bestemmingsplan
Ruimte voor de Rivier gemeente Zevenaar
6 juli 2005 projectnummer 05.38.01.02
INHOUD TOELICHTING
1
1
INLEIDING
1.1
AANLEIDING
1.2
LIGGING PLANGEBIED
1
1.3
VIGERENDE BESTEMMINGSPLANNEN
2
1.4
OPZET VAN HET BESTEMMINGSPLAN
2
2
HET BELEIDSKADER
3
2.1
ALGEMEEN
3
2.2
RIJKSBELEID
3
2.3
PROVINCIAAL/REGIONAAL BELEID
2.4
GEMEENTELIJK BELEID
3
BELEIDSLIJN RUIMTE VOOR DE RIVIER
3.1
ALGEMEEN
11
3.2
HOOFDLIJN
11
3.3
‘JA,
12
3.4
‘NEE,
4
TOELICHTING OP HET PLAN
4.1
ALGEMEEN
14
4.2
RIVIERGEBONDEN ACTIVITEIT (JA, MITS)
15
1.1
BESTAANDE
15
4.3
NIET-RIVIER GEBONDEN ACTIVITEITEN (NEE, TENZIJ)
15
4.4
NIEUWE NIET-RIVIERGEBONDEN ACTIVITEITEN (NEE, TENZIJ)
4.5
ARCHEOLOGIE
4.6
BEDRIJVIGHEID/GELUID
23
4.7
BODEM
23
4.8
WATER
25
4.9
NATUUR
26
4.10
VERKEER EN PARKEREN
29
4.11
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID
30
5
JURIDISCHE PLANOPZET
5.1
ALGEMEEN
32
5.2
PLANMETHODIEK
32
5.3
BESTEMMINGEN
34
5.4
DUBBELBESTEMMINGEN
36
5.5
HERBOUW, VERPLAATSING EN VERVANGING VAN GEBOUWEN
36
6
INSPRAAK EN OVERLEG
6.1
INSPRAAK
37
6.2
OVERLEG
37
6.3
AMBTSHALVE WIJZIGINGEN
37
7
SCHADEREGELING
1
MITS-ACTIVITEITEN’ TENZIJ’-ACTIVITEITEN
-
CULTUURHISTORIE
7 10
11
12
14
19 22
32
37
39
sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
I
8
HANDHAVING
40
bijlagen: II
- bijlage 2: besprekingsverslagen
sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
- bijlage 1: luchtfoto’s nulsituatie stacaravans - bijlage 3: samenvatting en beantwoording inspraakreacties - bijlage 4: samenvatting en beantwoording overlegreacties - bijlage 5: samenvatting en beantwoording inspraakreacties voorontwerp-bestemmingsplan Noord- en Zuidoever
sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
III
1.1
INLEIDING
AANLEIDING In reactie op de dreigende overstromingen door de hoge waterstanden van de grote rivieren in 1993 en 1995 is de beleidslijn Ruimte voor de Rivier vastgesteld. Deze beleidslijn uit 1997 is opgesteld door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat met als doel de (bouw)activiteiten in het winterbed van de rivier tot het allernoodzakelijkst te beperken. Vanwege de beleidslijn Ruimte voor de Rivier dienen in de uiterwaarden de delen van de vigerende bestemmingsplannen die binnen het winterbed van de rivier liggen, te worden herzien. Van de bestaande bouwtitels in het vigerende bestemmingsplan zal worden beoordeeld of zij in het licht van de beleidslijn nog acceptabel zijn. In het recente verleden zijn in het gebied Rhederlaag twee plannen in procedure gebracht. Een artikel 19 WRO procedure voor ontzandingen in het gebied Vaalwaard en een bestemmingsplan procedure voor de verdere ontwikkeling van recreatieoevers. Inmiddels heeft B&W de vrijstelling verleend voor de ontzanding. De procedure voor de recreatieoevers is stilgelegd. Dit laatste omdat Rijkswaterstaat heeft aangegeven dat de plannen in strijd zijn met het beleid Ruimte voor de Rivier. De bestaande situatie wordt vastgelegd conform de uitgangspunten van de beleidslijn Ruimte voor de Rivier. Tevens wordt echter rekening gehouden met de oplevering van gronden nadat de ontzanding is afgerond. Hiertoe zijn met dit plan enkele nog te realiseren functies van een passende planologische regeling voorzien.
1.2
LIGGING PLANGEBIED Het plangebied betreft het buitendijks gelegen gebied (Rhederlaag en Koppenwaard) tussen de IJssel en de Bandijk aan de zijde van Lathum en Giesbeek. Het deel van de uiterwaarden dat reeds in het bestemmingsplan Buitengebied is opgenomen blijft buiten het plangebied. Het vakantiehuisjesterrein Riverparc is buiten het plangebied gelaten. Voor het Riverparc is in het vigerend bestemmingsplan ‘Bestemmingsplan Rhederlaag uitwerking Riverparc’ reeds rekening gehouden met de beleidslijn Ruimte voor de Rivier en is voldaan aan de eisen van het Rijk. Bijgaand kaartfragment toont de ligging en begrenzing van het plangebied.
1 sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
1
sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
2
globale ligging plangebied
1.3
VIGERENDE BESTEMMINGSPLANNEN Voorliggend plan is een gedeeltelijke herziening van de vigerende bestemmingsplannen Rhederlaag (1977), Vaalwaard (1988), kampeerterreinen Rhederlaag (1993) en Ligwater Camping ‘De Mars’ (2001), Buitengebied (1989) met de daarbij horende correctieve herziening 1990 en herziening 1997-1 Koppenwaard 8 (1998). De vigerende bestemmingen volgens deze plannen zijn onder andere: gebied voor dagrecreatie, dagrecreatie met landschapsbouw (uit te werken ex artikel 11 WRO), gebied voor dagrecreatie, dagrecreatie met intensief karakter (uit te werken ex artikel 11 WRO) en agrarisch gebied met landschapswaarden.
1.4
OPZET VAN HET BESTEMMINGSPLAN Voorliggend bestemmingsplan bevat een toelichting, voorschriften en een plankaart. De toelichting, zoals bedoelt in artikel 12 lid 2 van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (Bro), omvat acht hoofdstukken. Achtereenvolgens komen aan de orde de inleiding, het beleidskader, de beleidslijn ‘Ruimte voor de Rivier’, een toelichting op het plan, de juridische planopzet, inspraak en overleg, schaderegeling en handhaving. De voorschriften en de plankaart vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan.
2.1
HET BELEIDSKADER
ALGEMEEN In dit bestemmingsplan voor het plangebied Rhederlaag en de Koppenwaard van de gemeente Angerlo legt de gemeente het beleid vast ten aanzien van de meest gewenste ruimtelijke ontwikkeling van dit recreatiegebied. Dat betekent niet dat een bestemmingsplan een geheel eigenzinnig instrument is, dat geen relaties heeft met overige ruimtelijke plannen. In de hiërarchie van plannen vormt het rijksniveau het beleidsbepalende niveau. Het beleid op rijksniveau is vastgelegd in een aantal nota’s en plannen. Kenmerkend van deze nota’s en plannen is dat ze in het algemeen een zeer globaal karakter hebben en nauwelijks concrete aanwijzigen bevatten voor gemeentelijk beleid. Het rijksbeleid zoals verwoord in de beleidslijn Ruimte voor de Rivier heeft echter een concrete doorwerking in dit bestemmingsplan. In het navolgende wordt een overzicht gegeven van het rijksbeleid, provinciaal beleid en reeds geformuleerd gemeentelijk beleid.
2.2
RIJKSBELEID
Vierde nota waterhuishouding 1997 Hoofddoelstelling van deze nota is het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het instandhouden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd. Het waterbeleid heeft alleen kans van slagen als het in samenwerking met betrokkenen en dus in de directe omgeving van mensen gestalte krijgt. Dit betekent dat problemen die lokaal en regionaal spelen ook zoveel mogelijk op dat niveau worden aangepakt. Ruimte voor water betekent ook speelruimte voor de lokale situatie. Watersystemen staan centraal waarbij gewerkt wordt van een laag naar een hoog schaalniveau. Eerst komen de regionale watersystemen, beginnend bij het water in de stad, aan de orde. Vervolgens is het de beurt aan de grote rivieren, het Natte Hart en de Zuidelijke Delta. Tenslotte worden kust en zee en de oceanen behandeld. Hydrologische ordeningsprincipes moeten naast economische, ecologische en sociaal-bestuurlijke principes een rol spelen in de besluitvorming over de bestemming en inrichting van gebieden en de begrenzing van gebieden meer te laten samenlopen met de grenzen van de aanpassing van watersystemen. De Vierde Nota Waterhuishouding is richtinggevend voor het handelen van de provinciale besturen en de regionale waterbeheerders tot 2006 met een doorkijk naar verdere jaren.
beleidslijn Ruimte voor de Rivier Als gevolg van het hoogwater in 1993 en 1995 heeft de Tweede Kamer in overleg met de ministeries van VROM en V&W in april 1997 de beleidslijn Ruimte voor de Rivier Vastgesteld. De beleidslijn beoogt het risico en de overlast van hoogwater tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau terug te brengen. Dit wordt gedaan door zoveel mogelijk activiteiten die de doorvoer- en bergingscapaciteit van de rivier hinderen uit het buitendijkse gebied te weren.
3 sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
2
algemeen De beleidslijn is van toepassing op alle nieuwe activiteiten, waaronder wijziging van
4
hoofdlijn van de beleidslijn
sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
bestaande activiteiten, in het winterbed van de grote rivieren waaronder de IJssel.
In het winterbed van de grote rivieren worden ingrepen getoetst, die zouden kunnen leiden tot waterstandsverhoging in de huidige situatie of feitelijke belemmering voor toekomstige vergroting van de afvoercapaciteit, of de potentiële schade bij hoogwater zouden vergroten. Het zal bij de toepassing van deze beleidslijn doorgaans gaan om ingrepen die een ophoging, bouwwerk of ander obstakel met zich meebrengen.
uitbreidingsmogelijkheden Uitbreiding van bestaande bebouwing en bedrijvigheid valt onder de toetsing aan de beleidslijn Ruimte voor de Rivier. In de beleidslijn Ruimte voor de Rivier wordt van gemeenten gevraagd de in het bestemmingsplan opgenomen uitbreidingsmogelijkheden waar nog geen gebruik van is gemaakt te heroverwegen. De beleidslijn Ruimte voor de Rivier is niet rechtstreeks bindend voor de gemeente. De gemeente dient echter wel rekening te houden met de Beleidslijn bij het opstellen van eigen beleid. Indien de gemeente dit beleid niet in gemeentelijk beleid uitwerkt kan de rijksoverheid vanuit haar eigen verantwoordelijkheid beslissen tot een aanwijzing. Dit houdt in dat de rijksoverheid zelf een bestemmingsplan voor het buitendijks gebied opstelt en zelfstandig de inhoud kan bepalen.
PKB Ruimte voor de Rivier De Planologische Kernbeslissing (PKB) Ruimte voor de Rivier is in procedure. Deze PKB is het vervolg op de Beleidslijn. De Beleidslijn ziet toe op het bevriezen van de bestaande bebouwing. De PKB beoogt door concrete inrichtingsmaatregelen extra ruimte voor de rivier te creëren.
Vogel- en habitatrichtlijn, Flora- en Faunawet Binnen de wettelijke natuurbescherming blijken de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (met hieraan gekoppeld de Flora- en Faunawet) in de praktijk het belangrijkst. Beide richtlijnen kennen zowel bepalingen ter bescherming van bijzondere waardevolle gebieden (gebiedsbescherming) als bepalingen ter bescherming van zeldzame soorten (soortenbescherming). In de Nederlandse wetgeving zijn de soortenbeschermingsbepalingen uit de Vogel- en Habitatrichtlijn omgezet in de Flora- en Faunawet. De IJssel is aangewezen als speciale beschermingszone in het kader van de Vogelrichtlijn. In het recreatiegebied Rhederlaag heeft deze aanwijzing betrekking op: •
het gedeelte landnatuur gelegen tussen waterplas Vaalwaard en de IJssel
•
alle vaarwater in het recreatiegebied met uitzondering van de jachthavens en het water in de Vaalwaard;
•
het westelijke gedeelte van de Koppenwaard, alsmede het water ten westen van camping De Honingraat.
eerder aangewezen gebied
speciale beschermingszone IJssel (Vogelrichtlijngebied) De aanwijzing is gewijzigd op 20 mei 2003, waarbij het gehele winterbed van de IJssel als speciale beschermingszone is aangewezen. In bijgaande figuur is te zien welke gebieden ten opzichte van de eerder aangewezen gebieden (grijs) zijn toegevoegd (gearceerd). Alle ontwikkelingen binnen de speciale beschermingszone of van invloed op de vogelkundige waarden binnen de speciale beschermingszone dienen vooraf getoetst te worden. In het algemeen geldt dat bestaande bebouwing (inclusief erven en tuinen) en verhardingen geen deel uitmaken van de speciale beschermingszone omdat ze geen wezenlijk onderdeel uitmaken van het leefgebied van de vogelsoorten. Dit betekent in de praktijk dat bij vergroting van bebouwing binnen het bestaande bouwblok (bestaande erf en verharding), uitgezonderd mogelijke verstoringseffecten gedurende de bouwactiviteiten zelf, geen aanslag wordt gepleegd op de vogelkundige waarden van het gebied. Het leefgebied blijft immers ongemoeid. Wel moet er altijd rekening worden gehouden met externe werking van de bescherming; als er buiten de speciale beschermingszone veranderingen plaatsvinden waarvan de effecten doorwerken tot in de speciale beschermingszone, dan moet hier wel op getoetst worden. Binnen het recreatiegebied Rhederlaag is geen sprake van aanwijzing voor Habitatrichtlijngebied. Wel bevindt zich op een afstand van minder dan 1 km het Habitatrichtlijngebied Veluwe. Verwacht mag worden dat de ontwikkelingen in voorliggend bestemmingsplan geen negatieve gevolgen hebben voor dit gebied.
notitie aanpak wateroverlast 1999 De notitie bevat: •
strategische uitgangspunten;
•
hoofdlijnen van beleid;
•
het resultaat van de inventarisatie van de mate van wateroverlast in het najaar 1998;
•
een opsomming van voorgenomen beleidsmaatregelen per provincie.
sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
5
Oplossingen moeten worden gezocht in het vasthouden van water in de regionale systemen en snellere afvoer van overtollig water. Deze gedachtegang is geënt op de watersysteembenadering. Maatregelen die brongericht zijn verdienen de voorkeur boven effectge6
De strategie in de Notitie gaat uit van het uitgangspunt dat veiligheid voorop staat; nor-
sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
richte ingrepen. men worden daarbij gebaseerd op de wet op de waterkering. Er is voortaan ‘Ruimte voor Water’, waarbij water als ordenend principe wordt gehanteerd en gericht op veerkrachtige watersystemen en het aanwijzen van opvanggebieden om in tijden van overlast water tijdelijk op te slaan. Regionaal maatwerk staat hoog in het vaandel; de aanpak is gebiedsgericht en integraal van karakter. De provincies en waterschappen werken nu gezamenlijk hard aan de opstelling van zogenaamde waterkansenkaarten. Op deze waterkansenkaart zal de geschiktheid van de huidige situatie voor nieuwe stedelijke bebouwing worden aangegeven vanuit de invalshoek water.
natuurbeleidsplan, deel d, juni 1990 De uiterwaarden van de IJssel maken deel uit van de ecologische hoofdstructuur van Nederland, zowel als kerngebied als natuurontwikkelingsgebied. Een kerngebied heeft bestaande ecologische waarden van internationale en nationale betekenis. Het beleid is gericht op het veiligstellen en vergroten van de bestaande natuurwaarden. Natuurontwikkelingsgebieden bieden reële perspectieven voor het ontwikkelen van natuurwaarden van (inter)nationale betekenis of voor het aanzienlijk verhogen van de bestaande natuurwaarden. Het beleid is gericht op het stimuleren van ontwikkelingsmogelijkheden. Het beschermde gebied betreft bruto EHS dat verder is uitgewerkt in de provinciale ecologische hoofdstructuur (PEHS). Voor het uiterwaardengebied gelden de volgende beleidsaccenten: •
herstel van een natuurlijk riviersysteem in het uiterwaardengebied door gebruik te maken van natuurontwikkelingsmogelijkheden, onder meer door het stimuleren van natuurlijke erosie- en sedimentatieprocessen;
•
intensivering van het relatienotabeleid voor de uiterwaarden;
•
in stand houding van binnendijks gelegen complexen moeras en griend;
•
nadere verkenning van natuurontwikkelingsmogelijkheden in het kader van de uitvoering van ontgrondingen;
•
in stand houding van cultuurhistorische waarden op de stroomruggen.
structuurschema Groene Ruimte (kabinetsstandpunt 1993) De ruimtelijke hoofddoelstelling luidt: “met het oog op een duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig ruimtegebruik in het landelijk gebied worden concrete maatregelen getroffen en acties ondernomen op de korte en middellange termijn die tot doel hebben voldoende ruimte te bieden voor het voortbestaan dan wel het ontwikkelen van de verschillende groene functies in het landelijk gebied en daarbij de identiteit en gebruikswaarde van het landelijk gebied in zijn geheel zo goed mogelijk te behouden of te ontwikkelen”.
beleidsnota openluchtrecreatie 1991-2010, kiezen voor recreatie In deze nota is het rivierengebied geselecteerd als waterrecreatiegebied van (inter)nationale betekenis. De functie van het rivierengebied is niet alleen verbonden aan de oever- en waterrecreatiemogelijkheden. Ook voor wandelen en fietsen is het een aantrekkelijk gebied. Het beleid is erop gericht, met behoud van onderlinge differentiatie
tussen de rivieren, de betekenis van het rivierengebied voor de kleine watersport en de oeverrecreatie c.q. op het water gerichte recreatie te versterken.
PROVINCIAAL/REGIONAAL BELEID
streekplan Gelderland 1996, partiële herziening 21 juni 2000 Het ruimtelijk beleid voor het landelijk gebied richt zich op behoud en verbetering van de kwaliteit van natuur, bos, landschap en cultuurhistorische structuren, en daarbij tevens op de bevordering van de ontwikkeling van een economisch en milieuhygiënisch duurzame landbouw. In het provinciaal beleid is de koppeling tussen ruimtelijk beleid en het verzuringsbeleid verwijdert. Wel zal worden nagegaan welke bouwpercelen in verband met de landschappelijke kwetsbaarheid aanpassing behoeven. Het ruimtelijk beleid is ten aanzien van recreatie en toerisme primair gericht op kwaliteitsverbetering van het toeristischrecreatieve product. De provincie wil dit onder meer doen door in te spelen op de dynamiek in het landelijk gebied. Om de accenten van het ruimtelijk beleid en de ontwikkelingsmogelijkheden van de diverse functies te verduidelijken, zijn vier categorieën landelijk gebied te onderscheiden. De uiterwaarden van de IJssel binnen de gemeente Zevenaar vallen onder landelijk gebied B. In landelijk gebied B is de natuur de belangrijkste functie. Ontwikkelingen van andere functies mogen de beoogde natuurdoelstellingen niet frustreren. Het bestaande water in het plangebied is als zodanig op de streekplankaart opgenomen. Het Rhederlaag heeft daarnaast de aanduiding bestaand dagrecreatieconcentratiepunt en is een belangrijk concentratiepunt voor waterrecreatie. Het onderhavige plan voorziet in een voortzetting en versterking van de dagrecreatieve functies, waterrecreatie en landschappelijke waarden en past derhalve binnen dit beleidskader.
toeristisch-recreatieve structuurvisie Knooppunt Arnhem-Nijmegen (KAN) Als belangrijke bijdrage voor het leefklimaat en als ontwikkelingskans voor de regionale economie spelen toerisme en recreatie een strategische rol in het Knooppunt Arnhem/ Nijmegen (KAN). Omdat binnen het KAN veel actoren een rol spelen, geeft het KAN aan dat er een behoefte is aan een samenhangende beleidsontwikkeling. In de toeristischrecreatieve structuurvisie wordt een strategie bepaald voor de ontwikkeling van toerisme en recreatie in het KAN-gebied. De verschillende recreatieplassen in het KAN zijn geschikt voor zwemmen, surfen, vissen, duiken en verschillende andere vormen van watersport. De ontwikkelingen in de markt zijn belangrijk bij het ontwikkelen van een structuurvisie. Activiteiten zijn vaak gerelateerd aan leeftijd, jongeren gaan vaker zwemmen, sporten en naar attractiepunten, senioren gaan meer wandelen, toeren en winkelen. Er is een groeiende vraag naar diversificatie, productvernieuwing en evenementen. De vraag naar specialisatie, kwaliteit en professionaliteit groeit. Het hoofddoel van het beleid voor het KAN-gebied is met name gericht op het bevorderen van bestedingen en daarmee het bevorderen van de werkgelegenheid. Daarnaast geldt het veiligstellen van de recreatieve waarden als doel.
7 sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
2.3
De beleidsstrategie voor het Rhederlaag is intensivering van het gebruik van de bestaande voorzieningen. Dit kan worden bereikt door: promotie, vergroten van de ontsluiting van het gebied, vergroten en uitbreiden van de gebruiksmogelijkheden en vergroten van 8
Bij de ruimtelijke uitwerking per cluster staat het Rhederlaag specifiek genoemd. Het
sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
de bestedingen door bijvoorbeeld aanvullende voorzieningen. gebied kan fungeren als recreatief uitloopgebied vanuit de stedelijke gebieden van Arnhem en Westervoort - Duiven.
Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben op 17 september 1992 voorlopig vastgesteld welke gebieden deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in deze provincie. De EHS is een netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden in Nederland. Voor wat betreft het voorliggende plangebied is het Noord-Oostelijke deel van het plangebied en de rivier de IJssel aangewezen als PEHS.
Provinciale Ecologische Hoofdstructuur masterplan Rhederlaag Door RGV Holding is in 2002 een masterplan opgesteld teneinde te komen tot het Rhederlaag als hoogwaardig recreatiegebied met weloverwogen en financieel haalbare functies voor dagrecreatie, verblijfsrecreatie, watersporten natuurontwikkeling. Het masterplan is een actualisatie van het rapport ‘aanzet tot een Masterplan’ uit 1997. De actualisering is mede bedoeld als bouwsteen voor het onderhavige bestemmingsplan. In het masterplan wordt een aantal uitgangspunten en een programma van eisen voor de herontwikkeling van het gebied gegeven. Het masterplan is een beleidsvisie van RVG Holding B.V. Een uitgangspunt voor de ontwikkeling en intensivering van het Rhederlaag is de opvang van de groei van de recreatiesector mede als gevolg van de ontwikkelingen in het KAN. Naast deze kwantitatieve groei moet het Rhederlaag ook inspelen op de behoefte aan variatie, attractiviteit en afwisseling in het recreatieve product. Om in het gebied te kunnen investeren in beheer, onderhoud, veiligheid en in nieuwe non-profitvoorzieningen en de voorzieningen economische duurzaam in stand te houden, moeten commerciële activiteiten worden ontplooid. Een gevarieerde landschappelijke inrichting, met hoogteverschillen en beplanting vormt de onderlegger voor de verschillende openluchtactiviteiten en
evenementen. Wegen en paden moeten het gebied ontsluiten. Toiletgebouwen en kiosken zijn noodzakelijk om vervuiling van bodem en water te voorkomen. Daarnaast vervullen de kiosken een rol in het preventief toezicht.
bestemmingsplan zijn de in het masterplan voorgestelde ontwikkelingsmogelijkheden deels opgenomen.
Masterplan Rhederlaag, RGV Holding
Gelderland uiterwaardenland, beleidsplan provincie Gelderland, november 1990 Centraal staat het streven naar versterking van de “natuurfunctie” in de uiterwaarden, hetgeen zal plaatsvinden door enerzijds benutting van de aanwezige natuurontwikkelingsmogelijkheden en anderzijds door een goede bescherming van de bestaande waarden. Vier soorten natuurontwikkeling worden voorgestaan: moerasvorming, bosontwikkeling, ontwikkeling van de riviergebonden oevergemeenschappen en de ontwikkeling van stroomdalflora.
Gelders Milieuplan 1996-2000/Gelders Milieuplan 3 (GMP-3) Het Gelders Milieuplan is een integraal plan dat na vaststelling alle bestaande sectorale nota’s en intentieprogramma’s vervangt. Dat zijn: •
het Provinciaal Afvalstoffenplan;
•
het Autowrakkenplan;
•
het Grondwaterbeschermingsplan;
•
het Intentieprogramma bodembeschermingsgebieden;
•
het Intentieprogramma Stiltegebieden;
•
het Preventie Uitvoeringsplan.
9 sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
Het masterplan is uitsluitend te beschouwen als het beleid van de RGV. In voorliggend
Voor het landelijk gebied is een gebiedsgericht milieubeleid geformuleerd dat tot doel heeft “het versneld realiseren van basiskwaliteit van milieu en water ter bescherming van bijzondere natuurwaarden, waardevolle bodems en de drinkwatervoorziening”. Als be10
mingsgebieden onderscheiden, waarin de kwaliteit van het milieu of van een of meer
sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
langrijke ruimtelijke uitwerking hiervan worden in het Gelders Milieuplan milieubescheronderdelen daarvan bijzondere bescherming nodig heeft. Inmiddels is op 30 juni 2004 door Provinciale Staten het Gelders Milieuplan 3 (GMP-3) vastgesteld. In dit plan wordt ondanks de conclusie dat bodem, water en lucht aanmerkelijk schoner zijn geworden, gesteld dat een aantal hardnekkige milieuproblemen niet zijn opgelost of zelfs zijn toegenomen. Omdat de provincie deze problemen met de huidige wet- en regelgeving niet goed kan aanpakken wordt er in het nieuwe Gelders Milieuplan een gebiedsgerichte aanpak voorgesteld waarbij alle bronnen die bijdragen aan de milieuvervuiling worden geïnventariseerd en beoordeeld en vervolgens kunnen worden aangepakt. Met deze nieuwe benadering wil het college van Gedeputeerde Staten ervoor zorgen dat in Gelderland in 2010 ‘de basiskwaliteit’ is gerealiseerd. Basiskwaliteit is de minimale milieukwaliteit voor een goede leefomgeving zoals die wordt aangegeven in Europese en nationale wet- en regelgeving. In 2010 moet het nieuwe milieubeleid voldoen aan de zogenaamde grenswaarden. Speerpunten van het nieuwe beleid zijn het terugdringen of voorkomen van de vervuiling of belasting van het milieu door het verkeer en vervoer, de bedrijvigheid, de landbouw en het wonen door onder andere:
2.4
•
terugdringen luchtverontreiniging;
•
terugdringen geluidsbelasting;
•
wegnemen risico’s externe veiligheid;
•
terugdringen geluidbelasting stiltegebieden;
•
terugdringen geuroverlast.
GEMEENTELIJK BELEID Het huidige gemeentelijke beleid ten aanzien van de IJsseluiterwaarden, en meer in het algemeen ten aanzien van het buitengebied van de voormalig gemeente Angerlo, is beschreven in het landschapsbeleidsplan van de gemeente voormalige gemeente Angerlo.
landschapsbeleidsplan, gemeente Angerlo, d.d. nov. 1994 In het Landschapsbeleidsplan wordt een landschapsvisie in de vorm van een gebiedgerichte visie voor het totale buitengebied van de voormalige gemeente Angerlo gegeven.
uiterwaarden langs de IJssel De IJssel behoort tot de ecologische hoofdstructuur zoals aangegeven in het Natuurbeleidsplan. In de Vaalwaard zal de natuur zich met name na afronding van de ontzanding volledig kunnen ontplooien doordat de rust in het gebied dan toeneemt.
zone langs de IJsseldijk Vooral de inpassing van bebouwing en infrastructuur is van belang.
3
BELEIDSLIJN RUIMTE VOOR DE RIVIER In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de beleidslijn Ruimte voor de Rivier omdat dit
3.1
ALGEMEEN De beleidslijn Ruimte voor de Rivier is opgesteld vanwege bijzonder hoogwater in de rivieren de Maas en de Rijn in de jaren negentig, de ongunstige verwachtingen over klimaatverandering en zeespiegelstijging. De rijksoverheid vraagt via deze beleidslijn om een grote terughoudendheid in acht te nemen bij nieuwe bebouwing in het winterbed van de rivieren. Het winterbed is de oppervlakte tussen de buitenkruinlijn van de hoogwaterkerende dijken, en waar deze niet bestaat, tussen de hoge gronden, die het water bij de maatgevende afvoer keren. Dit betreft dus tevens het zomerbed van de rivier. De huidige toepassing van het instrumentarium van de ruimtelijke ordening en de Wet Beheer Rijkswaterstaatswerken leveren volgens de rijksoverheid onvoldoende garanties om in de toekomst bescherming tegen hoogwater te kunnen blijven bieden. Een betere afstemming en toepassing van het R.O.-instrumentarium en de Wet Beheer Rijkswaterstaatswerken zal volgens de beleidslijn Ruimte voor de Rivier gericht moeten worden op duurzame hoogwaterbescherming, waarbij zo weinig mogelijk activiteiten worden toegelaten die een aanslag betekenen op de Ruimte voor de Rivier. Waar toch nog activiteiten in het winterbed worden toegelaten, moet tenslotte worden voorkomen dat uitbreiding hiervan bij hoogwater tot nieuwe schadegevallen leiden. De doelstellingen van de beleidslijn zijn: meer Ruimte voor de Rivier, de duurzame bescherming van mens en dier tegen overstroming bij hoogwater en het beperken van materiële schade. Sanering van bestaande situaties is echter niet het doel van de beleidslijn Ruimte voor de Rivier.
3.2
HOOFDLIJN De doelstellingen van de beleidslijn worden op hoofdlijnen bereikt door: •
Handhaven van de beschikbare ruimte in het winterbed; de ruimte blijft beschikbaar voor het opvangen van toekomstige hoge rivierafvoeren. De ruimte mag alleen gebruikt worden voor activiteiten die onlosmakelijk met de rivier zijn verbonden;
•
Creëren van ruimte; vergroting van de afvoercapaciteit van de rivier door verbreding en verlaging van het winterbed, in combinatie met natuurontwikkeling. Er worden geen ontwikkelingen toegestaan die de mogelijkheden tot verbreding en verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken;
•
Beperking van schade voor nieuwe activiteiten die in het winterbed kunnen worden toegestaan en die bij hoge waterstanden tot schade kunnen leiden;
•
Een minimaal beschermingsniveau van 1:1250 per jaar aan te houden.
uitwerking De beleidslijn maakt onderscheid in activiteiten die onlosmakelijk verbonden zijn aan het winterbed van de rivier (‘ja, mits’) en overige activiteiten (‘nee, tenzij’).
11 sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
beleid bijzonder bepalend is voor de inhoud van dit bestemmingsplan.
3.3 ‘JA, MITS-ACTIVITEITEN’ Riviergebonden activiteiten, die gebonden zijn aan de situering in het winterbed, zijn volgens de beleidslijn (limitatief): sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
12
•
waterstaatkundige kunstwerken (bruggen, sluizen, waterkeringen e.d.);
•
voorzieningen voor de beroepsvaart (vaarwegverbetering);
•
voorzieningen voor een veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
•
overslagbedrijven voor zover gekoppeld aan af- en aanvoer via een hoofdvaarweg;
•
scheepswerven voor schepen groter dan 25 meter, gemeten langs de waterlijn;
•
natuur in de uiterwaarden (of weerden);
•
uitbreiding van bestaande steenfabrieken onder de volgende voorwaarden: −
het gaat alleen om uitbreiding van bestaande steenfabrieken, nieuwe vestigingen blijven in ‘nee,tenzij’,
−
de noodzaak tot uitbreiding moet aantoonbaar gekoppeld zijn aan concessies voor kleiwinning in de uiterwaarden,
−
deze concessies moeten overlegd worden bij de aanvraag voor een Rivierwetvergunning,
−
deze vergunning wordt verleend voor een beperkte duur. Bij afloop wordt de periode van verlenging gebaseerd op de nog beschikbare concessies,
−
het bestemmingsplan laat voor de uitbreiding, geen andere bestemming toe dan steenfabriek.
Deze activiteiten zijn volgens de beleidslijn toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: •
de situering en uitvoering van de ingreep zijn zodanig, dat de waterstandsverhoging en de belemmering voor de toekomstige verlaging, zo gering mogelijk zijn, én
•
duurzame compensatie plaatsvindt van resterende waterstandsverhogende effecten, én
•
een beschermingsniveau van 1 op de 1250-jaar wordt gehandhaafd voor potentiële schadegevallen.
situatie in het plangebied Volgens de bovenstaand definities van de rijksoverheid is in het plangebied alleen het bestaande natuurgebied aan te merken als een ‘ja, mits’-activiteit.
3.4 ‘NEE, TENZIJ’-ACTIVITEITEN Voor activiteiten in het winterbed, die niet op voorhand riviergebonden zijn, geldt volgens de beleidslijn als vertrekpunt: ‘nee, tenzij’. Deze activiteiten, zoals bijvoorbeeld woningbouw, verblijfsrecreatie, bedrijfsbebouwing en bebouwing ten behoeve van de landbouw, zullen slechts bij uitzondering worden toegestaan. Voor nieuwe activiteiten geldt als vertrekpunt dat deze ingrepen in principe niet worden toegestaan, tenzij op basis van voorafgaand onderzoek kan worden aangetoond dat: •
sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang;
•
de activiteit niet redelijkerwijs buiten het winterbed gerealiseerd kan worden;
•
de activiteit op de locatie geen feitelijke belemmering vormt om in de toekomst de afvoercapaciteit te vergroten.
Tevens moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: •
de situering en uitvoering van de ingreep zijn zodanig, dat de waterstandsverhoging en de belemmering voor de toekomstige verlaging, zo gering mogelijk zijn, én duurzame compensatie plaatsvindt van resterende waterstandverhogende effecten, én
•
een beschermingsniveau van 1 op de 1250-jaar wordt gehandhaafd voor potentiële schadegevallen.
situatie in het plangebied Volgens de definitie van de rijksoverheid zijn in het plangebied met uitzondering van de natuurgebieden, alle overige aanwezige of geplande activiteiten aan te merken als ‘nee, tenzij’-activiteiten.
13 sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
•
4
TOELICHTING OP HET PLAN In dit hoofdstuk wordt beschreven op welke wijze de gemeente Zevenaar het beleid van de rijksoverheid zoals verwoord in de beleidslijn Ruimte voor de Rivier in het bestemmingsplan vertaalt. Tevens wordt beschreven in hoeverre de verschillende functies moge-
sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
14
lijk zijn op basis van de aspecten archeologie, bodem, geluid, water en natuur.
4.1
ALGEMEEN De beleidslijn Ruimte voor de Rivier vraagt om een grote terughoudendheid bij nieuwe bebouwing in het winterbed van de rivieren. Er dient een planologische vertaling plaats te vinden van de beleidsuitgangspunten van de beleidslijn. Via dit bestemmingsplan voor het winterbed krijgt dit beleid zijn beslag. Bij de beoordeling van de vestiging van nieuwe activiteiten en de uitbreiding van bestaande activiteiten wordt onderscheid gemaakt in activiteiten die op voorhand onlosmakelijk verbonden zijn aan het winterbed van de rivier ('ja, mits') en overige activiteiten ('nee, tenzij'). Bestemmingsplanmatig moet onderscheid worden gemaakt tussen beide soorten activiteiten in het winterbed. Dit heeft geleid tot de volgende beleidsuitgangspunten.
‘ja, mits’-activiteiten •
de uitbreiding van een gebouw met max. 10% van de oppervlakte is in principe mogelijk. Wel is hier een vrijstellingsprocedure aan gekoppeld zodat Rijkswaterstaat een advies kan uitbrengen over de situering van de nieuwe bebouwing;
•
grotere uitbreidingen zijn in principe mogelijk maar moeten voldoen aan de in het vorige hoofdstuk onder ‘ja, mits’ genoemde voorwaarden. Rijkswaterstaat en de VROM-inspectie toetsen of aan deze voorwaarden wordt voldaan. Na een positief advies van beiden kan de gemeenteraad deze uitbreidingen via een vrijstelling toestaan.
'nee, tenzij'-activiteiten •
Uitgangspunt voor 'nee, tenzij'-activiteiten is dat wezenlijke uitbreidingen (uitbreidingen groter dan 10%) in het bestemmingsplan niet mogelijk worden gemaakt;
•
Alle burgerwoningen krijgen in het bestemmingsplan bij recht per bestaand gebouw nog een eenmalige uitbreidingsruimte van 10% van de oppervlakte van dat gebouw;
•
Alle bedrijven krijgen in het bestemmingsplan via een vrijstelling per bestaand gebouw bij recht een eenmalige uitbreidingsruimte van 10% van de oppervlakte van dat gebouw. Uitbreidingen van meer dan 10% kunnen alleen via een herziening van het bestemmingsplan worden toegestaan, binnen de in het vorige hoofdstuk onder ‘nee, tenzij’ genoemde voorwaarden;
•
Ten behoeve van de handhaving van de 10%-regeling is een tabel opgenomen waar de oppervlakte van ieder gebouw afzonderlijk is opgenomen, verhoogd met 10%, waarmee de maximaal toegestane oppervlakte volgens Ruimte voor de Rivier is vastgelegd.
Een en ander heeft geleid tot een specifieke bestemmingsregeling voor iedere functie. In het navolgende is per voorkomende functie een onderbouwing gegeven voor de ruimte die in voorliggend plan aan de desbetreffende functie wordt gegeven.
4.2
RIVIERGEBONDEN ACTIVITEIT (JA, MITS)
natuur Dit natuurgebied is als zodanig bestemd. Binnen deze bestemming is het oprichten van bebouwing niet mogelijk.
aanlegsteiger binnenvaart In het bestemmingsplan is een aanlegsteiger voor de binnenvaartschippers gepland, welke in principe is bedoeld voor de plaatselijke schippers. Met het bestemmen van deze steiger wordt een einde gemaakt aan de illegale situatie die is ontstaan doordat er voor binnenvaartschippers geen aanlegmogelijkheden bestonden. Wanneer ter plaatse van deze aanlegsteiger schepen met gevaarlijke stoffen aanleggen, geldt een veiligheidszone. Via de Algemene Plaatselijke Verordening zal dan ook worden geregeld dat schepen met gevaarlijke stoffen hier niet mogen aanleggen.
4.3
BESTAANDE NIET-RIVIER GEBONDEN ACTIVITEITEN (NEE, TENZIJ) Voor alle niet-riviergebonden activiteiten, met uitzondering van agrarische activiteiten, geldt dat de gemeente volgens de beleidslijn Ruimte voor de Rivier geen grotere uitbreidingen dan 10% van de oppervlakte per bestaand gebouw mag toestaan. Bij grotere uitbreidingen dan 10% is een herziening van dit bestemmingsplan noodzakelijk. De gemeente is niet vrij in het herzien van het bestemmingsplan en zal de voorstellen van uitbreidingen groter dan 10% in eerste instantie zelf moeten beoordelen aan de hand van het gemeentelijke beleid, en tevens ter beoordeling moeten voorleggen aan Rijkswaterstaat, de provincie Gelderland en de VROM-inspectie. Bij de beoordeling wordt in eerste instantie uit gegaan van het in dit bestemmingsplan beschreven beleid. Alleen in uitzonderlijke gevallen zullen Rijkswaterstaat, de provincie Gelderland en de VROM-inspectie met de gemeente Zevenaar aan een herziening van dit bestemmingsplan willen meewerken. Hieronder wordt voor de verschillende niet-riviergebonden activiteiten het beleid zoals dat in dit bestemmingsplan wordt vastgelegd beschreven:
campings In het bestemmingsplan Kampeerterreinen Rhederlaag 1993 is opgenomen hoeveel stacaravans en toerplekken er op de campings zijn toegestaan. Deze zijn gerelateerd aan de vergunning op basis van de Kampeerwet en de Kampeerverordening. Binnen het plangebied zijn de volgende kampeerterreinen gelegen: - Camping De Honingraat: de oppervlakte van het terrein is ruim 14 ha. - Camping De Mars: de oppervlakte van het terrein is ruim 12 ha. - Camping De Veerstal: de oppervlakte van het terrein is ruim 16 ha. Op alle campings zijn enkele voorzieningen aanwezig, zoals een kantine, een kampwinkel en sanitaire gebouwen. Voor ieder kampeerterrein geldt dat het bestaande gebruik geheel kan worden voortgezet. Voor alle aanwezige gebouwen (waarbij moet worden gedacht aan een receptiegebouw, toiletgebouw etc.) kan de oppervlakte van ieder gebouw
15 sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
In het buitendijks gebied is aan de oostzijde langs de IJssel een natuurgebied gelegen.
afzonderlijk, bij recht eenmalig met 10% worden uitgebreid. In de bijlagen van de voorschriften is het aanwezige en het toegestane aantal m2 per gebouw opgenomen.
16
voor. In het kader van de beleidslijn Ruimte voor de Rivier nemen deze stacaravans een
sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
Op zowel De Honingraat, De Mars als De Veerstal komt een groot aantal stacaravans bijzondere positie in. Omdat stacaravans bij hoogwater de afvoer van water kunnen belemmeren kan de uitbreiding van het aantal stacaravans niet worden toegestaan. In verband hiermee zal de gemeente in nader overleg met de campingeigenaren/beheerders een nieuwe vergunning in het kader van de Wet op de openluchtrecreatie voorbereiden. Ook de toegestane maat van de stacaravans moet vanwege de beleidslijn worden vastgelegd. In overleg met de provincie Gelderland en Rijkswaterstaat is gekozen voor het bepalen van één maat van alle stacaravans. Voor alle campings in het plangebied is dit 60 m2. Deze maat wordt als maximum gehanteerd. Het idee hierachter is dat kleinere stacaravans kunnen vergroten tot 60 m2. Grotere stacaravans vallen onder het overgangsrecht en zullen op termijn (bij vervanging) moeten worden verkleind tot 60 m2. Per saldo ontstaat zo een bevriezing van de waterafvoerbelemmerende werking van de stacaravans. Ter verduidelijking zijn in de bijlage luchtfoto’s van de stacaravans op de verschillende camping in het plangebied opgenomen (d.d. 17 maart 2004). De bebouwing op de luchtfoto’s is als het ware een inventarisatie van de aanwezige bebouwing, waarmee de nulsituatie is vastgelegd.
jachthavens Binnen het plangebied komen 5 jachthavens voor. In het bestemmingsplan Ligwater Camping De Mars, is besloten het aantal ligplaatsen van jachthavens bij campings te relateren aan het aantal kampeerplaatsen op de camping. De ligplaatsen bij de campings zijn als volgt bestemd: •
Jachthaven ’t Eiland:
400 ligplaatsen
•
Jachthaven Giesbeek:
480 ligplaatsen*
•
Jachthaven De Honingraat/De Mars:
300 ligplaatsen
•
Jachthaven De Mars:
450 ligplaatsen
•
Jachthaven De Veerstal:
300 ligplaatsen
*
dit is inclusief 40 ligplaatsen ten behoeve van de hengelsportvereniging.
Het bestaande gebruik voor jachthavens kan in zijn geheel worden voortgezet. Hierbij is het huidige aantal ligplaatsen in de jachthavens bestemd. Er is alleen een daadwerkelijke uitbreiding bij camping De Veerstal bestemd. Hierbij gaat het om de legalisering van een bestaande situatie. Het aantal ligplaatsen op jachthavens is in de voorschriften opgenomen. Voor alle aanwezige gebouwen geldt dat de oppervlakte van ieder afzonderlijk gebouw via een vrijstelling eenmalig met 10% kan worden uitgebreid. In de bijlagen van de voorschriften is het werkelijke, aanwezige en het toegestane aantal m2 per gebouw opgenomen. Bij de jachthavens De Honingraat, De Mars en De Veerstal zijn geen bebouwingsmogelijkheden opgenomen, omdat de bebouwing van de aangrenzende campings volstaat.
aanlegsteigers Nabij de recreatieappartementen is een drijvende aanlegsteiger gelegen met een loopbestemd. Langs deze steiger kunnen maximaal 5 pleziervaartuigen aanleggen. Nabij ‘Rutgers’ is een drijvende aanlegsteiger gelegen met aanleggelegenheid voor 10 pleziervaartuigen en 1 rondvaartboot. Ook deze steiger is als zodanig bestemd. Ten slotte is ook de aanlegsteiger bij de mobiele bootservice aangeduid. Het maximum aantal aanlegplaatsen per aanlegsteiger is in de voorschriften vastgelegd.
mobiele bootservice De mobiele bootservice aan de Rhedenseveerweg blijft op de huidige locatie gehandhaafd. Verplaatsing is niet mogelijk gebleken. Voor het aanwezige gebouw geldt dat de oppervlakte na vrijstelling met 10% mag worden uitgebreid. In de bijlagen van de voorschriften is het werkelijke, aanwezige en het toegestane aantal m2 opgenomen.
burgerwoningen Het bestaande gebruik van de burgerwoningen wordt gehandhaafd. Voor alle aanwezige gebouwen (hoofdgebouwen en bijgebouwen) geldt dat de oppervlakte van ieder gebouw afzonderlijk met 10% mag worden uitgebreid. In de bijlagen van de voorschriften is het werkelijke, aanwezige en het toegestane aantal m2 per gebouw opgenomen.
agrarisch gebied Binnen het plangebied zijn op de zuidoever van Rhederlaag als ook in de Koppenwaard enkele graslanden agrarisch in gebruik. Deze gronden zijn voorzien van een agrarische bestemming zonder bouwmogelijkheden.
watersport In de huidige situatie is volgens berekeningen van het RGV netto 5.600 meter oever beschikbaar als aanlegplaats voor recreatievaart.
17 sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
brug aan de rechteroever van de afgesneden IJsselarm. Deze aanlegsteiger is als zodanig
Het totaal aantal ligplaatsen bedraagt 1.890 stuks. RGV Holding B.V. heeft in een notitie d.d. 16 mei 2003 aangegeven dat in de toekomst in het gebied ± 7.300 m oeverlengte kan worden gebruikt voor de aanleg van boten. Het betreft hier de toekomstige situatie waarbij de nieuwe oeverlijn van de Fuik is meegerekend. Onderstaande kaart toont het 18 sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
plangebied met de geschikte oevers.
aanlegoevers en ankerplaatsen Rhederlaag Aangezien het natuurgebied ten oosten van de Valeplas kwetsbaar is voor de aanleg van boten zal bij gemeentelijke verordening worden geregeld dat de raad in een aanwijzingsbesluit voor de als natuurgebied bestemde oevers een verbodsbepaling kan laten doen gelden voor wat betreft het recreatieve gebruik van deze oevers.
anwb-normen Van de boten op het totaal aantal ligplaatsen in het gebied (in voorliggend bestemmingsplan 1.890) blijft gemiddeld 1/3 in de haven, gaat 1/3 varen en 1/3 varen en aanleggen (langs de oever en midden op het water). Van het eenderde deel dat gaat uitvaren en aanleggen gaat 15% voor anker en 85% meert af bij een oever 1 . Gemiddeld is er 10 m aanlegoever per boot nodig om aan te leggen. In verband met verschillende windrichtingen is dit het uiterste minimum om het gebied nog in trek te houden voor de watersport.
1
Rekenmethode aangeleverd door watersportvereniging Giesbeek
Wanneer rekening wordt gehouden met de verschillende windrichtingen, moet het aantal van 10 m vermenigvuldigd worden met 2.
aanlegoever per boot en 10.600 m bij 20 m aanlegoever per boot: (1.890 x 33%) x 85%= 530 530 x 10 m
= 5.300 m oeverlengte
530 x 2 x 10 m
= 10.600 m oeverlengte
handboek recreatie en toerisme In het handboek Recreatie en Toerisme wordt gerekend met een percentage boten dat uitvaart van 50%. Van deze 50% vaart gemiddeld 55% en ligt 45% stil 2 . 50% x 1.890
= 945 boten
45% x 945
= 426 boten
Gerekend met een lengte van 10 m per boot betekent dit een benodigde oeverlengte van 4.260 m. Wanneer rekening wordt gehouden met verschillende windrichtingen betekent dit een benodigde oeverlengte van 8.520 m.
conclusie Ondanks het verschil in de uitkomsten van de berekeningen volgens de anwb-normen en het Handboek Recreatie en Toerisme, kan worden gesteld dat het toekomstige aantal meters oeverlengte dat gebruikt kan worden (± 7.300 m) tussen de verschillende waarden in ligt. In de ruimteverdeling tussen de verschillende recreatievormen in het gebied is voor de watersport voldoende ruimte om te kunnen recreëren. De ruimte die binnen het plangebied beschikbaar is, moet gedeeld worden tussen de verschillende recreatievormen in het gebied.
NIEUWE NIET-RIVIERGEBONDEN ACTIVITEITEN (NEE, TENZIJ)
4.4
In het masterplan Rhederlaag heeft de Recreatie Gemeenschap Veluwe (RGV) een aanzet gegeven voor verschillende ontwikkelingen in het recreatiegebied. Hieronder zijn de ontwikkelingen op een kaart weergegeven. Enkele nieuwe functies worden reeds in dit bestemmingsplan opgenomen. Het betreft uitsluitend niet-riviergebonden activiteiten. Hieronder wordt kort beschreven op welke wijze deze nieuwe functies zijn bestemd. De gemeente acht deze activiteiten in overeenstemming met de beleidslijn Ruimte voor de Rivier, te meer omdat er hier niet zomaar sprake is van een gebied binnen het winterbed van de IJssel, maar het tevens een belangrijk recreatiegebied betreft, waarbij de inrichting hier ook geschikt voor moet worden gemaakt. Functiewijziging is onvermijdelijk om tot een goede inrichting te komen. In het Streekplan Gelderland 1996 is het Rhederlaag immers aangegeven als dagrecreatieconcentratiepunt. In het streekplan wordt gesteld dat bij de ontwikkeling van concentratiepunten van dagrecreatie het realiseren van een zekere diversiteit van projecten van belang is. De (actieve) provinciale betrokkenheid bij zwemmen/oeverrecreatie is gericht op het behoud en de bevordering van deze recreatievormen in de concentratiepuntendagrecreatie.
2
Rekenmethode aangeleverd door RGV Holding bv
19 sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
Voor 1.890 ligplaatsen betekent dit een benodigde oeverlengte van 5.300 m bij 10 m
Hierbij wordt tevens verwezen naar het besprekingsverslag van het overleg tussen de voormalige gemeente Angerlo en vertegenwoordigers van de Vrom-Inspectie en Rijkswa-
20
outdoorterrein
sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
terstaat d.d. 26 april 2004, zoals opgenomen in de bijlage.
In het noordoostelijke gedeelte is een terrein voor outdooractiviteiten gepland. Deze activiteiten vragen om een locatie waar de natuur voldoende draagkracht heeft en waar geen overlast voor de omgeving ontstaat. Uit oogpunt van zonering is de noordoever hiervoor de enige en unieke locatie. De activiteiten spelen zich af in de openlucht en omvatten onder andere klimmen op een klimwand, kanoën, vlotbouwen een hindernisparcours, touwbrug, oriëntatietocht, vliegeren, handboogschieten en ander sport- en spelactiviteiten. De outdooractiviteiten vinden gedurende het gehele jaar plaats. Voor de outdooractiviteiten wordt grotendeels gebruik gemaakt van losse spelattributen die ter plaatse op- en afgebroken kunnen worden en waarvoor geen ruimtelijke ingrepen nodig zijn. Daarnaast wordt beoogd enkele permanente outdoor objecten zoals een toren of een klimwand te plaatsen om te kunnen abseilen of te tokkelen (maximaal 10 meter hoog, uitsluitend de tokkelbaan mag 15 meter hoog worden). De ontvangst van groepen, opslag van materialen, sanitaire voorzieningen, lesruimte en kleine horeca vraagt een toilet- en kioskgebouw op de Noordoever. De RGV draagt als beheerder zorg voor de waarborging van de algehele kwaliteit en voor een goede afstemming op het strand- en oevergebruik in de zomermaanden. Om deze ontwikkeling mogelijk te maken is het terrein bestemd als outdoorterrein, waarbij het gebruik jaarrond is toegestaan. Op het terrein is een vast toiletgebouw toegestaan van een oppervlakte van 150 m2 (gebouw nr. 9, zie bijlagekaartje). Voor speeltoestellen wordt een maximale hoogte van 10 meter bepaald.
evenemententerrein Op het westelijk gelegen gedeelte van de Zuidoever (ca 2,25 ha) is na gereedkoming van de ontzanding de inrichting van een dagrecreatief- en evenemententerrein gewenst. Het gaat hierbij om regelmatig terugkerende evenementen voor onder andere ballonvaart, het houden van een barbecue, beurzen, een sportfestijn of een muziekevenement. De omvang van het terrein beperkt de omvang van de evenementen; het betreft overwegend kleinschalige evenementen. Het merendeel van de evenementen zal zich dan ook beperken van enkele tientallen tot enkele duizenden bezoekers en zijn lokaal en regionaal van aard waarbij de organisatie in handen ligt van non-profit organisaties. Voor het organiseren van grotere evenementen is een vergunning noodzakelijk op basis van de APV waarbij nadere eisen kunnen worden bepaald ten aanzien van de omvang van het evenement, de tijden waarbinnen het plaatsvindt, geluidsniveau’s enzovoorts. De evenementen zullen met name plaatsvinden in rustige perioden buiten de zomerschoolvakanties. De locatie waar het evenemententerrein is gepland, is hoogwatervrij en momenteel nog in gebruik als zanddepot. Het terrein is voorzien van een bestemming evenemententerrein. Ook voor het evenemententerrein geldt dat de nadere eisen die zullen worden gesteld aan de verschillende elementen, geregeld zal worden in een evenementenvergunning of in een eventueel benodigde milieuvergunning. In het kader van deze vergunningen ma-
ken burgemeester en wethouders een afweging, waarbij het onderzoek in het kader van de Vogelrichtlijn wordt betrokken.
In de nieuwe situatie zoals beoogd in het Masterplan Rhederlaag zal de openstelling van de Valeplas een uitbreiding betekenen van oevers die beschikbaar komen voor recreatief gebruik. Er zal dan in totaal ca. 7.300 meter oever beschikbaar zijn voor aanleg in het Rhederlaag. Tevens zal een aanzienlijke uitbreiding ontstaan van de mogelijkheid voor ankerplaatsen.
toiletgebouwen De aanwezige toiletgebouwen zijn opgenomen in tabel 2 en 3 van het bestemmingsplan. Deze toiletgebouwen zijn tevens aangegeven op de plankaart. Daarnaast worden twee nieuwe toiletgebouwen geplaatst. Deze nieuwe toiletgebouwen zijn noodzakelijk voor de dagstranden, de watersportactiviteiten en de outdooractiviteiten die plaatsvinden. Ten behoeve van het aangelegde Bahrse strand dient uit milieuhygiënisch oogpunt een apart toilet- en kioskgebouw te worden gebouwd. Op het hoogwatervrije deel van de noordoever is, naast het toiletgebouw op het outdoorterrein, nog een extra toiletgebouw gepland (zie perceelskaarten in bijlage) Dit toiletgebouw inclusief ehbo en berging is noodzakelijk voor de dagstranden, de watersportactiviteiten die op en langs de Noordoever plaatsvinden. De oppervlakte van het toiletgebouw is vastgelegd op 75 m2. Ook op de zuidoever is op het middengedeelte van het Bahrse strand een toiletgebouw met opslaggedeelte gepland (zie perceelskaarten in bijlage). Voor de sanitaire voorzieningen zal nieuwbouw plaatsvinden. Vanuit het oogpunt van de belangen voor de waterkwaliteit, de volksgezondheid, de eis van de gemeente voor vaste aansluiting op nutsvoorzieningen en vanuit de gebruikers de vereiste kwaliteit van de voorzieningen, betreft het bij de toiletgebouwen vaste, permanente voorzieningen. De oppervlakte van het toiletgebouw is vastgelegd op 50 m2. De oppervlakte van de nieuw te bouwen toiletgebouwen is gebaseerd op de benodigde oppervlakte gerelateerd aan de te verwachten bezoekersaantallen. Bij de toiletgebouwen zijn mobiele kiosken toegestaan. Middels een algemene regeling in de voorschriften is dit geregeld. De bedoeling is om een viertal verplaatsbare kiosken toe te staan. Met het oog op de beleidslijn Ruimte voor de Rivier zullen de kiosken met opslagruimte verplaatsbaar zijn. Dit houdt in dat er geen claim komt voor deze ruimte als gevolg van hoogwater. Om de flexibiliteit te waarborgen, en vanwege het feit dat de kiosken mobiel zijn, zijn de mobiele kiosken niet vastgelegd op de plankaart. De oppervlakte van de kiosken bedraagt tussen de 25 m2 en de 100 m2.
scouting Het scoutingterrein ten noorden van de kern Giesbeek zal ongeveer 300 m worden verplaatst in de richting van Giesbeek. Reden hiervoor is dat oorspronkelijk het idee bestond om de scouting, de aanlegsteiger en de mobiele bootservice te clusteren. Uiteindelijk wordt de mobiele bootservice op de huidige locatie gehandhaafd. Er vindt nog wel een clustering plaats van scouting en aanlegsteiger.
21 sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
watersport
Ter plaatse van de nieuwe locatie zal een scoutingterrein worden ingericht met een oppervlakte van 3.000 m2. De basisactiviteiten zijn gerelateerd aan de waterscouting. Op het terrein zullen scouts activiteiten ondernemen en eventueel kamperen. Op het terrein 22
scoutingactiviteiten toe, waarbij bebouwing wordt toegestaan die in oppervlakte gelijk is
sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
is een kampvuurplek en een opslag voor gasflessen nodig. De bestemming staat de aan de huidige situatie plus 10% uitbreiding, namelijk 212 m2 .
groepskamperen Voorliggend bestemmingsplan maakt het, via een aanduiding, mogelijk dat op het terrein Wentink groepskamperen is toegestaan. Het betreft hier het groepskamperen zoals bedoeld in artikel 13 uit de Wet op de Openluchtrecreatie, dat wil zeggen dat het terrein als kampeerplaats gebruikt kan worden door groepen uitgaande van een vereniging of andere organisatie met een doelstelling van sociale, culturele, educatieve of wetenschappelijke aard, gedurende een door burgemeester en wethouders in een ontheffing bepaalde korte, aaneengesloten periode. Het groepskamperen mag in overeenstemming worden geacht met de Beleidslijn Ruimte voor de Rivier, aangezien het seizoensgebonden is en er alleen gebruik wordt gemaakt van mobiele voorzieningen. Hierdoor is er geen sprake van een onomkeerbare situatie en heeft het geen impact op de omgeving. Daarnaast wordt deze functie passend geacht bij de status van recreatiegebied, welke immers door verschillende overheden aan Rhederlaag is toegekend.
4.5
ARCHEOLOGIE - CULTUURHISTORIE
archeologie Uit de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden blijkt dat het plangebied een lage trefkans heeft voor wat betreft het vinden van objecten met archeologische waarden. Binnen het plangebied zijn geen archeologische vindplaatsen bekend. Om uit te sluiten dat archeologische waarden in het plangebied zouden worden verstoord in verband met de ontgrondingen in de Vaalwaard, is een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd (Grontmij, 31 juli 2001). Uit het onderzoek blijkt dat kan worden verwacht dat zich in de bodem van het plangebied archeologische waarden bevinden. Echter volgens de resultaten van het veldonderzoek hebben slechts dertig boringen een onverstoord profiel. Tijdens het veldonderzoek zijn hier geen vondsten of sporen aangetroffen die wijzen op menselijke activiteiten in het verleden. De overige boringen laten een verstoord profiel zien tot op een diepte van 2 tot 2,5 meter beneden maaiveld. De kans dat hier nog archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn, is derhalve erg klein. Archeologie vormt derhalve geen beperking met betrekking tot het voorliggend bestemmingplan. Ook voor de Koppenwaard geldt dat dit van oudsher hoogdynamische uiterwaardengebied geen hoge archeologische waarden kent. Bovendien hebben er al afgravingen (kleien zandwinning) plaatsgevonden. Gezien het grote aantal steenbakkerijen (fabrieken) die in het verleden in de waard aanwezig waren kan hoogstwaarschijnlijk worden gesteld dat de gehele waard in het verleden is afgegraven ten behoeve van kleiwinning. Na afgraving is het gebied gecultiveerd (inclusief opvullen met aarde en/of puin) tot landbouwgrond. In de Koppenwaard zelf bevinden zich dan ook geen archeologische vindplaatsen.
cultuurhistorie Op de cultuurhistorische monumentenkaart van de provincie Gelderland staan voor het plangebied geen cultuurhistorisch waardevolle relicten zoals boerderijen, verdedigings-
Uit de historische atlas 1865, blijkt dat er in het recente verleden een groot aantal steenfabrieken (steenbakkerijen) in de uiterwaarden waren gelegen. Met uitzondering van de steenfabriek in de Koppenwaard (die overigens niet tot het plangebied behoort) is hiervan niets meer terug te vinden.
4.6
BEDRIJVIGHEID/GELUID Nabij het plangebied bevinden zich het industrieterrein Rheden en de steenfabriek in de Havikerwaard. De bijbehorende geluidszones zijn op de plankaart en in de voorschriften opgenomen. De geluidszones zijn ontleend aan gegevens van de gemeente Rheden en de provincie Gelderland. Voor de geluidszone van industrieterrein Havikerwaard is de te verwachten contour op basis van concessierechten ZEM opgenomen.
4.7
BODEM De nieuwe toiletgebouwen worden op een verhoging gebouwd die is samengesteld uit gecertificeerd zand. Het nieuwe scoutinggebouw zal worden gebouwd op klei uit het gebied zelf dat afkomstig is van de zandwinningsactiviteiten uit de Vaalwaard. In de nabijheid van de oude steenfabriek in de Koppenwaard (Koppenwaard 8) zijn twee vervuilde locaties aanwezig. Het betreft twee voormalige stortplaatsen. In het kader van een provinciale inventarisatie van alle voormalige stortplaatsen is voor alle locaties een Verkennend Onderzoek Stortplaatsen verricht. Zo ook bij de Koppenwaard 8 (Verkennend Onderzoek Stortplaatsen Gelderland Koppenwaard 8 te Lthum;
23 sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
werken of weg- en waterbouwkundige werken aangegeven.
VOSGE/015/006 d.d. 11 april 2000 en Verkennend Onderzoek Stortplaatsen Gelderland Koppenwaard te Lathum VOSGE/015/025 d.d. 16 juli 2002).
24
heeft waardoor het potentiële risico hoog is. Vervolganalyse wordt geadviseerd. Voor het
sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
De conclusies uit het eerste onderzoek geven aan dat de afdeklaag een beperkte dikte oppervlaktewater is sprake van een verhoogd risico. Nader onderzoek is nodig. Het gebruik van oppervlaktewater in en om de locatie wordt afgeraden. De potentiële risico’s voor het eerste watervoerend pakket zijn verhoogd. De kwaliteit moet gemonitoord worden. Voor de stortplaats en de directe omgeving wordt het gebruik van grondwater voor veedrenking en/of beregening vooralsnog ontraden. Bij wijziging van het grondgebruik zal de urgentie van de vervuiling van de stortplaats opnieuw moeten worden vastgesteld door een herberekening met het model voor het Verkennend Onderzoek Stortplaatsen. De conclusie uit het tweede onderzoek geeft aan dat de afdeklaag een beperkte dikte heeft waardoor het potentiële risico hoog is. Er wordt geadviseerd een vervolganalyse van de actuele contractzone uit te voeren om te bepalen of dit een actueel risico vormt voor het gebruik van de locatie. Op basis hiervan kunnen vervolgacties worden bepaald. Evenals bij het eerste onderzoek wordt hier aangegeven dat bij wijziging van gebruik en bij voornemens tot het onttrekken van grondwater op de stortplaats of de directe omgeving daarvan, de urgentie van de vervuiling van de stortplaats opnieuw moet worden vastgesteld door een herberekening met het model voor het Verkennend Onderzoek Stortplaatsen. Bij een eventuele herontwikkeling van de Koppenwaard dient op grond van deze vervuilde locatie eerst onderzoek te worden gedaan naar de exacte aard van de vervuiling. Eveneens moet onderzoek worden gedaan naar de risico’s van de aanwezigheid van de stortplaats voor de toekomstige bestemmingen en de eventuele mogelijkheden tot sanering. Uit onderstaande afbeelding blijkt dat een gedeelte van de stortcontour in het plangebied van voorliggend bestemmingplan ligt. Omdat ter plaatse geen functieverandering aan de orde is, heeft de bodemsituatie geen invloed op de haalbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.
sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
25
Ook het terrein Wentink en de Bahrse Pol zijn opgenomen in het Verkennend Onderzoek Stortplaatsen van de Provincie Gelderland, vanwege het feit dat hier voormalige steenfabrieken hebben gestaan. Mogelijk is er puin aanwezig. Voor de Bahrse Pol is de bestemming dagrecreatie opgenomen. Op het terrein Wentink is ingevolge voorliggend bestemmingsplan groepskamperen toegestaan.
4.8
WATER
algemeen Het gehele Rhederlaag behoort tot de afwateringseenheid van de IJssel. Doordat de plassen van het gebied Rhederlaag aan de oostzijde in een open verbinding staan met de IJssel is het waterpeil gelijk. Door fluctuatie in het peil kan de IJssel buiten haar oevers
treden en het water in het gebied Rhederlaag dus ook. Gedurende een groot deel van het jaar zal echter een zelfde waterpeil heersen.
26
Rondom het plangebied is een waterkering gelegen met als functie de bescherming van
sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
veiligheid en waterbeheer het binnendijks gebied. De waterkering heeft in dit plan een beschermingszone ter breedte van 20 meter gemeten vanaf de teen van de dijk. De waterkering is door middel van deze beschermingszone beschermd tegen bouwen door dit in deze bestemming niet toe te staan, of aan een vrijstelling te verbinden. Alvorens te besluiten over de aanvraag om een vrijstelling winnen burgemeester en wethouders advies in bij de water/dijkbeheerder. Lokale initiatieven dienen ook aan de Wet beheer rijkswaterstaatwerken (Wbr) getoetst te worden. Ook hiervoor blijft de vergunningenplicht gehandhaafd.
riolering De gemeente zal bij ieder initiatiefplan bevorderen dat de hemelwaterafvoer wordt afgekoppeld. Voorbeelden waardoor dit kan worden bevorderd zijn vegetatiedaken en infiltratie in de bodem of rechtstreekse afvoer naar het oppervlaktewater. Ieder initiatief zal met betrekking tot de aansluiting op de riolering vooraf aan het waterschap worden voorgelegd.
overleg waterbeheersers In het kader van voorliggend bestemmingsplan heeft overleg plaatsgevonden met zowel Rijkswaterstaat als het waterschap Rijn en IJssel. Als gevolg hiervan is de zone ter bescherming van de dijk enigszins aangepast, is de groene camping uit het plan geschrapt en is er een maximum inhoudsmaat aan woningen van 600 m3 vastgelegd.
4.9
NATUUR Volgens de Aanwijzing Speciale beschermingszone IJssel (gewijzigd op 25 april 2003) zijn de IJsseluiterwaarden aangewezen als Speciale Beschermingszone in het kader van de Vogelrichtlijn. De beschermingszone IJssel is aangewezen voor: kleine zwaan, kolgans, smient, slobeend, meerkoet, grutto, wilde zwaan en reuzenstern die het gebied benutten als overwinteringsgebied en/of rustplaats. Tevens aangewezen voor kwartelkoning en ijsvogel als broedgebied. In het verleden is er in de uiterwaarden veel zand en klei gewonnen. In het deelgebied Rhederlaag wordt nog steeds zand gewonnen.
gebiedsbescherming In het recreatiegebied Rhederlaag betreft de recente aanwijzing als speciale beschermingszone het gehele winterbed van de IJssel. Hiervoor moet bij het opstellen van een bestemmingsplan worden aangetoond dat de nieuwe bestemming geen significante invloed heeft op de soorten die het gebied kwalificeren voor deze beschermde status. De waterplassen langs de IJssel waaronder de Valeplas in het plangebied hebben met name een functie als slaapplaats voor ganzen en zwanen. Uit onderzoek naar de effecten van de ontgrondingsactiviteiten in het Rhederlaag (Witteveen en Bos, 23 november 2001) blijkt dat de activiteiten in het kader van de ontgrondingen geen significante effecten hebben op de gunstige staat van instandhouding van de kwalificerende soorten in het gebied (reeds vergunde situatie).
Voor wat betreft de indirecte effecten wordt vastgesteld dat alle functies en activiteiten in meerder of mindere mate nu reeds rondom of binnen het plangebied voorkomen. Relatief gezien is het een geringe toename in gebruik.
Door Bureau Waardenburg bv is in juli 2004 onderzocht hoe de nieuwe functies en activiteiten ter plaatse van het Rhederlaag zich verhouden tot de kaders die de Europese Vogelrichtlijn stelt. Het betreft een beoordeling van de volgende activiteiten en/of gebruik: •
outdoor-activiteiten;
•
evenementen;
•
groepskamperen;
•
aanlegsteiger binnenvaart/bunkerstation;
•
verplaatsing scoutinggebouw.
In het onderzoek wordt gesteld dat de outdoor-activiteiten, alsmede het evenemententerrein en het groepskamperen vooral voor broedvogels van belang zijn, aangezien deze activiteiten zich met name in het zomer halfjaar afspelen. Voor de aanlegsteiger voor de binnenvaart geldt dat het verstorende effect (dat blijvend is bij frequent gebruik) jaarrond voor zowel broedvogels als niet-broedvogels van belang zijn. Van de watergebonden activiteiten als gevolg van het scoutingterrein gaat een verstorende werking uit. Om de verstoringseffecten te minimaliseren worden de volgende aanbevelingen gedaan: •
Aanbevolen wordt de watergebonden activiteiten van de scouts alleen toe te staan op de Gieseplas. Vooral in het winterhalfjaar is dit van wezenlijk belang.
•
Het scheepvaartverkeer de kortste route te laten nemen tussen de voorzieningen in de zuidoosthoek (Valeplas).
•
Buiten de normale kortste route zou de Valeplas in het winterhalfjaar (oktober t/m maart) afgesloten moeten worden voor scheepvaart (zowel beroepsvaart als pleziervaart).
•
Aan de meest lawaaiige outdoor-activiteiten zou een beperking in de tijd ingesteld moeten worden, door terreinrijden met motoren en auto’s, alsmede het kanoeën niet toe te staan tussen 15 oktober en 15 maart.
conclusie/maatregelen bestemmingsplan Het ontwerp van het bestemmingsplan voorzag aanvankelijk nog in de mogelijkheid van outdoor-activiteiten in de vorm van 4 wheeldrive-activiteiten. Inmiddels is deze mogelijkheid uit het bestemmingsplan gehaald. Deze activiteiten zijn dus niet meer toegestaan. Voorts wordt bij gemeentelijke verordening geregeld dat de raad in een aanwijzingsbesluit voor de als natuurgebied bestemde oevers een verbodsbepaling kan laten doen gelden voor wat betreft het recreatieve gebruik van deze oevers. De aanbeveling om de watergebonden activiteiten van de scouts alleen toe te staan op de Gieseplas wordt niet opgevolgd, omdat de scoutingactiviteiten wezenlijk verschillen van recreatieve activitei3
Bureau Waardenburg bv, Beoordeling effecten van veranderingen in het gebruik van
recreatiegebied Rhederlaag (Giesbeek) in relatie tot de Vogelrichtlijn. Rapportnummer 04112 (juli 2004).
27 sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
onderzoek in het kader van de Vogelrichtlijn 3
ten. Bovendien wordt er gebruik gemaakt van bootjes zonder motor, waardoor de geluidhinder nihil is. De oevers worden in de gemeentelijke verordening beschermd en tijdens het winterhalfjaar, wanneer er vogels fourageren, is er minder activiteit op het water vanuit de scouting. 28 sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
In het bestemmingsplan is geen kortste route voor scheepvaartverkeer opgenomen, aangezien de schepen in verband met de zandwinning reeds het Rhederlaag op- en afvaren. De extra belasting die de schepen die gebruik maken van de aanlegsteiger voor binnenschippers en/of het bunkerstation leveren zijn marginaal. Bovendien ligt het niet in de lijn der verwachtingen dat schepen, komende vanaf de IJssel, die op weg zijn naar de aanlegplaats, via een omweg naar de aanlegplaats zullen varen. Overigens voorziet het bestemmingsplan, anders dan het ontwerp, niet meer in de realisatie van een bunkerstation, vanwege het ontbreken van voldoende zicht op de concrete uitvoeringsaspecten van dat project. Het onderzoek van bureau Waardenburg in het kader van de Vogelrichtlijn is als separate bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.
soortenbescherming Naast deze gebiedsgerichte bescherming is er altijd sprake van soortsbescherming (Floraen Faunawet). Vrijwel alle van nature voorkomende dieren en een aantal planten genieten onder deze wet bescherming. Het effect van veranderingen op de voorkomende soorten moet voorafgaand aan de ingreep worden bepaald. De uitvoering van de Floraen Faunawet is in handen van LASER Dordrecht.
quick-scan Flora en Fauna Door Bureau Waardenburg bv is in juli 2004 een quick-scan 4 in het kader van de Floraen Faunawet uitgevoerd. Hierbij is onderzocht hoe de functies en activiteiten die in het bestemmingsplan Ruimte voor de Rivier mogelijk worden gemaakt, zich verhouden tot de kaders die de Flora- en Faunawet stelt. Ook hier betreft het een beoordeling van de volgende activiteiten en/of gebruik: •
outdoor-activiteiten;
•
evenementen;
•
groepskamperen;
•
aanlegsteiger binnenvaart/bunkerstation;
•
verplaatsing scoutinggebouw.
Uit de quick-scan kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen ingrepen geen negatief effect hebben op de duurzame instandhouding van beschermde planten, op de duurzame instandhouding van zoogdieren en op de duurzame instandhouding van amfibieën. De voorgenomen ingrepen zullen leiden tot een lokaal verlies aan biotoop voor broedvogels van bos/bomen, ruigte, grasland en kale oevers. De voorgenomen ingrepen zullen leiden tot een lokaal verlies aan mogelijkheden voor niet-broedvogels om open water te gebruiken als dagrustplaats en/of slaapplaats.
4
Bureau Waardenburg bv, Beoordeling beschermde soorten in het recreatiegebied Rheder-
laag (Giesbeek). Quick scan in het kader van de Flora- en Faunawet. Rapportnummer 04121 (juli 2004).
In het plangebied komt naar verwachting een aantal beschermde soorten voor. Het betreft algemeen voorkomende soorten. Voor het uitvoeren van de werkzaamheden in het kader van de ingrepen zal ontheffing moeten worden aangevraagd voor de kaardekonijn en rugstreeppad. Aanbevolen wordt om de 4 wheel drive activiteiten midden op de dag te houden om het risico op overrijden van amfibieën zoveel mogelijk te beperken. Tevens wordt aanbevolen om de op het kampeerterrein verwijderde puinhopen te compenseren. Nieuwe puinhopen kunnen daarbij net buiten het plangebied worden gedeponeerd en worden voorzien van een zanddek van ongeveer 20 cm dikte. Het verdient hierbij de aanbeveling om in de nabij gelegen oeverzone enige vlakke plassen uit te graven die kunnen dienen als voortplantingswater.
conclusie/maatregelen bestemmingsplan Voor wat betreft de 4 wheeldrive-activiteiten wordt verwezen naar hetgeen hiervóór is opgemerkt met betrekking tot gebiedsbescherming. Deze activiteiten zijn inmiddels van de baan. Bovengenoemde quick scan is als separate bijlage aan het bestemmingsplan toegevoegd.
4.10
VERKEER EN PARKEREN
ontsluiting en parkeren Noordoever De centrale ontsluiting voor de Noordoever vindt plaats vanaf de Marsweg. Voor de verschillende stranden wordt op drie plekken een vaste parkeergelegenheid ingericht met in totaal een capaciteit van circa 320 parkeerplaatsen. Om ook op topdagen aan het strandbezoek voldoende parkeergelegenheid te kunnen bieden, zijn er twee reserveparkeerterreinen (onverhard op gras). De vaste en reserveparkeerplaatsen op de Noordoever bieden in totaal plaats aan circa 1.900 auto’s.
strandbezoekers De parkeermogelijkheden zijn voldoende om, uitgaande van de normering van 80% van het maximaal haalbare topbezoek aan de stranden (3e drukste dag) plaats te bieden aan 1.120 auto’s. Verwacht wordt dat er op topdagen maximaal 7.000 bezoekers naar de Noordoever zouden kunnen komen. Het aantal van 1.120 parkeerplaatsen is gebaseerd op 80% van het topbezoek van 7.000 bezoekers, waarbij 50% van de bezoekers met de auto komt. Voorts zitten er gemiddeld 2,5 persoon in de auto.
outdoor De georganiseerde outdoorprogramma’s zijn gericht op groepen van enkele tientallen tot maximaal enkele honderden personen. Gemiddeld zijn dit groepen van 20-50 personen. De beschikbare capaciteit voor parkeren op de Noordoever is ruimschoots voldoende voor outdoorbezoekers. Hierbij kan uitgegaan worden van het feit dat outdoorbezoekers vooral voor en na de zomervakantie gebruik maken van het gebied en daarmee niet samenvallen met topdagen voor de stranden.
29 sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
bol, de huisspitsmuis, gewone bosspitsmuis, egel, mol, aardmuis, veldmuis, bosmuis,
ontsluiting en parkeren zuidoever Aan de zuidoever zijn voor de diverse stranden van het Bahrse strand en Lathumse Hoek vaste, verharde parkeerplaatsen. Daarnaast is er ruimschoots reserveparkeergelegenheid 30
voor parkeergelegenheid en een capaciteit van circa 2.500 parkeerplaatsen. Voor het
sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
welke bestaat uit groenstroken met versteviging. De totale capaciteit bedraagt bijna 6 ha strandbezoek aan de zuidzijde kan uitgegaan worden van het feit dat ongeveer 50% van de bezoekers met de auto komen en er gemiddeld 2,5 personen per auto gerekend moeten worden. Hiermee is de beschikbare parkeerruimte voldoende voor het strandbezoek. Hierbij is uitgegaan van 80% van een topbezoek van 15.000 bezoekers, waarbij 50% met de auto komt en er gemiddeld 2,5 personen in een auto zitten.
evenementen Het aantal auto’s dat een evenement trekt hangt sterk af van het type evenement en de bezoeker. Wanneer het een lokaal evenement betreft komen er veel bezoekers met de fiets. Gemiddeld kan uitgegaan worden van het feit dat voor elke drie bezoekers aan een evenement één auto geteld kan worden. Bovendien kan door de inzet van openbaar vervoer het autogebruik aanzienlijk teruggedrongen worden. Per evenement zullen hiervoor afdoende maatregelen getroffen worden. Het vervoer van en naar een evenement zal gecoördineerd worden zodat overlast op het omringende wegennet zoveel mogelijk voorkomen kan worden. Het wegennet en de parkeermogelijkheden bieden voldoende capaciteit om de bezoekersstromen op topdagen in het Rhederlaag te kunnen verwerken. Om capaciteitsproblemen te voorkomen zullen bij de programmering van evenementen strandtopdagen gemeden worden. De omvang van het terrein geeft de randvoorwaarden voor de omvang van de evenementen; het betreft kleinschalige evenementen met een piekbezoek van minder dan 25.000 bezoekers. Voor evenementen kan gebruik gemaakt worden van de parkeerruimte op de Zuidoever en de Noordoever. Vanaf de parkeerruimte die verder van het evenemententerrein gelegen is kunnen daarbij pendeldiensten ingezet worden.
voetveer Tussen het Rhederlaag en het dorp Rheden vaart in het zomerseizoen een voetveer. De veerstoep behorende bij het voetveer bevindt zich aan de noordzijde van camping De Mars. De inrichting van de veerstoep wordt niet geregeld in het bestemmingsplan. Het gebruik hiervan is mogelijk binnen de bestemming “water”.
4.11
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID Het Rhederlaag heeft een belangrijke recreatieve functie voor inwoners uit de regio Zuid Veluwe/KAN en telt jaarlijks zo’n 350.000 bezoekers en vervult daarmee een grote maatschappelijke taak in het bieden van recreatieve mogelijkheden dicht bij huis. Zowel rijk als provincie hebben aangegeven dat het Rhederlaag een bovenregionale toeristisch-recreatieve functie moet vervullen. Het Rhederlaag kan die functie alleen vervullen als er enerzijds een aantrekkelijk pakket aan toeristisch-recreatieve diensten en producten wordt geboden en anderzijds een structureel dekkende exploitatie kan worden gerealiseerd. Sinds de jaren ’60 is er veel geïnvesteerd om het gebied recreatief te ontwikkelen. Om ook naar de toekomst toe deze functie van het Rhederlaag te behouden, laagdrempelige recreatiemogelijkheden te kunnen bieden én het gebied aantrekkelijk te houden voor een brede groep gebruikers, zijn investeringen ten behoeve van vernieu-
wing van basisvoorzieningen zoals sanitair- en kioskgebouwen, parkeren en veiligheid noodzakelijk.
nieuwing van het gebied. Het Rhederlaag biedt nu al ruimte aan diverse grote en minder grote bedrijven die zich richten op de verblijfsrecreatie, watersport, horeca of aanvullende dienstverlening. De bedrijvigheid draagt daarmee bij aan de aantrekkelijkheid van het gebied, betekenen economische dragers en werkgelegenheid in de regio. De inrichting van het recreatiegebied wordt uitgevoerd door de eigenaar/beheerder, RGV Holding B.V. en door diverse recreatie- en horecaondernemers. RGV ontwikkelt en beheert de basisvoorzieningen: de stranden, de parkeervoorzieningen, de wegen en paden en de kiosk- en toiletvoorzieningen. Zij geeft gronden en/of gebouwen in erfpacht of verhuur uit voor bedrijfsmatige recreatieactiviteiten zoals watersportgebonden bedrijvigheid, outdoor, evenementen, kamperen en horeca. Inkomsten die hiermee worden gegenereerd zijn noodzakelijk voor een eigentijdse en veilige inrichting en een duurzaam instandhouden van de publieke recreatievoorzieningen. Als beheerder ziet zij er op toe dat uitsluitend commercieel kansrijke ontwikkelingen plaatsvinden. Voor exploitaties worden contracten tussen RGV en exploitanten afgesloten waarin onder andere bepalingen zijn opgenomen om de kwaliteit en veiligheid van de omgeving te bewaken. De beleidslijn Ruimte voor de Rivier heeft door haar beperkingen voor het winterbed nadrukkelijk invloed op de (financiële) ontwikkelingsmogelijkheden in het plangebied. De plannen voor het Rhederlaag zijn als gevolg van deze beleidslijn aangepast. Bouwen in het winterbed is sterk beperkt. Ontwikkelingen zijn daarom met name gezocht in recreatieve activiteiten waarbij vooral buitenruimte nodig is. De exploitatie van het terrein op de Noordoever voor outdooractiviteiten en op de Zuidoever voor evenementen kan financieel bijdragen aan de instandhouding van het Rhederlaag. De vernieuwing van kiosken vindt vooral plaats om te kunnen voorzien in de behoefte van recreanten (kwaliteit) naar basisvoorzieningen op de stranden. Daarnaast versterken zij tevens de exploitatiebasis.
31 sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
Exploitatie van gronden is noodzakelijk om bij te dragen aan de instandhouding en ver-
5
sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
32
5.1
JURIDISCHE PLANOPZET
ALGEMEEN Het bijzondere karakter van dit bestemmingsplan is er de oorzaak van, dat de voorschriften van dit plan gedetailleerd zijn en er niet of nauwelijks flexibiliteitsinstrumenten aanwezig zijn. Voor zover aanwezig, zijn deze afgestemd op de beleidslijn. De vertaling van de beleidslijn Ruimte voor de Rivier in, met name, de bouwvoorschriften van dit plan brengt met zich mee, dat het plan maximale duidelijkheid biedt aan belanghebbenden voor wat betreft de concrete bouwmogelijkheden. Groot voordeel hiervan is dat een grote mate van rechtszekerheid kan worden geboden. Afwijkingsmogelijkheden, zoals de (beperkte) vrijstellingsbevoegdheden, zijn specifiek omschreven en bieden daarmee een sterk beheersmatig kader.
5.2
PLANMETHODIEK Het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de plankaart en de voorschriften. De voorschriften zijn gerelateerd aan de plankaart, zodat plankaart en voorschriften altijd in onderlinge samenhang dienen te worden bezien en toegepast.
plankaart Op de plankaart hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben juridische betekenis indien en voor zover deze daaraan in de voorschriften wordt gegeven. Een aantal aanduidingen heeft juridisch gezien geen betekenis en is uitsluitend op de plankaart aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid van de kaart (bijvoorbeeld topografische gegevens).
perceelskaarten Naast de plankaart zijn als bijlage bij de voorschriften perceelskaarten opgenomen, waarop de aanwezige bebouwing per perceel wordt aangegeven. Deze kaarten zijn geen onderdeel van de plankaart, maar maken tezamen met de bijbehorende tabellen als bijlage onderdeel uit van de voorschriften. Positief bestemd (dus toegestaan) zijn alleen de gebouwen die in de tabellen specifiek zijn genoemd en op de achter de betreffende tabel opgenomen perceelskaarten zijn terug te vinden. Dit zijn de bestaande gebouwen. Tabellen en perceelskaarten maken onderdeel uit van de voorschriften en hebben daarmee bindende kracht.
planvoorschriften De planvoorschriften zijn ondergebracht in vijf hoofdstukken: •
Hoofdstuk 1 (inleidende bepalingen) met daarin begrips- en meetvoorschriften die van belang zijn voor de toepassing en interpretatie van de voorschriften in de overige hoofdstukken;
•
Hoofdstuk 2 (bepalingen bij de bestemmingen) waarin per bestemming een omschrijving van de doeleinden, voorschriften met betrekking tot bouwen en enkele aanvullende voorschriften zijn opgenomen;
•
Hoofdstuk 3 (bepalingen bij de dubbelbestemmingen) waarin specifieke zonevoorschriften zijn opgenomen;
•
Hoofdstuk 4 (algemene bepalingen) waarin een algemeen vrijstellingsvoorschrift en gebruiksvoorschriften zijn opgenomen; Hoofdstuk 5 (slotbepalingen) waarin het overgangsrecht, een procedurebepaling, een strafbaarstelling en de citeertitel zijn opgenomen.
bepalingen bij de bestemmingen Deze bepalingen kennen alle een zelfde opbouw met achtereenvolgens: •
doeleinden;
•
bouwen;
•
vrijstelling (voor zover aanwezig);
•
aanlegvergunning (voor zover aanwezig);
•
nadere eisen (voor zover aanwezig).
doeleinden De omschrijving van de doeleinden is de centrale bepaling van de bestemming. In de doeleindenomschrijving worden limitatief de functies genoemd die binnen de bestemming zijn toegestaan. De doeleindenomschrijving -en dit geldt voor de doeleindenomschrijving van alle bestemmingen- is primair afgestemd op de doelstelling van de beleidslijn Ruimte voor de Rivier, namelijk: •
het waarborgen van de berging- en afvoercapaciteit van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs;
•
de waterhuishouding;
•
het mogelijk maken van de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en het vergroten van de afvoercapaciteit.
De overige functies zijn in zekere zin secundair. Het gebruik van grond en bebouwing is gekoppeld aan de doeleindenomschrijving. In het plan is een algemeen gebruiksvoorschrift opgenomen, inhoudende een verbod om grond en bebouwing te gebruiken in strijd met de aan de grond gegeven bestemming. Bedoeld wordt een gebruik in strijd met de doeleindenomschrijving.
bouwen De voorschriften omtrent het bouwen zijn gerelateerd aan de doeleindenomschrijving. Het veranderen, vernieuwen en/of vergroten van de toegestane bebouwing is mogelijk, mits wordt voldaan aan bepaalde voorschriften. Belangrijk voorschrift in het kader van de Ruimte voor de Rivierregeling is de bepaling omtrent de toegestane oppervlakte van gebouwen. De huidige, geïnventariseerde oppervlakte per gebouw wordt aangegeven in de tabellen in de kolom "aanwezig (in m2)". De maximaal toelaatbare oppervlakte per gebouw is aangegeven in de kolom "toegestaan (in m2)". De toelaatbare oppervlakte is circa 10% meer dan de bestaande oppervlakte. Hoofdregel in dit bestemmingsplan is, dat de gebouwen – dat zijn dus de in de tabellen opgesomde gebouwen; de bestaande gebouwen – een oppervlakte mogen hebben die in de bij de betreffende bestemming behorende tabel is opgenomen in de kolom "toegestaan (in m2)". Concreet betekent dit, dat de gebouwen in het plangebied van dit bestemmingsplan bij recht met circa 10% in oppervlakte mogen toenemen. Een verdergaande uitbreiding is niet mogelijk!
33 sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
•
Naast deze specifieke oppervlaktevoorschriften zijn andere bouwvoorschriften opgenomen waarin zaken als (goot)hoogte, inhoud e.d. zijn vastgelegd. Deze zijn waar mogelijk zoveel mogelijk uniform gehouden in verband met, onder meer, het hanteergemak van het plan. Uiteraard zijn de deze voorschriften afgestemd op, voor zover van belang, sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
34
rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Belangrijk is, dat in de bouwvoorschriften bij de meeste bestemmingen is bepaald, dat het niet is toegestaan om een (in de tabel) aangegeven gebouw geheel of gedeeltelijk te herbouwen op en/of te verplaatsen naar een andere dan de bestaande locatie.
vrijstelling In enkele bestemmingen is een vrijstellingsbepaling opgenomen. Dit betreft een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders.
aanlegvergunning Een aanlegvergunningenstelsel is opgenomen ter bescherming van landschapswaarden die binnen bepaalde bestemmingen aanwezig zijn (natuurgebied, dagrecreatie met landschapswaarden en agrarisch gebied met landschapswaarden).
nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen in sommige gevallen nadere eisen stellen aan de situering van bouwwerken, wanneer dat noodzakelijk is om te voorkomen dat een toekomstige vergroting van de afvoercapaciteit voor water, sediment en ijs, feitelijk wordt belemmerd.
5.3
BESTEMMINGEN Hieronder wordt per bestemming een korte omschrijving van de betreffende bestemming gegeven.
bestemming "woondoeleinden" (artikel 5) Deze bestemming is toegekend aan de (burger)woningen in het plangebied. Het betreft de bestaande woningen; dit plan maakt geen nieuwbouw van woningen mogelijk. De bouwvoorschriften laten zich als volgt lezen. Aangegeven is welke gebouwen -bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn zonder meer toegestaan- zijn toegestaan: dat zijn de gebouwen die zijn opgesomd (per adres) in de tabel. Deze tabel geeft aan: •
het aantal gebouwen, en
•
de oppervlakte per afzonderlijk gebouw.
In de tabel wordt vervolgens verwezen naar perceelskaartjes waarop de gebouwen zijn te onderscheiden. De in de tabel genoemde – en op de perceelkaartjes te onderscheiden – gebouwen zijn toegestaan (positief bestemd). Vervolgens is in de bouwvoorschriften aangegeven de maximaal toegestane oppervlakte per gebouw. Dit is in de woonbestemming – en overigens in de meeste bestemmingen – de bestaande oppervlakte + 10%. Het is van belang te realiseren dat de bouwvoorschriften van alle bestemmingen in dit bestemmingsplan waarin substantiële bebouwing voorkomt die ingevolge de beleidslijn een "strakke" regeling vereist (gebouwen met name), volgens dit stramien zijn opgezet.
De totale oppervlakte aan bijgebouwen bij woningen mag maximaal 50 m2 bedragen. Wanneer deze oppervlakte reeds aanwezig is, mag de aanwezige oppervlakte aan be-
De overige bouwvoorschriften betreffen min of meer gebruikelijke voorschriften. De voorgeschreven maximale inhoudsmaat van woningen van 600 m3 loopt in de pas met het provinciale beleid op dit punt.
bestemming "natuurgebied" (artikel 6) Natuurgebieden zijn opgenomen in deze bestemming. In verband met deze bestemming zijn de bouwvoorschriften zeer beperkend van opzet. Uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan. Een aanlegvergunningstelsel voorkomt een onomkeerbare aantasting van de in het geding zijnde natuur- en landschapswaarden.
bestemming "groensingel" (artikel 7) Deze bestemming omvat grondstroken die deels rondom camping De Honingraat ligt. Deze bestemming is vrijwel ongewijzigd overgenomen uit het bestemmingsplan Kampeerterreinen Rhederlaag 1993.
bestemming "dagrecreatie" (artikel 8) In deze bestemming vallen grote delen van de zuidoever van het recreatiegebied Rhederlaag. Het gaat hier vooral om ligweiden, strandjes e.d. De toegelaten bebouwing is op deze functie afgestemd en omvat kiosken, toilet- en sanitaire ruimten. Dienstwoningen zijn niet toegestaan.
bestemming "dagrecreatie met landschapswaarden" (artikel 9) Het verschil met de 'gewone' dagrecreatiebestemming is de aanwezigheid van beschermingswaardige landschapswaarden. Dit verklaart ook de aanwezigheid van een aanlegvergunningstelsel. Het gaat hier vooral om grote terreinen aan de noordkant van het recreatiegebied.
bestemming "verblijfsrecreatie" (artikel 10) Deze bestemming is toegekend aan de campings in het plangebied. Voor gebouwen is een regeling opgenomen die vergelijkbaar is met die van de vorige bestemmingen. Voor de stacaravans is bepaald dat de oppervlakte van een stacaravan inclusief berging maximale 60 m2 mag bedragen. Kleinere stacaravans mogen dus worden vergroot tot 60 m2, grotere stacaravans vallen deels onder het overgangsrecht. Dit houdt in dat ze wel mogen blijven staan maar dat bij eventuele toekomstige vervanging de oppervlakte moet worden teruggebracht tot maximaal 60 m2.
bestemming "agrarisch gebied met landschapswaarden" (artikel 11) Een agrarische bestemming is toegekend aan enkele gronden in het zuidoostelijk deel van het plangebied, alsmede het grootste gedeelte van de Koppenwaard. Het betreft hier bestaand agrarisch gebruik. De in tabel 5 genoemde – en op de perceelskaartjes te onderscheiden – gebouwen zijn toegestaan (positief bestemd).
bestemming "scouting " (artikel 12) Het terrein is opgenomen in deze bestemming.
35 sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
bouwing (bijgebouwen) niet worden vergroot met 10%.
bestemming "mobiele bootservice" (artikel 13) Het betreft hier het servicestation aan de Rhedenseveerweg 1. De bestemming is specifiek afgestemd op deze gebruiksfunctie. De regeling voor de gebouwen is vergelijkbaar met die van de voorgaande bestemmingen. sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
36
bestemming "jachthaven" (artikel 14) Binnen deze bestemming vallen de jachthavens ’t Eiland, Giesbeek, De Honingraat, De Mars en De Veerstal. Ook hier geldt weer dat qua systematiek de bouwregeling overeenkomt met die van de vorige bestemmingen.
bestemmingen "rivieroever", "rivier", "water", “A-watergang” en "verkeer" (artikelen 15 t/m 19) Deze bestemmingen zijn toegekend aan de IJssel(oever), de recreatieplassen, de Awatergang in de Koppenwaard en de wegen in en rondom het recreatiegebied. In verband met de aard van de bestemmingen zijn de bouwmogelijkheden beperkt.
5.4
DUBBELBESTEMMINGEN In dit bestemmingsplan zijn meerdere zgn. dubbelbestemmingen opgenomen, namelijk een zone Vogelrichtlijngebied, een zone ter bescherming van de dijk en een zone industrielawaai. Een zone is een gebied waar, naast de onderliggende 'eigenlijke' bestemming, een ander belang aan de orde is dat bescherming behoeft. Dit brengt een beperking van de bouw- en gebruiksmogelijkheden met zich mee die in beginsel op grond van die onderliggende bestemming eigenlijk mogelijk zijn.
5.5
HERBOUW, VERPLAATSING EN VERVANGING VAN GEBOUWEN Zoals hiervoor al aangegeven, is in vrijwel alle bestemmingen bepaald, dat het niet is toegestaan om een (in de tabel) aangegeven gebouw geheel of gedeeltelijk te herbouwen op en/of te verplaatsen naar een andere dan de bestaande locatie. Van dit verbod is vrijstelling mogelijk. Het is immers goed mogelijk dat in een concreet geval herbouw/verplaatsing of vervanging van een of meer gebouwen een verbetering met zich meebrengt ten opzichte van de huidige, bestaande situatie voor zover het gaat om de waterafvoer. Hiervan is, bijvoorbeeld, sprake als iemand zou besluiten om vier bestaande gebouwen te slopen en twee gebouwen terug te bouwen op een plaats die vanuit de optiek van waterafvoer bezien gunstiger ligt. Dit moet dan uiteraard wel mogelijk zijn. Burgemeester en wethouders kunnen dan ook vrijstelling verlenen van het verbod, indien een en ander leidt tot een verbetering van de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs, van de waterhuishouding en van de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en het vergroten van de afvoercapaciteit. Indien het gaat om het herbouwen of het verplaatsen van een gebouw op c.q. naar een andere locatie blijft de oppervlakteregeling voor dat gebouw van toepassing.
6
INSPRAAK EN OVERLEG In voorbereiding op het opstellen van het voorontwerp-bestemmingsplan heeft overleg ting Abel Tasman, belangenvereniging Rhedense Veerweg (een aantal verslagen van dit overleg is in de bijlage opgenomen).
6.1
INSPRAAK Het voorontwerp-bestemmingsplan “Ruimte voor de Rivier” heeft met ingang van 20 november 2003 gedurende vier weken ter inzage gelegen. Binnen deze termijn zijn 14 inspraakreacties binnengekomen. Voor een samenvatting en beantwoording van de inspraakreacties wordt verwezen naar de bijlage. De inspraakreacties hebben op bepaalde punten geleid tot aanpassingen van het voorontwerp-bestemmingsplan. Zo is, bijvoorbeeld, de groene camping niet bestemd, maar is in plaats daarvan een mogelijkheid voor ‘groepskamperen’ opgenomen.
6.2
OVERLEG In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 10 Bro 1985 is het voorontwerpbestemmingsplan “Ruimte voor de Rivier” toegezonden aan diverse instanties, waaronder de Provincie Gelderland, dienst Ruimte, Economie en Welzijn, het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, de VROM-Inspectie regio Oost, het Waterschap Rijn en IJssel en de Gelderse Milieufederatie. Een samenvatting en beantwoording van de overlegreacties is opgenomen in de bijlage. Ook de overlegreacties hebben geleid tot aanpassingen. Zo zijn de 50 dB(A)-contouren van de steenfabriek in de Havikerwaard en het industrieterrein Rheden op de plankaart opgenomen en is de nieuwe weg op het terrein Wentink uit het plan gehaald.
6.3
AMBTSHALVE WIJZIGINGEN Een belangrijke wijziging ten opzichte van het voorontwerp-bestemmingsplan is het toevoegen van de Koppenwaard (met uitzondering van het terrein van de steenfabriek) aan het plangebied. Reden hiervoor is dat de gemeenteraad heeft besloten geen structuurvisie voor dit gebied op te stellen. In het kader van de beleidslijn Ruimte voor de Rivier dient ook het bestemmingsplan voor dit gebied te worden geactualiseerd. Het gebied de Koppenwaard is dus vooralsnog opgenomen en van een beheerskader voorzien. Toch staat de ontwikkeling van dit gebied niet stil en blijft de Koppenwaard in het kader van Pilots Ruimte voor de Rivier genoemd als één van de 9 gebieden die mogelijkheden biedt om experimenten te doen in het kader van het verwerken van vervuilde grond en rivierruiming in combinatie met zandwinning (omputten). Bij de aanpassing van het plan is gekeken naar de inspraakreacties op het bestemmingsplan “Buitengebied” die betrekking hadden op de Koppenwaard. Deze inspraakreacties hadden echter uitsluitend betrekking op de steenfabriek die nu buiten het plangebied is gelaten, zodat deze reacties niet van invloed zijn op voorliggend bestemmingsplan. Uitzondering hierop is de reactie van het waterschap, die aangaf dat de zomerkade inclusief
37 sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
plaatsgevonden met de campingeigenaren, RGV, watersportvereniging Giesbeek, scou-
veiligheidszone (10 m uit de binnen- en buitenteen) rondom de Koppenwaard aangegeven diende te worden. In het plan is een en ander opgenomen.
38
bestemmingsplan Noord- en Zuidoever. Als gevolg hiervan is in het bestemmingsplan
sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
Ook is gekeken naar de inspraakreacties die zijn ingediend op het voorontwerpaandacht geschonken aan de veerstoep en is het aangehouden waterpeil op de plankaart opgenomen. De reacties op het voorontwerp-bestemmingsplan Ruimte voor de Rivier kwamen voor het overige in veel gevallen overeen met de reacties op het voorontwerpbestemmingsplan Noord- en Zuidoever. Voor een samenvatting en beantwoording van de inspraakreacties op het voorontwerp-bestemmingsplan Noord- en Zuidoever wordt verwezen naar de bijlage.
SCHADEREGELING
De implementatie van de beleidslijn “Ruimte voor de Rivier” kan in bepaalde gevallen materiële schade tot gevolg hebben. Het rijk heeft de verantwoordelijkheid aanvaard met betrekking tot eventuele planschade die ontstaat door toepassing van de beleidslijn. Het Ministerie van VROM is bereid planschade te vergoeden, die ontstaat door het schrappen van bouwmogelijkheden die voor 1 februari 1995 in een bestemmingsplan waren opgenomen, voor zover deze planschade redelijkerwijs niet ten laste van burgers en bedrijven kan blijven. Ten behoeve van de advisering aan het Ministerie is een commissie ingesteld, die zal worden bijgestaan door de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ). De commissie adviseert het Ministerie primair over concrete schadeclaims. Het Ministerie is in principe bereid een door de gemeenteraad toegekend schadebedrag te vergoeden mits: •
De schade uitsluitend het gevolg is van een wijziging van het bestemmingsplan, die direct voortvloeit uit de beleidslijn, of van de aanhouding van het besluit omtrent het verlenen van een bouw- of aanlegvergunning ingevolge artikel 46, lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, die eveneens direct voortvloeit uit de beleidslijn;
•
Het toegekende schadebedrag niet hoger is dan het advies van de Commissie, of – indien de rechter zich uitspreekt over het schadebedrag – het door de rechter toegekende bedrag.
Het Ministerie is tevens bereid overige gevallen van schade, ontstaan als gevolg van de Beleidslijn doch zonder dat een bouwtitel in het vigerende bestemmingsplan bestond, in beschouwing te nemen.
39 sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
7
8
HANDHAVING Met het voorliggende bestemmingsplan beschikt de gemeente Zevenaar over een actueel beleidsmatig en juridisch toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen en initiatieven in
sab•arnhem | bestemmingsplan ruimte voor de rivier | gemeente zevenaar |
40
de uiterwaarden. Het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan betekent echter ook zorgdragen voor de handhaving ervan. De gemeente Zevenaar streeft ernaar haar handhavingsinspanningen op een zodanig niveau te brengen, dat overtredingen van bestemmingsplannen en van daarmee samenhangende andere wettelijke regels (m.n. de Woningwet) zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarvoor heeft de gemeente verschillende mogelijkheden en bevoegdheden. Om te beginnen kunnen een goede voorlichting en informatievoorziening bijdragen aan een verbetering van de naleving van bestemmingsplannen en van regels ten aanzien van bouwvergunningen en meldingen. Indien zich toch overtredingen voordoen, bijvoorbeeld in de vorm van bouwen zonder of in afwijking van een bouwvergunning of in de vorm van een gebruik van gronden en bouwwerken in strijd met de bestemming, dan zal zoveel mogelijk in overleg met betrokkenen gezocht worden naar een adequate oplossing. In het uiterste geval kan de gemeente besluiten een overtreding gedwongen te laten beëindigen en kan zij daartoe zonodig wettelijke dwangmiddelen gebruiken zoals toepassing van bestuursdwang of oplegging van een dwangsom. Het gebruik van deze dwangmiddelen is met veel juridische waarborgen omkleed en zal dan ook in alle gevallen met uiterste zorgvuldigheid moeten plaatsvinden. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is extra zorg besteed aan het handhaafbaar opstellen en redigeren van de voorschriften. De regelingen zijn zo veel mogelijk uniform, helder en duidelijk. Ook bij het vormgeven van de plankaart is aandacht besteed aan het helder en duidelijk weergeven van de verschillende bestemmingen. Omdat dit bestemmingsplan een aantal zeer strakke regelingen kent in verband met de beleidslijn Ruimte voor de Rivier, verdienen die regelingen in het kader van de handhaving extra aandacht. Aanwezige en toegestane oppervlaktes zijn per adres aangegeven in een tabel als bijlage bij de voorschriften. Op grond van artikel 19b van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, bestaat de verplichting om alle verleende vrijstellingen in een bijlage bij het bestemmingsplan op te nemen. Met het oog op een goede handhaving van de regels in dit bestemmingsplan is dit essentieel.