Versie 2 – Openbaring 5:1 t/m 14 – nr.1245
[Uitzending 1245: Openbaring 5:1 t/m 14]
Het visioen dat in Openbaring 4 werd beschreven, gaat in Openbaring 5 zonder onderbreking verder. Dat blijkt onder andere uit het eerste woord van de Griekse tekst. Vanuit het Grieks lezen we in Openbaring 5 vers 1: En ik zag in de rechterhand van Hem, die op de troon zat, een boekrol, beschreven van binnen en van buiten, verzegeld met zeven zegels. De naam van de HERE God wordt niet genoemd, maar Hij wordt omschreven als ‘Hem, die op de troon zat’. Een nieuw element ten opzichte van Openbaring 4 is dat de HERE een boekrol in Zijn rechterhand heeft. Gods rechterhand duidt Zijn macht en gezag aan. De inhoud van de boekrol, namelijk de toekomst ligt in de hand van God. Boeken hadden destijds de vorm van opgerolde vellen papyrus of perkament. Normaal werden ze alleen aan één kant beschreven. Op een dichtgerolde boekrol konden stukjes klei of was worden gedrukt, waardoor de boekrol alleen nog kon worden gelezen nadat eerst deze zegels waren verbroken. Het betekent dat een verzegelde boekrol, zoals de HERE die in Zijn rechterhand houdt, onleesbaar is zolang de zegels niet zijn verbroken.
We lezen vaker in de Bijbel dat de HERE toekomstige gebeurtenissen verzegelt. Bijvoorbeeld in Jesaja 29 vers 10 en 11: Want de HERE heeft een geest van diepe slaap over u uitgegoten. Hij heeft uw ogen, dat zijn de profeten en uw geestelijke leiders, gesloten, zodat al deze toekomstige gebeurtenissen een gesloten boek voor hen zijn. Als u het aan iemand geeft die kan lezen, zegt hij: Ik kan het niet lezen, want het is verzegeld.
En in Daniël 12 vers 4 lezen we: Maar, Daniël, houd deze profetie geheim. Verzegel wat u hebt opgeschreven, tot de eindtijd. Velen zullen zich erin verdiepen en men zal veel meer inzicht in deze zaken krijgen. En verderop in Daniël 12 vers 8 t/m 10: Ik hoorde wel wat hij zei, maar begreep niet wat hij bedoelde. Daarom vroeg ik: Mijn heer, hoe zal het einde van deze dingen eruitzien? Maar hij zei: U mag nu gaan, Daniël, want alles wat ik heb gezegd zal tot de eindtijd onbegrepen blijven. Velen zullen zich laten reinigen, zuiveren en louteren, maar de goddelozen zullen goddeloos blijven leven en geen van hen zal mijn woorden begrijpen. Alleen de verTTB – NL – TWR – CW
1
Versie 2 – Openbaring 5:1 t/m 14 – nr.1245
standige mensen zullen weten wat ze betekenen. Ook in het Bijbelboek Openbaring zelf komen we voorbeelden tegen van dingen die geheim moeten blijven, bijvoorbeeld in Openbaring 10 vers 4: Ik wilde opschrijven wat de zeven donderslagen hadden gezegd, maar een stem uit de hemel zei: Houd geheim wat de donderslagen hebben gezegd. Schrijf het niet op. Het tegenovergestelde lezen we in Openbaring 22 vers 10 t/m 14: Daarna zei hij: Verzegel dit boek met profetische woorden niet, want de tijd waarin zij uitkomen, is niet ver meer. Wie verkeerd doet, zal nog meer verkeerd doen. Wie vuil is, zal nog vuiler worden. Maar wie goeddoet, moet nog meer goeddoen en wie aan God toebehoort, moet zich nog meer aan Hem toewijden. Ja, zegt Jezus, Ik kom gauw met Mijn beloning. Ik geef ieder het loon voor zijn daden. Ik ben de Alfa en de Omega, de eerste en de laatste, het begin en het einde. Gelukkig zijn zij die hun kleren wassen: zij mogen van de levensboom eten en door de poorten van de stad binnengaan.
Openbaring 5 vers 1: Toen zag ik een boekrol in de rechterhand van Hem die op de troon zat. Die boekrol was aan beide zijden beschreven en met zeven zegels verzegeld. De zeven zegels symboliseren de ontoegankelijkheid van de woorden van de boekrol. Niemand kan de inhoud lezen of er ook maar iets aan toevoegen of veranderen. De inhoud van de boekrol wordt nergens expliciet aangegeven, maar we kunnen denken aan het verloop van de wereldgeschiedenis, met het oog op het verlossingsplan van de HERE God. In Gods plan nemen de redding van mensen en het komende eindoordeel centrale plaatsen in (Openb.8:1). In de vorige uitzending memoreerden we al dat een boekrol met zeven zegels de lezers niet onbekend zal zijn voorgekomen. Ook een Romeins testament had altijd zeven zegels, en daarmee doet deze boekrol denken aan een laatste wilsbeschikking. We lezen van de boekrol in Gods rechterhand dat deze aan beide zijden beschreven was en daarmee overvol. Mogelijk wijst dit op de gedetailleerdheid waarmee het verlossingsplan is beschreven. De schrijver ervan is ongetwijfeld de HERE God Zelf. Over het schrijven van God lezen we al in Exodus 31 vers 18: Toen de HERE was uitgesproken tegen Mozes op de berg Sinaï, gaf Hij hem de twee stenen plaquettes, waarop de vinger van God de Tien Geboden had TTB – NL – TWR – CW
2
Versie 2 – Openbaring 5:1 t/m 14 – nr.1245
geschreven. De platen zijn beschreven door ‘de vinger van God’. Deze uitdrukking komt ook voor in Ex.8:19 en verwijst daar naar Gods machtige daden (Luc.11:20; vinger, hand, kracht gaan terug op het zelfde grondwoord). Om die reden, en omdat schrijven met meer vingers gebeurt, rijst de vraag hoe letterlijk we deze uitdrukking moeten opvatten. In ieder geval wordt met de uitdrukking ‘de vinger van God’, de goddelijke oorsprong van de boodschap duidelijk gemaakt. We kunnen de woorden ook vertalen met: ‘met goddelijke hand beschreven’.
Openbaring 5 vers 2: Ik zag ook een sterke engel die luid riep: Wie is het waard om de zegels te verbreken en de boekrol open te maken? De boekrol in de hand van God speelt een grote rol in Openbaring 5. Iemand zal deze boekrol moeten openen. De woorden ‘een sterke’ of ‘machtige engel’ komen ook voor in Openb.10:1 en 18:21. Bij ‘een sterke engel’ moeten we denken aan een belangrijke en machtige boodschapper van God. Het kan ook zijn dat het sterk zijn verband houdt met de stem die luid riep, waardoor de hele schepping zijn vraag kan horen. De sterke engel vraagt: Wie is het waard om de zegels te verbreken en de boekrol open te maken? In de Griekse tekst lezen we: En ik zag een sterke engel, die met luider stem uitriep: Wie is waardig de boekrol te openen en haar zegels te verbreken? Bij deze vertaling valt op dat er eerst over openen wordt gesproken en pas daarna over het verbreken van de zegels. Dit wijst erop dat de twee werkwoorden samen betrekking hebben op de ene handeling van het afrollen van de boekrol. Het ‘openen’ houdt zowel het bekendmaken in, als het van kracht laten worden van de inhoud van de boekrol. Maar, wie is het waard om de zegels te verbreken en de boekrol open te maken? Het woord ‘waard’ staat centraal in vers 2. Het wijst erop dat het mogen openen van de boekrol geen kwestie is van brute kracht of macht, maar van waardigheid en geschiktheid. De HERE wil dat het verloop van de geschiedenis niet bepaald wordt door het recht van de sterkste, maar door iemand die voldoet aan Zijn maatstaf. Zal er een dergelijk persoon op aarde worden gevonden?
Openbaring 5 vers 3: Maar er was niemand in de hemel of op de aarde of onder de aarde die in staat was de rol open te maken en te lezen. In vers TTB – NL – TWR – CW
3
Versie 2 – Openbaring 5:1 t/m 14 – nr.1245
2 is als eis gesteld dat degene die de boekrol van de wereldgeschiedenis mag openen, daartoe ‘waardig’ moet zijn. De vraag van de engel is zo luid geroepen dat deze over de hele wereld klinkt, maar ondanks dat blijkt er niemand aan de eis te voldoen. Het betekent dat geen enkel schepsel, mens noch engel noch iemand anders, in staat is om Gods verlossingsplan te doorzien en de loop van de geschiedenis in handen te nemen. De driedeling van de schepping in de woorden: in de hemel of op de aarde of onder de aarde, vinden we ook in Ex.20 (vs.4) en Fil.2 (vs.10). Bij ‘onder de aarde’ is gedacht aan het dodenrijk, de uitdrukking komt verder niet in het Bijbelboek Openbaring voor, maar wel het woord ‘onderwereld’ (Openb.9:1-2,11; 11:7; 17:8; 20:1,3). Het ‘openen of inzien’ is een variatie op het ‘openen en haar zegels te verbreken’ (vs.2). Vers 3 drukt de machteloosheid uit van de mens tegenover de wereldgeschiedenis en het wereldbestuur. Geen mens, maar ook geen enkel ander schepsel, kan het heft in eigen handen nemen, niemand kent het geheim van de geschiedenis.
Openbaring 5 vers 4: Ik vond het zo erg dat niemand het waard was om de boekrol open te maken en erin te lezen dat ik begon te huilen. Geen mens of ander wezen is waardig om de boekrol te openen, wat betekent dat niemand van hen de geschiedenis tot een goed eind kan brengen (vs.2-3). Johannes is geweldig onder de indruk van deze uitzichtloze situatie en moet er intens om huilen. Het verdriet van Johannes kan meerdere aspecten hebben: teleurstelling vanwege de onwaardigheid van de geschapen werkelijkheid, met name van de mensen, maar ook angst dat de inhoud van de boekrol niet van kracht zal worden, dat wil zeggen dat de wil van God niet zal worden uitgevoerd. In de Griekse tekst van vers 4 lezen we: En ik weende zeer, dat niemand waardig gevonden was, om dat boek te openen, en te lezen, noch het in te zien. Bij de passieve vorm ‘was gevonden’ is de HERE God Zelf als handelende persoon gedacht. Hij is degene die oordeelt dat niemand waardig is tot het openen van de boekrol. Ook voor de hoorders en lezers van het Bijbelboek Openbaring wordt in vers 4 de spanning opgebouwd: zal de boekrol wel worden geopend? De bepaling ‘zeer’ bij het huilen van Johannes wordt door meer en betere handschriften gesteund dan de vertaling dat Johannes ‘vele tranen huilde’. TTB – NL – TWR – CW
4
Versie 2 – Openbaring 5:1 t/m 14 – nr.1245
Openbaring 5 vers 5: Maar een van de ouderlingen zei tegen mij: U hoeft niet te huilen, want de Leeuw uit de stam Juda, de nakomeling van David, heeft de overwinning behaald. Daarom mag Hij de zeven zegels verbreken en de rol openmaken. Op dit moment van gespannen wachten in de hemel (vs.4) komt één van de 24 ouderlingen in actie, net als in Openbaring 7 (vs.13-14) gebeurt. Waarschijnlijk is het juist één van de ouderlingen, omdat de zaak waarom het gaat de wereldwijde kerk betreft, de gemeente van Christus, bestaande uit gelovigen van alle plaatsen en alle tijden en daar is de ouderling een vertegenwoordiger van (Openb.4:4). Hij troost Johannes door te zeggen dat er toch iemand waardig is bevonden. In plaats van ‘waard of waardig’ wordt in vers 5 gezegd dat Jezus Christus ‘de overwinning heeft behaald’.
Bedoeld is dat Christus door Zijn overwinning de waardigheid heeft verkregen om de boekrol te openen, dat wil zeggen om de geschiedenis naar haar bestemming te leiden. Net als in Openb.3:21 duidt het woord ‘overwinnen’ heel het verlossingwerk van Christus aan. Daarbij gaat het om Zijn lijden, sterven en opstanding. In heel Openbaring 5 wordt de Here Jezus niet met name genoemd. Maar in vers 5 wordt Hij aangeduid met twee titels die op het OT gebaseerd zijn en bekende aanduidingen voor de Messias zijn. De eerste is ‘de leeuw uit de stam van Juda’ en is gebaseerd op Gen.49:9. De leeuw geldt vanwege zijn kracht als de koning van de dieren. De tweede titel, ‘de nakomeling van David’, sluit aan bij Jes.11 (vs.1,10) en Jes.53 (vs.2; Rom.15:12). Voor de woorden ‘de nakomeling’ staat in de Griekse tekst ‘de wortel’. Met ‘de wortel’ is dat deel van een plant bedoeld dat resteert als de plant afsterft, en dat weer kan gaan uitlopen. In afgeleide zin betekent het woord ook ‘spruit of nakomeling’. Bij Jesaja is het woord ‘de nakomeling van David’ of ‘de wortel Davids’ al een aanduiding van de Messias (Jes.11). Dit alles wil zeggen dat in Openbaring 5:5 de Here Jezus Christus wordt aangeduid als de Koning uit de stam Juda en uit het geslacht van David. Dit geslacht had sinds het einde van het bestaan van Israël als koninkrijk eeuwenlang een onopvallend bestaan geleid. De nadruk op de afkomst van Christus wijst naar een belangrijke kwalificatie waaraan de Messias volgens de Joden moest voldoen: Hij moest een afstammeling van David zijn (Matth.1:1;12: TTB – NL – TWR – CW
5
Versie 2 – Openbaring 5:1 t/m 14 – nr.1245
23; Hand.2:29-31; 13:22-23). In de Griekse tekst wordt – net als in vers 2 – datgene wat logischerwijs het eerste moet gebeuren, namelijk: het verbreken van de zegels, ná het ‘openmaken’ van de boekrol genoemd.
Openbaring 5 vers 6: Toen zag ik, tussen de troon met de vier levende wezens en de 24 ouderlingen, een Lam staan. Het leek wel of het geslacht was. Het had zeven horens en zeven ogen, dat zijn de zeven Geesten van God, die over de hele aarde uitgestuurd zijn. De woorden ‘toen ik zag’ luiden een volgende fase van het visioen in. Het vorige vers roept de verwachting op in vers 6 een sterke leeuw te zullen zien optreden in de hemelse troonzaal, maar we worden verrast door de verschijning van een Lam. Het tere en kleine dier is het tegendeel van een leeuw! De woorden ‘toen zag ik, tussen de troon met de vier levende wezens en de 24 ouderlingen, een Lam staan’ drukken uit dat het Lam tussen de troon en de vier levende wezens aan de ene kant en de oudsten aan de andere kant staat. In de Bijbel wordt de Here Jezus al eerder als ‘Lam’ aangeduid in, bijvoorbeeld in Johannes 1 (vs.29,36; Jes.53). Maar in het Bijbelboek Openbaring komt deze aanduiding van Jezus Christus wel 30 keer voor. Deze benaming typeert Hem als de vervulling van het Paaslam dat de Joden elk jaar slachtten (1Kor.5:7; 1Petr.1:19) en als degene die heeft geleden als zoenoffer voor de zonden van de mensen en het kwaad in de wereld (Jes.53:5-7; Openb.7:14). Niet alleen is een lam klein en weerloos, bovendien staat dit Lam voor God en lazen we: het leek wel of het geslacht was (Jes.53:7). Het woordje ‘of’ moeten we niet opvatten in de zin van ‘alsof’ maar in de zin van ‘in de hoedanigheid van’. We zullen ons het zo moeten voorstellen dat de insnijding in de hals, waarmee het werd gedood, nog steeds zichtbaar is. De vorm van het werkwoord (perfectum) drukt een blijvende situatie uit als het resultaat van een gebeuren in het verleden. In het geval van het Lam gaat het om het volbrachte verlossingswerk van de Here Jezus Christus. Zoals Hij nu voor de troon van God in de hemel staat, is Christus degene die dood geweest is, maar nu weer leeft (Openb.1:18; 2:8). De betekenis van de horens wordt niet in de tekst besproken. Ze zijn een symbool van kracht, macht en koningschap (Ps.75:5-6;148:14;Dan.7:7-24; 8:3). Het getal zeven symboliseert de volledige macht die Christus is gegeven (Matth.28:18). De zeven ogen verwijzen naar TTB – NL – TWR – CW
6
Versie 2 – Openbaring 5:1 t/m 14 – nr.1245
de eerder genoemde zeven Geesten (Openb.1:4; 3:1; 4:5) en representeren de Heilige Geest in Zijn werk in de wereld. De zeven ogen doen ook denken aan de alwetendheid van de HERE God (Openb.2:19,23). Dat het Lam deze ogen heeft, betekent dat de kracht van de Heilige Geest in de wereld via Christus werkt. Door de Heilige Geest voert Hij Zijn heerschappij in de wereld. Openbaring 5:6 is een krachtige illustratie van het wonder en de paradox van de verlossing: juist door Zich volkomen te vernederen heeft Jezus Christus de overwinning behaald.
Openbaring 5 vers 7: Het Lam kwam naar voren en nam de boekrol aan uit de rechterhand van Hem die op de troon zat. Nadat in het vorige vers het Lam, Christus, uitvoerig is voorgesteld, wordt het in vers 7 alleen impliciet genoemd. Het vers herinnert aan Dan.7:13 en geeft daarmee aan dat dit Lam dezelfde is als ‘iemand die eruitzag als een Mensenzoon’. De woorden ‘het Lam kwam naar voren‘ geeft aan dat het Lam enige stappen naar voren deed om vlak voor de HERE God te gaan staan en de boekrol aanneemt. De rechterhand is in allerlei culturen de hand waarmee mensen zaken geven en aannemen. Vers 7 beschrijft het geweldige moment waarop Jezus Christus niet alleen de boekrol, maar ook het koningschap over alle dingen aanvaardt (Matth.28:18) en waarop Hij plaats neemt op Zijn troon naast de Vader. In de resterende verzen van dit hoofdstuk worden de juichende reacties van de schepping op dit heilsfeit beschreven. Uit het vervolg blijkt dat Christus niet zal gaan voorlezen wat er in de boekrol staat, maar de rol zal openen en zo het geschrevene laat gebeuren.
Openbaring 5 vers 8: Toen Hij dat deed, vielen de vier levende wezens en de vierentwintig ouderlingen voor Hem neer. Zij hadden allemaal een harp en een gouden schaal vol heerlijk reukwerk: dat zijn de gebeden van de gelovigen. Nadat Jezus Christus het koningschap heeft aanvaard, reageren nu als eerste de vier levende wezens en de 24 ouderlingen, die respectievelijk de schepping en de gelovigen vertegenwoordigen. Hun ‘vallen’ is een vorm van aanbidding. De harp is geen citer, zoals het in een aantal vertalingen is weergegeven, maar een lier, hetzelfde instrument waarop koning David speelde (Openb.14:2; 15:2). De genoemde ‘gouden schaal’ is een brede, TTB – NL – TWR – CW
7
Versie 2 – Openbaring 5:1 t/m 14 – nr.1245
platte schaal, zoals die ook onder het oude verbond in de eredienst werd gebruikt (Ex.25:29; 37:16). Het reukwerk representeert de gebeden van Gods kinderen (Openb.6 en 8). Openbaring 5 vers 9 en 10: En zij zongen een nieuw lied: ‘U bent het waard om de boekrol in ontvangst te nemen en de zegels te verbreken, want U bent geslacht en hebt met uw bloed mensen voor God vrijgekocht uit alle rassen, volken, stammen en taalgroepen. U hebt hen bijeengebracht in een Koninkrijk en hen tot priesters van onze God gemaakt. En zij zullen op de aarde heersen. Het hemelse eerbetoon aan Jezus Christus, het Lam dat geslacht is (vs.6), gaat verder. De verzen 9 en 10 herinneren aan de woorden uit Dan.7:14 en 18, die hier worden betrokken op de dood van de Here Jezus. Het lied van lof en dank dat gezongen wordt door de levende wezens en de ouderlingen en dat begon in vers 9, gaat in vers 10 verder. De gelovigen worden verhoogd tot koningen en priesters. De verloste mensen zullen regeren ‘op de aarde’. Dit regeren in het heden is een geestelijke realiteit. In de toekomst zullen de gelovigen regeren in het vrederijk (Openb.20:4,6) en in de eeuwigheid (Openb.22:5).
Openbaring 5 vers 11 en 12: Toen zag en hoorde ik miljoenen engelen om de troon en ook de wezens en de ouderlingen. Het Lam dat geslacht is, juichten zij, is het waard om alle macht, rijkdom, wijsheid, kracht, heerlijkheid, lof en eer te ontvangen! Vers 11 vormt de aankondiging van een volgend loflied op het Lam dat geslacht is en op de troon zit (vs.12).
Openbaring 5 vers 13 en 14: En ik hoorde alle schepselen in de hemel, op de aarde, onder de aarde en in de zee daarmee instemmen: Alle lof, eer, heerlijkheid en macht is voor Hem die op de troon zit en voor het Lam, voor altijd en eeuwig. De vier wezens zeiden: Amen. En de 24 ouderlingen vielen in aanbidding neer. De laatste eerbewijzen waarover de bewoners van de hemel zingen - de eer, de heerlijkheid en de lof - ontvangt Christus van allen die in de hemel wonen en van de gelovigen op aarde. Door wat Hij heeft gedaan, is gebleken dat Jezus Christus dit alles waardig is. In de volgende uitzending lezen we Openbaring 6:1 TTB – NL – TWR – CW
8