EVALUATIE VEILIGHEIDBELEID 2011
November 2011 Onderzoek en Statistiek Gemeente Lelystad
Colofon
Dit is een onderzoeksrapportage gemaakt door: Onderzoek en Statistiek Digitaal verkrijgbaar bij: Gemeente Lelystad Onderzoek en Statistiek Postbus 91 8200 AB Lelystad T 0320-14-0320 e-mail:
[email protected]
Voor feiten en cijfers en overige onderzoeksrapporten kunt u terecht op onze website: www.lelystad.nl/onderzoek
Lelystad, december 2011
INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING .................................................................................................................................... 3 1. INLEIDING ......................................................................................................................................... 6 1.1. 1.2. 1.3.
Onderzoek naar doeltreffendheid ........................................................................................ 6 Onderzoeksopzet en -methode ............................................................................................. 7 Leeswijzer ............................................................................................................................. 8
2. UITVOERING VAN JAARPLAN VEILIGHEID 2010 ......................................................................... 9 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5. 2.6. 2.7. 2.8. 2.9.
Minder criminaliteit .............................................................................................................. 9 Veiliger wijken .................................................................................................................... 11 Veiliger bedrijventerreinen ................................................................................................ 13 Openbare orde en veiligheid .............................................................................................. 15 Crisisbeheersing en rampenbestrijding .............................................................................. 17 Fysieke veiligheid ................................................................................................................ 18 Brandweerzorg .................................................................................................................... 19 Overige projecten ............................................................................................................... 20 Communicatie ..................................................................................................................... 21
3. DOELTREFFENDHEID VAN VEILIGHEIDBELEID ......................................................................... 22 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5.
Veilige woon- en leefomgeving .......................................................................................... 22 Bedrijvigheid en veiligheid ................................................................................................. 29 Jeugd en veiligheid ............................................................................................................. 30 Fysieke veiligheid ................................................................................................................ 33 Integriteit en veiligheid ...................................................................................................... 35
4. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN............................................................................................. 37 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5.
Veilige woon- en leefomgeving .......................................................................................... 37 Bedrijvigheid en veiligheid ................................................................................................. 38 Jeugd en veiligheid ............................................................................................................. 39 Fysieke veiligheid ................................................................................................................ 39 Integriteit en veiligheid ...................................................................................................... 40
BIJLAGE I: GERAADPLEEGDE BRONNEN....................................................................................... 41 BIJLAGE II: MONITOR PROGRAMMA VEILIGHEID .......................................................................... 43
2
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
SAMENVATTING Aanleiding voor dit doeltreffendheidonderzoek is de herziening van de gemeentelijke beleidsnota „Veiligheidsbeleid – Programma 2005-2009‟ uit 2005. Als onderlegger voor een nieuwe kadernota geeft een evaluatie van doelstellingen en inspanningen van het gevoerde veiligheidbeleid de nodige richtingen aan. In samenwerking met afdeling Beleid heeft Onderzoek en Statistiek de ontwikkelingen op de brede terreinen van veiligheid doorgelicht, zoals ze sinds 2005 cijfermatig in en rondom de Gemeente Lelystad kunnen worden gestaafd. Er zijn vier onderzoeksvragen geformuleerd die als leidraad voor dit rapport hebben gefungeerd, en in deze samenvatting kort worden beantwoord.
1. Welke maatregelen en voorzieningen, zoals ze in het jaarplan 2010 zijn voorgenomen, zijn daadwerkelijk gerealiseerd? Omdat een bespreking van alle maatregelen en voorzieningen ondoenlijk is, die sinds 2005 in het kader van het veiligheidsbeleid zijn voorgenomen, wordt in dit rapport ingezoomd op het jaarplan 2010. Verdeeld over drie beleidsspeerpunten, en een zestal aanvullende thema‟s, wordt in hoofdstuk twee een impressie geleverd van het brede terrein waarop gemeentelijk veiligheidsbeleid wordt uitgevoerd. Uit die impressie kan de conclusie worden getrokken dat de meeste onderdelen van het jaarplan zijn uitgevoerd. Twee grondredenen verklaren waarom de resterende onderdelen (nog) niet zijn gerealiseerd: Doordat landelijke financiering is stopgezet, of doordat lokale financiering in het kader van gemeentelijke bezuinigingen is weggevallen, zijn enkele voorzieningen opgeschort. Het initiatief om tot een Lelystads Veiligheidshuis te komen is bijvoorbeeld gestrand toen het Openbare Ministerie de geldkraan hiervoor dicht draaide. De inbraakbeveiliging van particuliere woningen is nog wel in 2010 door Perspectief BV gekeurd, echter de gemeentelijke subsidie hiervoor is ondertussen stopgezet. Vele voornemens om veiligheidbeleid te actualiseren zijn vertraagd in afwachting van landelijke richtlijnen. Zo wacht zowel de verdere ontwikkelingen van een „Digitale Veiligheidskaart‟, alsmede een „Asbestrisicokaart‟, op landelijke richtlijnen en regionale afstemming.
2. Gezien de beschikbare indicatoren, in hoeverre zijn de doelstellingen van het jaarplan gehaald? Sinds 2005 zijn de doelstellingen van het veiligheidsbeleid in drie speerpunten samen te vatten. Voor alle drie speerpunten kan gesteld worden dat ze in zekere mate zijn gehaald: Minder criminaliteit. Er komt „minder criminaliteit‟ in Lelystad voor. De kans namelijk dat een burger slachtoffer van een delict wordt is geleidelijk van 8,7% in 2005 naar 7,0% in 2010 gedaald. De afname is vooral te zien in vormen van „kleine‟ criminaliteit: overlast, vernielingen en voertuigcriminaliteit. Voor wat betreft woninginbraken en geweldsdelicten zijn de trends minder rechtlijnig. Veilige wijken. Het gaat de goede kant op met de sociale veiligheid in de Lelystadse woonwijken. De daling sinds 2005 in het aantal delicten geldt voor alle acht stadswijken. Met uitzondering van de wijken in stadsdeel Noordoost kennen inwoners al jaren gemiddeld een „ruim voldoende‟ rapportcijfer toe voor de veiligheid van hun woonomgeving, al lijken „gevoelens van onveiligheid‟ gevoelig voor media-incidenten (bijvoorbeeld „Jack de Prikker‟). Indicatoren voor fysieke veiligheid zijn vooralsnog minder voorhanden, met uitzondering van
Evaluatie Veiligheidbeleid
3
cijfers over verkeersveiligheid: het aantal ongelukken in de wijken daalt ook; de ervaren overlast neemt toe. Veilige bedrijventerreinen. Op basis van inbraak- en diefstalregistraties bij de politie kunnen wij vaststellen dat deze doelstelling ruimschoots is gehaald. Het aandeel bedrijven dat slachtoffer is geweest van een delict is van (circa) 21% in 2005 naar 8% in 2010 gedaald. Deze daling geldt ook voor alle winkelcentra in stadswijken. Het aantal incidenten in het Stadshart is echter nog altijd hoog, evenals het aandeel inwoners dat in het Stadshart onveilig voelt.
3. In hoeverre dragen de gemeentelijke maatregelen en voorzieningen bij aan het realiseren van doelstellingen, zoals ze in jaarplannen en collegeprogramma’s zijn geformuleerd? Een sluitend antwoord op deze vraag is vrijwel onmogelijk gezien het complexe geheel aan processen binnen één gemeente. Desalniettemin zijn verspreid door hoofdstukken drie en vier uiteenlopende beschouwingen over het belang van gemeentelijke inspanningen bij het realiseren van beleidsdoelstellingen. Wij lichten nogmaals de drie speerpunten toe, gevolgd door een meer algemene beschouwing: Minder criminaliteit. De daling in criminaliteit zien wij deels als gevolg van een ketenaanpak (zie volgende alinea). Ze zijn ook het gevolg van inspanningen door de gemeente en sociale partners om veelplegers in nazorg en andere trajecten te begeleiden. Deze inspanningen lijken minder succesvol onder lokale jongeren. Gezien het landelijke succes is voortzetting effectiever dan afbouwen van projecten ten behoeve van jonge veelplegers. Veilige wijken. De daling in kleine criminaliteit en andere uitingen van buurtoverlast schrijven wij deels toe aan de ontwikkeling van een keten-aanpak, waarbij elke stadswijk een „eigen‟ pakket van maatregelen heeft, onder aansturing van een wijkteam samengesteld uit diverse sociale partners. Want in theorie leidt de keten-aanpak tot wijken waar bewoners zelf de alledaagse vormen van overlast in toom houden. Veilige bedrijventerreinen. De toegenomen veiligheid op bedrijventerreinen en winkelcentra kunnen moeilijk een gevolg zijn van (nog nauwelijks uitgevoerde) projecten die onder dit speerpunt in het jaarplan 2010 zijn vermeld. Een grotere rol wordt toegekend aan de herstructureringen van veel van deze gebieden in de loop van het afgelopen decennium, aan meer samenwerking tussen ondernemers, en aan specifieke projecten in het kader van wijkveiligheidsplannen. Andere beleid met (on)veiligheid als gevolg. Een relativerende noot is in hoofdstuk vier vermeld. De komende jaren kunnen ontwikkelingen met zich meebrengen, waarbij de veiligheid van Lelystedelingen meer gewaarborgd moeten worden door initiatieven, die op heel andere (beleids)terreinen liggen dan de vijf in het rapport onderscheiden veiligheidsvelden: bijvoorbeeld onderwijs om jongeren een toekomst te bieden; economie om werkgelegenheid te scheppen; zorg om welzijn te behouden, of milieu om de voeten droog te houden. 4. Welke inspanningen zijn al in voorbereiding of zouden nog nodig zijn om de (efficiency en) effectiviteit van het veiligheidsbeleid in Lelystad te optimaliseren? Onder de conclusies in hoofdstuk vier zijn de volgende reeks aanbevelingen te vinden: 4.1.1
4
Ter bestrijding van vele vormen van sociale overlast zou de keten-aanpak verder worden opgezet, waarbij integrale afstemming met sociale partners binnen wijkteams plaatsvindt. Wel dient gestreefd te worden om de ketens korter, minder bureaucratisch, doelmatiger en dus daadkrachtiger in te zetten.
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
4.1.2 4.1.3
De huidige maatregelen om geweldsdelicten te voorkómen boeken nog te weinig resultaat. Indien mogelijk dienen ze aangevuld te worden. Ook lijkt nauwelijks verandering te komen in het aantal incidenten van huiselijk geweld. Zolang het aantal incidenten niet daalt dient de bestrijding ervan te worden voortgezet.
4.2.1
Samen met sociale partners het horecabeleid aanscherpen, en het Convenant Veilig Uitgaan integraal uitvoeren. Focusgebieden hierbij zijn het Stadshart en de Lelycentre.
4.3.1
Voortzetten en waar mogelijk uitbreiden van inspanningen om jongeren op de goede spoor te houden, en waar nodig, ontspoorde jongeren weer op pad te helpen.
4.4.1 4.4.2
Brandpreventie voortzetten. Cijfers uit de veiligheidsregio en van de brandweer moet een grotere rol spelen bij de monitoring van het veiligheidsbeleid. Evaluatie van het handhavingsbeleid moet nog meer worden benut om op het gebeid van fysieke veiligheid beter te kunnen regisseren.
4.4.3
4.5.1
Samenwerking binnen het RIEC na pilot-periode voortzetten.
Evaluatie Veiligheidbeleid
5
1. INLEIDING 1.1.
Onderzoek naar doeltreffendheid Met het invoeren van het duale stelsel vanaf 2003 krijgt het college meer verplichtingen om verantwoording aan de raad af te leggen. Een ervan behelst de vraag naar de doeltreffendheid van programmavoering. Met verordening 213a is onder meer door de raad vastgesteld dat het college jaarlijks de doeltreffendheid toetst van minimaal twee (delen van) programma's en paragrafen uit de programmabegroting. Doeltreffendheid is in de verordening gedefinieerd als de mate waarin de gewenste prestaties en beoogde maatschappelijke effecten van het beleid daadwerkelijk worden behaald. In het kader van deze verordening worden vanaf 2005 interne onderzoeken naar (doelmatigheid1 en) doeltreffendheid uitgevoerd. In haar betrokkenheid bij de uitvoering heeft Onderzoek en Statistiek (O&S) zich sinds 2006 over de volgende onderwerpen gebogen:
Informatievoorziening, 2006 Interne bereikbaarheid, 2007 Voortijdige schoolverlaters, 2007 Integratiebeleid, 2007 Reïntegratie ID-ers, 2008 Dienstverlening en klantgerichtheid, 2008 Sociaal Cultureel Werk, 2009 Invoering 30 kilometer zones, 2009 Cultuurparticipatie, 2011
Aanleiding voor dit doeltreffendheidonderzoek is de herziening van de gemeentelijke beleidsnota „Veiligheidsbeleid – Programma 2005-2009‟ uit 2005. Als onderlegger voor een nieuwe kadernota geeft een evaluatie van doelstellingen en inspanningen van het gevoerde veiligheidbeleid de nodige richtingen aan. Voor de gemeente Lelystad is veiligheid beleidsmatig verankerd in het programma „Veiligheid‟. In het coalitieakkoord 2010-2014 is dit programma als volgt omschreven: ‘Alleen als de leefomgeving feitelijk maar ook voor het gevoel veilig is, is het goed wonen in Lelystad. Veiligheid is de basis voor het kunnen samenleven. In Lelystad zetten we in op de wettelijk bepaalde taken ten aanzien van openbare orde, crisis en rampenbestrijding maar ook op de beleidsuitgangspunten zoals verwoord in het jaarplan Veiligheid 2010. Daarbij kiezen we voor een integrale benadering op de thema’s sociale veiligheid, fysieke veiligheid, openbare orde en veiligheid, crisis en rampenbeheersing en brandweerzorg. We kijken kritisch naar de effectiviteit van de huidige preventiemaatregelen. Wij vinden dat we voldoende toezicht op straat moeten inzetten, om criminaliteit en vandalisme tegen te gaan. Afglijden van jongeren naar crimineel gedrag moet voorkomen worden door een samenhangende (keten)aanpak. Verstoring van veiligheid en openbare orde en straatterreur wordt niet getolereerd.
Doelmatigheid is in de verordening gedefinieerd als de mate waarin de gewenste prestaties en beoogde maatschappelijke effecten worden gerealiseerd met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen, of met de beschikbare middelen zo veel mogelijk resultaat wordt bereikt. Bij doelmatigheid gaat het kortom om „efficiëntie‟, bij doeltreffendheid om „effectiviteit‟. 1
6
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
Voor het college programma „Veiligheid‟ zijn jaarlijks plannen aan de raad gepresenteerd. In die plannen zijn ambities en activiteiten van de gemeente vertaald in een aantal doelstellingen en geconcretiseerd naar speerpunten en doorlopende projecten. Bij de presentatie van het Jaarplan Veiligheid 2011 is opgemerkt dat er onvoldoende inzicht bestaat omtrent de effectiviteit van plannen die in voorgaande jaren (al of niet) zijn uitgevoerd. Met dit onderzoek worden de verschillende speerpunten en reguliere activiteiten doorgelicht die sinds 2009 in het kader van het programma Veiligheid zijn aangekondigd. De bevindingen uit de evaluatie zullen (als onderlegger) dienen bij de Kadernota Veiligheid 2012-2015.
1.2.
Onderzoeksopzet en -methode Als richtsnoer voor deze evaluatie dient de vraag: „Gelet op de (maatschappelijke en beleidsmatige) ontwikkelingen, wat is een effectievere werkprogramma voor de periode 20122015?’ Deze vraag zal zijn weerslag krijgen in een kadernota. In dit rapport worden beknopt „de (maatschappelijke en beleidsmatige) ontwikkelingen‟ sinds 2005 op hun relevantie voor een herziene nota behandeld. Daartoe zijn een viertal onderzoeksvragen geformuleerd: 1. Welke maatregelen en voorzieningen zijn, zoals ze in het jaarplan 2010 zijn voorgenomen, daadwerkelijk gerealiseerd? 2. Gezien de beschikbare indicatoren, in hoeverre zijn de doelstellingen van het jaarplan gehaald? 3. In hoeverre dragen de gemeentelijke maatregelen en voorzieningen bij aan het realiseren van doelstellingen, zoals ze in jaarplannen en collegeprogramma‟s zijn geformuleerd? 4. Welke inspanningen zijn al in voorbereiding of zouden nog nodig zijn om de (efficiency en) effectiviteit van het veiligheidsbeleid in Lelystad te optimaliseren? Diverse methoden en middelen zijn benut om die onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden: Een verscheidenheid aan rapporten en beleidsnota‟s is geraadpleegd, waaronder de websites, jaarrapporten en –verslagen van diverse lokale en externe partners. Daarnaast zijn gesprekken gevoerd met alle beleidmedewerkers verantwoordelijk voor de uitvoering van onderdelen van het jaarplan. Een veelheid aan statistische gegevens 2 is herordend en geanalyseerd, om de beoogde effecten van het programma veiligheid te monitoren. Tenslotte wordt een beroep gedaan op een bescheiden portie subjectief vernuft om conclusies en aanbevelingen af te leiden uit een veelheid aan vaak tegenstrijdige bevindingen en beoordelingen.
2
Een van de belangrijkste statistische bronnen zijn „incidentenoverzichten‟ die jaarlijks van de Regio Politie worden ontvangen. Deze overzichten bieden een uitsplitsing naar buurtgebieden en naar delictensoort van alle incidenten die bij de politie zijn geregistreerd. Hoewel deze overzichten solide indicaties bieden van de mate waarin manifestaties van onveiligheid in specifieke stadsgebieden (meer of minder) voorkomen (ten opzichte van andere stadsgebieden of andere jaren), ze blijven „indicaties‟. Zo zijn het aantal politieregistraties van een delictensoort meestal meer dan het aantal veroordelingen als „misdrijf‟ of „overtreding‟ dat uit de registraties voortkomen. Waar in dit rapport naar (trends in) „delicten‟ of „incidenten‟ wordt verwezen, zijn ze op deze overzichten gebaseerd. Zie verder bijlage II.
Evaluatie Veiligheidbeleid
7
1.3.
Leeswijzer In dit rapport volgen nog drie hoofdstukken: De verschillende thema‟s uit het Jaarplan Veiligheid 2010 worden in Hoofdstuk 2 beknopt weergegeven. Daarbij wordt aangegeven welke onderdelen van het jaarplan zijn uitgevoerd, om een antwoord op de eerste onderzoeksvraag - welke maatregelen en voorzieningen zijn daadwerkelijk gerealiseerd – te leveren. Hoofdstuk 3 gaat in op de doeltreffendheid van het beleid: in welke mate zijn de ambities van het beleid gerealiseerd en welke bijdragen hebben de gemeentelijke maatregelen hier (eventueel) aan geleverd. Daarbij worden lokale veiligheidsontwikkelingen sinds 2005 beknopt geanalyseerd. Het geheel dient om antwoorden op de tweede en derde onderzoeksvraag te formuleren. Hoofdstuk 4 sluit af met de conclusies die uit dit onderzoek getrokken kunnen worden. Tevens worden aanbevelingen gepresenteerd. Hiermee wordt ingegaan op de laatste onderzoeksvraag, die verwijst naar de nodige inspanningen om de effectiviteit van het veiligheidbeleid in Lelystad te optimaliseren. Statistieken en andere cijfermatige overzichten ontbreken grotendeels in het rapport zelf. Deze zijn in de bijlagen te raadplegen: De geraadpleegde bronnen zijn in bijlage I vermeld. In bijlage II bevindt men de verzameling statistische indicatoren die gediend hebben om de doeltreffendheid van de beleidsinspanningen te evalueren.
8
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
2. UITVOERING VAN JAARPLAN VEILIGHEID 2010 In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe het veiligheidbeleid er anno 2009 voorstond en welke ontwikkelingen zich sindsdien hebben voorgedaan. Het jaarplan 2010 bestaat uit een drietal beleidsspeerpunten met bijhorende ambities, aangevuld met een brede scala aan activiteiten verdeeld over een zestal thema‟s. Per speerpunt of thema zullen de projecten en activiteiten vermeld worden zoals ze ongeveer in het jaarplan zijn omschreven. Vervolgens wordt aangegeven (in cursieve tekst) hoe het staat met de uitvoering. Hiermee wordt een impressie geleverd van het brede veld waarop gemeentelijk veiligheidsbeleid wordt uitgevoerd. Tevens wordt een antwoord op de eerste onderzoeksvraag gepresenteerd: welke maatregelen en voorzieningen, zoals ze in de jaarplannen 2009-2010 zijn voorgenomen, zijn daadwerkelijk gerealiseerd?
2.1.
Minder criminaliteit
Aanpak veel- en meerplegers (minderjarigen, thema 1.1) Beperken instroom nieuwe veel- en meerpleger In het najaar 2009 heeft het Integraal Toezicht Jeugdzaken een advies uitgebracht inzake vermindering van recidivegedrag bij jongeren. Het aantal harde-kern jongeren en minderjarige veelplegers is in Lelystad hoog ten opzichte van het landelijke gemiddelde. Bovendien is er sprake van een toename. Onderdeel van de aanpak is het beperken van minderjarige meer- en veelplegers. In 2010 werd hier verder vorm aan gegeven door versterking van signalering, inrichten van een effectieve overlegvorm (scenario-overleg risicojongeren) en zorg dragen voor adequate hulpverlening. Het Centrum voor Jeugd en Gezin zou hierin een belangrijke verantwoordelijkheid hebben. Dit beleid is aantoonbaar uitgevoerd. Justitieel Casus Overleg (JCO) vindt wekelijks plaats tussen Politie, Justitie, Bureau Jeugdzorg, en de Raad van de Kinderbescherming over alle zware jeugdige overtredingen. Over de omvang van deze groep (12-23 jarigen) bestaat wel kwantitatieve zicht, niet kwalitatief. De gemeente zit wel bij het ‘Scenario Overleg Risicojongeren’, dat zich over een middengroep van jongeren buigt die nog niet (via JCO) veroordeeld worden. Verbeteren nazorg De nazorg aan jeugdigen die terugkeren uit Justitiële Jeugdinrichtingen en die nog onder toezicht van justitie staan, wordt gecoördineerd door de Raad van de Kinderbescherming. De vrijwillige nazorg ten behoeve van de (kleine) groep jongeren wordt gecoördineerd door het Centrum voor Jeugd en Gezin. Verbetering hiervan maakt onderdeel uit van de aanpak zoals boven omschreven. Ook dit beleid is aantoonbaar uitgevoerd.
Nazorg ex-gedetineerden (thema 1.2) In 2010 werd uitvoering gegeven aan het in 2009 vastgestelde plan van aanpak „Nazorg exgedetineerden‟. Doel van deze aanpak, gebaseerd op het landelijk samenwerkingsmodel VNG- rijksoverheid inzake nazorg ex-gedetineerden, is voorkómen dat ex-gedetineerden zich opnieuw schuldig maken aan strafbare feiten. De aanpak van veelplegers is onderdeel van
Evaluatie Veiligheidbeleid
9
de nazorg ex-gedetineerden. In Lelystad komen jaarlijks circa 180 ex-gedetineerden in aanmerking voor nazorg. Dit beleid is aantoonbaar uitgevoerd. De gemeente neemt hierin regieverantwoordelijkheid terwijl de GGD als uitvoerder dient. De doeltreffendheid van het beleid kan vooralsnog niet beoordeeld worden, want wegens persoonsgegevenbescherming heeft niemand zicht op recidive na de nazorg. Bij eventuele voortzetting van het beleid wordt onderzocht of dit euvel verholpen kan worden door betere afstemming tussen de Politie en GGD. Bij geen nazorg schommelt de kans op recidive rondom 70%.
Huiselijk Geweld (thema 1.3) Implementatie Wet Tijdelijk Huisverbod voor daders huiselijk geweld In 2009 is de Wet tijdelijk huisverbod in werking getreden. Deze wet is bedoeld als een maatregel om zo vroeg mogelijk in te grijpen bij (dreigend) huiselijk geweld. Op grond van de wet heeft de burgemeester de bestuurlijke bevoegdheid gekregen om in gevallen waarin nog geen strafbare feiten zijn gepleegd, maar waarbij wel sprake is van een dreigende situatie van huiselijk geweld, een huisverbod op te leggen. Ook in 2010 werd verder gegaan met de implementatie van de wet en zou een evaluatie worden verricht naar doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van de uitvoering van de wet voor Flevoland en Lelystad. De wet werd vanaf 8 maart 2009 ook in Lelystad uitgevoerd. De burgemeester heeft tot 1 augustus 2011 haar bevoegdheid gebruikt om in 32 gevallen een huisverbod op te leggen. Door meer inzet is het onderwerp meer bespreekbaar geworden. Dit heeft onder meer geleid tot meer meldingen. Hoewel het nog te vroeg is om te spreken over het effect van een huisverbod voor het gezin op lange termijn, zijn er - naast het resultaat van een strakke organisatie van het huisverbod in Flevoland en in Lelystad - resultaten te benoemen op cliënt- en ketenniveau. Regie op uitvoering van afspraken in vervolgconvenant In 2008 heeft Movisie het convenant uit 2005 en het daaruit voortvloeide gezamenlijke Flevolandse beleid geëvalueerd. Op basis van deze evaluatie is de nieuwe regiovisie en het (vervolg)convenant opgesteld. De gemeente voert de regie over de uitvoering van afspraken, zoals die gemaakt zijn in het (vervolg)convenant inzake aanpak van huiselijk geweld. Deze afspraken moeten leiden tot een betere samenwerking tussen uitvoerende partners. Mede omdat een door gemeente Almere opgestelde vervolgconvenant pas in juni 2011 door wethouders van de vijf andere Flevolandse gemeenten is ondertekend, is een eventuele evaluatie opgeschort. Aantoonbaar (met vertraging) uitgevoerd: Voor 2011 is een subsidie aan ‘Blijf Groep’ verstrekt voor de aanpak van huiselijk geweld in Flevoland. De gemeente Lelystad subsidieert de openstelling van het steunpunt huiselijk geweld en het uitvoeren van hulpverleningstrajecten.
Preventie en vermindering jeugdcriminaliteit (thema 1.4) De uitwerking is vermeld in een overall-plan. In 2010 zijn diverse projecten voortgezet. Het realiseren van goede afstemming tussen straf- en zorgpartners blijft aandacht vragen. Het Centrum voor Jeugd en Gezin en het overleg met de partners spelen hierin een belangrijke rol.
10
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
In de aanpak werd extra ingezet op risicogroepen. De gemeente Lelystad heeft al enkele jaren afspraken met de rijksoverheid om te komen tot vermindering van criminaliteit bij zowel Marokkaans-Nederlandse als Antilliaanse jongeren. Aantoonbaar (met vertraging) uitgevoerd: Na opstellen van een plan van aanpak is uitvoering in 2011 begonnen. In Bijlage II tabel 3.1 is te zien dat de criminaliteit bij MarokkaansNederlandse jongeren is afgenomen, onder Antilliaanse jongeren nog nauwelijks.
Alcohol- en drankmisbruik in relatie tot vandalisme en agressie (thema 1.5) In 2010 zouden de activiteiten inzake aanpak van vandalisme en agressie, waarbij sprake is van een relatie met alcohol- en drugsgebruik, worden voortgezet en waar mogelijk uitgebreid. Het betreft hier het project Lelystads Aanpak Middelengebruik, waarin de politie, verslavingszorg en jongerenwerk met elkaar samenwerken. De aanpak krijgt onder meer uitvoering bij de Skatebaan in het Zilverpark. Daarnaast zou het project Boete of Kanskaart worden uitgevoerd. Deels (met vertraging) uitgevoerd: Het project Lelystads Aanpak Middelengebruik wordt uitgevoerd door Jongerenwerk Welzijn Lelystad. Deze aanpak valt inmiddels onder de reguliere werkzaamheden van de preventiewerker van Tactus en is breder dan alleen de skatebaan. Door de wijkconsulenten wordt, in overleg met Tactus en Welzijn Lelystad, soms activiteiten verricht op bepaalde locaties in Lelystad waar veel overlast is. Halverwege 2009 is het project Boete of Kanskaart gestart en in Lelystad is er dat jaar één leerstraf uitgevoerd. In 2010 zijn er in Lelystad drie leerstraffen uitgevoerd. De doelstellingen zijn opgenomen in nota gezondheidsbeleid ‘Gezonde kansen, gezonde stad, 20102014’.
2.2.
Veiliger wijken
Wijkveiligheidsplannen (thema 2.1) Actualiseren wijkveiligheidsplannen voor 2011-2012 Met de uitvoering van de wijkveiligheidsplannen is in 2009 een start gemaakt. De looptijd van de plannen is twee jaar. In de tweede helft van 2010 werd een evaluatie gemaakt, waarvan de uitkomsten zouden worden gebruikt voor actualisatie voor de plannen voor 2011 en 2012. Aantoonbaar (deels) uitgevoerd: Eind 2010 is een evaluatie van de plannen opgesteld, waarbij per wijk is aangegeven hoeveel projecten worden uitgevoerd en welke effecten al of niet zijn bereikt. Extra inzet op maatregelen ter voorkoming van jeugdoverlast Eén van de prioriteiten in het kader van de wijkveiligheidsplannen was de aanpak van jeugdoverlast. Mede op basis van een inventarisatie van de politie zijn met betrokken partners (ambulant jongerenwerk, politie en wijkposten) afspraken gemaakt, die inhouden dat de prioriteit wordt gelegd bij vermindering van de overlast in het stadscentrum, de Bos- en Waterwijk en de Zuiderzeewijk. Aantoonbaar uitgevoerd: Naast het begeleiden van individuele jeugdigen (zie thema 1.1 in § 2.1) is de overlastplek of de overlastgroep focus geworden. Overleg vindt plaats over prioritering binnen bestaande afspraken. Resultaat: in drie jaar tijd is het aantal jeugdgroepen van 14 naar 7 gedaald.
Evaluatie Veiligheidbeleid
11
Krachtigere invulling van wijkwerkverbanden door op regelmatige basis samen te komen volgens vaste agenda In iedere wijk kwamen wijkwerkverbanden samen voor de (programma uitvoering van) „schoon, heel en veilig‟. De overlegfrequentie verschilde maar de partners waren over het algemeen gelijk. De agenda was door vaststelling van het wijkveiligheidsplan meer gestructureerd geworden. Dit zou in 2010 worden voortgezet. Aantoonbaar uitgevoerd: De voortgang van projecten wordt door wijkmanagers en projectleiders bewaakt en besproken in het betreffende wijkwerkverband. Ondanks dat de invulling van de wijkwerkverbanden per stadsdeel anders is, worden de partners op de hoogte gehouden en direct betrokken bij de uitvoering van de projecten. Terugkoppeling van informatie van wijkconsulent aan wijkmanager zodat elk kwartaal de stuurgroep veiligheid geïnformeerd kan worden In overleg met afdeling Project- en wijkmanagement was besloten om in 2010 aan te vangen met een kwartaalrapportage per stadsdeel door elke wijkmanager zodat de stuurgroep tussentijds beter geïnformeerd raakt over het reilen en zeilen van de diverse wijken. Aantoonbaar (deels) uitgevoerd: In enkele stadsdelen is in 2010 een begin gemaakt aan kwartaalrapportages. Deze activiteit is echter in 2011 niet voortgezet. Onderzoeken of en hoe brandpreventie in wijkveiligheidsplannen kan worden opgenomen De wijkveiligheidsplannen beogen op meerdere terreinen te werken aan het verhogen van de veiligheid in woonwijken. In het kader van brandveiligheid wil brandweer Flevoland in overleg met de gemeente bekijken of dit thema in het wijkveiligheidsplan kan worden geïntegreerd. (Deels) uitgevoerd: samen met de Brandweer en Centrada is dit project opgepakt. In de Kadernota (2012-2015) wordt het project gecontinueerd bij het project ‘Brandveilig leven’.
Woninginbraken / keurmerk veilig wonen (KWV) (thema 2.2) Actualiseren activiteiten en beleid inbraakpreventie zodat iedere nieuwe woning een KVWcertificaat krijgt De in 2009 gemaakte afspraken betreffende preventie van woninginbraken zouden verder worden uitgewerkt en uitgevoerd. Doelstelling is beperking van het aantal woninginbraken in Lelystad tot maximaal het landelijk gemiddelde. Beleid is om nieuwe woningen zodanig te laten bouwen dat deze voldoen aan het keurmerk veilig wonen. Voor alle grote herstructureringsprojecten wordt hier, indien mogelijk, eveneens op ingezet. Helaas is dit niet afdwingbaar zodat het projectontwikkelaars en bouwers vrij staat dit beleid wel of niet te omarmen. (Deels) uitgevoerd, deels stopgezet: Beleid is nog altijd om bij nieuwbouw en herstructureringsprojecten in te zetten op KVW. Door de bezuiniging wordt vanaf 2011 geen subsidie meer aan Stichting Perspectief verstrekt om particuliere woningen volgens KVW criteria te keuren.
Integrale handhaving (thema 2.3) Implementeren van geadviseerde maatregelen uit nota ‘Kader voor Integrale Handhaving’ In 2009 zou de nota worden vastgesteld. De voorgestelde maatregelen zouden worden geïmplementeerd in de organisatie zodat een betere sturing op thematische handhaving kon plaatsvinden. Belangrijk hierin was de keuze om handhavingthema‟s op te nemen in de
12
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
planning- en controlecyclus, het instellen van handhavingoverleg op thema‟s, het jaarlijks vaststellen van een handhavingplan en het aansturen te regelen door het toedelen van de coördinatie aan de beleidsadviseur Integrale Veiligheid en Handhaving. Voorlopig werd er met jaarplannen Integrale Handhaving gewerkt.
2.3.
Veiliger bedrijventerreinen
Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO) (thema 3.1) Komen tot advies m.b.t. integraal maatregelenpakket voor verhogen veiligheid Het proces om te komen tot een Keurmerk Veilig Ondernemen voor het industrieterrein Oostervaart is in 2008 gestrand. Op kleinere schaal zou getracht worden om de veiligheid van bedrijventerreinen te vergroten. Hiervoor zou onderzocht worden welke maatregelen nodig zijn om veiligheid te verhogen op bedrijventerreinen. Niet aantoonbaar uitgevoerd: Een KVO heeft weinig zin zolang animo onder ondernemers ontbreekt. Een KVO is voor Larserpoort tot stand gekomen, vooral dankzij de gezamenlijke inzet van de ondernemers aldaar. Samenwerking tussen ondernemers wordt thans via Stichting Beveiliging Bedrijventerreinen Flevoland beoogd. De laatste jaren is de veiligheid op bedrijventerreinen duidelijk toegenomen (zie §3.2). Onderzoek mogelijkheid om aan te haken bij de proef veiligheidssubsidies voor kleine bedrijven Door het Ministerie van Economische Zaken is in 2009 een proef veiligheidsubsidies gestart. Dit zou leiden tot een advies ten behoeve van de veiligheid aangaande kleine bedrijven. Onderzocht zou worden in hoeverre Lelystad hierbij kan aanhaken. Voor de proef waren geen belangstellenden. De gemeente heeft de optie om gebruik te maken van rijkssubsidies bij winkeliers uitgezet, maar animo ontbrak.
Beleid externe veiligheid (thema 3.2) Afronden beleid externe veiligheid Externe veiligheid (EV) gaat over risico‟s die burgers lopen vanwege het gebruik en transport van gevaarlijke stoffen in hun omgeving. De gemeente Lelystad heeft te maken met diverse externe veiligheidsrisico's. Het gaat hierbij onder andere om risico‟s die samenhangen met het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor, de wegen of hoge druk aardgasleidingen en het gebruik van de luchthaven, LPG-tankstations, gasopslagen en industriële bedrijven. Veel personen binnen de gemeente Lelystad staan dus in meer of mindere mate bloot aan de gevaren van risico's als gevolg van handelingen met en vervoer van gevaarlijke stoffen. Dit maakt externe veiligheid een belangrijk onderwerp bij besluiten over het gebruik en de inrichting van de Lelystadse ruimte. In 2010 zou het proces om te komen tot een extern veiligheidsbeleid voor de gemeente Lelystad worden voortgezet. Met deze uiteindelijke beleidsnota geeft Lelystad concreet richting en uitwerking aan een verantwoord veilige, integrale invulling van duurzame ruimtelijke ontwikkeling passend binnen de ontwikkelingen in de structuurvisie. Het beleidnota zal naar verwachting eind 2011 worden vastgesteld. Een bestuurlijke besluitvormingsproces is nog gaande om Vliegveld Lelystad uit dit traject los te koppelen. Ook wordt er nog gezocht naar (landelijke) prestatie-indicatoren voor SMARTer beleidsdoelstellingen. Ondertussen wordt wel handhaving in het kader van externe veiligheid uitgevoerd.
Evaluatie Veiligheidbeleid
13
Project Digitale Veiligheidskaart (DVK, thema 3.3) Afhankelijk van het bestuurlijk besluit op indeling van de veiligheidskaart te komen tot advies t.a.v. realisatie, borging en implementatie Voor het ontwikkelen en operationaliseren van een Digitale Veiligheidskaart heeft een eerste inventarisatie plaatsgevonden door middel van interviews. Daaruit is gebleken dat de uitgangsituatie aanzienlijk is veranderd t.o.v. de aanvang van het project (met name ten aanzien van beheer en borging van informatie). De resultaten van het project Wet Informatievoorziening Ondergrondse Netten (WION) dat door Ruimtelijke Dienstverlening Geoinformatie wordt getrokken, bevestigen dit beeld. In 2009 was een kader ontwikkeld waarin de relevante thema‟s worden benoemd. Er zou onderzocht en geadviseerd worden over wie aanspreekbaar is/wordt dan wel verantwoordelijk is voor de te onderscheiden kaartlagen, hoe de kaartgegevens eenduidig kunnen worden vastgelegd en ingebed in het betreffende afdelingsplan. Tevens zou worden onderzocht wat de meest adequate manier van informatieontsluiting is voor zowel de planvorming (proactief) als de rampbestrijding (repressie). Dit project is door de gemeente (voorlopig) stopgezet omdat er nog landelijke richtlijnen op dit punt zullen komen en omdat de regionale hulpverlening al bezig is met dit project. Ter voorkoming van dubbelwerk is tot stopzetten besloten.
Analyse Veiligheidsrisico Stadshart (thema 3.4) Uitvoeren van voorgestelde maatregelen In het collegeprogramma Schoon, Heel, Veilig en Duurzaam was een inspanning opgenomen om te komen tot een Veiligheideffectrapportage (VER) voor een locatie in Lelystad, in dit geval het Stadshart. Het te bereiken effect van de VER Stadshart was ervaring op te doen met het instrument VER en tevens te bezien of deze methodiek in meer of mindere mate gebruikt kan worden voor andere (herstructurerings)projecten zodat veiligheid integraal en op het juiste abstractieniveau wordt meegenomen Bij een positieve ervaring met de VER Stadshart zou het instrument vervolgens worden toegepast bij bijvoorbeeld de bouw van een nieuw winkelcentrum, de herstructurering van een woonwijk, het aanleggen van een weg, of het opstellen van (structuur- of) bestemmingsplannen. (Deels) aantoonbaar uitgevoerd: De VER Stadshart heeft in 2009 plaatsgevonden en is begin 2010 aangeboden aan het college en de raad. De prioritaire maatregelen uit die VER worden thans ook uitgevoerd. Het college heeft afgesproken om geen VER meer toe te passen.
Ontwikkelen van veiligheidscan naar Lelystads model Op basis van conclusies die uit de pilot VER Stadshart getrokken kunnen worden zou een formaat voor een veiligheidscan naar Lelystads model worden ontwikkeld dat voor elk ruimtelijke planproces van gewicht kan worden toegepast. In eerste aanleg zou een veiligheidschecklist worden ontwikkeld zodat daar in de meeste gevallen mee kan worden volstaan. Indien een veiligheidscan gewenst is, dient wel aan bepaalde voorwaarden te worden voldaan. Deze zullen ook onderdeel vormen van de te ontwikkelen scan. De regio Politie heeft, los van het VER formaat, in 2010 een ‘Gebiedscan’ voor elke stadswijk uitgevoerd.
14
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
2.4.
Openbare orde en veiligheid
Vergunningverlening, toezicht en handhaving openbare orde en APV (thema 4.1) Voltooien implementatieprocessen rondom de WABO (Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht) De implementatieprocessen en de „nazorg‟ rondom de WABO (Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht) zouden worden afgerond. De WABO beoogt een coördinatie tussen voorheen 25 verschillende soorten toestemmingen/vergunningen die nog over diverse overheden zijn verdeeld. Aantoonbaar uitgevoerd: De WABO is oktober 2010 ingevoerd. Het ‘Meerjaren Handhavings Beleid, 2011-2014’ is in het voorjaar 2011 door de raad vastgesteld. Dit beleid is integraal afgestemd op het (landelijk) invoeren van het WABO. Per jaar wordt steeds een andere handhavingsveld speerpunt. Voor 2011 is het speerpunt ‘gebruik, aanwezigheid en opslaan van gevaarlijke stoffen’. Afronden van verbeteringen VROM-onderzoek gerelateerd aan Bouw en RO Om de vier jaar licht de inspectie VROM de gemeente door op de kwaliteit van de wijze waarop wordt voldaan aan wettelijke taken. Uit het vorig onderzoek was een aantal verbetervoorstellen naar voren gekomen die naar verwachting in 2010 zouden worden afgerond. Het betreft hier een continu proces waarvan het overgrote deel al is afgewikkeld. De verbeteringen zijn aantoonbaar uitgevoerd. Afronden inhaalslag exploitatievergunningstelsel voor horeca-ondernemers In 2010 dienden alle inrichtingen die vallen onder de natte horeca (met name cafe‟s en dancings) alsmede de coffeeshop voorzien te zijn van een exploitatievergunning. De inhaalslag is in 2010 afgerond. Vervolgens is in het kader van deregulering de exploitatievergunning voor de natte horeca afgeschaft, niet voor de coffeeshop.
Bevordering Integriteitbeoordeling Openbaar Bestuur (BIBOB, thema 4.2) Voortzetten Implementatie wet BIBOB De Wet Bevordering Integriteitbeoordeling Openbaar Bestuur (BIBOB) geeft een bestuursorgaan de mogelijkheid om te toetsen of een vergunning/beschikking mogelijk wordt gebruikt om criminele activiteiten te ontplooien. In 2010 werd de verdere implementatie van de wet BIBOB voortgezet. Sinds 2009 is vooral ervaring met de wet BIBOB opgedaan in de branches horeca, prostitutie, seksinrichtingen, speelautomaten, vuurwerkbedrijven en coffeeshop. Er zijn tot nu toe in Lelystad ongeveer 80 dossiers in die branches behandeld waarbij in het kader van de wet vragen zijn beantwoord die gaan over: De integriteit van de aanvrager; De integriteit van de zakenpartners; De herkomst van de financiën; De transparantie van de bedrijfsvoering.
Evaluatie Veiligheidbeleid
15
Nu dat de wet ook landelijk steeds steviger wordt neergezet en een aantal ontwikkelingen zich voordoen3 is het zinvol om het huidige BIBOB beleid van Lelystad tegen het licht te houden.
Bestuurlijke aanpak georganiseerde criminaliteit (thema 4.3) Participeren in ontwikkelen en opzetten van Regionaal informatie en Expertisecentrum (RIEC) Midden-Nederland Om de versterking van de bestuurlijke aanpak op lokaal niveau meer aandacht te geven, hebben de ministers van BZK en Justitie het "Landelijke programma bestuurlijke aanpak georganiseerde misdaad" opgestart. Onderdeel van dit programma is het opzetten van een landelijk dekkend netwerk van Informatie- en Expertisecentra's. Voor de bestuurlijke aanpak van georganiseerde misdaad is een combinatie nodig van o.a. bestuurlijke, strafrechtelijke en fiscale instrumenten. Het RIEC heeft daarom primair de taak de informatiepositie van het lokale bestuur te versterken ten behoeve van de integrale aanpak van georganiseerde misdaad. Hierdoor verbetert de onderlinge afstemming van o.a. het strafrechtelijk, fiscaal, arbeidsrechtelijk en bestuurlijk handhavend optreden op regionaal niveau. In eerste instantie zou de nadruk met name zijn gericht op het bestrijden van: vastgoedgerelateerde criminaliteit; mensenhandel; georganiseerde hennepteelt; witwassen en andere financieel-economische criminaliteit. De Burgemeester heeft ondertussen het convenant voor medewerking aan het RIEC ondertekend. De nadruk van het RIEC ligt in het verzamelen en beschikbaar stellen van informatie; voor de gemeente is dit een welkome informatiebron.
Polarisatie en radicalisering (thema 4.4) Aanpak dierenrechtenactivisme en -extremisme In de periode 2008-2009 is een verkennend onderzoek naar aard en omvang van polarisatie en radicalisering op het gebied van dierenrechtenactivisme en -extremisme in Flevoland uitgevoerd. Het beeld dat uit het onderzoek naar voren komt, is dat er meerdere organisaties in Flevoland zijn die in de afgelopen jaren geconfronteerd zijn met dierenrechtenactivisme en -extremisme. Bij meerdere locaties zoals een nertsenfokkerij, onderzoekscentra en farmaceutische bedrijven werd actie gevoerd. Hierbij werden verschillende actiemiddelen ingezet. De acties richtten zich ook tegen subjecten, soms in het privédomein van de betreffende burger. Dierenrechtenactivisme vormde een aandachtspunt voor Lelystad. De aanpak vereist een samenspel van ondernemingen in de publiek en private sector met een centrale rol van politie, het Openbaar Ministerie en andere veiligheidsdiensten. Er zijn afspraken gemaakt met de politie, gemeente en relevante partners inzake dit onderwerp om hierop adequaat te reageren. Dit aandachtspunt is momenteel (september 2011) niet actueel. Dierenactivisten zijn al een tijd niet zichtbaar actief.
3
Er ligt onder andere een wetsvoorstel Evaluatie en Uitbreiding BIBOB die bij de Tweede kamer om de toepassing van de wet door gemeenten verder te verbeteren en daarnaast is er een landelijk dekkend netwerk van Regionale Informatie- en Expertisecentra (RIEC) opgericht.
16
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
Bevoegdheden Burgemeester (thema 4.5) Analyse nieuwe taken burgemeester Burgemeesters hebben steeds meer bevoegdheden gekregen om op te treden tegen overlast, verloedering en onveiligheid. Het kan echter voorkomen dat op het terrein tussen openbare orde en zorg (verslaving, geestelijke gezondheidzorg) of jeugd geen overeenstemming wordt bereikt of dat, ondanks de gemaakte afspraken, een adequate aanpak niet van de grond komt. In dat brede domein van veiligheid moet de burgemeester over extra bevoegdheden beschikken, in aansluiting op haar agenderende en regisserende rol. In de loop van 2011 zal meer duidelijkheid komen over deze ontwikkelingen en tegelijkertijd worden deze doorvertaald naar de lokale situatie. De gevolgen voor de implementatie en uitvoering in Lelystad worden dan in beeld gebracht. Deze analyse wordt intern verricht.
2.5.
Crisisbeheersing en rampenbestrijding
Veiligheidsregio en crisisbeheersing (thema 5.1) Van gemeentelijk rampenplan naar regionaal crisisplan Met de inwerkingtreding van de wet Veiligheidsregio‟s op 1 oktober 2010 is de verplichting ontstaan dat de Veiligheidsregio iedere vier jaar een Regionaal Risicoplan maakt. Dit Regionaal Risicoplan komt in de plaats van de gemeentelijke rampenplannen. Gemeenten leveren hieraan een cruciale bijdrage; als hulpverlenende instantie, als bevoegd gezag en als uitvoeringsorganisatie voor een aantal veiligheidstaken. Het regionaal Crisisplan wordt eind 2011 vastgesteld. Door de invoering gaat de opzet/indeling van de gemeentelijke crisistaken op een aantal punten wijzigen. Dit moet in de organisatie doorgevoerd worden. Samen met de Veiligheidsregio Gooi- en Vechtstreek werken de crisispartners (Politie, brandweer, GGD en gemeenten) aan de nieuwe crisisorganisatie. De implementatie van het Regionaal Crisisplan duurt tot 1 januari 2013.
Planvorming crisisbeheersing (thema 5.2) Opstellen veiligheidsplan Lelystad Airport en aanpassen rampbestrijdingsplan De geplande uitbreiding van Lelystad Airport zorgt voor nieuwe veiligheidsvraagstukken. Als het gaat om de preparatie zijn deze te verdelen in “safety-vraagstukken” (rampenbestrijding) en “security-vraagstukken” (openbare orde). Op beide terreinen zijn (inter)nationaal veel ontwikkelingen gaande. Ook wordt er landelijk gewerkt aan een nieuwe leidraad luchtvaartongevallen. Om goed voorbereid te zijn op de uitbreiding zou Lelystad zich projectmatig voorbereiden op bovengenoemde onderdelen. De start van dit project is sterk afhankelijk van de feitelijke voortgang van de uitbreidingsplannen van Lelystad Airport. Het Ramp Bestrijdings Plan (RBP) voor het vliegveld is in oktober 2010 geactualiseerd. Tot de daadwerkelijke uitbreiding van het vliegveld start, wordt er geen nieuw RBP gemaakt. Wel wordt het bestaande RBP regelmatig geactualiseerd. Dit dient in ieder geval elke vier jaar te gebeuren, dus voor het eerst in 2014.
Evaluatie Veiligheidbeleid
17
Opleiden en oefenen (thema 5.3) Uitvoeren regionaal beheerplan Het opleiden en oefenen van de gemeentelijke rampenstaf gebeurt steeds meer op regionale basis. Dit is logisch omdat alle zes Flevolandse gemeenten moeten voldoen aan dezelfde eisen. In 2011 is er een regionaal opleidingsplan voor de gemeentelijke kolom opgesteld. Effectief start het gezamenlijk opleiden in 2012. Tot die tijd wordt het gemeentelijk beheerplan uitgevoerd. (Deels) uitgevoerd: Met de vele wisselingen in actoren en draaiboeken is het wenselijk, meer te oefenen. Het huidige budget is bij uitbreiding van het aantal trainingen/oefeningen mogelijk ontoereikend.
Verbeteren samenwerking op het water (SAMIJ, (thema 5.4) Implementatie gemaakte afspraken voor verbetering incidentbestrijding op het water Het is de verantwoording van Veiligheidsregio‟s en gemeenten om zich voor te bereiden op grote incidenten en rampen die kunnen plaatsvinden; ook op het water. Sinds 2007 zijn grote verbeterslagen gemaakt in de incidentbestrijding op het water. Met een groot aantal partijen is het incidentbestrijdingsplan IJsselmeergebied opgesteld op basis van landelijke normeringen. Dit plan zou in 2010 operationeel worden. De afspraken zijn ondertussen geïmplementeerd. Bij calamiteiten wordt direct contact gelegd met veiligheidpartners.
2.6.
Fysieke veiligheid
Onderzoek naar kwaliteit van gasleidingen (thema 6.1) In 2009 is een onderzoek verricht naar de kwaliteit van de gasleidingen (gecorrodeerde gasleidingen). Het betrof hier een thematisch handhavingproject. Het onderzoek naar de kwaliteit van gasleidingen zou in 2010 worden voortgezet. Het betreft hier een projectmatige aanpak om steekproefsgewijs inzicht te krijgen in de kwaliteit van gasleidingen in de stad. Het onderzoek richt zich met name op gasleidingen in de kruipruimtes van woningen die gebouwd zijn rond of voor 1980. De rapportage over 2009, die ondertussen is afgerond, kan inhouden dat een sanering voor enkele risicowijken wordt voorgesteld en dat er mogelijk verdere steekproeven worden gedaan bij woningen die na 1980 zijn gebouwd. Onderzoek is uitgevoerd en wordt voortgezet. Jaarlijks zijn specifieke buurten/wijken aangewezen dat als speerpunt aan meer systematische controles worden onderworpen. Voor 2010 waren dit Archipel en Gondel. Bij signalering van gecorrodeerde gasleidingen worden huiseigenaren hierop geattendeerd.
Onderzoek naar brandveiligheid van platte daken (thema 6.2) De laatste jaren hebben zich een aantal forse woningbranden in het land voorgedaan. Hierbij sloeg het vuur binnen korte tijd over naar naastgelegen woningen. Het ging hierbij om rijtjes woningen waarbij de brandwerendheid van de dakconstructie en van de woningscheidende muur ontoereikend was. De VROM-Inspectie heeft gemeenten gesommeerd de woningvoorraad van voor 1980 op dit punt te onderzoeken en zo nodig met de eigenaren af-
18
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
spraken te maken over het treffen van maatregelen waarmee weer aan brandveiligheidseisen voor bestaande bouwwerken wordt voldaan. Om na te gaan of deze problemen zich ook voordoen bij woningen in Lelystad is een dossieronderzoek gedaan dat in 2009 zou worden afgerond. Echter, van veel woningen gebouwd vóór 1975 is bekend dat de bouwdossiers weinig of geen betrouwbare details bevatten. Hier was endoscopisch onderzoek in de ruimte boven de plafondconstructie bij de woningen noodzakelijk. In 2010 zou gestart worden met veldonderzoek met behulp van een endoscoop. Het endoscopisch onderzoek is bij woningen (vooral in stadsdeel Noordoost) uit die periode uitgevoerd. Er zijn geen brandonveilige situaties aangetroffen. Project is in 2011 afgerond.
Asbestrisicokaart (thema 6.3) De werkzaamheden ten behoeve van de asbestkaart op gebouwniveau zouden in 2009 worden afgerond. Ook woningcorporatie Centrada was betrokken bij dit proces. Alle beschikbare gegevens zijn geïnventariseerd. Door Geofox-Lexmond bv is de verzamelde informatie zodanig bewerkt dat deze op uniforme wijze op een kaart weergegeven kon worden. Tevens zijn (oud-)medewerkers van de gemeente Lelystad geïnterviewd. Informatie uit deze interviews zou mede worden gebruikt om te bepalen of, en zo ja, welke aanvullende inventarisaties nog uitgevoerd dienen te worden. Dit heeft met name betrekking op de asbestkansenkaart, die de kans op het aantreffen van asbest in de bodem aangeeft. Asbest is niet alleen een Lelystads probleem; het is een landelijk probleem. Het rijk zal met landelijk beleid komen. Het college heeft besloten hierop te wachten alvorens tot behandeling over te gaan, zodat dit ook meegenomen kan worden in het Lelystads beleid.
Beleidskader fysieke veiligheid (thema 6.4) Fysieke veiligheid richt zich op het beperken van de risico‟s die burgers in Lelystad lopen om slachtoffer te worden van incidenten zoals brand, blootstelling aan giftige gassen, explosies, natuurgeweld, uitval nutsvoorzieningen, terrorisme, veiligheid in relatie tot Lelystad Airport, verkeersongevallen op de dijk en ongevallen bij grote (nieuw)bouw- en stadsvernieuwingsprojecten in de stad. Fysieke veiligheid heeft niet alleen betrekking op lichamelijk letsel, maar ook op materiële en economische schade en de gevolgen voor het milieu. Het is van belang te komen tot een beleidskader fysieke veiligheid dat handvatten biedt aan verschillende betrokken partijen door de samenhang en samenwerkingsverbanden inzichtelijk te maken en te versterken t.a.v. fysieke veiligheid. Het beleidskader is in ontwikkeling. Er wordt aangehaakt bij bestaande projecten om inzichtelijk te maken op welk vlak beleid binnen Lelystad ontwikkeld moet worden.
2.7.
Brandweerzorg
Regionalisatie brandweer (thema 7.1) Voortzetten inrichting brandweerorganisatie conform plan van aanpak Per januari 2009 is de gemeentelijke brandweer opgegaan in brandweer Flevoland. Ook in 2010 zou deze regionale organisatie verder worden opgebouwd conform het door de raad vastgestelde plan van aanpak.
Evaluatie Veiligheidbeleid
19
Inrichting van brandweer Flevoland vordert volgens plan. Gezien de verzelfstandiging van de brandweer worden andere thema’s van het jaarplan m.b.t. prestaties van de brandweer hier achterwege gelaten.
2.8.
Overige projecten
Uitvoering plan van aanpak – illegale bewoning en onderverhuur (thema 8.1) Het betreft hier gerichte opsporing van illegale kamerverhuur in woonwijken en op bedrijventerreinen. Bij constateren van overtredingen zou handhavend worden opgetreden. Waar mogelijk zou samen met handhavingpartners worden opgetreden. De aanpak is inmiddels ingebed in de reguliere bedrijfsvoering. Op basis van de GBA, maar ook na klachten, worden circa 10/15 particuliere woningen per maand bezocht.
Opstellen van plan van aanpak - monitoring veiligheid 2009 en verder – (thema 8.2) Naast het cijfermateriaal van de politie is het in het kader van het veiligheidsbeleid van belang om een goed beeld te hebben van hoe de Lelystedelingen de veiligheid in de buurt en stad beoordelen. Sinds 2001 wordt dit tweejaarlijks in Lelystad onderzocht. In 2009 werd dit onderzoek herhaald. Naast deze lokale peiling is op landelijk niveau een veiligheidsmonitor ontwikkeld, waarin jaarlijks de gevoelens en ervaringen van de bevolking m.b.t. (on)veiligheid worden gepeild. In 2010 zou de gemeente een eigen monitor ontwikkelen. Een belangrijk uitgangspunt hierbij was dat de monitor moest aansluiten op de doelstellingen geformuleerd in de kadernota veiligheid 2005-2009, het programma Schoon, Heel, Veilig en Duurzaam en de nog op te stellen kadernota veiligheid 2010-2014. In 2009 werd een plan van aanpak m.b.t. monitoring van veiligheid in 2009 en verder opgesteld. Dit plan is uitgesteld, mede wegens het uitvoeren van een Gebiedscan 2010 door de regio Politie. Een actueel monitoringsplan wordt in de Kadernota 2012-2015 opgenomen.
Opstellen Kadernota Veiligheid 2012 – 2015 (thema 8.3) De periode van de Kadernota Veiligheid 2005-2009 is ten einde gelopen. Er zou een nieuwe nota worden ontwikkeld voor de periode 2010-2014. De nota zou grotendeels worden geschreven volgens de Kernbeleidmethode van de VNG. Echter waar nodig zou de vrijheid genomen worden om daar waar nodig af te wijken van deze methode. In afwachting van de kadernota zijn jaarplannen veiligheid gecontinueerd..
Onderzoeken noodzaak Veiligheidshuis (thema 8.4) Het Ministerie van Justitie streeft naar een landsdekkende keten van Veiligheidshuizen. Een Veiligheidshuis biedt onderdak aan alle partners in veiligheid en sluit aan bij het concept van Justitie in de buurt dat een snellere persoons- of gebiedsgerichte aanpak op criminaliteitsproblemen mogelijk moet maken. Eind 2009 waren zo‟n kleine 30 gemeenten voorzien van een veiligheidshuis, overigens met wisselend succes.
20
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
Lelystad streefde naar het oprichten van een veiligheidshuis maar wilde de bestaande, goedwerkende structuren niet doorbreken. Voor 2010 werden dan ook de volgende activiteiten voorzien: De samenwerking met de ketenpartners zoals OM, politie, diverse zorginstellingen (3D, Tactus verslavingszorg, Jeugdreclassering, Bureau Jeugdzorg) en de diverse partners binnen de gemeente zou worden geëvalueerd; De resultaten van het rapport van de Inspectie Jeugdzaken zou eveneens in de evaluatie van de samenwerking worden betrokken; Het OM zou om een visie op een eventueel veiligheidshuis Lelystad worden gevraagd; Enkele veiligheidshuizen zouden worden bezocht. De bestaande aanpak zou worden geëvalueerd. Vervolgens zou onderzocht worden op welke punten een veiligheidshuis een aanvulling kan vormen op die onderdelen waar de samenwerking al goed is vorm gegeven. Dit onderzoek is in 2010 niet uitgevoerd. Er waren geen financiële middelen door het Rijk beschikbaar gesteld met als gevolg dat er alleen een Veiligheidshuis voor Almere, Utrecht en Amersfoort is gerealiseerd..
2.9.
Communicatie
Communicatie op Veiligheid (thema 9.1) Communicatie op wijkniveau Ontwikkelen van informatie voor de gemeentelijke website Opstellen van een communicatieplan Al deze (drie) communicatieprojecten worden gecontinueerd en vinden thematisch plaats, met het vastellen van de Kadernota 2012-2015.
Evaluatie Veiligheidbeleid
21
3. DOELTREFFENDHEID VAN VEILIGHEIDBELEID In dit hoofdstuk zal naar de beoogde effecten van het veiligheidbeleid in Lelystad worden gekeken. Voor deze evaluatie beperken wij ons niet tot speerpunten die in het Jaarplan 2010 en de Programmabegroting 2011 worden vermeld. Met het oog op de eventuele doelstellingen van een Kadernota 2012-2015 hanteren wij een bredere invalshoek. Deze wordt geboden door de publicatie „Kernbeleid Veiligheid: Handreiking voor Gemeenten‟ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG, 2010). In die handreiking wordt een vijftal veiligheidvelden onderscheiden: de „woon- en leefomgeving‟, „bedrijvigheid‟, „jeugd‟, „fysieke‟ veiligheid en „integriteit‟. Die onderzoeksvelden zullen achtereenvolgens verkend worden. Aan de hand van uiteenlopende indicatoren wordt becijferd welke stedelijke ontwikkelingen nadere beleidsaandacht vragen. Die indicaties zelf zijn in bijlage II te raadplegen. Tevens worden antwoorden op de derde onderzoeksvraag geformuleerd: In hoever dragen de gemeentelijke maatregelen en voorzieningen bij aan het realiseren van doelstellingen, zoals ze in jaarplannen en collegeprogramma‟s zijn geformuleerd?
3.1.
Veilige woon- en leefomgeving Dit veiligheidsveld heeft betrekking op de alledaagse woon- en leefomgeving van bewoners ofwel de veiligheid en leefbaarheid in de wijk, buurt, straat, tussen buren. Voor zover er fysieke aspecten aan de orde zijn, hebben die een oorzakelijke relatie met de sociale veiligheid – denk aan voldoende straatverlichting, doorlopende zichtlijnen, beschoeiing van groenstroken, e.d. In de analyse van dit veiligheidsveld speelt zowel de objectieve als subjectieve veiligheid een rol. Preciezer onderscheiden we vier kernindicatoren ofwel veiligheidsthema‟s: sociale kwaliteit (woonoverlast, overlast verslaafden en zwervers e.d.), fysieke kwaliteit (vernieling, graffiti, zwerfvuil, e.d.), objectieve veiligheid ofwel delicten die bij de politie zijn geregistreerd (onder meer woninginbraak, fietsendiefstal en geweldsdelicten) en subjectieve veiligheid ofwel het veiligheidsgevoel. Essentieel aan dit veiligheidsveld is dat het zowel de veiligheid als de leefbaarheid van de buurt betreft. Daarbij heeft leefbaarheid vooral betrekking op de sociale en fysieke kwaliteit, en veiligheid op de objectieve en subjectieve veiligheid. In de paragrafen hieronder worden lokale trends in de vier onderscheiden veiligheidsthema‟s besproken. Een behandeling van de vier thema‟s moet onder meer aantonen of Lelystadse wijken veiliger worden, zoals één van de drie speerpunten van het programma veiligheid beoogt. Aan het einde van de paragraaf worden relaties met het gevoerde beleid gelegd.
Sociale kwaliteit De sociale kwaliteit van een buurt of wijk heeft betrekking op de sociale contacten in een buurt, dat wil zeggen: tussen bewoners onderling en andere aanwezige personen. Belangrijke aspecten van de sociale kwaliteit zijn betrokkenheid van bewoners bij de buurt, de kwaliteit van sociale netwerken, de mate van informele sociale controle, e.d. De sociale kwaliteit kan onder druk komen te staan door verschijnselen als woonoverlast, burengerucht, prostitutie, zwervers, drank- en drugsoverlast.
22
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
De sociale cohesie in Lelystadse buurten is sinds 2005 geleidelijk gedaald. Dit blijkt uit 4 de gemiddelde schaalscore op „sociale cohesie‟ , die tussen 2005 en 2009 van 6,2 naar 5,9 is gezakt. Landelijk liggen de gemiddelde buurtscores op deze schaal steeds rondom de 6,3 (IVM, 2010, p.26). Dalingen in de schaalscores, een indicatie voor de daling van kwaliteit van sociale netwerken in een buurt, zijn met name in de Boswijk en De Bolder gesignaleerd. In 2009 scoort de Boswijk samen met de Waterwijk het laagst (5,7) op deze schaal. Het bewonersoordeel over de „leefbaarheid‟ van de buurt zijn, gezien de rapportcijfers die ze hiervoor geven, sinds 2005 constant gebleven. Het gemiddelde rapportcijfer voor 2009 verschilt minimaal van landelijke bevindingen (7,2 resp. 7,3). De Zuiderzeewijk en (ondertussen de) Atolwijk scoren het laagst op deze indicator (onder 7,0). Een derde indicatie over de sociale kwaliteit van Lelystadse buurten ontlenen wij aan de burgerpeiling „Samen Leven‟ dat in 2006 en opnieuw in 2010 is uitgevoerd. Uit deze peilingen blijkt dat 84% van de inwoners vindt dat in het algemeen de mensen in hun buurt (heel) vriendelijk met elkaar omgaan. Dit stadsbreed percentage was na vier jaar onveranderd; al was het voor twee stadswijken – Zuiderzeewijk en Waterwijk – onder de 80% gedaald. Het onderzoek was vooral toegespitst op de vraag hoe inwoners van uiteenlopende herkomst met elkaar omgaan; geconcludeerd worden dat in geen enkele deelwijk het met de integratie verkeerd dreigt te gaan.5 Het aandeel inwoners dat aangeeft dat ze het voorgaande jaar actief is geweest de buurt te verbeteren, ligt sinds 2005 steeds rondom 25%. Het gemiddeld landelijk percentage hiervoor was in 2009 18%. Uitgesplitst naar afzonderlijke stadswijken fluctueren de percentages fors; in 2009 was de betrokkenheid van inwoners van de Waterwijk en Havendiep (18% resp. 16%) gering ten opzicht e van het Lelystadse gemiddelde. De kans dat een buurtbewoner melding bij de politie maakt van drank- of drugsoverlast schommelde afgelopen decennium rondom 0,20%. Alleen in het Stadshart ligt dit percentage tien keer hoger. De Zuiderzeewijk kenmerkt zich als een woonwijk met doorgaans een relatief hoog percentage overlast meldingen (0,5%), onder meer door de locatie van winkelcentrum Lelycentre in die wijk. In 2010 had Lelystad-Haven zonder een direct aanwijsbare aanleiding opeens een vergelijkbaar hoog percentage. Een andere indicatie voor (sociale) overlast biedt mogelijkheden voor landelijke vergelijkingen. Het gaat om een (0-10) schaal die gebaseerd is op het aantal inwoners (bij 6 burgerpeilingen) die vinden dat bepaalde vormen van overlast in hun buurt voorkomen. De scores op deze schaal zijn tussen 2005 en 2009 in belangrijke mate gedaald, van 2,9 naar 2,0. Dit betekent een aanzienlijk vermindering in de perceptie van sociale overlast in (de meeste) lokale buurten, al is 2,0 nog altijd hoger dan de landelijk gemiddeld van 1,7 in 2009. Nog een indicatie voor de sociale kwaliteit van buurten en wijken betreft het aantal delicten bekend bij de Regio Politie als „burengerucht of relatieproblemen‟. Uit de tabel in bijlage II blijkt dit aanzienlijk gedaald: voor de jaren 2005 t/m 2008 waren er gemiddeld 1,09 incidenten per 100 inwoners; voor de jaren 2009/2010 slechts 0,59. De daling komt vooral ten bate van de oostelijke stadswijken; sinds 2009 komen incidenten van „buren-
4
De schaal is uit een viertal stellingen opgebouwd: 'de mensen kennen elkaar in deze buurt nauwelijks'; 'de mensen gaan in deze buurt op een prettige manier met elkaar om'; 'ik woon in een gezellige buurt met veel saamhorigheid' en 'ik voel mij thuis bij de mensen die in deze buurt wonen'. 5 Voor een meer uitgebreid bespreking van de onderzoeksbevindingen zie het rapport „Samen Leven, 2010‟ in de reeks „Lelystads Geluiden‟ van O&S. 6 In de (vóór 2009 gehanteerde) schaal voor „sociale overlast‟ zijn drie buurtproblemen opgenomen. mensen die op straat worden lastiggevallen‟, „overlast groepen jongeren‟ en „drugsoverlast‟. Vanaf 2009 zijn deze drie problemen aangevuld met „dronken mensen op straat‟, overigens met weinig gevolgen voor gemiddelde schaalscores op sociale overlast in Lelystad (voor Lelystad 2,1 volgens de „oude‟ schaal, 2,0 volgens de nieuwe).
Evaluatie Veiligheidbeleid
23
gerucht e/o relatieproblemen‟ net zo vaak onder inwoners van westelijke stadswijken. De meeste delicten per capita komen nog altijd voor in Zuiderzeewijk (1,02 per 100 inwoners) gevolgd door de Bolder (0,85). Deze indicatoren leveren een wisselend beeld van de sociale kwaliteit van de Lelystadse wijken. Weliswaar lijkt de sociale cohesie van buren onderling sinds 2005 gedaald; met inmiddels schattingen belangrijk lager dan het landelijke gemiddelde. Daarentegen zijn incidenten van sociale overlast in de woonwijken vooral sinds 2008 fors gedaald, alsmede de algemene perceptie van bewoners over overlast als buurtprobleem. Het aandeel inwoners dat van mening is dat mensen in hun buurt vriendelijk met elkaar omgaan is tussen 2006 en 2010 onveranderd hoog gebleven. Met name positief ten opzichte van landelijke schattingen is het relatief groot aandeel van Lelystadse bewoners dat zegt zich in te zetten om buurten te verbeteren. Over de hele linie wordt dan de leefbaarheid van Lelystadse buurten als „ruim voldoende‟ door bewoners beoordeeld, net onder het landelijke gemiddelde. De verbeteringen in de sociale kwaliteit, die zich sinds 2005 voordoen, gelden vooral voor de oostelijke stadswijken. Desalniettemin zijn het nog altijd buurten in de oostelijke stadswijken, en met name in Zuiderzeewijk, waar meer sociale overlast voorkomt.
Fysieke kwaliteit De fysieke kwaliteit van een buurt of wijk heeft logischerwijze betrekking op fysieke kenmerken van de woonomgeving, in het bijzonder de inrichting, het onderhoud en beheer van de openbare ruimte. In zijn algemeenheid gaat het bij dit thema om de vraag: wat is de staat van de openbare ruimte? Hoe prettig is het wonen in de buurt gegeven die fysieke kwaliteit? Aspecten zijn dan onderhoud van groen, aanpak zwerfvuil, verlichting van achterpaden e.d.. Inbreuk op de fysieke kwaliteit maken onder meer vernielingen, graffiti, zwerfvuil en andere tekenen van verloedering.
Gevraagd om een rapportcijfer voor „voorzieningen in de buurt‟ kent het gemiddelde Lelystedelingen zowel in 2007 als 2009 hun buurt een 6,7 toe. Bewoners van Havendiep zijn in het algemeen meer te spreken over de buurtvoorzieningen (7,0), bewoners van de Kustwijk wat minder (6,4). Het laagste rapportcijfer krijgt Lelystad Haven voor haar buurtvoorzieningen. Maar tussen 2005 en 2009 is het gemiddelde aanzienlijk gestegen, van 5,5 naar 6,2. Meer toegespitst op de onderhoud in de buurten en wijken, is een negatieve trend volgens de zogenaamde „verloederingschaal‟ te bespeuren.7 De gemiddelde score op deze schaal is tussen 2005 en 2009 geleidelijk van 3,8 tot 4,2 gestegen, waarbij een hoger cijfer een slechtere score is dan een lager cijfer. Ondertussen scoort slechts LelystadHaven als enige stadswijk onder - en dus beter – dan het landelijke gemiddeld (3,6) op de verloederingschaal. Bewoners vinden weliswaar dat „verloedering‟ in toenemende mate een buurtprobleem is, „vernielingen‟ worden steeds minder bij de politie geregistreerd. Waar gemiddeld 1,5 incidenten per 100 inwoners zijn geregistreerd tussen 2005 en 2008, zijn registraties in de jaren 2009/2010 tot 1,0 per 100 inwoners gedaald. De incidenten zijn vermoedelijk
7
De schaal wordt opgebouwd aan de hand van bewoners oordelen omtrent de mate waarin de volgende vier problemen in hun buurt voorkomen: „bekladding van muren en/of gebouwen‟, „rommel op straat‟; „hondenpoep op straat‟, en „vernielingen van straatmeubilair‟.
24
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
in winkelgebieden geconcentreerd; buiten het Stadshart komen ze veelal voor in de Zuiderzeewijk. Een nog specifieker fysieke kwaliteit is de „straatverlichting‟. Het aandeel inwoners dat hierover „(zeer) tevreden‟ is schommelde afgelopen decennium rondom 80%. Opvallend is de daling van tevredenheid in de Atolwijk, van 81% in 2005 naar 72% in 2009. Deze stadswijk scoort als enige onder het de landelijke gemiddelde van 73%.
De fysieke aspecten van sociale veiligheid lijkt redelijk op orde in Lelystadse wijken, in elk geval gezien de vier indicatoren opgenomen in bijlage II, tabel 1.2. Enigszins problematisch is de toenemende verloedering die bewoners van hun fysieke woonomgeving ervaren. Gezien de gemeentelijke bezuinigingen de komende jaren op de dagelijkse onderhoud van de openbare ruimte, zal deze trend naar verwachting zich continueren8.
Objectieve veiligheid Bij dit thema gaat het om diverse vormen van criminaliteit in de buurt, wijk, gemeente: woninginbraak, voertuigcriminaliteit en geweldscriminaliteit. Een jaarlijkse optelling van alle criminele incidenten (m.u.v. criminaliteit tegen bedrijven) door de politie laat zien dat de acht Lelystadse woonwijken sinds 2005 duidelijk veiliger zijn geworden. Gemiddeld is er een daling van 7,2 incidenten per 100 inwoners naar 5,6 in 2010. De daling geldt zowel voor alle woonwijken als het Stadshart. De meeste verbetering geldt voor de Waterwijk (een daling van bijna 50% naar 4,4), het minst voor Zuiderzeewijk die met 10,7 incidenten per 100 inwoners veruit de meest onveilige wijk blijft. In de „leefbaarometer‟, een landelijke monitor op basis van peilingen onder inwoners, zijn scores voor (5 vormen van) slachtofferschap verdeeld over een schaal van -50 (onveilig) tot +50, met de waarde nul als het gemiddelde voor heel Nederland (zie verder www.leefbaarometer.nl). Lelystad kwam in 2006 uit op -19 op deze schaal. Bij de peilingen van 2008 en 2010 is Lelystad naar een gemiddelde score van -10 gestegen. Alleen Lelystad-Haven en de Landstrekenwijk scoren hoger dan het landelijke gemiddelde. Om het jaar wordt (aan een steekproef van) inwoners gevraagd of ze in het voorgaande jaar slachtoffer zijn geweest van een 12-tal delicten. Tussen 2005 en 2009 is het aandeel inwoners dat van minstens één delict slachtoffer is geweest licht gedaald, van 44% naar 41%.9 Ondertussen bestaan nauwelijks verschillen tussen de woonwijken onderling, voor wat betreft deze schatting. Wel bestaat nog een aanzienlijk verschil met de landelijke schatting, die in 2009 op 27% uitkwam voor die 12 delicten. Het aantal geweldsincidenten (zoals mishandeling, bedreiging, roof(overval), moord en doodslag) zijn volgens politieregistraties stabiel sinds 2005. Ze schommelen steeds rondom een gemiddelde van 1,9 per 100 inwoners. Vanaf 2009 lijkt een lichte verbetering in de Boswijk en Lelystad-Haven plaats te vinden; daarentegen stijgt het aantal incidenten in de Atolwijk en Kustwijk. Registraties bij de politie van voertuigcriminaliteit (diefstal van of uit auto‟s, snor(fietsen), etc.) zijn fors gedaald, in de acht woonwijken van 1,7 per 100 inwoners in 8
Zie bijvoorbeeld het programma „Leefbare Stad‟, sub-programma „Wijkontwikkeling en –beheer‟ in de Programmabegroting 2012-2015, waar „slechts een beperkte stijging van verloedering‟ (tot een score van 4,5 in 2014) wordt beoogd. 9 Voor meer uitleg over deze indicator zie het rapport „Veiligheid, 2009‟ in de reeks „Lelystads Geluiden‟ van O&S.
Evaluatie Veiligheidbeleid
25
2005 naar 1,0 in 2010. De daling geldt voor alle woonwijken, het meest voor Boswijk en het minst voor Havendiep. Het aantal incidenten van (poging tot) inbraak in woningen toont een grillig patroon sinds 2005. Door een forse golf aan inbraken rondom begin 2010 is de gemiddelde kans op woningbraak in de periode 2009/2010 gestegen ten opzichte van de vier jaren daarvoor. Rondom een gemiddelde in 2010 van 2,1 inbraken per 100 huishoudens zijn relatief veel inbraken in Zuiderzeewijk, Boswijk en de Bolder (Schepenwijk-midden) en relatief weinig in de twee zuidwestelijke woonwijken. De onstuimige ontwikkeling in woninginbraken, zoals gemeld bij de politie, wordt in afgezwakte vorm weerspiegeld door onze eigen peilingen onder inwoners. Naar schatting 7% van de inwoners zegt in het jaar voorafgaand aan oktober 2009 slachtoffer van een (poging tot) inbraak te zijn geweest. In 2005 ging het om 6%, in 2007 5%. Rondom deze gemiddelden zijn er forse schommelingen per woonwijk, die wel grofweg met politie registraties overeenkomen. Tenslotte zijn enkele jaarcijfers van de politie omtrent huishoudelijk geweld in bijlage II opgenomen. Het aantal incidenten van huishoudelijk geweld in 2010 komt op 559, nagenoeg gelijk aan het aantal in 2006. Landelijk is het aantal incidenten ook vrij constant.
In objectieve zin lijken de Lelystadse woonwijken sinds 2005 veiliger te zijn geworden. Wij constateren een daling van incidenten die bij de politie zijn gemeld, alsmede een (lichte) daling van het aantal inwoners dat bij peilingen melding van slachtofferschap maakt. Het aantal zwaardere incidenten – geweld en woninginbraak – in woonwijken is door de jaren heen echter nauwelijks veranderd. De daling komt vooral voor bij de wat „lichtere‟ vergrijpen – vernielingen en voertuigcriminaliteit. En vermoedelijk is de daling van deze registraties bij de politie deels te wijten aan een verminderde bereidheid onder slachtoffers om aangiften te doen.10
Subjectieve veiligheid Hier gaat het om het „algemene veiligheidsgevoel‟ van bewoners (wanneer voelt men zich onveilig, in hoeverre mijdt men bepaalde plekken in de gemeente e.d.) en daarnaast eventueel om het veiligheidsgevoel van bewoners op bepaalde plekken binnen de gemeente (station, winkelgebied, uitgaansgebied, e.d.).
De vraag bij burgerpeilingen of men zich onveilig voelt in de eigen buurt leverde tot 2009 een gunstige trend op. Vanaf 2005 was er steeds een dalend percentage respondenten dat zich „wel eens‟ of „vaak‟ onveilig voelde: 22% in 2003, 18% in 2005, 16% in 2007. Bij de peiling in 2009 schoot het gemiddeld percentage weer naar 22%. Dit patroon - daling van subjectieve onveiligheid vervolgd door stijging in 2009 - deed zich voor in vrijwel alle woonwijken; alleen in Lelystad-Haven zette het gunstige patroon zich voort (16% in 2005 naar 10% in 2009). Uit bewonersoordelen over de mate waarin bepaalde problemen in hun buurt voorkomen kan onder meer een „perceptie van dreiging‟ schaal gemaakt worden. De schaal bestaat
10
“Bij de politieteams leeft niet zozeer het gevoel dat de auto-inbraken daadwerkelijk zijn afgenomen. Er wordt onder andere genoemd dat de aangiftebereidheid afgenomen is en dat er alleen nog aangifte wordt gedaan als dat voor de verzekering nodig is om de schade vergoed te krijgen.” (Gebiedscan, 2010, blz. 8).
26
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
uit vijf items,11 en loopt van 0 tot 10, hoe hoger het getal hoe negatiever het subjectieve oordeel omtrent dreigingen als buurtprobleem. De schaalscores tonen – na stadsgemiddelden van 0,7 vanaf 2003 – in 2009 een stijging tot 1,0. Ook dit patroon wordt in vrijwel alle woonwijken afzonderlijk weerspiegeld. In de landelijke „Integrale Veiligheids Monitor‟ (IVM) zijn in 2009 nog vier items aan de schaal toegevoegd, 12 waarbij het landelijke gemiddelde op 1,2 is geschat. Het gemiddelde voor Lelystad op deze „nieuwe‟ schaal is nog hoger, 1,3. Vooral de gemiddelde scores van de noordoostelijke stadswijken zijn zorgwekkend: 1,8 voor de Atolwijk en 2,1 voor Zuiderzeewijk. Een andere schaal bestaande uit bewonersoordelen van buurtproblemen betreft de „perceptie van vermogensdelicten‟. 13 Gemiddelde scores op deze schaal voor geheel Lelystad zijn vrij constant sinds 2005, rondom 2,5. Dit patroon wordt in de afzonderlijke woonwijken weerspiegeld met een paar uitzonderingen: de Bolder toont een daling van 4,0 in 2005 naar 2,9 in 2009; de Atolwijk een stijging van 2,4 naar 2,9. Lelystad scoort met haar 2,5 in 2009 gunstiger dan het landelijke gemiddelde volgens de IVM, 2,7. Als gevraagd wordt om een rapportcijfer voor „buurtveiligheid‟ te toekennen, geven inwoners in 2009 gemiddeld een 7,1. Deze cijfer toont weliswaar een daling ten opzichte van 2005 en 2007 (7,2 resp. 7,3), maar is wel hoger dan het landelijke gemiddelden volgens de IVM, 6,9. De noordoostelijke woonwijken tonen ten opzichte van 2007 een daling; beide vallen als enigen onder het landelijke gemiddeld. De andere woonwijken krijgen een meer constante rapportcijfer door de jaren, waarbij de zuidwestelijke wijken steeds op of boven de 7,5 uitblinken.
De verzamelde indicatoren voor subjectieve veiligheid geven weinig ondersteuning aan de objectieve trend van mindere criminaliteit in woonwijken. Ten opzichte van 2007 voelen meer inwoners zich onveilig in hun eigen buurt (eind 2009); ze vinden vormen van „dreiging‟ een grotere buurtprobleem; en ze kennen lagere rapportcijfers voor buurtveiligheid toe. Deze bevindingen moeten in verband gebracht worden met „Jack de Prikker‟, een man die in het voorjaar van 2009 willekeurige mensen neerstak in verschillende Lelystadse buurten. Na vele landelijke media aandacht is de man pas begin 2010 opgepakt. Ook de (aandacht voor de) golf woninginbraken dat eind 2009 is begonnen heeft de subjectieve veiligheid waarschijnlijk in ongunstige zin beïnvloed. Wellicht zijn er mindere incidenten, maar de incidenten die er zijn haken kennelijk fors in op de beleving van de doorsnee buurtbewoner. Onder subjectieve veiligheid horen ook indicatoren omtrent de beleving van inwoners van openbare gebieden elders in de wijk en stad. Die worden in § 3.2 besproken, onder het onderzoeksveld bedrijvigheid en veiligheid. Eerst worden enkele voorlopige conclusies getrokken over de relatie tussen het gevoerde veiligheidbeleid en de ontwikkelingen in de woonwijken.
Veiligheidbeleid en wijkveiligheid In § 2.2 zijn enkele activiteiten, die onder het beleidsspeerpunt „veiligere wijken‟ vallen, in het kader van het Jaarplan Veiligheid 2010 de revue gepasseerd. Voor de meeste activiteiten kon geconstateerd worden dat ze - weliswaar met enige vertraging - zijn uitgevoerd. 11
Hiertoe behoren de buurtproblemen „dronken mensen op straat‟, „mensen die op straat worden lastiggevallen‟, „straatroof‟, „drugsoverlast‟ en „overlast door groepen jongeren‟. 12 Dit zijn: „geweldsdelicten‟, „bedreiging‟, „vrouwen en meisjes die worden nagefloten‟ en „jeugdcriminaliteit‟. 13 Deze schaal bestaat uit vijf items: „inbraak in woningen‟, „fietsendiefstal‟, „vernieling/diefstal van auto‟s‟, „diefstal uit auto‟, en „straatroof‟.
Evaluatie Veiligheidbeleid
27
Twee onderdelen van het speerpunt „veiligere wijken‟ verwijzen naar gemeentelijk beleid uit voorgaande jaren dat ondertussen wordt herzien. Wij bedoelen hiermee de wijkveiligheidsplannen 2009-2010 en de uitgifte van de Politie Keurmerk Veilig Wonen. Gezien de ontwikkelingen in wijkveiligheid de afgelopen jaren, staan wij even stil bij de (eventuele) effectiviteit van deze beleidsonderdelen. De wijkveiligheidsplannen 2009-2010 waren vrij ambitieuze initiatieven om een integrale „infrastructuur‟ van projecten en activiteiten te realiseren, waarbij elke wijk afzonderlijk een „aanpak op maat‟ zou krijgen. Per wijk werden tussen de 8 en 20 projecten uitgevoerd, langs een breed spectrum van veiligheidsthema‟s: fysieke onderhoud, verkeer, jongeren, fysieke en sociale overlast, etc. Vele projecten zijn ondertussen afgerond, ondermeer omdat landelijke subsidies afliepen. Met ambtelijke reorganisaties en bezuinigingen in het verschiet wordt momenteel gezocht naar een meer doelmatige doch wijkspecifieke aanpak. Was de uitvoering van de plannen effectief? Om een gefundeerd antwoord op die vraag te geven, zouden de doel en reikwijdte van alle tientallen projecten geanalyseerd moeten worden. Ook zouden de effectindicatoren eerst met (nog niet beschikbare) gegevens voor 2011 geactualiseerd moeten worden. Voor een voorlopig antwoord hebben wij steeds gefocust op mogelijke trendbreuken in 2009/2010 ten opzichte van de jaren ervoor. De trendbreuken die zijn gesignaleerd, wijzen echter niet altijd in de richting van „veiligere wijken‟: aan de „objectieve‟ kant is er een golf van woninginbraken geweest en namen geweldincidenten niet in frequentie af;14 aan de „subjectieve‟ kant zijn meer inwoners die zich in de eigen buurt onveilig voelen en die in toenemende mate „dreiging‟ en „verloedering‟ als buurtproblemen beschouwen. Toch zijn ook positieve trends aanwezig. Het absoluut aantal delicten daalt gestaag, vooral incidenten die voor alledaagse sociale overlast in buurten zorgen: vernielingen, voertuigcriminaliteit, relatieproblemen en burengerucht. Uitkomsten kunnen aan veel van de buurtprojecten gerelateerd worden. Het gaat grof gezegd om incidenten waarover politie, gemeente en andere sociale partners onvoldoende personeel beschikken om actief te handhaven, waardoor veel meer op de verantwoordelijkheid en „sociale controle‟ van buurtbewoners zelf moet worden gerekend. Vooralsnog lijkt de sociale cohesie in vele buurten voor deze taak ontoereikend. Een relatief groot aandeel van de Lelystedelingen is evenwel actief in de eigen buurt; wellicht groeit vanuit de veiligheidsprojecten de groep bewoners die allerlei vormen van sociale overlast in de buurten beter kunnen verhinderen. Dit is nog grotendeels speculatie. Wat wel nodig blijft is een geregisseerde infrastructuur al heeft het niet de bureaucratische omvang van jaarlijkse veiligheidsplannen voor acht afzonderlijke woonwijken – om signalen uit buurten en wijken continu op te vangen, en om veiligheidsvraagstukken met sociale partners en bewoners te beantwoorden. Over het Politie Keurmerk Veilig Wonen (PKVW) geldt veel wat net over de wijkveiligheidsplannen is gesteld. De gemeentelijke subsidies aan Stichting Perspectief om PKVW‟s uit te geven is per 1 januari 2011 stopgezet. Vóór Perspectief met de keuractiviteiten ophield, had ze deze eeuw duizenden Lelystadse woningen van een PKVW voorzien. Of een PKVW-woning overgeslagen werd tijdens de golf aan inbraken in 2010, is niet bekend, maar landelijk onderzoek heeft de effectiviteit van de PKVW aangetoond. 15
14
Er zijn wel aanwijzingen dat de inbraakgolf mede door de inzet van „inbraakpreventieteams‟ is geëindigd. Uit de conclusies van DSP (2004): “Niet alleen wordt de kans op een geslaagde woninginbraak in bestaande bouw gereduceerd met bijna 80%, ook neemt de kans op een - al dan niet geslaagde - poging sterk af. Dit laatste is op zich zelf al een belangrijk feit aangezien iedere poging tot schade kan leiden. Hiernaast is de kans op inbraken in gecertificeerde nieuwbouwwoningen verwaarloosbaar klein.” 15
28
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
Bij de bezuiniging op de PKVW past de overweging dat de beveiliging van particulier bezit de verantwoordelijkheid van de eigenaar zelf is. Wel blijft het een gemeentelijke taak om bewoners te adviseren, hoe ze aan de criteria van de PKVW kunnen voldoen.
3.2.
Bedrijvigheid en veiligheid Binnen dit veiligheidsveld bevinden zich aantastingen van de veiligheid rond recreatieve centra, bedrijventerreinen en uitgaansmogelijkheden. Veiligheidsthema‟s binnen dit veld zijn „veilig winkelgebied‟, „veilige bedrijventerreinen‟, „veilig uitgaan‟, „veilige evenementen‟ en „veilig toerisme‟. Het gaat hierbij weer nadrukkelijk om de sociale veiligheid rond genoemde vormen van bedrijvigheid, ofwel om misdrijven als winkeldiefstal, bedrijfsinbraak en uitgaansgeweld. Uit de verzamelde indicatoren in bijlage II.2 vallen de volgende aspecten op wat betreft het veiligheidsveld bedrijvigheid: Het aantal inbraken in en diefstallen uit bedrijven en instellingen is in Lelystad sinds 2005 drastisch gedaald. Waar in 2005 de politie 20,7 delicten per 100 bedrijfsvestigingen registreerden, is deze delictenkans16 continu en geleidelijk afgenomen tot 8,3 in 2010. Een grote daling van de delictenkans doet zich in alle onderscheiden gebieden voor. Het Stadshart en de Zuiderzeewijk (met winkelcentrum Lelycentre) hebben als bedrijfgebieden nog altijd de grootste kans op delicten (39,4 resp. 18,6 incidenten per 100 bedrijven); bij alle andere gebieden ligt de delictenkans anno 2010 onder de 10%. In de meeste woonwijken zijn inwoners in het algemeen (zeer) tevreden over de aanwezige winkelvoorzieningen voor dagelijkse boodschappen. In zes van de acht woonwijken schommelt het aandeel tevreden inwoners sinds 2005 rondom 80%, met de Waterwijk (rondom 65%) en Lelystad-Haven (stijgend naar 55%) als negatieve uitzonderingen. Gevraagd (voor het eerst in 2009) of men wel eens onveilig voelt bij winkelcentra in de buurt antwoordt 27% van de inwoners instemmend. Dit aandeel is belangrijk hoger dan de landelijke 15% (IVM, 2009). Terwijl gevoelens van onveiligheid in de meeste woonwijken rondom het 20% schommelen, zijn opvallend hoge percentages voor de Boswijk en Waterwijk gepeild (beide 41%). Die zijn des te meer opvallend omdat de delictenregistraties bij de Politie voor bedrijven in deze twee wijken relatief laag zijn (in 2010 een delictenkans van 6,0 resp. 3,3 op 100 bedrijfsvestigingen). Drie andere indicatoren, die voor het eerst in 2009 in navolging van de IVM zijn gepeild, tonen aan dat meer Lelystedelingen zich op lokale locaties onveilig voelen dan landelijk het geval is: 47% van de inwoners voelt zich wel eens onveilig zowel rondom het trein station als rondom uitgaansgelegenheden (landelijk 26% resp. 23%), en 36% voelt zich wel eens in het stadscentrum onveilig (landelijk 23%). In sociaal opzicht zijn de bedrijven en instellingen in Lelystad duidelijk veiliger geworden. Met een vermindering van het aantal inbraken en diefstallen tot onder de tien (per 100 vestigingen) is een GSB doelstelling gehaald, alsmede een ambitie van het veiligheidsbeleid. Er zijn echter weinig aanwijzingen dat dit resultaat een direct gevolg is van gemeentelijke inspanningen. Zoals in § 2.3 valt af te leiden, zijn de meeste maatregelen die de gemeente
16
„Delictenkans‟ is berekend door het aantal incidenten in een bepaald gebied - dat als bedrijfinbraak of – diefstal bij de politie is geregistreerd - te delen door het aantal bedrijfsvestingen in dat gebied. Het levert slechts een indicatie voor het aantal bedrijven in een gebied dat wel degelijk slachtoffer is van criminaliteit: niet alle bedrijfsinbraken en –diefstallen zijn bij de politie bekend, daarentegen zijn voor sommige bedrijven meerdere delicten per jaar geregistreerd.
Evaluatie Veiligheidbeleid
29
ondernam in 2010 onder het speerpunt „veiliger bedrijventerreinen‟ gericht op het verbeteren van de fysieke veiligheid (zie verder § 3.4). Een „Keurmerk Veilig Ondernemen‟ (KVO) is weliswaar voor bedrijventerrein Larserpoort gerealiseerd; op dit terrein bevindt zich slechts 1,5% van de lokale bedrijfsvestigingen. 17 Er zijn natuurlijk vele andere gemeentelijke projecten sinds 2005 die de sociale veiligheid op bedrijventerreinen en winkelcentra heeft bevorderd: de herstructurering van onder meer de terreinen Oostervaart en Noordersluis en de winkelvoorzieningen in het Stadshart, Jol en de Waterwijk, alsmede de uitvoering vanaf 2010 van het „Convenant Veilig Uitgaan‟. Gepaard met de algemenere inspanningen van de gemeente en haar sociale partners om de woonwijken veiliger te maken (zie § 2.2 en § 3.1) zijn vermoedelijk hiermee de bedrijven en winkelcentra in de stad een moeilijker doelwit voor misdaden geworden. Los van de objectieve registraties, komen uit de analyse vier winkelgebieden voort waar bovenmatig veel bewoners zich onveilig voelen. Behalve het Stadshart en de Lelycentre gaat het om de winkelcentra van de Boswijk en Waterwijk. De laatste is jarenlang een gebied gekenmerkt door sociale overlast; kennelijk hebben fikse inspanningen om de Voorstraat te herstructureren niet alle overlastgevende elementen verdreven, in elk geval naar de beleving van inwoners. De winkelvoorzieningen in de Boswijk worden momenteel heringericht in het kader van een WijkOntwikkelingsPlan. Hetzelfde geldt, zij het in mindere mate voor de Lelycentre. Het Stadshart is het winkel- en uitgaansgebied met veruit de grootste concentratie delicten. Circa de helft van de inwoners voelt zich hier wel eens onveilig. Met de vele bouwactiviteiten en andere vernieuwingen binnen het gebied, is een hogere mate van sociaal en econo18 misch overlast moeilijk te voorkómen. Wel wordt het overlast thans intensief gemonitord. Toch lijkt het raadzaam om de komende jaren nog meer aandacht aan de sociale veiligheid van het Stadshart te besteden. Al blijkt bij peilingen eind 2011 dat de veiligheid in het Stadshart aanzienlijk is verbeterd, de concentratie van voorzieningen vraagt voortdurend om waakzaamheid van de gemeente, haar sociale partners, ondernemers en inwoners.
3.3.
Jeugd en veiligheid Binnen dit veiligheidsveld vallen de veiligheidsthema‟s in relatie tot jeugd zijnde: „overlastgevende jeugd‟, „criminele jeugd/individuele probleemjongeren‟, „jeugd, alcohol en drugs‟ en „veilig in en om de school‟. Zodoende handelt dit veiligheidsveld over de veiligheid rond jeugd thuis, in de buurt, op school en bij het stappen. Voor de analyse gebruiken wij voornamelijk gegevens verzameld door de Koninklijke Landelijke Politiediensten (KPLD) omtrent misdrijfverdachten. 19 Daarbij beperken wij ons niet tot uitspraken over de jeugd (tot 24 jaar); ook verdachten ouder dan 25 komen (eerst) aan bod:
17
Het aantal inbraak/diefstal registraties bij de Politie vanuit Larserpoort zijn sinds 2005 nauwelijks veranderd: 8 voor de jaren 2005, 2006 resp. 2010, een totaal van 11 voor de jaren 2007-2009. Het aantal vestigingen op Larserpoort is wel sinds 2005 van 54 naar 75 gegroeid. Met 10,3 incidenten per 100 vestigingen ligt dat aantal in 2010 in Larserpoort zelfs boven het stedelijk gemiddelde. 18 Behalve politionele aandacht, en de in september 2011 te houden 2-jaarlijkse enquête „Leefbaarheid en Veiligheid‟, wordt met de komst van de coffeeshop op het Stationsplein de eventuele overlast door de Bonger Instituut van de Universiteit van Amsterdam uitgebreid onderzocht. 19 Het betreft gegevens die de dienst IPOL aan opsporingssystemen van de KLPD ontlenen omtrent personen die in een gegeven jaar zijn aangehouden, en naar de overtuiging van de Politie als „daders‟ worden aangezien. Aangiften van burgers en ambtshalve zonder duidelijke dader worden niet aan het systeem ontleend; jaarcijfers worden in latere jaren gecorrigeerd, daar waar aanhoudingen niet tot veroordeling door OM hebben geleid.
30
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
Van alle (circa 60.000) inwoners 12 jaar en ouder waren 1.456 in het jaar 2008 van een misdrijf verdacht. Twee jaar later was het (voorlopig) aantal naar 1.174 gedaald. Relatief gezien betekent dit dat in 2008 2,4% van de inwoners een proces verbaal als verdachte kreeg opgelegd, en 1,9% in 2010.20 Deze daling in het aandeel verdachten komt overeen met een trend in andere G-31 steden alsmede in geheel Nederland. Lelystad telt met 1,9% in 2010 nog altijd een groter aandeel dan de rest: voor G-31 gaat het om 1,7%, voor Nederland 1,2%. Onder inwoners ouder dan 25 jaar (circa 50.000) is het relatief aandeel verdachten minder en dalend: 1,4% in 2010; voor de jaren 2005-2008 was dit getal gemiddeld nog op 1,8%. Ook voor deze oudere leeftijdscohort zijn er evenredige dalingen in zowel de G-31 als de landelijke indexen te zien: voor G-31 gaat het in 2010 om 1,3%; voor Nederland 0,9% Het aandeel verdachten onder de lokale jeugd ligt (dus) veel hoger; tevens daalt het aandeel niet conform landelijke trends. Voor de groep 12 tot 18 jarigen waren per 100 leeftijdsgenoten 3,0 verdacht in de jaren 2009/2010, een daling van circa 25% t.o.v. de jaren 2005-2008. Binnen de G-31 en landelijk zijn de indexen voor deze leeftijdsgroep op 3,0 resp. 2,1 berekend voor 2009/2010, voor beide cohorten ook een daling van 25% t.o.v. de jaren 2005-2008. De cijfers voor de lokale jeugd tussen de 18 en 25 jaar zijn meer verontrustend: gemiddeld 4,8% was in 2009/2010 als verdacht aangezien, weliswaar een daling (van circa 14%) t.o.v. het gemiddelde van 5,6% voor de vier jaar daarvoor. Landelijk waren deze percentages echter al relatief laag, en ze dalen nog meer; in 2010 kenden van de G-31 alleen Den Haag en Heerlen hogere percentages verdachten onder de oudere jeugd van 18-24 jaar. In zijn statistieken maakt de KPLD ook een onderscheid tussen jeugdige verdachten die 21 als „veelpleger‟ of tot een „harde kern‟ worden gerekend. Het aandeel veelplegers onder de Lelystadse jeugd van 12-18 jaar was voor de jaren 2009-2010 0,4%; dit aandeel is onveranderd ten opzichte van het gemiddelde voor de jaren 2005-2008. De landelijke percentages jeugdige veelplegers, en het gemiddelde onder alle G-31 steden (0,1% resp. 0,2%) zijn niet alleen aanmerkelijk lager, ze dalen ook meer sinds 2005. Hetzelfde moet worden gesteld over de omvang van een „harde kern‟ onder de Lelystadse jeugd van 1224 jaar: het aandeel schommelt rondom het 0,4% sinds 2005, terwijl onder G-31 steden resp. landelijk een dalende trend getoond wordt tot onder 0,3% resp. 0,2% in 2010. Alleen Heerlen heeft een groter aandeel „harde kern‟ onder de lokale jeugd. Een uitsplitsing naar de herkomst van jeugdige verdachten toont aan dat voor de vijf grootste herkomstgroepen het aandeel verdachten in Lelystad telkens hoger is dan onder G-31 en landelijke cijfers. Met andere woorden, de kans in 2010 dat een lokale jongere van autochtone herkomst als verdachte is gevolgd (1,3%) is hoger dan een doorsnee G-31 of landelijke autochtone jongere (1,2% resp. 0,9%). Deze stelling gaat ook op voor de lokale Antillianen (6,8%), Surinamers (4,8%) en Turken (3,3%). De lokale jeugd van Marokkaanse herkomst vormt een klein lichtpunt: het aandeel verdachte Marokkanen is sinds 2005 meer gedaald dan onder G-31 of landelijke cijfers en ligt in 2010 onder het landelijke gemiddelde (5,0% t.o.v. 5,2%).
20
Zoals met vele misdaadcijfers zou deze trend verklaard kunnen worden door de variabele inzet van politie. In dit geval zouden bijvoorbeeld minder aanhoudingen een gevolg kunnen zijn van minder opsporingseffectiviteit van de politie. Echter, deze hypothese wordt niet door jaarcijfers van de Regio Politie onderschreven: al sinds 2003 schommelt het ophelderingspercentage voor Lelystadse misdaden rondom het 31%. 21 Een „(jeugdige) veelpleger‟ is een persoon in de leeftijd van 12 tot en met 17 jaar die in zijn gehele criminele verleden meer dan vijf processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt, waarvan ten minste één in het peiljaar. Een „hardekernjongere‟ is een jongere in de leeftijd van 12 tot en met 24 jaar die in het peiljaar twee zware misdrijven heeft gepleegd en bovendien in de jaren daarvoor drie antecedenten heeft opgelopen of die in het peiljaar ten minste drie zware misdrijven heeft gepleegd.
Evaluatie Veiligheidbeleid
31
Tenslotte voelt twee van de drie inwoners zich wel eens onveilig op plekken waar jongeren rondhangen. Landelijk is deze verhouding nauwelijks een op twee. Inwoners beschouwen „overlast van groepen jongeren‟ als het grootste buurtprobleem op het gebied van sociale veiligheid, alleen overtroffen door problemen rondom verkeer en fysiek beheer.22
Het aantal delicten daalt de laatste jaren geleidelijk (zie §3.1), en dat geldt ook voor het aandeel verdachten onder Lelystadse inwoners ouder dan 25 jaar. Het aandeel verdachten onder de lokale jongeren van 18 tot 25 jaar daalt echter nauwelijks. Met name het aandeel recidive onder de Lelystadse jeugd is de laatste jaren niet noemenswaardig verminderd. Dit betekent dat een steeds groter deel van de lokale delicten door een min of meer harde kern van jeugdigen wordt gepleegd. Lelystadse jongeren vormen dus in toenemende mate de bron van sociale onveiligheid, en worden ook in de beleving van andere inwoners als zodanig erkend. Uit deze bevindingen zou geconcludeerd moeten worden dat de gemeentelijke inspanningen de laatste jaren op het gebied van nazorg ex-gedetineerden en opvang veelplegers (zie §2.1) onvoldoende effectief zijn geweest. Het beleid in Lelystad is de laatste jaren weliswaar onvoldoende effectief; landelijk onderzoek heeft aangetoond dat de nazorg van exgedetineerden en aanpak van veelplegers wel degelijk tot een daling van recidive hebben geleid.23 Wil de gemeente in de rij van grote steden aansluiten die een daling in jeugd recidive meemaken is het van essentieel belang dat ze haar regierol eerder intensiveert dan afbouwt. Hiervoor moest wel het besluit uit de „Kadernota 2012‟ worden bijgesteld. In die nota is namelijk het volgende vastgelegd (Gemeente Lelystad, „Kadernota 2012‟, §3.4.5, bldzd 63) : „In de begroting 2011 is ten behoeve van het project nazorg ex-gedetineerden en aanpak veelplegers (dat in 2005 is gestart) incidenteel budget beschikbaar voor 2011. Op dat moment was immers nog niet bekend of er voor de periode na 2011 nog rijksmiddelen beschikbaar zouden worden gesteld. Naar een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid wordt deze rijksbijdrage in 2012 niet gecontinueerd. Daarom wordt voorgesteld om vanaf 2012 geen middelen beschikbaar te stellen en de uitvoering van dit beleid te beëindigen. Dit betekent dat de coördinatie over nazorg ex-gedetineerden vervalt.’ Ondanks het wegvallen van rijksmiddelen wil de gemeente haar regierol de komende jaren toch voortzetten. Zodoende wordt er via de Programmabegroting 2012 het volgende bijstelling uitgevoerd (Gemeente Lelystad, Programmabegroting 2012, bldzd 10): ‘Nazorg aan ex-gedetineerden is bedoeld om de terugkeer uit detentie beter te laten verlopen, zodat de kans op terugval in criminaliteit vermindert. Lelystad heeft zich door middel van een samenwerkingsovereenkomst (landelijk) en door middel van het Stedelijk Kompas (provinciaal) verbonden een de verplichting tot nazorg. In 2010 is de succesvolle aanpak van veelplegers uitgebreid met vrijwillige nazorg voor alle ex-gedetineerden. Kern van de aanpak is dat tijdens de detentieperiode gestart wordt met activiteiten die er voor zorgen dat de gedetineerde goed voorbereid de penitentiaire inrichting verlaat en het risico op recidive verminderd wordt.
22
Dit valt af te leiden uit de peiling „Leefbaarheid en Veiligheid 2009‟, waarin inwoners uit een lijst van 25 opties de 1e en 2e grootste buurtproblemen mocht aanwijzen. Uit de opties scoorde „overlast van groepen jongeren‟ vijfde, achter „te hard rijden‟, „rommel op straat‟, „parkeeroverlast‟ en „hondenpoep‟. 23 Zie uit Bijlage I bijvoorbeeld het onderzoek van het E.M. Meijers Instituut, diverse analyses van het CCV, onderzoeken in opdracht van het Ministerie van Justitie, en rapporten van het WODC.
32
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
Door het wegvallen van rijksgelden zijn hier geen middelen meer voor beschikbaar. Het beëindigen van de nazorg van ex-gedetineerden brengt echter zeer ongewenste maatschappelijke effecten met zich mee. Hierbij kan gedacht worden aan: toename van drugsgebruik, grotere druk op dag- en nachtopvang, toename van criminaliteit, meer overlast op straat en meer overlast bij kamerverhuurpanden. Dit is de reden dat er in afwijking van de Kadernota en aanvullend op het door de raad aangenomen amendement, hier alsnog een voorstel voor geformuleerd is. Voorgesteld wordt alle Lelystedelingen die terugkeren uit detentie een nazorgtraject aan te bieden, zodanig dat: - 200 ex-gedetineerden jaarlijks een nazorgtraject krijgt aangeboden; - 90% van veelplegers het programma resocialisatie doorloopt. De uitvoeringswerkzaamheden worden uitgevoerd door GGD Flevoland.’
3.4.
Fysieke veiligheid Binnen dit veiligheidsveld vallen de „echte‟ fysieke veiligheidsthema‟s, zijnde: verkeersveiligheid, brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding. We zeggen de „echte‟ fysieke veiligheidsthema‟s omdat het hier exclusief draait om de fysieke veiligheidsrisico‟s en niet om sociale veiligheid. Bij het eerste veiligheidsveld zagen we dat daar ook fysieke aspecten in zitten maar dat die slechts relevant zijn vanwege het oorzakelijke verband met sociale veiligheid. Wij bespreken eerst de (meer uitgebreide) indicatoren met betrekking tot verkeersveiligheid; daarna volgen de meer summiere en ambigue indicatoren voor andere aspecten van fysieke veiligheid. Het aantal verkeersongevallen is sinds 2005 in enige mate gedaald. Toen telde de politie circa 980 ongevallen; sinds 2007 schommelen de totalen rondom de 850. Vooral in het Stadshart en het buitengebied zijn minder ongevallen voorgekomen; een dalend patroon is slechts in een paar woonwijken te bespeuren (m.n. Zuiderzeewijk en Havendiep) terwijl andere woonwijken (m.n. Atolwijk) een stijging van ongevallen meemaken. Hoewel het aantal verkeersongevallen sinds 2005 licht daalt, is sprake van een flinke stijging van verkeersoverlast. Tot 2009 schommelde het jaarlijkse aantal incidenten rondom de 500; het gemiddelde voor 2009-2010 ligt boven 750. Met wellicht een uitzondering voor het Stadshart neemt het verkeersoverlast in alle stadsgebieden toe. Naast verkeersincidenten die de leefbaarheid aantasten, zoals agressief rijgedrag en hinderlijk parkeren, houdt de regio politie aparte registraties bij (t.w. proces verbalen) van snelheidsovertredingen en rijden onder invloed. Deze overtredingen blijken relatief constant door de jaren heen: snelheidsovertredingen rondom 110 per jaar, alcohol achter het stuur rondom 200 per jaar. De subjectieve beleving van verkeersveiligheid door inwoners is aan schommelingen onderhevig. Inwoners kende in 2005 een gemiddeld rapportcijfer van 6,8 voor verkeersveiligheid aan de stad; dit cijfer daalde tot 6,2 in 2007 om vervolgens met 6,5 in 2009 enigszins te herstellen. Oordelen over verkeersproblemen in de eigen woonomgeving worden vanaf 2009 in de schaal „perceptie van verkeersoverlast in de buurt‟ samengevoegd.24 De gemiddelde score hierop was voor Lelystad 4,0, negatiever dan het landelijk 3,8. Wellicht de meest kernachtige indicatie voor de beleving van verkeer(on)veiligheid
24
De schaal wordt opgebouwd aan de hand van bewoners oordelen omtrent de mate waarin de volgende vier problemen in hun buurt voorkomen: „te hard rijden‟, „parkeeroverlast‟; „agressief verkeersgedrag‟, en „geluidsoverlast verkeer‟.
Evaluatie Veiligheidbeleid
33
is de benoeming in 2009 van „te hard rijden‟ als belangrijkste buurtprobleem, waarvan inwoners vinden dat dit met voorrang moet worden aangepakt.25 Andere beschikbare indicatoren voor fysieke veiligheid bieden minder beleidsmatige houvast. Van de brandweer weten wij dat ze jaarlijks circa 260 branden in de stad bestrijden, en dat ze daarnaast nog 500 keer loos alarm ontvangen. Vergelijkingen met de uitgebreidere cijfers via CBS voor de Provincie Flevoland leert dat deze aantallen relatief hoog zijn. Met circa 19% van de provinciale bevolking telt Lelystad tussen 2005 en 2009 27% van de branden en 38% van de loze alarmen; de gemeente neemt ook relatief veel (27%) van de hulpverleningsincidenten in de provincie voor zijn rekening. Uit een vergelijking van de Flevolandse brandweer met landelijke cijfers kunnen wij constateren dat relatief weinig brandmeldingen in de provincie voorkomen, maar dat wel relatief veel (niet dodelijke) slachtoffers van branden vóórkomen. Met 2,3% van de landelijke bevolking telde Flevoland tussen 2005 en 2009 namelijk 2,1% van de brandmeldingen en 2,9% van de niet dodelijke slachtoffers. Het aantal gewonden houdt onder meer verband met de relatief lange aanrijdtijd die de brandweer in deze provincie kenmerkt.26 Bij de incidentenregistratie van de Regio Politie zijn een paar categorieën met betrekking tot fysieke veiligheid. De politie registreren jaarlijks circa 140 milieu incidenten (bijvoorbeeld „afval‟, „bodem‟, „dieren‟, etc.), 185 branden of ontploffingen, 500 incidenten van geluidsoverlast, en 610 overige incidenten waarvoor ze hulp moeten verlenen. Zowel het aantal geluidsoverlast- als hulpverleningincidenten stijgt sinds 2009.
Binnen het themaveld „fysieke veiligheid‟ is een relatief eenduidig beeld te destilleren omtrent verkeersveiligheid. Ondanks de toename van het autobezit in de stad27 is er al jaren een geleidelijk afname van het aantal verkeersongelukken (en daaruit voortvloeiende letselgevallen). Toch komt een toename in het aantal politiemeldingen van verkeersoverlast voor. Naar het oordeel van inwoners scoort de verkeersveiligheid in de stad nog net „voldoende‟, terwijl bewoners het verkeersoverlast in de eigen woonomgeving als probleem nummer één aangeven dat met voorrang moet worden aangepakt. De schijnbare tegenstelling – toename verkeersoverlast, afname verkeersongelukken- duidt op een nogal complex kluwen van trends en belevingen. Met een grotere verkeersdrukte, de invoering van snelheid beperkende maatregelen en andere voorzieningen en gedragsnormen om veiliger verkeer te bevorderen, zijn de kansen op ernstige verkeersongelukken degelijk gedaald. Dit neemt niet weg dat (meer) verkeersdeelnemers vaker reden vinden om zich te ergeren aan (tijdelijk) gewijzigde verkeerssituaties, zoals ze zich sinds enkele jaren op de dreven rondom het Stadshart voordoen. Zulke wijzigingen leiden weliswaar tot minder ongelukken maar ook tot meer (ervaren) „overlast‟. In vrijwel alle woonwijken geldt inmiddels een maximum snelheid van 30 km/uur, en de invoering hiervan leidt aantoonbaar tot mindere ongelukken.28 25
Dit valt af te leiden uit de peiling „Leefbaarheid en Veiligheid 2009‟, waarin inwoners uit een lijst van 25 opties de 1e en 2e grootste buurtproblemen mocht aanwijzen. Uit de opties wijst 20% „te hard rijden‟ als 1e probleem aan en nog eens 15% als 2e probleem. Na „rommel op straat‟ (14% resp. 14%) komt vervolgens „parkeeroverlast‟ (12% resp. 13%) samen met „hondenpoep‟ op een gedeelde 3e plaats. In totaal wijst dus 35% „te hard rijden‟ als prioritair probleem aan; landelijk bij de IVM 2009 krijgt het probleem ook een topprioriteit, maar dan met 24% van de aanwijzingen. 26 Deze opkomsttijd houdt verband met zowel een gemiddeld langere uitruktijd als een langere rijtijd (mede door de grotere afstanden) binnen de provincie Flevoland. Voorlopige provincie cijfers voor 2010 laten wel een verbetering van de opkomsttijden zien. 27 In 2001 gaf 77% van de inwoners aan dat hun huishouden over één of meerdere auto‟s beschikte. In zowel 2005 als 2007 was dit aandeel tot 90% gegroeid; meer dan 30% meldde over 2 of meer auto‟s te beschikken. Bij de peilingen in 2009/2010 was het aandeel autobezitters vervolgens tot circa 85% gedaald. 28 Zie het O&S rapport „Evaluatie Verkeersveiligheid 30 km-gebieden‟, gemeente Lelystad, 2009.
34
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
Kort samengevat: mede dankzij diverse inspanningen en maatregelen is de verkeersveiligheid geleidelijk toegenomen. Echter zolang een diversiteit aan vervoersmiddelen het Lelystadse straatbeeld bepaalt, met uiteenlopende risico‟s voor mens en milieu, is een regierol voor de gemeente als verkeersregelaar weggelegd. Over het bredere veld van fysieke veiligheid zijn nauwelijks indicatoren voorhanden om ontwikkelingen in het veld - en de doeltreffendheid van het uitgevoerde beleid - aan te geven. Van de brandweer kunnen wij constateren dat er t.o.v. de provincie en Nederland relatief veel mensen bij stadsbranden gewond raken. Vergeleken met hun collega‟s elders in het land worden zowel brandweerlieden als politieagenten relatief vaak ingezet om hulp te verlenen. Is dit indicatief voor een surplus aan onveilige situaties en gebieden in Lelystad? Wij beschikken over te weinig gegevens om hierop een sluitend antwoord te geven. Lelystad kenmerkt zich onder meer als een stad met veel ruimte binnen een provincie met vele opslagplekken van gevaarlijke materialen. 29 Hierdoor kampen de hulpverlenende instanties met heel andere logistieke problemen dan in de Randstad. En is voorzichtigheid geboden bij vergelijkingen met landelijke cijfers. Tot nu toe zijn er weinig ernstige en geen grote ongevallen in de stad voorgekomen. 30 Deze stand van zaken kan beschouwd worden als het beoogde effect van fysieke veiligheidbeleid. Het is echter ontoereikend om de doeltreffendheid van het beleid met een dergelijke „outcome‟ maatstaf te beoordelen. Er is eerder behoefte aan (jaarlijkse) evaluaties van het handhavingbeleid, waarmee eventueel kan worden aangetoond dat het aantal (on)gevallen daalt. Ook zou het inzetten van veiligheid effecten rapportages (VER) zoals reeds voor het Stadshart is uitgevoerd (zie § 2.3), kunnen aantonen – of ervoor zorgen - dat veiligheidrisico‟s in stadsgebieden minder worden. Kortom, bij fysieke veiligheid gaat het niet zozeer om het monitoren van beoogde effecten, maar vooral van geleverde inspanningen. 31
3.5.
Integriteit en veiligheid Dit veiligheidsveld omvat verschijnselen die een inbreuk vormen op onze maatschappelijke integriteit c.q. op belangrijke regels en andere afspraken in het kader van de veiligheid en stabiliteit van onze samenleving. Deze verschijnselen hebben potentieel dan ook een omvangrijk veiligheidseffect – ze kunnen in meest extreme vorm fundamenteel ontwrichtend werken. Thema‟s binnen dit veiligheidsveld zijn radicalisering en polarisatie, georganiseerde criminaliteit en ambtelijke en bestuurlijke integriteit. Voor dit veld zijn in bijlage II.5 slechts een paar indicatoren voorhanden. Het gaat om incidentenregistraties van de politie voor drugs- en wapenhandel alsmede mensensmokkel of -handel, fraude, en zedendelicten waaronder kinderprostitutie. Jaarlijks zijn pakweg 420 van dergelijke integriteitincidenten door de Politie opgetekend, waarbij „fraude‟ met rondom 190 registraties per jaar het meest in de boeken komt. Het aantal registraties voor „drugshandel‟ fluctueert de laatste paar jaar wat meer om de 100 registraties heen, vermoedelijk door de wisselende inzet van de Politie om hierop te handhaven. Het aantal politieregistraties van „zedendelicten‟ is van jaarlijks 120 tot onder de 50 fors gedaald. Daarentegen is er een stijging in „wapenhandel‟ incidenten met 50%
29
Flevoland telt bijvoorbeeld het hoogst aantal inrichtingen per inwoner voor die met gevaarlijke stoffen een veiligheidsrisico vormen, zes keer zoveel als de provincie Utrecht waar de minste risicovolle inrichtingen per inwoner voorkomen (zie http://www.watdoetjeprovincie.nl.) 30 Zie het rapport „10 jaar rampenbestrijding in Nederland: evaluaties nader beschouwd‟ van het NIFV voor een omschrijving van „grip 2‟ resp. „grip 3‟ voorvallen. 31 Zie de veiligheidsanalyse van de „Gemeente Bovenkamp‟, dat als fictief voorbeeld dient van integraal kernbeleid (VNG, 2010). De voorbeeldindicatoren verwijzen grotendeels naar gemeentelijke prestaties.
Evaluatie Veiligheidbeleid
35
tot 48 in 2010. Het jaarlijks aantal „mensensmokkel‟ incidenten zijn steeds op één hand te tellen. De door de politie geleverde indicatoren dekken nauwelijks het veiligheid(sub)veld van georganiseerde criminaliteit. Vooralsnog is niet te zeggen of de pakweg 420 jaarlijks geregistreerde incidenten de top van een ijsberg vormt, of steeds de kern van het probleem raakt. Meer uitsluitsel over de omvang van georganiseerde criminaliteit kan wellicht over een paar jaar door het Regionaal Informatie en Expertisecentrum (RIEC) Midden-Nederland geleverd worden. Over de andere twee aspecten van integriteit kunnen wij nog korter zijn. Het Instituut voor Veiligheid en Crisismanagement COT heeft in 2009 een verkennend onderzoek uitgevoerd naar polarisering en radicalisering in Flevoland. De meerderheid van de geïnterviewden vonden dat radicalisering en in mindere mate polarisatie zorgvuldige aandacht behoeven. Die opvatting lijkt deels ingegeven te zijn door incidenten die hebben plaatsgevonden; deels door invloed van landelijke gebeurtenissen en ontwikkelingen. De ervaringen met uitingen van radicalisering in Flevoland zijn beperkt. Er zijn afspraken gemaakt met de politie en andere relevante partners inzake dit onderwerp om hierop adequaat te reageren. Vraagstukken omtrent bestuurlijke integriteit vormen het onderzoeksterrein van het landelijke Bureau BIBOB, dat onder toezicht van het Ministerie van Veiligheid en Justitie opereert. Momenteel worden de gemeentelijke ervaringen sinds de invoering vier jaar geleden van de wet BIBOB geëvalueerd; het rapport hierover wordt dit najaar verwacht.
36
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
4. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN In de voorgaande hoofdstukken zijn een hele reeks ontwikkelingen besproken. In hoofdstuk twee werd een blik geworpen op de veelheid van projecten, maatregelen en voorzieningen die de gemeente sinds 2009 uitvoert, of waar de gemeente als partner bij betrokken is, om de veiligheid van Lelystedelingen te waarborgen. In hoofdstuk drie zijn, verdeeld over een vijftal onderzoeksvelden, de trends in veiligheid sinds 2005 puntsgewijs besproken. Ter afsluiting van elk van de vijf paragrafen zijn relaties gelegd tussen de stedelijke ontwikkelingen en het door de gemeente gevoerde veiligheidsbeleid. Met andere woorden, de (in)effectiviteit van het beleid is met de nodige voorzichtigheid aangeduid. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste bevindingen uit de analyse beknopt weergegeven – dus zonder de vele nuances – met het oog op een verbeteringsslag. Opnieuw zullen de vijf onderzoeksvelden de revue passeren, en zullen in de vorm van aanbevelingen een beantwoording van de vierde onderzoeksvraag worden geleverd: welke inspanningen zijn al in voorbereiding of zouden nog nodig zijn om de (efficiency en) effectiviteit van het veiligheidsbeleid in Lelystad te optimaliseren? Vóór wij het potentiële veiligheidsbeleid verkennen, zijn enkele algemene beschouwingen van belang. Lelystad heeft zich in de loop van deze eeuw geleidelijk ontwikkeld van een „new town‟ in de polder met vele groot stedelijke problemen, naar een moderne stad met gemiddelde problemen.32 Het gaat goed met Lelystad en de veiligheid van de Lelystedelingen, waardoor een radicale koerswijziging in het beleid niet aan de orde is. We kunnen concluderen dat speerpunt nummer één van het programma veiligheid is gehaald: Er komt „minder criminaliteit‟ in Lelystad voor. De kans namelijk dat een burger een delict bij de politie meldt is van 8,7% in 2005 naar 7,0% in 2010 gedaald. Wel kunnen vele scenario‟s worden geschetst, waarin deze gunstige ontwikkelingen wreed worden verstoord. De komende jaren kunnen landelijke crises met zich meebrengen, waarbij de veiligheid van Lelystedelingen meer gewaarborgd moeten worden door initiatieven, die op heel andere (beleids)terreinen liggen dan de hieronder geschetste veiligheidsvelden: bijvoorbeeld onderwijs om jongeren een toekomst te bieden; economie om werkgelegenheid te scheppen; zorg om welzijn te behouden, of milieu om de voeten droog te houden. Veiligheidsbeleid heeft vele facetten, maar wezenlijke veiligheid wordt er niet door bevat.
4.1.
Veilige woon- en leefomgeving Het gaat de goede kant op met de sociale veiligheid in de Lelystadse woonwijken. Het absoluut aantal delicten daalt gestaag, vooral incidenten die voor alledaagse sociale overlast in buurten zorgen: vernielingen, voertuigcriminaliteit, relatieproblemen en burengerucht. Buurtbewoners tonen meer belangstelling voor de aanpak van leefbaarheid- en veiligheidsvraagstukken – verloedering, dreiging, overlast – en lijken ook meer bereid (dan elders in Nederland) om hiervoor zelf de handen uit de mouwen te steken. Met uitzondering van de wijken in stadsdeel Noordoost kennen inwoners al jaren gemiddeld een „ruim voldoende‟ rapportcijfer toe voor de veiligheid van hun woonomgeving. De positieve trends houden verband met de wijkgerichte aanpak die de afgelopen jaren door de gemeente en sociale partners is opgebouwd. De uitdaging voor de komende jaren is om deze sociale infrastructuur verder te ontwikkelen waarmee signalen uit buurten en wij-
32
Zie voor een systematisch overzicht van Lelystadse ontwikkelingen sinds het jaar 2000 het „Trendrapport: Stand van de Stad 2009‟, Gemeente Lelystad, sectie Onderzoek en Statistiek.
Evaluatie Veiligheidbeleid
37
ken continu worden opgevangen, en waarmee gerezen veiligheidsvraagstukken met sociale partners en (steeds meer door) bewoners zelf adequaat worden gereageerd. Voorwaarde is wel dat de aanpak doelmatig wordt uitgepakt. Binnen een tweetal delictencategorieën zijn de trends de afgelopen jaren minder positief te noemen, namelijk met betrekking tot het aantal geweldsdelicten en het aantal woninginbraken. De geweldsdelicten zijn sinds 2005 in de meeste woonwijken slechts in geringe mate afgenomen; rondom uitgaanscentra (Stadshart en Lelycentre) is zelfs geen daling zichtbaar. Het gaat bij geweld grotendeels om gevallen van „mishandelingen‟ of „bedreigingen‟, incidenten die er bij slachtoffers en omstanders fors inhakken. Het gaat ook om huiselijk geweld, waarvan het jaarlijkse aantal politieregistraties rondom de 550 blijven schommelen. Wellicht leidt de grotere aandacht voor de problematiek van huiselijk geweld vooralsnog tot meer meldingen hierover. Zolang het aantal delicten niet daalt dient in elk geval de huidige initiatieven voortgezet te worden om geweldsincidenten te voorkomen. Wat betreft woninginbraken is sprake van golfbewegingen. Jarenlang is er een trapsgewijze daling geweest; in de jaren 2009/2010 is vervolgens in vele wijken het aantal inbraken tot de hoogste frequenties van de eeuw gestegen. Vermoedelijk houden deze golven verband met de (met tijdenwijle) komst van georganiseerde criminelen die toevallige buurten systematisch beroven. Jarenlang heeft de gemeente Perspectief BV gesubsidieerd om duizenden woningen in Lelystad van een Politie Keurmerk Veilig Wonen te voorzien. Met de overweging dat de beveiliging van particulier bezit de verantwoordelijkheid van de eigenaar zelf is, is die subsidie vanaf 2011 stopgezet. Aanbevelingen 4.1.1
4.1.2 4.1.3
4.2.
Ter bestrijding van vele vormen van sociale overlast zou de keten-aanpak verder worden opgezet, waarbij integrale afstemming met sociale partners binnen wijkteams plaatsvindt. Wel dient gestreefd te worden om de ketens korter, minder bureaucratisch, doelmatiger en dus daadkrachtiger in te zetten. De huidige maatregelen om geweldsdelicten te voorkómen boeken nog te weinig resultaat. Indien mogelijk dienen ze aangevuld te worden. Ook lijkt nauwelijks verandering te komen in het aantal incidenten van huiselijk geweld. Zolang het aantal incidenten niet daalt dient de bestrijding ervan te worden voortgezet.
Bedrijvigheid en veiligheid Een van de drie speerpunten van het gemeentelijke veiligheidsbeleid sinds 2005 is „veiligere bedrijventerreinen‟. Op basis van inbraak- en diefstalregistraties van bedrijven bij de politie kunnen wij vaststellen dat deze doelstelling ruimschoots is gehaald. De kans dat een bedrijfsvesting een delict bij de politie heeft gemeld is van 21% in 2005 naar 8% in 2010 gedaald. De daling van bedrijfsdelicten in stadswijken buiten het Stadshart en Zuiderzeewijk (Lelycentre) is nog spectaculairder: van 14% in 2005 (van alle bedrijfsvestingen) naar 5% in 2010. De vele projecten om bedrijventerreinen en buurtcentra te herstructureren hebben naast zichtbare ook statistische significante resultaten opgeleverd. Het Stadshart - en in mindere mate Lelycentre – blijven over als winkel- en uitgaansgebieden met veruit de grootste concentratie delicten, waar tevens een te groot aandeel van de Lelystedelingen zich onveilig voelt. De concentratie van voorzieningen in het Stadshart vraagt voortdurend om waakzaamheid van de gemeente, haar sociale partners, ondernemers en inwoners.
38
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
Aanbevelingen 4.2.1
Samen met sociale partners het horecabeleid aanscherpen, en het Convenant Veilig Uitgaan integraal uitvoeren. Focusgebieden hierbij zijn het Stadshart en de Lelycentre.
4.3.
Jeugd en veiligheid Criminaliteit in Lelystad daalt de laatste jaren geleidelijk en dat geldt ook voor het aandeel criminelen onder Lelystadse inwoners ouder dan 25 jaar. Het aandeel misdrijfverdachten onder de lokale jeugd van 18 tot 25 jaar daalt echter sinds 2005 nauwelijks; Lelystad neemt wat dit betreft langzamerhand een uitzonderingspositie in onder de grote Nederlandse steden. Een groeiend deel van de lokale delicten wordt door een min of meer harde kern van jongeren gepleegd. Een kleine groep Lelystadse jongeren – wij hebben het over nog geen half procent van alle jongeren tussen 12 en 24 jaar - vormen dus een bron van sociale onveiligheid, en worden ook in de beleving van andere inwoners als zodanig erkend. Wil de gemeente in de rij van grote steden aansluiten die een daling in jeugd recidive meemaken is het van groot belang dat ze haar regierol voortzet. Een effectievere aanpak in dit beleidsveld heeft positieve gevolgen voor alle andere onderscheiden beleidsvelden: veiliger wijken, veiliger uitgaan, veiliger verkeer, en minder georganiseerde misdaad.
Aanbeveling 4.3.1
Voortzetten en waar mogelijk uitbreiden van inspanningen om jongeren op de goede spoor te houden, en waar nodig, ontspoorde jongeren weer op pad te helpen.
4.4.
Fysieke veiligheid Binnen het themaveld „fysieke veiligheid‟ is een relatief eenduidig beeld te destilleren omtrent verkeersveiligheid. Er is al jaren een geleidelijk afname van het aantal verkeersongelukken (en daaruit voortvloeiende letselgevallen). Toch scoort de verkeersveiligheid in de stad naar het oordeel van inwoners slechts net „voldoende‟, terwijl bewoners de verkeersoverlast in de eigen woonomgeving als probleem nummer één aangeven dat met voorrang moet worden aangepakt. Zolang een diversiteit aan vervoersmiddelen het Lelystadse straatbeeld bepaalt, met uiteenlopende risico‟s voor mens en milieu, is een regierol voor de gemeente als verkeersregelaar weggelegd. Over het bredere veld van fysieke veiligheid zijn te weinig cijfers voorhanden om ontwikkelingen in het veld - en de doeltreffendheid van het uitgevoerde beleid - aan te geven. Van de brandweer kunnen wij constateren dat er t.o.v. de provincie en Nederland relatief veel mensen bij branden gewond raken. Verder zijn er tot heden relatief weinig ernstige en geen grote ongevallen in de stad voorgekomen. Om meer grip te krijgen op de stand van de fysieke veiligheid in de stad, is er behoefte aan meer (transparante) rapportages. Zo zou evaluaties van het handhavingbeleid kunnen aantonen of risicogevallen die ingrijpen vereisen toe- of afnemen. En zou door het uitvoeren van een veiligheidscan ervoor kunnen zorgen dat veiligheidrisico‟s in stadsgebieden verminderen.
Aanbevelingen 4.4.1 Brandpreventie voortzetten.
Evaluatie Veiligheidbeleid
39
4.4.2 4.4.3
4.5.
Cijfers uit de veiligheidsregio en van de brandweer moet een grotere rol spelen bij de monitoring van het veiligheidsbeleid. Evaluatie van het handhavingsbeleid moet nog meer worden benut om op het gebeid van fysieke veiligheid beter te kunnen regisseren.
Integriteit en veiligheid Dit veiligheidsveld omvat verschijnselen die een inbreuk vormen op onze maatschappelijke integriteit c.q. op belangrijke regels en andere afspraken in het kader van de veiligheid en stabiliteit van onze samenleving. Thema‟s binnen dit veiligheidsveld zijn radicalisering en polarisatie, georganiseerde criminaliteit en ambtelijke en bestuurlijke integriteit. Wij beschikken over te weinig cijfermatige informatie om de omvang van veiligheidrisico‟s in dit onderzoeksveld te duiden. Over radicalisering en polarisatie is er bijvoorbeeld alleen een verkennend onderzoek uit 2009 over de situatie in Flevoland. Sindsdien zijn er geen incidenten die aanleiding voor politie en andere partners geven om eventueel aanvullend onderzoek in de openbaarheid te brengen. Sinds vorig jaar werkt Lelystad samen met andere gemeenten in het Regionaal Informatie en Expertisecentrum (RIEC) Midden-Nederland. Het RIEC heeft primair de taak de informatiepositie van het lokale bestuur te versterken ten behoeve van de integrale aanpak van georganiseerde misdaad. Een evaluatierapport over de Lelystadse toepassing van de wet BIBIOB wordt dit najaar verwacht.
Aanbevelingen 4.5.1
40
Samenwerking binnen het RIEC na pilot-periode voortzetten.
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
BIJLAGE I: GERAADPLEEGDE BRONNEN
Berenschot „Evaluatie Wet BIBOB, eenmeting‟, maart 2007. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) In samenwerking met Ministerie van Binnenlandse Zaken en Ministerie van Justitie: „Integrale Veiligheidsmonitor 2009: Landelijke rapportage‟ en „Tabellenboek‟, 2010. Indicatoren in bijlage II: http://statline.cbs.nl. Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) Voor landelijke trends op het gebied van criminaliteit en veiligheid zie www.hetccvtrends.nl/. COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement „Meer dan incidenten? Een verkennend onderzoek naar polarisatie, radicalisering en dierenrechtenactivisme in Flevoland‟, mei 2010. DSP-Groep „De effectiviteit van het Politiekeurmerk Veilig Wonen‟, Amsterdam, 2004. E.M. Meijers Instituut voor Rechtswetenschappelijk Onderzoek „Recidive en Nazorg: Onderzoek onder oud-bewoners van Exodus, DOOR, Moria & Ontmoeting‟, 2010. (Provincie) Flevoland „Regionaal kaderconvenant integrale overheidshandhaving: Convenant betreffende de toepassing en handhaving van overheidsregelingen‟, Regiovisie huiselijk geweld Flevoland 2010-2013‟, 2009. Gemeente Almere „Bestuurlijk kader: Regiovisie Ambulante verslavingszorg Flevoland, 2008 – 2012‟, Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling, december 2008. Gemeente Lelystad „Beleidsplan handhaving fysieke leefomgeving 2011 t/m 2015‟. „Convenant Veilig Uitgaan Lelystad, 2011 – 2014‟, mede ondertekend door Koninklijke Horeca Nederland, Politie gemeente Lelystad, en Het Openbaar Ministerie, 13 december 2010. „Gezonde kansen, gezonde stad 2010-2014: Lokaal gezondheidsbeleid gemeente Lelystad‟, oktober 2009. „Handhavinguitvoeringsprogramma 2011‟. „Jaarplan Veiligheid, 2010‟. „Kadernota, 2012‟, april 2011. „Programmabegroting 2012-2015‟, november 2011. „Programmabegroting 2011-2014‟, oktober 2010. „Programmabegroting 2009-2012‟, oktober 2008. „Veiligheidseffectrapportage Stadshart Lelystad‟, 19 januari 2010. „Veiligheidsbeleid Lelystad: programma 2005 – 2009‟, m.m.v. van DSP-Groep, december 2005. Afdeling Advies en Beheer, Sectie Onderzoek en Statistiek (O&S) Voor onderzoeksrapporten en –cijfers: http://www.lelystad.nl/onderzoek Hoofdbedrijfschap Detailhandel Keurmerk Veilig Ondernemen, zie www.hbd.nl.
Evaluatie Veiligheidbeleid
41
Integraal Toezicht Jeugdzaken „Recidive onder jongeren in Lelystad: Nota van Bevindingen, ITJ-onderzoek naar de ketensamenwerking rond de preventie en aanpak van recidive in Lelystad‟, december 2009. Korps Landelijke PolitieDiensten (KPLD) „Landelijk Verdachtenbeeld 2009: Een analyse van verdachten gebaseerd op gegevens uit de HKS‟, dienst IPOL, 2010. „De G-31 tabellen‟, een benchmark van misdrijfverdachten, verdeeld naar (G-31) stad en persoonskenmerken (leeftijd, sexe, herkomst, misdrijfsoort), jaarlijks opgesteld door dienst IPOL. Kattestaart, Paul „“Veilig ontwerp niet duurder dan onveilig ontwerp”: Interview Veiligheidseffectrapportage‟, in Secondant, juli-augustus 2009, pp.56-59. Kruijff, Mariska „De kracht van het KVO-signaal‟ in Secondant, themanummer over veilig ondernemen, juliaugustus 2008, pp.36-39. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninklijke Relaties „Leefbaarometer‟, zie www.leefbaarometer.nl/ Ministerie van (Veiligheid en) Justitie „Jaarverslag 2009, bureau BIBOB‟, dienst Justis, bureau Bibob, april 2010. „Vijfjaarstermijn erkende interventies en beoordeling effectiviteit‟, Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie, 23 december 2010. „Werken aan RecidiveReductie‟, november 2010. Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid „10 jaar rampenbestrijding in Nederland: evaluaties nader beschouwd‟, december 2008. (Regio) Politie Flevoland „Criminaliteitsbeeldanalyse 2009 Flevoland‟, april 2010. „Gebiedsscan 2010 Criminaliteit & Overlast Gemeente Lelystad‟, april 2011. Projectteam Regionaal Crisisplan „Referentiekader Regionaal Crisisplan 2009‟, 2009. Regioplan „Evaluatie Huiselijkgeweldbeleid Flevoland, eindrapport‟, augustus 2008. Stichting Beveiliging Bedrijventerreinen Flevoland (SBBF) http://www.bedrijfskringlelystad.nl/pages/commissies/bedrijventerreinen/sbbf.php Veiligheidsregio Flevoland http://www.veiligheidsregioflevoland.nl Vereniging van Nederlandse Gemeenten (in samenwerking met BMC en CCV) „Factsheet BIBOB / Wabo‟. „Factsheet Omgevingsvergunning / Wabo‟, oktober 2010. „Kernbeleid Veiligheid: Handreiking voor gemeenten‟, september 2010. „Nazorg verzorgd: Handreiking nazorg jeugdige ex-gedetineerden‟, 2009. „Voorbeeld Veiligheidsanalyserapportage‟, september 2010. Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) „Tweede meting van de monitor nazorg ex-gedetineerden: Resultaten en vergelijking tussen twee metingen in de tijd‟, auteurs P.A. More en G. Weijters, maart 2011.
42
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
BIJLAGE II: MONITOR PROGRAMMA VEILIGHEID 1. Veilige woon- en leefomgeving 1. 2. 3. 4.
Sociale kwaliteit Fysieke kwaliteit Objectieve veiligheid Subjectieve veiligheid
2. Bedrijvigheid en veiligheid 3. Jeugd en veiligheid 4. Fysieke veiligheid 1. Verkeersveiligheid 2. Fysieke veiligheid
5. Integriteit en veiligheid Toelichting De gegevens die in deze bijlage worden gepresenteerd zijn deels op registraties gebaseerd, en deels op burgerpeilingen. Voor beide soorten geldt een zekere marge van onnauwkeurigheid rondom de vermelde cijfers: bij registraties betreft het administratieve onvolkomenheden; bij burgerpeilingen betreft het de mogelijke afwijkingen die optreden wanneer schattingen omtrent een populatie op steekproefbevindingen zijn gebaseerd. Als algemene vuistregel bij de interpretatie van de gegevens geldt: bij cijfers over Lelystad in haar geheel gelden onnauwkeurigheid marges van 2%; bij cijfers over afzonderlijke stadwijken gelden marges van 5%. Een voorbeeld: het rapportcijfer voor „buurtveiligheid‟ was gemiddeld 7,1 in 2009 dat door (een steekproef van) bewoners was toegekend. Het „werkelijke‟ gemiddelde ligt dan tussen 6,9 en 7,3, (2% afwijkingen rondom 7,1 op een spectrum van 1 tot 10). Het gemiddelde rapportcijfer „buurtveiligheid‟ voor de Atolwijk, geschat op 6,8, ligt in werkelijkheid tussen 6,3 en 7,3. Aan de uiteinden van cijferspectra zijn deze onnauwkeurigheidsmarges veel kleiner. Daar waar „peiling …‟ als bron wordt vermeld betreft het een (regelmatig herhaalde) peiling onder inwoners van de gemeente Lelystad, uitgevoerd door sectie Onderzoek en Statistiek van de Gemeente. Meer informatie over deze peilingen zijn te vinden op www.lelystad.nl/onderzoek. Daar waar „Regio Politie‟ als statistische bron wordt vermeld, betreft het gegevens uit „incidentenoverzichten‟ die jaarlijks van de Regio Politie worden ontvangen. Deze overzichten bieden een uitsplitsing naar buurtgebieden en naar delictensoort van alle incidenten die bij de politie zijn geregistreerd. Hoewel deze overzichten solide indicaties bieden van de mate waarin specifieke uitingen van onveiligheid in bepaalde stadsgebieden voorkomen, zijn ze niet synoniem met het aantal „misdrijven‟: niet alle voorvallen worden bij de politie gemeld; niet alle registraties nemen de vorm van aangiften aan; niet alle aangiften leiden tot vervolging en aanhoudingen; en niet alle aanhoudingen leiden tot veroordeling als „overtreding‟ of „misdrijf‟ volgens het Wetboek van Strafrecht.
Evaluatie Veiligheidbeleid
43
Tabel 1.1: Sociale kwaliteit. indicator
bron
wijk/ gebied
Totaal peiling leefbaarheid Zuiderzee en veiligheid Atolwijk Boswijk Waterwijk De Bolder Kustwijk Havendiep Haven IVM Nederland Totaal Bewonersoordeel leefbaarheid peiling van de buurt (rapportcijfer) leefbaarheid Zuiderzee en veiligheid Atolwijk Boswijk Waterwijk De Bolder Kustwijk Havendiep Haven IVM Nederland Totaal Participatie: actief afgelopen peiling jaar om de buurt te verbeteren leefbaarheid Zuiderzee (%) en veiligheid Atolwijk Boswijk Waterwijk De Bolder Kustwijk Havendiep Haven IVM Nederland Drugs/drankoverlast (incl Regio Politie Totaal drugshandel) per 100 inwoners / bewerking Zuiderzee O&S Atolwijk Boswijk Waterwijk De Bolder Kustwijk Havendiep Haven Stadshart Buitengebied Totaal Perceptie van sociale overlast peiling in de buurt (0-10 schaal, tot leefbaarheid Zuiderzee 2009 bestaande uit drie items, en veiligheid Atolwijk in 2009 op vier) Boswijk Waterwijk De Bolder Kustwijk Havendiep Haven IVM Nederland Relatieproblemen Regio Politie Totaal /burengerucht) per 100 / bewerking Zuiderzee inwoners O&S Atolwijk Boswijk Waterwijk De Bolder Kustwijk Havendiep 44 Haven Stadshart Buitengebied Sociale cohesie van woonomgeving (0-10 schaal)
jaar 2005 6,2 5,9 6,0 6,2 6,0 6,4 6,4 6,2 6,1
2006
2007 6,1 6,1 6,3 6,0 6,0 5,9 6,2 6,1 6,1
7,2 6,8 7,1 7,3 7,1 7,2 7,2 7,5 7,4
7,3 7,2 7,3 7,2 7,3 6,9 7,3 7,5 7,5
30 34 27 32 27 38 31 23 30
25 31 29 30 18 27 25 15 31
0,25 0,55 0,23 0,19 0,22 0,20 0,12 0,17 0,27
0,24 0,56 0,11 0,20 0,41 0,12 0,07 0,14 0,23
1,42
1,23
2,8 3,9 2,8 3,1 2,8 2,9 2,4 2,3 2,5
0,92 1,68 0,98 1,05 0,96 1,00 0,80 0,59 0,66 0,54 0,31
0,24 0,56 0,27 0,24 0,22 0,15 0,10 0,10 0,14 2,39 0,85 2,6 2,8 2,8 3,0 2,7 2,8 2,4 2,3 2,0
2008
0,23 0,35 0,27 0,22 0,20 0,15 0,12 0,12 0,37 2,01 0,60
2009 5,9 6,0 5,8 5,7 5,7 5,9 6,2 6,0 6,0 6,3 7,2 6,8 6,9 7,1 7,3 7,0 7,3 7,4 7,4 7,3 27 33 29 24 18 36 34 16 28 18 0,27 0,62 0,26 0,31 0,26 0,15 0,16 0,15 0,14 1,83 0,90 2,0 2,4 2,9 2,6 1,6 1,8 1,6 1,5 0,8 1,7
1,18 1,18 1,07 0,56 1,78 1,50 1,62 0,99 1,01 0,96 0,94 0,46 1,25 1,68 1,53 0,58 1,45 1,24 1,30 0,58 1,20 1,33 0,84 0,68 0,89 0,95 0,77 0,65 0,89 0,75 0,63 0,27 Lelystad, Onderzoek en0,43 Statistiek 1,41Gemeente 1,35 0,77 1,39 1,06 2,76 0,75 0,30 0,66 0,69 0,20
2010
0,21 0,32 0,11 0,16 0,20 0,16 0,07 0,17 0,50 2,39 0,44
0,62 1,05 0,37 0,50 0,46 0,99 0,65 0,54 0,82 0,54 0,71
Tabel 1.2: Fysieke kwaliteit. indicator
bron
Gemiddelde rapportcijfers buurtvoorzieningen
peiling Totaal leefbaarheid Zuiderzee en veiligheid Atolwijk Boswijk Waterwijk De Bolder Kustwijk Havendiep Haven peiling Totaal leefbaarheid Zuiderzee en veiligheid Atolwijk
Perceptie van verloedering in de buurt (0-10 schaal)
Vernielingen per 100 inwoners
% Inwoners tevreden over 'straatverlichting' in de buurt
Evaluatie Veiligheidbeleid
wijk/ gebied
Boswijk Waterwijk De Bolder Kustwijk Havendiep Haven IVM Nederland Regio Politie Totaal / bewerking Zuiderzee O&S Atolwijk Boswijk Waterwijk De Bolder Kustwijk Havendiep Haven Stadshart Buitengebied Totaal
peiling leefbaarheid Zuiderzee en veiligheid Atolwijk Boswijk Waterwijk De Bolder Kustwijk Havendiep Haven IVM Nederland
jaar 2005
2006
2007
2008
2009
6,5
6,7
6,7
6,7 6,7 6,7 6,4 6,9 6,3 6,9 5,5 3,8
7,1 7,0 6,7 6,8 6,6 6,4 7,0 5,7 4,0
6,6 6,8 6,8 6,6 6,8 6,4 7,1 6,2 4,2
4,0 4,2 4,1 3,4 5,0 3,9 3,2 2,8
4,3 4,2 4,3 3,5 5,1 4,0 3,9 3,2
4,6 4,4 4,6 3,8 5,0 4,1 3,7 3,3 3,6
1,54 2,09 0,99 1,30 1,13 2,34 1,22 1,10 1,04 10,38 x
1,56 2,08 0,85 1,34 1,67 1,93 1,13 1,27 1,25 8,53 x
1,37 1,94 1,13 1,36 1,11 1,36 0,81 1,01 1,80 13,68 2,72
77
79
77 81 72 77 71 73 88 82
78 79 75 83 83 79 84 76
1,53 1,79 2,16 1,41 1,28 1,61 0,94 1,04 1,04 13,80 2,88
1,15 2,03 1,08 1,21 0,67 1,36 0,88 0,72 0,56 9,45 3,62 80 80 72 77 85 82 79 85 80 73
2010
0,86 1,52 0,71 0,98 0,60 0,80 0,58 0,63 0,48 7,72 2,04
45
Tabel 1.3: Objectieve veiligheid indicator Delicten per 100 inwoners
bron
wijk/ gebied
2005 8,52 Regio Politie Totaal 12,55 / bewerking Zuiderzee Atolwijk 6,26 O&S Boswijk 7,83 Waterwijk 6,19 De Bolder 8,26 Kustwijk 6,65 Havendiep 6,28 Haven 6,00 8 woonwijken 7,24 Stadshart 116,51 Buitengebied 18,70 Leefbaarome Totaal
Veiligheids-dimensie Leefbaarometer (schaal -50 tot ter Ministerie Centrum N. Noordoost +50) BZK
Noordwest Centrum Z. Botter-Schoener-Tjalk Haven-Landstrekenwijk Zuidoost Stadshart
% Slachtoffer een van 12 delictensoorten
peiling leefbaarheid en veiligheid
Geweldsincidenten per 100 inwoners
Regio Politie / bewerking O&S
IVM
Voertuigincidenten per 100 inwoners
Regio Politie / bewerking O&S
Inbraakincidenten per 100 huishoudens
Regio Politie / bewerking O&S
% Slachtoffer afgelopen jaar van (poging tot) inbraak
peiling leefbaarheid en veiligheid
IVM Incidenten huishoudelijk 46 geweld (aantal)
Nederland Totaal Zuiderzee Atolwijk Boswijk Waterwijk De Bolder Kustwijk Havendiep Haven Nederland Totaal Zuiderzee Atolwijk Boswijk Waterwijk De Bolder Kustwijk Havendiep Haven Stadshart Buitengebied Totaal Zuiderzee Atolwijk Boswijk Waterwijk De Bolder Kustwijk Havendiep Haven Stadshart Buitengebied Totaal Zuiderzee Atolwijk Boswijk Waterwijk De Bolder Kustwijk Havendiep Haven 8 woonwijken Stadshart Buitengebied Totaal Zuiderzee Atolwijk Boswijk Waterwijk De Bolder Kustwijk Havendiep Haven Nederland
Regio Politie Totaal Politie NL
Nederland
44 46 52 49 37 49 40 41 35
2006
8,94 14,09 6,71 8,26 8,07 8,00 5,70 6,58 6,12 7,67 117,89 19,37 -19 -32 -20 -10 -17 -18 -1 -27 -42 0
1,93 3,60 1,22 1,57 1,64 1,44 1,27 1,46 1,85
2,05 3,97 1,58 1,97 1,64 1,70 1,36 1,55 1,52
8,20
11,74
2,16 2,30 1,51 2,27 1,03 1,90 1,77 1,68 1,10 43,30 3,76 1,92 1,68 2,37 2,02 2,05 2,09 1,92 2,05 0,72 1,95
2,50 3,46 2,07 2,12 1,98 1,80 1,38 1,68 1,02 54,51 6,76 1,31 1,42 1,32 1,57 1,47 1,77 0,93 1,47 0,26
0,99
1,33 0,74
6% 4% 7% 8% 6% 8% 5% 7% 3% 506
554
57.421
62.983
2007
7,95 11,66 6,37 7,65 6,04 8,14 5,66 5,63 5,90 6,85 96,55 18,87
42 41 44 45 46 49 36 46 30 1,85 3,35 1,33 1,85 1,52 2,03 1,23 1,30 0,97 19,39 4,23 1,74 2,17 1,34 1,48 1,13 1,58 1,03 1,27 0,68 35,99 6,10 1,54 1,42 1,54 1,47 1,48 2,70 1,94 1,09 0,72
1,56 0,18 1,89 5% 1% 5% 5% 4% 13% 2% 6% 4%
2008
8,48 12,41 7,56 7,91 6,48 7,28 5,21 6,31 5,45 7,09 111,79 25,99 -10 -37 -10 -10 -19 -19 5 -10 -36 0
2009
7,04 12,76 6,17 5,74 4,44 6,15 5,62 4,92 3,87 5,90 80,88 21,31
2010
6,85 10,57 4,49 5,91 4,43 6,75 5,06 5,32 4,86 5,63 89,67 18,04 -10
-38 -13 -8 -9 -19 8 -9 41 42 43 44 41 40 40 41 40
-49 0
26 1,92 3,48 1,17 1,85 1,65 1,60 1,00 1,36 1,78 23,71 5,85 2,03 2,88 1,87 1,26 0,95 2,00 0,98 1,64 0,81 47,80 6,15 1,79 1,82 2,01 2,36 1,77 1,42 1,92 1,79 0,51
27 1,80 3,90 1,40 1,55 1,49 1,45 1,21 1,18 1,10 18,15 4,42 1,77 3,06 1,78 1,03 0,71 1,23 1,04 1,56 0,72 34,69 4,32 1,64 2,25 2,00 1,75 1,31 1,27 2,55 1,08 0,62
25 1,91 3,27 1,41 1,64 1,56 1,57 1,40 1,48 1,55 20,87 3,29 1,53 1,73 0,82 0,76 0,65 1,45 0,93 1,45 0,65 39,35 4,09 2,11 2,73 1,58 3,11 1,96 2,98 2,09 1,38 1,09
0,70 2,64
1,54 0,34 7% 5% 5% 9% 8% 6% 9% 5% 6% 3%
0,93 1,39
1,81
1,66
2,13
514 576 Gemeente Lelystad, 504 Onderzoek 559 en Statistiek 64.822
63.841
n.b.
n.b.
Tabel 1.4: Subjectieve veiligheid indicator
bron
wijk/ gebied
% Voelt zich weleens onveilig
peiling Totaal leefbaarheid Zuiderzee en veiligheid Atolwijk Boswijk Waterwijk De Bolder Kustwijk Havendiep Haven
jaar 2005
2006
2007
Perceptie van dreiging in de buurt (0-10 schaal)
Perceptie van vermogensdelicten in de buurt (0-10 schaal)
Gemiddelde rapportcijfers buurtveiligheid
IVM Nederland peiling Totaal leefbaarheid Zuiderzee en veiligheid Atolwijk Boswijk Waterwijk De Bolder Kustwijk Havendiep Haven IVM Nederland peiling Totaal leefbaarheid Zuiderzee en veiligheid Atolwijk Boswijk Waterwijk De Bolder Kustwijk Havendiep Haven IVM Nederland peiling Totaal leefbaarheid Zuiderzee en veiligheid Atolwijk Boswijk Waterwijk De Bolder Kustwijk Havendiep Haven IVM
Nederland
2009
22
27
24 26 31 26 32 26 18 15
18 20 29 24 24 21 20 16
27 29 29 32 29 25 26 13
18 15 19 22 19 22 17 11 16
16 12 15 22 17 18 12 11 12
26 22 24 23 23 27 23 18 20 10
0,7
0,7
19 1,0
1,4 0,7 0,9 0,6 1,0 0,5 0,4 0,3
1,1 0,8 0,9 0,7 0,8 0,4 0,6 0,3
1,1 1,5 1,3 1,0 0,9 0,9 0,7 0,4
2,6
2,4
1,2 * 2,5
3,0 2,4 2,9 2,3 4,0 2,3 2,1 1,9
2,6 3,0 2,8 2,4 3,4 2,0 2,2 1,1
2,8 2,9 2,8 2,3 2,9 2,1 2,2 1,9
7,2
7,3
2,7 7,1
6,7 7,1 7,1 7,2 7,2 7,4 7,5 7,5
7,2 7,3 7,2 7,3 7,1 7,4 7,5 7,8
6,6 6,8 7,0 7,1 7,1 7,3 7,5 7,5
IVM
Nederland % Voelt zich weleens onveilig in peiling Totaal eigen buurt leefbaarheid Zuiderzee en veiligheid Atolwijk Boswijk Waterwijk De Bolder Kustwijk Havendiep Haven
2008
25
2010
6,9
* IVM perceptie van dreiging schaal is in 2009 op meerdere items gebaseerd, Lelystad scoort 1,3 op deze 'nieuwe' schaal
Evaluatie Veiligheidbeleid
47
Tabel 2.1: Bedrijvigheid en veiligheid indicator
bron
wijk/ gebied
Bedrijfsdiefstal/inbraak per 100 Regio Politie Totaal vestingen / bewerking Zuiderzee O&S Atolwijk Boswijk Waterwijk De Bolder Kustwijk Havendiep Haven Stadshart Buitengebied % Inwoners tevreden over peiling Totaal winkels voor dagelijkse leefbaarheid Zuiderzee boodschappen en veiligheid Atolwijk Boswijk Waterwijk De Bolder Kustwijk Havendiep Haven Totaal
% Inwoners dat wel eens onveilig voelt in het winkelgebied/ winkelcentrum in de buurt
peiling leefbaarheid Zuiderzee en veiligheid Atolwijk Boswijk Waterwijk De Bolder Kustwijk Havendiep Haven IVM Nederland
% Inwoners dat wel eens onveilig voelt rondom uitgaansgelegenheden
peiling leefbaarheid Totaal en veiligheid IVM
Nederland
% Inwoners dat wel eens peiling onveilig voelt bij het treinstation leefbaarheid Totaal
jaar 2005
2006
2007
2008
2009
2010
20,7 42,0 12,4 17,4 6,5 20,5 23,3 11,5 7,8 80,2 12,3
16,5 31,8 8,1 13,9 5,3 14,8 11,6 13,3 5,7 72,9 13,7
12,6 33,0 5,0 8,9 4,3 10,0 9,4 7,6 8,1 48,1 8,6
10,7 27,8 8,2 7,1 3,7 16,2 5,4 6,4 4,6 40,4 9,2
9,5 17,3 3,3 6,4 1,8 12,8 10,4 6,5 4,1 47,1 6,8
8,3 18,6 2,1 6,0 3,3 6,7 7,0 6,1 2,8 39,4 7,8
76
77
80
93 89 82 61 90 71 84 34
91 90 81 67 83 72 86 40
88 92 86 63 86 74 87 55 27% 37% 17% 41% 41% 22% 19% 21% 15% 15% 47% 25% 47%
en veiligheid IVM % Inwoners dat wel eens onveilig voelt in het centrum van Lelystad
peiling leefbaarheid Totaal en veiligheid IVM
48
Nederland
Nederland
26% 36% 23%
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
Tabel 3.1: Jeugd en veiligheid indicator % Verdachten onder inwoners 12 jaar en ouder % Verdachten onder inwoners 12 t/m 17 jaar % Verdachten onder inwoners 18 t/m 24 jaar % Verdachten onder inwoners 25 jaar en ouder % Jeugdige veelplegers onder inwoners 12 t/m 17 jaar % Verdachten, harde kern, onder inwoners 12 t/m 24 jaar
bron
wijk/ gebied
Dienst IPOL Lelystad van het KLPD G31 Nederland Dienst IPOL Lelystad van het KLPD G31 Nederland Dienst IPOL Lelystad van het KLPD G31 Nederland Dienst IPOL Lelystad van het KLPD G31 Nederland Dienst IPOL Lelystad van het KLPD G31 Nederland Dienst IPOL Lelystad van het KLPD G31
Nederland % Ingezeten verdachten 12 jaar Dienst IPOL Lelystad en ouder onder autochtone van het KLPD G31 inwoners Nederland % Ingezeten verdachten 12 jaar Dienst IPOL Lelystad en ouder onder Antillliaanse van het KLPD G31 inwoners Nederland % Ingezeten verdachten 12 jaar Dienst IPOL Lelystad en ouder onder Marokkaanse van het KLPD G31 inwoners Nederland % Ingezeten verdachten 12 jaar Dienst IPOL Lelystad en ouder onder Surinaamse van het KLPD G31 inwoners Nederland % Ingezeten verdachten 12 jaar Dienst IPOL Lelystad en ouder onder Turkse van het KLPD G31 inwoners Nederland
jaar 2005
2006
2007
2008
2009
2010
2,41% 2,19% 1,58% 3,62% 3,78% 2,62% 5,71% 4,50% 3,84% 1,82% 1,71% 1,21% 0,25% 0,20% 0,12% 0,38% 0,41% 0,27%
2,32% 2,23% 1,62% 3,56% 3,95% 2,73% 5,33% 4,62% 4,01% 1,78% 1,72% 1,22% 0,27% 0,24% 0,13% 0,42% 0,41% 0,27%
2,39% 2,24% 1,63% 3,93% 4,16% 2,88% 5,36% 4,70% 4,11% 1,84% 1,71% 1,21% 0,38% 0,26% 0,15% 0,45% 0,42% 0,27% 1,68% 1,60% 1,25% 7,07% 8,77% 7,78% 7,37% 6,36% 6,31% 5,94% 5,66% 5,23% 3,63% 3,85% 3,85%
2,37% 2,10% 1,53% 4,91% 3,75% 2,57% 5,59% 4,49% 3,93% 1,68% 1,60% 1,13% 0,56% 0,27% 0,14% 0,44% 0,36% 0,24% 1,59% 1,48% 1,17% 9,10% 8,01% 7,34% 6,24% 6,06% 6,11% 5,79% 5,25% 4,89% 4,20% 3,61% 3,68%
1,93% 1,90% 1,40% 3,01% 3,20% 2,22% 4,47% 4,07% 3,64% 1,49% 1,46% 1,04% 0,44% 0,23% 0,13% 0,36% 0,32% 0,21% 1,31% 1,32% 1,05% 6,92% 7,43% 7,00% 5,34% 5,72% 5,86% 4,54% 4,64% 4,46% 3,61% 3,28% 3,35%
1,88% 1,66% 1,24% 2,90% 2,72% 1,90% 5,03% 3,55% 3,24% 1,38% 1,29% 0,93% 0,33% 0,19% 0,11% 0,46% 0,25% 0,18% 1,26% 1,15% 0,93% 6,75% 6,35% 5,98% 5,04% 5,01% 5,22% 4,80% 4,06% 3,91% 3,30% 2,90% 2,96%
% Inwoners dat wel eens peiling L&V onveilig voelt op plekken waar groepen jongeren rondhangen IVM
Lelystad
67%
Nederland
46%
% VO scholieren (12-18) dat zich onveilig op school voelt
Lelystad Flevoland
Evaluatie Veiligheidbeleid
GGD enquête
10% 10%
49
Tabel 4.1: Verkeersveiligheid indicator
bron
2005
2006
2007
2008
2009
2010
Verkeersongevallen
Regio Politie Totaal / bewerking Zuiderzee O&S Atolwijk Boswijk Waterwijk De Bolder Kustwijk Havendiep Haven Stadshart Buitengebied
983
927
842
799
861
899
134 26 65 78 43 98 106 31 112 290
124 27 57 70 50 68 125 45 121 240
95 40 63 62 62 61 110 30 110 209
111 48 64 43 60 48 93 37 73 222
86 51 65 52 47 85 113 55 76 231
93 63 69 81 60 81 93 46 92 221
Regio Politie Totaal
95 519
113 492
122 582
114 548
n.n.b. 874
n.n.v. 700
52 28 31 62 15 39 50 25 56 161
52 34 21 41 18 58 63 27 29 149
59 50 54 42 23 74 68 32 48 132
61 39 45 50 24 48 57 43 35 146
94 57 112 70 43 57 104 78 70 189
86 53 62 50 38 59 68 60 47 176
Regio Politie Totaal
79
124
122
122
112
108
Regio Politie Totaal
228 6,8 6,8 7,1 6,6 6,6 6,8 6,8 6,8 6,9
176
240 6,2 6,5 6,3 6,0 6,5 6,2 6,4 5,9 6,4
182
205 6,5 6,7 6,5 6,4 6,6 6,1 6,6 6,5 7,0 4,0 4,0 3,9 4,3 4,2 4,0 3,8 4,1 3,4
169
Letselgevallen in het verkeer Verkeersoverlast
Verkeersoverlast: te snel rijden Verkeersoverlast: rijden onder invloed
wijk/ gebied
Regio Politie Totaal / bewerking Zuiderzee O&S Atolwijk Boswijk Waterwijk De Bolder Kustwijk Havendiep Haven Stadshart Buitengebied
Rapportcijjfer 'verkeersveiligheid in Lelystad'
peiling Totaal leefbaarheid Zuiderzee en veiligheid Atolwijk Boswijk Waterwijk De Bolder Kustwijk Havendiep Haven Perceptie van verkeersoverlast peiling Totaal in de buurt (0-10 schaal) leefbaarheid Zuiderzee en veiligheid Atolwijk Boswijk Waterwijk De Bolder Kustwijk Havendiep Haven % Inwoners dat wel eens onveilig voelt in het openbaar vervoer
50
IVM Nederland peiling leefbaarheid Totaal en veiligheid IVM Nederland
jaar
3,8 47% 23%
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
Tabel 4.2: Fysieke veiligheid indicator
bron
Branden
wijk/ gebied
2005
2006
2007
2008
2009
196
338
274
275
238
933 43.199
1.192 49.770
888 47.327
957 45.354
. 47.071
869 33.758 247 11.012
623 30.980 250 10.605
612 29.074 221 9.880
. 29.704
Nederland
626 28.547 213 9.755
Flevoland
111
113
108
48
.
Nederland
5.426
5.737
5.080
4.374
3.997
Flevoland
2.403 101.410 304
2.646 112.826 558
1.864 108.146 482
2.228 109.408 621
109.582 542
Brandweer Lelystad Flevoland CBS
w.o. buitenbranden
CBS
w.o. oorzaak: vandalisme Brandmeldingen
CBS
Brandmeldingen, loos alarm
Nederland Brandweer Lelystad
CBS Opkomsttijd brandweer: Minder dan 5 minuten
Nederland Flevoland Nederland Flevoland
w.o. oorzaak: brandstichting
CBS
jaar
Flevoland
1.470
1.454
976
1.271
Nederland
58.211
63.056
60.819
64.054
Flevoland
2010
9.882
62.511
4,7%
4,8%
4,6%
3,1%
Nederland
6,4%
5,6%
5,6%
6,1%
5 - 7 minuten
Flevoland
18,5%
12,8%
15,7%
14,8%
5 - 7 minuten
Nederland
25,0%
24,0%
25,1%
25,6%
8 - 9 minuten
Flevoland
19,3%
18,5%
17,6%
17,7%
8 - 9 minuten
Nederland
22,0%
21,5%
21,8%
21,5%
10 - 15 minuten
Flevoland
41,8%
42,0%
44,9%
46,3%
10 - 15 minuten
Nederland
35,4%
35,9%
35,3%
34,6%
Flevoland
15,6%
21,8%
17,2%
18,1%
11,2% 134
13,1% 205
12,1% 440
12,2% 230
11,7% 199
719 42.268 17 582 92 4.015
706 45.710 14 639 105 3.646
1.365 55.053 14 562 100 3.924
971 48.614 6 576 127 3.225
46.891 . 441 . 4.116
164 8.123
214 8.380
190 8.887
208 8.292
. 7.061
144 6.930
175 7.463
164 7.919
181 7.380
. 6.258
Nederland
€ 47 € 49
€ 49 € 53
€ 56 € 58
€ 60 € 62
€ 56 € 66
Totaal Totaal
177 377
202 449
184 445
176 490
198 673
Totaal
160
173
164
110
156
69
Totaal
496
617
600
517
699
731
Minder dan 5 minuten
Meer dan 15 minuten
Nederland Meer dan 15 minuten Hulpverlening Brandweer Brandweer Lelystad Flevoland CBS
Slachtoffers, doden
CBS
Nederland Flevoland
Slachtoffers, gewonden
CBS
Nederland Flevoland
Reddingen, totaal
CBS
Nederland Flevoland Nederland
w.o. Reddingen door Brandweer
CBS
Flevoland Nederland
Kosten brandweer per inwoner Branden/ontploffingen Geluidsoverlast Overige Milieu incidenten Hulpverlening Politie
Evaluatie Veiligheidbeleid
CBS Regio Politie Regio Politie Regio Politie Regio Politie
Flevoland
6,5%
26,0%
21,6%
34,2%
177 554
51
Tabel 5.1: Integriteit en Veiligheid indicator
bron
Drugshandel Wapenhandel Mensensmokkel/handel Fraude Zedendelict Kinderporno/prostitutie
Regio Politie Regio Politie Regio Politie Regio Politie Regio Politie Regio Politie
52
wijk/ gebied Totaal Totaal Totaal Totaal Totaal Totaal
jaar 2005
2006
2007
2008
2009
2010
108 32 1 139 118 3
108 34 2 202 113 4
102 26 4 225 91 4
102 38 4 192 63 8
127 48 3 187 50 1
87 48 3 202 41 0
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek