Ruimte voor Contact in de krachtwijken
Ruimte voor Contact in de krachtwijken
Opdrachtgever: Minister voor WWI Utrecht, oktober 2008 © Oberon Postbus 1423 3500 BK Utrecht tel. 030-2306090 fax 030-2306080 e-mailadres:
[email protected]
4
Oberon
Ruimte voor Contact in de krachtwijken
5
Inhoudsopgave 1
Samenvatting en conclusies ........................................................................................................ 7
2
Introductie .................................................................................................................................... 11
3
Integratie en integratiebeleid in de krachtwijken ..................................................................... 13 3.1 Problematiek in de wijken ...................................................................................................... 13 3.2 Integratiebeleid in de krachtwijken......................................................................................... 15
4
Ruimte voor Contact in de krachtwijken ................................................................................... 21 4.1 Lopende projecten in de krachtwijken.................................................................................... 21 4.2 Opzet en uitvoering projecten in de krachtwijken .................................................................. 24 4.3 Overeenkomsten Ruimte voor Contact en krachtwijken........................................................ 31
6
Oberon
Ruimte voor Contact in de krachtwijken
1
7
Samenvatting en conclusies
Inleiding Ruimte voor Contact (RvC) is een subsidiemaatregel van de Minister voor WWI1 voor activiteiten die (met name duurzame) contacten tussen allochtonen en autochtonen bevorderen. Met een nadruk op conform het RMO-advies ‘Niet langer met de ruggen naar elkaar’- een infrastructurele benadering ofwel ‘vanzelfsprekende ontmoeting’: ontmoeting in de alledaagse routine van mensen. Tussen 2006 en eind 2007 zijn 129 aanvragen voor 138 projecten toegekend, vaak voor een uitvoeringsperiode van drie jaar. Vanuit de Directie Integratie en Inburgering is de vraag naar voren gekomen hoe Ruimte voor Contact zich verhoudt tot het krachtwijkenbeleid2. Is Ruimte voor Contact een versterking hiervoor en is er sowieso sprake van een relatie? Met behulp van de RvC-monitor, de wijkactieplannen, een analyse op de wijkactieplannen door Forum, de charters3 en een telefonische bevraging is een aantal aspecten naar voren gekomen. Welke inzet hebben Ruimte voor Contact-projecten in de krachtwijken?
Toegekende RvC-projecten Uitvoering RvC-projecten
Landelijk
Waarvan in krachtwijk
138
44 (28%) In 12 van de 18 gemeenten met krachtwijken In 21 van de 40 wijken
Van de Ruimte voor Contact-projecten vinden 44 projecten plaats in de krachtwijken4. Een volledig overzicht is opgenomen in tabel 3.2 en een uitgebreide beschrijving in de losstaande bijlage ‘Ruimte voor Contact in de krachtwijken. Overzicht per krachtwijk’. De RvC-projecten in krachtwijken hebben onder meer betrekking op: ontmoetingsbijeenkomsten, buurtactiviteiten ondersteunen, activiteiten op scholen, sportactiviteiten, culturele activiteiten en het aanpassen van de buitenruimte. Bij ongeveer de helft van de projecten wordt de doelgroep in aanzienlijke mate betrokken en bij een vijfde van de projecten is er sprake van intensieve participatie in de uitvoering van het project. De subsidie-ontvangers hebben met de RvC-projecten vooral de volgende doelen voor ogen: bevorderen van de sociale cohesie en leefbaarheid in de wijk; verbeteren van communicatie tussen verschillende bevolkingsgroepen; bevorderen van interetnische ontmoetingen. Van de subsidie-ontvangers is ongeveer de helft een welzijnsorganisatie, daarnaast horen gemeenten en cultuurinstellingen regelmatig tot de subsidie-ontvangers. Zelden zijn migrantenzelforganisaties (MZO’s) de aanvrager van RvC-subsidies. Het is niet volledig duidelijk in hoeverre wel wordt samengewerkt met MZO’s, maar dit lijkt zeker niet in grote mate voor te komen. Dit geldt idem dito voor de wijkactieplannen. Uit de telefonische interviews komt als indicatie naar voren dat gemeenten MZO’s minder goed kennen of er om andere reden niet mee in zee gaan. Bijvoorbeeld omdat niet duidelijk is of MZO’s de eigen achterban in voldoende mate bereiken of vanwege een veronderstelde lagere organisatiegraad. In dit onderzoek is verder onderscheid gemaakt naar niveaus van verbinden binnen de projecten op basis van de zogenaamde bindingsladder. De bindingsladder is door de onderzoekers Snel en 1 2 3 4
Voorheen van de toenmalige minister Verdonk van Integratie. Het beleid van de Minister voor WWI om 40 wijken met probleemcumulaties intensief aan te pakken. Wijkactieplannen en charters zijn gemeentelijke beleidsstukken ter invulling van het krachtwijkenbeleid. Niet meegenomen in de analyse zijn projecten waarbij de subsidie na 1 januari 2008 is toegekend en (een onbekend aantal) projecten die net buiten de krachtwijken plaatsvindent, maar waar wel de wijkpopulatie van de krachtwijk aan kan deelnemen.
8
Oberon
Boonstra in opdracht van de RMO gebruikt om onderscheid te maken in de mate van verbinding die wordt nagestreefd bij projecten rond interetnische contacten. Deze ladder kent vier sporten en op iedere sport neemt de intensiteit en duurzaamheid van interetnisch contact toe. Voor wat betreft de bindingsladder bevinden de meeste projecten uit de krachtwijken zich op laddersport 1: ‘Ontmoeting’ en in mindere mate op laddersport 2: ‘Elkaar kennen’. Laddersport 3 ‘Collectief handelen’ komt minder vaak voor, 3 maal, en bij een zestal projecten is sprake van laddersport 4 ‘Wederzijdse hulprelaties’. Tot nu toe lag in Nederland de nadruk bij integratieactiviteiten op ontmoeting en kennismaking. Vanuit de RMO-gedachte wordt nadrukkelijk ook gewezen op het belang van projecten op sport 3 en 4. Binnen de huidige RVC-projecten in de krachtwijken zien wij al een negental (van de 44) projecten op dit niveau terug. Is er in de krachtwijken-aanpak aandacht voor duurzame interetnische ontmoetingen en Ruimte voor Contact? In alle wijkactieplannen van de krachtwijken wordt een grote sociale problematiek onderkend: langs elkaar heen leven, weinig onderlinge betrokkenheid en saamhorigheid en weinig maatschappelijke- en arbeidsparticipatie. In alle wijkactieplannen wordt ‘integratie’ als doel genoemd, in ruim de helft van de gevallen ook expliciet als zelfstandig onderdeel van het plan. Vaak met een heldere doelomschrijving, maar een nog weinig concrete vertaling van beleid naar uitvoering van activiteiten. Ruimte voor Contact-projecten kennen vaak dezelfde doelstellingen als het gemeentelijk beleid (op sociaal vlak), maar worden slechts een enkele keer genoemd (en komt zelfs niet voor in het wijkactieplan van de wijk waar 7 RvC-projecten plaatsvinden). Geconcludeerd kan worden dat de concrete relatie dus nog niet of nauwelijks wordt gelegd. Veel wijkactieplannen zijn op dit punt nog vrij globaal geformuleerd, concrete uitvoerende activiteiten komen nog nauwelijks aan de orde. Wel komt het aspect ontmoeting tussen wijkbewoners regelmatig voor in de wijkactieplannen. Waar al wel een meer concrete uitwerking heeft plaatsgevonden in de wijkactieplannen op het gebied van integratie, worden met name de volgende vier methodieken genoemd: 1. Gemeenten vinden het van belang dat mensen goed met elkaar kunnen communiceren en zetten daarom fors in op inburgeringscursussen en taalontwikkeling. 2. Burgers zelf verantwoordelijk maken om hun positie en hun wijk te verbeteren. Men wil burgers ‘empoweren’ via het beschikbaar stellen van geld voor eigen initiatieven. 3. Het samenbrengen van wijkbewoners door activiteiten, waarbij mensen elkaar (beter) leren kennen en samen een dialoog kunnen aangaan. 4. Inzetten op hogere zelfredzaamheid via domeinen waar gemeenten zelf (enige) invloed op kunnen uitoefenen, zoals beter onderwijs, betere toeleiding naar de arbeidsmarkt, betere woningen en betere wijkvoorzieningen voor sport en ontspanning. Ook worden sociaal-fysieke aanpassingen genoemd, zoals de aanpassing van parken en speelplaatsen. Enige keren -niet vaak- zien we hierin de ‘RMO-insteek’ van een meer infrastructurele benadering terugkomen, bijvoorbeeld bij de inrichting van parken. In de wijkactieplannen wordt breed gekeken naar integratie, dus ook naar facetten van huisvesting, inburgering, sport en cultuur. Ruimte voor Contact focust vooral op sociale activiteiten en op een bijbehorende, fysieke infrastructuur. Concluderend zien we dat ‘ontmoeting’ een regelmatig terugkerend thema is in de aanpak in de krachtwijken, RvC wordt hierbij nog niet met name genoemd.
Ruimte voor Contact in de krachtwijken
9
Wat is de relatie tussen Ruimte voor Contact-projecten en andere beleidsinitiatieven in de krachtwijken? Zoals eerder vermeld staan in de wijkactieplannen weinig lopende activiteiten benoemd, maar wel een aantal toekomstige activiteiten. Bij veel Ruimte voor Contact-projecten wordt de doelgroep betrokken, ook in de wijkactieplannen is dit een belangrijke inzet. Beiden zijn gericht op sociale cohesie en leefbaarheid in de wijk. Er is an sich dan ook voldoende aansluiting mogelijk tussen Ruimte voor Contact-projecten en andere beleidsinitiatieven in de krachtwijken. Eindconclusies In principe passen Ruimte voor Contact-projecten prima binnen de doelstellingen van de krachtwijken. Momenteel wordt de relatie met Ruimte voor Contact echter nog nauwelijks gelegd door gemeenten, ook niet in die wijken waar meerdere RvC-projecten worden uitgevoerd. Veel wijkactieplannen blijven op dit punt nog wat algemeen en bieden geen concrete invulling aan activiteiten. De Ruimte voor Contactformule biedt een voor de krachtwijken interessante en relevante mogelijkheid om ‘integratie’ te versterken, met name vanwege: - de infrastructurele insteek; - de meerjareninsteek en; - het iets vaker samenwerken met ‘allochtone organisaties’. Hoewel de RvC-projecten zich uiteraard ook nog moeten ‘bewijzen’, kan het zeker lonen om Ruimte voor Contact sterker naar voren te brengen bij de betrokkenen bij het krachtwijkenbeleid. Ruimte voor Contact kan zeker een bijdrage leveren aan de sociale component van het krachtwijkenbeleid.
10
Oberon
Ruimte voor Contact in de krachtwijken
2
11
Introductie
Aanleiding rapportage en probleembeschrijving Welke inzet hebben Ruimte voor Contact projecten in de 40 krachtwijken? In hoeverre is in de huidige aanpak in de 40 krachtwijken oog voor het belang van Ruimte voor Contact en duurzame interetnische ontmoetingen? Wat is de relatie tussen de uitvoering van Ruimte voor Contact-projecten en de bestaande lokale beleidsinitiatieven in de krachtwijken? Dat zijn de drie kernvragen die in dit rapport beantwoord worden. De regeling Ruimte voor Contact is in het leven geroepen toen het 40 krachtwijken-beleid nog in ontwikkeling was. Er is dus op voorhand nooit een verband gelegd tussen de regeling en de subsidievoorwaarden van Ruimte voor Contact en de 40 krachtwijken. Bij de selectie van de 40 krachtwijken zijn vooral wijken met een hoog percentage allochtonen en/of een etnisch zeer gemêleerde bevolking. Vaak zijn er in de geselecteerde wijken ook sociale problemen. Dit maakt de 40 krachtwijken tot een uitstekende locatie voor Ruimte voor Contact-projecten. Op verzoek van de Minister van WWI is een analyse gemaakt hoe en welke Ruimte voor Contact projecten plaatsvinden in de 40 krachtwijken. Wat is Ruimte voor Contact en hoe vindt monitoring plaats? Ruimte voor Contact is een stimuleringsregeling die in 2006 op initiatief van de toenmalige minister Verdonk (Integratie) is ingesteld en inmiddels is ondergebracht bij de Minister voor WWI. De regeling is bedoeld om op lokaal niveau activiteiten te stimuleren waarin autochtonen en allochtonen elkaar ontmoeten. Het doel is dat hierdoor duurzame contacten ontstaan, zodat mensen elkaar ook in nieuwe situaties weten te vinden. De regeling loopt van 2006 t/m 2009. Organisaties die een lokaal project hadden dat binnen de doelstelling van Ruimte voor Contact viel, konden een subsidieaanvraag indienen. Zo’n subsidieaanvraag moet gaan om een minimumbedrag van € 50.000 en een maximum van € 100.000 per jaar. Indien een project meerdere jaren loopt en/of op meerdere locaties wordt uitgevoerd kan maximaal € 300.000 worden aangevraagd. Per kalenderjaar is er een maximaal subsidiebudget beschikbaar. Voor 2007 en 2008 is dat ongeveer 7 miljoen. In de periode 1 november 2006 tot en met 31 december 2007 hebben in totaal 129 aanvragers subsidie ontvangen en zijn er 373 aanvragen afgewezen.5 Er is een landelijk loket ingesteld ter ondersteuning van de subsidieontvangers. Hierin werken Movisie, Forum, Sardes en Oberon samen, waarbij laatstgenoemde verantwoordelijk is voor monitoring en evaluatie. Er is voor de monitoring & evaluatie van Ruimte voor Contact-projecten een plan opgesteld door Oberon (december 2006). Tot dusver is een sobere monitoring onder Ruimte voor Contact-projecten uitgevoerd. Dit wordt in het najaar van 2008 uitgebreid met een expertbeoordeling en een tussentijdse evaluatie. Van aandachtswijk naar krachtwijk Door de minister voor Wonen, Wijken en Integratie zijn veertig wijken in achttien steden aangewezen die extra hulp krijgen om te werken aan problemen in deze wijken. In tien jaar tijd kunnen de wijken zo uitgroeien van aandachtswijken naar krachtwijken: wijken waar het prettig is om te wonen en waar de bewoners kansen hebben. De term krachtwijken is gekozen vanwege het terugleggen van de kracht bij de bewoners, dat centraal staat in de wijkaanpak. Gemeenten hebben voor de wijken in samenspraak met woningcorporaties, bewoners en lokale organisaties de doelen en de aanpak van de problematiek voor de krachtwijken bepaald en verwerkt in wijkactieplannen. Vervolgens zijn de concrete afspraken tussen het Rijk en gemeenten over de aanpak in de krachtwijken per gemeente vastgelegd in een charter, waarvan de meesten zijn bekrachtigd in de eerste helft van 2008.
5
Archief Ministerie van VROM, DG Wonen, Wijken en Integratie
12
Oberon
Werkwijze Voor deze rapportage hebben we gebruik gemaakt van de bestaande databestanden van de monitorenquête Ruimte voor Contact (Oberon, meting 2007 en 2008), waarbij we alleen de data hebben gebruikt die betrekking hebben op de Ruimte voor Contact-projecten die in krachtwijken worden uitgevoerd. In totaal worden 44 projecten uitgevoerd in de krachtwijken. Van 42 projecten zijn de monitorgegevens volledig beschikbaar, omdat twee projecten de monitorenquête niet volledig hebben ingevuld. Daarnaast hebben we een documentenanalyse gedaan per gemeente waar Ruimte voor Contact-projecten in krachtwijken worden uitgevoerd. In totaal is voor 12 gemeenten een documentanalyse uitgevoerd. Hiervoor hebben we de Wijkactieplannen van gemeenten bestudeerd, analyses van FORUM op het integratie-onderdeel van de Wijkactieplannen en de charters, waarin de afspraken over de krachtwijken tussen gemeente en Rijk zijn vastgelegd. Als verdieping van de documentanalyse hebben we een telefonische consultatie uitgevoerd bij 7 Ruimte voor Contactprojecten. We hebben hierbij zowel subsidie-ontvangers als projectuitvoerders bevraagd. Presentatie van de resultaten We spreken in deze rapportage over subsidie-ontvangers. Hiermee worden de aanvragers bedoeld van een projectsubsidie in het kader van de stimuleringsregeling Ruimte voor Contact, die de digitale monitorvragenlijst (meting mei 2007 en mei 2008) hebben ingevuld. Alle projecten waarbij de subsidie is toegekend tot en met 31 december 2007 en die worden uitgevoerd in één of meer krachtwijken, zijn opgenomen in dit rapport. De projecten die na december 2007 subsidie hebben ontvangen zijn niet in de analyse opgenomen. Het aantal respondenten kan per vraag verschillen. Dit komt doordat vragen niet gesteld zijn wanneer deze niet van toepassing waren op een project en enkele respondenten de vragenlijst niet volledig hebben ingevuld. De vragenlijst bestaat uit een deel gesloten vragen en een deel open vragen. Met de percentages in deze rapportage wordt aangegeven welk deel van een respondenten een bepaald antwoord heeft gegeven. Bij vragen waarop meerdere antwoorden mogelijk waren, komt de optelling van de percentages niet op 100% uit. Hier wordt het totaal aantal antwoorden van de respondenten weergegeven. De antwoorden op open vragen zijn na analyse ondergebracht in een aantal categorieën. Leeswijzer In het tweede hoofdstuk wordt de problematiek in de krachtwijken beschreven, waarbij met name wordt ingegaan op integratie en segregatie. Daarnaast wordt het lokaal integratiebeleid belicht. In hoofdstuk drie gaan we in op de inzet van de Ruimte voor Contact-projecten in de krachtwijken en de relatie met de bestaande beleidsinitiatieven in de wijken.
Ruimte voor Contact in de krachtwijken
3
13
Integratie en integratiebeleid in de krachtwijken
In dit hoofdstuk gaan wij in op hoe de gemeenten aankijken tegen integratie: welke problemen zien zij, welke oplossingen dragen zij voor en wie gaat dit uitvoeren? We kijken hierbij speciaal naar de rol die ‘duurzame interetnische ontmoetingen’ hebben als mogelijk onderdeel van het integratiebeleid, aangezien dit nauw aansluit bij de stimuleringsregeling Ruimte voor Contact.
Problematiek in de wijken Algemene problematiek Uit de charters en wijkactieplannen van de krachtwijken blijkt dat er sprake is van een veelheid van problemen in de wijk. In de wijken staan veel goedkope, slecht onderhouden huurwoningen, is sprake van veel overlast en criminaliteit (men voelt zich onveilig), hoge werkloosheid, lage inkomens, slechte woonomgeving (weinig groen, weinig speelplaatsen/ontmoetingsgelegenheden, veel vuil op straat) en is er weinig sociale cohesie. Bewoners leven vaak ongezonder dan bewoners uit andere wijken, hebben vaker schulden, zijn minder zelfredzaam en participeren minder in het maatschappelijke leven. Veel wijken hebben een slecht imago en worden laag gewaardeerd door bewoners. Economische bedrijvigheid neemt af, waardoor een vicieuze cirkel dreigt voor de bewoners. Er is een sterke tweedeling; een arme kern en een rijkere rand. Hiertussen is weinig tot geen binding. Er zijn problemen rond veiligheid en sociale cohesie. Wat mist is een infrastructuur waar men elkaar ontmoet. Er vindt discriminatie plaats richting een deel van de allochtone bewoners. Allochtone medebewoners (en ook professionals!) worden niet geduld door een deel van de bewoners. Uit: Wijkactieplan Velve-Lindehof Problematiek rond integratie/segregatie uit de charters De kern van de problematiek is dat mensen en groeperingen in wijken langs elkaar leven, in sommige wijken is ook sprake van onderlinge conflicten. Er is weinig onderlinge betrokkenheid en saamhorigheid. Dit wordt veroorzaakt doordat: • men elkaar niet of nauwelijks verstaat; • men andere normen en waarden heeft en geen begrip heeft voor elkaars cultuur; • men zich niet verantwoordelijk voelt voor elkaar en voor de woonomgeving; • men dicht op elkaar leeft onder minder goede condities, zodat er sneller onderlinge irritaties ontstaan; • er een verschuiving plaatsvindt in de samenstelling van de bevolking in wijken, wat spanningen geeft tussen de verschillende groeperingen in de wijk. Dit kan bedreigend overkomen bij de oorspronkelijke bewoners. Daarnaast is sprake van te weinig participatie door wijkbewoners, dat geldt voor zowel maatschappelijke participatie als voor arbeidsparticipatie. Segregatie wordt ook benoemd als een probleem binnen krachtwijken. Sommige wijken zijn niet meer gemengd, maar kennen een overwegend allochtone samenstelling. Ook dit wordt als probleem ervaren: iedereen wil een goede menging van bewonersgroepen en geen gesegregeerde wijken of -wijkvoorzieningen binnen een stad.
14
Oberon
Bewoners kunnen elkaar vaak niet verstaan of hebben geen begrip voor de verschillende culturen. Daarnaast heerst een gevoel van ‘teveel allochtonen wonen in de wijk`. Ook onder allochtonen leeft de behoefte aan meer gemengde samenstelling in flats, op school en op speelplekken. Bewoners hebben de wens geuit iets te doen aan de bevolkingssamenstelling in buurten. Er zijn veel 'multi-probleem'gezinnen in de wijk (werkloosheid, gezondheid, opvoeding en hoge schulden). Deze omstandigheden kunnen het proces van inburgering en integratie vertragen of zelfs onmogelijk maken. Uit: Wijkactieplan Kruiskamp Wijkproblematiek volgens subsidieontvangers Ruimte voor Contact In de jaarlijkse enquête onder subsidieontvangers van de regeling Ruimte voor Contact worden enkele vragen gesteld met betrekking tot de wijk waarin het project zich afspeelt. Speciaal voor dit onderzoeksrapport is een analyse gemaakt van de antwoorden van de subsidieontvangers uit de krachtwijken. Het gaat hierbij om 42 projecten in 21 wijken (zie hoofdstuk één voor een toelichting hierop en hoofdstuk drie voor een overzicht van de projecten). In de meeste krachtwijken waarin de projecten worden uitgevoerd, is volgens de subsidieontvangers sprake van enigszins tot veel spanning tussen de bevolkingsgroepen. Tabel 2.1 Mate van spanning tussen bevolkingsgroepen in de krachtwijk(en) waar het project wordt gerealiseerd
Totaal projecten Niet
0
(0%)
Nauwelijks
4
(10%)
Enigszins
14
(33%)
Veel
17
(40%)
Heel veel
4
(10%)
Weet niet/geen antwoord
3
(7%)
42
(100%)
Totaal Bron: Monitorenquête Ruimte voor Contact
Subsidieontvangers zien één centraal knelpunt rond de bevolkingsgroepen in de krachtwijken: er zijn te weinig onderlinge contacten tussen de verschillende bevolkingsgroepen. In de wijken zijn bewoners die slecht Nederlands spreken, wat het leggen van contact belemmert. Verder ziet men grote groeperingen binnen een wijk die ieder op zichzelf opereren, zodat er ‘eilandjes’ binnen de wijk ontstaan. De oorspronkelijke wat oudere autochtone buurtbewoners treden nauwelijks in contact met de nieuwe allochtone bewoners. Verder zijn er cultuurverschillen als het gaat om de manier waarop men invulling geeft aan het leven in de buurt en in welke mate men gebruikt maakt van de publieke ruimte. Dit kan zorgen voor onderlinge botsingen en irritaties. Dit alles maakt dat er volgens de subsidieontvangers in de krachtwijken weinig binding is tussen autochtonen en allochtonen. De subsidieontvangers geven gemiddeld een laag rapportcijfer, een 5, voor de contacten tussen etnische bevolkingsgroepen in de wijk(en) waar de projecten worden uitgevoerd. Er vinden volgens de subsidieontvangers, naast de projectactiviteiten vanuit de regeling Ruimte voor Contact, diverse andere georganiseerde interetnische ontmoetingen plaats in de krachtwijken. De bestaande activiteiten in de wijken zijn meestal activiteiten die worden georganiseerd door welzijnsinstellingen, zoals cursussen en georganiseerde dialogen. Daarnaast wordt er veel voor jongeren (bijvoorbeeld via scholen) gedaan. Er worden dus op wijkniveau al enige activiteiten ondernomen om meer interetnische ontmoetingen mogelijk te maken. De bestaande accommodaties worden volgens de meeste subsidie-ontvangers wisselend (soms goed, soms slecht) ingezet voor interetnische ontmoetingen in de wijk(en) waar het project wordt gerealiseerd.
Ruimte voor Contact in de krachtwijken
15
Lokale knelpunten rond accommodaties in de wijk(en) van de projecten zijn onder meer: • een gebrek aan volwaardige accommodaties; • er wordt vaak een zelfde (beperkt) publiek bereikt, waarbij allochtoon en autochtoon niet mengen; • de verhuurder van gebouwen stelt soms specifieke eisen of voorwaarden rond het gebruik, waaraan niet voldaan kan worden of het gebruik in de weg staat.
Integratiebeleid in de krachtwijken Argumenten om beleid te voeren In de charters en wijkactieplannen staat beschreven waarom gemeenten investeren in integratie. Het is voor gemeenten van belang dat er meer sociale structuur in de wijken komt: men wil dat alle bevolkingsgroepen gaan deelnemen aan het maatschappelijke leven (actief burgerschap) en dat men daarbij elkaar meer gaat respecteren en accepteren. Het is van belang dat zo veel mogelijk wijkbewoners worden bereikt; momenteel worden niet alle doelgroepen bereikt met de activiteiten in de wijk in het kader van integratie. Het werken aan sociale cohesie leidt volgens verschillende gemeenten tot een beter leefklimaat en een grotere verantwoordelijkheid van wijkbewoners voor hun directe leefomgeving. Een argument voor extra inzet op het integratiebeleid is dat de sociale problematiek in de krachtwijken verergert en daarom een impuls nodig heeft. Een uitgangspunt is dat integratie van twee kanten moet komen: allochtonen en autochtonen moeten zich meer naar elkaar open stellen. De snelle “verkleuring” van Hatert vraagt volgens de gemeente om een goed integratiebeleid, om te voorkomen dat allochtonen en autochtonen tegenover elkaar komen te staan. Het bevorderen van de sociale cohesie en integratie van de verschillende bevolkingsgroepen werkt alleen als de verschillende groepen elkaar beter kunnen leren kennen en elkaar ontmoeten, op straat, in de winkel, op de sportclub, op school, het werk en in het wijkcentrum. Uit: Wijkactieplan Hatert Positionering integratiebeleid In ruim de helft van de bestudeerde charters/wijkactieplannen wordt integratie als apart onderdeel uitgewerkt. Bij iets minder dan helft van de plannen is integratie niet als apart onderdeel opgenomen, maar meegenomen als onderdeel van andere beleidsterreinen, bijvoorbeeld ‘segregatie’ als onderdeel van ‘Samen naar school’, of als onderdeel van ‘Ontmoeten in de wijk’. Doelstellingen en doelgroepen rond integratie De drie meest genoemde doelstellingen in de wijkactieplannen met betrekking tot integratie zijn: 1. participatie en actief burgerschap: bewoners moeten meer participeren in de wijk door meer deel te nemen aan het maatschappelijk leven; 2. bevorderen van sociale cohesie in de wijk; 3. ontmoeting en elkaar leren kennen: (groepen) bewoners moeten elkaar onderling ontmoeten en leren kennen, zodat ze elkaar meer accepteren en respecteren. De doelstellingen komen overeen met de genoemde argumenten om beleid te voeren. Kort samengevat: burgers moeten actiever worden in de wijk en men moet elkaar ontmoeten. De doelgroepen voor het integratiebeleid zijn meestal alle wijkbewoners, zowel allochtonen als autochtonen. Soms wordt daarnaast nog extra aandacht besteed aan de doelgroepen jongeren en inburgeraars. Het integratiebeleid gaat dus verder dan alleen de emancipatie van allochtonen: gemeenten zien dat ook autochtonen een doelgroep zijn, zodat de gewenste wisselwerking (integratie moet van twee kanten komen) ook gehaald kan worden.
16
Oberon
Methodieken In de wijkactieplannen worden met name de volgende 4 methodieken aangehaald om de doelstellingen te realiseren: 1. Gemeenten vinden het van belang dat mensen goed met elkaar kunnen communiceren en zetten daarom fors in op inburgeringcursussen en taalontwikkeling. 2. Gemeenten menen dat het goed is om burgers zelf verantwoordelijk te maken om hun positie en hun wijk te verbeteren. Men wil burgers ‘empoweren’ via het beschikbaar stellen van geld voor eigen initiatieven. 3. Het samenbrengen van wijkbewoners door activiteiten, waarbij mensen elkaar (beter) leren kennen en samen een dialoog kunnen aangaan. 4. Inzetten op hogere zelfredzaamheid via domeinen waar gemeenten zelf (enige) invloed op kunnen uitoefenen, zoals beter onderwijs, betere toeleiding naar de arbeidsmarkt, betere woningen en betere wijkvoorzieningen voor sport en ontspanning. Ook worden sociaal-fysieke aanpassingen genoemd, zoals de aanpassing van parken en speelplaatsen. Het empoweren van burgers betekent dat zij zoveel mogelijk zelf doen, zich sterker maken en minder afhankelijk zijn van hulpverleners. Bewoners bepalen zelf wat hun persoonlijke vooruitgang is en wat hun eigen inzet daarbij; ‘voor wat, hoort wat’. Alle inburgeringstrajecten kennen een combinatie van taal en (vrijwilligers)werk of stage, waardoor het geïsoleerde bestaan van mensen wordt doorbroken. Uit: Wijkactieplan Velve-Lindehof Voorgestelde activiteiten Gemeenten vinden het van groot belang dat wijkbewoners met elkaar kunnen communiceren en zetten daarom in op het verbeteren van de huidige inburgeringcursussen. Men wil meer duale trajecten, waarbij naast taalontwikkeling ook meer aandacht komt voor maatschappelijke kennis en vaardigheden. Hierbij wordt ook getracht inburgeraars meer te laten participeren. Ook veel andere activiteiten, meestal gericht op alle wijkbewoners, zijn gericht op participatie. 1. Nieuwlanders op bezoek bij Nieuwlanders Allochtone vrouwen worden opgeleid als sleutelpersonen. Zij gaan op huisbezoek bij wijkgenoten om elkaar te leren kennen, vertrouwen op te bouwen, problemen te signaleren, een eventuele hulpvraag te verduidelijken en zonodig instanties in te schakelen. 2. Acquisitie van nieuwe toonaangevende (allochtone) ondernemers. Schiedam stimuleert ondernemerschap onder andere via microkredieten en startersubsidies. Verder is er advies en begeleiding in de startfase. 3. Verbetering van rendement van de inburgeringsprogramma’s via: - Duale trajecten: focus inburgering wordt gericht op het verkrijgen van werk; - Verbetering informatievoorziening inburgering; - Koppeling inburgering aan ‘ontmoetingsprogramma’s tussen Nieuwlanders’. 4. Inspelen op en stimuleren van ouderinitiatieven om kinderen naar de dichtstbijzijnde school te sturen en niet naar een ‘witte’ school buiten de wijk. Uit: Wijkactieplan Nieuwland Gemeenten stellen op een aantal domeinen verschillende soorten activiteiten voor op het gebied van integratie. Zij zien onder meer een belangrijke rol voor sport en cultuur als middel om integratie te bevorderen. Ook scholen en schoolbesturen initiëren in samenwerking met andere partners verschillende activiteiten. Veel activiteiten vanuit het welzijnsdomein zijn gericht op het stimuleren van ontmoetingen en het faciliteren van ontmoetingsruimten. We geven de domeinen weer met een aantal genoemde activiteiten.
Ruimte voor Contact in de krachtwijken
17
Welzijn • huisbezoeken, soms voor doelgroepen als ouderen en allochtone vrouwen, soms voor alle bewoners, zodat hulp op maar geboden kan worden; • laagdrempelig cursusaanbod dat door zowel allochtonen als autochtonen gevolgd kan worden; • ontmoetingsbijeenkomsten organiseren; • openbare ontmoetingsruimten beschikbaar stellen; • maatjesproject: allochtone buurtbewoner aan autochtone buurtbewoner koppelen; • coach instellen die individuele hulp biedt; • buurtactiviteiten ondersteunen; • opzetten van een initiatievenloket. Werk • ondersteunen van jonge allochtone ondernemers; • werklozen betrekken bij ondernemersactiviteiten; • werkplaats voor allochtone vrouwen. School • ondersteunen ouderinitiatieven om scholen qua samenstelling te veranderen; • ouderbetrokkenheid stimuleren; • cursusaanbod via de brede school; • ontmoetingsruimte op brede school (ouderkamer); • aanstellen van een schoolkeuzeconsulent, om te stimuleren dat meer kinderen in de eigen wijk naar school gaan. Sport • sportschool speciaal voor vrouwen; • stimuleren dat allochtonen meer gebruik maken van sportvoorzieningen; • sportvereniging adopteert wijk. Kunst en cultuur • verbreden van een bestaand cultuurparticipatieproject; • inzet van kunstenaars bij het vormgeven van processen in de wijk; • inzet cultuurcentra en cultuurscouts voor het bevorderen van kunst- en cultuurparticipatie. Fysiek • betere woningenvoorraad creëren (wordt in kader van GSB vaak al gedaan vanaf circa 2000); • park aanleggen of aanpassen, zodat mensen elkaar meer kunnen ontmoeten; • betrekken van bewoners bij het beheer van pleinen en binnenterreinen. Wat opvalt is dat de voorgestelde activiteiten niet erg in overeenstemming lijken met de voorgestelde methodieken. Met name de methodiek ‘zelf verantwoordelijkheid laten nemen’ komt in de activiteiten nauwelijks terug. De gemeenten gaan voornamelijk zelf voorwaarden scheppen of concrete activiteiten ondernemen om de positie van allochtone buurtbewoners te verbeteren. Bij een aantal activiteiten is het doel dat allochtonen en autochtonen meer met elkaar in contact treden. Bij andere activiteiten is dit geen doel, maar gaat het om het verstevigen van de individuele positie van zwakkere buurtbewoners. Wel is in ieder wijkactieplan minimaal één activiteit opgenomen waarin onderlinge ontmoeting centraal staat. Gemeenten vinden dit dus een essentieel onderdeel van het integratiebeleid. In slechts een enkel wijkactieplan wordt de regeling Ruimte voor Contact in dit kader expliciet benoemd. De infrastructurele insteek komt gedeeltelijk voor: het instellen van een ouderkamer op school, publieke ontmoetingsruimtes creëren en het aanpassen van parken. Dit zijn activiteiten die
18
Oberon
geïntegreerd zijn in de dagelijkse routine van mensen, een concept dat ten grondslag ligt aan de regeling Ruimte voor Contact. De infrastructurele insteek wordt in ieder geval niet als zodanig genoemd bij het onderdeel integratie van de wijkactieplannen. We hebben de andere onderdelen niet bestudeerd, het zou mogelijk zijn dat deze insteek wel genoemd wordt bij een onderdeel, bijvoorbeeld rond het fysieke component. In de wijkactieplannen wordt veel ingegaan op toekomstige plannen en geeft dus vaak geen beeld van de huidige activiteiten die plaatsvinden rond interetnische ontmoetingen. In enkele plannen wordt wel expliciet aangegeven dat er aangehaakt wordt bij bestaande activiteiten, maar in brede zin hebben wij geen beeld verkregen of en welke activiteiten ondernomen worden in de krachtwijken om interetnische contacten te bevorderen. Uitvoering Bij de uitvoering van bovenstaande activiteiten maken gemeenten vooral gebruik van welzijnsinstellingen en de inzet van woningcorporaties. Naast deze twee hoofdpartners worden ook andere partners benoemd, zoals: bewonersverenigingen, maatschappelijke dienstverlening, GGD, scholen, cultuurinstellingen, winkeliersverenigingen, moskeeën, wijksportvoorzieningen of bibliotheek. Partners werken vaak samen aan activiteiten in de buurt, hoewel de samenwerkingspartners per activiteit vaak weer verschillen. Opvallend is dat zeer weinig gemeenten in het Wijkactieplan aangeven een samenwerkingsverband aan te gaan met vrijwilligersorganisaties en migrantenzelforganisaties in de krachtwijken. Bij de telefonische consultatie onder 7 Ruimte voor Contact projecten is hierop doorgevraagd. Hierbij komt het beeld naar voren dat gemeenten ofwel MZO’s/vrijwilligersorganisaties onvoldoende kennen ofwel argumenten aanvoeren om niet met dit soort organisaties in zee te gaan. Ook is aangegeven dat autochtone organisaties een betere organisatiegraad hebben en ook dus eerder in aanmerking komen voor een subsidie, omdat men de aanvraag goed kan indienen. Hierdoor worden allochtone organisaties dus minder vaak betrokken. Meer in het algemeen is naar voren gekomen dat onderlinge afstemming tussen uitvoerders (professioneel en vrijwillig) niet optimaal is, er wordt een appèl gedaan aan gemeenten om dit beter te organiseren. ‘De gemeente kent de spelers wel, maar zijn wisselend in het inzetten van met name de vrijwilligersorganisaties zoals MZO’s. Argumenten zijn dat ze niet liever categoriaal subsidiëren, dat begrotingen/afrekeningen vaak niet kloppen en dat het bereik soms matig is. Het zijn vrijwilligersorganisaties en sommige deelgemeenten willen hiermee dus geen zaken doen. Dit is jammer, want het kind wordt met het badwater weggegooid. Participatie en integratie kan niet altijd direct interetnisch, soms moet dat stapsgewijs en dus eerst binnen de eigen kring en hiervoor bieden deze organisaties een mogelijkheid.’ In de meeste wijkactieplannen zijn de samenwerkingspartners in het kader van de uitvoering van het integratiebeleid niet uitvoerig beschreven6. Het type samenwerkingspartner wordt meestal wel beschreven, maar de namen van de uitvoerende partnerorganisaties ontbreken regelmatig, of het blijkt niet uit het plan of de partners expliciet betrokken zijn bij de uitvoering van het integratiebeleid. Wanneer samenwerkingspartners genoemd worden, is dat meestal gekoppeld aan de uitvoering van een specifieke activiteit. Doordat niet alle voorgenomen activiteiten in de wijk op het gebied van integratie (gedetailleerd) zijn uitgewerkt, zijn ook de samenwerkingspartners niet in alle plannen benoemd. Bij de telefonische consultatie is naar voren gekomen dat veel uitvoerders de wijkactieplannen kennen. De uitvoerders proberen mee te denken en deze beleidsplannen te vertalen 6
De meeste Wijkactieplannen dateren van september 2007. Inmiddels kan de wijze van uitvoering van de verschillende onderdelen van het plan al verder zijn uitgewerkt door de gemeenten.
Ruimte voor Contact in de krachtwijken
19
naar de praktijk, zodat organisaties in de wijk betrokken worden bij het wijkactieplan en de gemeentelijke doelstellingen gehaald kunnen worden. Als knelpunt bij de uitvoering van de voorgenomen activiteiten, wordt de beschikbaarheid van voldoende kwalitatief hoogwaardige professionals in de wijk genoemd. Betrokkenheid bewoners Naast institutionele samenwerkingspartners worden ook wijkbewoners betrokken bij de uitvoering van activiteiten in de krachtwijken. Bij de meeste gemeenten worden de wijkbewoners in grote mate betrokken bij het opstellen en het uitvoeren van de activiteiten. Wat betreft het opstellen van activiteiten blijkt dat veel bewoners input hebben kunnen leveren voor het wijkactieplan, via bijvoorbeeld enquêtes of bijeenkomsten. Dit gaat zowel om input van individuele bewoners als van een bijdrage via bewonersorganisaties die in de wijken actief zijn. Voorbeelden van inspraak van bewoners zijn een BewonersOntwerpBijeenkomst, waar met bewoners de ideale wijk werd ontworpen of ‘Kolonisten van de Wijk’, waarbij bewoners letterlijk aan de keukentafel is gevraagd naar hun mening en ideeën over de toekomst van hun wijk. Een kanttekening die vanuit de telefonische consultatie naar voren is gekomen, is dat hierbij vaak autochtonen de overhand hebben, zelfs in wijken waar de meerderheid allochtoon is. Bij de uitvoering van activiteiten worden bewoners ook inhoudelijk betrokken, zij het in veel mindere mate dan bij de opzet. Minder dan de helft van de bestudeerde plannen betrekken wijkbewoners bij de uitvoering van de activiteiten. Zo is bijvoorbeeld een bewonersgroep samengesteld die wordt geïnformeerd en geconsulteerd over wijkactiviteiten. Ook kunnen bewoners individueel buurtinitiatieven aandragen of kunnen zij, bijvoorbeeld als vrijwilliger, een actieve rol spelen in de uitvoering van activiteiten. Per onderwerp of activiteit verschilt de intensiteit en de wijze van de betrokkenheid van buurtbewoners. Bekendheid en oordeel lokaal beleid door subsidieontvangers Ruimte voor Contact Veel van het bovenstaande integratiebeleid betreft plannen die vastgesteld zijn, nadat de wijk een krachtwijk is geworden. Het is dus nog niet vast te stellen wat dit beleid concreet gaat opleveren. In de jaarlijkse enquête aan subsidie-ontvangers van Ruimte voor Contact-projecten wordt wel ingegaan op het bestaande integratiebeleid, dus voordat de wijk een krachtwijk werd. De meeste subsidie-ontvangers vinden dat het gemeentelijke beleid redelijk bijdraagt aan de integratie van etnische bevolkingsgroepen. Tabel 2.2 Mate waarin het gemeentelijke beleid bijdraagt aan de integratie van etnische bevolkingsgroepen
Totaal projecten Niet Redelijk Goed Geen antwoord
Totaal
1
(2%)
30
(71%)
8
(19%)
3
(7%)
42
(100%)
Bron: Monitorenquête Ruimte voor Contact
De subsidie-ontvangers in krachtwijken geven gemiddeld een 6,2 als rapportcijfer voor het gemeentelijke beleid om ontmoetingen tussen allochtonen en autochtonen te stimuleren. In totaal gaf 15% een onvoldoende voor het gemeentelijk beleid. Uit deze antwoorden blijkt dat het gemeentelijke beleid in beperkte zin een positieve bijdrage levert aan het klimaat van interetnische contacten volgens de subsidie-ontvangers. Duidelijk is wel dat er geen contraproductieve werking uitgaat van het
20
Oberon
gemeentelijke beleid; het zal volgens de subsidieontvangers niet voorkomen dat projecten mislukken, omdat het gemeentelijke beleid het ontstaan van interetnische contacten bemoeilijkt. Bij de telefonische consultatie onder zeven projecten is het gemeentelijk beleid en de relatie met Ruimte voor Contact verder uitgediept. De meeste subsidie-ontvangers kennen het gemeentelijk integratiebeleid en zeker de wijkactieplannen/charters genieten grote bekendheid. De subsidieontvangers zien dat er in de wijkactieplannen geen relatie wordt gelegd met de regeling Ruimte voor Contact danwel hun specifieke Ruimte voor Contact-project. De subsidie-ontvangers zijn verdeeld over de mate waarin de gemeente oog krijgt voor Ruimte voor Contact projecten. Sommige zien dat de gemeente wel oog hiervoor heeft, anderen ervaren dit niet of nauwelijks. ‘Het gemeentelijk beleid krijgt langzaam weer oog voor interetnische ontmoetingen. Het was er even helemaal uit, maar door de aandacht van Ruimte voor Contact en de rapporten van RMO en SCP komt het beleidsmatig weer wat terug.’ Ook is er verdeeldheid of doelen en aanpak van het gemeentelijk integratiebeleid overeenkomen met de doelstelling van Ruimte voor Contact. Sommige gemeenten hebben meer oog voor buurtpreventie/buurtproblematiek dan voor het integratievraagstuk op zich. Andere gemeenten benadrukken vooral het actieve burgerschap. ‘Probleem is dat de gemeente onder druk van het Rijk zaken als integratie (waaronder inburgering) in het wijkactieplan heeft opgenomen, terwijl vanuit het lokaal beleid liefst de nadruk ligt op leefbaarheid en veiligheid.’ De zeven ondervraagde projecten geven in algemene zin aan dat het lokale integratiebeleid een goede voedingsbodem is voor hun Ruimte voor Contact-project. Dit komt onder meer door het groeiende belang van ontmoeting (o.a. in kader van sociale activering), doordat de gemeente veel faciliteert in de wijken (dus ook ontmoeting) en de rechtstreekse betrokkenheid van wethouder en ambtenaren bij het project. Men vindt het vooral belangrijk dat de gemeente zorg draagt voor goede samenwerking van betrokken uitvoerders, in sommige gemeenten gebeurt dit al. In het volgende hoofdstuk gaan we verder in op de opzet en uitvoering van Ruimte voor Contactprojecten in de krachtwijken.
Ruimte voor Contact in de krachtwijken
4
21
Ruimte voor Contact in de krachtwijken Lopende projecten in de krachtwijken
Tot en met 31 december 2007 zijn er in totaal 129 projectaanvragen goedgekeurd in het kader van de regeling Ruimte voor Contact. Deze 129 subsidie-ontvangers voeren in totaal 138 projecten uit. Van deze 138 projecten vinden er 44 deels of geheel plaats in krachtwijken. Dit is 28% van alle projecten. Deze 44 projecten worden door 43 subsidie-ontvangers uitgevoerd, zie tabel 3.1. Daarnaast zijn er ook projecten die net buiten de krachtwijken worden uitgevoerd, maar wel met doelgroepen uit krachtwijken werken. Een voorbeeld is de Utrechtse VO-school ‘Het Gerrit Rietveld-College’ die gevestigd is in een witte wijk, maar veel leerlingen kent uit de krachtwijk Overvecht. Hoeveel van dergelijke projecten er zijn is echter niet exact vast te stellen. We richten ons daarom alleen op de projecten in de krachtwijken zelf. Tabel 3.1: Aantal subsidie-ontvangers 2006 en 2007, uitgewerkt naar krachtwijken Jaar
Subsidie-ontvangers
Waarvan in krachtwijken
2006
30
12 (40%)
2007
99
31 (31%)
129
43 (33%)
Totaal Bron: Documentanalyse Oberon
Niet in alle krachtwijken worden Ruimte voor Contact-projecten uitgevoerd. De 44 projecten zijn verdeeld over 21 krachtwijken in 12 gemeenten. Tabel 3.2: Alle krachtwijken waar RvC-projecten worden uitgevoerd en namen projecten
Krachtwijk Amersfoort – Kruiskamp Amsterdam - Bos en Lommer Amsterdam - Nieuw West Amsterdam Oost
Arnhem - Klarendal Arnhem - Malburgen/Immerloo Deventer - Rivierenwijk Den Haag - Schilderswijk
Den Haag Zuidwest
Ruimte voor Contact-projecten Culturele factor Kruiskamp Baarsjes Ontmoet Multicultureel ontmoetingscentrum VoorUit Weg van spel, weg naar ontmoeting After school sessions Intercultureel vriendinnennetwerk Zeeburg Bij Coen thuis Burenhulp Bevorderen van interculturele ontmoetingen in Immerloo Bekend maakt bemind V-café Kennismaken, ontmoeten, kennismaken De sportbank Kijk in ’t wijk huis Buitenruimte voor contact Ruim baan voor kleurrijk sportief Den Haag De sportbank
22
Dordrecht - Wielwijk/Crabbehof Enschede - Velve Lindenhof Maastricht Noordoost Nijmegen - Hatert
Rotterdam Oud West
Rotterdam Oud Noord
Rotterdam - Oud Zuid
Rotterdam - Zuidelijke Tuinsteden Schiedam - Nieuwland Utrecht - Kanaleneiland
Utrecht - Overvecht
Utrecht - Zuilen Oost
Oberon
Praatgroep Vrederust Eten is weten Samen naar buiten Welkom in Maastricht, thuis in de buurt en thuis op school Duurzame contacten Jeugd en jongeren in Hatert Integratie in de steigers in Hatert Blend-it Speelse interetnische ontmoetingen in stedelijk groen Mag ik bij je komen eten? Samen oud en wijs Proef de buurt Ontmoetingspunt ‘t Hoekie Samen leven in één stad Ontdek elkaars wereld De werelden van Rotterdam Noord ontmoeten elkaar Jong en oud vertrouw(d)t Buitenruimte voor Contact Pleinen terug aan de buurt Jong en oud vertrouw(d)t Theaterproject Tula 40-wijkenaanpak Vogelaar, Schiedam Nieuwland Blend-it Utrecht communiceert 3-generatiecentrum Utrecht Zuidwest Implementatie en uitbreiding Voorleesexpress Buitenruimte voor contact Dialoog-Verdieping in ontmoeting Utrecht communiceert Tandem, kunstzinnig onderweg Multicultureel ouderenwerk
De helft van de subsidie-ontvangers van de 44 projecten in de krachtwijken zijn welzijnsorganisaties. Daarnaast zijn gemeenten en cultuurinstellingen regelmatig subsidie-ontvanger.
Ruimte voor Contact in de krachtwijken
23
Tabel 3.3: Aard subsidie-ontvangers
Totaal subsidie-ontvangers Welzijnsorganisaties
21
(49%)
Gemeenten
5
(12%)
Cultuurinstellingen
5
(12%)
Migrantenorganisaties
2
(5%)
Vrijwilligersorganisaties
2
(5%)
Scholen
2
(5%)
Adviesbureaus
2
(5%)
Sportverenigingen
2
(5%)
43
(100%)
Totaal Bron: Documentanalyse Oberon
Doel project De subsidie-ontvangers is gevraagd om het doel aan te geven dat zij met hun project voor ogen hebben. Hierbij worden vooral doelen genoemd als: bevorderen van de sociale cohesie en leefbaarheid in de wijk; verbeteren van communicatie tussen verschillende bevolkingsgroepen; bevorderen van interetnische ontmoetingen. Alle projecten richten zich volgens de subsidie-ontvangers in de krachtwijken op zowel allochtonen als autochtonen. Er vinden dus geen projecten plaats tussen verschillende allochtone bevolkingsgroepen, zonder dat er autochtone deelnemers betrokken zijn. Op twee projecten na richten de projecten zich volgens de subsidie-ontvangers niet op een specifieke allochtone groepering, maar op alle allochtonen in de wijk(en) waar het project wordt uitgevoerd. De projecten hanteren dus een ruim begrip van de allochtonen in de wijk en richten zich dus niet op specifieke doelgroepen. Dit geldt ook voor het geslacht en minder mate de leeftijd van de doelgroep: de meerderheid van de projecten richt zich volgens de subsidie-ontvangers op alle leeftijdsgroepen en op zowel mannen als vrouwen. Er zijn 8 projecten die zich richten op jongeren, 5 op volwassenen en 4 op senioren. Verder richten 2 projecten zich specifiek op vrouwen. Voor de meeste projecten gelden er dus geen specifieke doelgroepen als het gaat om etniciteit, leeftijd of geslacht (zie tabel 3.4). Tabel 3.4 Gerichtheid projecten op specifieke doelgroepen
Gerichtheid op specifieke allochtone groepen Ja
Gerichtheid op specifieke leeftijdsgroepen
Gerichtheid op specifieke sekse
2
(5%)
17
(40%)
2
(5%)
Nee
40
(95%)
25
(60%)
40
(95%)
Totaal
42
(100%)
42
(100%)
42
(100%)
Bron: Monitorenquête Ruimte voor Contact
24
Oberon
Stichting voor de Haagse Jeugd Clubhuizen De Mussen: Kennismaken, ontmoeten, kennismaken Het doel van het project is het bevorderen van contacten tussen mensen uit verschillende (sociaaleconomische, culturele) groepen waarbij het contact gericht is op het oplossen van een probleem. Aanpak: Hagenaars met verschillende achtergronden ‘die van het zand’: bemiddeld, ontwikkeld en met een stevige maatschappelijke positie, en ‘die van het veen’ minder bemiddeld, veelal ongeletterd en met een zwakke maatschappelijke positie, elkaar te laten ontmoeten, elkaar te leren kennen en over elkaar kennis te nemen. Evenzo voor de doelgroepen 'autochtoon' en 'allochtoon' binnen de wijk. Vervolgens is het de bedoeling de kennismakingen te verdiepen en te zorgen dat men over en weer van elkaar leert en de sterke de zwakkere gericht helpt met in ieder geval één concreet probleem. Schilderswijk, Den Haag
Doenja Dienstverlening, 3-generatiecentrum Het doel is het vergroten van sociale samenhang tussen alle culturen en alle generaties in de buurt en wijk door de ontmoetingsruimte te gebruiken voor het ondernemen van nieuwe initiatieven. Aanpak: Het 3-generatiecentrum is een ontmoetingscentrum voor allochtone en autochtone kinderen, moeders en oma's en biedt een fysieke plek in de wijk waar men elkaar kan ontmoeten. De bedoeling is om wensen voor gezamenlijke initiatieven uit de omgeving te signaleren en verder uit te werken. Voor de specifieke groep allochtone en autochtone vrouwen zijn er activiteiten gepland die gericht zijn op wederzijds begrip en kennismakingen, zoals: Vrouwen ontmoeten vrouwen en Samen eten, samen leven. De gebruikers van het 3-generatiecentrum bepalen zelf welke activiteiten, wanneer en waar deze plaatsvinden en voeren dit ook zelf uit. Meedenken en meedoen is het motto! Doenja en de gemeente beperken zich tot een begeleidende rol. Kanaleneiland, Utrecht
Opzet en uitvoering projecten in de krachtwijken Projectopzet Aard activiteiten Volgens de subsidie-ontvangers hebben de activiteiten meerdere doeleinden, voornamelijk ontmoeting in de eigen omgeving, informatie/discussie en festiviteiten. De subsidie-ontvangers proberen dus zowel georganiseerde (informatie/discussie) als spontane (in de eigen omgeving) ontmoetingen te realiseren. De infrastructurele insteek die door het RMO is aangedragen (ontmoeting in de dagelijkse routine) komt dus bij veel projecten terug. Tabel 3.5 Aard voorgestelde activiteiten (meerdere antwoorden mogelijk)
Totaal projecten Ontmoeting in eigen omgeving
33
79%
Info/discussie
25
60%
Festiviteiten
22
52%
Fysieke ruimte aanpassen
13
31%
Totaal
42
100 %
Bron: Monitorenquête Ruimte voor Contact
Ruimte voor Contact in de krachtwijken
25
De activiteiten van de Ruimte voor Contact-projecten lopen uiteen van onder andere samen taal leren tot handwerkactiviteiten, ontmoetingen tussen allochtone en autochtone ouders op school en culturele workshops voor jongeren. Veruit de meest voorkomende vorm is het organiseren van bijeenkomsten voor zowel allochtonen als autochtonen. Hieronder geven wij per domein een aantal beschrijvingen van Ruimte voor Contact projecten uit de krachtwijken. Welzijn • ontmoetingsbijeenkomsten organiseren; • buurtactiviteiten ondersteunen; • allochtonen en autochtonen één op één aan elkaar verbinden; • vormen kadergroep vrijwilligers (allochtoon en autochtoon). School • activiteitenaanbod via school; • ontmoetingsruimte op school. Sport • realiseren samenwerking tussen allochtone en autochtone sportverenigingen; • meer sportactiviteiten in de wijk. Kunst en cultuur • multicultureel kunstproject opzetten zodat er ontmoetingen plaatsvinden; • interactief amateurkunstweekend met invulling door bewoners zelf; • cultuuractiviteiten opzetten die bezocht worden door allochtonen en autochtonen; • aanstellen wijkkunstenaar. Fysiek • buitenruimte aanpassen, zodat mensen elkaar meer kunnen ontmoeten; • betrekken van bewoners bij inrichting en beheer van buitenruimtes. Indien wij de gebruikte methodieken van de Ruimte voor Contact-projecten analyseren, komen we tot de volgende globale vierdeling: 1. aanbodgericht: de organisatie brengt mensen bijeen door activiteiten/ontmoetingen mogelijk te maken. Deze methodiek wordt het meeste toegepast; 2. direct faciliteren: de organisatie ondersteunt dat wijkbewoners zelf activiteiten gaan opzetten en uitvoeren; 3. indirect faciliteren: de organisatie probeert de omgeving aan te passen (fysiek of sociaal), zodat mensen elkaar meer kunnen ontmoeten; 4. kennis verspreiden: de organisatie zorgt voor meer kennis over andermans achtergrond en cultuur, zodat er meer begrip ontstaat.
26
Oberon
Voorbeeld van een activiteitenplan van een Ruimte voor Contact-project Conversatielessen: de lessen hebben een tweeledige functie: als opstap naar het reguliere taallesaanbod in de wijk en als vangnet voor vrouwen, die het traject bij het reguliere taallesaanbod hebben afgesloten, maar hun taalvaardigheid niet willen verliezen. De groepen worden geleid door Nederlandse vrouwen. Inzet is het oefenen van de Nederlandse taal. De onderwerpen worden door de participanten zelf aangedragen. De groepen zoeken daarnaast naar andere activiteiten, waarbij ontmoeting en uitwisseling centraal staat, zoals een bezoek aan een museum of een uitwisseling met een andere groep in de buurt. Inloopactiviteiten: een aantal keren per week is er de mogelijkheid binnen te lopen en een kop koffie te drinken. Een gastvrouw is aanwezig om te zorgen voor een goede ontvangst. Daarnaast is er de mogelijkheid dat vrouwen vaardigheden leren van elkaar, zoals poppen maken, mozaïeken en sieraden maken. De voertaal is Nederlands. Kookclub: eenmaal per week wordt er gezamenlijk gekookt en gegeten. De uitwisseling van recepten uit allerlei landen staat centraal. De groep heeft een multicultureel karakter en ook de Hollandse pot ontbreekt niet. Multicultureel vrouwenkoor: een groep vrouwen van allochtone en autochtone afkomst zingt liederen van over de hele wereld en geeft ook uitvoeringen. Het koor wordt begeleid door een professionele dirigente. Feesten: de culturele of religieuze feesten van verschillende groepen worden met elkaar gevierd en gepresenteerd. Dat wil zeggen dat uitleg wordt gegeven over de achtergrond van het feest, de wijze waarop het gevierd wordt en de culturele of religieuze betekenis ervan. Ontmoetingen met bewoners van Hillegersberg: gezamenlijke activiteiten zijn gericht op uitwisselingen tussen groepen uit Middelland en Hillegersberg. Bijvoorbeeld tussen de vrouwen of ouderen uit deze wijken, waarbij rond een thema ervaringen worden uitgewisseld of spelmiddagen tussen kinderen en hun moeders uit de twee verschillende wijken. Uit: Projectaanvraag Stichting Binnenstadspastoraat Rotterdam, Samen leven in één stad. Oud-West, Rotterdam Samenwerking met de gemeente Aan de zeven projecten die in het kader van dit onderzoek telefonisch zijn geconsulteerd, is ingegaan op de samenwerking tussen hun project en de gemeente. De meesten geven aan dat deze samenwerking goed verloopt. De wijkmanager, ambtenaar en ook de wethouder integratie zijn veelal betrokken en doen mee met activiteiten van het project. Ook zorgt de gemeente voor afstemming met andere activiteiten en publiciteit van het project. Tenslotte worden sommige activiteiten aanvullend ook gesubsidieerd door de gemeente. Uitvoerende partijen De subsidie-ontvangers uit de krachtwijken voeren de projecten niet alleen uit, maar betrekken hierbij ook vaak andere partijen bij de uitvoering van het project. De meeste subsidie-ontvangers noemen minimaal drie andere organisaties waarmee zij samenwerken. De partijen die betrokken zijn bij de uitvoering van het project, zetten meestal voornamelijk professionals in. In mindere mate worden partijen betrokken die alleen vrijwilligers inzetten of die zowel professionals als vrijwilligers inzetten. Zo’n 40% van de subsidie-ontvangers geeft aan veel ervaring te hebben met projecten rond het bevorderen van interetnische contacten. Van de partijen die ingeschakeld worden door de subsidie-
Ruimte voor Contact in de krachtwijken
27
ontvangers heeft een derde van de partijen veel ervaring met projecten rond bevorderen van interetnische contacten. Bij twee derde van de samenwerkingspartijen is de ervaring beperkt. Subsidie-ontvangers geven aan dat er wordt veel samengewerkt met andere welzijnsinstellingen, gemeenten en in beperkte mate ook met partijen als woningcorporaties, scholen, cultuurinstellingen en lokale migrantenzelforganisaties. Betrekken doelgroep Alle subsidie-ontvangers denken dat er behoefte is aan hun project onder de doelgroep. Dit weet men voornamelijk op basis van gevoerde gesprekken met personen uit de doelgroep en/of instellingen en in mindere mate omdat het project is opgezet op verzoek van leden uit de doelgroep. Om het draagvlak voor de activiteiten te vergroten, hebben projecten vaak bij de opzet en start veel organisaties en/of bewoners betrokken, mensen zelf verantwoordelijk gemaakt voor de uitvoering van de activiteiten en wordt veel aandacht geschonken aan professioneel PR-materiaal. Er is een wisselend beeld als het gaat om de mate waarin de doelgroep betrokken is bij de uitvoering van de activiteiten van Ruimte voor Contact in de krachtwijken. Dit is bij een derde van de projecten niet of beperkt het geval, bij nagenoeg de helft is dit in aanzienlijke mate gebeurd en bij een vijfde wordt de doelgroep zeer intensief betrokken bij de uitvoering van activiteiten. Gebruik soorten ontmoetingsruimte Als locatie voor de activiteiten maken de meeste projecten gebruik van zowel buitenruimte als een gebouw. In dit onderzoek is verder een onderscheid opgenomen van drie soorten ontmoetingsruimten waarin sociale relaties kunnen ontstaan (zie onderstaand kader). Vanzelfsprekende ontmoetingsruimte Plekken waar mensen komen om andere redenen dan integratie. Beleidsmakers kunnen zich richten op zaken die voor burgers belangrijk, handig, leuk of verplicht zijn binnen scholen, verenigingen, bibliotheek of openbare ruimte. Als voorbeeld wordt het benutten van een park die tevens een verbindingsweg wordt tussen publieke voorzieningen. Deze route kan zorgen voor herhaalde ontmoetingen. Multifunctionele ontmoetingsruimte Plekken waar mensen met elkaar in contact komen om andere reden dan om die contacten zelf. Beleidsmakers kunnen gescheiden circuits verbinden door verschillende activiteiten zo veel mogelijk op dezelfde plaats en tijd te organiseren. Voorbeeld: in het buurthuis kan bewust de inloopavond van de Marokkaanse MZO tegelijkertijd gehouden worden met de bingoavond voor senioren in de wijk. Levensloopbestendige ontmoetingsruimte Plekken waar mensen elkaar ontmoeten die in dezelfde levensfase zitten. Beleidsmakers kunnen deze ruimte benutten omdat mensen dezelfde interessen, belangen of onzekerheden hebben. Als voorbeeld wordt thema’s rond ouderschap gegeven: school, consultatiebureau, kinderopvang en oudervereniging. Ook het thema ouderdom biedt mogelijkheden (ouderencentra, aanleunwoningen). Binnen de projecten in de krachtwijken wordt met name gebruik gemaakt van multifunctionele ontmoetingsruimten (zoals buurthuizen). De levensloopbestendige ontmoetingsruimten komen in veel mindere mate voor. Dit is wellicht te verklaren door de keuze van veel aanvragers om zich te richten op alle allochtonen/autochtonen en niet op specifieke leeftijdsgroepen.
28
Oberon
Tabel 3.6: Inzet van ontmoetingsruimten bij projecten (meerdere antwoorden mogelijk)
Totaal projecten Vanzelfsprekende ruimte
17
(35%)
Multifunctionele ruimte
24
(49%)
8
(16%)
44
(100%)
Levensloopbestendige ruimte
Totaal Bron: Documentanalyse Oberon
Bindingsladder In dit onderzoek is verder onderscheid gemaakt naar niveaus van verbinden binnen de projecten op basis van de zogenaamde bindingsladder. De bindingsladder is door de onderzoekers Snel en Boonstra in opdracht van de RMO gebruikt om onderscheid te maken in de mate van verbinding die wordt nagestreefd bij projecten rond interetnische contacten. Deze ladder kent vier sporten en op iedere sport neemt de intensiteit en duurzaamheid van interetnisch contact toe. De bindingsladder (niveaus van verbinden) Laddersport 1: Ontmoeting Projecten op deze sport beogen leden van verschillende etnische groepen met elkaar in contact te brengen, zoals straatfeesten en interculturele festivals. Het kan eenmalige ontmoeting zijn, maar ook meermalige ontmoeten, zoals in een buurtkamer waar geen aanvullend programma gedraaid wordt. Laddersport 2: Elkaars cultuur en achtergrond kennen Projecten op deze sport hebben het doel begrip en respect tussen diverse bevolkingsgroepen te stimuleren. Voorbeelden zijn interculturele dialogen of bijeenkomsten waar diverse etnische groepen eten of kleding uit hun herkomstland presenteren. Laddersport 3: Collectief handelen (samenwerken) De projecten hebben als doel om collectief handelen te realiseren. Veelal draaien zij om het maken van afspraken over de gang van zaken en de gewenste omgangsvormen in de buurt, in de openbare ruimte of op een school. Voorbeeld zijn projecten waarin mensen samen een stadsetiquette opstellen. Laddersport 4: Wederzijdse hulprelatie (hulp en ondersteuning bieden) Het doel van deze projecten is het realiseren van wederzijdse hulprelaties, in het bijzonder tussen kansrijken en kansarmen. Voorbeelden zijn mentorprojecten waarin leden van middengroepen een kansarme allochtone jongere begeleiden op school of bij het zoeken naar werk. Bron: RMO-advies 37(2005), Niet langer met de ruggen naar elkaar
Voor wat betreft de bindingsladder bevinden de meeste projecten uit de krachtwijken zich op laddersport 1: ‘Ontmoeting’ en in mindere mate op laddersport 2: ‘Elkaar kennen’. Laddersport 3 ‘Collectief handelen’ komt nog minder vaak voor en bij zes projecten is sprake van laddersport 4 ‘Wederzijdse hulprelaties’.
Ruimte voor Contact in de krachtwijken
29
Tabel 3.7: Score projecten op bindingsladder
Totaal projecten 1: ontmoeting
25
(57%)
2: elkaar kennen
10
(23%)
3: collectief handelen
3
(7%)
4: wederzijdse hulprelaties
6
(14%)
44
(100%)
Totaal Bron: Documentanalyse Oberon
Type verbinding Een volgend relevant onderscheid is het type van ‘verbinding’. In het RMO-advies zijn vier typen verbindingen aangehaald om relaties tussen mensen te onderscheiden. Het RMO concludeert dat beleidsmakers en ook projecten veelal inzetten op de affectieve banden (op buurtniveau). Maar juist ook de andere typen kunnen van belang zijn voor het versterken van de maatschappelijke binding. In dit verband brengt de RMO ook het begrip ‘publieke familiariteit’ naar voren: het doel hoeft niet te zijn dat ‘iedereen elkaar aardig vindt’, verbinding kan van diverse aard/type zijn. Het type verbinding - Affectieve banden (emotionele betrokkenheid); primair gebaseerd op de emotionele betrokkenheid tussen twee personen, bijvoorbeeld elkaar aardig vinden. - Sociale banden (gezamenlijke doelen of interesses); gericht op anderen, maar niet vanuit emotionele betrokkenheid voor die ander als persoon zelf. Voorbeelden lidmaatschap sportvereniging, burenhulp ‘omdat dat zo hoort’. - Transacties (een rationele ruil-relatie); bijvoorbeeld de leidster van de kinderopvang en de ouder, de onderwijzer en de ouder, de werkster en buurtbewoner, de automonteur en de buurtbewoner. - Interdependenties (indirecte afhankelijkheid, zonder directe ontmoeting); bijvoorbeeld de buurtbewoner die geluidsoverlast veroorzaakt. Dit type verbinding kan zowel positief als negatief zijn. Voor deze monitor vertaald naar directe afhankelijkheid met ontmoeting. De autochtone senior die de Marokkaanse jongere bijles geeft. Bron: RMO-advies 37 (2005), Niet langer met de ruggen naar elkaar
Tabel 3.8: Score projecten op type verbinding
Totaal projecten Affectieve binding
28
(64%)
Sociale banden
10
(23%)
Transacties
0
(0%)
Interdependenties
6
(14%)
44
(100%)
Totaal Bron: Documentanalyse Oberon
De affectieve band is veruit het meest voorkomende type verbinding bij de Ruimte voor Contactprojecten in de krachtwijken. Bij één op de vier projecten worden sociale banden bewerkstelligd en bij enkele projecten wordt een afhankelijkheidsrelatie gecreëerd.
30
Oberon
Mate van duurzaamheid contacten Desgevraagd geeft de meerderheid van de subsidie-ontvangers aan dat hun project in aanzienlijke mate beoogt om duurzame sociale contacten te realiseren tussen interetnische groeperingen. Verder meent één op de drie subsidie-ontvangers dat hun project in zeer grote mate dit doel beoogt. Tabel 3.9: Mate waarin project duurzame sociale contacten tussen interetnische groepen wil realiseren
Totaal projecten Niet
0
(0%)
Zeer beperkte mate
0
(0%)
Enigszins
5
(12%)
Aanzienlijke mate
23
(55%)
Zeer grote mate
14
(33%)
Totaal
42
(100%)
Bron: Monitorenquête Ruimte voor Contact
De subsidie-ontvangers hopen door inzet van hun project dat er meer contacten komen tussen interetnische bevolkingsgroepen. Ze denken dat na afloop van het project de contacten tussen de bevolkingsgroepen gemiddeld een ruime 7 scoren, terwijl dit voorafgaand aan het project gemiddeld iets onder de 5 was (waarvan maar liefst driekwart een onvoldoende gaf).
Projectuitvoering Samenwerking Bij de uitvoering verloopt de samenwerking van de verschillende partijen doorgaans goed tot zeer goed. Bij één op de negen projecten verloopt de samenwerking matig volgens de subsidie-ontvangers uit de krachtwijken. Opkomst Nagenoeg de helft van de subsidie-ontvangers uit de krachtwijken vindt het niet makkelijk/niet moeilijk om de beoogde doelgroep te bereiken, een vijfde vindt dit makkelijk en iets meer dan een kwart vindt dit moeilijk. Bij de helft van de projecten in de krachtwijken komt het deelnemersaantal overeen met het aantal dat was beoogd. Bij 13% van de projecten was het aantal deelnemers hoger dan beoogd, bij 15% van de projecten was de opkomst lager dan beoogd. Verder gaf 15% van de subsidie-ontvangers aan dat men bij de projectaanvraag geen deelnemersaantallen had opgenomen en dus ook geen vergelijking kon maken wat betreft de opkomst van deelnemers. Volgens de subsidie-ontvangers was de waardering onder de deelnemers voor de activiteiten hoog (68%) tot zeer hoog (21%). Bij enkele projecten (6%) was de waardering niet hoog/niet laag en bij twee projecten (4%) konden de subsidie-ontvangers geen inschatting maken van de waardering van deelnemers. Knelpunten In totaal heeft de helft van de subsidie-ontvangers uit de krachtwijken knelpunten ervaren bij de uitvoering van de activiteiten van hun project. De volgende knelpunten worden vaak genoemd.
Ruimte voor Contact in de krachtwijken
31
Meest genoemde knelpunten Afwachtende houding van deelnemers, mede door onbekendheid, maar soms ook omdat mensen aan het overleven zijn en niet toekomen aan sociale activering. Tijdgebrek door o.a. organisatorische problemen, praktische problemen of een projectplan dat in realiteit niet haalbaar is. Onvoldoende accommodatie voor de uitvoering van de activiteiten en vertraging in de oplevering van de accommodatie. Bron: Monitorenquête Ruimte voor Contact
Overeenkomsten Ruimte voor Contact en krachtwijken In deze slotparagraaf geven wij de overeenkomsten weer tussen de Ruimte voor Contact-projecten in de krachtwijken en de wijkactieplannen van de gemeenten ten aanzien van de krachtwijken. Context Zowel in de Wijkactieplannen (onderdeel integratie) als de Ruimte voor Contact-projecten wordt als centraal knelpunt rond integratie in de 40 krachtwijken aangegeven dat er te weinig onderlinge contacten zijn tussen bewoners. De gemeenten noemen in de Wijkactieplannen/charters aanvullend dat er te weinig participatie is van bewoners, zowel op het gebied van werk als in het maatschappelijk leven. We zien dus dat gemeenten en subsidie-ontvangers (voornamelijk welzijninstellingen) op hoofdlijnen een gelijke analyse geven van wat er op sociaal gebied speelt in de krachtwijken. Aanpak projecten Gegeven dat gemeenten en subsidie-ontvangers dezelfde knelpunten erkennen in de wijken, wekt het geen verwondering dat hun doelen ook sterk overeenkomen. Beiden willen met name de sociale cohesie in de wijken bevorderen. Aanvullend noemen de gemeenten het bevorderen van de participatie/actief burgerschap en subsidie-ontvangers noemen extra het verbeteren van de onderlinge communicatie en het bevorderen van interetnische ontmoetingen. De doelgroepen komen ook sterk overeen: beiden gaan uit van een ruime definitie en willen liefst alle wijkbewoners, in ieder geval zowel allochtonen als autochtonen bereiken. De voorgestelde activiteiten kennen ook enige mate van overeenkomst. Gemeenten zetten veel in op inburgering, dit is een onderdeel dat buiten het aandachtveld van Ruimte voor Contact valt. Ook zien wij op het domein ‘werk’ geen activiteiten bij Ruimte voor Contact- projecten in de 40 wijken, terwijl gemeenten deze wel oppakken in de wijkactieplannen. Bij de Ruimte voor Contact projecten is meer oog voor de infrastructurele insteek, oftewel ontmoetingen in de dagelijkse routine. Daarnaast zien wij diverse overeenkomsten tussen de soort activiteiten die genoemd zijn. Per domein komt het volgende beeld naar voren van de overeenkomstige soorten activiteiten: Welzijn Ontmoetingsbijeenkomsten organiseren en buurtactiviteiten ondersteunen. School Activiteitenaanbod via school en ontmoetingsruimte op school. Sport Meer sportactiviteiten in de wijk.
32
Oberon
Kunst en cultuur Inzetten kunstenaars en verbreden cultuuraanbod in de wijk. Fysiek Buitenruimte aanpassen en betrekken bewoners voor inrichtring en beheer. Uiteraard zijn er ook verschillen in de soort activiteiten, mede omdat via de regeling Ruimte voor Contact een bepaald soort activiteiten niet gesubsidieerd zal worden, zoals maatjesprojecten, coaches, cursusaanbod en directe hulp aan huis. De activiteiten kennen dus zeker enige mate van overeenkomst, dat geldt ook voor de gebruikte methodieken. Zowel bij Ruimte voor Contact als bij de wijkactieplannen wordt ingezet op: 1. mensen bijeen brengen door activiteiten/ontmoetingen mogelijk te maken; 2. wijkbewoners ondersteunen, zodat zij zelf activiteiten gaan opzetten en uitvoeren. Ook zien wij dat bij zowel de wijkactieplannen als de geplande activiteiten bij de Ruimte voor Contactprojecten dezelfde soort verbindingen tussen mensen centraal staan: meestal gaat het om ontmoetingen waarbij mensen elkaar aardiger gaan vinden (affectieve band). Uitvoering Gemeenten leunen zwaar op welzijnsinstellingen en woningcorporaties voor het uitvoeren van hun plannen op het terrein van integratie. Bij Ruimte voor Contact zien wij eveneens dat een zwaartepunt ligt bij welzijnsinstellingen bij de uitvoering van projecten. Gezien het brede scala aan mogelijke domeinen, liggen er dus kansen door het betrekken van onder meer sportverenigingen en scholen bij de uitvoering (als bekende en zichtbare instellingen in de wijk) voor zowel gemeenten als Ruimte voor Contact-projecten. De Ruimte voor Contact-projecten lijken qua projectuitvoering een iets breder scala aan typen organisaties te kennen. Zij betrekken iets vaker vrijwilligersorganisaties, MZO’s, cultuurinstellingen en scholen bij de uitvoering van hun plannen. Als het gaat om het betrekken van bewoners bij de opzet en uitvoering van activiteiten, zien wij eveneens veel overeenkomsten tussen gemeenten en subsidie-ontvangers. Beiden betrekken de bewoners vooral bij de opzet van de activiteiten en in veel mindere mate krijgen bewoners ook een rol bij de uitvoering hiervan.