Evaluatie activeringsteams krachtwijken Mei 2011
Mei 2011
Colofon
uitgave Afdeling Bestuursinformatie Sector Bestuurs- en Concernzaken Gemeente Utrecht Postbus 16200 3500 CE Utrecht 030 286 1350
[email protected]
in opdracht van Afdeling SoZaWe (BIGU) Dienst DMO Gemeente Utrecht
internet www.onderzoek.utrecht.nl
rapportage Maike Brokken Geisje Hoetjes Marian Mazurkiewicz
informatie Maike Brokken 030 - 286 13 32
drukwerk De Groot, Goudriaan
bronvermelding Het overnemen van gegevens uit deze publicatie is toegestaan met de bronvermelding: Bestuursinformatie, gemeente Utrecht
Mei 2011
Samenvatting Aanleiding evaluatie evaluatie pilotproject pilotproject activeringsteams krachtwijken Momenteel zijn in Utrecht vier activeringsteams actief in de vijf krachtwijken. Activeringsteams zijn een samenwerkingsverband tussen SoZaWe, Bureau Inburgering (BIGU) en verschillende wijkwelzijnsorganisaties (WWO’s). Doelgroep van de activeringsteams zijn formeel niet-werkenden in de leeftijd van 27 t/m 64 jaar, die niet of niet meer actief zijn in een traject van SoZaWe, BIGU of UWV. In de praktijk blijkt de groep die activering behoeft breder te zijn. Doel van de activeringsteams is deze bewoners te bereiken, ze een stap verder te helpen op het gebied van participatie, en een keten van organisaties te vormen in de wijk die betrokken is bij participatievorming. De activeringsteams vormen een pilotproject en zijn nog maar relatief kort actief: het eerste team is gestart in september 2009 in Kanaleneiland, het laatste in juni 2010 in Hoograven. De pilot loopt tot eind 2011. Bestuursinformatie heeft in het voorjaar van 2011 een beperkte evaluatie van de activeringsteams uitgevoerd. Onderzoek is gedaan naar het bereik van de teams, het effect van de teams op de participatie van bewoners, en de werkzame en niet-werkzame onderdelen van de aanpak van de teams. Op basis hiervan zijn aanbevelingen geformuleerd voor een overbruggingsaanpak (zie hoofdstuk 4) die nodig is totdat de beoogde samenwerking tussen GG&GD en DMO op het gebied van sociaal kwetsbaren is gerealiseerd. Lange termijn resultaten blijken niet uit deze evaluatie; daarvoor bestaan de activeringsteams te kort.
De aanpak van activeringsteams Activeringsteams bestaan uit medewerkers afkomstig van SoZaWe, BIGU en WWO's. De vier teams werken elk vanuit een standplaats in de krachtwijk. Het werk van de activeringsteams bestaat uit het vinden, motiveren en begeleiden van bewoners om zelf stappen te zetten naar actieve deelname aan de maatschappij, bijvoorbeeld door het volgen van taallessen, (vrijwilligers)werk en/of buurtactiviteiten. Activeringsteams voegen zelf geen aanbod toe aan het al bestaande aanbod gericht op activering, maar leiden bewoners toe naar het meest passende al bestaande aanbod. De bewoner en zijn/haar mogelijkheden en capaciteiten zijn daarbij uitgangspunt. Bewoners worden gestimuleerd om zoveel mogelijk zelf in actie te komen. Bewoners en teammedewerkers voeren één of meer intakegesprekken, met de intentie dat een bewoner binnen zes weken aan een passend activeringsaanbod deelneemt. Daarna wordt de bewoner nog zes maanden gevolgd door het activeringsteam. Kernwoorden voor de aanpak van de activeringsteams zijn: vindplaatsgericht (aansluiten bij netwerken en organisaties die actief zijn in de wijk), outreachend (zelf actief op zoek gaan naar bewoners) en vraaggericht (behoefte bewoner staat centraal).
Activeringsteams bereiken bijna 600 bewoners in anderhalf jaar tijd De potentiële doelgroep van activeringsteams in de Utrechtse krachtwijken bestaat uit bijna 6.200 personen; ruim tweederde woont in Overvecht (45%) en Kanaleneiland (24%). Dit is een indicatief cijfer. De vier activeringsteams hebben het afgelopen anderhalf jaar bijna 600 krachtwijkbewoners
3
bereikt, met hen zijn intakegesprekken gevoerd. Het merendeel van de bereikte bewoners is vrouw, allochtoon, 27 tot 45 jaar en afhankelijk van het inkomen van de partner of de bijstand. De meeste bewoners hebben een laag participatieniveau wanneer ze in contact komen met het activeringsteam: een vijfde leidt een geïsoleerd leven (trede 1 participatieladder) en twee vijfde participeert alleen via sociale contacten buitenshuis (trede 2 participatieladder). Slechts een vijfde van de bereikte bewoners stond niet in contact met een andere instantie voor hulpverlening of activering toen zij bereikt werden door de activeringsteams. Een deel van de bereikte bewoners behoort formeel niet tot de doelgroep die bij aanvang van de activeringsteams is vastgesteld. In de praktijk bereiken de activeringsteams ook werkenden (15%), en bewoners die een traject volgen bij BIGU (15%), SoZaWe (4%) of UWV (10%). Deze groepen blijken in de praktijk ook (aanvullende) vragen op het vlak van participatie te hebben. Activeringsteam hebben een uitgebreid netwerk met organisaties en contactpersonen opgebouwd, wat een belangrijke rol speelt bij het vinden van bewoners. Bewoners zijn vooral bereikt via contacten met andere organisaties in wijk of stad (30%), of via de moederorganisaties van de activeringsteams: SoZaWe, BIGU en de wijkwelzijnsorganisaties (29%). Bijna een kwart van de bewoners heeft zelf contact gezocht met een activeringsteam.
Belemmeringen voor participatie Bewoners benaderen activeringsteams vaak met een vraag op het gebied van taal en werk. Taalproblemen (44%) en het ontbreken van een startkwalificatie (39%) blijken de meest voorkomende participatiebelemmeringen onder bewoners te zijn. Bijna de helft van de bereikte bewoners heeft ook problemen op andere leefgebieden dan participatie. Teammedewerkers geven aan dat bewoners vaak zelf niet goed de weg weten in de veelheid aan aanbieders van cursussen en activiteiten, wat belemmerend werkt voor participatie. De drempel om zelf bij een organisatie of activiteit aan te kloppen is volgens hen bovendien vaak hoog bij de doelgroep.
Actiever door activeringsteams: participatieniveau stijgt na doorverwijzing In de intakefase zoeken activeringsteammedewerkers met bewoners op maat naar een activeringsactiviteit of een instantie die belemmeringen voor participatie kan opheffen. Gemiddeld hebben bereikte bewoners minder dan twee gesprekken met een teammedewerker in de intakefase. Van alle bereikte bewoners is 90% doorverwezen naar een activiteit of instantie. Ruim de helft (55%) van alle bereikte bewoners is daadwerkelijk gestart met een activeringsactiviteit. Het participatieniveau van de groep die met een activiteit is gestart is verbeterd: in de intakefase stond tweederde van deze bewoners op trede 1 of 2 van de participatieladder (geïsoleerd leven of contacten buitenshuis), na de start van de activiteit staat nog maar een vijfde op de onderste twee treden. Teammedewerkers geven aan dat veranderingen in de levens van bewoners niet altijd terug te zien zijn in veranderingen in participatieniveaus. Veranderingen kunnen soms te klein zijn om terug te zien op de participatieladder, maar voor een bewoner belangrijk zijn. Teammedewerkers geven aan dat ze zien dat bewoners vrolijker, zelfverzekerder, meer zelfredzaam en ondernemender worden. Geïnterviewde bewoners geven vrijwel allemaal aan dat hun leven is veranderd door meer participatie: ze hebben (meer kans op) werk, hebben meer sociale contacten of voelen zich zelfverzekerder.
4
Evaluatie activeringsteams krachtwijken
Uitval vaker voor dan tijdens activering Niet alle intakegesprekken van bewoners met teammedewerkers leiden uiteindelijk tot deelname aan een activeringsactiviteit. Dit komt volgens teammedewerkers door verkeerde verwachtingen en belemmeringen van bewoners. Teammedewerkers kunnen bewoners bovendien niet dwingen, deelname vindt plaats op basis van vrijwilligheid. Volgens het monitorbestand van de activeringsteams is 10% van de bereikte bewoners niet doorverwezen naar een activiteit en is 19% wel doorverwezen maar niet gestart bij een aanbieder. Van nog eens 16% is onbekend of men al dan niet is gestart met een activiteit, dit is niet af te leiden uit de monitor van de activeringsteams. De redenen voor uitval zijn divers, van bijvoorbeeld zwangerschap, ziekte, geldgebrek, gezinssituatie, geen toestemming, niet op komen dagen, tot geen interesse meer voor activering. Uitval van bewoners die een activiteit zijn gestart lijkt minder vaak voor te komen. Van de bewoners die een activiteit zijn gestart is 4% voortijdig gestopt, maar het cijfer moet als indicatief minimum worden beschouwd. Het monitorbestand heeft op dit vlak beperkingen en bovendien is een deel van de bewoners de activiteit gestart, maar nog niet afgerond en kan dus nog uitvallen. Geinterviewde teammedewerkers spreken van lage uitvalcijfers en schrijven deze toe aan de aanpak van de activeringsteams, waarbij veel tijd wordt besteed aan het achterhalen van barrières, drempels, wensen en mogelijkheden van bewoners en aan het blijven motiveren en volgen van bewoners.
Succesfactoren in de aanpak van activeringsteams Teammedewerkers zijn unaniem positief over de huidige aanpak en werkwijze van de activeringsteams. Het opbouwen van netwerken in de wijken en het komen tot een goede aanpak en samenwerking in de teams heeft veel tijd gekost, maar daarvan worden nu de vruchten geplukt. De belangrijkste succesfactoren die activeringsteams noemen: •
De samenwerking tussen verschillende verschillende organisaties. organisaties Deze samenwerking wordt door alle medewerkers als een groot succes en van grote toegevoegde waarde ervaren: het levert veel aanvullende kennis op bij het team zelf en zorgt ook voor een betere samenwerking tussen de moederorganisaties (SoZaWe, BIGU, wijkwelzijnsorganisaties).
•
Positie van activeringsteams. activeringsteams Activeringsteams bieden zelf geen activeringsactiviteiten, maar verwijzen alleen door naar organisaties met bestaand aanbod. Activeringsteams worden daardoor niet als concurrent beschouwd door aanbiedende organisaties. Volgens teammedewerkers is er door hun komst minder concurrentie in de wijk tussen organisaties die activiteiten aanbieden en juist een sterker gezamenlijk gevoel in de aanpak van activering van bewoners gekomen.
•
Uitgebreid Uitgebreid netwerk en overzicht van aanbod. aanbod Activeringsteams hebben als enige organisatie een compleet beeld opgebouwd van wat er in de wijk en ook breder in de stad wordt aangeboden aan activiteiten. Dit houden zij bij in het zogenaamde Participatie Productenboek. Vaak hebben ze ook vaste contactpersonen bij aanbiedende organisaties. Een dergelijk netwerk en actueel overzicht is essentieel om snel en op maat bewoners een passend aanbod te kunnen doen.
•
Een brede scope. scope Activeringsteams richten zich niet op een specifieke activiteit, maar nemen alle mogelijke activiteiten en hulpverlening mee in het activeren van een bewoner. Met een bewoner kijken ze naar alle aspecten in het leefgebied van de bewoner die mogelijk zijn of
5
juist een belemmering vormen om te komen tot participatie. Omdat zo op maat wordt doorverwezen is de kans op uitval bij een activiteit minder. •
De outreachende, laagdrempelige aanpak. aanpak Activeringsteams gaan zelf actief op zoek naar bewoners. Daarvoor zijn zij laagdrempelig aanwezig in de wijk, bijvoorbeeld bij braderieën, wijkfeesten en in buurthuizen en op scholen. Ze spreken mensen zelf aan voor een intakegesprek, gaan desnoods op huisbezoek voor een intake. Medewerkers merken dat bewoners vaak een hoge drempel ervaren om zelf naar een organisatie te stappen voor hulp. Deze is bij activeringsteams minder hoog.
•
Vinger aan de pols. Bewoners hebben een vast contactpersoon bij de activeringsteams die hen begeleidt, doorverwijst en volgt tijdens een activering. Het onderhouden van contact is van belang voor de motivatie van bewoners en het oplossen van eventuele belemmeringen. Door contact te onderhouden vallen bewoners minder snel uit.
Verbeterpunten Verbeterpunten in de aanpak van activeringsteams Bekendheid van activeringsteams vergroten. vergroten. Teammedewerkers geven aan dat de bekendheid van activeringsteams bij de moederorganisaties beter kan. Door meer bekendheid bij moederorganisaties is er meer kans dat men bewoners doorverwijst naar de activeringsteams. Bewonersoordeel over begeleiding varieert. varieert. De helft van de geïnterviewde bewoners is tevreden over de begeleiding van het activeringsteam: ze kunnen met vragen terecht, vinden dat medewerkers regelmatig informeren hoe het gaat en vinden het prettig dat medewerkers meedenken over nieuwe stappen. De andere helft geeft aan geen of te weinig begeleiding te krijgen of er geen beeld bij te hebben omdat ze het activeringsteam niet zeggen te kennen. Dit laatste kan verklaard worden door de laagdrempelige aanpak van de activeringsteams en het feit dat bewoners gestimuleerd worden zoveel mogelijk zelf te doen. Afbakening postcodegebieden. postcodegebieden. Activeringsteams mogen in principe alleen krachtwijkbewoners begeleiden. In de praktijk blijkt dit lastig omdat bij het benaderen van mensen niet direct duidelijk is waar iemand woont. Blijkt naderhand dat zij niet in het juiste gebied wonen dat kunnen de medewerkers geen begeleiding aanbieden, wat men lastig vindt. Persoonlijk contact belangrijk, continuïteit is risicofactor. Het succes van de activeringsteams is afhankelijk van de individuele teamleden: hun kennis over en persoonlijke contact met bewoners, organisaties in de wijk, moederorganisaties en teamleden. Dit is tegelijkertijd een risicofactor: bij uitval van medewerkers gaat veel kennis en contact verloren.
6
Evaluatie activeringsteams krachtwijken
Inhoudsopgave Samenvatting
3
Inleiding
9
1
Bereik: wie en hoe?
11
2
Participatie: stijging op de ladder?
19
3
Werkzame en niet-werkzame aspecten van activeringsteams
29
4
Aanbevelingen
35
7
Inleiding In voorliggend rapport vindt u de evaluatie van het pilotproject activeringsteams. Het pilotproject is in september 2009 in Utrecht gestart en is onderdeel van het Uitvoeringsprogramma Krachtwijken. De activeringsteams zijn een samenwerkingsverband tussen SoZaWe, Bureau Inburgering (BIGU) en de wijkwelzijnsorganisaties (WWO's). In eerste instantie was ook UWV een van de samenwerkingspartners, maar tegenwoordig levert UWV een bijdrage vanuit de Werkpleinen. Doel van de activeringsteams is om de participatie van bewoners in de krachtwijken te bevorderen. Meer specifiek beogen ze: •
niet-werkende wijkbewoners te bereiken die momenteel geen re-integratietraject volgen bij SoZaWe, BIGU of UWV;
•
deze bewoners een stap verder te helpen op het gebied van participatie;
•
een keten van organisaties te vormen in de wijk die betrokken is bij participatiebevordering.
De activeringsteams Momenteel zijn in de vijf krachtwijken vier activeringsteams actief. De teams zijn op verschillende tijdstippen gestart. In volgorde van startdatum gaat het om de volgende activeringsteams: •
Kanaleneiland: Kanaleneiland Dit is de eerste krachtwijk waar een activeringsteam is gestart. Dit team is actief sinds september 2009 en is gevestigd in wijkservicecentrum Zuidwest. Het team bestaat uit medewerkers van SoZaWE, BIGU en wijkwelzijnsorganisatie Doenja.
•
Overvecht: Overvecht Dit team is in februari 2010 gestart. Het activeringsteam is gevestigd in het Doe Mee Centrum De Gagel. Het team bestaat uit medewerkers van SoZaWe, BIGU en wijkwelzijnsorganisatie Cumulus.
•
ZuilenZuilen-Oost / Ondiep: Ondiep Dit team is van start gegaan in mei 2010. De teamleden zijn afkomstig van SoZaWe, BIGU en wijkwelzijnsorganisatie Portes. Het activeringsteam is gevestigd in de modelwoning van Mitros aan het Zwanevechtplein.
•
Hoograven: Hoograven: Dit team is gestart per juni 2010 en bestaat uit medewerkers afkomstig van SoZaWe, BIGU en wijkwelzijnsorganisatie Portes. Het team werkt vanuit twee locaties: buurthuis Ravelijn en De Tol.
De aanpak aanpak Het werk van de activeringsteams bestaat uit het motiveren en begeleiden van bewoners om zelf stappen te zetten naar actievere deelname aan de maatschappij, bijvoorbeeld door het volgen van taallessen, (vrijwilligers)werk en/of buurtactiviteiten. De activeringsteams beogen geen aanbod toe te voegen aan het al bestaande aanbod gericht op activering, omdat dat er al veel aanbod is. De activeringsteams hebben een makelaarsfunctie: doel is de bewoner naar het meest passende al bestaande aanbod te brengen. De mogelijkheden en capaciteiten van bewoners vormen uitgangspunt voor activering. Eén of meer intakegesprekken vinden plaats met het activeringsteam om te zorgen dat een bewoner binnen zes weken aan een passend activeringsaanbod deelneemt. Hierna wordt de bewoner nog zes maanden gevolgd en kan het activeringsteam onderstuenen bij eventuele knelpunten bij participatie.
9
Kernwoorden voor de aanpak van de activeringsteams zijn: vindplaatsgericht (aansluiten bij netwerken en organisaties die actief zijn in de wijk), outreachend (zelf actief op zoek gaan naar burgers) en vraaggericht (behoefte en mogelijkheden bewoner staan centraal).
Evaluatie van de pilot De pilot activeringsteams loopt tot eind 2011. In het oorspronkelijke projectplan was een brede evaluatie beoogd in het voorjaar van 2011. Deze resultaten waren nodig voor besluitvorming over de wijze waarop de activeringsteams na 1 januari 2012 konden worden voortgezet. Inmiddels is sprake van een beoogde samenwerking tussen de GG&GD en de Dienst Maatschappelijk Ontwikkeling (DMO) op het gebied van sociaal kwetsbaren. Daarom is gekozen voor een beperkte evaluatie, die input levert voor de aanpak van de groep sociaal kwetsbaren na afloop van de pilot en totdat er meer duidelijkheid is over de samenwerking tussen GG&GD en DMO; ofwel voor een overbruggingsaanpak. In opdracht van SoZaWe heeft Bestuursinformatie een beperkte evaluatie van de activeringsteams uitgevoerd. De hoofddoelstellingen van dit onderzoek zijn: a.
Inzicht bieden in het bereik van bewoners welke niet bereikt worden door de standaard dienstverlening van SoZaWe, UWV of BIGU.
b.
Bepalen of bewoners een stap verder worden geholpen op het gebied van participatie.
c.
Het (in beperkte mate) vaststellen van werkzame en niet-werkzame onderdelen uit de werkwijze.
d.
Het genereren van aanbevelingen voor een overbruggingsaanpak totdat DMO en GG&GD zijn gekomen tot een gezamenlijke aanpak op het gebied van sociaal kwetsbaren.
Lange termijn resultaten blijken niet uit deze beperkte evaluatie; daarvoor bestaan de activeringsteams te kort.
Aanpak evaluatie De beperkte evaluatie is gebaseerd op deskresearch (projectformulieren en voortgangsrapportages), een bestandsanalyse en interviews met de activeringsteams en begeleide bewoners. De bestandsanalyse is gebaseerd op een koppeling van de vier monitorbestanden van elk van de activeringsteams met gegevens over bewoners, begeleidingsactiviteiten en doorverwijzingen. De peildatum van deze bestanden is februari 2011. Zes leden van de activeringsteams zijn geïnterviewd: per activeringsteam één teammedewerker en de twee teamleiders van de vier teams. In de opzet was voorzien in tien interviews met bewoners. Twee van de respondenten verschenen niet bij de interviews. Uiteindelijk is met acht bewoners gesproken, twee uit elke krachtwijk. Gezien dit beperkte aantal zijn resultaten uit de interviews slechts illustratief en indicatief en niet representatief voor alle door de activeringsteams bereikte bewoners.
Leeswijzer Hoofdstuk 1 gaat in op de doelgroep en het bereik van de activeringsteam. Hoofdstuk 2 zoomt in op het effect van de activeringsteams op participatie. Hoofdstuk 3 gaat in op de succes- en faalfactoren van de activeringsteams. Tot slot geeft hoofdstuk 4 aanbevelingen voor de overbruggingsaanpak.
10
Evaluatie activeringsteams krachtwijken
1 Bereik: wie en hoe? 1.1 Inleiding In dit hoofdstuk staat een schatting van de omvang van de doelgroep voor de activeringsteams in de krachtwijken: hoe groot is de groep die activeringsteams kunnen bereiken? Daarna volgt een beschrijving van de omvang en kenmerken van de bereikte groep bewoners. In de laatste paragraaf wordt ingegaan op ervaringen van teammedewerkers bij het bereiken van bewoners.
1.2 Omvang potentiële doelgroep activeringsteams Potentiële doelgroep activeringsteams Volgens het projectplan bestaat de doelgroep van de activeringsteams formeel uit niet-werkenden uit de krachtwijken in de leeftijd van 27 t/m 64 jaar, die niet of niet meer actief zijn in een traject van SoZaWe, BIGU of UWV. Het gaat daarbij om de volgende groepen niet-werkenden: kansarme uitkeringsgerechtigden (trede 0 t/m 2 van de re-integratieladder1), niet-uitkeringsgerechtigden, arbeidsongeschikten, bijstandsgerechtigden met ontheffing van arbeidsplicht en/of reintegratieplicht, en inburgeringsbehoeftigen. In de praktijk blijkt de doelgroep overigens breder; ook jongeren en werkenden kunnen diverse problemen ervaren bij actieve deelname aan de maatschappij of zelfs geïsoleerd leven. Aan de hand van de Bestandskoppeling 2010 (een door Bestuursinformatie gemaakte koppeling van bestanden over uitkeringen, niet-werkende werkzoekenden, re-integratie en inburgering) is het mogelijk een indicatie te geven van de omvang van de doelgroep van de activeringsteams in de wijken. Het gaat om een indicatie, bijvoorbeeld omdat niet alle niet-uitkeringsgerechtigden bekend zijn bij instanties. Bovendien kan uit het bestand alleen worden afgeleid wie in een inburgeringstraject zit, maar niet hoeveel bewoners inburgeringsbehoeftig zijn.
Potentiële doelgroep doelgroep activeringsteams bestaat uit tenminste 6.15 6.150 personen Bij de analyse van de Bestandskoppeling 2010 zijn alle 27 t/m 64-jarigen in de krachtwijken geselecteerd die niet of niet meer in een traject bij SoZaWE, UWV of BIGU zitten, maar wel tot één van onderstaande groepen behoort. •
De Utrechtse krachtwijken tellen in 2010 3.950 arbeidsongeschikten van 27 t/m 64 jaar die niet in een traject zitten. Bijna de helft woont in Overvecht (45%), ruim een vijfde in Kanaleneiland (22%).
•
De Utrechtse krachtwijken herbergen ruim 550 nietniet-uitkeringsgerechtigde werkzoekenden in 2010. Het merendeel (70%) woont in Kanaleneiland of Overvecht. Aangezien er ook nietuitkeringsgerechtigden zijn die niet bekend zijn bij gemeentelijke instanties (omdat ze
1
Trede 0 = (nog) geen re-integratie inspanningen, trede 1 = zorg, trede 2 = maatschappelijke activering.
11
bijvoorbeeld alleen ingeschreven staan bij uitzendbureaus), zullen dit er in werkelijkheid naar verwachting meer zijn. •
De krachtwijken tellen ruim 1.650 kansarme uitkeringsgerechtigden, uitkeringsgerechtigden ofwel bewoners met een bijstandsuitkering die op trede 0 t/m 2 op de re-integratieladder staan. Er is een kleine overlap met de groep arbeidsongeschikten: bijna 80 kansarme bijstandsgerechtigden hebben in 2010 ook een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen. De meeste kansarme bijstandsgerechtigden wonen in de krachtwijken Overvecht (46%) en Kanaleneiland (25%).
•
De Utrechtse krachtwijken tellen circa 1.300 bijstandsger jstandsgerechtigden jstandsgerechtigden met een ontheffing ontheffing van arbeidsplicht. arbeidsplicht Vrijwel allemaal (94%) behoren ze tot trede 0 t/m 2 op de re-integratieladder, wat betekent dat deze groep grotendeels overlapt met de hierboven beschreven groep kansarme uitkeringsgerechtigden. Ook deze groep is het sterkst vertegenwoordigd in Overvecht (47%) en Kanaleneiland (32%).
Wanneer gecorrigeerd wordt voor dubbeltellingen komt de omvang van de potentiële doelgroep van de activeringsteams uit op tenminste 6.150 personen. Dit is een indicatief cijfer. Bewoners die niet tot bovenstaande groepen behoren, maar bijvoorbeeld wel behoefte hebben aan een inburgeringscursus zijn niet meegerekend. En niet iedereen die tot bovenstaande groepen behoort zal activering nodig hebben; onbekend is hoeveel van hen bijvoorbeeld al vrijwilligerswerk doet of cursussen volgt. Tabel 1.1 - Indicatie omvang doelgroep activeringsteam in krachtwijken in 2010 Kanalen eiland
Zuilen Overvecht
Ondiep
Totaal
oost Hoograven
Krachtwijken*
Niet-uitkeringsgerechtigden zonder betaald werk
164
229
55
42
68
558
Arbeidsongeschikten
857
1785
446
371
491
3950
421
769
142
133
194
1659
318
614
119
97
155
1303
Uitkeringsgerechtigden (trede 0 t/m 2) Bijstandsgerechtigden met ontheffing arbeidsplicht
Bron: Bestandskoppeling 2010, Bestuursinformatie * Aantallen kunnen niet worden opgeteld vanwege dubbeltellingen
Potentiële doelgroep grootst in Overvecht en Kanalen Kanaleneiland eneiland Wanneer voor dubbeltellingen wordt gecorrigeerd blijkt dat de doelgroep van de activeringsteams vooral in Overvecht woont, namelijk 45% (bijna 2.775 bewoners). Kanaleneiland scoort in dit opzicht ook hoog, met ruim 1.450 bewoners, ofwel 24% van de potentiële doelgroep. Krachtwijk Ondiep (10%, circa 650 bewoners) en Zuilen Oost (9%, circa 550 bewoners) huisvesten samen bijna een vijfde van de potentiële doelgroep. Krachtwijk Hoograven huisvest 12% van de doelgroep (750 bewoners). Overigens zijn deze verschillen in aantal te verklaren door verschillen in gebiedsomvang en aantal inwoners van de diverse krachtwijken. Op basis van deze cijfers kan worden verwacht dat het grootste resultaat bij het bereiken van de doelgroep kan worden behaald door de aandacht te richten op de krachtwijken Overvecht en Kanaleneiland; de doelgroep is daar immers het grootst in aantal.
12
Evaluatie activeringsteams krachtwijken
1.3 Aantal en kenmerken kenmerken van deelnemers activeringsteams De gegevens uit deze paragraaf zijn het resultaat van een analyse van het monitoringsysteem van de activeringsteams.
De activeringsteams bereiken bijna 600 Utrechters Sinds de start van de activeringsteams tot 18 februari 2011 zijn volgens het monitoringsysteem van de activeringsteams 596 wijkbewoners bereikt. Bewoners met wie de teams wel contact hebben gehad, maar met wie geen intakegesprek is gevoerd zijn niet meegenomen in dit cijfer. In Overvecht hebben de activeringsteams de meeste bewoners bereikt (246), gevolgd door Kanaleneiland (194), Ondiep/Zuilen (84) en Hoograven (72). Verschillen in bereik zijn te verklaren door de verschillende startdata van de afzonderlijke teams. Ook de verschillende omvang van de potentiële doelgroep in de krachtwijk zal een rol spelen. Een andere verklaring is dat de toegankelijkheid en/of herkenbaarheid van de locaties van de activeringsteams verschilt. Zo wordt de locatie van het activeringsteam in Overvecht, het Doe Mee Centrum, als zeer laagdrempelig ervaren, wat bevorderlijk lijkt te zijn voor de instroom. De modelwoning van Mitros waar het activeringsteam Ondiep/Zuilen is gevestigd wordt weinig uitnodigend genoemd in voortgangsrapportages.
De activeringsteams bereiken vooral vrouwen, vrouwen, allochtonen allochtonen en 2727- tot 4545-jarigen Ruim driekwart van de door de activeringsteams bereikte bewoners is vrouw (77%). Het merendeel is Marokkaans (48%) of Turks (16%) en meer dan de helft van de bereikte bewoners is 27 tot 45 jaar (61%) (zie tabel 1.2). Eén op de twintig behoort qua leeftijd formeel niet tot de doelgroep van de activeringsteam.
Meerderheid van bereikte bewoners afhankelijk van inkomen partner of uitkering De activeringsteams vragen bij het intakegesprek met een bewoner naar zijn/haar belangrijkste inkomensbron. Voor een derde van de bereikte bewoners is dit het inkomen van de partner (34%). Bijna de helft van de bereikte bewoners ontvangt een uitkering (WWB, WAO, WIA, WW). De meerderheid van hen (38%) ontvangt de uitkering al langer dan vijf jaar. Opmerkelijk is dat 15% van alle bereikte bewoners in meer of mindere mate betaald werk heeft bij het eerste contact met het activeringsteam (tabel 1.2). Werkenden behoren formeel niet tot de doelgroep van activeringsteam. In de praktijk merken activeringsteams dat ook werkenden participatieproblemen kunnen hebben. Teammedewerkers ontmoeten bijvoorbeeld bewoners met betaald werk, maar toch een beperkt sociaal leven buitenshuis. Daarnaast zijn er werkenden die het activeringsteam benaderen met vragen over het vinden van ander werk, die willen weten wat daarvoor nodig is. Dit kan bijvoorbeeld een allochtone schoonmaakster zijn die hogerop wil, maar de Nederlandse taal niet goed beheerst.
13
Tabel 1.2 - Kenmerken bereikte bewoners activeringsteams Kenmerk
Kolom%
Man
23%
Vrouw
77%
Nederland
13%
Marokko
48%
Nederlandse Antillen Suriname
0% 2%
Turkije
16%
Overig
21%
18-27
5%
27-45
61%
45-65
34%
65+
0%
Inkomen partner
34%
WWB
27%
WW
12%
Betaalde baan >16 uur
10%
WAO
4%
Betaalde baan 9-16 uur
3%
Ziektewet
3%
Betaalde baan 1-8 uur
2%
WIA
2%
WAJONG
1%
ANW
0%
WIJ
0%
Onbekend
2%
Totaal bereikte bewoners
596
Bron: Monitor activeringsteam, bewerking Bestuursinformatie
Kwart bereikte bewoners heeft ontheffing, helft is inburgersbehoeftig inburgersbehoeftig of –plichtig Van alle bereikte bewoners heeft 4% een ontheffing van re-integratieplicht, heeft 7% een ontheffing van arbeidsplicht en heeft 12% een ontheffing van beide plichten. Samen vormen ze bijna een kwart van de bereikte bewoners. Bijna een derde (31%) heeft geen ontheffing en op de overige bewoners zijn volgens het monitoringbestand van de activeringsteams de ontheffingen niet van toepassing of onbekend. Deze uitkomsten moeten als indicatief worden beschouwd omdat het monitoringssyteem niet eenduidig is gevuld op dit punt. Uit het bestand blijkt ook dat de helft van alle bereikte bewoners inburgeringsbehoeftig (30%) of inburgeringsplichtig (20%) is. Daarnaast heeft een kleine groep een (tijdelijke) ontheffing of vrijstelling van inburgering (3%).
14
Evaluatie activeringsteams krachtwijken
Eén op de vijf bereikte bewoners bewoners is niet bekend bij instanties instanties Vier van de vijf door de activeringsteams bereikte bewoners staat al in contact met een organisatie in het kader van hulpverlening en/of activering op het moment van het intakegesprek met het activeringsteam. Bijna de helft heeft contact met BIGU, SoZaWe, UWV of een wijkwelzijnsorganisatie. Volgens het monitorbestand volgen drie op de tien bereikte bewoners ten tijden van de intake een traject van BIGU (15%), SoZaWe (4%) of UWV (10%). Formeel richten de activeringsteams zich niet op bewoners die al in een traject van BIGU, SoZaWe of UWV zitten, maar in de praktijk blijken deze bewoners ook behoefte te hebben aan andere vormen van activering naast (of na afronding van) hun traject bij BIGU, SoZaWe of UWV.
Merendeel bewoners is bereikt via een organisatie De oorspronkelijke inzet van de activeringsteams was om vanuit vindplaatsen te werken en een outreachende vraaggerichte werkwijze te hanteren. Volgens het monitoringssysteem is meer dan de helft van de bewoners bereikt via een organisatie in de wijk of stad (30%) of via een moederorganisatie (29%). Met een moederorganisatie worden de organisaties die behoren tot het samenwerkingsverband van de activeringsteams bedoeld (SoZaWe, BIGU en wijkwelzijnsorganisatie). Bijna een kwart van de deelnemers (24%) heeft op eigen initiatief contact gezocht met de activeringsteams. Een kleiner deel is door teamleden geworven na aanspreken (13%) of op een andere manier bereikt (4%). Per gebied zijn er verschillen in de manier waarop bewoners zijn bereikt. In Hoograven (35%) en Ondiep/Zuilen (41%) is de grootste groep bereikt via organisaties in de wijk of stad, in Kanaleneiland (33%) via moederorganisaties en in Overvecht (35%) doordat bewoners zich op eigen initiatief hebben gemeld (tabel 1.3).
Figuur 1.1 – Vindplaats bereikte bewoners Via organisatie in wijk/stad Via moederorganisaties
Aangesproken door teamlid Overig
Op initiatief van bewoner zelf
4% 13% 30%
24%
29%
Bron: Monitor activeringsteams, bewerking Bestuursinformatie
15
Tabel 1.3 - Vindplaats bereikte bewoners per krachtwijk Aan-
Via
gesproken
Op initiatief
Via moeder
organisatie
door teamlid
van bewoner
organisaties
in wijk/stad
Overig
Totaal%
N
Hoograven
14%
8%
32%
35%
11%
100%
72
Kanaleneiland
22%
16%
33%
26%
3%
100%
194
Ondiep/Zuilen
20%
21%
18%
41%
0%
100%
84
4%
35%
29%
27%
3%
100%
246
13%
24%
29%
30%
4%
100%
596
Overvecht Totaal
Bron: : Monitor activeringsteams, bewerking Bestuursinformatie
Wijkwelzijnsorganisaties spelen belangrijke rol bij vinden doelgroep Meer dan de helft van de bewoners die de activeringsteams hebben bereikt via organisaties in de wijk of stad zijn gevonden via informele allochtonennetwerken (27%) en wijkwelzijnsorganisaties (WWO's), ofwel Cumulus, Doenja en Portes (26%). Ook Stade (11%) en basisscholen (10%) hebben relatief veel deelnemers opgeleverd. Andere organisaties waardoor bewoners zijn bereikt zijn BIGU, Doe Mee Centrum, huisartsen/(fysio)therapeuten, thuiszorgorganisaties, UWV, re-integratiebedrijf, SoZaWe, vrijwilligerswerk, Drie Generatie centrum, hulpverlening, taalaanbieder, werkwijzer, GG&GD/JAT, wijkvoorlichters en woningcorporaties, De bewoners die door de activeringsteams zijn gevonden via moederorganisaties zijn meestal afkomstig van WWO's (34%), SoZaWe (25%) en UWV (21%).
1.4 Bewoners bereiken: ervaringen ervaringen van teammedewerkers In de interviews met activeringsmedewerkers is gevraagd naar hun ervaringen bij het bereiken van bewoners.
Makkelijke groep is eerst bereikt Activeringsteammedewerkers geven aan dat zij bewoners bereiken via hun moederorganisaties (dus SoZaWe, BIGU en de wijkwelzijnsorganisaties die vertegenwoordigd zijn in de activeringsteams), via eigen werving bij activiteiten in de wijk (bijvoorbeeld in buurthuizen, bij scholen, bij cursussen, op uitmarkt, braderieën etc.) en doordat bewoners hen steeds vaker zelf weten te vinden via mondtot-mondreclame of door publiciteit van de activeringsteams. De verwachting bij activeringsteams is dat naarmate de teams bekender worden er meer aanmeldingen op eigen initiatief zullen komen. De activeringsmedewerkers geven aan dat de echte geïsoleerde bewoners moeilijk te bereiken zijn. Deze bewoners komen niet naar activiteiten, maar worden volgens teammedewerkers via via gevonden, bijvoorbeeld via andere bereikte bewoners. Teammedewerkers hebben het idee dat in eerste instantie de relatief makkelijke groep is bereikt. Nu er meer op zoek moet worden gegaan naar bewoners komen moeilijkere situaties meer voor. Activeringsmedewerkers geven aan steeds vaker bewoners met meervoudige problemen te treffen. Ze bereiken bewoners die niet alleen weinig participeren, maar bijvoorbeeld ook kampen met verslavingen, psychische problemen of schulden. Het gaat dan om problemen die eerst aangepakt dienen te worden, voordat gewerkt kan worden aan activering. Activeringsteams proberen deze mensen door te verwijzen naar de juiste instantie.
16
Evaluatie activeringsteams krachtwijken
Veel bewoners bekend bij moederorganisaties, moederorganisaties, maar vaak geen actief contact Ook de geïnterviewde activeringsmedewerkers geven aan dat een groot deel van de bewoners direct of indirect (via partner) al bekend is bij de moederorganisaties (SoZaWe, BIGU, WWO's). In veel gevallen betekent dit dat bewoners geregistreerd staan als cliënt, maar dat er veelal geen actief contact is met de moederorganisatie. Activeringsmedewerkers geven aan dat bij de moederorganisaties beperkt tijd en ruimte is om voor een cliënt breder te kijken dan het eigen aanbod en werkveld. Vaak blijken op verschillende vlakken barrières te zijn bij bewoners, om bijvoorbeeld aan het werk te gaan. Zo is bijvoorbeeld het niet goed spreken van de taal een barrière, en vervolgens blijkt dat het niet hebben van kinderopvang weer een barrière is om een taalcursus te volgen. Meerwaarde van het activeringsteam is dat het met de bewoner door zoekt totdat er een cursus of activiteit is die past bij de wensen en mogelijkheden van de bewoner. Teammedewerkers motiveren en ondersteunen bewoners vervolgens om de activiteit te starten. Bewoners moeten dit zoveel mogelijk zelf regelen, vanuit de eigen kracht van de bewoner. Alleen indien noodzakelijk gaat een activeringsmedewerker met een bewoner mee om het eerste contact te leggen bij de aanbiedende organisatie.
Bereik deels bepaald door plek van werven Het beeld dat activeringsteammedewerkers schetsen van de groep bereikte bewoners komt overeen met de gegevens uit het monitoringbestand van de activeringsteams. Activeringsmedewerkers geven aan dat zij veel vrouwen van Marokkaanse herkomst bereiken. Dit zijn veelal Marokkaans Utrechtse vrouwen die thuis zitten en waarvan de man een inkomen heeft uit werk of uitkering. De samenstelling van de bereikte groep wordt voor een deel bepaald door de keuze van locaties waar de medewerkers aanwezig zijn. De activeringsteams hebben bijvoorbeeld veel aan werving gedaan via (voor)scholen. Daar komen zij in contact met de vrouwen die hun kinderen daar brengen. Een teammedewerker geeft aan dat het bereiken van allochtone mannen lastig is, de inzet van een mannelijke allochtone teammedewerker lijkt de drempel voor deze groep (nog) niet lager te maken.
17
18
Evaluatie activeringsteams krachtwijken
2 Participatie: stijging op de ladder? 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk geven wij inzicht in de participatie van de bewoners die zijn bereikt door de activeringsteams. Zijn bewoners een stap verder geholpen op het gebied van participatie? Wat is het effect van de werkwijze van de activeringsteams op de participatie van de wijkbewoners? Zijn de wijkbewoners gestegen op de participatieladder? Is er sprake van uitval en waardoor? Dit zijn de vragen die in dit hoofdstuk aan de orde komen.
De participatieladder In dit hoofdstuk wordt regelmatig verwezen naar de participatieladder. Daarom volgt hier een korte toelichting op de participatieladder. Het is een instrument om het participatieniveau van bewoners te bepalen, dat verschillende Nederlandse gemeenten hanteren. De participatieladder bestaat uit 6 treden. De onderste 4 zijn voor mensen zonder een arbeidscontract. De bovenste twee voor mensen met regulier werk. Een uitgebreide beschrijving van de participatieladder staat in tabel 2.1. Tabel 2.1: 2.1: Participatieladder niveaus
definitie Heeft een arbeidscontract met een werkgever of is zzp'er en ontvangt geen aanvullende uitkering van gemeente of andere uitkeringsinstantie en wordt niet door anderen dan
Niveau 6 Betaald werk
leidinggevende of collega's begeleid bij het uitvoeren van het werk en maakt geen gebruik van WSW of gemeentelijke participatieinstrumenten Heeft een arbeidscontract met een werkgever of is zzp'er en ontvangt daarbij ondersteuning, dat wil zeggen
Niveau 5 Betaald werk met ondersteuning
Maakt gebruik van gemeentelijke participatieinstrumenten of ontvangt een aanvullende uitkering of werkt in WSW verband (intern gedetacheerd of begeleid werken) met arbeidscomponent, onder het niveau van de startkwalificatie
Niveau 4 Onbetaald werk/werk tegen een vergoeding
Doet onbetaald werk; dat wil zeggen: heeft geen arbeidscontract en voert taken uit en heeft daarbij verantwoordelijkheden naar anderen en heeft minimaal eens per week fysiek contact met anderen bij het uitvoeren van het onbetaalde werk
Niveau 3 Deelname aan georganiseerde activiteiten
Neemt deel aan activiteiten in georganiseerd verband zoals verenigingen of opleiding en voert geen taken uit met verantwoordelijkheden naar anderen en neemt minimaal eens per week deel aan die activiteit waarbij hij/zij in fysiek contact komt met anderen Heeft minimaal één keer per week fysiek contact met mensen die geen huisgenoten zijn en
Niveau 2 Sociale contacten buiten de deur Niveau 1 Geïsoleerd
die contacten vinden niet plaats in georganiseerd verband en voert geen taken uit met verantwoordelijkheden naar anderen en die contacten beperken zich niet alleen tot functioneel contact met winkelpersoneel, hulpverlener ed. Heeft niet of nauwelijks contact met anderen dan huisgenoten en de contacten buiten de huisgenoten beperken zich tot functionele contacten
Bron: VNG
19
2.2 Participatieniveau en belemmeringen belemmeringen in intakefase Bereikte bewoners staan meestal op onderste onderste helft helft participatieladder Eén op de vijf bewoners die de activeringsteams hebben bereikt leefde bij het eerste contact met een teammedewerker een geïsoleerd leven (trede 1). De meeste bereikte bewoners (39%) stonden op trede 2, wat betekent dat ze sociale contacten buitenshuis hadden. Op trede 3 stond één op de vijf bewoners; zij namen deel aan georganiseerde activiteiten, zoals cursussen of via verenigingen. De overige bewoners hadden al werk, ofwel onbetaald (5%), betaald met ondersteuning (6%) of betaald (10%) (zie figuur 2.1).
Figuur 2.1 – Participatieniveau van bereikte bewoners bij 1e contact met activeringsteam
Trede 6
10%
Trede 5
6%
Trede 4
5%
Trede 3
20%
Trede 2
39%
Trede 1
20%
10%
20%
30%
40%
Bron: Monitor activeringsteam, bewerking Bestuursinformatie
Participatievraag vooral op vlak van taal en werk De meeste bewoners benaderden het activeringsteam met een vraag op het terrein van taal (tabel 2.2.). Bijna één op de vijf had een vraag ten aanzien van werk (18%). Tabel 2.2 geeft een overzicht van de overige participatievragen.
20
Evaluatie activeringsteams krachtwijken
Tabel 2.2 - Participatievraag van bereikte bewoners bewoners Taal
29%
Werk
18%
Cursus
14%
Hulpverlening
10%
Opleiding
8%
Zoekt vrijwilligerswerk
7%
Activiteiten in de wijk
7%
Bewegen / Sporten
2%
Onbekend
6%
Totaal
100%
Bron: Monitor activeringsteam, bewerking Bestuursinformatie
Ontbreken startkwali startkwalificatie lificatie en taalproblemen belangrijkste participatiebelemmeringen participatiebelemmeringen In het monitorbestand registreren de activeringsteams of en zo ja, welke belemmeringen voor participatie een bewoner heeft. Taalproblemen en het missen van een startkwalificatie zijn veruit de meest voorkomende belemmeringen: 44% van de bereikte bewoners heeft problemen met taal of is laaggeletterd, 38% heeft geen startkwalificatie. Sociaal isolement is voor 11% van de bereikte bewoners een belemmering voor participatie. Bijna de helft van de bereikte bewoners (45%) ervaart ook belemmeringen op andere leefgebieden dan op participatie.
Figuur 2.2 – Belemmeringen voor participatie
Laaggeletterdheid/taal
44%
Geen startkwalificatie
38%
Sociaal isolement
11%
Gezinssituatie
7%
Lichamelijke klachten
7%
Psychische klachten
5%
Financieel
5%
Geen werkervaring/werk
4%
Overig
4%
Huisvesting
1%
Kinderopvang
1% 10%
20%
30%
40%
Bron: Monitor activeringsteam, bewerking Bestuursinformatie
21
drempels pels Bereikte bewoners kennen de wegen niet en ervaren drem Uit de interviews met teammedewerkers blijkt dat de bewoners die de medewerkers bereiken zelf vaak niet goed de weg kunnen vinden in de veelheid van aanbieders van cursussen en de verschillende organisaties. De bewoners weten zelf niet altijd goed bij welke organisatie ze moeten aankloppen voor advies of hulp als ze dat nodig hebben. Wanneer zij dan de stap zetten naar een organisatie en ze worden daar afgewezen omdat ze bij de verkeerde organisatie aankloppen of op een wachtlijst worden gezet, ondernemen ze veelal geen actie meer. De drempel om ergens aan te kloppen is voor de doelgroep van de activeringsteams vaak groot.
Activeringsteam verlaagt drempels en helpt op weg De activeringsteams proberen drempels te verlagen en wijzen bewoners de weg: de activeringsmedewerkers benaderen bewoners zelf, zijn laagdrempelig bereikbaar (omdat ze vaak aanwezig zijn in buurthuizen, op scholen of andere locaties waar bewoners komen) en verwijst bewoners door bij belemmeringen op diverse leefgebieden als dat de participatie ten goede komt. Bewoners worden gestimuleerd om zelf actie te ondernemen om deze belemmeringen op te heffen, een teammedewerker ondersteunt de bewoner door de weg te wijzen naar de juiste organisatie. Alleen indien noodzakelijk gaan teammedewerkers mee met bewoners naar organisaties. Bewoners worden gemotiveerd om zelf initiatief te nemen, daardoor krijgen bewoners ook meer zelfvertrouwen en ervaren zij minder drempels, aldus geïnterviewde teammedewerkers.
2.3 Effect activeringsteam op het participatie participatieniveau atieniveau Vier op de vijf bereikte bewoners heeft maximaal twee gesprekken in intakefase Activeringsteams hebben gemiddeld minder dan twee gesprekken (1,87) met bewoners in de intakefase nodig om passend door te verwijzen naar een activiteit of organisatie. Qua aantal gespreksmomenten kan de begeleiding daarom niet als zeer intensief worden beschreven. De meeste bewoners hebben één gesprek (41%), een bijna even grote groep heeft twee gesprekken (39%). Een op de vijf bewoners heeft drie (14%) of vier of meer (6%) gesprekken met een teammedewerker in de intakefase. Tabel 2.3 illustreert dat met bewoners in Overvecht en Ondiep/Zuilen gemiddeld iets meer gesprekken zijn gevoerd (meer dan twee) in de intakefase dan met bewoners in Kanaleneiland en Hoograven (minder dan twee).
Negen van de tien bereikte bewoners wordt doorverwezen Activeringsteams verwijzen negen van de tien bewoners door naar een activiteit of instantie. Het merendeel wordt doorverwezen naar één aanbieder (70%), een vijfde naar twee aanbieders (20%). Deze laatste groep wil twee activiteiten tegelijk starten. Eén op de tien bewoners is niet doorverwezen naar een aanbieder, deze bewoners zijn uitgevallen in de intakefase. Tussen de verschillende krachtwijken bestaan verschillen (tabel 2.4). In Hoograven is het aandeel bewoners voor wie geen passend aanbod is gevonden het hoogst (22%). In Overvecht en Ondiep/Zuilen is dit aandeel het laagst (7%).
22
Evaluatie activeringsteams krachtwijken
Tabel 2.3 - Bereikte Bereikte bewoners bewoners naar aantal gesprekken in intakefase Gemiddeld 1
2
3
4+
gesprek
gesprekken
gesprekken
gesprekken
Totaal rij%
gesprekken
aantal
Kanaleneiland
54%
37%
9%
1%
100%
1,56
Overvecht
30%
38%
21%
11%
100%
2,14
Ondiep/Zuilen
20%
58%
16%
6%
100%
2,07
Hoograven
70%
26%
3%
1%
100%
1,36
Totaal
41%
39%
14%
6%
100%
1,87
Bron: Monitor activeringsteam, bewerking Bestuursinformatie
Tabel 2.4 - Bereikte bewoners naar aantal doorverwijzingen in intakefase Kanaleneiland
Overvecht
Ondiep/Zuilen
Hoograven
Totaal
1 aanbieding
75%
65%
75%
64%
70%
2 aanbiedingen
13%
28%
18%
14%
20%
Geen aanbieding
12%
7%
7%
22%
10%
100%
100%
100%
100%
100%
Totaal
Bron: Monitor activeringsteam, bewerking Bestuursinformatie
Meer dan de helft van bereikte bewoners is gestart bij aanbieder Volgens het monitorbestand van de activeringsteams is tenminste 55% van de bereikte bewoners daadwerkelijk gestart bij een aanbieder, ofwel 55%. De rest is niet gestart bij de aanbieder waarnaar is doorverwezen (19%), is nooit doorverwezen naar een aanbieder (10%) of heeft een onbekende status in het monitorbestand (16%). Voor deze laatste groep geldt dat dit voor een deel bewoners zijn die mogelijk nog moeten starten met een activiteit, maar dat er een wachtlijst is. Het betreft daarnaast bewoners voor wie het monitorbestand niet goed gevuld is, waardoor onduidelijk is of ze gestart of uitgevallen zijn. Tabel 2.5 illustreert dat het aandeel bereikte bewoners dat is gestart met een activiteit varieert van 71% in Ondiep/Zuilen tot 38% in Hoograven. Uitval, omdat er geen passende aanbieding heeft plaatsgevonden of omdat de bewoner na een aanbieding niet is gestart met de activiteit, varieert van 18% in Ondiep/Zuilen tot 39% in Kanaleneiland. De onbekenden kunnen dit beeld overigens vertekenen. Tabel 2.5 – Bereikte bewoners naar deelname aan activeringsaanbod Geen
Kanaleneiland
aanbieding
Gestart na
Niet gestart
gekregen
aanbieding
na aanbieding
Bereikte Onbekend
Totaal
bewoners
12%
53%
27%
8%
100%
194
Overvecht
7%
57%
16%
21%
100%
246
Ondiep/Zuilen
7%
71%
11%
11%
100%
84
Hoograven
22%
38%
15%
25%
100%
72
Totaal
10%
55%
19%
16%
100%
596
Bron: Monitor activeringsteam, bewerking Bestuursinformatie
23
Tabel 2.6 2.6 – Aantal doorverwijzingen doorverwijzingen van bereikte bewoners naar aanbieders aanbieders Kanalen eiland Agis Al Amal
Ondiep/ Overvecht
1 2
Basisscholen
1 40
Boka crisisopvang
98
2 1 38
3
1
179 1
Bureau Inburgering, doenja vrijwwerk
1
1
Bureau Inburgering, UWV
1
1
Cumulus Doenja (Hulpverlening en Sociaal Raadslieden)
14
Drie Gen centrum
1
GG&GD/JAT
2
Hart van Noord en Buurthuis Kanaleneiland Zuid
1
Huisartsen/(Fysio)therapeuten
14
12
12 1 2
4 1
1
1
1
Hulpverlening
10
4
2
Inform.alloch. Netwerk
20
3
2
Leerwerkloket / ladyfit /
8 1
hofpoort ziekenhuis
3
19 25
1
1
leger des heils
1
1
Maatsch. Werk van school
1
1
2
3
Mee
1
MW Doenja
2
Opleiding en cursus
8
2 17
Ouderadviseur mieke koster 3
24
10
ROC
1 1
2
3
5
2
1
13
3
5
8
sociaal makelaar
1
Sociaal Raadslid
53
2
Portes Re-integratiebedrijf
4 1
Overig (persoon)
6
1
1
1
SoZaWe
9
18
2
2
31
Sportactiviteiten
4
1
1
2
8
Stade
1 4
1
Taalaanbieder
3
Tempo Team
2
Thuiszorgorganisaties
1
1
2
10
7
17
UWV
8
35
Verzorgingstehuizen
3
Uitzendbureaus
Vorstelijk Complex
1 18
8
Werkplein
2
4
Werkwijzer
6
Woningcorporaties
Totaal
Evaluatie activeringsteams krachtwijken
8
5
2
9
56 1 1
5
3
34 6 6
5
woonbegeleiding WWO's (Cumulus, Doenja en Portes)
1
3 1
WMO
1
2
Vierde Huis Vrijwilligerswerk
24
Totaal 1
1
Anna Udo BIGU
Zuilen Hoograven
1
3
5 3
8
1
1
17
52
16
13
98
197
298
93
66
654
Computerles en taalles taalles meest ondernomen activiteit, stap naar werk vaak groot Tabel 2.6 illustreert dat een belangrijk deel van de bewoners wordt doorverwezen naar BIGU: 28% van alle doorverwijzingen ging richting BIGU. Medewerkers van de activeringsteams geven aan dat taalles en computerles de activiteiten zijn waar het meest naar toe wordt geleid. Het niet goed spreken van de taal is een belangrijke barrière om te participeren. Hoewel in veel gevallen wel sprake is van een inburgeringcursus, blijkt hierna alsnog het taalniveau vaak te laag om werk te kunnen vinden. Ook computerles is populair. Eén van de redenen die hierbij genoemd wordt is dat bewoners willen begrijpen wat hun kinderen allemaal op de computer doen. Slechts zeer sporadisch leidt een activeringstraject volgens medewerkers direct naar betaald werk. Dit heeft volgens de activeringsmedewerkers ook met de doelgroep te maken. Het gaat om mensen die moeite hebben om te participeren, laat staan de stap naar betaald werk te maken. Als bewoners wel via het activeringsteam naar werk zoeken, dan zijn dat veelal mannen. Het activeringsteam kan hen dan naar sollicitatiecursussen leiden. Veelal blijken in een gesprek echter andere barrières die eerst opgelost moeten worden, voordat iemand echt kans maakt op betaald werk of een bepaalde baan (bijvoorbeeld een opleiding, taal). De activeringsmedewerker leidt de bewoner dan eerst daar naar toe.
Stijging op participatieladder na doorverwijzing activeringsteams Na doorverwijzing door de activeringsteams stijgen bewoners op de participatieladder. Uit het monitorbestand van de activeringsteams zijn alle bewoners die gestart zijn bij een aanbieder geselecteerd. Vervolgens is gekeken op welke treden op de participatieladder zij staan tijdens het eerste contact met het activeringsteam en na de start van het traject of de activiteit na doorverwijzing door het activeringsteam. Bij het eerste contact met het activeringsteam staat tweederde van de met een activiteit gestarte bewoners op trede 1 of 2 (respectievelijk 22% en 41%), ofwel onderaan in de participatieladder. Na doorverwijzing door de activeringsteams staat nog maar een vijfde op trede 1 of 2. Figuur 2.3 illustreert de stijging op de participatieladder.
Verbetering participatieniveau na afronding kleiner dan na start activering De begeleiding van het activeringsteam duurt in principe een half jaar. Om een indicatie te krijgen van het effect van de activeringsteams is ingezoomd op de ontwikkeling van het participatieniveau van de groep bewoners die een activiteit is gestart én een half jaar is gevolgd door het activeringsteam. In het monitorbestand zijn 130 bewoners te herleiden waarvoor is aangegeven dat het traject is afgerond. Dit aantal kan een onderschatting zijn omdat de monitor op dit vlak mogelijk niet volledig bijgewerkt is. Vergeleken met de beginsituatie is het participatieniveau van de bewoners die 6 maanden zijn gevolgd en begeleid door de activeringsteams gemiddeld verbeterd: minder bewoners bevinden zich na een half jaar op de laagste twee treden op de participatieladder en meer bewoners staan op de treden daarboven (figuur 2.4). Toch is de verbetering aan het eind van de begeleiding minder groot dan vlak na de start van de trajecten/activiteiten door de bewoners. Mogelijke verklaringen hiervoor zijn uitval tijdens trajecten of terugval op de participatieladder na afronding van een activiteit.
25
Figuur 2.3 – Participatieniveau van bewoners bij eerste contact met activeringsteam en na start activeringsaanbod
participatietrede na 1e contact
participatietrede na start traject
trede 6 10%
12% trede 5 6%
9% trede 4 3%
10% trede 3 52%
16% trede 2 19%
41% trede 1 22% 50%
40%
30%
1% 20%
10%
10%
20%
30%
40%
50%
Monitor activeringsteam, bewerking Bestuursinformatie
Figuur 2.4 – Trede op participatieladder van bewoners die half jaar door activeringsteam zijn gevolgd. participatietrede 1e contact participatietrede na start traject participatietrede bij laatste contact
6
15% 16% 27%
5
5% 7% 4%
4
4% 15% 10%
3
18% 49% 35%
2
42% 11% 20%
1
16% 2% 4%
10%
20%
30%
40%
Bron: Monitor activeringsteam, bewerking Bestuursinformatie
26
Evaluatie activeringsteams krachtwijken
50%
Participatieniveau zegt niet alles De activeringsmedewerkers geven aan dat het participatieniveau van de verschillende bereikte bewoners sterk kan verschillen. Er is een grote groep die wel wat contact heeft in de buurt op straat of op de school van de kinderen, maar daarbuiten niet. Maar er zijn ook bewoners die betaald werk hebben, daarmee hoog op de participatieladder scoren, maar buiten het werk geen contacten hebben en vrij geïsoleerd leven. De activeringsmedewerkers geven dan ook aan dat de participatieladder niet alles zegt. Ook geven zij aan dat de veranderingen soms te klein zijn om terug te zien op de participatieladder, maar voor een bewoner erg belangrijk. Als voorbeeld wordt hier genoemd de oudere vrouw die toch nog leert fietsen, daardoor naar de markt kan of naar de andere kant van de stad om dingen te ondernemen, waardoor haar leefwereld en mogelijkheden om te participeren veel groter worden. Dit zijn schijnbare kleine stappen, maar in het leven van een bewoner grote veranderingen.
Medewerkers zien bewoners opleven Volgens de geïnterviewde activeringsmedewerkers zorgen de activiteiten die bewoners ondernemen vaak voor een verandering in het leven van de bewoners. In het contact dat met bewoners onderhouden wordt, zien zij dat bewoners vrolijker, zelfverzekerder, meer zelfredzaam en ondernemender worden. De activeringsmedewerkers hebben het idee dat door de aanpak bewoners ervaren dat ze meer kunnen dan ze dachten. Het succes van de aanpak is volgens de medewerkers ook terug te zien in het feit dat deelnemers vaak bekenden doorsturen naar het activeringsteam. Of dat deelnemers zelf na een half jaar weer terug komen voor een gesprek over nieuwe activiteiten. Dit laatste komt vanwege de relatief korte tijd dat de activeringsteams in de wijken actief zijn, echter nog niet veelvuldig voor.
Leven verandert door participatie Geïnterviewde bewoners geven aan dat hun leven verandert door betere participatie. Participatie biedt meer kans op werk, meer sociale contacten en vergroot de zelfverzekerdheid van bewoners. Over het algemeen veranderen de dagelijkse bezigheden van bewoners in eerste instantie niet door een betere participatie. Sommige veranderingen zijn groot, andere zijn klein maar kunnen voor bewoners veelbetekenend zijn. Veranderingen die bewoners hebben ervaren zijn bijvoorbeeld het hebben van meer en nieuwe contacten en het beter kunnen omgaan met verschillende typen mensen. Een bewoner noemt het bezoek aan het huiskamerproject een uitje. Twee respondenten geven aan dat ze het prettig vinden meer afwisseling in het dagelijkse leven te hebben: "vroeger was elke dag hetzelfde, nu heb ik iets voor mezelf" en "ik vond het niet leuk om altijd maar thuis te blijven". Een bewoner geeft aan meer mogelijkheden te hebben om werk te vinden, een andere bewoner heeft al betaald werk gevonden. Een bewoner geeft aan dat de taalcursus die zij heeft gevolgd haar dagelijkse bezigheden niet heeft veranderd, maar haar wel zelfstandiger en zelfverzekerder heeft gemaakt.
27
2.3 Uitval Intakegesprekken Intakegesprekken leiden niet altijd tot active activering De medewerkers van de activeringsteams geven aan dat niet alle intakegesprekken tot activering leiden. Soms komt dit doordat de verwachtingen niet kloppen. Bewoners verwachten dat de activeringsteams hen direct iets kunnen bieden, zoals bijvoorbeeld een baan en dat zij er zelf niet veel voor hoeven doen. Soms leidt een intake niet tot activering omdat er teveel barrières en belemmeringen zijn voor een bewoner. Activeringsmedewerkers geven aan dat zij wat dat betreft niet veel in handen hebben om bewoners tot activering te krijgen. Het belangrijkste wat zij kunnen doen is motiveren en met de bewoner barrières aanpakken. Hoewel de basis van vrijwilligheid ook negatieve kanten heeft (ze kunnen bewoner niet dwingen om naar een activiteit te gaan), geven medewerkers aan dat vrijwilligheid een belangrijke factor is voor het succes van de activeringsteams. Zij laten bewoners zien dat ze meer kunnen dan ze denken, door een einddoel op te splitsen in reële tussenstappen. Op deze manier wordt een einddoel, bijvoorbeeld apothekersassistente worden, reëler. De vrijwilligheid maakt dat de motivatie om door te zetten groter is en geeft meer zelfvertrouwen doordat de stappen op eigen kracht zijn gezet.
Uitval lijkt groter voor dan tijdens activering activering Een tiende van de bereikte bewoners is niet doorverwezen naar een activiteit en een vijfde is wel doorverwezen maar niet gestart met een activiteit. Deze bewoners zijn dus uitgevallen. Redenen voor uitval volgens het monitorbestand zijn bijvoorbeeld zwangerschap, ziekte, gezondheidsklachten, niet op komen dagen, geen interesse meer, geen kinderopvang, gezinssituatie, geen geld, verhuizing, geen toestemming van klantmanager. Van de bewoners die wel gestart zijn bij een aanbieder is volgens de monitor 4% uitgevallen tijdens het traject of de activiteit. Dit cijfer is een minimum, indicatief cijfer, omdat een deel van de bewoners nog bezig is met de activiteit en dus nog kan uitvallen én omdat het monitorbestand op dit vlak niet consequent is ingevuld.
Meer tijd en begeleiding betekent minder uitval Geïnterviewde activeringsmedewerkers ervaren de uitval van bewoners die zij naar een activeringsactiviteit leiden als laag. Dit heeft volgens hen te maken met de tijd die zij steken in de intake en het goed achterhalen van barrières en drempels bij bewoners om te participeren. Daarbij proberen ze bewoners sterk te motiveren en aansluitend zo snel mogelijk een aanbod te doen. De wensen en mogelijkheden van de bewoner zijn uitgangspunt. De activeringsmedewerkers denken dat het aanbod op maat, het nagaan van barrières en het opheffen daarvan, het voorstellen van kleine realistische stappen en de snelheid waarmee een bewoner kan starten met een activiteit, ervoor zorgen dat de uitval bij bewoners die eenmaal begonnen zijn relatief klein is. Omdat teammedewerkers de vinger aan de pols houden voor een periode van 6 maanden, kunnen zij ondersteunen bij eventuele tussentijdse problemen.
28
Evaluatie activeringsteams krachtwijken
3 Werkzame en niet-werkzame aspecten van activeringsteams 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk geven we een beeld van de werkzame en niet-werkzame aspecten van de activeringsteams. Dit gebeurt op basis van de interviews die gehouden zijn met de medewerkers van de activeringsteams en de deelnemende bewoners.
3.2 Succesfactoren: werkzame onderdelen Huidige werkwijze en aanpak werken werken goed Alle geïnterviewde activeringsmedewerkers geven aan dat zij vinden dat de aanpak zoals die nu voor de activeringsteams is vastgelegd en in praktijk wordt gebracht, goed werkt. Het opbouwen van de netwerken in de wijken en het komen tot een goede aanpak en samenwerking in de teams heeft bij de start veel tijd gekost, echter daar plukken ze nu de vruchten van. De medewerkers geven aan dat de samenwerking goed verloopt zowel binnen de teams als met de organisaties in de wijk en elders in de stad. De werkwijze voor de activeringsteams is duidelijk vastgelegd en uniform. De targets die gesteld worden aan het aantal intakegesprekken en doorverwijzingen zijn realistisch. Kanttekening hierbij is dat bewoners met meerdere problemen, die de medewerkers nu steeds vaker tegenkomen, meer tijd kosten.
Samenwerking tussen moederorganisaties moederorganisaties geeft veel kennis De samenwerking van de verschillende organisaties in de activeringsteams wordt door alle medewerkers als een groot succes en van grote toegevoegde waarde ervaren. De medewerkers geven aan dat de kennis vanuit de verschillende organisaties elkaar goed aanvult. De medewerkers leren veel van elkaar over de manier waarop de organisaties werken en de manier waarop zaken binnen de organisaties snel aangepakt kunnen worden. De activeringsteams zorgen ook voor betere samenwerking tussen de moederorganisaties. De activeringsmedewerkers geven aan dat de activeringsteams goede bruggen leggen tussen de organisaties en een brug vormen tussen de moederorganisaties en de wijk en haar bewoners.
29
Figuur 1 – Contacten en positie activeringsteam in de wijken
Welzijnsorganisaties
Bureau Inburgering
SoZaWe
Organisaties in de wijk en stad - activiteiten - hulpverlening Activeringsteams
Bewoners
Bron: Activeringsteams
Organisaties in de wijk met de neus dezelfde kant op Volgens de activeringsmedewerkers zorgen de activeringsteams ervoor dat er minder concurrentie is in de wijk tussen de organisaties die activiteiten aanbieden. Door de samenwerking en netwerkfunctie in de wijk zorgen de activeringsteams ervoor dat deze organisaties meer een gezamenlijk gevoel krijgen in de aanpak van participatie en activering en in de benadering van bewoners. De neuzen staan zogezegd weer dezelfde kant op. Voorheen was er volgens de activeringsmedewerkers meer concurrentie tussen de organisaties om bewoners binnen te halen voor hun activiteiten. Door het activeringsteam is er een gezamenlijk beeld en idee van het benaderen van bewoners. Deze rol kan het activeringsteam volgens de medewerkers alleen hebben doordat zij zelf geen aanbieder zijn van activiteiten en daarmee geen concurrent.
Netwerk en contacten essentieel voor snel en goed aanbod voor bewoners De medewerkers geven aan dat een goed netwerk en de contacten die er zijn in de wijken essentieel zijn voor de aanpak van de activeringsteams. De activeringsmedewerkers hebben een compleet beeld van wat er in de wijk en ook breder in de stad wordt aangeboden aan activiteiten en cursussen. Dit houden zij bij in het zogenaamde Participatie Productenboek, wat inmiddels digitaal beschikbaar is en toegankelijk via www.jekuntmeer.nl. De activeringsteams waren de eerste partij in Utrecht met zo'n compleet overzicht van activeringsaanbod. In de meeste gevallen hebben activeringsteams ook vaste contactpersonen bij organisaties die een activiteit aanbieden. Een actueel overzicht en actuele contacten zorgen ervoor dat de activeringsteams alle mogelijkheden
30
Evaluatie activeringsteams krachtwijken
kunnen inschakelen bij het realiseren van een activeringstraject op maat en dat via de contacten van de medewerker gezorgd kan worden dat een bewoner snel aan de slag kan. Ook houden ze via de contactpersonen en de bewoner een vinger aan de pols wat betreft het starten van de activiteit. Het onderhouden van het netwerk is volgens de medewerkers een continue investering die gemaakt moet worden.
Aanpak: outreachend werken en blijven motiveren Een andere succesfactor in de aanpak van de activeringsteams is volgens de medewerkers dat zij outreachend werken. In dit geval betekent het dat zij actief op zoek gaan naar mensen en desnoods bij bewoners aan huis komen om een intake te houden. Doordat een deel van de te activeren bewoners geïsoleerd leeft is dit soms nodig. Volgens de medewerkers kan een huisbezoek erg belangrijk zijn, omdat dit drempels verlaagd voor bewoners om contact te hebben en te starten met een activiteit. Na het leggen van contact is vooral het blijven motiveren van bewoners een belangrijk onderdeel. Deze bestaat er bijvoorbeeld uit dat de medewerkers samen met de bewoner een gewenst einddoel bespreken en dit vervolgens terug brengen tot reële (kleine) stappen die voor een bewoner haalbaar zijn. Ook laten ze bewoners zien wat er allemaal mogelijk is en soms proberen ze zelfs aanbod op maat te organiseren. De motivatie van bewoners is erg van belang voor het starten en doorzetten van de activiteit.
Laagdrempelig aanwezig in de wijken Een ander belangrijke voorwaarde in de aanpak van de activeringsteams is dat zij laagdrempelig aanwezig zijn in de wijk. Dit houdt volgens de medewerkers in dat zij aanwezig zijn bij activiteiten in de wijk (braderieën, wijkfeesten), maar ook in buurthuizen en op scholen. De medewerkers spreken bewoners daar aan om contact te leggen en zo een intakegesprek af te spreken. Medewerkers merken dat bewoners vaak een hoge drempel hebben om naar een organisatie toe te gaan of om hulp te vragen. Deze is er bij de activeringsteams minder. De activeringsteams worden volgens hen door bewoners ook niet gezien als een organisatie, maar meer als een specifieke persoon (van de gemeente) waarmee ze contact hebben gehad en die hen een handje helpt. Het activeringsteam als zodanig kennen ze dan niet.
Brede scope scope: alle leefgebieden van bewoner De activeringsteams onderscheiden zich op twee aspecten van de bestaande organisaties in de wijk. Ten eerste de manier van outreachend werken: zij gaan zelf op zoek naar potentiële deelnemers; indien noodzakelijk bezoekt men bewoners thuis voor een intake. Daarnaast zijn de activeringsteams niet gericht op een specifieke activiteit (zoals de andere organisaties), maar nemen alle mogelijke activiteiten en hulpverlening mee in het activeren van een bewoner. Met een bewoner kijken ze naar alle aspecten in het leefgebied van de bewoner die mogelijk zijn of juist een barrière vormen om zo te komen tot participatie. Zo kan tijdens een gesprek bijvoorbeeld blijken dat een bewoner heel graag een bepaalde cursus zou willen doen, maar daarvoor Nederlands moet kunnen schrijven en ondertussen in de knel zit vanwege schulden. De activeringsmedewerker zorgt dan dat de bewoner eerst hulp krijgt bij het oplossen van de schulden, gaat dan kijken naar de mogelijkheden voor een schrijfcursus om zo de weg vrij te maken voor de uiteindelijke cursus die een bewoner zou willen volgen. Het activeringsteam beperkt zich niet tot het aanbieden van alleen
31
taalcursussen, sollicitatiecursussen of vrijetijdsbesteding. Het activeringsteam probeert alle aspecten mee te nemen die participatie kunnen belemmeren en stimuleren.
Vinger aan de pols: pols: bewoners blijven in beeld en uitval is minder De bewoners die door een activeringsteam begeleid worden hebben een vaste contactpersoon. Deze onderhoudt contact met de bewoner totdat er een passend activeringsaanbod is gedaan en de bewoner daarmee is gestart. Na afloop van de activiteit neemt de activeringsmedewerker contact op met de bewoner om te kijken of doorverwijzing naar ander aanbod gewenst is. De contactperiode is maximaal een halfjaar voor een activiteit. Binnen een half jaar moet een bewoner aan de slag zijn gegaan. Als na een half jaar opnieuw begeleiding nodig is wordt er een nieuwe traject gestart. Volgens medewerkers is het belangrijk dat de bewoners gevolgd worden. Dit om te zorgen voor motivatie, maar ook om concrete barrières op te heffen of te kijken naar nieuw aanbod. Door contact te onderhouden en bewoners te blijven polsen vallen bewoners volgens hen minder snel uit.
Bijkomende voordelen: minder uitval, vroegtijdige signalering, leemtes en drempels in beeld •
Naast de voordelen die de activeringsteams bieden voor bewoners in de wijken, is hun aanwezigheid volgens de medewerkers ook voor de organisaties voordelig. Dit voordeel zit hem erin dat de medewerkers denken dat de uitval van deelnemers bij activiteiten minder groot is als zij via het activeringsteam binnen komen. De activeringsmedewerker heeft veel voorwerk gedaan en is samen met de bewoner heel goed nagegaan wat de wensen zijn en met welke drempels en barrières er rekening gehouden moet worden. Het uiteindelijke aanbod past daarom vaak goed bij de wensen van de bewoner. Hierdoor wordt door bewoners minder gewisseld tussen organisaties en is er minder uitval bij activiteiten.
•
Ook hebben de medewerkers het idee dat door de outreachende aanpak en de brede scope van het activeringsteams, problemen van bewoners eerder aan het licht komen en daardoor minder groot kunnen worden. Zo kan tijdens een gesprek met het activeringsteam blijken dat een bewoner schulden heeft en kan dit aangepakt worden voordat deze zo groot zijn dat dit bij andere organisaties aan het licht komt. In deze zin heeft het activeringsteam een preventieve werking.
•
Een ander bijkomend voordeel van de activeringsteams is dat zij tekorten in het aanbod in een wijk en de drempels die bewoners ondervinden bij organisaties signaleren en soms opheffen. De activeringsteams kunnen soms via hun netwerk de weg vrijmaken voor aanvulling in het aanbod of aanbod op maat: het activeringsteam brengt bijvoorbeeld 20 bewoners die een taalcursus willen volgen op een bepaalde locatie of een bepaalde tijd in contact met een aanbieder die dat kan gaan bieden. Leemtes of knelpunten in het aanbod die genoemd worden zijn bijvoorbeeld het voor een werksituatie te lage niveau van taal na een inburgeringcursus of de nieuwe insteek van de welzijnsorganisaties waarbij meer vanuit de bewoners zelf moet komen wat voor de doelgroep van de activeringsteams vaak een brug te ver is.
32
Evaluatie activeringsteams krachtwijken
3.3 Verbeterpunten in de aanpak en werkwijze Begeleide bewoners kennen kennen activeringsteam soms niet Van de acht bewoners die zijn geïnterviewd kent de helft het activeringsteam niet als zodanig, terwijl ze wel door een activeringsteams zijn begeleid. Een verklaring hiervoor is dat bewoners vaak alleen de persoon kennen met wie ze contact hebben en niet de organisatie waarvoor die persoon werkt. Het contact van de geïnterviewde bewoners met de activeringsmedewerkers is via verschillende organisaties tot stand gekomen: via wijkbureaus, buurthuizen, BIGU, WMO, programmabureau Doe Mee. In de meeste gevallen gaat het om doorverwijzingen; enkele bewoners zijn rechtstreeks benaderd door een teammedewerker zelf. Als mond-tot-mond-reclame een manier is om bewoners te bereiken, is het van belang dat begeleide bewoners het activeringsteam, en niet alleen een medewerker daarvan kennen.
Bekendheid van activeringsteams bij moederorganisaties kan ook beter Geinterviewde activeringsmedewerkers geven aan dat het bestaan van het activeringsteam binnen de moederorganisaties bij velen niet bekend is. Dat is jammer, want bij grotere bekendheid wordt er eerder gedacht aan de mogelijkheid bewoners aan te dragen bij het activeringsteam.
Oordeel over begeleiding varieert De tevredenheid vanuit de bewoners over de activeringsteams varieert. De helft van de bewoners met wie is gesproken is tevreden over de begeleiding. Zij kunnen met vragen terecht en begeleiders van het activeringsteam informeren regelmatig hoe het met de bewoner gaat. Bovendien denken de begeleiders mee met de bewoners over nieuwe stappen richting cursus, vrijwilligerswerk of een betaalde baan. Van deze groep bewoners hebben wij geen suggesties gehoord voor verbetering van de begeleiding. De andere helft van de bewoners met wie is gesproken geeft aan geen begeleiding te krijgen en geen beeld te hebben bij de begeleiding door het activeringsteam. Het is mogelijk dat door de laagdrempeligheid van de activeringsteams hun begeleiding niet als zodanig wordt herkend. Deze respondenten benadrukken ook dat zij de activiteiten, cursussen of vrijwilligerswerk op eigen initiatief doen. Dit is te verklaren vanuit het feit dat de activeringsteams mensen motiveren om zelf aan de slag te gaan, om zelf actie te ondernemen. Eén bewoner geeft aan te weinig begeleiding te krijgen. Zij wil graag een markering op de weg voor haar huis voor haar scootmobiel en verder wil zij graag dat haar voortuin professioneel wordt bestraat. Deze vraag heeft geen raakvlakken met activering, het activeringsteam kan deze bewoner geen oplossing bieden, alleen doorverwijzen. Dit geeft aan dat bewoners niet altijd een duidelijk beeld hebben van wat men van het activeringsteam kan verwachten; dat niet bekend is dat de focus van activeringsteams ligt op activering, dat ze doorverwijzen.
Afbakening postcodegebieden onpraktisch en onlogisch De medewerkers geven aan dat de activeringsteams in principe alleen op bewoners van de krachtwijken gericht zijn. In praktijk blijkt dit lastig omdat je bij het benaderen van mensen (bijvoorbeeld via voorscholen) niet direct weet in welk gebied de mensen wonen. Blijkt naderhand
33
dat zij niet in het juiste gebied wonen, dan kunnen de medewerkers geen begeleiding aanbieden. De medewerkers geven aan dat zij dit lastig vinden. Zij helpen deze mensen in dat geval vaak wel verder naar een organisatie en het vinden van de juiste weg, maar kunnen geen begeleidingstraject inzetten. De medewerkers zouden graag zien dat de begrenzing van de postcodegebieden vervalt en dat het mogelijk wordt om gebruik te maken van een activeringsteam voor alle bewoners in de stad.
Persoonlijk contact belangrijk, continuïteit continuïteit is risicofactor Het succes van de activeringsteams is erg afhankelijk van de individuele teamleden. Vanuit de activeringsteams blijkt dat de samenstelling van en onderlinge samenwerking in het team belangrijk is voor het functioneren. Ook het persoonlijk contact met bewoners is belangrijk in de aanpak en het succes. Het persoonlijk contact geeft vertouwen en motiveert de bewoners. Hiernaast is ook het persoonlijke netwerk dat de teamleden opbouwen belangrijk. Medewerkers geven aan dat het ook wel even duurt voordat nieuwe medewerkers helemaal zijn ingeburgerd in de netwerken, de samenwerking en bij bewoners. De persoonlijke aanpak is een belangrijke succesfactor, maar direct ook een kwetsbaar punt van de activeringsteams. De activeringsteams en de aanpak zijn erg afhankelijk van de continuïteit van het team, omdat veel valt of staat met de kennis en persoonlijke contacten van de medewerkers.
Faciliteiten en ondersteuning activeringsteams kan beter De medewerkers geven aan dat de faciliteiten voor het activeringsteam nog vaak te wensen over laten. De medewerkers kunnen bijvoorbeeld moeilijk een goede werkplek regelen in de wijk met een bijbehorende computer, netwerkaansluiting en alles wat daarbij hoort. Er zou in de wijk daar wel een vaste plek voor moeten zijn. Ook geven de medewerkers aan dat het lastig is om iets gedaan te krijgen voor de activeringsteams (zoals een computer erbij). De organisatie waarbij dan via de directeur van SoZaWe een computer aangevraagd moet worden is volgens hen omslachtig en bureaucratisch. Ook omdat die niet kan zien wat er nodig is in de wijk voor het activeringsteam. Overigens geven de medewerkers wel aan dat de organisatie bij aanvang met relatief grote stuurgroep nog omslachtiger was. De medewerkers vinden het logischer als een activeringsteam voor dit soort zaken terecht kan in de wijk zelf bij de accountmanagers in de wijken.
34
Evaluatie activeringsteams krachtwijken
4 Aanbevelingen Naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek kunnen we een aantal aanbevelingen geven over de aanpak en werkwijze van de activeringsteam voor een overbruggingsaanpak van de activeringsteams totdat de DMO en GG&GD zijn gekomen tot een gezamenlijke aanpak op het gebied van sociaal kwetsbaren. Hieronder volgen de belangrijkste aanbevelingen.
Behoud huidige formule activeringsteams activeringsteams In dit onderzoek hebben wij in beeld gebracht wat de werkzame aspecten zijn van de activeringsteams. Uit de interviews en de bestandsanalyse blijkt dat de activeringsteams er goed in slagen wijkbewoners te bereiken en hen naar een goed activiteitenaanbod te leiden. De samenstelling, aanpak en werkwijze van de activeringsteams speelt hierin een belangrijke rol. Wij adviseren om in de overbruggingsaanpak deze werkwijze in stand te houden en de opgebouwde kennis en ervaring te behouden. Hierbij zijn de volgende punten volgens ons essentieel: •
De opgebouwde netwerken van de activeringsteams in de wijken: door het netwerk in de wijken en de stad kunnen de activeringsmedewerkers bewoners snel naar aanbod leiden. Een actueel en uitgebreid netwerk en productenboek zijn essentieel voor een snel en passend aanbod voor bewoners.
•
Samenwerking tussen moederorganisaties in de activeringsteams: de kennis van medewerkers uit verschillende organisaties vult elkaar goed aan en zorgt voor bruggen tussen moederorganisaties en bewoners. De activeringsteams weten goede de weg in de moederorganisaties en kunnen bewoners hierbij helpen en de activeringsteams kunnen drempels, barrières en knelpunten van bewoners aankaarten bij moederorganisaties.
•
Objectieve rol en samenwerking met organisaties in de wijk: Door de samenwerking en netwerkfunctie in de wijk zorgen de activeringsteams ervoor dat deze organisaties meer een gezamenlijk gevoel krijgen in de aanpak van participatie en activering en in de benadering van bewoners. Hiervoor is het van belang dat het activeringsteam een onafhankelijke rol heeft als doorverwijzer en geen concurrent is in het aanbieden van activiteiten.
•
Outreachende werkwijze en het onderhouden van contact met bewoners: de activeringsteams zijn laagdrempelig aanwezig in de wijk om bewoners te benaderen, hiervoor sluiten ze aan bij bestaande activiteiten of organisaties in de wijk, en komen indien noodzakelijk bij bewoners thuis om een gesprek te voeren. Als het contact eenmaal is gelegd en de mogelijkheden en wensen op tafel liggen, wordt de bewoner zo snel mogelijk naar een activiteitenaanbod geleid. Daarna wordt contact onderhouden, de bewoner heeft een vaste contactpersoon. Het opzoeken van bewoners en het onderhouden van contact is belangrijk om bewoners gemotiveerd te houden en uitval te voorkomen.
•
Brede scope op alle leefgebieden van bewoners: de activeringsteams onderscheiden zich doordat zij zich niet richten op een specifiek activiteitenaanbod, maar op alle aspecten in het leefgebied van de bewoner die participatie kunnen bevorderen of belemmeren. Het activeringsteam gaat met de bewoner kijken naar alle wensen, mogelijkheden en drempels en maakt samen met de bewoner een reëel plan voor een activiteit.
35
Houd rekening met praktische aandachtspunten aandachtspunten Uit het onderzoek komen een aantal praktische/organisatorische punten naar voren waarmee rekening gehouden moet of kan worden in de vervolgaanpak van de activeringsteams. Het gaat om de volgende punten: •
Continuïteit van medewerkers en overdracht: de persoonlijke aanpak is een belangrijke succesfactor van de activeringsteams, dit geeft vertrouwen, motivatie en de contacten leiden tot snel aanbod. Tegelijkertijd is deze persoonlijke afhankelijkheid ook een kwetsbaar punt van de activeringsteams. De aanpak en het succes is erg afhankelijk van de continuïteit van het team, omdat veel valt of staat met de kennis en persoonlijke contacten van de medewerkers. Veel wisseling in een team is hierdoor niet wenselijk en in ieder geval is het van belang om alle bestaande kennis goed over te dragen. Mogelijk kan een vaste periode en werkwijze afgesproken worden die nodig is als overdracht- en inwerkperiode.
•
Organisatie faciliteiten en ondersteuning activeringsteams: medewerkers van de activeringsteams geven aan dat faciliteiten en ondersteuning moeilijk te regelen zijn in de directe omgeving van de activeringsteams. Het gaat hier dan om werkplekken, computers, ict-ondersteuning. Op dit moment moet dat allemaal centraal geregeld worden via een van de moederorganisaties. Volgens de medewerkers zou het praktischer zijn als dit direct in de wijk kan bijvoorbeeld via de wijkaccountmanagers van de DMO. Als deze logistieke aspecten beter gewaarborgd zijn, dan vergroot dit de slagvaardigheid van de activeringsteams.
•
Afbakening werkgebied activeringsteams: de medewerkers geven aan dat de activeringsteams in principe alleen op bewoners van de krachtwijken gericht zijn. In praktijk blijkt dit lastig omdat je bij het benaderen van mensen (bijvoorbeeld via voorscholen) niet direct weet in welk gebied de mensen wonen. Dit is ook niet iets wat je vraagt voordat je verder met ze in gesprek gaat. In praktijk stuur je deze mensen ook niet weg als zij net buiten het gebied wonen. Idealiter werken de activeringsteams stadsbreed. Hierbij kan gedacht worden aan differentiatie in gebieden waar actief geworven wordt en gebieden waar dit niet gebeurt, maar bewoners wel op doorverwijzing of eigen verzoek worden geholpen.
•
Afbakening doelgroep activeringsteams: in de praktijk blijken activeringsteams ook bewoners te begeleiden die al werk hebben of die niet tot de leeftijdscategorie van de doelgroep behoren. Ook deze categorieën blijken behoefte aan begeleiding te hebben. Idealiter werken de activeringsteams voor elke bewoner die activering behoeft. De doelgroepdefinitie behoeft hiervoor dan aanpassing.
•
Bereiken potentiële doelgroep: hoewel cijfers over de potentiële doelgroep in de krachtwijken indicatief zijn, lijkt het aannemelijk dat deze het grootst in aantal is in Overvecht en Kanaleneiland; deze krachtwijken zijn dan ook groter van omvang dan de andere drie. Op basis van deze cijfers is meer aandacht (bijvoorbeeld qua formatie) voor deze twee krachtwijken bij een overbruggingsaanpak gerechtvaardigd. De doelgroep is in deze wijken groter, dus er zijn meer mensen nodig om hen te bereiken.
Vergroot bekendheid van activeringsteams Zowel bij de moederorganisaties als bij de bewoners is de bekendheid van de activeringsteams beperkt. Een grotere bekendheid van de activeringsteams bij bewoners en moederorganisaties kan het succes van de teams vergroten. Kies daarnaast voor een herkenbare, laagdrempelige locatie voor activeringsteams, om de instroom van bewoners te vergroten.
36
Evaluatie activeringsteams krachtwijken
Anticipeer op vinden en begeleiden moeilijke groepen De activeringsteams zijn relatief kort operationeel. Het eerste team is anderhalf jaar bezig, het laatste nog geen jaar. Teammedewerkers denken dat de makkelijkste groep te activeren bewoners het eerst is bereikt. Zij verwachten steeds vaker bewoners met meervoudige problematiek te gaan treffen, dus met problemen op verschillende leefgebieden. Het is van belang na te denken of en hoe de werkwijze hierop aan te passen. Ander aandachtspunt is of en hoe de aanpak moet worden aangepast om sterk geïsoleerde bewoners te bereiken. Deze groep wordt immers niet via vindplaatsen bereikt, omdat men weinig buitenshuis komt.
37