiftigingsinzicht) gedane overschrijving van gelden tussen rekeningen bij financiële instellingen een rechtsgeldige schenkingstechniek is. (AFT 08/0803 - Eric Spruyt, nr. 12 De Bankgift - nr. 82) 15. De meerderheid van de rechtsleer en rechtspraak kwalificeren de schenking via bankoverschrijving als een onrechtstreekse schenking. (AFT 08/08-03 - Eric Spruyt, nr. 12 De Bankgift - nr. 82) 16. Volgens CASMAN mogen de rekeningen van de schenker en van de begiftigde niet bij één en dezelfde bankinstelling geopend zijn. Volgens deze auteur zou de opdracht tot debitering resp. creditering kunnen worden uitgelegd als een overdracht van schuldvordering, m.a.w. een rechtstreekse overdracht tussen het vermogen van de schenker en het vermogen van de begiftigde, wat animo donandi enkel kan gebeuren door een rechtstreekse schenking die aan het voorschrift van artikel 931 B.W. voldoet. In casu is dit geen probleem (AFT 08/08-03 - Eric Spruyt, nr. 12 De Bankgift - nr. 84) 17. Casman is echter de enige auteur die deze mening is toegedaan. Volgens Marc Moreau kan haar visie niet worden bijgetreden. De enige relevante vraag lijkt hem daarentegen te zijn of de overdracht van schuldvordering op zichzelf een akte ten kosteloze titel, een akte ten bezwarende titel dan wel een neutrale akte uitmaakt. Terecht wordt gesteld dat de overdracht van schuldvordering een instelling sui generis is. Derhalve moet de overdracht van schuldvordering, die animo donandi wordt verricht, noodgedwongen een onrechtstreekse schenking zijn.(M. Moreau A.F.T. 1 - jan.1999) 18. In een vonnis van het Hof van Beroep van Brussel dd. 25/11/1991, wordt verwezen naar het basiswerk van P. Delnoy over de kwalificatie van de schenking bij overschrijving. Het Hof stelt : "Qu'il importe peu que ce transfert de créances incorporelles ait été réalisé de banque à banque ou au sein d'une même banque…. Dit om uit te maken of een overschrijving een handgifte dan wel een onrechtstreekse schenking is. Vermits het voorwerp
85
van de schenking onlichamelijke goederen betreft (geplaatst op bankrekening) is hier sprake van een onrechtstreekse schenking. 19. In de commentaar op parlementaire vraag nr. 305 Pieters van 7 april 2000, zoals opgenomen in de fiscale koerier 00/518, wordt eveneens verwezen naar de stelling van M. Moreau (zie hiervoor onder nr. 17) dat overschrijvingen binnen dezelfde bank, met animo donandi uitgevoerd, een onrechtstreekse schenking uitmaken. 20. De melding "handgift" of "overschrijving ten titel van schenking" als refertemelding op de bankoverschrijving dient gemeden te worden. Blijkt uit de bankoverschrijving zelf dat het om een schenking gaat, dan hebben we te maken met een ongeldige (want het vormvoorschrift van art. 931 B.W. negerende) rechtstreekse schenking. (AFT 08/08-03 - Eric Spruyt, nr. 12 De Bankgift - nr. 85 ) In casu zal er geen melding worden gedaan bij de bankoverschrijvingen. 21. Voor zover het om een schenking van de volle eigendom gaat kan een aan een bankrekening gelieerde effectenportefeuille via bankgift worden geschonken. (AFT 08/08-03 - Eric Spruyt, nr. 12 De Bankgift - nr. 86) In de huidige aanvraag betreft het bankgiften van de volle eigendom. 22. Van de bankgift wordt best het nodige schriftelijk bewijs opgemaakt via "pacte adjoint" of "bij-akte". Zeer gebruikelijk in het bancair milieu is de opmaak van een gezamenlijk document getekend door schenker en begiftigde naverwezenlijking van de bankgift en waarin ze wederzijds de gift erkennen en de voorwaarden/modaliteiten vastleggen. (dit is ter zake het geval) (AFT 08/08-03 - Eric Spruyt, nr. 12 De Bankgift - nr. 87) De voorgelegde bevestigingsakte vormt de titel van de wederkerige schenkingen bij bankoverschrijving. 23. Artikel 1097 BW verbiedt de echtgenoten elkaar te begiftigen bij één en dezelfde akte. Artikel 1097 BW is volgens de meerderheid in de rechtspraak en de rechtsleer een vormregel. Onrechtstreekse schenkingen (zoals de bankgift) ontsnappen aan de toepassing ervan. (Inleiding tot het familiaal vermogensrecht - Universitaire Pers Leuven nr. 1100) 24. Een onrechtstreekse schenking is een schenking die verwezenlijkt wordt onder de vorm van een akte die op zichzelf neutraal is. De bankoverschrijving is een neutrale akte. 25. Een bankgift ook als ze plaatsvindt tussen rekeningen bij dezelfde bank maakt in alle omstandigheden een onrechtstreekse schenking uit. 26. Het karakter van schenking (animus donandi) komt slechts tot uiting in de bevestigingsakte(pacte adjoint). 27. Aangezien het karakter van schenking (animus donandi) slechts blijkt uit de bevestigingsakte is de DVB van oordeel dat het in casu om een onrechtstreekse schenking gaat, ook als de bankrekeningen der echtgenoten zich bij dezelfde bankinstelling bevinden.
86
28. Voorafgaand aan de wederkerige bankgifte zal er een beperkte wijziging aan het huwelijksvermogensstelsel plaatsvinden, waarbij de beleggingsportefeuilles eigen worden gemaakt zodat deze respectievelijk toebehoren aan het eigen vermogen van elk der echtgenoten. 29. Artikel 1097 BW (zie ook randnummer 23 hiervoor) bepaalt : "Echtgenoten mogen elkaar tijdens het huwelijk, noch bij akte onder levenden (anders dan bij huwelijkscontract), noch bij testament, enige onderlinge en wederkerige schenking doen bij een en dezelfde akte". 30. De schenking van beleggingsportefeuilles uit het gemeenschappelijk vermogen zou een schending van dit artikel tot gevolg kunnen hebben. 31. De DVB is van mening dat de voorafgaande wijziging van het huwelijksvermogensstelsel door de overheveling van de portefeuille van het gemeenschappelijk vermogen naar de eigen vermogens van beide echtgenoten is ingegeven om burgerlijke redenen, namelijk de schrik om een overtreding tegen de regels van het Burgerlijk Wetboek te begaan en niet is ingegeven door fiscale redenen. Het is de echtgenoten trouwens toegestaan om tijdens het huwelijk hun huwelijksvermogensstelsel te wijzigen. 32. Bovendien wijzigt deze voorafgaande handeling het karakter niet van wederkerige schenking bij bankgifte. De echtgenoten hebben duidelijk de bedoeling om elkaar te begiftigen, zodat er zeker sprake is van animus donandi. IV . B. Op fiscaal gebied 33. De meerderheid van de rechtsleer en rechtspraak beschouwen de bankgift als een onrechtstreekse schenking. (Handleiding registratierechten nr. 147) 34. Voor onrechtstreekse schenkingen bestaat er geen registratieverplichting. Het bewijsdocument (in casu de bevestigingsakte) vormt titel van de bankgift. Bij vrijwillige aanbieding ter registratie wordt het evenredig schenkingsrecht geheven. (Handleiding registratierechten nr. 147) 35. In het geval dat er tot een informele schenking van roerende goederen wordt overgegaan (handgift, bankgift, onrechtstreekse schenking), is er geen verplichting tot aanbieding ter registratie van dergelijke schenking. De gevallen waarin naar Belgisch recht registratieplicht bestaat, zijn limitatief opgesomd in artikel 19 W.Reg. Nergens uit dit wetsartikel blijkt dat de hierboven vermelde rechtshandelingen dienen geregistreerd te worden. (AFT 08/10-03 - Eric Spruyt nr. 231) 36. Bij een informele schenking zal het schenkingsrecht pas opeisbaar worden op het ogenblik dat partijen vrijwilligde onderhandse akte houdende bevestiging van de verwezenlijkte handgift, bankgift of onrechtstreekse schenking ter registratie aanbieden. (AFT 08/10-03 - Eric Spruyt nr. 231) 37. Voor informele schenkingen (handgiften, bankgiften, onrechtstreekse schenkingen) is de voorlegging van een geschrift nodig. De vorm van het geschrift maakt niet uit, als het aangeboden document de handtekening van
87
zowel deschenker als van de begiftigde bevat. (AFT 08/10-03 - Eric Spruyt nr. 231) In deze aanvraag is dit het geval. 38. Het bij informele schenking aangeboden geschrift zal de drie gebruikelijke en noodzakelijke fiscale verklaringen dienen te bevatten, te weten: a) een verklaring van de schenker betreffende zijn fiscale woonplaatsen in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de datum van de schenking (art. 170bis W.Reg.) ; b) de verwantschapsband tussen schenker en begiftigde (art. 139 W.Reg.) ; c) de verkoopwaarde van de geschonken goederen (art. 133 W.Reg.). 39. Het tijdstip van beoordeling van de elementen van deze verklaring is het moment waarop de schenkingsrechten opeisbaar zijn, d.i. dus de datum van aanbieding ter registratie van het geschrift dat tot bewijs strekt van de verwezenlijkte gift. (AFT 08/10-03 - Eric Spruyt nr. 231) 40. De plaats waar niet verplicht te registreren schenkingen ter registratie worden aangeboden kan door partijen vrij gekozen worden. Dit kan op eender welk registratiekantoor in België gebeuren. (art. 39 7° W.Reg.) De registratie zal maar gebeuren mits effectieve, dadelijke betaling van het verschuldigd schenkingsrecht (art. 5 W.Reg.) (AFT 08/10-03 - Eric Spruyt nr. 231) 41. Indien het gaat, zoals in dit geval, om een akte die niet verplichtend dient geregistreerd en slechts geroepen is de Schatkist een ontvangst te verschaffen op de dag waarop ze vrijwillig ter registratie wordt aangeboden, dan maakt de vrijwillige aanbieding ter formaliteit de bron van eisbaarheid uit en dienen de rechten berekend volgens het tarief hetwelk op dat ogenblik van toepassing is. (Werdefroy nr. III/374 (fine) met verwijzing naar E en F GENIN 1941, blz. 59 nr. 133) 42. Artikel 14 W. Reg. bepaalt dat wanneer een akte verscheidene onder dezelfde contractanten tot stand gekomen beschikkingen vervat, welke de ene van de andere afhankelijk zijn of de ene uit de andere noodzakelijk voortvloeien, is slechts één recht voor deze gezamenlijke beschikkingen verschuldigd. Het recht wordt geheven met inachtneming van diegene van bedoelde beschikkingen welke tot het hoogste recht aanleiding geeft. 43. In casu blijkt duidelijk dat de bevestigingsakte de titel is voor de berekening en heffing van de registratierechten. Het is op datum van de vrijwillige aanbieding ter registratie dat het tarief en de toepasselijke wetgeving wordt bepaald en de waardering van de geschonken goederen dient te worden opgegeven. De in de bevestigingsakte vermelde wederkerige onrechtstreekse schenkingen via bankoverschrijving dienen beschouwd te worden als afhankelijke bepalingen zoals voorzien in artikel 14 W. Reg. 44. In de bevestigingsakte dient de waarde van de geschonken effectenportefeuilles op datum van de aanbieding ter registratie te worden opgegeven.
88
45. Het feit dat de partijen wensen te benadrukken dat de ontbinding van één schenking door conventionele terugkeer bij overlijden van de eerststervende echtgenoot, de ontbinding van de andere niet meebrengt, ondergraaft het wederzijds karakter van de schenkingen niet. * ** Gelet op wat voorafgaat in punt III beslist het College van de DVB in zitting van 14/12/2010 dat: 46. De onderhandse akte houdende bevestiging van de verwezenlijkte wederzijdse schenkingen van tegenwoordige goederen door middel van bankoverschrijving, tussen de echtgenoten A en B, bij toepassing van artikel 14 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten (W. Reg.) onderworpen zal zijn aan slechts één evenredig registratierecht van 3% zoals bepaald in artikel 131, § 2 W. Reg. Vlaams Gewest. Dit registratierecht zal worden geheven op de schenking die tot het hoogste schenkingsrecht aanleiding geeft. 47. Het feit van ontbinding van één schenking door conventionele terugkeer bij het overlijden van de eerststervende echtgenoot, en dat dit de ontbinding van de andere schenking niet met zich meebrengt, ondergraaft het wederzijds karakter van de schenkingen niet.
89
DE GEZINSWONING … ZONDER SUCCESSIERECHTEN, OOK VOOR DE KINDEREN ? (bron KMO Vraag & Antwoord, Kluwer)
Sinds 1 januari 2007 geldt er in Vlaanderen een vrijstelling voor het vererven van de gezinswoning. Maar deze vrijstelling van successierechten geldt enkel voor de gezinswoning en dit mits het respecteren van een aantal voorwaarden. Onder de gezinswoning verstaan we hier de woning die de hoofdverblijfplaats is waar de partners op het ogenblik van het overlijden samenleefden (te bewijzen door bijvoorbeeld een uittreksel uit het bevolkingsregister). Een tweede verblijf zoals een buitenverblijf aan de Belgische kust voldoet dan ook niet aan deze voorwaarde. Tenzij u natuurlijk op uw oude dag daar gaat wonen … Enige optimalisatie kan hier dan ook op zijn plaats zijn.
Bijkomend wordt deze vrijstelling enkel genoten door de
langstlevende echtgenoot, de wettelijke samenwonende(n) en de feitelijke samenwonende(n). De feitelijke samenwonenden moeten wel op de dag van het overlijden minstens drie jaar samengewoond hebben.
Dit is anders dan wat het
toepasbaar tarief (rechte lijn) betreft, waar een termijn van één jaar volstaat. Hou er rekening mee dat fiscaal er een optimalisatie mogelijk is, maar dat samenwonenden er wel voor moeten zorgen dat de andere partner ‘iets’ verwerft.
Dit is anders dan bij gehuwden en (slechts gedeeltelijk) voor
wettelijk samenwonden.
De vrijstelling m.b.t de gezinswoning geldt dus niet voor het aandeel van de kinderen, kleinkinderen, ouders en grootouders in de gezinswoning. Zelfs niet indien ze op de dag van het overlijden samenwonen met de erflater. De zogenaamde zorgkinderen en stiefkinderen komen evenmin in aanmerking.
Voor de volledigheid geven we hierbij nog eens de tabel van de successierechten in de rechte lijn :
90
Rechte lijn , tussen echtgenoten en samenwonenden (wettelijk of feitelijk na 1 jaar) Schijven
Belasting
vorige %
schijven
schijf
0
3%
– 1.500
9%
0,01 – 50.000 50.000,01
op
op
deze
250.000 > 250.000
19.500
27 %
Per rechtverkrijgende op het netto-aandeel in de onroerende goederen enerzijds en op het netto-aandeel in de roerende goederen anderzijds
Concreet voorbeeld
Man en vrouw (° 1939) zijn gehuwd onder wettelijk s telsel en hebben twee kinderen. De bezittingen maken allen deel uit van het gemeenschappelijk vermogen. Deze zijn de volgende :
-
Gezinswoning : 700.000 EUR
-
tweede verblijf : 400.000 EUR
-
roerende goederen : 200.000 EUR
Hoeveel successierechten zijn er verschuldigd wanneer beide komen te overlijden ?
Successierechten na het overlijden van beide partners/ouders : Overlijden mijnheer/vader : Overlijden mevrouw/moeder : Totaal :
36.060 EUR 55.500 EUR 91.560 EUR
Hoe kunnen we dit optimaliseren ?
91
Wat het roerend vermogen betreft, kan eraan gedacht worden te werken met schenkingen. Maar hierover gaat het nu niet. We bekijken even wat er zoal mogelijk is met de gezinswoning.
Optie 1 : via een keuzebeding deze woning volleidg laten toekomen bij de langslevende Dit zorgt ervoor dat er bij het overlijden van (stel) mijnheer geen successierechten moeten betaald worden. Maar let op, later mogelijk des te meer !
Successierechten na het overlijden van beide partners/ouders : Overlijden mijnheer/vader : Overlijden mevrouw/moeder : Totaal :
12.120 EUR 150.000 EUR 162.120 EUR
Optie 2 : woning tijdig wegschenken eventueel met voorbehoud van het vruchtgebruik De gezinswoning verdwijnt uit het vermogen. Of dit überhaupt een goede optie is, laten we in het midden.
Successierechten na het overlijden van beide partners/ouders : Overlijden mijnheer/vader : Overlijden mevrouw/moeder : Totaal :
12.120 EUR 15.000 EUR 27.120 EUR
Maar er zijn ook schenkingsrechten verschuldigd op het schenken van de gezinswoning aan de twee kinderen nl 56.500 EUR Totale factuur : 83.620 EUR
Optie 3 : onverdeeldheid creëren waarbij groter gedeelte bij de langslevende ouder terecht komt
92
De
besparing
hier
komt
tot
stand
door
het
samenspel
van
de
registratierechten (verdelingsrecht van 1%), de verlaagde schenkingsrechten op een schenking van roerende goederen (3% in de rechte lijn), de vrijstelling van de successierechten op het vererven van de gezinswoning en mogelijk een latere gesplitste aankoop.
We gaan verder met ons voorbeeld
Via het huwelijkscontract of via testament wordt ervoor gezorgd dat 98% van de gezinswoning in volle eigendom terecht komt bij de langslevende (hier mevrouw). De kinderen erven beide ieder 1% van de gezinswoning in volle eigendom.
Successierechten bij het overlijden van vader Overlijden mijnheer/vader :
13.380 EUR
Maar nu komt het …
Moeder bezit 98% van de gezinswoning waarop geen successierechten dienden betaald te worden. De kinderen erfden ieder 1% van deze woning met een successiedruk van 630 euro voor elk kind (9% x 1% x 700.000 EUR). Nadien kopen zij moeder uit.
Kostprijs 1% registratierechten op 98% =
700.000 x 98% x 1% = 6.860 EUR.
Natuurlijk zal er ook hier een stap moeten verder gegaan worden, zoniet zal de successiedruk niet gedaald zijn want moeder heeft nu een bedrag aan 686.000 EUR bijkomende roerende goederen die op hun beurt zullen belast worden. Stel dat zijn niets doet dan bedraagt de successiedruk bij haar overlijden :: 128.220 EUR. Ofwel een totale kostprijs van 13.380 + 6.860 + 128.220 = 148.460 EUR.
93
Maar we gaan een stap verder. Moeder kan de gelden later schenken. Hetzij via handgift/bankgift of via een notariele schenkinsgakte bij de huisnotaris. In het laatste geval dient er 3% schenkingsrechten betaald te worden doch speelt de overlevingstermijn van drie jaar niet.
Dit betekent het volgende :
Overlijden vader : 13.380 EUR + 6.860 EUR regsitratierechten + 0 EUR of 20.580 EUR schenkinsgrechten + 15.000 EUR successierechten na het overlijden van moeder = 35.240 EUR of 55.820 EUR indien schenking aan 3% gebeurde.
Maar wat indien mevrouw in een (andere) woning wenst te blijven wonen die. M.a.w. de ene wordt verkocht maar er zal een andere moeten gekocht worden. Dan nog kunnen we hier een besparing realiseren. In plaats van de gelden aan de kinderen volledig te schenken wenst moeder een ander onroerend goed aan te kopen. Het spreekt voor zich dat wanneer dit gebeurt in volle eigendom later bij haar overlijden hierop successierechten verschuldigd zijn en zo zijn we terug van waar we begonnen zijn. Maar dit hoeft niet het geval te zijn. Er kan aan gedacht worden deze ‘nieuwe’ aankoop te realiseren in vruchtgebruik/blote eigendom.
De volgende techniek is dan mogelijk.
Mevrouw/moeder koopt het
vruchtgebruik van het gewenste onroerend goed en de twee kinderen kopen hiervan de blote eigendom.
Wanneer moeder overlijdt, dooft het
vruchtgebruik uit en hoeven er geen successierechten hierop meer betaald te worden.
Maar opgelet met één van de fictieartikels nl art 9 W.Succ.
94
Dit artikel stelt hetvolgende : “De roerende of onroerende goederen, verkregen ten bezwarenden titel voor het vruchtgebruik door de overledene en voor de blote eigendom door een derde, alsmede de effecten aan toonder of op naam, ingeschreven voor het vruchtgebruik op naam van de overledene en voor de blote eigendom op naam van een derde, worden, voor de heffing van het uit hoofde van de nalatenschap van de overledene eisbaar successierecht en recht van overgang bij overlijden, geacht in volle eigendom in dezes nalatenschap voorhanden te zijn en door de derde als legaat te zijn verkregen, tenzij het bewezen wordt dat de verkrijging of de inschrijving niet een bedekte bevoordeling ten behoeve van de derde is. “
Maar het tegendeel mag bewezen worden.
Stel dat de kinderen kunnen
aantonen dat de waardering correct is verlopen en dat zij de blote eigendom wel degelijk met eigen middelen hehben betaald dan kan art 9 W.Succ in principe niet toegepast worden.
Het is belangrijk dat de kinderen kunnen aantonen dat zij beschikten over de middelen om de blote eigendom aan te kopen..
M.a.w. als de kinderen
kunnen aantonen dat zij de blote eigendom van het onroerend goed met eigen
middelen
hehben
betaald
en
de
waardering
van
de
blote
eigendom/vruchtgebruik is correct verlopen, dan kan art 9 W.Succ door de fiscus niet toegepast worden.
Maar is dit ook nog in orde wanneer de twee kinderen de blote eigendom betaald hebben met gelden die afkomstig zijn van moeder ?
De administratie aanvaardt (ondertussen) dit procédé. Aanvankelijk stelde de Administratie dat de kinderen op het ogenblik van de verkrijging van de blote eigendom van het appartement reeds over de nodige financiële middelen moet beschikken. M.a.w. uiterlijk bij het ondertekenen van het compromis moesten de kinderen reeds in het bezit zijn van de gelden. De schenking moest aan het ondertekenen van het compromis vooraf gaan. Maar dit werd danig bekritiseerd in de rechtsleer. Ondertussen heeft de fiscus dit standpunt
95
verlaten. Het tekenen van de autenthieke akte mag afgewacht worden (Besl . van 13 december 2007, nr. Parl 171 die de besl. van 23 maart 2006, nr. EE/101.396).
Let wel er is ook een neveneffect. Als één van de twee kinderen na het verwerven van de helft van de blote eigendom zelf een hypothecaire lening wenst af te sluiten voor de aankoop van zijn of haar enige eigen gezinswoning dan komt hij of zij voor de zogenaamde aftrek enige eigen woning (woonbonus) niet in aanmerking. Wie al wel een hypothecaire lening heeft voor zijn eigen enige woning hoeft dan weer niets te vrezen.
Ook de
tienjarige verhoging blijft van toepassing.
96
DE VLAAMSE WIJZIGING M.B.T. DE SCHENKING EN DE VERERVING VAN HET FAMILIEBEDRIJF (bron : Fiscalnet)
De
bestaande
Vlaamse
regelgeving
wat
de
schenkings-
en
de
successierechten betreft van het familiaal ‘bedrijf’, wordt ingrijpend gewijzigd. Dit is te lezen in een nieuw ontwerp van programmadecreet ingediend in het Vlaams
Parlement
(ontwerp
van
decreet
"houdende
bepalingen
tot
begeleiding van de begroting 2012"; Parl.St. Vlaams Parlement 2011-2012, nr. 1326/1).
De voorwaarden m.b.t. de schenkingsrechten en de
successierechten zijn wel voor een groot deel gelijklopend.
Kort samengevat : de invoering van een vrijstelling van schenkingsrechten bij het schenken van een familiale ondernemingen of vennootschap.
Maar
daarentegen wordt wel de bestaande vrijstelling van successierechten bij de vererving van een familiale onderneming of vennootschap geschrapt. Kortom het overdragen met de warme hand (schenken) wordt op deze manier aangemoedigd en het overdragen
met de koude hand (vererven) wordt
ontmoedigd. We overlopen een aantal zaken. Voor wie er meer wenst over te lezen verwijzen we graag naar het programmadecreet zelf (zie ook Fiscoloog nr 1271 dd 9 november 2011, p 10).
Hoe is het vandaag ?
In het Vlaamse Gewest kunnen vandaag familiale ondernemingen en vennootschappen (en eventueel vorderingen op de vennootschap) worden geschonken tegen een gunstig tarief van 2 %. Ook geniet deze regeling een aantal civielrechtelijke voordelen (hierop gaan we verder kort even in). Het vererven van een familiale onderneming of vennootschap of een vordering geniet een vrijstelling van successierechten (0%). Dit weliswaar in de beide gevallen mits het respecteren van de nodige voorwaarden.
97
En dit wil de Vlaamse regering nu veranderen door het bestaande systeem om te draaien nl voortaan het schenken vrijstellen, maar het vererven (verminderd) belasten. De successierechten zouden ofwel 3 % bedragen (in rechte lijn, tussen echtgenoten of tussen samenwonenden) ofwel 7% bedragen (tussen alle andere personen).
Let wel met samenwonende bedoelt men hetzij de wettelijk samenwonende hetzij de zogenaamde feitelijk samenwonende. Maar hier dient de feitelijke' samenwoning ten minste drie jaar ononderbroken hebben geduurd. Dit is vergelijkbaar met de vrijstellingsvoorwaarde van de gezinswoning tussen feitelijk samenwonenden.
Wat bedoelt men met een familiale onderneming ?
Zowel
wat
de
vrijstelling
van
schenkingsrechten
als
het
verlaagd
successierecht betreft, dient het te gaan over de schenking of de vererving van de volle eigendom, de blote eigendom of het vruchtgebruik van de activa die door de schenker/erflater, zijn echtgenoot of de met hem samenwonende beroepsmatig zijn geïnvesteerd in een familiale onderneming; zijnde, een nijverheids-, handels-, ambachts-, of landbouwbedrijf of een vrij beroep, dat door de schenker/erflater of zijn echtgenoot of samenwonende, al dan niet samen met anderen, persoonlijk wordt geëxploiteerd en uitgeoefend. Onroerende goederen die hoofdzakelijk tot bewoning worden aangewend of zijn bestemd genieten de regeling niet.
De huidige voorwaarde m.b.t. de vrijstelling van de successierechten vereist dat de onderneming in de drie jaar voorafgaand aan het overlijden ononderbroken en voor ten minste 50 % heeft toebehoord aan de overledene en/of zijn echtgenoot of welbepaalde familieleden. Deze voorwaarde verdwijnt.
Wat bedoelt men met een familiale vennootschap ?
98
Zowel de schenking als de vererving dient betrekking te hebben op "de volle eigendom, de blote eigendom of het vruchtgebruik van aandelen van een familiale vennootschap met zetel van werkelijke leiding in een EER-lidstaat". Hiermee bedoelen we de 27 EU-lidstaten met Noorwegen, Liechtenstein of Ijsland
Vorderingen op vennootschappen komen niet langer in aanmerking, zowel niet wat de schenking als de vererving betreft.
Bijkomend worden er de nodige voorwaarden opgelegd :
De participatievoorwaarde De aandelen van de vennootschap moeten op het ogenblik van de schenking of het overlijden voor ten minste 50 % in volle eigendom toebehoren aan de schenker/erflater of zijn familie. Met familie wordt bedoeld de echtgenoot , de wettelijk of feitelijk samenwonende partner, de verwanten in rechte lijn alsook hun echtgenoten of samenwonenden, de zijverwanten tot en met de tweede graad en hun echtgenoten of samenwonenden en de kinderen van vooroverleden broers en zusters.
In twee gevallen zal de 50% participatievoorwaarden in volle eigendom worden verlaagd tot 30 % :
-
hetzij gezamenlijk met één andere aandeelhouder en zijn familie volle eigenaar is van minstens 70 % van de aandelen of
-
hetzij gezamenlijk met twee andere aandeelhouders en hun familie volle eigenaar is van minstens 90 % van de aandelen.
De vennootschapsactiviteit De vennootschap, die haar zetel van werkelijke leiding in een EER-lidstaat heeft, moet tot doel hebben : de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep. Een vennootschap die echter niet aan deze voorwaarde voldoet, komt mogelijk alsnog in aanmerking wanneer zij "rechtstreeks" minstens 30 % van de aandelen 99
aanhoudt van een ‘directe’ dochtervennootschap die op haar beurt wel aan de voormelde voorwaarden voldoet.
Een holdingvennootschap komt dus evenzeer in aanmerking in die mate dat de vrijstelling of het verlaagd tarief wel beperkt is tot de waarde van de aandelen van de holding in haar directe dochtervennootschap(pen). Wel te verstaan een dochtervennootschap die een toegelaten activiteit uitoefent. Dit kan resulteren in het feit dat de holding gedeeltelijk maar niet volledig in aanmerking komt (afhankelijk van mogelijk andere participaties zoals een patrimoniumvennootschap).
Het valt ook onmiddellijk op dat niet langer een loonmassa-voorwaarde (de bewuste 500.000 euro grens) van toepassing is.
Een zogenaamde patrimoniumvennootschap komt echter niet in aanmerking (vandaag zou dat wel mogelijk zijn).
Met een patrimoniumvennootschap
wordt bedoeld een vennootschap wanneer uit de jaarrekening blijkt dat voor minstens één van de drie voorafgaande boekjaren cumulatief blijkt dat :
-
de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen een percentage gelijk of lager dan 1,50 % uitmaken van de totale activa; en
-
de terreinen en gebouwen meer dan 50 % uitmaken van het totaal actief.
Op deze manier wordt een exploitatievennootschap waar een onroerend goed in zit waarvan de bedrijfsleider het gebruik heeft , niet uitgesloten van het verlaagd successierecht of het vrijgesteld schenkingsrecht.
Wat na de schenking of het overlijden ?
Een aantal voorwaarden dienen gedurende drie jaar na de schenking of het overlijden te worden nageleefd :
100
-
familiale onderneming : gedurende drie jaar (geen vijf jaar meer) moet de activiteit van de onderneming zonder onderbreking worden voortgezet en de onroerende goederen mogen niet hoofdzakelijk tot bewoning aangewend of bestemd worden.
-
familiale vennootschappen : ook hier moet de vennootschap gedurende drie jaar haar activiteit zonder onderbreking voortzetten en tevens voldoen aan de jaarrekeningsplicht. Ook mag gedurende drie jaar het kapitaal niet dalen door uitkeringen of terugbetalingen. De zetel van werkelijke leiding mag ook niet worden overgebracht naar een lidstaat die niet tot de EER behoort.
Wijziging van het fictieartikel (art 7 W.Succ)
Niet-geregistreerde schenkingen worden alsnog aan de successierechten onderworpen wanneer de schenker binnen de drie jaar overlijdt.
Dit zou
voortaan wijzigen van drie jaar naar zeven jaar, wanneer het gaat om activa of aandelen van een familiale onderneming of een familiale vennootschap, waarover de afgestorvene na 31 december 2011 kosteloos beschikte, zonder dat de schenking werd geregistreerd of werd onderworpen aan de vrijstelling van de schenkingsrechten. Het verlengen van deze termijn van drie naar zeven jaar heeft een reden. Gezien de beperkte periode van drie jaar en gezien het risico goedkoop te verzekeren is moet door het optrekken van de termijn van drie naar zeven jaar ervoor zorgen dat meer ondernemers gestimuleerd zullen worden via authentieke akte te schenken.
Attesten schenkingsrechten
Wie het voordeel van de vrijgestelde schenkingsrechten wil genieten moet zich richten tot de ambtenaren van de Vlaamse Belastingsdienst om zo een attest te bekomen waaruit duidelijk wordt dat de voorwaarden voldaan zijn. Dit attest moet toegevoegd worden bij de authentieke schenkingsakte. Om dit
101
te bekomen moet de schenker ook de nodige bewijskrachtige stukken meesturen. Na een looptijd van drie jaar na de datum van authentieke schenkingsakte controleren de bevoegde ambtenaren van de Vlaamse Belastingsdienst of de voorwaarden voor het behoud van de vrijstelling voldaan zijn. Indien dit niet het geval is dan zijn er bijkomende rechten verschuldigd (berekend conform de klassieke schenkingsrechten m.b.t. de roerende en/of onroerende goederen). Daarenboven ook de wettelijke intrest te rekenen vanaf de datum van de registratie van de authentieke akte van schenking.
Attesten successierechten
Ook wat de successierechten van 3% of 7% betreft is er een voorwaarde van het toevoegen van een attest bij de aangifte. Ook dit moet aangevraagd worden bij de ambtenaren van de Vlaamse Belastingsdienst. Daarbij moeten de nodige bewijskrachtige stukken meegestuurd worden. Ook hier moet na een looptijd van drie jaar na de datum van overlijden gecontroleerd worden door de bevoegde ambtenaren van de Vlaamse Belastingsdienst of de voorwaarden voor het behoud van de vermindering voldaan zijn.
Indien dit niet het geval is dan zijn er bijkomende rechten
verschuldigd
(berekend conform de klassieke successierechten m.b.t. de
roerende en/of onroerende goederen). Daarenboven zijn ook de wettelijke intresten van toepassing.
Civielrechtelijk
De schenking van een vennootschap die kadert in de 2%-regeling biedt als voordeel dat zowel art. 826 eerste lid B.W. als art. 922 B.W. buiten werking worden
gezet
(SPRUYT,
E.,
Fiscaal
Praktijkboek
‘99-‘00
Indirecte
belastingen, Diegem, Ced Samsom, 1999, p. 84.). Art. 826 eerste lid B.W. kent het principe dat erfgenamen het recht hebben hun deel van de roerende en onroerende goederen van de nalatenschap in
102
natura op te eisen. Doch roerende goederen dienen niet in natura te worden ingebracht maar wel in minder ontvangst (art. 868 B.W. en art. 869 B.W.). Het probleem dat een familiebedrijf (onroerend goed) n.a.v. een overlijden onder verschillende aandeelhouders-erfgenamen in natura moet worden verdeeld, wordt op deze manier dan ook vermeden. Art. 922 B.W. op haar beurt kent het principe dat schenking van goederen tijdens het leven in de staat ten tijde van de schenking doch voor de waarde op moment van het overlijden in de nalatenschap dienen ingebracht te worden (zogenaamde fictieve massa).
Dit betekent dat indien de
vennootschap in waarde is toegenomen, deze meerwaarde mogelijk zal moeten gedeeld worden met andere erfgenamen. Ook aan dit principe is in het kader van de 2% schenkingsregeling een einde gekomen.
Het voordeel van deze civielrechtelijke gevolgen mag dan ook zeker niet onderschat worden.
Inwerkingtreding
Vanaf 1 januari 2012. M.a.w. wat de overlijdens van vóór 1 januari 2012 betreft,
blijft de huidige vrijstellingsregeling van successierechten van
toepassing.
Wat de schenkingsregeling betreft zijn de nieuwe spelregels van toepassing voor schenkingen die plaatsvinden vanaf 1 januari 2012.
Hier kan de
boodschap om de schenking misschien nog even uit te stellen.
Besluit
Het schenken van een onderneming wordt voortaan aangemoedigd in plaats van een afwachtende houding aan te nemen om zo in het uiterste geval toch te kunnen terugvallen op de 0% successieregeling.
103
De regel wordt in feite omgedraaid. De bedoeling van de Vlaamse Regering is om zo de continuïteit van én de onderneming als een duurzame tewerkstelling niet in gevaar te brengen door te hoge successie- of schenkingsrechten. Het valt op dat de beide regelingen (toepassingsgebied, voorwaarden, enz …) op mekaar zijn afgesteld.
Ook zijn er een aantal voorwaarden (in het
bijzonder de loonmassa-voorwaarde inzake de successierechten) geschrapt. Wat een goede zaak is.
De vraag is echter hoe het in de praktijk zal werken. We stellen immers vast dat vaak de onderneming alsnog zal verkocht worden.
Hetzij aan een
opvolger (één van de kinderen) hetzij aan een derde. Aan een derde omwille van het feit dat er geen familiale opvolging mogelijk of gewenst is.
Een
verkoop echter aan één van de kinderen zal vaak toch nog de voorkeur wegdragen.
De redenen zijn o.a. de volgende. -
Verkopen wil zeggen betalen. Op deze wijze zal de ouder zich kunnen garanderen van een inkomensstroom die door zijn wettelijk pensioen niet zal kunnen gerealiseerd worden. Wat de gelijkberechtiging betreft tussen de kinderen geeft de vrijstellingsregeling een antwoord. Maar wanneer verkocht wordt aan één van de kinderen dan kunnen de ouders onmiddellijk aan alle kinderen een schenking doen.
Nu
schenken aan één kind zal anders pas later ‘vereffend’ worden. Trouwens hoe zullen de andere kinderen reageren wanneer de exploitatie een mooi inkomen oplevert.
Het is allemaal menselijk.
Vandaag de onderneming aan kind één schenken en ‘iets’ anders aan kind twee, maar met eenzelfde waarde, is vaak gewoon niet realistisch. -
De beweegreden van de Vlaamse regering is in het bijzonder de schenking aan de kinderen meer aantrekkelijk te maken.
Want
schenken aan anderen dan de kinderen kan toch moeilijk een courante praktijk genoemd worden. Maar niet iedereen heeft kinderen. Indien wel kinderen , dan is het nog maar de vraag of de kinderen überhaupt geïnteresseerd zijn. 104
-
De nota Di Rupo. Ook zal veel afhangen van de ondertussen beruchte nota Di Rupo. Daar wordt immers gesproken over een belasting op meerwaarde van aandelen.
Vandaag nog allemaal wat voorbarig,
maar het behoort tot de mogelijkheden dat wanneer vandaag de aandelen worden geschonken later de begiftigde een hogere belasting zal moeten betalen dan wanneer hij ze (eventueel via een holding) gekocht heeft … -
Door te werken met een holding kunnen ook de belaste reserves of overgedragen winst fiscaal vriendelijk uitgekeerd worden. Dit is niet zo wanneer een dividend uitgekeerd wordt aan een natuurlijk persoon.
De toekomst zal het uitwijzen hoe de nieuwe regelgeving zijn uitwerking zal hebben.
105
DE STERFHUISCONSTRUCTIE … HET VERVELENDE VERVOLG (bron Fiscalnet)
Het wordt in de rechtsleer unaniem aanvaard dat het fictieartikel art 5 W.Succ enkel van toepassing wanneer de langstlevende het gemeenschappelijk vermogen verkrijgt op voorwaarde van overleving. Dit betekent concreet dat wanneer bv. in het huwelijkscontract er een beding werd opgenomen dat een van de echtgenoten het gemeenschappelijk vermogen ‘in elk geval’, dus ongeacht de oorzaak van onbinding van het huwelijk, verkrijgt, art 5 W.Succ niet van toepassing is. Er bestaat in de praktijk ook een variant hierop die minder verregaand is nl de toebedeling van het gehele gemeenschappelijk vermogen "in geval ontbinding door overlijden, aan die bepaalde echtgenoot of aan zijn erfgenamen". Ook zijn zowel art 1, art. 2, art . 4 als art 7 W.Succ niet van toepassing (het is noch contractuele erfstelling noch een schenking).
Dat dit ook een aantal gevaren inhoudt is evident.
Wanneer het tot een
echtscheiding komt dan zal ook die echtgenoot het ganse gemeenschappelijke vermogen verwerven (… in elk geval …). Ook zal de fiscale druk toenemen wanneer net de vernoemde echtgenoot eerst sterft. Bijkomend wordt er niets door de kinderen geërfd wat er voor kan zorgen dat de fiscale druk mogelijk toeneemt. Er zijn geen successierechten verschuldigd bij het eerste overlijden, maar bij het tweede overlijden mogelijk des te meer. De kinderen erven pas dan het ganse vermogen en komen mogelijk daardoor in de hogere tarieven terecht (zie voorbeeld). Wie werkt met een sterfhuisconstructie moet er dan ook rekening mee houden dat later een gepaste successieplanning noodzakelijk is. Bijvoorbeeld door het roerend vermogen te schenken.
Het is dan ook evident dat de sterhuisconstructie met de nodige aandacht en voorzichtigheid moet toegepast worden.
Maar in de praktijk kan (of kon) de
constructie dienstig zijn (jammer genoeg) wanneer iemand van de partners op jonge leeftijd terminaal ziek wordt en het niet opportuun is dat de zeer jonge kinderen reeds in de nalatenschap worden betrokken.
106
Voorbeeld (Vlaanderen)
Echtpaar (gehuwd onder wettelijk stelsel) met twee kinderen (3 en 4 jaar)
Samenstelling vermogen (uitsluitend gemeenschappelijk vermogen) Onroerend vermogen Gezinswoning
400.000 euro
Tweede verblijf
300.000 euro
Man (40 jaar) heeft een terminale ziekte en heeft niet lang meer te leven. Hier berekenen we het verschil na de twee overlijdens wanneer er al dan niet met een sterfhuisconstructie wordt gewerkt. •
Sterfhuisconstructie
Man sterft (echtgenote op dat moment 41 jaar) Successierechten
vrouw
0 euro
Kinderen
0 euro
Vrouw sterft (op dat moment zijn de twee onroerende goederen verdubbeld in waarde) Successierechten TOTAAL •
kinderen
282.000 euro
282.000 euro
Wettelijke verdeling
Man sterft (echtgenote op dat moment 41 jaar) Successierechten
vrouw
4.560 euro
Kinderen
7.860 euro 12.420 euro
Vrouw sterft (op dat moment zijn de twee onroerende goederen verdubbeld in waarde) Successierechten TOTAAL
kinderen
93.000 euro
105.420 euro
Het verschil bedraagt 176.580 euro. Niet niets …
De Administratie heeft de sterfhuisconstructie altijd aanvaard (S2/04-02 - S5/04-02 Besl. 22 oktober 2003, nr. E.E./99.731 - Besl. 30 augustus 2005, nr. E.E./100.998).
107
Ze had het echter wel moeilijk wanneer eerst eigen vermogen ingebracht werd in het gemeenschappelijk vermogen en door de sterfhuisconstructie belastingvrij rerecht komt bij de langslevende terecht komt. Doch het Hof van Cassatie zag er geen graten in. Het arrest van het Hof van Cassatie van 10 december 2010 stelt dat goederen die in het gemeenschappelijk vermogen werden ingebracht en het gedeelte boven de helft van deze inbreng (van de eerststervende) geen contractuele erfstelling uitmaakt en bijgevolg dan ook niet belastbaar is op basis van art. 2 W.Succ.. Zie het
artikel in het tijdschrift van 12 maart 2011
:
http://www.fiscalnet.be/abonnees/display.php?page=3&File=/nl/doc/02/txt/ht201103 12-1
Zover het goede nieuws … want in een beslissing van 15 juli 2011 (Beslisssing S5/04-05) stelt de Administratie dat zij voortaan elke sterfhuisclausule zal belasten ‘bij toepassing van artikel 5 van het Wetboek der Successierechten’ (zie verder). Dit betekent dan ook dat zij haar eerder standpunt verlaat..
Ondertussen werd er al op deze wijziging afwijzend gereageerd in de rechtsleer. Maar deze wijziging van de Administratie is op zijn zachtst uitgedrukt vervelend want zij zal sowieso overgaan tot taxatie. De enige remedie om gelijk te halen is dan ook een gerechtelijke procedure te starten.
Nummer S5/04-05 04. - Beding van toebedeling van het gehele gemeenschappelijk vermogen - sterfhuisclausule 05. - In de praktijk bestaan hoofdzakelijk twee types van clausules die men "sterfhuisclausules" noemt. Eerste type: toebedeling van het gehele gemeenschappelijk vermogen aan X "wat ook de oorzaak van de ontbinding van het gemeenschappelijk vermogen is" of ook "om eender welke reden".
108
Tweede type: toebedeling van het gehele gemeenschappelijk vermogen "in geval ontbinding door overlijden, aan die bepaalde echtgenoot of aan zijn erfgenamen". Zeker wanneer men de hervorming van het huwelijksvermogensrecht door de wet van 14 juli 1976 in aanmerking neemt, werd de vraag naar de burgerrechtelijke kwalificatie van dit soort clausule in de huidige stand van de rechtspraak nog niet volledig onderzocht. Het arrest van het Hof van Cassatie van 10 december 2010 heeft immers - in het geval van een sterfhuisclausule van het eerste type en enkel met betrekking tot goederen die in het gemeenschappelijk vermogen werden ingebracht - enkel vastgesteld dat een dergelijke clausule, in die omstandigheden, geen contractuele erfstelling is, en bijgevolg niet belastbaar is bij toepassing van artikel 2 W.Succ. Indien echter de toekomstige rechtspraak de clausule, buiten elke overlevingsvoorwaarde om, als huwelijksvoordeel zou kwalificeren, is het nog van belang uit te maken of dit huwelijksvoordeel onder bezwarende titel blijft in de mate dat de bedinger, in alle omstandigheden en zonder tegenprestatie, afstand doet van zijn goederen. Bij gebrek aan beslissende rechterlijke uitspraken in deze materie, gaat de administratie ervan uit dat de kwalificatie als huwelijksvoordeel onder bezwarende titel van een beding van toebedeling van het gemeenschappelijk vermogen noodzakelijk afhangt van het bestaan van een overlevingsvoorwaarde. Volgens de administratie is de gelijkstelling van beide types van clausule met een "vrijgevigheid" in het fiscaal recht volledig. De clausule wordt dus noodzakelijk gelijkgesteld met een vrijgevigheid bij toepassing van artikel 5 van het Wetboek der Successierechten (zie Rep.RJ, S 5, nr. 04.01 en de er geciteerde rechtspraak). Bijgevolg worden Rep. RJ, S 5, nr. 04.02 en 04.03 en 04.04 ingetrokken. (Besl. 15 juli 2011 , nr. E.E./103.490)
109