ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
Energiebesparing in krachtwijken Evaluatie van de WAP pilotprojecten „energiebesparing en gedragsverandering‟ in krachtwijken
Diana Uitdenbogerd Jan Uitzinger
Amsterdam, februari 2010
IVAM research and consultancy on sustainability Plantage Muidergracht 14 - 1018 TV Amsterdam - Postbus 18180 - 1001 ZB Amsterdam Tel. 020-525 5080, Fax 020-525 5850, internet: www.ivam.uva.nl, e-mail:
[email protected]
1
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
Colofon ISO Doc. nr. Titel Auteur(s) Interne review door
O-1020
Energiebesparing in krachtwijken dr. ir. D.E. Uitdenbogerd; drs. M.J. Uitzinger Drs. L.J.M. Dreijerink
Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Agentschap NL, Utrecht Contactpersoon opdrachtgever: dhr. A.J.A. Kock
Voor meer informatie over deze rapportage kunt u contact opnemen met: dhr. M.J. Uitzinger
Gegevens uit deze rapportage mogen worden overgenomen mits onder uitdrukkelijke bronvermelding. IVAM UvA b.v. aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.
2
ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
INHOUDSOPGAVE
Samenvatting
5
1.
Inleiding
11
1.1
Leeswijzer
12
2.
Procesevaluatie
13
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Inleiding Methode Resultaten Conclusies Aanbevelingen
13 13 13 19 19
3.
Enquête Leeuwarden
21
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Inleiding Methode Resultaten Conclusies Aanbevelingen
21 21 23 37 37
4.
Effectevaluatie
39
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
Inleiding Methode Resultaten Energieverbruik en label Conclusies Aanbevelingen
39 39 40 46 47 47
5.
Antwoord op de onderzoeksvragen
49
Bijlagen
53
Bijlage A
Vragenlijst en frequenties
55
Bijlage B
Representativiteit
65
Bijlage C
Beknopte weergave interviews
67
Bijlage D
Regressie analyses
75
Bijlage E
Schonen databestanden
77
Bijlage F
Energieverbruik en woninglabels
81
3
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
4
ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
Samenvatting Het ministerie van VROM/WWI heeft in Nederland 40 krachtwijken aangewezen waar de kwaliteit van leven en de leefomgeving door een cumulatie van problemen flink achter blijft bij die van andere wijken. De krachtwijken krijgen extra aandacht op het gebied van wonen, werken, leren, integreren en veiligheid. In 2008 zijn door het Agentschap NL1, in opdracht van VROM/WWI, in vier van deze krachtwijken pilots „energiebesparing door gedragsbeïnvloeding‟ opgezet. Het doel van deze pilots is om de huishoudens middels interventies aan te zetten tot gedragsveranderingen waardoor zij energie besparen en daarmee ook hun energielasten kunnen verlagen. Onderstaande tabel toont een overzicht van de vier krachtwijken en de verschillende interventies die binnen de pilots zijn uitgevoerd. In Leeuwarden is in de wijk Heechterp-Schieringen, behalve de energie-interventies, ook een wijkfeest gehouden om deelnemers te werven: de Energieparade. Overzicht van wijken en interventies
Gemeente – Wijk
Interventie
Doelgroep
Leeuwarden – Heechterp-Schieringen
Energieadvies + Energiebox Meteropname Weddenschap Milieucoaches
Hele wijk Hele wijk Hele wijk Allochtone vrouwen Scholen Huurwoningen particuliere sector Thijssenflat – huurwoningen
Rotterdam – Tarwewijk
Scholenproject Energieadviezen door huurteams Zaanstad – Poelenburg
Enschede – Velve-Lindenhof
Verkort train de trainer concept: 12 coaches; twee bewonersbijeenkomsten (+ spel + Energiebox) Energiescan + advies flat Twiskeweg/Poelenburg Nog niet bekend
Deelnemers (n) 755 238 73 211
Fase Afgerond Afgerond Afgerond Doorstart
3 scholen 50
Doorstart Doorstart
±40
Evaluatie
VvE‟s
Nog niet bekend
Jongeren, ouderen, eigenwoningbezitters
Nog niet bekend
Budget zoeken VvE‟s Opstart
IVAM heeft de verschillende pilots geëvalueerd. Hiertoe is in alle wijken een procesevaluatie uitgevoerd en is in de wijk Heechterp-Schieringen dieper ingezoomd op de beleving en ervaringen van de deelnemers en op het effect van de interventies op het energiegedrag en verbruik.
Procesevaluatie Voor de procesevaluatie heeft IVAM de betrokken adviseurs van Agentschap NL en de gemeentelijke projectleiders geïnterviewd. Uit de interviews blijkt dat het van de grond krijgen en vormgeven van dergelijke projecten in krachtwijken complex is. De projecten zijn organisatorisch complex omdat de gemeente, de woningbouwcorporaties, Agentschap NL en vertegenwoordigers van de doelgroepen er bij betrokken 1
Voorheen SenterNovem
5
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
moeten worden. Bovendien moeten doelen en verantwoordelijkheden afgestemd worden binnen de gemeente en binnen de wijk en moeten budgetten gevonden worden. Ondanks het feit dat in de Wijk Actie Plannen de thema‟s duurzaamheid en lastenverlichting ruim aan bod komen hebben de Agentschap NL adviseurs voorafgaand aan de pilots intensief en langdurig moeten lobbyen. Vooral in die „aanloopfase‟ hebben de Agentschap NL adviseurs hun meerwaarde laten blijken. Zonder hun actie en energie was er niets gebeurd. Daarnaast is het inhoudelijke advies dat de Agentschap NL adviseurs kunnen geven van belang, zeker wanneer de interventies nevendoelstellingen krijgen. Daarom is het van belang dat Agentschap NL adviseurs ook voor advisering betrokken blijven wanneer het traject eenmaal vormgegeven is. Om de aanloopfase te verkorten verdient het aanbeveling om het lobbyen „hoger‟ in de gemeentelijke organisatie in te steken. Dan kan eerder duidelijk worden bij welke afdeling de verantwoordelijkheid komt te liggen en kan eerder een uitvoeringsorganisatie opgezet worden met een projectleider en een budget. Vervolgens is een betrokken projectleider binnen de gemeente onontbeerlijk. Iedere pilot dient één centrale spil te hebben in de gemeentelijke organisatie. Daarnaast spelen ook de woningcorporaties een belangrijke rol. De uitvoering van een project dat gericht is op energiebesparing door gedragsveranderingen is een vak apart. Hiervoor zijn adviesbureaus/partijen nodig die ervaring hebben met het uitrollen van een kant en klare interventie of die een pilot met een nieuw type interventie kunnen opzetten. Verder is het belangrijk voor de slaagkans om bewoners en „stakeholders‟ zoals woningbouwcorporaties bij de uitvoering te betrekken. Ook zijn goede afspraken nodig omtrent de communicatie over de interventie, bijvoorbeeld richting de media. Om het effect van een interventie ten aanzien van gedragsverandering betrouwbaar te meten zou een algemeen toepasbare monitor ontwikkeld kunnen worden, die dan tevens kan worden ingezet voor een nulmeting. In het verlengde daarvan is het aan te bevelen om de ontwikkeling en uitvoering van zo‟n monitor te integreren in de pilot in Enschede. Evaluatie energiecampagne Heechterp-Schieringen De analyse van de energiebesparing in de wijk Heechterp-Schieringen in Leeuwarden is uitgevoerd op basis van de zogenaamde standaard jaarverbruiken (SJV‟s) en ten dele op basis van meterstanden. Voor de verdere evaluatie van de energiecampagne, met name de beleving van de deelnemers en hun gedragsveranderingen, is bij 60 huishoudens een mondelinge enquête uitgevoerd. Aan het begin van de campagne was een dergelijk onderzoek naar de energie attitude en het energiegedrag uitgevoerd in de „Rescon determinantenstudie‟. Om de veranderingen in het energiegedrag te bepalen zijn de resultaten van de mondelinge enquête vergeleken met die van de determinantenstudie. In de wijk, met ruim 2.000 huishoudens, hebben 1.066 huishoudens een energiebox en energieadvies gekregen. Daarnaast hebben 238 huishoudens meegedaan aan de meteropname actie. Gedurende acht achtereenvolgende maanden is bij deze huishoudens de meterstand opgenomen. De meteropname actie was ook bedoeld als feedback interventie. Bovendien hebben 73 huishoudens met de burgemeester een weddenschap afgesloten dat zij minstens 10% energie zouden besparen (op gas of elektriciteit). Naast deze interventies is in de wijk een aantal activiteitengeorganiseerd, zoals een Energieparade (een wijkfeest) en een fotowedstrijd.
6
ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
Energiebewustzijn in Heechterp-Schieringen Huishoudens zeggen vooral door het Energieadvies en door de bijbehorende Energiebox bewuster te zijn geworden van hun energieverbruik en er door aan de slag te zijn gegaan met energiebesparing, zie onderstaande figuur.
Percentage deelnemers dat bewuster van het energieverbruik is geworden en aan de slag is gegaan met energiebesparing, per interventie (n = aantal deelnemers) Energieattitude in Heechterp-Schieringen Tijdens de interviews is aan de huishoudens een aantal stellingen voorgelegd. Men is het voornamelijk eens met de positieve aspecten van energiebesparing („geeft goed gevoel‟, „tevreden over zichzelf‟) en oneens met de negatieve aspecten van energiebesparing („gedoe‟, „ten koste van comfort‟). De meningen over deze stellingen zijn stelliger dan in de eerder in de wijk gehouden „determinantenstudie‟. Kennelijk heeft de ervaring met het energiebesparing in de praktijk een gunstige invloed gehad op de energieattitude van de deelnemers. Dankzij die ervaring is echter ook de verwachte positieve invloed van „beloning‟ wat afgevlakt maar daar staat tegenover dat de verwachte negatieve invloed van „dagelijkse drukte‟ zelfs sterk is afgevlakt. Op deze ervaringsfactor zou bij de werving en implementatie van interventies op voorhand ingespeeld kunnen worden. Energiegedrag in Heechterp-Schieringen De gedragscampagne heeft een gunstig effect gehad op het energiegedrag van de deelnemers. Het percentage mensen dat zegt „altijd‟ een bepaalde energiebesparende gedragsmaatregel te nemen is namelijk (fors) hoger dan in de determinantenstudie, zie onderstaande figuur.
7
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
Vergelijking van de vraag of men „altijd‟ een energiebesparende gedragsmaatregel neemt voor en na de interventie (%, n=144 en n=52) Ook wat betreft het bezit van spaarlampen en waterbesparende douchekoppen scoren de huishoudens in november 2009 „beter‟ dan in november 2008. Men geeft vooral aan de spaarlampen uit de Energiebox te zijn gaan gebruiken. Minder stoken is een goede tweede. Op de derde plaats komen het stand-by verbruik en opladers en stekkers uit stopcontacten halen. Bijna driekwart van de huishoudens geeft aan het veranderde gedrag vol te kunnen houden. Dat zijn vooral de huishoudens die een positief gevoel over energiebesparing hebben. Wat betreft het verbeterde energiegedrag zien we geen significante verschillen tussen huishoudens die alleen meededen aan energiebox en advies en huishoudens die daarnaast ook aan de weddenschap meededen. Energiebesparing in Heechterp-Schieringen Opgemerkt moet worden dat de huishoudens in deze krachtwijk al weinig energie verbruikten voordat de campagne begon. Des te groter is de prestatie van de pilot en van de inwoners dat de campagne tot substantiële gedragsveranderingen/besparing heeft geleid. Gedragsveranderingen die daadwerkelijk hebben geleid tot energiebesparing aangezien ruim 40% van de huishoudens die recent een energierekening hebben gehad aangeven dat de rekening lager is dan in het jaar daarvoor. Dit ondanks dat het een strenge winter was ten opzichte van de jaren ervoor en er voor de energierekeningen geen graaddagen correctie plaatsvindt. We zien geen verschil tussen huishoudens die alleen meededen aan energiebox en advies en huishoudens die daarnaast ook aan de weddenschap meededen. Van de deelnemers aan de weddenschap zijn de oude energienota en de recente meterstanden bekend. Daarom kan van deze groep de meest betrouwbare energieanalyse uitgevoerd worden. Op basis van die
8
ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
energiecijfers is vastgesteld dat de huishoudens uit de weddenschapgroep gemiddeld 10% bespaard hebben op hun gas- en elektriciteitsverbruik. Bij de overige huishoudens is een analyse uitgevoerd op basis van de standaard jaarverbruiken. Omdat die energiegegevens vervuild zijn met onvolledige en onjuiste verbruiken kan slechts indicatief worden vastgesteld dat alle huishoudens die deelgenomen hebben aan de campagne, bespaard hebben. Aangezien er in de gedragsveranderingen geen wezenlijk verschil is waargenomen tussen de weddenschappers en de huishoudens die uitsluitend een energieadvies+box hebben ontvangen kan geconcludeerd worden dat de groep die alleen een energieadvies+box hebben gekregen ook bespaard heeft maar we weten niet precies hoeveel. Informatiebehoefte in Heechterp-Schieringen Meer dan de helft vond de informatie over de energiecampagne goed tot heel goed. De meesten zijn geïnformeerd aan de hand van folders en de wijkkrant. Anderzijds heeft de informatie over de activiteiten veel mensen niet bereikt. De huishoudens in de wijk willen het liefst via een brief of email geïnformeerd worden over hun energieverbruik. Het minst populair is een display in de woonkamer. Wanneer deze toch gebruikt zouden worden, is het aan te bevelen om ze aan te vullen met een persoonlijk advies en informatie via email of persoonlijke brieven. Huishoudens willen deze informatie het liefst eens per maand of kwartaal ontvangen en dan met name over hoe hoog de eindafrekening waarschijnlijk zal worden, hoe hoog het energieverbruik in dezelfde periode vorig jaar was en over het energieverbruik in vergelijking met soortgelijke woningen en huishoudens in de wijk. Andere ondersteunende maatregelen zijn „aanbiedingen van de gemeente voor korting op energiezuinige apparatuur‟ en „vooraf een laag verbruik vaststellen en een beloning krijgen wanneer dat gehaald wordt‟. De toekomst Samenvattend kan gezegd worden dat de deelnemers aan de energiecampagne in Heechterp-Schieringen, Leeuwarden, de energieadviezen + boxen en weddenschap leuk en nuttig hebben gevonden. Zowel de energieattitude is verbeterd als het energiegedrag en er is energie bespaard in zowel de meteropnamegroep als de weddenschapsgroep, waarbij we met zekerheid kunnen zeggen dat er 10% bespaard is in de weddenschapgroep. Het grootste effect in bewustwording en gedragsverandering wordt al bereikt met de energieadviezen + boxen. Om ook bij opschaling het effect van interventies te kunnen vaststellen is een makkelijk toepasbare (kwalitatieve) monitoringstool nodig die ook als nulmeting gebruikt kan worden. Uit de resultaten blijkt dat de intentie die men vooraf had om te besparen waarschijnlijk bepalend is geweest voor het deelnemen aan de interventies en de al eerdere relatief zuinige energiegedragingen van de deelnemers. De grote vraag bij opschaling blijft, hoe mensen mee te krijgen, die niet al een intentie tot energiebesparing hebben. Het is aan te bevelen om interventies of wervingsacties te ontwikkelen die daar op inspelen.
9
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
10
ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
1. Inleiding Het ministerie van VROM/WWI heeft in Nederland 40 krachtwijken aangewezen waar de kwaliteit van het leven en de leefomgeving door een cumulatie van problemen flink achter blijft bij die van andere wijken. Zij krijgen extra aandacht op het gebied van wonen, werken, leren, integreren en veiligheid. In 2008 zijn door het Agentschap NL2, in opdracht van VROM/WWI, in vier van deze krachtwijken pilots „energiebesparing door gedragsbeïnvloeding‟ uitgevoerd. Het doel van deze pilots was om de huishoudens middels interventies aan te zetten tot gedragsveranderingen waardoor zij energie besparen en daarmee ook hun energielasten konden verlagen. In 2009 is deze opdracht uitgebreid met 10 wijken. Het is niet in alle wijken gelukt een interventiestrategie uit te voeren. De meest samenhangende is uitgevoerd in Leeuwarden in de wijk Heechterp-Schieringen waar de door Agentschap NL ontwikkelde doelgroepenaanpak „willen, kunnen, versterken‟ is toegepast. In totaal zijn er in Heechterp-Schieringen ongeveer 2.400 energieboxen uitgedeeld en hebben bijna 250 huishoudens deelgenomen aan een actie waarbij maandelijks het energieverbruik kon worden doorgegeven en feedback omtrent het individuele verbruik met besparingstips werd gegeven. Binnen deze groep huishoudens heeft een deel (73) vooraf een weddenschap afgesloten omtrent de te behalen energiebesparing. Agentschap NL heeft IVAM UvA BV gevraagd een kwantitatieve en kwalitatieve evaluatie van de uitgevoerde pilots uit te voeren en op basis daarvan aanbeveling op te stellen die gericht zijn op het verbeteren van de interventies op wijkniveau. Er is een procesevaluatie gedaan van vier krachtwijken, respectievelijk Heechterp-Schieringen in Leeuwarden, de Tarwewijk in Rotterdam, Poelenburg in Zaanstad en Velve Lindenhof in Enschede, om te achterhalen hoe de energieprojecten tot stand zijn gekomen en verlopen. Daarnaast is er ingezoomd op de wijk in Leeuwarden voor een evaluatie van de energiebesparing en van de energiecampagne. De evaluatie van de energiebesparing is uitgevoerd op basis van de standaard jaarverbruiken (SJV‟s) van deze groepen. Voor de evaluatie van de energiecampagne zijn huishoudens geïnterviewd. De resultaten van deze mondelinge enquête zijn vergeleken met een aan het begin van de campagne door Rescon uitgevoerde „determinantenstudie. Onderzoeksvragen In dit rapport wordt antwoord gegeven op de volgende onderzoeksvragen: 1. Welke effecten van feedback zijn bereikt in de gemeenten waar dit heeft plaatsgevonden? 2. In welke mate is het maken van een weddenschap vooraf (zoals in Leeuwarden) van invloed op het effect van feedback? 3. Kan onderbouwd worden of activiteiten organiseren zin heeft voor bewustwording en agendering van energie (willen) en kun je die bij specifieke determinanten laten aansluiten? 4. Wat voor soort activiteiten zijn dat en met welke interventies zijn ze het best te combineren? 5. Welke conclusies en aanbevelingen zijn te trekken uit de evaluatie van de feedback activiteiten van de energieadviseurs in Leeuwarden? 6. Welke conclusies voor de aanpak kunnen getrokken worden uit de koppeling van het determinantenonderzoeken in Leeuwarden en de verbruikscijfers 2007 op adresniveau? 7. Moeten gedragsinterventies anders ingericht worden al naar gelang het label van woningen? Zo ja, wat zijn dan de verschillen? 8. Sommige huishoudens vertonen extreem laag gasverbruik en hoog elektriciteitsverbruik. Zijn hiervoor verklaringen te vinden? En zo ja, is er wisselwerking met de interventies? 2
Voorheen SenterNovem
11
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
9. Is er een relatie tussen het energielabel en het werkelijke verbruik in Leeuwarden? 10. Is er een prioritering aan te geven in interventies gericht op energiebesparing door gedrag in krachtwijken? 11. Zijn er op basis van de ervaringen in de pilots conclusies te trekken in relatie met het proces van stedelijke vernieuwing en de plaats van energie hierin? Hoe kunnen de interventies aansluiten bij andere activiteiten van de gemeente en corporaties? Kunnen andere activiteiten meeliften op energieinterventies? 12. Zijn er conclusies te trekken over de rol van de Agentschap NL adviseur? Zijn er “do‟s en dont‟s” waar de Agentschap NL adviseur rekening mee moet houden bij de verschillende actoren in de wijk (gemeente, corporaties, e.a.)? 13. Zijn er randvoorwaarden te benoemen (t.a.v. organisatie, mensen en middelen) die de kans op succes van een interventie verhogen? 14. Is er een „universele‟ interventiestrategie te ontwikkelen waarbij alles in samenhang wordt gezien?
1.1
Leeswijzer
Allereerst wordt in hoofdstuk 2 de procesevaluatie beschreven van de vier wijken in Enschede, Leeuwarden, Zaanstad en Rotterdam. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 de enquête onder de deelnemers aan de energiecampagne in de wijk Heechterp-Schieringen in Leeuwarden besproken. In hoofdstuk 4 wordt de analyse weergegeven van de energieverbruikcijfers van de huishoudens in de wijk HeechterpSchieringen in Leeuwarden. In deze drie hoofdstukken worden telkens de gehanteerde methode en de resultaten beschreven. Ieder hoofdstuk wordt afgesloten met conclusies en aanbevelingen. In hoofdstuk 5 worden de bovenstaande onderzoeksvragen beantwoord.
12
ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
2. Procesevaluatie 2.1
Inleiding
In 2008 zijn door het Agentschap NL, in opdracht van VROM/WWI, in vier krachtwijken pilots energiebesparing door gedragsbeïnvloeding uitgevoerd. Op basis van de wijk actie plannen (WAP), waar binnen de kaders „stedelijke vernieuwing‟ of „lastenverlichting‟ aandacht is voor duurzaamheid of energiebesparen is veelal door het Agentschap NL contact opgenomen met de betreffende gemeentes. Het doel van deze procesevaluatie is om antwoord te krijgen op de vraag hoe de totstandkoming en de implementatie van de interventies is verlopen.
2.2
Methode
De procesevaluatie is gedaan bij vier krachtwijken waar energiebesparende gedragsinterventies hebben plaatsgevonden. Dat zijn de wijk Heechterp-Schieringen in Leeuwarden, de wijk Velve-Lindenhof in Enschede, de wijk Poelenburg in Zaanstad en de Tarwewijk in Rotterdam. Er is gesproken met vier Agentschap NL adviseurs die deze projecten geïnitieerd en begeleid hebben en met vier projectleiders in de gemeentes die met de uitvoering te maken hebben. Voor de gesprekken is een checklist met vragen opgesteld. In bijlage C worden de gesprekken beknopt weergegeven. Daarnaast is gesproken met de projectleider bij SME advies, die de producten voor de interventies ontwikkeld heeft en in opdracht uitvoert. Ten slotte zijn de door het Agentschap NL toegestuurde en andere documenten (zie bijlage C voor een overzicht per wijk) bestudeerd.
2.3 2.3.1
Resultaten De wijken en de interventies
De Tarwewijk, Rotterdam De Tarwewijk ligt aan de Nieuwe Maas in de krachtwijk Oud-Zuid/Charlois, in de deelgemeente Charlois. De krachtwijk Oud-Zuid/Charlois kent nog twee andere aandachtsgebieden: Oud Charlois en Carnisse.
13
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
De Tarwewijk telt 11.200 bewoners. Meer dan een kwart van de bewoners is van autochtone afkomst en bijna de helft van de 5.700 huishoudens bestaat uit alleenstaanden. De Tarwewijk kenmerkt zich door een relatief jonge bevolking. Bijna 75% van de woningvoorraad bestaat uit (particuliere) huurwoningen. De OV verbindingen zijn goed en de wijk is gemakkelijk bereikbaar vanuit het centrum. Er zijn veel vooroorlogse, 30-erjaren, kleine en goedkope portiekwoningen. Veel particuliere panden zijn slecht onderhouden, sommige straten zijn verloederd. De wijk heeft het karakter van een starters wijk en is in trek bij sociaal minder bedeelden. In de Tarwewijk zijn op initiatief van Rob Boerée (directeur Energie en Klimaat, van het toenmalig SenterNovem) in mei en juni 2008 twee wijkworkshops gehouden, waarbij o.a. de Rabobank, Eneco, lokaal MKB en de bewoners via de bewonersorganisatie van de deelgemeente betrokken waren. Van de bedachte 10 projecten bleven er uiteindelijk 3 over: het vrouwenproject Milieucoaches „Tarwewijk doet het‟, het scholenproject „Kyotokids‟ en het project met Huurteams. Uiteindelijk bleven alleen de bewoners, de gemeente en de wijkinstanties er bij betrokken. Het was lange tijd onduidelijk binnen de gemeente hoe de taken verdeeld moesten zijn waar budget vrijgemaakt kon worden. Er is tijd nodig om het onderwerp structureel ingebed te laten geraken. Uiteindelijk is er geld vrijgemaakt uit de WWI participatiebudgetten van de deelgemeente Charlois. Het grote aantal partijen dat in de wijk actief is heeft het lokaliseren van de juiste personen, het winnen van vertrouwen, het afstemmen van de communicatie richting bewoners en vinden van geld niet eenvoudig gemaakt. Het uiteindelijk uitgevoerde project „train de trainer‟ bij allochtone vrouwen was zeer succesvol en trok aandacht van andere deelgemeentes. Om zaken soepeler te doen verlopen zou er één projectleider aangesteld moet worden door de (deel)gemeente. Elke deelgemeente heeft zijn geld ook anders georganiseerd – wat bij soortgelijke projecten in andere wijken betekent dat het organisatorisch proces opnieuw ingericht zal moeten worden. Heechterp-Schieringen, Leeuwarden De wijk Heechterp-Schieringen ligt in het oosten van Leeuwarden. De stad Leeuwarden heeft een aanzuigende werking op armere bevolkingsgroepen uit de rest van de provincie, die zich concentreren in bepaalde delen van de stad, o.a. Leeuwarden-Oost. De sociale problematiek is daar een punt van aandacht.
De wijken zijn gebouwd tussen 1950-1958 (Heechterp) en 1958-1963 (Schieringen). In Heechterp staan voornamelijk sociale huurwoningen (88%): eengezinswoningen, galerijflats en veel portiekflats. In de jaren negentig heeft een herstructurering plaatsgevonden waarbij flats gesloopt zijn en eengezins (koop) 14
ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
woningen zijn gebouwd. In Schieringen is de opzet gevarieerder. Woningen en openbare ruimte zijn in redelijk goede staat; alleen delen van het particulier eigendom worden niet goed onderhouden. In de wijk wonen veel studenten van de Hogeschool Leeuwarden. Er zijn ongeveer 2.000 woningen met 4.000 bewoners. Bij de gemeente Leeuwarden is een wijkprojectleider aangesteld, die zich tevens inzet voor de energie en gedragsprojecten. De energiecampagne bestond uit diverse activiteiten om mensen te werven, een energieadvies+energiebox en een weddenschap met de burgemeester om 10% energie te besparen. 39 huishoudens hebben deze wedstrijd gewonnen. (zie hoofdstuk 4).De aanvankelijk door de gemeente (binnen een re-integratietraject) opgeleide energiecoaches zijn heropgeleid door SME. Deelnemers zijn enthousiast maar hebben toch ook vaak niet van één van de vele nevenactiviteiten gehoord. De samenwerking met Agentschap NL, netbeheerder Enexis en twee woningbouwcorporaties is goed gegaan. Poelenburg, Zaanstad De gemeente Zaanstad heeft 18 wijken. De wijk Poelenburg ligt ten zuidoosten van Zaandam en is in de jaren 60 van de vorige eeuw gebouwd. Aan de randen van het Darwinpark staan wat duurdere woningen. Er is daarnaast een buurt met eengezinswoningen, scholen, bedrijven en instellingen. Een ander gedeelte van de wijk bestaat uit veel middelhoge flatgebouwen die betaalbaar zijn. Van de woningen in de wijk is 80% huurwoning.
Er wonen bijna 8.000 mensen in ruim 3.000 woningen. De wijk heeft een mix van „starters‟ en mensen die al 20-25 jaar in de wijk wonen. Meer dan de helft van de bewoners (60%) is van (niet-westerse 52% en westerse 8%) allochtone afkomst. Er zijn relatief veel jonge bewoners (2.000 bewoners zijn jonger dan 24 jaar), het gemiddelde inkomen ligt onder het Zaans gemiddelde (meer uitkeringsgerechtigden en WAOers) en er zijn relatief veel gezondheidsproblemen bij de allochtone bewoners. De wijk heeft een imagoprobleem vanwege onder andere de matige kwaliteit van het woningaanbod. Het wijkactieplan is tot stand gekomen door samenwerking van bewoners (o.a. wijkoverleg Poelenburg), ondernemers, drie woningbouwcorporaties, politie Zaanstreek Waterland, Stichting Welsaen, scholen, CWI en UWV, Zorgen welzijninstellingen. De hoofdthema‟s in het plan zijn: sociaal, milieu en veiligheid, waarbinnen de overige thema‟s (wonen, werken, leren, integreren, veiligheid) uitgewerkt worden.
15
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
Agentschap NL heeft een jaar lang gelobbyd door vaak langs te gaan en te overleggen. Nu zijn er plannen geïntegreerd in de gemeente- en woningcorporatie plannen. Het geld is verankerd en voor meerdere jaren vastgelegd. Door de gemeente en drie woningbouwcorporaties is een externe procesmanager aangesteld. Deze is aangesteld om van de plannen een uitvoeringsplan te maken en een uitvoeringsorganisatie op te zetten (van denken naar doen). Het „partnerschap Poelenburg‟ werkt effectief en voortvarend samen. Er worden bewonersbijeenkomsten georganiseerd voor de Thijssenflat. Er is energiescan gemaakt voor de flat Twiskeweg/Poelenburg voor de VvE maar voor het vervolgtraject wordt nog budget gezocht. Het lijkt erop dat de aandacht voor energiebesparing door gedragsverandering ietwat ondergesneeuwd raakt door nevendoelstellingen die in de uitvoering van de interventie meegenomen moeten worden. Ook wanneer het onderwerp opgenomen is in de uitvoering- en budgetplannen is het meedenken van Agentschap NL adviseurs gewenst om de kwaliteit van de inhoud te bewaken. Velve-Lindenhof, Enschede De gemeente Enschede heeft ambities om CO2 neutraal te zijn. De wijk Velve-Lindenhof is een wijk met particuliere eigenaren, heeft een rijke schil en een arm centrum. Dwars door de wijk loopt de Lippekerkstraat.
Velve-Lindenhof is een compacte, afwisselende en levendige volkswijk met ruim 4.700 inwoners en ruim 2.000 woningen. De wijk heeft te kampen met verschillende sociaaleconomische achterstanden, o.a. op kwaliteit van een gedeelte van de woningvoorraad, het voorzieningenniveau, veiligheid van de openbare ruimte. Veel bewoners verkeren in een sociaal-maatschappelijke achterstandspositie en er zijn veel éénouder en multi-probleemgezinnen in de wijk. Het wijkactieplan betreft de fysieke herstructurering van een deel van de wijk maar kent ook een sterk sociaal actieplan met het motto: „er samen met de bewoners voor zorgen dat zij één of meer stapjes op de maatschappelijke ladder omhoog kunnen zetten‟. Voor de wijk is voorgenomen dat het een duurzame wijk moet worden, met woningen die energiezuinig zijn. Voor zowel de nieuwe als bestaande woningen wordt daarom ingezet op minimaal een B-label. De diverse programmamanagers die zich met het onderwerp „Energiegedrag‟ Velve-Lindenhof bezig hielden kregen de afgelopen twee jaar niet veel voor elkaar. De gemeente schoof met de verantwoordelijkheid voor het project tussen afdelingen en er waren een aantal projectleiderwisselingen. Na tussenkomst van VROM heeft een programmamanager een projectleider en een budget geregeld waarna eind 2009 de planvorming in een versnelling komt. Een (niet openbaar) evaluatierapport van een 16
ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
energie-gedragsinterventie in een naburige wijk speelt hierbij een grote rol. Er wordt op het moment sterk nagedacht over doelgroepbenaderingen. Mogelijk kan in het stookseizoen 2010 met een interventie begonnen worden. Overzicht In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van welke interventies voor welke doelgroepen in de vier wijken uitgevoerd zijn of nog uitgevoerd gaan worden. Tabel 2.1
Overzicht van wijken, interventies en doelgroepen
Gemeente –
Wijk Leeuwarden – Heechterp-Schieringen Rotterdam – Tarwewijk
Interventie
Doelgroep
Energieadvies + Energiebox Meteropname Weddenschap Milieucoaches
Hele wijk Hele wijk Hele wijk Allochtone vrouwen Scholen Huurwoningen particuliere sector Thijssenflat – huurwoningen
Scholenproject Energieadviezen door huurteams Zaanstad – Poelenburg
Enschede – Velve-Lindenhof
2.3.2
Verkort train de trainer concept: 12 coaches; twee bewonersbijeenkomsten (+ spel + Energiebox) Energiescan + advies flat Twiskeweg/Poelenburg Nog niet bekend
Deelnemers (n) 755 238 73 211
Fase Afgerond Afgerond Afgerond Doorstart
3 scholen 50
Doorstart Doorstart
±40
Evaluatie
VvE‟s
Nog niet bekend
Jongeren, ouderen, eigenwoningbezitters
Nog niet bekend
Budget zoeken VvE‟s Opstart
Van het maken van keuzes tot implementatie tot opschaling
In de gesprekken is ingegaan op verschillende relevante aspecten met betrekking tot het maken van keuzes, de implementatie, opschaling etc. Keuze voor interventies en activiteiten Gemeentes kiezen met name voor vier typen interventies: een energieadvies+energiebox, het „train-detrainer‟ concept voor allochtonen (of een afgeleide daarvan), klussendiensten en scholenprojecten. Dit zijn „producten‟ die al een tijdje bestaan, uitontwikkeld zijn en daarom geen pilot behoeven door het bureau dat ze vaker uitvoert. Wel worden de producten aangepast aan de wensen van de gemeente (doorlooptijd, andere opzet, integreren van nevendoelstellingen) en soms ook aan de doelgroep, maar daarbij wordt voornamelijk gekeken wat er praktisch mogelijk is in de wijk. Er is wel een pilot uitgevoerd in Rotterdam door Urbannerdam die de taken van de Huurteams wil uitbreiden met energie-adviezen. Implementatie De implementatie zelf geeft geen problemen wanneer een ervaren bureau dit voor zijn rekening neemt. Dat is het geval geweest bij de drie wijken in deze studie waar een interventie is uitgevoerd. Het is merkbaar dat de verschillende gemeentelijke afdelingen nog geen ervaring hebben met projecten ten
17
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
aanzien van energiegedrag. De bewoners zijn volgens de Agentschap NL adviseurs en de gemeentelijke projectleiders over het algemeen positief. Monitoring en evaluaties De monitoring en het uitvoeren van effectevaluaties is in de praktijk niet zo eenvoudig. Globaal zou slechts een kwart van de deelnemers toestemming geven voor het opvragen van gegevens en dat is te weinig voor een goede evaluatie. Veel meten maakt mensen ook negatief over het project. Bovendien is een intensieve monitoring bewerkelijk en kostbaar. In principe zou de energiebesparing berekend kunnen worden op basis van gedragsgegevens en energiegegevens van huishoudelijke apparaten. SME verwijst naar evaluaties van eerder uitgevoerde GAP projecten en de monitoring van het „Enter‟ project. Op de SME site is ook een evaluatieplan van GAP te vinden. Er is een aantal projecten dat gebruik maakt van een voormeting en nameting bij een interventie. Dit zegt echter weinig als er geen gegevens zijn van vorige jaren of als er geen controlegroep is zonder interventie3 waarmee op groepsniveau het energieverbruik vergeleken kan worden. Op groepsniveau het energieverbruik evalueren zou betekenen dat de (energie en adres) gegevens van de deelnemers gekoppeld moeten worden met een bestand van de netbeheerder wat ook veel en omslachtig werk is en waarvoor een goede samenwerking met het energiebedrijf nodig is. De projectleiders van Agentschap NL maken wel procesevaluaties. Ook evaluaties van hoe de interventie ontvangen wordt door de doelgroep, worden gedaan en daarvan kan veel geleerd worden met betrekking to het aanpassen van interventies op doelgroepen. Determinanten Er zijn twee determinantenstudies gehouden waarvan geen of nog geen gebruik is gemaakt bij de ontwikkeling van de interventies. In feite gebeurt het afstemmen op de doelgroep op een andere manier: men houdt vooraf gesprekken met bewoners in open bijeenkomsten of men betrekt bewoners via bewonerscommissies of wijkraden tijdens de planvorming. Dit is een vrij directe manier die zeker werkt. Afstemmen met andere interventies en aansluiten bij andere doelen In het algemeen wordt er door de projectgroepen rekening gehouden met de afstemming met straten waar al maatregelen worden genomen, zoals renovatie of een sociaal-maatschappelijk hulpteam en met de huizen die uitkijken op sloop, nieuwbouw of renovatie. Deze woningen worden vermeden. Het afstemmen van interventies op andere doelen binnen een woongebouw of wijk, zoals sociale cohesie of integratie, is wat lastiger. Het vergt veel inhoudelijke kennis, over zowel energiebesparinggedrag als de sociaal-maatschappelijke problemen die kunnen spelen in een wijk, om daar goede keuzes te kunnen maken en een goed product te kunnen ontwikkelen of aanpassen waarmee naast energiebesparing ook andere doelen gerealiseerd worden. Rol Agentschap NL adviseurs en projectleiders De rol van de Agentschap NL adviseurs en projectleiders (aan de kant van de gemeente) blijkt bijzonder belangrijk. Zonder hun actie en energie gebeurt er niets. Agentschap NL adviseurs hebben hun meerwaarde laten blijken bij het lobbytraject vooraf, wat soms een kwestie van lange adem blijkt te zijn ondanks dat er in de WAPs de thema‟s duurzaamheid en lastenverlichting zijn opgenomen. Mogelijk zou dit versneld kunnen worden door „hoger‟ in de gemeentelijke organisatie met de lobby in te steken zodat eerder duidelijk is bij welke afdeling de verantwoordelijkheid komt te liggen, een uitvoeringsorganisatie opgezet kan worden, een projectleider aangesteld en budget vrijgemaakt kan worden. Het blijkt ook zeker nodig dat er een projectleider (aan de kant van de gemeente) is die dit er niet even bij doet maar de tijd krijgt een project vorm te geven. Als dat allemaal loopt lijkt het overleg met woningbouwcorporaties in het algemeen wel goed te verlopen. 3
zelfs alleen meten heeft al een effect op het bewustzijn en dus op het energieverbruik
18
ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
Randvoorwaarden voor succes Het vormgeven van energiebesparingprojecten in probleemwijken is complex. Het „duwen‟ van Agentschap NL adviseurs lijkt zeker nodig om een en ander van de grond te krijgen – ondanks de doelen in de WAPs. Ook is de inzet van de gemeente, woningbouwcorporaties en een betrokken projectleider nodig. Het is organisatorisch complex omdat zowel gemeente, woningbouwcorporaties, Agentschap NL en vertegenwoordigers van de doelgroep betrokken worden. Bovendien moet er afstemming van doelen en verantwoordelijkheden plaatsvinden binnen de gemeente en binnen de wijk, en moeten budgetten gevonden worden. Daarnaast is de inhoudelijke (advies)kant van belang, zeker wanneer de interventies nevendoelstellingen krijgen. De uitvoering – organisatorisch, opleiden/trainen, voeren van adviesgesprekken – is weer een vak apart. Er zijn dus vele randvoorwaarden vóór een inhoudelijke en methodologische goede interventie slaagt. Opschaling De ervaring van de verschillende adviseurs leert dat er goed naar doelgroepen gekeken moet worden waarvoor de interventies op maat gemaakt kunnen worden. Onderscheiden doelgroepen in deze vier wijken zijn: allochtonen, scholen, jongeren, ouderen, eigen-woningbezitters, woningen waar een „klus‟ nodig is, bewoners van huurwoningen in de particuliere en in de sociale sector. De prioritering zal dus niet op basis van type interventie of energielabel van woningen maar op type doelgroep moeten plaatsvinden. Dat wil niet zeggen dat deze interventies dan voor iedere gemeente opnieuw ontwikkeld moeten worden – eenmaal werkende concepten kunnen enigszins aangepast worden aan nevendoelstellingen in een gemeente of wijk en zeker landelijk toegepast worden.
2.4
Conclusies
Het vormgeven van energiebesparingprojecten in probleemwijken is complex. Agentschap NL adviseurs blijken nodig om plannen van de grond te krijgen ondanks de doelen in de WAPs. Ook is de inzet van de gemeente, woningbouwcorporaties nodig. Een betrokken projectleider in de gemeente is onontbeerlijk. Het is organisatorisch complex omdat zowel gemeente, woningbouwcorporaties, Agentschap NL en vertegenwoordigers van de doelgroep betrokken worden, er afstemming van doelen en verantwoordelijkheden moet plaatsvinden binnen de gemeente en binnen de wijk, en budgetten gevonden moeten worden. Daarnaast is de inhoudelijke (advies)kant van belang, zeker wanneer de interventies nevendoelstellingen krijgen. De uitvoering – organisatorisch, opleiden/trainen, voeren van adviesgesprekken – is weer een vak apart.
2.5
Aanbevelingen Agentschap NL kan een aantal voorwaarden opstellen voor de advisering aan de gemeente, zoals de verwezenlijking van budget, aanstellen van een projectleider en het maken van concrete werkafspraken. Om de organisatorische ervaring bij het opzetten en in gang zetten door de gemeente en woningcorporaties over te dragen kan een draaiboek geschreven door Agentschap NL nuttig zijn. Het is zeker relevant dat Agentschap NL adviseurs betrokken blijven bij de inhoud. In het kader van deze studie is niet in kaart gebracht welke adviesbureaus in Nederland pasklare interventies aanbieden. Een overzicht van doelgroepen, passende interventies, werkingsprincipe en uitvoerende bureau‟s in Nederland zou inzicht bieden. Tot slot is de monitoring (bepalen van energiebesparing) moeilijk. Er zijn monitoringtools nodig die eenvoudig in alle situaties toepasbaar zijn en voor nulmetingen bruikbaar zijn.
19
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
20
ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
3. Enquête Leeuwarden 3.1
Inleiding
In de wijk Heechterp-Schieringen in Leeuwarden – één van de krachtwijken – is in 2008-2009 een complex programma opgestart om de kwaliteit van leven en de leefomgeving in de wijk te verbeteren. Het wijkactieplan heet „Heechterp-Schieringen een prachtwijk4, alle bewoners een stap vooruit!‟5 Aanloop Eén van de twee sporen die gevolgd is bij het opstellen van het plan , was het houden van gesprekken in juni 2008: „de zomeravondgesprekken‟. Wijkbewoners werden uitgenodigd om met medewerkers van de gemeente en de corporatie in gesprek te gaan over de wijk en over hun toekomst in de wijk. Het andere spoor bestond uit „snelkookpan‟ gesprekken met gemeente, corporaties en leden van het wijkpanel (overlegorgaan van bewoners) over de thema‟s, problemen en mogelijke oplossingen in de wijk. Het resultaat van de snelkookpangesprekken en de gesprekken met bewoners zijn gebundeld. Vervolgens zijn er door de gemeente keuzes gemaakt en is er met een aantal deskundigen gesproken over de invulling van de hoofdlijnen van het actieplan. Het concept van dat actieplan is teruggelegd bij al diegenen die meegedacht en meegewerkt hebben. De reacties hebben deels een plek gekregen in het plan. Na besluitvorming in het college van B&W is het plan bij alle partijen teruggelegd, met de voor die organisatie specifieke vragen. Het doel van dit open planproces was een grotere betrokkenheid en soepel uitvoering van het plan. Plannen voor energiebesparing Eén van de vier (integrale) oplossingsrichtingen (naast Wonen, leefomgeving en veiligheid; Werk en inkomen; Complexe sociale problematiek in het dagelijks leven) is „Armoedebestrijding door woonlastenverlaging‟: volgens het wijkactieplan wordt iedereen beter van energiebesparing. Naast lagere energiekosten worden er twee andere gunstige bijeffecten genoemd: het verbeteren van het binnenklimaat en het verhogen van het woongenot – wat weer gunstig is voor de gezondheid en levenstandaard van de bewoners. De voorgenomen maatregelen (zie ook wijkactieplan paragraaf 5.5) zijn dat in een deel van de wijk 96 woningen compleet gerenoveerd worden en de wijk doorgelicht wordt met een energiescan. Er wordt gestreefd naar slimme energiemeters voor huishoudens, slimme straatverlichting en het vergroten van het areaal aan zonnepanelen. Er komt een gedragsveranderingprogramma op huishoudniveau. Huishoudens krijgen bezoek van een energieteam en krijgen een energieadvies waarbij een energiebox wordt uitgereikt. Er zijn daarnaast allerlei promotieactiviteiten om huishoudens te betrekken en een weddenschap met de burgemeester om huishoudens 10% energie te laten besparen.
3.2
Methode
Om het energieprogramma in de wijk te evalueren is een enquête onder de deelnemers gehouden. Van de 2.000 huishoudens in de wijk hebben 1.066 huishoudens een energieadvies en een energiebox ontvangen. Een deel daarvan (238 huishoudens) heeft meegedaan aan de maandelijkse meteropname en 73 huishoudens hebben aan de weddenschap met de burgemeester meegedaan.
Op het moment dat het actieplan werd geschreven was nog sprake van „prachtwijken‟ in plaats van „krachtwijken‟ Actieplan Heechterp-Schieringen voor de 40-wijken aanpak. Heechterp-Schieringen een prachtwijk, alle bewoners een stap vooruit!‟. Gemeente Leeuwarden, 2009. 4 5
21
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
In Heechterp-Schieringen6 is bovendien een determinantenstudie uitgevoerd. Idealiter zouden huishoudens in Leeuwarden die zowel aan de determinantenstudie als aan de feedback hebben deelgenomen na afloop van de feedback nogmaals geënquêteerd kunnen worden. Daarmee zou bij die groep een „nameting‟ uitgevoerd zijn waardoor zowel het proces van de interventie (hoe hebben huishoudens het project ervaren?) als het effect van de interventie nauwkeuriger bepaald kunnen worden (hebben ze het gedrag aangepast en zo ja, wat hebben ze gedaan en waarom?). In de praktijk blijken deze huishoudens om privacy-redenen niet te achterhalen. Als oplossing is gekozen voor het enquêteren van ongeveer 30 huishoudens die aan de meteropname hebben meegedaan en ongeveer 30 die aan de weddenschap hebben meegedaan. Uiteindelijk hebben uit deze groepen respectievelijk 28 en 32 huishoudens aan de enquête deelgenomen. Vragenlijst Er is vervolgens een vragenlijst opgesteld (zie Bijlage A). De vragenlijst is mondeling afgenomen door vier (ex)studenten Communicatie van de Hogeschool Leeuwarden, omdat in de vragenlijst naast gesloten ook verschillende open vragen waren opgenomen. De vragenlijst is opgebouwd met vragen over: de verschillende onderdelen van de energiecampagne; de energierekening; meningen over het effect van de energiecampagne; intentie tot energiezuinig gedrag in het verleden en in de toekomst; meningen over energiebesparend gedrag; mate waarin men energiebesparende gedragsmaatregelen neemt; wat men nodig zou hebben om energiebesparend gedrag vol te kunnen houden. Een deel van de enquête heeft betrekking op de procesevaluatie en een deel heeft betrekking op de effectevaluatie. Ten aanzien van de mening over energiebesparend gedrag, en de mening over belemmerende en stimulerende factoren, en de mate waarin men energiebesparende gedragsmaatregelen neemt, zijn in de mondelinge enquête de vragen uit de eerdere determinantenstudie gebruikt. Hierdoor wordt duidelijk of de determinanten uit de studie, ook bij eventuele gedragsverandering na een interventie een rol spelen of dat de ervaring met energiebesparing andere factoren naar voren doet komen. Respondenten De vier enquêteurs kregen ieder een lijst met de contactgegevens van 15 huishoudens die aan de maandelijkse meteropname hadden meegedaan en van 15 huishoudens die aan de weddenschap hadden meegedaan. Op basis daarvan hebben de enquêteurs in totaal 60 huishoudens geworven. De huishoudens hebben een supermarktbon van € 10,- voor hun deelname ontvangen. Er is beoordeeld of de steekproef representatief is voor de wijk of voor Nederland. Representativiteit is van belang om uitspraken te kunnen doen over opschaalbaarheid. De gegevens van de 60 huishoudens zijn vergeleken met de gegevens van de wijk en met Nederlandse gegevens. Zie bijlage x voor een beschrijving en bijlage x voor de percentages.
Gelissen, R., Energie in de wijk. Mogelijkheden tot verandering van het energiegedrag bij bewoners van de wijk Heechterp-Schieringen in Leeuwarden, RESCON, Amsterdam, 2009. 6
22
ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
Op de leeftijdscategorieën na (want minder jongeren?) lijkt deze steekproef wel representatief voor de wijk. De steekproef is niet vergelijkbaar met de Nederlandse bevolking. Dit was ook te verwachten omdat het een krachtwijk is. Op basis van de analyse van de representativiteit kan geconcludeerd worden dat de resultaten van de enquête wel iets zeggen over de actie in de wijk Heechterp-Schieringen, maar niet zonder meer opschaalbaar zijn naar Nederland. In de volgende paragraaf zijn de resultaten van de enquête in de wijk Heechterp-Schieringen,uitgewerkt.
3.3 3.3.1
Resultaten De onderdelen van de energiecampagne
Er is voor de verschillende activiteiten en interventies nagegaan hoeveel mensen daaraan deelgenomen hebben, zie tabel 3.1. Tabel 3.1
Aantal respondenten dat deelnam aan activiteiten en interventies
Activiteiten Energieparade Sinterklaasactie Fotowedstrijd Zomeravondgesprekken
n 20 2 7 5
Interventies Energieadvies Energiebox Maandelijkse meteropname Weddenschap
n 52 52 52 32
Van alle respondenten is een derde bij de Energieparade geweest. Aan de Sinterklaasactie hebben twee personen deelgenomen, aan de fotowedstrijd zeven en aan de zomeravondgesprekken vijf. Iets meer dan de helft heeft aan de weddenschap meegedaan. Dat is logisch want daar op is de steekproef samengesteld. Het is echter niet logisch dat niet iederéén een advies aan huis heeft gehad (namelijk 87% i.p.v. 100%)7. Onduidelijk is of dit komt doordat men het niet meer weet of doordat de lijst met deelnemers niet klopte. In principe zouden namelijk alle respondenten een advies aan huis moeten hebben gehad. Bewustwording en aan de slag Bij iedere activiteit en interventie is gevraagd of men daar bewuster van het eigen energieverbruik door is geworden, en of men door deze activiteit aan de slag gegaan is met energiebesparing. Omdat er weinig deelnemers waren aan de Sinterklaasactie, de Fotowedstrijd en de Zomeravondgesprekken, zijn de resultaten hiervan niet getoond. De resultaten voor de Energieparade en de interventies worden getoond in figuur 3.1.
Ook zeggen evenzoveel mensen niet aan de maandelijkse meteropname te hebben meegedaan, maar dat zijn niet dezelfde: drie mensen zeggen wel aan de maandelijkse meteropname te hebben meegedaan, maar geen energieadvies aan huis te hebben gehad; drie mensen zeggen wel een energieadvies te hebben gehad, maar geen maandelijkse meteropname; vier mensen zeggen geen van beide te hebben gehad. Van de acht deelnemers die zeggen niet met energiebesparing aan de slag gegaan te zijn, hebben vijf wel een advies gehad, zes hebben wel de maandelijkse meteropname gehad (twee zeggen aan geen van beide te hebben meegedaan) en drie hebben aan de weddenschap meegedaan. Onduidelijk is of men het niet goed (meer) weet of dat de lijst met deelnemers niet correct was. 7
23
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
Figuur 3.1 Deelnemers die bewuster van hun energieverbruik zijn geworden en aan de slag zijn gegaan met energiebesparing (%, n = aantal deelnemers per actie) Het merendeel van de mensen die aan een activiteit hebben meegedaan zeggen hierdoor ook bewust(er) te zijn geworden en met energiebesparing aan de slag te zijn gegaan: 60-65% van de mensen die de Energieparade hebben bezocht, bijna 80% die een Energieadvies aan huis hebben gehad, 56-65% door de maandelijkse meteropname en 66-72% van degenen die aan de weddenschap hebben deelgenomen. Van degenen die de Energiebox hebben ontvangen is 87% aan de slag gegaan met energiebesparing. Conclusie:
De interventies zorgen voor een groter bewustzijn en zetten mensen aan tot energiebesparend gedrag. Een energieadvies aan huis en de energiebox hebben het grootste positieve effect.
Op de vraag of men door iets anders bewuster geworden is over energiebesparing dan door de energiecampagne antwoordt 40% „nee‟ (dankzij de energiecampagne bewuster geworden). De meest genoemde aanvullingen waardoor men bewust is geworden over energiebesparing zijn de media (bepaalde TV programma‟s, krantenberichten, reclamespotjes, radioprogramma‟s 10x); van huis uit meegekregen/zo opgegroeid (5x); was altijd al bewust (3x), de energierekening/weinig te besteden (2x) en via het werk (2x). Op de vraag of men door iets anders aan de slag gegaan is met energiebesparing antwoordt 60% „nee‟ (dankzij de energiecampagne aan de slag). De meest genoemde aanvullingen zijn wederom media (3x); was altijd al bewust (2x) en vrienden (2x). Eén respondent vindt het een uitdaging om minder energie te verbruiken dan z‟n vrienden. 87% weet niet welk energielabel hun eigen woning heeft. Label A, C en D worden elk 2x genoemd; label E en F elk 1x; label B en G elk 0x. Ervaringen Per onderdeel van de energiecampagne is gevraagd wat men er van vond. Er konden meerdere reacties gegeven worden. De meest genoemde reacties worden vermeld.
24
ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
De energieparade vond men voornamelijk leuk (14x) en gezellig (8x) of nuttig (7x).
Het energieadvies vond men voornamelijk nuttig (31x), leerzaam (20x), goed initiatief (14x), leuk (11x) en goed in te passen (8x). Toch ook wordt 19x gezegd dat men „het al wist‟/‟overbodig‟. Drie mensen vinden dat het te weinig oplevert of niets bijdraagt. Eén man meldt dat hij liever hoort ‘of er isolatiesubsidie o.i.d. beschikbaar wordt gesteld, ze praatten alleen over spaarlampen’.
De energiebox vond men voornamelijk nuttig (35x), een extraatje (9x) en goed in te passen (8x). Er waren wel een aantal negatieve opmerkingen: „alleen grote fitting en dat is jammer’; ‘geprobeerd maar vind het niet mooi’; ‘weinig ledlampen’; ‘de ledlamp is geknapt – frappant aangezien deze 10 jaar mee moeten gaan’; ‘kwaliteit ledlampen slecht, bij de buren is de computer ervan stuk gegaan’.
De maandelijkse meteropname vond men voornamelijk nuttig (30x), leerzaam (17x) en een goed initiatief (10x). Toch ook wordt 12x gezegd dat het men het al wist of vond men het standaardtips. Drie personen melden iets negatiefs: dat er geen adviezen werden gegeven (1x), dat de meter opnemer één of maar twee keer geweest is (2x).
De meteropname zelf vond men: oké, geen last van gehad, aardige man, correcte handelingen, behulpzaam, ging snel, vriendelijk, prima, prettig, goed, keurig geregeld, etc. (48x). Een enkeling heeft een negatief commentaar (3x): vluchtig, moeilijk inpasbaar vanwege druk schema, standen waren omgedraaid en tot op heden niet opgelost.
De Sinterklaasactie vond één persoon leuk en één persoon meldde dat de kennissen en vrienden die zij benaderde om te vragen om mee te doen, het niet vertrouwden.
De fotowedstrijd roept wat meer reacties op. De negatieve waren (4x): „aanfluiting, slechte organisatie’; ‘oneerlijk, onduidelijk, winnende foto was niet echt een tip’; ‘prijs die men kon winnen was te hoog, is tenslotte gemeenschapsgeld. Fotowedstrijd had weinig toevoeging aan de energiebesparing’; ‘overbodig’. De positieve waren: „gewonnen’, „goed initiatief’ (4x) en „leuk‟ (4x).
De zomeravondgesprekken zijn door de respondenten voornamelijk als positief ervaren (nuttig, gezellig, leuk etc., 10x) en 2 respondenten vonden het overbodig of toch niets bijdragen.
De weddenschap vond men voornamelijk leuk (15x), goed initiatief (14x), goed in te passen (7x), nuttig (6x) en het geeft een goed gevoel (5x). Daarnaast geeft men aan dat het spannend, aansporend, stimulerend, of een uitdaging is en dubbele winst. Drie respondenten zijn negatief (overbodig, levert te weinig op, slechte communicatie).
Voor de interventies waar het vaakst aan deelgenomen is, is de verhouding weergegeven van het aantal positieve en het aantal negatieve reacties die de respondenten op de interventie hebben gegeven, zie figuur 3.2.
25
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
Figuur 3.2 Verhouding positieve/negatieve opmerkingen (n=aantal opmerkingen) voor vijf activiteiten uit de campagne In de figuur is bijvoorbeeld te zien dat er op de weddenschap in totaal 67 opmerkingen zijn gemaakt, en dat er 20 maal zoveel positieve opmerkingen waren dan negatieve. Hieruit kan afgeleid worden dat de deelnemers het vaakst iets zeggen over het Energieadvies en de Meteropname, maar het meest positief zijn over de Weddenschap. 3.3.2
Ervaringen met energiebesparing
Mening over energiebesparing in het algemeen In het algemeen vindt men de interventie een leuk en goed initiatief (13x). Energie besparen geeft een goed gevoel en zou iedereen moeten doen/doorgevoerd moeten worden (7x). Het bespaart geld en is tegelijk goed voor het milieu (7x). Het is een uitdaging, een stimulans en spannend (5x). Het is leuk en interessant (4x), het hoort erbij of waren er al mee bezig (4x), het proberen waard (4x) of geld over houden voor iets leuks (3x). Een enkeling vindt het verslavend, veel moeite voor niks/teveel gedoe, heeft geen tijd, niet zo leuk als ze verwachtte, of leuk in het begin maar dat gevoel zakt weer weg. Acht mensen geven aan dat zij helemaal niet met energiebesparing aan de slag gegaan zijn (13.3%). Aan hen zijn vragen die hier onder worden behandeld niet gesteld8. Tenzij anders aangegeven, zijn de volgende percentages daarom gebaseerd op 52 deelnemers. Feitelijke energiebesparing Van de mensen die recent een energierekening hebben gehad (n=27; 14 weddenschappers en 13 nietweddenschappers) zegt 70.4% (n=19) dat de energierekening voor elektriciteit lager is geworden, en 18.5% (n=5) dat de energierekening voor elektriciteit hetzelfde is gebleven. Voor gas zegt ook 66.7% (n=18) dat de rekening lager geworden is9. Er zijn geen verschillen tussen de weddenschappers en nietweddenschappers10. De vraag over het energielabel (vraag 33) en de daarna volgende vragen over sociaaldemografische kenmerken van de huishoudens zijn wel aan hen gesteld. 9 De besparingen die vermeld worden gaan over de energierekeningen met het absolute verbruik. De besparingen zijn gerealiseerd ondanks dat 2008-09 een strenge winter was en er niet gecorrigeerd is voor graaddagen (het is dus 8
26
ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
Wat heeft men toegepast? Men geeft vooral aan de spaarlampen uit de Energiebox te zijn gaan gebruiken. Minder stoken is een goede tweede. Stand-by, opladers en stekkers uit stopcontacten halen, staat op de derde plaats. Tabel 3.2
Veranderingen waarmee energie bespaard is
Verandering Spaarlampen Minder stoken (aantal kamers, uur voor het slapen) Stand-by / opladers / stekkers uit Letten op verlichting (garage, kerstverlichting, ruimtes) Droger minder gebruiken Computer eerder uit
n 25 20 14 7 7 5
Verandering Minder douchen, warm water besparing Gordijnen ophangen of vaker dicht Wastemperatuur lager Lekstroom/tussenschakelaars Nieuwe CV ketel Tochtstrippen
n 4 4 3 3 2 2
Eenmalig is genoemd: met vollere machines wassen, heb geen wasmachine, verwarming vrij maken, nieuwe koelkast, minder tv kijken, oude apparatuur het huis uit, afwasmachine vervangen, weinig thuis zijn, waterbed uit huis, was erg warme zomer, straalkachel vervangen, deuren vaker dicht, afzuigkap minder gebruiken. Eén respondent geeft aan een ongeluk te hebben gehad waardoor hij permanent thuis is en 7 dagen per week 24 uur stookt omdat hij nu slecht tegen kou kan. Eén respondent geeft aan dat er een tiener uit huis is waardoor er minder gedoucht wordt. Houdt men het vol? Bijna driekwart zegt zijn lager energieverbruik ook vol te kunnen houden (73%, 38 van de 52) en 21% (n=11) zegt „misschien‟; de overigen hebben hierop geen antwoord gegeven (n=3). Mening over het effect van de energiecampagne Van degenen die aan de maandelijkse meteropname hebben meegedaan denkt 65% dat zij meer energie verbruikt zouden hebben als zij niet aan de monitoring hadden meegedaan, en 35% denkt evenveel. Degenen die aan de weddenschap meegedaan hebben schetsen hetzelfde beeld. De meeste weddenschappers hebben dan ook aan de maandelijkse meteropname meegedaan, op twee na. Eerdere intentie tot energiebesparing In de mondelinge enquête zegt 48% in het verleden al van plan te zijn geweest energie te gaan besparen, 27% was dat enigszins van plan en 25% niet. In de determinantenstudie was 72% van plan energie te gaan besparen, 22% misschien en 6% niet. Waar dit verschil vandaan komt is niet eenduidig vast te stellen. Er zijn verschillende oorzaken mogelijk. Allereerst zijn de respondenten in de mondelinge enquête niet dezelfde als deelnemers aan de determinantenstudie. Daarnaast is de formulering van de vraag veranderd van een voornemen (tijdens de determinantenstudie) naar terugkijken naar een voornemen in de mondelinge enquête. Het is ook mogelijk dat ervaring met energiebesparing goede voornemens – wellicht gemakkelijk geuit in een momentopname zonder consequenties – in een ander daglicht hebben gezet.
mogelijk dat de gemiddelde besparing hoger en bij meer huishoudens gerealiseerd zou kunnen zijn als met de graaddagen rekening gehouden wordt). 10 Dat wil overigens niet zeggen dat de verschillen er niet zijn, maar het aantal respondenten (14 tegen 13) is dermate laag dat het verschil heel groot moet zijn om het als „significant‟ te mogen aanduiden.
27
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
Meningen over energiebesparing in huis In onderstaande tabel 3.3 worden uitspraken over de houding ten opzichte van energiebesparing vergeleken met de determinantenstudie. Tabel 3.3
Meningen over energiebesparing in huis
Uitspraken
Rescon Determinantenstudie (%, n=144)
IVAM Evaluatie (%, n=52)
Energiebesparing vind ik teveel gedoe Eens Niet oneens / niet eens Oneens
13 23 65
13 4 83
Energiebesparing gaat ten koste van het comfort in huis Eens Niet oneens / niet eens Oneens
26 27 47
23 2 75
Als ik energie bespaar voel ik mij goed Eens Niet oneens / niet eens Oneens
52 32 16
85 15 -
Als ik energie bespaar ben ik tevreden over mijzelf Eens Niet oneens / niet eens Oneens
60 26 15
74 14 2
In bovenstaande tabel is te zien dat men het voornamelijk eens met de positieve aspecten van energiebesparing en oneens met de negatieve aspecten. De meningen over de uitspraken zijn in de mondelinge enquête stelliger dan in de determinantenstudie. Op basis hiervan kunnen we concluderen dat de interventie een gunstig effect heeft gehad op de energie attitude van de deelnemers. Invloed van drukte en beloningen Onderzocht zijn de invloed van beloningen en dagelijkse drukte op de houding ten aanzien van energiebesparing, zie de volgende tabel. Tabel 3.4
Bevorderende en belemmerende factoren (selectie)
Geef aan of het u gemakkelijk of moeilijk lijkt om energie te besparen in de volgende situaties: Als u daarvoor beloond zou worden? Heel gemakkelijk Gemakkelijk Niet gemakkelijk, niet moeilijk Moeilijk Heel moeilijk Als u het druk hebt? Heel gemakkelijk Gemakkelijk Niet gemakkelijk, niet moeilijk Moeilijk Heel moeilijk
Rescon Determinantenstudie (%, n=144)
IVAM Evaluatie (%, n=52)
40 34 25 0.5 0.5
37 31 31 1 -
7 21 34 31 7
19 37 29 14 1
Volgens de respondenten van de mondelinge enquête maken beloningen energiebesparing gemakkelijker: meer dan tweederde (68%) vindt energie besparen (heel) gemakkelijk als men er voor beloond wordt. In determinantenstudie is dat zelfs bijna driekwart (74%).
28
ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
Opvallend is dat in de determinantenstudie 28% van de huishoudens aangeeft dat energie besparen (heel) makkelijk is ondanks dat men „het druk heeft‟. Na afloop van de campagne zegt 56% dat energie besparen (heel) makkelijk is ondanks dat men „het druk heeft‟. Dit duidt er op dat energie besparen in de praktijk veel eenvoudiger is dan men dacht. Conclusie:
3.3.3
De energiecampagne heeft een gunstig effect gehad op de energie attitude van de deelnemers.
Score op energievriendelijk gedrag
Score op energievriendelijk gedrag De mate waarin men maatregelen neemt om thuis energie te besparen is afgebeeld in figuur x. De maatregelen staan gerangschikt naar het percentage mensen dat dit „altijd doet‟.
Figuur 3.3 Mate waarin men thuis energiebesparende maatregelen uitvoert (%, n=52) Zoals uit de figuur blijkt is de top drie: lichten uitdoen in kamers waar niemand is, alleen afgekoelde etenswaren in de koelkast zetten en de verwarming uitzetten in kamers waar niemand is. Over het geheel genomen is het percentage mensen dat „altijd‟ een bepaalde maatregel neemt, (fors) hoger dan in de determinantenstudie (zie figuur 3.4): het hoogste percentage in deze studie is 80% (66% in de determinantenstudie), het laagste is 25% (16% in de determinantenstudie). Figuur 3.4 toont in één oogopslag het gunstige effect dat de campagne heeft gehad op het energiegedrag van de deelnemers.
29
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
Figuur 3.4 Vergelijking van de vraag of men „altijd‟ een energiebesparende gedragsmaatregel neemt voor en na de interventie (%, n=144 en n=52) Er zijn nog drie andere vragen gesteld naar specifieke gedragsmaatregelen. De antwoorden hierop, en de vergelijking met de determinantenstudie, staan in tabel 3.5. Tabel 3.5
Energiebesparende aankopen (%) Rescon Determinantenstudie (%, n=144)
IVAM Evaluatie (%, n=52)
Gebruikt u spaarlampen? Ja, overal in huis Ja, maar niet overal in huis Nee
18 55 27
37 52 11
Heeft u een waterbesparende douchekop? Ja Nee Weet niet
30 56 14
48 48 4
Let u bij de aanschaf van (huishoudelijke) apparaten op het energieverbruik? Altijd Bijna altijd Soms Bijna nooit Nooit
28 27 20 11 15
42 17 19 4 17
Over de hele linie scoren de respondenten van de enquête iets „beter‟ dan die van de determinantenstudie: meer spaarlampen, meer waterbesparende douchekoppen en meer mensen die altijd op het energieverbruik letten als ze een apparaat kopen, zie figuur 3.5.
30
ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
%
100
89
90 80 73
70 60
48
50
42 40
30
30
28
Rescon Determinantenstudie
IVAM Evaluatie 20
10 0
Figuur 3.5 Percentage huishoudens dat gedragsmaatregelen neemt, voor en na de interventie (n=144 en n=52) Conclusie:
De energiecampagne heeft een gunstig effect gehad op het energiegedrag van de deelnemers.
Verklaring van de variatie in energievriendelijk gedrag In navolging van de determinantenstudie is van de 15 zojuist genoemde gedragsmaatregelen een somscore gemaakt „Energiegedrag‟11. Hoe hoger men scoort, hoe vaker men energiebesparende gedragsmaatregelen heeft genomen. Om te onderzoeken welke achterliggende variabelen van invloed zijn op deze somscore is een multipele regressieanalyse uitgevoerd. In zo‟n analyse wordt de te verklaren variabele (in dit geval het „Energiegedrag‟) simultaan in verband gebracht met verschillende variabelen. Zo wordt duidelijk welke set van variabelen het energiegedrag verklaren. De regressieanalyse is opgenomen in bijlage D. De analyses laten zien dat „Energiebesparing gaat ten koste van het comfort‟ relatief het meest bijdraagt aan de verklaring van het energiegedrag. Bij respondenten die het oneens zijn met deze stelling is de energiescore hoger. In vergelijking met regressie analyse in de determinantenstudie lijken ook deze resultaten erop te wijzen dat de ervaring met energiegedrag de meningen over energiegedrag bijstelt. De meningen over „comfort’, ‘gedoe’, ‘goed gevoel’ en’tevredenheid’ spelen een sterkere rol in het energiegedrag; de meningen over de verwachte „invloed van drukte‟ en „beloning’ zijn afgezwakt en komen niet meer naar voren in de regressie analyses. Alleen bij een gedetailleerd model blijkt de invloed van onderdelen van de energiecampagne. Dan blijkt dat wanneer de energiecoach met meerdere personen contact heeft gehad (en niet met alléén de man of kinderen) en wanneer er met energieadvies aan huis is geweest dit samenhangt met een hogere energiescore. Meedoen met de weddenschap en maandelijkse meteropname hangen samen met een lagere
Een analyse of de items geschikt zijn om met elkaar „energiegedrag‟ te meten laat zien dat dit het geval is: Cronbach‟s Alpha based on standardised items = .73 (mean 56, sd 9.1, minimum 15, maximum 75, n=52, 15 items). 11
31
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
energiescore. Kanttekening hierbij is wel dat in het gedetailleerde regressieoplossingen de „verklarende kracht‟ per variabele lager is omdat er meer variabelen in meegenomen zijn.
3.3.4
De energiecampagne en informatievoorziening
Bij de meeste huishoudens is met één iemand contact geweest (56.7%) en bij een kwart van de huishoudens met meer dan één persoon (25.5%). Bij 18.3% is deze vraag niet beantwoord. Bijna evenveel mannen als vrouwen hebben contact gehad met de energiecoach (resp. 48% en 47%). Bij één huishouden is het advies aan de kinderen gegeven. Er is gevraagd langs welke weg men informatie heeft ontvangen over de energiecampagne in deze wijk (zie Tabel 3.6). Tabel 3.6
Medium waarmee men informatie heeft ontvangen over de energiecampagne (%, n=60) Medium % Medium Folders in de brievenbus (huis aan huis flyers) 43.3 Website www.wijkcentrumschieringen.nl Wijkkrant 33.3 Posters (wijkcentrum, scholen, supermarkt) Andere huishoudens 15.0 Persoonlijke brief Website www.energieparade.nl 3.3 Belronde
% 0 23.3 26.7 6.7
De meeste mensen zijn geïnformeerd over de energiecampagne aan de hand van folders en de wijkkrant. Meer dan de helft van de mensen vond de informatie over de energiecampagne goed tot heel goed (63.4%), een klein gedeelte redelijk (13.3%) en 8.4% slecht tot heel slecht. 13.3% heeft de vragen niet beantwoord. Door 29 mensen is een toelichting gegeven. Deze varieerden van positief: „duidelijk, alle activiteiten goed aangekondigd, prima organisatie, helder wat de bedoeling was, goede tips en aandachtspunten, bewoners worden er goed bij betrokken, boekje met informatie is handig als back-up, goede voorlichting, kon niet beter, zeer tevreden, energiebox goed initiatief voor diegene met uitkering‟ (15x); of vrij neutraal: „via folders en energieopname, posters, brief ontvangen, niet anders dan anders, als je voldoende tijd hebt kan het heel nuttig zijn‟ (5x); tot negatief: „we hebben er niets van meegekregen, meteropname werd niet uitgevoerd, niets aangehad, wist al veel, man van de meteropname wist er ook weinig vanaf, niet alle acties en activiteiten bekend, niet goed genoeg pas bij Sinterklaasactie zijn nog heel veel mensen ingeschreven, te weinig informatie gekregen, weinig folders gekregen, niet goed op de hoogte van de evenementen‟ (9x). De afstemming met andere activiteiten in de wijk zoals het frontline team wordt door 41.6% als goed tot heel goed ervaren, 23.3% als redelijk. Zo‟n 15% heeft deze vraag niet beantwoord omdat zij niet van het bestaan van het frontline team wisten. Door 31 mensen is een toelichting hierop gegeven. Deze variëren van positief:
32
ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
‘frontline team staat altijd voor je klaar en geven adviezen, zij kunnen ook goed helpen de energiebesparing door te voeren’; frontline team is een goed initiatief; zowel het energieproject als het frontline team zijn goed voor de wijk; ze staan altijd voor je klaar en je kunt er met al je problemen terecht (4x); of gaan over de combinatie: „activiteiten in de wijk moeten elkaar aanvullen, wisselwerking is belangrijk‟ (2x); of men geeft aan dat men onbekend is of geen contact heeft gehad met het frontline team: „geen contact met het frontline team, geen sterke band met de wijk, geen mening, doen weinig met andere activiteiten mee‟ (19x).
Er is gevraagd naar hoe men ondersteund zou willen worden bij energie besparen in de toekomst. Gevraagd is, via welk medium men informatie over het energieverbruik zou willen ontvangen, zie figuur 3.6.
Figuur 3.6 Medium waarmee men informatie over energieverbruik wil ontvangen (%, n=60)
Een brief is veruit favoriet, gevolgd door email. Het minst populair is een display in de woonkamer. Men zou het liefst ééns per maand (40%) of ééns per kwartaal informatie willen ontvangen (38.3%). Ook is gevraagd welk type informatie men zou willen ontvangen, zie figuur 3.7.
Figuur 3.7 Type informatie dat men over het energieverbruik wil ontvangen (%, n=60)
33
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
Favoriet zijn een vergelijking met soortgelijke woningen en huishoudens in de wijk, met het eigen energieverbruik in dezelfde periode vorig jaar en een inschatting van de eindafrekening. Ook is gevraagd welke ondersteunende informatie over energieverbruik in het algemeen aantrekkelijk is, zie figuur 3.8.
Figuur 3.8 Ondersteunende informatie over energieverbruik in het algemeen (%, n=60) Regelmatig informatie in een brochure of de wijkkrant Schieringer Inslag is populair. Het minst populair zijn kleine stickertjes in huis ter herinnering, maar de mensen die dit aangeven voegen er aan toe dat het leuk en handig is voor kleine kinderen. Tot slot is nog gevraagd welke extra ondersteunende maatregelen aantrekkelijk zijn, zie figuur 3.9.
Figuur 3.9 Extra ondersteunende maatregelen (%, n=60) Veruit het aantrekkelijkst blijken aanbiedingen van de gemeente voor kortingen op energiezuinige apparatuur. Ook populair is „vooraf een laag verbruik vaststellen en een beloning krijgen als ik dat haal‟. Het minst aantrekkelijk is een jaarlijks energie-event in de wijk.
Conclusies: Bij de meeste huishoudens is met één iemand contact geweest (56.7%) en bij een kwart van de huishoudens met meer dan één persoon (25.5%). De meesten zijn geïnformeerd over de energiecampagne middels folders in de brievenbus (43.3%) en de wijkkrant (33.3%).
34
ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
Meer dan de helft vond de informatie over de energiecampagne goed tot heel goed (63.4%). Over de afstemming met het frontline team zijn minder mensen positief maar voornamelijk omdat men niet van het bestaan van het frontline team afwist of er niet mee te maken heeft gehad. Men wil informatie over energieverbruik met name via een brief of email. Het minst populair is een display in de woonkamer. Deze informatie zou men ééns per maand of éénmaal per kwartaal willen ontvangen en dan met name over hoe hoog de eindafrekening waarschijnlijk zal worden, hoe hoog het eigen verbruik in dezelfde periode vorig jaar was en hoe hoog het was in vergelijking met soortgelijke woningen en huishoudens in de wijk. Algemene informatie over energieverbruik via met name de wijkkrant is welkom. Andere ondersteunende maatregelen zijn: aanbiedingen van de gemeente voor korting op energiezuinige apparatuur, en vooraf een laag verbruik vaststellen en een beloning krijgen wanneer dat gehaald wordt. Het minst populair is een jaarlijks energie-event in de wijk.
3.3.5
Invloed intentie, effect weddenschap, waarmee volhouden
In deze paragraaf wordt beschreven of de intentie tot energiebesparing in het verleden invloed heeft gehad, of de weddenschap effect heeft gehad en waarmee het kunnen volhouden van energiebesparing samenhangt12. Is intentie tot energiebesparing bepalend geweest? Het lijkt erop dat de intentie tot energiebesparing bepalend is geweest voor deelname aan het energieadvies, het al bestaande bewustzijn en het nemen van een aantal energiezuinige gedragingen – waardoor de activiteiten als de maandelijkse monitoring en weddenschap minder toegevoegde waarde lijken te hebben13. Grotere intentie tot energiebesparing in het verleden (vraag 16) hangt samen met het vaker deelnemen aan het energieadvies maar men geeft vaker aan noch door dit advies noch door de energiebox bewuster geworden te zijn. Als men een grotere intentie heeft vindt men vaker de energierekening vóór monitoring al laag. Men denkt vaker evenveel energie te verbruiken als men niet aan de monitoring en niet aan de weddenschap meegedaan had (resp. n=43; n=31). Men is het vaker oneens met de stellingen „energiebesparing vind ik teveel gedoe‟ en „als ik energie bespaar gaat dat ten koste van het comfort in huis‟. Men heeft vaker (overal) spaarlampen en men let vaker op het energieverbruik bij de aanschaf van (huishoudelijke) apparaten. Tot slot is men vaker geïnteresseerd in het vergelijken van het energieverbruik met soortgelijke woningen en huishoudens in de wijk. Conclusies: Het percentage mensen dat in de mondelinge enquête zegt in het verleden van plan te zijn geweest om energie te besparen (45%) is lager dan het percentage dat in de determinantenstudie in 2008 heeft gezegd de intentie te hebben om energie te besparen (72%). Waar dit verschil vandaan komt is niet duidelijk. De formulering en de steekproef zijn anders. Het is ook mogelijk dat ervaring met energiebesparende gedragingen, goede voornemens in een ander daglicht zetten en er minder sociaal wenselijkheid in de antwoorden is.
De statistische analyses zijn met SPSS 16.0 uitgevoerd; en met Kendall‟s τ c is onderzocht wat de verbanden zijn. Deze associatiemaat is geschikt voor ordinale variabelen, zeker wanneer er bij één antwoordcategorie veel waarnemingen zijn (zgn. knopen) en daarmee ook voor dichotome variabelen. 13 De genoemde verbanden zijn significant voor τ ≥ .16; p ≤ .05; n≥47 tenzij anders vermeld. c 12
35
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
Het is goed mogelijk dat de intentie tot energiebesparing vooraf bepalend is geweest voor het deelnemen aan de activiteiten/interventies en de al relatief zuinige energiegedragingen.
Heeft de weddenschap (extra) effect gehad? Verschillen de weddenschappers van degenen die alleen aan de maandelijkse meteropname hebben meegedaan? Er is een aantal significante verschillen14: De weddenschappers hebben iets vaker de Energieparade bezocht. Dit is niet verrassend want op de Energieparade werden mensen geworven om aan de weddenschap mee te gaan doen. Ook geven vier keer zoveel huishoudens in de weddenschapgroep aan dat er met meerdere mensen uit het huishouden contact is geweest dan huishoudens in de maandelijkse meteropname-groep. Deelnemers die aan de Fotowedstrijd meededen (7x) zijn afkomstig uit de groep weddenschappers. Weddenschappers geven minder vaak aan „vaak‟ of „altijd‟ zo kort mogelijk te douchen. Géén van de weddenschappers heeft een voorkeur voor een sms als medium om informatie over het energieverbruik te krijgen. Degenen die dat willen komen uit de groep „maandelijkse meteropname‟. Zoals eerder gemeld, rapporteren weddenschappers en niet-weddenschappers niet verschillend over of hun energierekening na de interventie lager was dan het jaar ervoor. Conclusie:
Tussen de weddenschappers en huishoudens die alleen aan de meteropnames hebben deelgenomen zijn geen verschillen in energiegedrag.
Heeft men energie bespaard en wat heeft men nodig om het te kunnen volhouden? 45% van de huishoudens heeft na afloop van de campagne een energienota ontvangen. Bij ruim 40% van deze huishoudens was de nota lager dan voorheen. Ruim 60% zegt het lagere energieverbruik (zeker) vol te kunnen houden. Dat men denkt de besparing vol te kunnen houden hangt significant15 samen met de mening over het energiegedrag, het soort maatregelen dat men neemt en de informatie over energiebesparing: Als men energiebesparing teveel gedoe vindt en ten koste vindt gaan van het comfort in huis is men minder zeker een laag energieverbruik te kunnen volhouden. Als men zich bij energiebesparing goed voelt en als men tevreden is over zichzelf is men zekerder om een laag energieverbruik te kunnen volhouden. Als men de verwarming uit doet in kamers waar men niet is of een uur voor het slapen gaan, ingevroren voeding ontdooit in de koelkast, vaker (overal) spaarlampen heeft en let op het energieverbruik bij aanschaf van apparaten, is men zekerder om een laag energieverbruik te kunnen volhouden. De somscore op 15 energiebesparende gedragsmaatregelen is dan ook hoger, men neemt meer energiebesparende maatregelen. Degenen die zekerder zijn dat zij een laag energieverbruik kunnen volhouden willen vaker informatie over het energieverbruik in huis wanneer er niemand thuis is, over de zelfde periode in het verleden en over hoe hoog de eindafrekening waarschijnlijk zal worden. Een helpdesk waar men naar toe kan bellen is favoriet. Men heeft juist geen informatie over de energiecampagne ontvangen via de wijkkrant.
14
(±.21 ≤ τc ≤ ±.30; .001 ≤ p ≤ .05; n=49/52/60)
15
(±.21 ≤ τc ≤ ±.49; .000 ≤ p ≤ .05; n=49)
36
ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
3.4
Conclusies
De interventies hebben gezorgd voor een groter bewustzijn en hebben de inwoners van HeechterpSchieringen aangezet tot energiebesparend gedrag. Een energieadvies aan huis en de energiebox werken wat dit betreft het krachtigst. De campagne heeft een gunstige invloed gehad op de energie attitude en op het energiegedrag van de deelnemers. Bij ruim 40% van de huishoudens die na de campagne een energienota hebben ontvangen was de nota lager dan in het jaar daarvoor. Men heeft vooral de spaarlampen uit de Energiebox gebruikt. Daarnaast is men minder gaan stoken en let beter op stand-by verbruik. Opvallend is dat vergeleken met een eerdere studie in de wijk, men het meer eens is met positieve stellingen over energiebesparing en meer oneens is met negatieve stellingen. De mening die men heeft over „Energiebesparing gaat ten koste van het comfort‟ draagt relatief het meeste bij aan de verklaring van het energiegedrag. Hoe meer men het oneens is met deze stelling, des te meer energiebesparende maatregelen met uitvoert in het huishouden. Een ruime helft vond de informatie over de energiecampagne goed tot heel goed. Om het energiebesparend gedrag in de toekomst te ondersteunen is een display in de woonkamer niet zo populair. Men wil vaker informatie (per brief of email) over het energieverbruik in vergelijking met soortgelijke woningen en huishoudens in de wijk, over dezelfde periode in het verleden, en over hoe hoog de eindafrekening waarschijnlijk zal worden. Informatie over het energieverbruik wanneer er niemand thuis is, willen met name degenen die energiebesparend gedrag in de toekomst vol willen houden. Bijna driekwart zegt het energiebesparend gedrag ook te willen volhouden. De inschatting of men energiebesparend gedrag volhoudt in de toekomst hangt ook samen met de meningen over energiegedrag – die nu na de interventie mede door ervaring gevormd/aangescherpt zijn. Vindt men energiebesparing gedoe of ten koste gaan van het comfort in huis, dan is men minder geneigd dit in de toekomst vol te houden. Wanneer energiebesparing een goed gevoel geeft of men zich daardoor tevreden over zichzelf voelt, is men meer geneigd energiebesparend gedrag in de toekomst vol te houden.
3.5
Aanbevelingen
1. Uit de vergelijking van de resultaten van de mondelinge enquête met die van de Rescon determinantenstudie blijkt dat vooraf verwachte ervaringen (over drukte, beloning, goed gevoel, tevredenheid, comfort en gedoe) in de praktijk in een gunstige richting afzwakken dan wel aanscherpen. Bij zowel de werving als de implementatie zou hier op ingespeeld kunnen worden. 2. Het lijkt erop dat het energieadvies meer effect heeft als meerdere leden van het huishouden betrokken worden. 3. Displays zijn bij deze steekproef niet zo populair. Wanneer deze toch gebruikt gaan worden, dan aanvullen met persoonlijk advies en informatie via brieven. 4. De grote vraag blijft hoe mensen mee te krijgen, die niet al een intentie hebben. Interventies of wervingsacties die daar op inspelen moeten nog ontwikkeld worden.
37
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
38
ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
4. Effectevaluatie 4.1
Inleiding
Het doel van de energiecampagne in de wijk Heechterp-Schieringen was om huishoudens energie te laten besparen door gedragsverandering. Zoals in Hoofdstuk 3 beschreven zijn tal van interventies ingezet. In de wijk kunnen vier groepen huishoudens worden onderscheiden: Groep 0: Huishoudens die aan geen enkele activiteit hebben deelgenomen (n=903) Groep 1: Huishoudens die uitsluitend een energiebox en een energieadvies ontvingen (n = 755) Groep 2: Huishoudens die een box en advies ontvingen en aan de maandelijkse meteropnames en adviezen hebben deelgenomen (n = 238) Groep 3: Huishoudens die naast box, meteropnames en adviezen ook aan de weddenschap hebben meegedaan (73) Het doel van de effectevaluatie is om te bepalen hoeveel energie de huishoudens uit de groepen 1, 2 en 3 hebben bespaard. Groep 0 is de controlegroep.
4.2
Methode
Om het effect van de gedragscampagne in de wijk Heechterp-Schieringen te bepalen zijn op drie niveaus analyses uitgevoerd.
Alle inwoners van de wijk. De respondenten van de enquête. De deelnemers aan de weddenschap.
In de tijd bezien is de analyse van het energieverbruik van de deelnemers aan de weddenschap het eerste uitgevoerd. Voor de prijsuitreiking in oktober 2009 moest immers bepaald worden welke huishoudens de beoogde 10% besparing hadden behaald. Tijdens de campagne is over de beoogde energiebesparing niet geheel eenduidig gecommuniceerd. In „De Energiekrant‟ van augustus 2008 werd naast 10% “elektriciteitsbesparing” ook 10% “energiebesparing” genoemd. Daarom is in oktober 2009 voor het vaststellen van de winnaars als criterium gehanteerd dat een huishouden op beide energiedragers bespaard moest hebben en op tenminste één van de energiedragers 10%. Dit leverde 39 winnaars van de weddenschap op. Onder de druk van de datum waarop de winnaars door de burgemeester bekend gemaakt zouden worden is alleen vastgesteld óf de deelnemers aan de weddenschap de beoogde 10% al dan niet hadden behaald. In het bestand van verbruiken werd toen echter al duidelijk dat er soms wel erg grote besparingen (of toenames) optraden. Daarom wordt in dit hoofdstuk de effectanalyse systematischer opgepakt. In dit hoofdstuk is immers het doel om zo nauwkeurig en betrouwbaar mogelijk vast te stellen hoeveel energie er door de huishoudens is bespaard. In het algemeen blijken in een databestand van het (huishoudelijk) energieverbruik onjuiste gegevens te zitten. Dit komt bijvoorbeeld doordat huishoudens foute meterstanden hebben doorgegeven, of doordat men nog geen volledig jaar in de woning heeft gewoond. Hoe kleiner de groep huishoudens hoe kleiner de kans dat dergelijke „vervuiling‟ voorkomt, maar áls het voorkomt is de invloed op het analyseresultaat
39
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
relatief groot. Bij grote groepen huishoudens zal dit soort vervuiling zeker voorkomen, maar kan het te analyseren databestand middels een statistische analyse geschoond worden. Schonen wil zeggen dat alle „waarnemingen‟ waarvan het op voorhand zeker is dat ze niet kunnen kloppen, uit het databestand worden verwijderd. Daarom begint de analyse die in dit hoofdstuk wordt beschreven, met de analyse van alle huishoudens in de wijk. Vervolgens zijn de andere analyses uitgevoerd waarbij telkens dezelfde „spelregels‟ voor het schonen werden gehanteerd als bij het bestand van alle huishoudens.
4.3
Resultaten
In de rest van hoofdstuk 4 wordt in de tabellen en grafieken voor het jaarverbruik de volgende notatie gehanteerd:
Eo = oude elektriciteitsverbruik, dat wil zeggen het jaarverbruik voorafgaand aan de campagne En = nieuwe elektriciteitsverbruik, dat wil zeggen het jaarverbruik na afloop16 van de campagne. Go = oude gasverbruik, dat wil zeggen het jaarverbruik voorafgaand aan de campagne Gn = nieuwe gasverbruik, dat wil zeggen het jaarverbruik na afloop van de campagne.
Voor de analyse van alle huishoudens, die in paragraaf 4.3.1 wordt beschreven, werd gebruik gemaakt van de Standaard Jaar Verbruiken (SJV) van Enexis. Het bestand bevat het oude en nieuwe standaard jaarverbruik van elektriciteit en gas van 2.300 huishoudens uit de wijk Heechterp-Schieringen17. Voor de analyse van de respondenten van de enquête (4.3.2) werd eveneens gebruik gemaakt van de SJV‟s, met dien verstande dat het „nieuwe jaarverbruik‟ geactualiseerd kon worden op basis van de meterstanden die door de enquêteurs tijdens de enquête zijn opgenomen. Voor de analyse van de weddenschapgroep (4.3.3) werd gebruik gemaakt van het oude jaarverbruik voor gas en elektra uit de individuele energienota‟s en de meterstanden die voorafgaand aan de weddenschap en een jaar later bij de huishoudens zijn opgenomen.
4.3.1
Alle huishoudens van de wijk
Om deze analyse uit te kunnen voeren moest het SJV databestand van Enexis worden „geschoond‟. In bijlage Z wordt het schonen van het databestand beschreven. Elektriciteit Na het schonen blijven ruim 1.500 huishoudens over die geschikt zijn voor analyse. Figuur 1 toont per groep de gemiddelde waardes van het oude (Eo) en nieuwe (En) elektriciteitsverbruik.
Dat wil zeggen: het jaarverbruik dat na de campagne is bepaald. In de periode van 12 maanden waar dat verbruik betrekking op heeft, is de campagne in de winter uitgevoerd. 17 Het data bestand is door Enexis geanonimiseerd zodat IVAM wel over individuele gebruiken en groepsnummers kon beschikken maar niet over namen, adressen en postcodes. 16
40
ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
Eo
En
2500
2000
1500
1000
500
0
0
1
2
3
Figuur 4.1 Gemiddelde oude (Eo) en nieuwe (En) elektriciteitsverbruik (kWh) gebaseerd op SJV‟s, per groep Opvallend is dat de weddenschapgroep (3) gemiddeld het hoogste elektriciteitsverbruik heeft. Huishoudens uit de controlegroep (0) hebben gemiddeld hetzelfde verbruik als het gemiddelde van de drie experimentele groepen. Anders gezegd, wat betreft het elektriciteitsverbruik is de controlegroep „gemiddeld representatief‟ voor de drie experimentele groepen. Wel moet opgemerkt dat dit plaatje “indicatief” is. Onderstaande tabel laat zien waarom. De spreiding in het verschil tussen het oude en het nieuwe verbruik is veel groter dan het verschil zelf. Tabel 4.1
Groep Groep 0 Groep 1 Groep 2 Groep 3
Gemiddelde oude en nieuwe elektriciteitsverbruik gebaseerd op SJV‟s, het verschil en de spreiding in het verschil voor de vier groepen huishoudens Aantal Oude verbruik geanalyseerde (kWh) huishoudens 607 2.158 666 1.956 184 2.282 60 2.480
Nieuwe verbruik (kWh) 2.146 1.897 2.258 2.401
Verschil (kWh) - 12 - 59 - 24 - 79
Spreiding in het verschil (kWh) 486 479 474 462
Opvallend is het gemiddeld lage elektriciteitsverbruik. Het gemiddelde in de controlegroep bedraagt ongeveer 2.150 kWh. Het gemiddelde Nederlandse huishouden verbruikt ongeveer 3.500 kWh. In de tabel is verder te zien dat huishoudens uit groep 3 gemiddeld het meest bespaard hebben. Gezien de spreiding in het verschil tussen het oude en nieuwe verbruik zijn de resultaten echter indicatief. Conclusie:
Huishoudens in de wijk Heechterp-Schieringen hebben een laag elektriciteitsverbruik. De indicatie is dat de huishoudens die deelgenomen hebben aan de campagne elektriciteit hebben bespaard. De kwaliteit van het databestand is echter matig.
Gasverbruik Na het schonen (zie bijlage E) blijven bijna 1.400 huishoudens over die geschikt zijn voor analyse. De resultaten worden getoond in figuur 2 en tabel 2.
41
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
Go
Gn
1500
1000
500
0
0
1
2
3
Figuur 4.2 Gemiddelde oude (Go) en nieuwe (Gn) gasverbruik (m3) gebaseerd op SJV‟s, per groep In grote lijn zien we dezelfde figuur als bij het elektriciteitsverbruik. Ook hier zijn de verschillen indicatief. Tabel 4.2
Groep Groep 0 Groep 1 Groep 2 Groep 3
Gemiddelde oude en nieuwe gasverbruik gebaseeerd op SJV‟s, het verschil en de spreiding in het verschil voor de vier groepen huishoudens Aantal Oude verbruik geanalyseerde (m3) huishoudens 578 1.320 599 1.182 158 1.464 57 1.428
Nieuwe verbruik (m3) 1.237 1.144 1.407 1.355
Verschil (m3) - 47 - 38 - 57 - 73
Spreiding (m3) 249 251 245 241
Ook bij het gasverbruik zien we een relatief laag gemiddeld verbruik. De controlegroep verbruikt ongeveer 1.300 m3 gas per jaar terwijl het gemiddelde Nederlandse huishouden 1.600 m3 verbruikt. Het lijkt er op dat alle groepen hebben bespaard. Het zou kunnen dat de huishoudens uit de controlegroep, die niet aan enige activiteit hebben deelgenomen, toch beïnvloedt zijn. Bijvoorbeeld door de aandacht voor de campagne in de pers of door contact met buurtbewoners. In de tabel is te zien dat ook voor het gasverbruik huishoudens uit groep 3 gemiddeld het meest hebben bespaard. Gezien de spreiding zijn de resultaten echter indicatief. Conclusie:
4.3.2
Huishoudens in de wijk Heechterp-Schieringen hebben een laag gasverbruik. De indicatie is dat de huishoudens die deelgenomen hebben aan de campagne op hun gasverbruik hebben bespaard. De kwaliteit van het databestand is echter matig.
Respondenten van de enquête
Tijdens de enquête hebben de enquêteurs opnieuw de meterstanden opgenomen. Op basis van die meterstanden kon Enexis het SJV bestand (voor die huishoudens) actualiseren. De enquête is uitsluitend bij huishoudens uit groep 2 (box + maandelijkse meterstanden en adviezen) en groep 3 (box + maandelijkse meterstanden en adviezen + weddenschap) afgenomen. In totaal hebben 60 huishoudens aan de enquête deelgenomen. Van 49 huishoudens kon een complete set gegevens verkregen worden, d.w.z. nieuwe en oude meterstanden en het oude jaarverbruik18. Voor huishoudens met een dubbeltarief voor elektriciteit betekent „een complete dataset‟ dat er 9 gegevens beschikbaar moeten zijn. 18
42
ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
Dit bestand is volgens dezelfde procedure als bij het complete SJV databestand geschoond voor onwaarschijnlijk grote of kleine verbruiken dan wel effecten. Hierdoor zijn 5 van de 49 huishoudens uit de analyse van het elektriciteitsverbruik weggevallen en 4 uit de analyse van het gasverbruik. Dit zijn met name huishoudens uit groep 2 omdat daarvan het oude jaarverbruik niet bekend was en alleen de oude SJV‟s gebruikt konden worden. Huishoudens uit groep 3 moesten voorafgaand aan de weddenschap hun oude jaarverbruik (uit de jaarnota) opgeven. Van die huishoudens waren de oude SJV‟s dus niet nodig waardoor er minder huishoudens met een onwaarschijnlijk hoog of laag verbruik voorkwamen. Elektriciteit Het resultaat van de analyse van het oude (Eo) en nieuwe (En) elektriciteitsverbruik voor groep 2 en groep 3 is weergegeven in figuur 3. Eo
En
3000
2500
2000
1500
1000
500
0
2
3
Figuur 4.3 Gemiddelde oude (Eo) en nieuwe (En) elektriciteitsverbruik (kWh) gebaseerd op deels geactualiseerde SJV‟s, voor respondenten uit groep 2 en groep 3 Het gemiddelde elektriciteitsverbruik in groep 3 is ongeveer hetzelfde als in de analyse van het totale bestand (figuur 1). Het gemiddelde verbruik van groep 2 is in figuur 3 echter hoger dan in figuur 1. Dat „zou zo maar kunnen‟ omdat het resultaat van groep 2 in figuur 3 op een analyse van 16 huishoudens berust, terwijl het resultaat van groep 2 in figuur 1 op 184 huishoudens berust. Tabel 4.3
Groep Groep 2 Groep 3 Conclusie:
Gemiddelde oude en nieuwe elektriciteitsverbruik gebaseerd op deels geactualiseerde SJV‟s, het verschil en de spreiding in het verschil voor de respondenten uit groep 2 en groep 3 Aantal Oude verbruik geanalyseerde (kWh) huishoudens 16 2.748 28 2.405
Nieuwe verbruik (kWh) 2.700 2.337
Verschil (kWh) - 48 - 68
Spreiding (kWh) 401 255
De indicatie is dat huishoudens uit groep 2 en groep 3 hebben bespaard op hun elektriciteitsverbruik.
Gasverbruik De analyse van het gasverbruik van de enquêtegroep is op dezelfde manier aangepakt als bij het elektriciteitsverbruik. Figuur 4 en tabel 4 tonen de resultaten.
43
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
Go
Gn
1500
1000
500
0
2
3
Figuur 4.4 Gemiddelde oude (Go) en nieuwe (Gn) gasverbruik (m3) gebaseerd op deels geactualiseerde SJV‟s, voor respondenten uit groep 2 en groep 3 Tabel 4.4
Groep Groep 2 Groep 3
Gemiddelde oude en nieuwe gasverbruik gebaseerd op deels geactualiseerde SJV‟s, het verschil en de spreiding in het verschil voor respondenten uit groep 2 en groep 3 Aantal Oude verbruik geanalyseerde (m3) huishoudens 15 1.506 30 1.306
Nieuwe verbruik (m3) 1.448 1.285
Verschil (m3) - 58 - 21
Spreiding (m3) 74 99
Conclusie: De indicatie is dat huishoudens uit groep 2 en groep 3 hebben bespaard op hun gasverbruik. 4.3.3
Deelnemers aan de weddenschap
Deze analyse is uitgevoerd op basis van het oude jaarverbruik van de deelnemende huishoudens, de meterstand voorafgaand aan de weddenschap en de meterstand die (ongeveer) een jaar later is opgenomen. In de opname datums (vooraf en na afloop) zit een „ruis‟ van ongeveer één week. Dit introduceert een onnauwkeurigheid in het jaarverbruik van ongeveer 2%. In totaal is van 64 van de 70 huishoudens een complete dataset verkregen. Dat wil zeggen, het oude jaarverbruik gas en elektriciteit, en de meterstanden gas en elektra voor en na. Elektriciteit
Het schonen van het bestand is minder ingrijpend op het aantal deelnemers dan bij de SJV verbruiken. Wanneer we volgens dezelfde methodiek schonen als in de andere analyses, moeten 4 van de 64 huishoudens uit de analyse verwijderd worden. Figuur 5 toont de resultaten van de analyse van het elektriciteitsverbruik voor de weddenschapgroep.
44
ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
Eo
En
2750 2500
2000
1500
1000
500
0
Figuur 4.5 Het gemiddelde oude (Eo) en nieuwe (En) elektriciteitsverbruik (kWh) gebaseerd op meteropnames, voor de weddenschapgroep Tabel 4.5
Gemiddelde oude en nieuwe elektriciteitsverbruik gebaseerd op meteropnames, het verschil en de spreiding, voor de weddenschapgroep
Aantal Oude verbruik Nieuwe verbruik Verschil Spreiding geanalyseerde (kWh) (kWh) (kWh) (kWh) huishoudens Groep 3 60 2.661 2.380 - 280 392 * Het gemiddelde elektriciteitsverbruik voor groep 3 in tabel 1 verschilt van het verbruik in tabel 5, doordat voor tabel 1 uitgegaan wordt van de SJV‟s uit het Enexisbestand en voor tabel 4.5 van de meteropnames. Groep
De tabel laat zien dat het gemiddelde huishouden 280 kWh heeft bespaard. Ten opzicht van het gemiddelde oude verbruik een besparing van 10,5%. Conclusie: Het gemiddelde huishouden in de weddenschap heeft ruim 10% elektriciteit bespaard.
Gasverbruik Ook bij het gasverbruik is het schonen van het bestand minder ingrijpend op het aantal deelnemers dan bij de SJV verbruiken. Wanneer we volgens dezelfde methode schonen valt slechts één huishouden af. Figuur 6 en tabel 6 tonen de resultaten.
45
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
Go
Gn
1250
1000
500
0
Figuur 4.6 Het gemiddelde oude (Go) en nieuwe (Gn) gasverbruik (m3) gebaseerd op meteropnames, voor de weddenschapgroep Tabel 4.6
Gemiddelde oude en nieuwe gasverbruik gebaseerd op meteropnames, het verschil en de spreiding, voor de weddenschapgroep
Groep Groep 3
Aantal Oude verbruik geanalyseerde (m3) huishoudens 63 1.258
Nieuwe verbruik (m3) 1122
Verschil (m3)
Spreiding (m3)
- 136
183
De tabel laat zien dat het gemiddelde huishouden 136 m3 heeft bespaard. Evenals bij het elektriciteitsverbruik ruim 10% besparing. Conclusie: Het gemiddelde huishouden in de weddenschap heeft ruim 10% bespaard op het gasverbruik.
4.4
Energieverbruik en label
Op basis van het (geschoonde) Enexis bestand van de individuele SJV‟s voor gas en elektra en het label van de desbetreffende woningen is een regressieanalyse uitgevoerd. Zie bijlage F. De regressieanalyse levert de volgende formules: ELEK = 1.402 + 259 * E-index (kWh) GAS = 815 + 204 * E-index (m3) waarbij voor de verschillende labels de E-index uit onderstaande tabel is gehanteerd: Label A B C D E F G
E-index 0,90 1,15 1,45 1,80 2,20 2,65 3,15
46
ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
Label A woningen komen in het bestand echter niet voor. Met de gevonden formules kan het effect van woningverbetering bepaald worden. Bijvoorbeeld het verbeteren van een Label E woning naar een Label C woning levert een elektriciteitsbesparing van ELEK(E-C) = 259 * (2,20 – 1,45) = 194 kWh Het verbeteren van een Label E woning naar een Label C woning levert een gasbesparing op van GAS(E-C) = 204 * (2,20 – 1,45) = 153 m3 Gezien de matige kwaliteit van het SJV bestand zijn de resultaten echter indicatief. Wanneer we de energiebesparing door de weddenschap vergelijken met de energiebesparing door het verbeteren van een woning met twee labelstappen (bijvoorbeeld van E naar C) zien we dat beide energiebesparingen (en dus ook de CO2 reductie) van dezelfde orde van grootte zijn (zie tabel 7). Tabel 4.7 Energiebesparing door gedragsverandering in de weddenschapsgroep vergeleken met de energiebesparing door het nemen van twee labelstappen Energiebesparingen Elektriciteitsverbruik Gasverbruik Vermeden CO2 emissie19
4.5
Gedragsverandering in weddenschap 280 kWh 136 m3 401 kg
Woningverbetering van E naar C label 194 kWh 153 m3 382 kg
Conclusies Het Enexis bestand van Standaard Jaar Verbruiken is sterk vervuild. Huishoudens in de wijk hadden voorafgaand aan de campagne al een relatief laag energieverbruik De weddenschapgroep heeft ruim 10% gas en elektra bespaard. De indicatie is, dat huishoudens uit groep 1 en groep 2 op gasverbruik en elektriciteitsverbruik hebben bespaard. De indicatie is, dat het effect van de gedragsveranderingen in de weddenschapgroep ongeveer even groot is als het verbeteren van de woningen met twee labelstappen.
4.6
Aanbevelingen
Indien campagnes die gericht zijn op energiebesparing door gedragsverandering achteraf geëvalueerd moeten worden verdient het aanbeveling om de volgende regels in acht te nemen: Zorg dat deelnemers er tenminste een jaar wonen en een oude energienota kunnen laten zien. Meet de individuele meterstanden vooraf en achteraf (een jaar later). Houdt een enquête vooraf en achteraf. Vraag in beide enquêtes naar veranderingen in het gezin die een substantieel effect hebben op het verbruik (apparatuurbezit, gezinsgrootte, etc, liefst met datum waarop de verandering heeft plaatsgevonden) 19
1 kWh = 0,566 kg CO2, 1 m3 aardgas = 1,780 kg CO2 (SenterNovem Cijfers en Tabellen 2007)
47
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
Zorg voor voldoende grote groepen, inclusief een controlegroep. Voer een Multipele Regressie Analyse uit waarbij de individuele verandering in het energieverbruik in verband wordt gebracht met de deelname aan de verschillende interventies, veranderingen in het gezin en andere achtergrondvariabelen.
48
ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
5. Antwoord op de onderzoeksvragen 1. Welke effecten van feedback zijn bereikt in de gemeenten waar dit heeft plaatsgevonden? Het is de bedoeling geweest dat bij de maandelijkse meteropname in de wijk Heechterp-Schieringen (Leeuwarden) feedback werd gegeven. Na een aantal keren had de feedback bij de maandelijkse meteropname geen functie meer. De tips waren al gegeven en er is geen goed vergelijk mogelijk geweest met een gelijke periode in een voorgaand jaar of een andere vergelijking. Daarom was het in feite geen feedbackinterventie, maar gewoon een maandelijkse meteropname (monitoring). 2. In welke mate is het maken van een weddenschap vooraf (zoals in Leeuwarden) van invloed op het effect van feedback? Deze vraag gaat uit van een feedback-interventie. We kunnen wel voorzichtig afleiden of de weddenschap extra effect heeft gehad ten opzichte van de energieadviezen (+box en meteropname). Uit de enquête blijkt dat de weddenschap op zich heeft geen extra effect gehad op de energiegedragingen vergeleken met de meteropname en met de energieadviezen+energiebox. Uit de effectanalyse van de energieverbruiksgegevens van de weddenschapgroep kan worden afgeleid dat zij 10% bespaard hebben. Uit de effectanalyse van de SJV’s kan geen verschil ontdekt worden in het energieverbruik tussen de groepen „weddenschap‟ en „meteropname‟. Uit deze driehoeksvergelijking kan worden afgeleid dat de weddenschapgroep bespaard heeft en dat het aannemelijk is dat de groep „meteropname‟ ook bespaard heeft – maar we weten niet hoeveel en dus weten we ook niet of (en hoeveel) de weddenschap een extra effect heeft gehad. 3. Kan onderbouwd worden of activiteiten organiseren zin heeft voor bewustwording en agendering van energie (willen) en kun je die bij specifieke determinanten laten aansluiten? Bij deze vraag wordt onder activiteiten verstaan: de energieparade, de Sinterklaasactie, de fotowedstrijd en zomeravondgesprekken. De energieparade heeft mensen opgeleverd die aan de weddenschap meededen – men kon zich toen opgeven –, maar de meeste deelnemers aan de energieadviezen (+box) en aan de meteropname (+feedback) zijn geworven door huis aan huis aan te bellen. De overige activiteiten worden leuk gevonden maar dragen feitelijk niet iets extra‟s bij aan veranderd energiegedrag. Een effect op bewustwording is, door het lage aantal deelnemers, moeilijk vast te stellen. Hoe het komt dat maar zo weinig mensen aan de activiteiten, behalve de Energieparade, hebben meegedaan is onduidelijk. Kennelijk hebben de aankondigingen de mensen niet voldoende bereikt. Dat er weinig deelgenomen is aan de activiteiten heeft ook een „voordeel‟ voor deze analyse: er kan worden aangenomen dat de bewustwording als gevolg van de interventies niet beïnvloedt is door het deelnemen aan activiteiten. 4. Wat voor soort activiteiten zijn dat en met welke interventies zijn ze het best te combineren? Bij de Energieparade zijn mensen geworven voor deelname aan de weddenschap. Daarnaast heeft aanbellen gewerkt om mensen te werven voor deelname aan de energieadviezen. Voor bewustwording kunnen geen uitspraken gedaan worden, maar voor werving zijn dergelijke activiteiten wel van belang. Waarschijnlijk heeft dit dan meer de functie van attenderen, waarop mensen reageren die al enigszins een intentie hadden om energie te willen gaan besparen. Bij opschaling is de vraag hoe groot deze welwillende groep is, en hoe mensen die niet willen zover te krijgen dat ze wel willen. 5. Welke conclusies en aanbevelingen zijn te trekken uit de evaluatie van de feedback activiteiten van de energieadviseurs in Leeuwarden? De deelnemende huishoudens vonden de bezoeken van de meteropnemers voornamelijk „gezellig‟, of „niets bijzonders’. Na verloop van tijd is men wel uitgepraat over de tips. Zie ook het antwoord bij vraag
49
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
1. Er was geen goed vergelijk mogelijk en daarom was het in feite meer monitoring dan een feedbackinterventie. 6. Welke conclusies voor de aanpak kunnen getrokken worden uit de koppeling van het determinantenonderzoeken in Leeuwarden en de verbruikscijfers 2007 op adresniveau? Het determinantenonderzoek werd ten tijde van de interventie gehouden in het stookseizoen 20082009. De adresgegevens van het determinantenonderzoek konden bij nader inzien niet gekoppeld worden aan de verbruikscijfers omdat daar geen toestemming voor gevraagd was bij de huishoudens. De analyse op adresniveau (hetzij voor 2007, hetzij voor 2008-2009) was dus niet mogelijk. 7. Moeten gedragsinterventies anders ingericht worden al naar gelang het energielabel van woningen? Zo ja, wat zijn dan de verschillen? Nee. Het stookgedrag beïnvloedt het gemiddelde energieverbruik zo sterk dat er weinig verschil zichtbaar is in het energieverbruik tussen de verschillende labels. Logischer is, en in de praktijk gebeurt dat ook al, de interventies af te stemmen op diverse doelgroepen, zoals jongeren, ouderen, bewoners van sociale of particuliere huurwoningen, eigen woningbezitters, herintreders, allochtone vrouwen (of mannen), huishoudens met lage inkomens, schoolklassen etc. etc. 8. Sommige huishoudens vertonen extreem laag gasverbruik en hoog elektriciteitsverbruik. Zijn hiervoor verklaringen te vinden? En zo ja, is er wisselwerking met de interventies? Deze verbruiken waren op basis van de SJV‟s geconstateerd vóór de effectanalyse van start ging. Het blijkt met deze analyse dat de SJV‟s van slechte kwaliteit zijn en de outliers weinig zeggen. Soms kan zo‟n outlier echter best realistisch zijn en is er ook een verband met de interventie. Er is bijvoorbeeld van één van de huishoudens bekend dat het vóór de campagne geen koelkast had en verder ook een zeer laag elektriciteitsverbruik had. Na aanschaf van een koelkast steeg het elektriciteitsverbruik met 300%. Ook was er een huishouden dat een waterbed heeft weggedaan. Bij dergelijke huishoudens is er wel een wisselwerking met de interventies maar het zijn uitzonderingen. 9. Is er een relatie tussen het energielabel en het werkelijke verbruik in Leeuwarden? Ja. Per labelstap gemiddeld 100 kWh elektriciteit en 75 m3 gas. 10. Is er een prioritering aan te geven in interventies gericht op energiebesparing door gedrag in krachtwijken? Verbetering van woningkwaliteit bij bijvoorbeeld renovatie kan samen gaan met een gedragscampagne afgestemd op de doelgroep na zo‟n renovatie. Dit kan ervoor zorgen dat er in plaats van 1 of 2 labelstappen in de praktijk 3 of 4 labelstappen genomen worden door de extra energiebesparing door gedragsverandering. Er zijn twee interventies onderzocht (energieadvies+box en weddenschap). De persoonlijke benadering wordt op prijs gesteld. Verder worden er in de onderzochte wijken onderscheid op basis van doelgroepen gemaakt – de prioritering zal van de situatie in de gemeente of de wijk afhangen. 11. Zijn er op basis van de ervaringen in de pilots conclusies te trekken in relatie met het proces van stedelijke vernieuwing en de plaats van energie hierin? Hoe kunnen de interventies aansluiten bij andere activiteiten van de gemeente en corporaties? Kunnen andere activiteiten meeliften op energie-interventies? Ja, interventies kunnen aansluiten bij renovatieprogramma‟s (nieuwe bewoners) na oplevering en kunnen aansluiten bij andere doelstellingen in een wijk (integratie, zelfwaardering, eenzaamheid ouderen etc.) mits er deskundigen zijn die de effectiviteit m.b.t. energiebesparing in de gaten blijven houden.
50
ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
12. Zijn er conclusies te trekken over de rol van de Agentschap NL adviseur? Zijn er “do‟s en dont‟s” waar de Agentschap NL adviseur rekening mee moet houden bij de verschillende actoren in de wijk (gemeente, corporaties, e.a.)? De rol van de Agentschap NL adviseurs en projectleiders (aan de kant van de gemeente) blijkt bijzonder belangrijk. Zonder hun actie en energie gebeurt er niets. Agentschap NL adviseurs hebben hun meerwaarde laten blijken bij het lobbytraject vooraf, wat soms een kwestie van een lange adem blijkt te zijn – ondanks dat er in de WAP‟s de thema‟s duurzaamheid en lastenverlichting zijn opgenomen. Mogelijk zou dit versneld kunnen worden door „hoger‟ in de gemeentelijke organisatie met de lobby in te steken zodat eerder duidelijk is bij welke afdeling de verantwoordelijkheid komt te liggen, een uitvoeringsorganisatie opgezet kan worden, een projectleider aangesteld en budget vrijgemaakt kan worden. Agentschap NL zou een aantal randvoorwaarden kunnen opstellen voor de advisering aan de gemeente. Daarnaast is de inhoudelijke (advies)kant van belang, zeker wanneer de interventies nevendoelstellingen krijgen. Daarvoor is het van belang dat Agentschap NL adviseurs ook betrokken blijven bij de inhoud wanneer het traject eenmaal vormgegeven is. 13. Zijn er randvoorwaarden te benoemen (t.a.v. organisatie, mensen en middelen) die de kans op succes van een interventie verhogen? Ja. Voor een project van de grond komt zijn er behoorlijk wat randvoorwaarden waaraan voldaan moet worden: duidelijkheid bij welke gemeentelijke afdeling de verantwoordelijkheid komt te liggen, een projectleider bij de gemeente die de tijd krijgt dit project vorm te geven, vrijgemaakt budget, inhoudelijk advies van Agentschap NL, een adviesbureau met ervaring met een uitontwikkelde interventie – of bij het opzetten van een nieuwe interventie een goed terugkoppelingsplan met pilots – het betrekken van bewoners en „stakeholders‟ zoals woningbouwcorporaties en uiteraard gemeentelijke doelen waarbij de interventie aansluit en afspraken over communicatie over de interventie bv richting media. Om het succes te meten zou een algemeen toepasbaar monitoring-tool ontwikkeld kunnen worden, die ook voor nulmetingen bruikbaar is. 14. Is er een „universele‟ interventiestrategie te ontwikkelen waarbij alles in samenhang wordt gezien? Ja en nee. Het is mogelijk blauwdrukken te ontwerpen voor het proces wat Agentschap NL adviseurs kunnen doorlopen om bij gemeentes en woningbouwcorporaties te zorgen dat er energiebesparingcampagnes opgestart en gefaciliteerd gaan worden. Het is ook mogelijk om blauwdrukken te ontwerpen voor het ontwikkelproces van nieuwe energie-interventie. Het is ook mogelijk om de structuur van energie-interventies vast te leggen en te hergebruiken – zoals bijvoorbeeld het train-de-trainer concept. Maar in de praktijk zullen de processen en de inhoud van de interventies aangepast moeten worden aan respectievelijk de actoren en de situatie in de gemeente en bij de woningbouwcorporaties, en aan de bewoners voor wie de interventie bedoeld is. Kortom, er kunnen protocollen ontworpen worden maar de inhoud vergt maatwerk.
51
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
52
ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
Bijlagen A B C D E F
Vragenlijst en frequenties Representativiteit Beknopte weergave interviews Regressie analyse Schonen databestanden Energieverbruik en woninglabels
53
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
54
ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
Bijlage A
Vragenlijst en frequenties
Postcode: _ _ _ _ _ _
Huisnummer: _ _ _ _
Vragenlijst Heechterp-Schieringen (evaluatie) Voorstellen Doel onderzoek: hoe u de energiecampagne in de wijk heeft ervaren. 1a. Bent u naar de Energieparade geweest? 0 nee (naar 2a) 66.7% 1 ja 33.3% 1b. Wat vond u van de Energieparade? …………………………………………………………………………………………………… Categorieën ongeveer: leuk/gedoe; nuttig/overbodig; leerzaam/wist ik al; goed in te passen/te druk voor; gezellig/wil geen mensen over de vloer; goed initiatief/draagt toch niets bij; sluit aan bij anderen/trekt zich van anderen niets aan; extraatje/levert te weinig op; geeft goed gevoel/frustratie. Hooguit drie meningen melden.
1c. Bent u door de Energieparade bewuster geworden van uw energieverbruik? Missing 66.7% 0 nee 13.3% (40%) 1 ja 20.0% (60%) 1d. Bent u door de Energieparade aan de slag gegaan met energiebesparing? Missing 66.7% 0 nee 11.7% (35%) 1 ja 21.7% (65%) 2a. Heeft u een Energieadvies aan huis gehad? 0 nee (naar 3a) 13.3% 1 ja 86.7% 2b. Wat vond u van het Energieadvies aan huis? …………………………………………………………………………………………………… Categorieën ongeveer: leuk/gedoe; nuttig/overbodig; leerzaam/wist ik al; goed in te passen/te druk voor; gezellig/wil geen mensen over de vloer; goed initiatief/draagt toch niets bij; sluit aan bij anderen/trekt zich van anderen niets aan; extraatje/levert te weinig op; geeft goed gevoel/frustratie. Hooguit drie meningen melden.
2c. Wat vond u van de bijbehorende Energiebox? …………………………………………………………………………………………………… 2d. Bent u door het Energieadvies aan huis bewuster geworden van uw energieverbruik? Missing 11.7% 0 nee 20.0% (23%) 1 ja 68.3% (77%)
55
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
2e. Bent u door de Energiebox bewuster geworden van uw energieverbruik? Missing 13.3% 0 nee 33.3% (38%) 1 ja 53.3% (62%) 2f. Bent u door het Energieadvies aan huis aan de slag gegaan met energiebesparing? Missing 13.3% 0 nee 18.3% (21%) 1 ja 68.3% (79%) 2g. Bent u door de Energiebox aan de slag gegaan met energiebesparing? Missing 13.3% 0 nee 11.7% (13%) 1 ja 75.0% (87%) 3a. Heeft u meegedaan aan de Maandelijkse Meteropname? Missing 1.7% 0 nee (naar 4a) 11.7% 1 ja 86.7% 3b. Wat vond u van de bijbehorende tips en adviezen? …………………………………………………………………………………………………… Categorieën ongeveer: leuk/gedoe; nuttig/overbodig; leerzaam/wist ik al; goed in te passen/te druk voor; gezellig/wil geen mensen over de vloer; goed initiatief/draagt toch niets bij; sluit aan bij anderen/trekt zich van anderen niets aan; extraatje/levert te weinig op; geeft goed gevoel/frustratie. Hooguit drie meningen melden.
3c. Wat vond u van de meteropname zelf? …………………………………………………………………………………………………… 3d. Bent u door de maandelijkse meteropname, tips en adviezen bewuster geworden van uw energieverbruik? Missing 13.3% 0 nee 38.3% (44%) 1 ja 48.3% (56%) 3e. Bent u door de maandelijkse meteropname, tips en adviezen aan de slag gegaan met energiebesparing? Missing 13.3% 0 nee 30.0% (35%) 1 ja 56.7% (65%) 4a. Heeft u meegedaan aan de Sinterklaasactie - aanleveren adressen voor gratis energieadvies? 0 nee (naar 5a) 96.7% 1 ja 3.3%
56
ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
4b. Wat vond u van de Sinterklaasactie? …………………………………………………………………………………………………… Categorieën ongeveer: leuk/gedoe; nuttig/overbodig; leerzaam/wist ik al; goed in te passen/te druk voor; gezellig/wil geen mensen over de vloer; goed initiatief/draagt toch niets bij; sluit aan bij anderen/trekt zich van anderen niets aan; extraatje/levert te weinig op; geeft goed gevoel/frustratie. Hooguit drie meningen melden.
4c. Bent u door de Sinterklaasactie bewuster geworden van uw energieverbruik? Missing 96.7% 0 nee 0% 2 ja 3.3% 4d. Bent u door de Sinterklaasactie aan de slag gegaan met energiebesparing? Missing 96.7% 0 nee 0% 1 ja 3.3% 5a. Heeft u meegedaan aan de Fotowedstrijd? 0 nee (naar 6a) 88.3% 1 ja 11.7% 5b. Wat vond u van de Fotowedstrijd? …………………………………………………………………………………………………… Categorieën ongeveer: leuk/gedoe; nuttig/overbodig; leerzaam/wist ik al; goed in te passen/te druk voor; gezellig/wil geen mensen over de vloer; goed initiatief/draagt toch niets bij; sluit aan bij anderen/trekt zich van anderen niets aan; extraatje/levert te weinig op; geeft goed gevoel/frustratie. Hooguit drie meningen melden.
5c. Bent u door de Fotowedstrijd bewuster geworden van uw energieverbruik? Missing 88.3% 0 nee 10.0% 1 ja 1.7% 5d. Bent u door de Fotowedstrijd aan de slag gegaan met energiebesparing? Missing 88.3% 0 nee 10.0% 1 ja 1.7% 6a. Heeft u meegedaan aan de zomeravondgesprekken (over alle thema‟s van het wijkactieplan) 0 nee (naar 7a) 91.7% 1 ja 8.3% 6b. Wat vond u van de zomeravondgesprekken? …………………………………………………………………………………………………… Categorieën ongeveer: leuk/gedoe; nuttig/overbodig; leerzaam/wist ik al; goed in te passen/te druk voor; gezellig/wil geen mensen over de vloer; goed initiatief/draagt toch niets bij; sluit aan bij anderen/trekt zich van anderen niets aan; extraatje/levert te weinig op; geeft goed gevoel/frustratie. Hooguit drie meningen melden.
57
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
6c. Bent u door de zomeravondgesprekken bewuster geworden van uw energieverbruik? Missing 93.3% 0 nee 6.7% 1 ja 6d. Bent u door de zomeravondgesprekken aan de slag gegaan met energiebesparing? Missing 93.3% 0 nee 5.0 1 ja 1.7% 7a. Heeft u meegedaan aan de weddenschap met de burgermeester over energiebesparing? 0 nee (naar 8a) 46.7% (28 respondenten) 1 ja 53.3% (32 respondenten) 7b. Wat vond u van de weddenschap? …………………………………………………………………………………………………… Categorieën ongeveer: leuk/gedoe; nuttig/overbodig; leerzaam/wist ik al; goed in te passen/te druk voor; gezellig/wil geen mensen over de vloer; goed initiatief/draagt toch niets bij; sluit aan bij anderen/trekt zich van anderen niets aan; extraatje/levert te weinig op; geeft goed gevoel/frustratie. Hooguit drie meningen melden.
7c. Bent u door de weddenschap bewuster geworden van uw energieverbruik? Missing 48.3% 0 nee 16.7% (32%) 1 ja 35.0% (68%) 7d. Bent u door de weddenschap aan de slag gegaan met energiebesparing? Missing 48.3% 0 nee 13.3% (26%) 1 ja 38.3% (74%) 8a. Bent u door iets anders bewuster geworden over energiebesparing? Zo ja, wat? …………………………………………………………………………………………………………… Nee 40% 8b. Bent u door iets anders aan de slag gegaan met energiebesparing? Zo ja, wat? …………………………………………………………………………………………………………… Nee 60% 9. Hoe vond u in het algemeen om aan energiebesparing te doen? …………………………………………………………………………………………………………… O niet van toepassing, geen gedrag veranderd om te besparen / door niets aan de slag gegaan Indien dit aangekruist, dan door naar vraag 33, over de energielabels (13.3%, n=8) 10. Heeft u na afloop van deze acties (gestopt in mei 2009) al een eindafrekening gehad? 0 nee 40% 1 ja 45% Missing 15%
58
ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
11. Was uw energierekening lager of hoger voor elektriciteit en/of gas?
a. Elektriciteit:
b. Gas:
Missing 3 hoger 2 zelfde 1 lager
Missing 3 hoger 2 zelfde 1 lager
36.7% 6.7% 13.3% 43.3%
36.7% 6.7% 16.7% 40.0%
(niet-besparen in energie kan samengaan met veranderingen, bv ziekte of extra apparaat, terwijl er toch aan energiebesparing gedaan is; terwijl wel-besparen samen kan gaan veranderingen als „tiener uit huis‟ en er toch niet aan energiebesparing is gedaan). 12. Waardoor is in uw huishouden het meest bespaard, denkt u? Noem graag de belangrijkste veranderingen. Besparing 1 …………………………………………………………………………………………… Besparing 2 ……………………………………………………………………………………………… Besparing 3 ……………………………………………………………………………………………… Besparing 4 ……………………………………………………………………………………………… Besparing 5 ……………………………………………………………………………………………… O geen energie bespaard en geen veranderingen; volgende vraag overslaan 13. Denkt u uw huidig lage energieverbruik te kunnen volhouden? 1 ja, zeker 30.0% 2 ja 33.3% 3 misschien 18.3% 4 nee 5 nee, zeker niet Missing 18.3% 14. Wat … Zeer
Laag
laag
a. Vond u vóór de monitoring van uw energierekening? Missing 16.7% b. Vindt u nu van uw energierekening? Missing 20.0%
Niet laag
Hoog
niethoog
Zeer
Weet
Nvt
hoog
niet
1
2
3
4
5
6
7
-
10%
35%
30%
6.7%
-
1.7%
1.7%
26.7%
35.0%
11.7%
1.7%
-
3.3%
15. Afhankelijk van deelname Monitoring (maandelijkse feedback) of Weddenschap:: Hoeveel zou u verbruikt hebben als u niet aan de Monitoring/Weddenschap mee gedaan zou hebben? Niet aan…
a. Monitoring Missing 28.3% b. Weddenschap Missing 48.3%
Veel meer 1
Meer 2
Evenveel 3
Minder 4
Veel minder 5
1.7% (2.3%)
45% (62.8%)
25% (34.9%)
-
-
-
33.3% (64.5%)
18.3% (35.5%)
-
-
16. Was u in het verleden al eens van plan energie te besparen? 5 ja, zeker 15.0% 4 ja 26.7% 3 enigszins 23.3%
59
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
2 nee 1 nee, zeker niet Missing
18.3% 3.3% 13.3%
17. Bent u het eens of oneens met de volgende uitspraken: Helemaal
On-
Niet oneens
oneens
eens
/niet eens
1
2
3
4
5
33.3% 28.3% -
38.3% 36.7% 1.7%
3.3% 1.7% 13.3% 11.7%
11.7% 18.3% 48.3% 41.7%
1.7% 25.0% 31.7%
Missing 13.3%
a. Energiebesparing vind ik teveel gedoe b. Als ik energie bespaar gaat dat ten koste van het comfort in huis c. Als ik energie bespaar voel ik mij goed d. Als ik energie bespaar ben ik tevreden over mijzelf
Eens
Helemaal eens
18. Geef aan of het u makkelijk of moeilijk lijkt om energie te besparen in de volgende situaties: Heel
Redelijk
Niet moeilijk
Redelijk
Heel
makkelijk
makkelijk 2
niet makkelijk
moeilijk
Moeilijk
3
4
5
25.0% 26.7%
11.7% 1.7%
1.7% -
Missing 13.3%
1
a. Als u het druk hebt? b. Als u daarvoor beloond zou worden?
16.7% 31.7%
31.7% 26.7%
19. We noemen een aantal maatregelen op die energiebesparen. Hoe vaak past u de volgende maatregelen toe? Nooit
Zelden
Soms
Vaak
Altijd
1
2
3
4
5
% 16.7 1.7 3.3 8.3
% 11.7 8.3 8.3
% 11.7 6.7 10.0 21.7
% 15.0 30.0 26.7 26.7
% 31.7 40.0 46.7 21.7
e. De verwarming of kachel uitzetten in kamers waar niemand is f. De verwarming of kachel een uur voordat u gaat slapen uitzetten g. De lichten uit doen in kamers waar niemand is missing 15.0% h. Letten op een goede instelling van de temperatuur van de koelkast
3.3 8.3 20.0
6.7 6.7 -
5.0 5.0 5.0 11.7
15.0 21.7 11.7 16.7
56.7 45.0 68.3 38.3
i. Ingevroren voedsel ontdooien in de koelkast j. Alleen afgekoelde etenswaren in de koelkast zetten k. Gordijnen sluiten om de warmte binnen te houden l. De geiser of CV-ketel uitzetten wanneer u op vakantie gaat
21.7 1.7 10.0 35.0
5.0 3.3 5.0 3.3
16.7 6.7 11.7 3.3
11.7 16.7 15.0 3.3
31.7 58.3 45.0 31.7
Missing 13.3% a. De stekker van huishoudelijke apparaten uit het stopcontact halen wanneer deze niet in gebruik zijn b. In huis de deuren zo veel mogelijk dicht houden c. Wassen op lage temperaturen d. Zo kort mogelijk douchen
20. Gebruikt u spaarlampen? 1 Ja, overal in huis 2 Ja, maar niet overal in huis 3 Nee Missing
31.7% 45.0% 10.0% 13.3%
21. Heeft u waterbesparende douchekop? 1 Ja 41.7% 2 Nee 41.7%
60
ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
3 Weet ik niet Missing
3.3% 13.3%
22. Let u op het energieverbruik bij de aanschaf van (huishoudelijke) apparaten? 5 Altijd 36.7% 4 Bijna altijd 15.0% 3 Soms 16.7% 2 Bijna nooit 3.3% 1 Nooit 15.0% Missing 13.3% 23. Heeft de energiecoach met één of meerdere personen in uw huishouden contact gehad? 1 één 56.7% 2 meerdere 25.0% Missing 18.3% 24_1. Met wie is er contact geweest? 24_2. Is deze persoon hoofdkostwinner? 24_1. Met wie contact? Missing 20.0% a. man 48.3% b. vrouw 46.7% c. één of meerdere kinderen 1.7%
24_2. Is deze persoon hoofdkostwinner? zoja, omcirkelen Missing 20.0% a. man hoofdkostwinner 56.7% b. vrouw hoofdkostwinner 26.7%
Er zijn verschillende maatregelen die zouden kunnen helpen bij het energiebesparen of het volhouden van energiebesparen. 25. Hoe zou u informatie over uw energieverbruik willen ontvangen? (meerdere antwoorden mogelijk) a email 41.7% b sms 8.3% c brief 48.3% d persoonlijk (energiecoach op bezoek) 20.0% e display in de woonkamer 3.3% f persoonlijke bladzijde op „mijn Enexis‟ op internet 6.7% Missing 13.3% 26. Hoevaak zou informatie over uw energieverbruik willen ontvangen? 1 continu 2 éénmaal per dag 3 éénmaal per week 3.3% 4 éénmaal per maand 40.0% 5 éénmaal per kwartaal 38.3% 6 éénmaal per jaar 5.0% Missing 13.3% 27. Welke informatie over uw eigen energieverbruik zou u willen ontvangen? (meerdere antwoorden mogelijk) a Mijn energieverbruik in vergelijking met soortgelijke woningen en huishoudens in de wijk 48.3% b Mijn energieverbruik in vergelijking met soortgelijke woningen en huishoudens in het land 25.0% c Hoe hoog het energieverbruik in huis is als er niemand thuis is 28.3% 61
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
d Hoe hoog mijn energieverbruik is vergeleken met dezelfde periode vorig jaar 45.0% e Hoe hoog mijn eindafrekening waarschijnlijk zal worden 45.0% Missing 13.3% 28. Welke ondersteunende informatie over energieverbruik in het algemeen zijn voor u aantrekkelijk? (meerdere antwoorden mogelijk) a Regelmatig informatie in een brochure of wijkkrant Schieringer Inslag 55.0% b Tips op internet 30.0% c Verhalen horen of lezen over hoe anderen energie besparen 26.7% d Kleine stickertjes in huis ter herinnering 11.7% e Bevestiging dat uw energiebesparing heeft bijgedragen aan de gemeentelijke besparingsdoelen 16.7% Missing 13.3% 29. Welke van de extra ondersteunende maatregelen zijn voor u aantrekkelijk? (meerdere antwoorden mogelijk) a Coach die mij helpt te isoleren in mijn woning 25.0% b Aanbiedingen van de gemeente voor korting op energiezuinige apparatuur 68.3% c Helpdesk waar ik naar toe kan bellen 23.3% d Eén of tweemaal per jaar energiebijeenkomsten met een drankje in het wijkhuis 18.3% e Jaarlijks een energie-event in de wijk (feest of wedstrijd oid) 15.0% f Vooraf een laag verbruik vaststellen en een beloning krijgen als ik dat haal 51.7% Missing 13.3% 30. Langs welke weg heeft u informatie ontvangen over de energiecampagne in deze wijk? (spontaan laten noemen en aankruisen; niet opnoemen) Missing 13.3% a. b. c. d.
Folders in de brievenbus (huis aan huis flyers) 43.3% Wijkkrant 33.3% Andere huishoudens 15.0% Website www.energieparade.nl 3.3%
e. f. g. h.
Website www.wijkcentrumschieringen.nl 0% Posters (wijkcentrum, scholen, supermarkt) 23.3% Persoonlijke brief 26.7% Belronde 6.7%
31. Hoe vond u de informatie over de energiecampagne in de wijk? 1 heel goed 11.7% 2 goed 51.7% 3 redelijk 13.3% 4 slecht 6.7% 5 heel slecht 1.7% Missing 15.0% Toelichting: ………………………………………………………………………………………………….. 32. Hoe vindt u de afstemming met andere activiteiten in de wijk zoals het Frontline team? 1 heel goed 3.3% 2 goed 38.3% 3 redelijk 23.3% 4 slecht 0% 5 heel slecht 6.7% Missing 28.3%
62
ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
Toelichting: ……………………………………………………………………………………………………………
33. Weet u het energielabel van uw woning? 0 (nee) 86.7% A 3.3% B - C 3.3%
D 3.3%
E 1.7%
F 1.7%
G-
34. Wat is uw geslacht? 1 man 2 vrouw
Enquête 51.7% 48.3%
Wijk -
CBS 49.5% 50.5%
Rescon 51% 49%
35. Wat is uw leeftijd? Geen antwoord 3.3%. Enquête Wijk* Gemiddelde leeftijd: 46.5 jaar 0-20 jaar 0% ±20% 21-60 jaar 86.2% ±68% >60 jaar 10.5% ±12% *In het wijkactieplan Heechterp-Schieringen worden de categorieën: 0-14, 15-19, 20-24, 25-44, 45-54, 55-64, 65 e.o. gehanteerd. **Rescon hanteert < 29 jaar (42%), 30-49 jaar (29%), > 50 jaar (30%).
CBS 42 jaar 21.3% 63.2% 15.5%
Rescon** -
36. Hoeveel personen telt uw huishouden? Gemiddeld aantal personen:
Enquête 2.1
Wijk -
CBS 2.25
Rescon 2.2
37. Wat is uw huishoudsituatie? 1 alleen wonend 2 stel 3 één oudergezin 4 gezin
Enquête 33.3% 30.0% 8.3% 28.3%
Wijk 7 á 8% -
CBS 35.0% 29.6% 6.3% 29.1%
Rescon -
38. Heeft u een huurhuis of een eigen huis? 1 huurhuis 2 eigen huis
Enquête 56.7% 43.3%
Wijk 88% 12%
CBS 48% 52%
Rescon 66% 34%
39a. Wat is het land van herkomst van de hoofdkostwinner van uw huishouden? Enquête Wijk CBS Rescon 1 Nederland 76.7% 78% 80.0% 95% 2 West-Europees land 1.7% }22% }20.0% }5% 3 Niet-westers land 21.7% } } } 39b. 1 Suriname (1x) 2 Ned. Antillen/Aruba (2x) 3 Turkije (-) 4 Marokko (3x) 5 Indonesië (1x) 6 Anders (6x) namelijk Afrika (2x), Bosnië (2x), China (1x), Curacao (1x) 40. Wat is de hoogst genoten opleiding van de hoofdkostwinner van uw huishouden? Enquête totaal 25-65 jaar CBS 25-65 jaar (n=60) (n=55) 0 geen antwoord 1.7% 1.8 1 lager onderwijs 3.3% 3.6 8% 2 lager voortgezet onderwijs 6.7% 7.3 }24% 3 middelbaar voortgezet onderwijs 13.3% 12.7 } 4 middelbaar beroepsonderwijs 45.0% 45.5 }42% 5 hoger voortgezet onderwijs 6.7% 7.3 } 6 hoger beroepsonderwijs 21.7% 20.0 6% 7 universiteit 1.7% 1.8 9%
63
Rescon }65% } } } }35% } }
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
41. In welke categorie valt het totale netto inkomen per maand van uw huishouden? 1 2 3 4 5 0 geen antwoord (8.3%) Enquête CBS 1 tot 900 euro 18.3% 6.7% 2 van 900 tot 1700 euro 46.7% 44.2% 3 van 1700 tot 2500 euro 20.0% 31.7% 4 van 2500 tot 4200 euro 5.0% 10.9% 5 4200 euro of meer 1.7% 6.5% Volgens het wijkactieplan van Heechterp-Schieringen heeft om en nabij 64% minder dan € 1250,- netto per maand (categorieën zijn niet helemaal vergelijkbaar). Rescon heeft geen gegevens. 42. Mogen wij tot slot nog één keer uw meterstanden opnemen? Indien nee: 0 invullen. 42a. Elektriciteit 1: _ _ _ _ _ _ _ kWh Missing 10.0% 42b. Elektriciteit 2: _ _ _ _ _ _ _ kWh Missing 85.0% 42c. Gas: _ _ _ _ _ _ m3 Missing 11.7%
64
ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
Bijlage B
Representativiteit
Om te kunnen beoordelen of de steekproef representatief is, zijn de gegevens van de deelnemers in de steekproef van 60 huishoudens vergeleken met de gegevens van de wijk en met Nederlandse gegevens. Zie bijlage A voor de percentages. De steekproef is niet vergelijkbaar met de Nederlandse bevolking (zie bijlage A). De gemiddelde leeftijd ligt iets hoger, er zijn iets meer allochtonen, en het inkomen is relatief laag. Relatief hebben meer mensen een huurhuis en de verdeling over opleidingniveaus komt niet overeen. Wanneer de gegevens over de leeftijdscategorieën uit het wijkactieplan vergeleken worden met CBS gegevens, is de leeftijdscategorie 21-60 jaar in de wijk zwaarder vertegenwoordigd (om en nabij 68%) en in de steekproef nog zwaarder (86%). In Nederland is dit 63%. Het CBS rapporteert 80% mensen met Nederland als land van herkomst, het wijkactieplan 78% en de steekproef 77%. Volgens het CBS heeft 51% van de huishoudens een inkomen van minder dan € 1.700,- netto per maand, volgens het wijkactieplan heeft om en nabij 64% minder dan € 1.250,- netto per maand en in de steekproef heeft 65% van de huishoudens een inkomen van minder dan € 1.700,- netto per maand (de categorieën zijn niet helemaal vergelijkbaar). In vergelijking met CBS cijfers zijn er meer huurwoningen en komen hoger voortgezet en hoger beroepsonderwijs relatief vaak voor maar een universitaire studie juist weinig. Dit heeft o.a. met de aanwezigheid van studenten van de Hogeschool Leeuwarden in de wijk te maken. Over woningbezit en opleidingsniveau zijn geen cijfers in het Wijkactieplan opgenomen. Op de leeftijdscategorieën na lijkt deze steekproef wel representatief voor de wijk. De steekproef is niet vergelijkbaar met de Nederlandse bevolking, wat ook te verwachten was omdat het een krachtwijk is. Op basis van de analyse van de representativiteit kan geconcludeerd worden dat de resultaten van de enquête wel iets zeggen over de actie in de wijk Heechterp-Schieringen, maar niet zonder meer opschaalbaar zijn naar Nederland. Na vergelijking met wijkgegevens lijkt de Rescon Determinantenstudie niet representatief voor de wijk. In de determinantenstudie zijn relatief veel jongeren, hoger opgeleiden, veel mensen met Nederland als land van herkomst en veel huurwoningen. De huishoudengrootte is wel vergelijkbaar met die van de wijk. De verschillen kunnen komen door dat er een populatie studenten van de Hogeschool Leeuwarden in de wijk woont. Desalniettemin is de studie gebruikt om energiegedrag te vergelijken, omdat er geen andere determinantenstudies voor energiegedrag in de wijk zijn en de wijk eveneens niet vergelijkbaar is met Nederlandse gemiddelden.
65
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
66
ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
Bijlage C
Beknopte weergave interviews
Tarwewijk – deelgemeente Charlois, Rotterdam
Diverse documenten zijn opgestuurd: - WWI: actieprogramma 2008-2009 Krachtwijk: Oud-Zuid/Charlois/Deelgemeente Charlois. - Charter Krachtwijkenaanpak Rotterdam, VROM. Betreffende de aanpak van zeven geselecteerde wijken. - Deel uit rapport van de Tilburgse School voor Politiek en Bestuur – „Aandacht voor bewonersparticipatie‟ (2008), p. 47-50. - Samenvatting wijkactieplan Rotterdam deel I. - Overzicht activiteiten in de pilotwijk Tarwewijk Rotterdam 7-09-2009. - Rotterdammers vooruit! Rotterdamse Krachtwijken Deel 1. - Rotterdammers vooruit! Rotterdamse Krachtwijken Deel 2. Gesprek met: - DCMR Rotterdam, beleidsmedewerker Huishoudens - Agentschap NL Den Haag / Utrecht, programma-adviseur - SME Advies, projectleider Er zijn gesprekken geweest in Rotterdam tussen gemeente en Agentschap NL sinds begin 2008, in eerste instantie via het WOM (wijkontwikkelingsmaatschappij) voor de wijk Papendrecht. Dit bedrijf hield op te bestaan. Daarna zijn in de Tarwewijk op initiatief van de directeur Energie en Klimaat, van het toenmalig SenterNovem, in mei en juni 2008 twee wijkworkshops geweest, waarbij o.a. de Rabobank, Eneco, lokaal MKB en de bewoners via de bewonersorganisatie van de deelgemeente bij betrokken waren. Van de bedachte 10 projecten bleven er uiteindelijk 3 over: het vrouwenproject Milieucoaches „Tarwewijk doet het‟, het scholenproject „Kyotokids‟ en het project met Huurteams. Uiteindelijk bleven alleen de bewoners, de gemeente en de wijkinstanties over. Het was lange tijd onduidelijk binnen de gemeente wie waar voor staat en waar het geld te vinden is, er is tijd nodig om het onderwerp structureel ingebed te laten geraken. Vrouwenproject Milieucoaches ‘Tarwewijk doet het’: De wijkcoördinator heeft uiteindelijk gezorgd dat er geld vrijgemaakt werd uit de WWI participatiebudgetten van de deelgemeente Charlois. RMC heeft het uiteindelijk aangevraagd (projectleider), zij waren al drie jaar (voorwaarde minimaal 6 maanden) actief in de wijk met milieubijeenkomsten in de wijk en voldoende wijkgebonden, met een lijst van handtekeningen van bewoners. Zij hebben nu de verantwoording voor de uitvoering en het budget. Daarvóór liep het via een groep Marokkaanse vrouwen maar die wilden/konden de verantwoordelijkheid niet aan; de opbouwwerkers hadden meer betrokken kunnen worden. Kennelijk was er in het verleden al veel beloofd aan de bewonerscommissie wat niet van de grond kwam en moest ook het vertrouwen herwonnen worden. De bewonerscommissie heeft veel contacten, met de buurtraad, de wethouder, veel bewoners zijn betrokken op gelijk niveau. Dat is heel dynamisch. Ook zijn er in de wijk heel veel instanties betrokken die over en weer subsidies krijgen en geven. Dat beïnvloedde de soepelheid van de communicatie en wie zichzelf als „eigenaar‟ van projecten beschouwt. Daarvoor moeten vooraf hele goede afspraken m.b.t. de communicatie onderling en naar buiten toe gemaakt worden. De aansluiting bij stedelijke vernieuwing kan via opbouwwerkers verlopen, die een aanvraag kunnen ondersteunen. Energieprojecten en zeker de SME projecten geven deelnemende bewoners zelfvertrouwen, kennis, status en een zakcentje. De tijdsdruk was een probleem: mede omdat ook snel bekend moet zijn wie wat doet in zo‟n wijk en wie wie kent. Het kon allemaal nog snel in deze wijk omdat SME een goed product heeft liggen (opleiden Milieucoaches „train de trainer‟. Met dit concept kan in hetzelfde stookseizoen een doorstart gemaakt worden met de groepen). In
67
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
totaal zijn 11 vrouwen opgeleid als coaches. Zij kregen 40 euro per bijeenkomst die zij organiseerden (in totaal 6) dus deze vrouwen hebben zo‟n 240 euro verdient. Een deel van de vrouwen wil nu niet meer meedoen aan andere projecten omdat ze er niets voor krijgen. Een kleine vergoeding helpt mensen zich goed te voelen – dit was kennelijk teveel. De deelnemende vrouwen hadden weinig kennis over energie hoe het zit met contracten bijvoorbeeld of met groene stroom - en zij waren heel enthousiast. In totaal hebben 193 vrouwen deelgenomen, die allemaal een certificaat kregen van RMC terwijl zij niet als milieucoach door SME waren opgeleid. Voor veel van deze vrouwen is het wel een eerste keer dat ze een „diploma‟ hebben. RMC wil dit gaan uitbreiden, maar deze 193 vrouwen zijn hier in feite niet voor opgeleid. Het energiegebruik is niet gemonitord. Aan het begin zijn meterstanden opgeschreven maar verder is het effect op energieverbruik niet geëvalueerd. SME verwijst naar evaluaties van eerder uitgevoerde GAP projecten en de monitoring van het Tender Enter project. Op de SME site is ook een evaluatieplan van GAP. Globaal geeft slechts een kwart van de deelnemers toestemming voor het opvragen van gegevens en dat is te weinig voor een goede evaluatie. Op groepsniveau het energieverbruik evalueren zou betekent dat de (energie en adres) gegevens van de deelnemers gematched moeten worden met een bestand van de netbeheerder wat ook veel en omslachtig werk is. Er is voor dit project wel een procesevaluatie gehouden. De feestelijke afsluiting bruiste van energie – lokale zenders, radio Rijnmond e.d. waren enthousiast. Dat draagt misschien bij aan de bewustwording dat „anderen energie besparen‟ en de deelgemeenten worden zelf ook enthousiast. Om zaken soepeler te doen verlopen zou er één projectleider voor aangesteld moeten zijn door de gemeente. Er zou bijvoorbeeld een wethouder enthousiast moeten zijn en regelen dat het organisatorisch ondersteunt wordt. Elke deelgemeente heeft zijn geld ook anders georganiseerd – wat bij soortgelijke projecten in andere wijken betekent dat het organisatorisch proces opnieuw ingericht zal moeten worden. Vanuit krachtwijkengeld zou nog wel eens een optie zijn. Dat het allemaal in korte tijd kan, kan omdat SME een goed product heeft liggen. Dit gold ook voor het scholenproject, wat herschreven is door SME om het aan te laten sluiten bij de thema‟s die in de wijk spelen (kindvriendelijkheid, zelfrespect, zelfstandigheid, zelfvertrouwen, respect aan anderen). Ook hierbij zijn diverse instanties betrokken: Afdeling Sport en Recreatie Gemeente Rotterdam; DCMR; buurtmakelaar Stichting Welzijn/Brede Scholen; NME; onderwijsdienst JOS (Jeugd, Onderwijs en Samenleving, Gemeente Rotterdam) (niet verder uitgediept). Waarschijnlijk starten 3 brede scholen in de Tarwewijk in september 2010 met een pilot. Huurteams: de dienst Stedelijke Vernieuwing heeft al jaren huurteams, die langs particuliere huishoudens gaan. De huurteams controleren of de huurprijs van particuliere woningen overeenkomt met de geboden kwaliteit. Voorheen was Urbannerdam een stichting, nu een BV. Het proefproject was succesvol - nu is het de bedoeling dat de energieadviezen als regulier werk opgenomen wordt. De opleiding betaalde Agentschap NL, uitgevoerd door SME. De half-uurtjes in het proefproject werden door Urbannerdam betaald want het zou mogelijk later een uitbreiding van de dienst betekenen. Er is geen monitoring geweest van het effect op energieverbruik; eind november 2009 wel een evaluatie. Voor de opschaling wordt de Energiebox en het advies via DCMR, bijstandbanken en sociale zaken gefinancierd. Hiervoor wordt wel een monitoringsproject opgezet, gefinancieerd door Agentschap NL. Er wordt vooraf gemeten, dan het advies+box, dan een nameting met een feedback gesprek enkele weken later. Voor alle projecten geldt dat het voor Agentschap NL in eerste instantie moeilijk is geweest de juiste contactpersoon/aanspreekpunt te vinden die zowel enthousiast is over energiebesparing, dingen in gang
68
ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
kan zetten, en zich committeert. Agentschap NL ondervond ook dat er wel bereidheid was om mee na te denken maar dat subsidiëren uit eigen middelen door de instanties vaak niet mogelijk bleek.
Heechterp-Schieringen, Leeuwarden
Diverse documenten zijn opgestuurd: - Het rapport „Heechterp-Schieringen een prachtwijk, alle bewoners een stap vooruit! Actieplan HeechterpSchieringen voor de 40-wijken aanpak. Gemeente Leeuwarden, 2009. - Het rapport „Energie in de wijk. Mogelijkheden tot verandering van het energiegedrag bij bewoners van de wijk Heechterp-Schieringen in Leeuwarden‟. ResCon, Amsterdam, 2009. - 2 wijkkranten „EN Schieringer inslag‟ met daarin aandacht voor de energiecampagne: nr. 1, 2 – 2009. - Werkplan Leeuwarden Heechterp-Schieringen, Agentschap NL, 2008. - Het rapport: „Energiebesparing in Heechterp-Schieringen. Evaluatie energieadviezen en organisatie’. SME Advies, Utrecht, 2009. Gesprek met: - wijkprojectleider Heechterp-Schieringen - Agentschap NL Utrecht, programma-adviseur - SME Advies, projectleider De reden voor de projecten in de wijk is dat het één van de 40 krachtwijken is. Gemiddeld is men arm, werkeloos, laag opgeleid en er zijn relatief veel allochtonen. Lastenverlichting is dus van belang. Van de 2.000 huishoudens (ongeveer 4.000 inwoners) hebben er 600 meegedaan. Deze zijn geworven door de energieadviseurs, die langs de deuren zijn gegaan. Aanbellen werkte prima. Dat is dan ook gelijk de grootste verandering in het oorspronkelijke plan geweest. Met Enexis wordt nu gekeken of de energiecampagne wijkbreed doorgezet kan worden met slimme meters en een display. Die zouden wel eenvoudig en vriendelijk zijn, opdat mensen ook snappen wat er bedoeld wordt, niet zomaar een getal. Bij de afstemming met de plannen die te maken hebben met stedelijke vernieuwing wordt er opgelet dat bij de te renoveren woningen geen energiecoaches langs komen. Ook bij de afstemming met het Frontline team wordt er op gelet dat er niet twee coaches vlak na elkaar aanbellen. De wijkprojectleider vindt dat sommige situaties zo schrijnend zijn dat die eerst naar Frontline moeten, maar als je iedereen zo wil behandelen, duurt het te lang voordat er op het energievlak ook maar iets gebeurd, terwijl dit toch ook kan bijdragen aan lastenverlichting. De wijkprojectleider vindt het helemaal goed zo, zoals het is gegaan. Samenwerking met Agentschap NL is prima gegaan; de werkgroep met de gemeente, Agentschap NL en 2 corporaties werkt goed. In eerste instantie hadden de energiecoaches van de gemeente geen structuur in hun advies, SME heeft een verbeterslag aangebracht.
Poelenburg, Zaandam Zuid-Oost, Zaanstad
Diverse documenten zijn opgestuurd: - Memo Evaluatie traject energie-advies VvE Poelenburg Zaandam, W/E adviseurs, april 2009. - Eindrapportage Energiebesparing flat Poelenburg/Twiskeweg te Zaandam, W/E adviseurs, april 2009. - Overzicht activiteiten Zaandam Zuid-Oost/Poelenburg. - www.nieuwpoelenburg.nl: uitvoeringsprogramma Poelenburg 2018.
69
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
Gesprek met: - procesmanager Poelenburg - Agentschap NL Utrecht, programma-adviseur - SME Advies, projectleider Door Agentschap NL is er een jaar lang gelobbyd door vaak langs te gaan en te overleggen. Nu loopt het en de plannen zijn geïntegreerd in de gemeente- en wbc plannen. Het geld is verankerd en voor meerdere jaren vastgelegd. Er is een externe procesmanager aangesteld door de gemeente en door drie woningbouwcorporaties. Deze is aangesteld om van de plannen een uitvoeringsplan te maken en een uitvoeringsorganisatie op te zetten (van denken naar doen). De gemeente heeft een masterplan en een wijkactieplan ontwikkeld, met in dat laatste een sociaal programma, een stedenbouwkundig plan, een programma werken en wijkeconomie, programma kunst en cultuur, en een duurzaamheidprogramma. Elke gemeente doet dat weer anders. Deze gemeente heeft structuur gelegd middels de wijkprojectgroep – alle plannen gaan eerst daar langs met daarin de gemeente en 3 corporaties (Rochdale, ZVH, Parteon) – partnerschap „Poelenburg‟. Bewoners krijgen veel input, er zijn veel bijeenkomsten. Na de goedkeuring van de wijkprojectgroep gaat het naar de bewoners, dan naar de gemeenteraad voor financiering. Er is 250 miljoen beschikbaar, waarvan 1/25e van het potje „Vogelaarwijken‟ komt. De rest komt van de gemeente (gemeente meerjarenbegroting voor de programma‟s sociaal, werken en wijkeconomie, en kunst en cultuur), vastgoedexploitaties (woningcorporaties) en grondexploitatie (gemeente). Er komen 3 deelprogrammamanagers (kunst en sociaal; wijk en economie; duurzaamheid – inclusief gedragsverandering voor 8 jaar voor 8 uur in de week. Het stedebouwkundig plan zal uitbesteed worden. Er wordt een adviesteam voor de deelprogrammamanagers opgezet zodat de deelprogrammamanager „duurzaamheid‟ om advies kan blijven vragen. Het partnerschap Poelenburg werkt heel effectief en voortvarend samen. Er is een taakgroep Duurzaamheid opgericht. Zij hebben contact met Urgenda – en een brede energiescan voor de wijk laten doen om te zien wat er nog meer mogelijk is op het gebied van duurzaamheid. De procesmanager heeft tot doel te laten zien dat je veel op duurzaamheidgebied kunt bereiken zonder al te veel kosten. 10 flats worden gerenoveerd naar energielabel B, 4 flats worden gesloopt en daarvoor worden 500 nieuwe woningen energieneutrale woningen gebouwd. Het streven is nu de wijk een warmte/koudeopslag te gaan geven. Voor gedragsverandering is veel geld gereserveerd (in het sociaal programma, 750.000 euro). Eerst was in samenwerking (Agentschap NL/SME) het plan „portiek portiers‟ voorgesteld maar dat werd door de huismeesters niet goed gewaardeerd. St. Collusie is medio 2008 met TELI actief geweest in Poelenburg; er was een vervolgopdracht om 150 klussen uit te voeren: 94 huishoudens een advies + energiebox, 142 ook een klussendienst erbij. Bij het adviesbezoek waren er veel vragen over de jaarrekening. Voor de Thijssenflat was het voor SME niet te achterhalen waar St. Collusie al geweest was. Uiteindelijk zijn het bewonersbijeenkomsten geworden waarvoor een spelletje is ontwikkeld en een energiebox. De (2 dagdelen; ingekort trainer-concept) opgeleide vrouwen organiseren zelf de bijeenkomsten. Om óók sociale cohesie (nevendoel) te bewerkstelligen lijken deze 2 á 3 bijeenkomsten niet voldoende, om een goed product te ontwikkelen is meer tijd nodig. SME begeleidt in opdracht van de woningbouwcorporatie. Dit loopt voor de Thijssenflat (wbc Rochdale) en wordt nu geëvalueerd om te kijken of opschaling mogelijk is (?). De gedragsveranderingprogramma‟s worden alleen uitgevoerd in gerenoveerde flats en misschien t.z.t. in de nieuwbouwhuizen, maar dat is nog ver weg. Er is veel armoede in de wijk, volgens de procesmanager zullen mensen besparen als ze zien dat het bv 50 euro per maand loont. VvE‟s vallen niet onder het budget, er zijn vanuit de afdeling milieu bij de gemeente en door Urgenda twee mensen bezig subsidie te zoeken. De energiescan is klaar, de VvE‟s kunnen/willen aanhaken maar er moet dus nog geld gevonden worden om een aanvullende energiescan te kunnen doen. Door Agentschap NL was inzicht gevraagd in de meerjaren onderhoudsplannen en er bleek eerst geen aandacht voor 70
ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
energiebesparing te zijn. Er is een kennismakingsgesprek aangeboden door Agentschap NL tussen VvE en W/E. In overleg een opdracht aan W/E adviseurs voor de flat Twiskeweg/Poelenburg. Bij de nabespreking was de VvE zeer tevreden over het advies van W/E.
Velve-Lindenhof, Enschede
Diverse documenten zijn opgestuurd: - Actieplan Velve-Lindenhof - van aandachtswijk naar krachtwijk, Enschede, 2007. - Plan van aanpak Verandering Energiegedrag bewoners in Velve-Lindenhof, Agentschap NL, mei 2009. - Aandachtspuntenlijst n.a.v. focusgesprekken in Velve-Lindenhof, oktober 2008. - Vragenlijst Aanpassingen in uw woning, ResCon, februari 2009. - Energie in de wijk. Mogelijkheden tot verandering van het energie-investeringsgedrag bij bewoners van de wijk Velve-Lindenhof in Enschede, ResCon, mei 2009. - Overzicht activiteiten Velve-Lindenhof in Enschede, Agentschap NL, september 2009. Gesprek met*: - Wijkprojectleider Velve-Lindenhof - Agentschap NL Utrecht, projectleider Krachtwijken - SME Advies, projectleider Velve-Lindenhof is een wijk met particuliere eigenaren, heeft een rijke schil en een arm centrum. Dwars door de wijk loopt de Lippekerkstraat en aan die straat was al gevel- en pandverbetering in gang gezet maar voor de omliggende gebieden was geen geld. Door de Stichting Stedelijk Wonen en Agentschap NL is in 2008 bij een 7-tal adressen een EPA advies uitgebracht. De adviezen bleken niet rendabel voor de woningen. Vervolgens zijn er twee kwalitatieve focusgroepen geweest i.s.m. de wijkraad en Rescon met name voor de arme kern. Op basis daarvan is de vragenlijst opgesteld door Rescon i.o.v. Agentschap NL. Conclusie is dat eigenaren vooral bereid zijn mee te doen als de gemeente er een project van maakt. De gemeente Enschede heeft ambities om CO2 neutraal te zijn. De diverse programmamanagers van de gemeente voor de krachtwijk Velve-Lindenhof kregen in eerste instantie weinig voor elkaar. Er zijn afstemmingsproblemen tussen afdelingen van de gemeente en er is lang onduidelijkheid geweest wat de gemeente mbt energie met deze wijk wil en wie daar verantwoordelijk voor is. Er mist een visie van de gemeente over wat wenselijk is in deze wijk, gelinkt aan de gemeentelijke doelstellingen. Toch liepen de contacten tussen Enschede en Agentschap NL al sinds 2007 (Tom Brughuis informeert of de PeGO werkgroep bestaande bouw (later meer met Minder) iets voor Enschede kan betekenen. Op dat moment niet veel. In 2008 neemt Agentschap NL contact op met Tom Brughuis naar aanleiding van de WijkActiePlan voor Enschede. Een afspraak volgt en de gemeente, Agentschap NL en twee corporaties zijn aanwezig. Een plan van aanpak wordt geschreven door Agentschap NL en een projectgroep wordt opgericht (gemeente, corporatie en Agentschap NL). Een interim projectleider wordt aangesteld. De gemeente schuift met de verantwoordelijkheid voor het project (afdeling milieu of projectmanagementbureau Enschede PMBE). Sommige acties worden slecht uitgevoerd en sommige lopen weer wel. In 2008 komt er een nieuwe projectleider en volgt een nieuw plan van aanpak van Agentschap NL. Omdat het plan lijkt op het plan van een aansluitende wijk zijn daar ook gesprekken met Agentschap NL en wordt de projectleider (afdeling Milieu) daarvan ook projectleider van de wijk Velve. Het project zelf kon niet herhaald worden in de krachtwijk omdat daar al zoveel gebeurd terwijl de gemeente wilde graag bewijzen dat de Energiebox werkt. Zowel Agentschap NL als de gemeente (maar voor een andere wijk) schrijven een offerteverzoek aan SME over hetzelfde. Het project blijft intern hangen bij de gemeente. Een accountmanager van VROM wordt ingezet om via de wethouder voor een 71
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
oplossing te zorgen. In 2009 is er weer een nieuwe programmamanager voor de wijk en die vraagt om een concreter plan van aanpak. Deze programmamanager regelt wederom een projectleider én budget. Toen was er sprake van een energieadvies+box met drie metingen (vooraf, bij het advies en zes weken later). Na uitkomst van de evaluatie Stroinkslanden-zuid worden de plannen weer ingetrokken en gaat de projectleider terug naar de basis: overleg tussen Agentschap NL, 3 woningbouwcorporaties (Woonplaats, Ons Huis en Domijn) en bewoners via de wijkraad en de gemeentelijke afdeling Milieu. Na alle waarschijnlijkheid ligt er nu binnen drie maanden een uitvoeringsplan en wordt een ander adviesbureau ingeschakeld die al actief was in zowel Enschede als de wijk Stroinkslanden-zuid op het gebied van duurzaamheid (Axis, zie o.a. de website „www.doegroendatscheelt.nl‟. Belangrijk aandachtspunt is het méér op maat maken voor de wijk Velve-Lindenhof van initiatieven en plannen die al in Enschede bestaan. Er gaat naar alle waarschijnlijkheid gericht worden op drie groepen: jongeren, ouderen en woningbezitters. Daarnaast wordt nagedacht over hoe mensen te bereiken die niet zo gemakkelijk te bereiken zijn, bv. door ambassadeurs. Bij de afstemming met stedelijke vernieuwing worden de rustigere gebieden in de wijk (bestaande bouw) benaderd. De studie van Rescon wordt (nog) niet gebruikt, eigenlijk doen ze vraagstelling nu opnieuw maar dan rechtstreeks aan de bewoners. De huidige wijkprojectleider: “Alle lof voor de Agentschap NL adviseurs die het onderwerp twee jaar lang in leven hebben weten te houden”; en ook: “Nu zetten we er meer energie op en met stoom en kokend water maken we een actieplan”. * het was voor deze wijk echt heel lastig te achterhalen hoe het proces is gegaan. Mogelijk dat in deze procesbeschrijving toch ook nog processen en afspraken gemist zijn en daardoor een vertekend beeld is gegeven.
SME Advies, projectleider Het gesprek met de projectleider was bedoeld om meer inzicht te krijgen in de inhoudelijke en uitvoeringsaspecten van de interventies in de betreffende wijken. Daarnaast is in het algemeen gesproken over de waarde van monitoring, veiligheid van de energieadviseurs en opschalen. Monitoring SME verwijst naar evaluaties van eerder uitgevoerde GAP projecten en de monitoring van het Tender Enter project. Op de SME site is ook een evaluatieplan van GAP. Veel meten maakt mensen ook negatief over het project. Het moet officieel gecorrigeerd worden, het is bewerkelijk en heel kostbaar. Bovendien is de besparing te berekenen op basis van gedragsgegevens en energiegegevens van apparatuur e.d. Veiligheid van de energieadviseurs Voor de energiecoaches speelt veiligheid een grote rol. SME adviseert dan ook zeker te starten in tweetallen. Ze komen toch onbeschermd bij iemand thuis, veelal in probleemwijken. SME geeft in de training mee: als het niet goed voelt, niet naar binnen gaan. Afhankelijk van de klant en de adviseur wordt het hele huis doorgelopen om niet alleen aan de keukentafel maar echt wandelend door het huis te adviseren. ‘Sollicitatiegesprekken’ SME adviseert te starten met korte sollicitatiegesprekken. In deze gesprekken wordt kort het project geschetst en worden de toekomstige adviseurs enkele vragen gesteld. Achtergrondkennis of energiekennis is niet nodig. Belangrijk is dat iemand enthousiast kan vertellen over een onderwerp, wat dat dan ook is. De mensen die tot energiecoach opgeleidt worden zijn veelal re-integrerend, zijn heel verschillend en hebben vaak een sociaal probleem of het niveau Nederlands schiet nogal eens tekort. Terwijl deze mensen wel het visitekaartje van de gemeente worden. Ook kan niet iedereen zich inleven in de doelgroep waar ze over de vloer gaan komen. Een kort gesprek kan al wat mensen filteren en daarbij heeft SME als trainer 72
ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
ook vooraf een beter idee van het niveau van de mensen. Organisatorisch is het opleiden en later uitzetten van adviseurs ook niet altijd gemakkelijk, ook re-integrerenden hebben verplichtingen al hebben ze dan nog geen werk. Het is dus niet zo dat mensen altijd vijf hele dagen inzetbaar zijn. Opschaling/andere methoden De cursus tot milieucoach, die 6 bijeenkomsten duurt is zeer geschikt voor allochtonen vanwege de andere cultuur en structuur in de sociale netwerken. Er zijn groepen nodig met een goede sociale lokale cohesie, de milieucoaches moeten groepen bij elkaar kunnen brengen. Opschaling is mogelijk omdat het „gestaffeld‟ gaat: je leidt een klein groepje op en die kunnen het doorgeven. Ook is het product aan te passen aan verschillende doelgroepen, senioren, minima, uitkeringsgerechtigden. Inmiddels heeft SME Advies diverse producten gemaakt, op maat, voor de diverse gemeenten. Iedereen wil het net een beetje anders. Bij bijvoorbeeld grootschalige invoering van slimme meters zou een persoonlijk energie-advies kunnen worden opgenomen. De bedoeling is dan dat mensen zichzelf stimuleren d.m.v. de slimme meter, ze moeten dan wel goed weten wat ze kunnen aanpassen en hoe ze dat op de meter kunnen terugvinden.
73
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
74
ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
Bijlage D
Regressie analyses
Evenals in de Rescon determinantenstudie is van de 15 gedragsmaatregelen een somscore gemaakt: „Energiegedrag‟20. Hoe hoger men scoort, hoe vaker men energiebesparende gedragsmaatregelen heeft genomen. Met behulp van multiple regressie analyse is onderzocht wat de variatie verklaart in deze somscore21. Er zijn vijf modellen22 gevonden. De vier eenvoudigste modellen worden getoond in tabel x. Een model dat uitgaat van meer verklarende variabelen wordt daarna besproken. Opvallend in tabel x is, dat de belemmerende en belonende aspecten „dagelijkse drukte‟ en „beloning‟ niet naar voren komen. Ook de determinanten „geslacht‟ en „gedragsintentie in het verleden‟ spelen geen rol. In de determinantenstudie van Rescon is dezelfde analyse uitgevoerd en daarbij bleken deze variabelen wel een verklarende rol te spelen. Daarentegen komen de meningen over energiebesparing, goed naar voren. Wanneer men het sterker eens is met de positieve stelling („tevreden over zichzelf‟ en een „goed gevoel‟) en sterker oneens is met de negatieve stelling („gedoe‟, „ten koste van comfort‟) is de score op Energiegedrag hoger. Verder is opvallend dat bij model 3 „opleiding‟ en „inkomen‟ wel naar voren komen en bij de andere modellen niet. Het „aantal personen‟ in een huishouden heeft in bijna alle modellen invloed: hoe meer mensen hoe minder hoog de score op Energiegedrag. Tabel 1
Verklarende determinanten voor de variatie in „Energiegedrag‟
standardised beta Model 11 Energiebesparing gaat ten koste van het comfort in huis -.60 2 Model 2 Energiebesparing gaat ten koste van het comfort in huis -.51 Als ik energie bespaar ben ik tevreden over mijzelf .21 Aantal personen in het huishouden -.20 Model 33 Energiebesparing gaat ten koste van het comfort in huis -.47 Opleidingsniveau -.31 Inkomen .33 Als ik energie bespaar voel ik mij goed .24 Aantal personen in het huishouden -.21 Model 44 Energiebesparing vind ik teveel gedoe -.52 Aantal personen in het huishouden -.24 1Regression Stepwise method, n=59/Enter method, n=51, missings replaced by means, p=.000
adjusted R2 34% 40%
49%
30%
Een analyse of de items geschikt zijn om met elkaar „energiegedrag‟ te meten laat zien dat dit het geval is: Cronbach‟s Alpha based on standardised items = .73 (mean 56, sd 9.1, minimum 15, maximum 75, n=52, 15 items). 21 Een analyse met de verklarende variabelen voor Intentie uit de determinantenstudie verklaart 33% (Enter method, adjusted R2, n=51) maar niet alle variabelen zijn significante voorspellers. Wanneer deze stapsgewijs verwijderd worden blijft model 1 over en deze verklaart 34%. Een analyse met de verklarende variabelen voor Energiegedrag uit de determinantenstudie verklaart 42% (Enter method, adjusted R2, n=59) maar niet alle variabelen zijn significante voorspellers. Wanneer deze stapsgewijs verwijderd worden blijft model 2 over en deze verklaart 40%. 22 Voor de eenvoudigere modellen maakte het weinig verschil of de missings pairwise uitgesloten werden of vervangen door gemiddelden. Voor de grotere analyses zijn de missings noodgedwongen vervangen door gemiddelden – anders bleven er 20 á 25 respondenten over. Dit is zichtbaar bij model 3 (en model 5 in bijlage x). 20
75
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
Regression Enter method, missings replaced by means, n=51, p<.10 Regression Stepwise method, missings replaced by means, n=59, p<.05 4 Regression Enter method, missings replaced by means, n=51, p<.05 2 3
Wanneer we de resultaten van deze regressieanalyse vergelijken met de regressieanalyse die in de Rescon determinantenstudie is uitgevoerd, zien we dat ervaring met energiegedrag de meningen over energiegedrag bijstelt: de meningen over comfort, gedoe, goed gevoel en tevredenheid worden sterker en de meningen over de verwachte invloed van drukte en beloningen worden afgezwakt. Tabel 2
Regressie analyse energiegedrag model 5
Model 5 1. Energiecoach met meerdere personen contact gehad 2. Contact met man 3. Contact met één of meerdere kinderen 4. Energiebesparing vind ik teveel gedoe 5. Energieadvies aan huis gehad 6. Evenveel/minder e.v. indien niet aan de maandelijkse meteropname meegedaan 7. Evenveel/minder e.v. indien niet aan de weddenschap meegedaan 8. Aan weddenschap meegedaan 9. Aan maandelijkse meteropname meegedaan 10. Opleiding hoofdkostwinner 11. Omvang huishouden 12. Door fotowedstrijd aan de slag met energiebesparing 13. Vond vóór de maandelijkse meteropname de energierekening laag-hoog
standardised beta .53 -.47 -.42 -.40 .37 -.31 .28 -.28 -.27 -.25 -.24 .24 -.22
Enter method, missings replaced with means, adjusted R2 53%, n=59, p<.05 -
-
-
In tegenstelling tot de andere vier modellen, blijkt uit dit model wel een effect van een energieadvies aan huis en zeker wanneer een energiecoach contact heeft met meerdere personen in het huishouden (waarbij niet de man of kinderen hoofdaanspreekpunt zijn). Zoals uit de andere resultaten blijkt, blijkt ook uit dit model een sterkere mening dat „energiebesparing teveel gedoe is‟ samen te hangen met een lagere energiescore. De maandelijkse meteropname en de weddenschap lijken een negatief effect te hebben op de score van het energiegedrag. Degenen die denken meer energie gebruikt te hebben wanneer ze niet aan de maandelijkse meteropname mee hadden gedaan hebben een hogere energiegedragscore. Degenen die denken meer energie gebruikt te hebben wanneer ze niet aan de weddenschap hadden meegedaan hebben juist een lagere energiegedragscore. Degenen die hun energierekening vóór de maandelijkse meteropname laag vonden hebben een hoge energiegedragscore. Dit lijkt er op te wijzen dat de weddenschappers niet vooraf al bijzonder energievriendelijk gedroegen en die door de weddenschap ook niet meer zijn gaan doen. Ook een hogere opleiding en een groter huishouden houden verband met een lagere energiegedragscore.
76
ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
Bijlage E
Schonen databestanden
Elektriciteitsverbruik
Stap 1: Om het databestand voor de analyse te schonen zijn alle „oude‟ SVJ‟s (Eo) in een histogram uitgezet, zie figuur 1
Fraction
.44693
0 0
9000
72875 Eo
Figuur 1. Histogram van Eo (kWh/jaar) In de figuur is te zien23 dat er „outliers‟ voorkomen die groter zijn dan 9.000 kWh/jaar. Als eerste stap zijn deze waarnemingen (huishoudens) weggegooid. De verdeling van de resterende Eo is weergegeven in figuur 2.
Fraction
.090829
0 0 400
7000
9000
Eo
Figuur 2. Eo tussen 0 en 9.000 kWh/jaar Stap2: Op basis van deze verdeling is besloten om Eo tussen 400 kWh en 7.000 kWh te behouden.
Omdat er een aantal verschillende outliers voorkomen zijn ze niet zichtbaar in deze grafiek. Eén waarneming is slechts een fractie van 1 op de 2.300 ofwel 0,0004. De grootste outlier heeft een waarde (elektriciteitsverbruik) van 73.875 kWh 23
77
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
Fraction
.069597
0 400
1000
2000
3000
4000 Eo
5000
6000
7000
Figuur 3. Eo (kWh/jaar) die in verdere analyse worden meegenomen Opvallend in figuur 3 zijn de pieken in het histogram. Hier wordt in een later stadium naar gekeken. Stap 3: Dezelfde analyse als op de oude SJV‟s is uitgevoerd op de nieuwe SJV‟s (En). Het eindresultaat is weergegeven in figuur 4.
Fraction
.070721
0 400
1000
2000
3000
4000 En
5000
6000
7000
Figuur 4. En (kWh/jaar) die in verder analyse worden meegenomen Ook in dit histogram zijn pieken waarneembaar. Stap 4: Om de pieken nader te onderzoeken is een scatterdiagram van En tegen Eo gemaakt (figuur 5). 7000
6000
En
5000
4000
3000
2000
1000 400 400
1000
2000
3000
4000 Eo
5000
6000
Figuur 5. Scatterdiagram van En tegen Eo 78
7000
ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
De pieken in de histogrammen (figuur 3 en figuur 4) zijn in het scatterdiagram zichtbaar als rechte lijnen. Oorzaak hiervan is dat in het SJV bestand default waardes worden gebruikt indien bij klanten nog geen werkelijk jaarverbruik is vastgesteld. Stap 5: Deze huishoudens zijn uit het bestand verwijderd. Figuur 6 toont het scatterdiagram van En tegen Eo van de resterende huishoudens. 7000
6000
En
5000
4000
3000
2000
1000 400 400
1000
2000
3000
4000 Eo
5000
6000
7000
Figuur 6. Scatterdiagram van En tegen Eo voor de resterende huishoudens Stap 6: Tenslotte is het schonen voltooid door nog twee variabelen te controleren op outliers; het quotiënt effE = En/Eo het verschil difE = En - Eo Voor het schonen zijn twee vuistregels gehanteerd: In een huishouden kan het verbruik hooguit 50% toe- of afnemen Het absolute verschil tussen twee opeenvolgende jaarverbruiken kan hooguit de helft zijn van het gemiddelde Nederlandse huishoudelijke elektriciteitsverbruik24 Dit betekent: 0,5 < effE < 1,5 -1.750 < difE < + 1.750 Resultaat is, dat van de ongeveer 2300 huishoudens 1517 huishoudens overblijven die geschikt zijn voor analyse. Gasverbruik
Voor het schonen van het SJV-gas bestand zijn stappen 1 t/m 5 doorlopen op dezelfde wijze als bij SJVelektrisch. Het scatterdiagram van de het nieuwe gasverbruik (Gn) tegen het oude gasverbruik (Go) wordt getoond in figuur 7.
24
Afgerond, op basis van website Milieu Centraal en SenterNovem (cijfers en tabellen 2007): 3500 kWh per jaar.
79
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
5000
4000
Gn
3000
2000
1000
300 300
1000
2000
3000
4000
5000
Go
Figuur 7. Scatterdiagram Gn tegen Go van de resterende huishoudens Stap 6: Vervolgens is het schonen net als bij het elektriciteitsverbruik voltooid door twee variabelen te controleren op outliers; het quotiënt effG = Gn/Go het verschil difG = Gn - Go Voor het schonen zijn dezelfde twee vuistregels gehanteerd: In een huishouden kan het verbruik hooguit verdubbelen of halveren Het absolute verschil tussen twee opeenvolgende jaarverbruiken kan hooguit de helft zijn van het gemiddelde huishoudelijke gasverbruik25 Dit betekent: 0,5 < effG < 1,5 -750 < difG < + 750 Op basis van deze „spelregels‟ is houden we 1.392 huishoudens over die geschikt zijn voor de analyse.
25
Afgerond, op basis van website Milieu Centraal en SenterNovem (cijfers en tabellen 2007): 1500 m3 per jaar
80
ENERGIEBESPARING IN KRACHTWIJKEN
Bijlage F
Energieverbruik en woninglabels
Met het geschoonde SJV is een regressieanalyse uitgevoerd van de verbruiken tegen de energie-index Voor de waarden van de energie-index (I) is uitgegaan van de volgende gemiddelden: Label A B C D E F G
E-index 0,90 1,15 1,45 1,80 2,20 2,65 3,15
Label A woningen komen echter niet in het bestand voor. Elektriciteitsverbruik
Regressieanalyse van het elektriciteitsverbruik tegen de energie-index levert de volgende formule: ELEK = 1.402 + 259 * E-index (kWh) Onderstaande figuur toont de elektriciteitsverbruiken voor de verschillende waardes van de energie-index. De lijn in de figuur is de gevonden regressielijn (de formule voor het elektriciteitsverbruik). De kwaliteit van de regressieanalyse is matig. De stand van de regressielijn is gevoelig voor het al dan niet verwijderen van sommige waarnemingen. (De correlatiecoëfficiënt tussen model en meting is r = 0.18)
kWh
Fitted values
7000 6000 5000
4000 3000 2000 1000 500 0 1.15
1.45
1.8
2.2 label index
2.65
3.15
Figuur 1. Elektriciteitsverbruik per label, en de regressielijn
81
IVAM RESEARCH AND CONSULTANCY ON SUSTAINABILITY
Gasverbruik
Voor het gasverbruik is eenzelfde regressieanalyse uitgevoerd. Figuur 2. toont het resultaat. m3
Fitted values
4500 4000 3500 3000 2500 2000 1500 1000 500 0 1.15
1.45
1.8
2.2 label index
2.65
3.15
Figuur 2. Gasverbruik per label, en de regressielijn Voor het gasverbruik is de volgend formule gevonden (r = 0.14): GAS = 815 + 204 * e-index Ook voor deze regressieanalyse geldt dat de resultaten indicatief zijn. Uitgaande van de gevonden formules voor het verband tussen het woninglabel en het energieverbruik kunnen we bijvoorbeeld het effect bepalen van het verbeteren van een Label E woning naar een Label C woning ELEK(E-C) = 259 * (2,20 – 1,45) = 194 kWh en GAS(E-C) = 204 * (2,20 – 1,45) = 153 m3
82