Wat Johannes zag… Johannes zit gevangen op het eiland Patmos. Hij heeft de mensen verteld over God en Jezus en dat mag niet van de keizer. De keizer vindt dat de mensen alleen hém mogen aanbidden, en niet God of Jezus. Daarom zit Johannes daar nu, op dat eiland. Maar op een dag hoort Johannes plotseling een luide stem. Hij schrikt ervan en buigt zich diep. ‘Johannes, ik zal je dingen laten zien, die je op moet schrijven in een boek.’ Dan is de stem weg. Johannes staat voorzichtig op en draait zich om. En wat hij dan ziet… het zijn zeven kandelaren. Tussen die kandelaren staat iemand. Maar het is niet zomaar iemand, dat ziet Johannes wel. Zijn haren en zijn hoofd zijn zo wit als sneeuw en hij draagt een mantel die tot aan zijn voeten komt. Om die mantel heen draagt hij een schitterende gouden riem. Johannes kan bijna niet naar hem blijven kijken, zo fel is het licht dat van hem afkomt. In zijn rechterhand heeft de man zeven sterren. Johannes weet wat de zeven sterren betekenen. Die zeven sterren zijn de zeven gemeenten die bij God horen. Als jij in God gelooft, dan hoor je ook bij een van deze gemeenten. De man heeft de zeven kandelaren in zijn rechterhand, en ook dat betekent iets. Het betekent dat deze gemeenten veilig zijn. Ook jij bent veilig als je in God gelooft. Hij zal op je passen, wat er ook zal gebeuren. Uit de mond van de man komt een zwaard. Het zwaard is vlijmscherp, aan beide kanten. Johannes schrikt van wat hij ziet. Maar de man legt zijn rechterhand op Johannes en zegt: ‘Je hoeft niet bang te zijn. Ik ben dood geweest en opgestaan. Ik wil dat je opschrijft wat Ik je allemaal zal laten zien, Johannes…’ Johannes doet wat de Heer hem gezegd heeft en schrijft aan verschillende gemeenten wat hij heeft gezien. Maar God is nog niet klaar met Johannes. Hij wil hem nog veel meer laten zien. Op een dag ziet Johannes in de hemel, boven hem, een deur openstaan. Hij hoort weer de stem die hij al eerder heeft gehoord. ‘Johannes, kom naar boven en ik zal je laten zien wat er allemaal met de aarde zal gebeuren.’ Als Johannes boven is, ziet hij een prachtige troon. Op de troon zit iemand, die schittert als een diamant in de zon. Het licht dat van Hem af komt, is te fel om lang in te kunnen kijken. Rondom de troon zitten vierentwintig mannen. Ze hebben een kroon op hun hoofd en hun kleren zijn spierwit. De mannen zingen voor God. Vanaf de troon van God komen bliksemflitsen en er klinken luide donderslagen. Zeven fakkels en vier dieren staan voor de troon. De dieren heeft Johannes nog nooit eerder gezien. Het lichaam van de dieren zit vol met ogen en ze hebben allemaal zes vleugels. Een dier lijkt op een leeuw, een andere op een stier. Het derde dier heeft het gezicht van een mens en het vierde dier lijkt op een adelaar. Ook de dieren zingen voor God en ze roepen steeds maar: ‘Heilig, heilig, heilig is de Here God, de Albeheersende, die was is en komt.’ En steeds als de dieren dit zeggen buigen de vierentwintig mannen zich en leggen hun kronen voor de troon van God neer. Ze zeggen daarbij dat God de eer verdient omdat Hij de wereld en alles daarop heeft gemaakt.
Het openen van de boekrol… In de rechterhand van God is een boekrol. Deze boekrol is aan de binnen en buitenkant beschreven. De boekrol is dichtgemaakt met zeven zegels. Dat er niet één, maar zeven zegels op de boekrol zitten betekent dat wat er in de boekrol staat heel erg geheim is. Een engel vraagt heel luid: ‘Wie kan deze boekrol openen?’ Johannes verwacht dat er wel iemand antwoord zal geven, maar het blijft stil. Op heel de aarde, in de hemel en onder de aarde (waar de boze geesten wonen) is er niemand die het kan. Johannes voelt verdriet in zich opkomen. Is er echt niemand die het kan? Tranen stromen over zijn wangen. Dan zegt één van de vierentwintig mannen: ‘ Niet huilen Johannes. Door je tranen zie je niet dat er wel iemand is die het kan. Iemand uit de familie van David kan het, Hij kan de zegels openen.’ Johannes veegt zijn tranen af en ziet een lammetje staan. Maar het Lam is niet spierwit. Hij heeft bloedvlekken op zijn vacht. Hij is geslacht, maar weer levend geworden. Het Lam heeft zeven horens en zeven ogen, dit betekent dat het Lam heel erg sterk is. Het Lam loopt naar voren en neemt de boekrol uit de hand van Hem, die op de troon zit. De vierentwintig oudsten en de vier dieren buigen voor het Lam. De vierentwintig oudsten hebben allemaal een citer, en schalen waar een heerlijke geur vanaf komt. In deze heerlijke geur zijn gebeden opgenomen. En zij zingen dat alleen het Lam het verdiend om de boekrol te openen. Omdat Hij geslacht en opgestaan is. Met zijn bloed heeft hij ervoor gezorgd dat de zonden van mensen vergeven zijn. En om de troon heen staan duizenden engelen. Ook zij zingen voor de Heer en danken Hem. Het Lam breekt de eerste van de zeven zegels open en een van de vier dieren roept luid: ‘Kom!’ Er komt een prachtig wit paard tevoorschijn. Op de rug van het paard zit een boogschutter. Hij heeft een lauwerkrans op zijn hoofd. Dit betekent dat hij een winnaar is. En zo vertrekt hij, met zijn boog, als overwinnaar en om opnieuw te winnen. En wanneer het Lam de tweede zegel openbreekt zegt het tweede dier: ‘Kom!’. En een ander, vuurrood, paard vertrekt. Zijn ruiter heeft een groot zwaard bij zich en zal ervoor zorgen dat er geen vrede meer op aarde zal zijn. De mensen zullen elkaar doden. Als het Lam de derde zegel openbreekt, roept het derde dier: ‘Kom!’ En een gitzwart paard komt statig aanlopen. De ruiter die op zijn rug zit heeft een weegschaal in zijn hand. En zoals het rode paard en zijn ruiter ervoor zorgen dat het oorlog zal worden op de aarde, zo zal de zwarte met zijn ruiter ervoor zorgen dat er een grote hongersnood komt. Dan klinkt er een geheimzinnige stem. ‘Er zal hongersnood komen, en dat waar weinig van is zal duur worden. Maar pas op! Met het voedsel en drinken mag niet geknoeid worden. Er mag bijvoorbeeld geen water bij wijn gedaan worden.’ De mensen zullen maar een bepaalde hoeveelheid eten en drinken kunnen ophalen en niet meer. Het zal precies afgewogen worden. Daarvoor is de weegschaal die de ruiter op het zwarte paard bij zich heeft. Opnieuw breekt het Lam een zegel open. En het vierde dier roept: ‘Kom!’. Een grijs paard komt tevoorschijn. En op hem zit een man, zijn naam is ‘de dood’. Deze ruiter krijgt de macht om een kwart van de mensen op aarde te doden met het zwaard, de pest en door wilde dieren. Als het Lam de zevende zegel openbreekt beginnen de mensen te spreken die gestorven zijn omdat ze Jezus en God dienden, of over Hem vertelden. Ze roepen met luide stem: ‘Hoe lang duurt het nog, voordat de mensen die ons dit aangedaan hebben, straf krijgen?’ Maar er wordt tegen hun gezegd dat ze nog een poosje moeten rusten. Wanneer het Lam de zesde zegel openbreekt, begint een zware aardbeving. De zon wordt zwart en de maan rood. Sterren vallen van de hemel en eilanden en bergen verschuiven. Mensen kruipen weg in de rotsen. Ze hopen zo gedood te worden. Zodat God ze niet zal zien.
Een ontelbare menigte… Daarna ziet Johannes in de vier windhoeken van de aarde vier engelen staan. Deze engelen houden een storm tegen. Een andere engel komt tevoorschijn en zegt tot de vier engelen: ‘Wacht met het loslaten van de storm, tot ik de knechten van de Heer een zegel op hun voorhoofd heb gegeven.’ Johannes hoort dat het er honderd vierenveertig duizend zullen zijn die een zegel krijgen. Zij komen uit verschillende stammen. Zij hebben het zegel van God, en Hijzelf zal ervoor zorgen dat hen niets overkomt. Daarna ziet Johannes heel veel mensen staan voor de troon van God. Het zijn er zelfs zoveel dat niemand ze kan tellen. Deze mensen hebben veel goede en slechte dingen meegemaakt. En ze willen heel graag dat God hun zonden vergeeft. Het zijn gewone mensen, die God lief hebben gehad en ook al tijdens hun leven om vergeving van hun zonden hebben gevraagd. Ze hebben een witte mantel aan en palmtakken in hun hand. En zij roepen luid dat ze door God en het Lam gered zijn. En al de engelen en de vierentwintig mannen vallen voor God neer en aanbidden Hem. Een van de oudsten vraagt aan Johannes wie al die mensen toch zijn. En Johannes zegt: ‘U weet het mijnheer.’ En de man antwoordt: ‘Zij hebben zwaar geleden. Ze hebben hun kleren gewassen in het bloed van het Lam. Dat betekent dat hun zonden zijn vergeven. Zij dienen Hem. En de Heer zal bij hun komen wonen en ze zullen geen honger of dorst meer hebben. God zal voor hun zorgen, en als ze huilen zal Hij hun tranen afvegen.’ Als het Lam het zevende zegel openbreekt wordt het stil in de hemel. Er klinkt geen enkel geluidje. Dit duurt ongeveer een half uur. Dan ziet Johannes zeven engelen voor God staan. God geeft hen allemaal een bazuin. Een andere engel stapt naar voren en gaat bij het altaar staan. Hij heeft een gouden wierookschaal en legt deze, samen met de gebeden van allerlei mensen, op het altaar voor de troon neer. Net zoals men een geslacht bokje op het altaar neerlegt. De gebeden en de geur van de wierrook stijgen op, naar God. De engel neemt de wierookschaal en vult die met vuur, dat van het altaar komt. De engel gooit de schaal met het vuur op de aarde. Op de aarde klinken luide donderslagen. Bliksemschichten schieten door de hemel. De wind raast om de aarde, die begint te trillen. En het trillen gaat door…. er komt een aardbeving. En terwijl de aarde trilt maken de zeven engelen zich klaar om op de bazuinen te blazen. De engelen zullen één voor één op de bazuin blazen. De eerste engel blaast op de bazuin. En zodra hij dit doet vallen hagel en vuur op de aarde. Een derde van de aarde, een derde van de bomen en al het groen verbrandt. De lucht wordt zo rood als bloed. En dit is nog maar het begin, er zullen nog zes engelen op de bazuinen blazen….
De engelen met de bazuinen… Nadat de eerste engel op de bazuin heeft geblazen blaast ook de tweede op de bazuin. Een grote berg, die in brand staat, wordt in de zee gesmeten. Een derde van de zee wordt bloedrood. Een derde van alle dieren, die in de zee leven, gaat dood. En ook een derde van alle schepen, die op zee zijn, vergaat. Een derde engel blaast op de bazuin en uit de hemel valt een grote ster. Deze ster wordt ook wel Alsem genoemd. Deze steen valt op een derde van de rivieren en maakt het water bitter, zodat het niet meer te drinken is. De mensen die het wel drinken zullen er door sterven. Omdat mensen water nodig hebben om te overleven zullen ze er tóch van drinken. Daardoor zal een derde van alle mensen sterven. Een vierde engel blaast op de bazuin. Hierdoor zal het licht van de zon, maan en sterren verminderen. Een adelaar vliegt over de aarde en roept ‘Wee, wee, wee de aardbewoners. Ze zullen getroffen worden door rampen.’ De vijfde engel blaast op de bazuin. Er is al eerder een ster uit de hemel gevallen, die de hel afsluit. Deze steen wordt nu weggeschoven en sprinkhanen komen eronder vandaan.Die sprinkhanen zullen eruit zien als paarden. Op hun koppen hebben ze een gouden krans en hun gezicht is als dat van een mens. Hun tanden zijn zo scherp als die van een leeuw en hun haar lijkt op dat van een vrouw. Ze hebben ook gifstekels. Het geluid van hun vleugels hoort op dat van een leger met strijdwagens en paarden. Groen mogen ze niet opeten, ze mogen alleen de mensen lastig vallen, die niet bij God horen. De sprinkhanen mogen de mensen alleen maar pijn doen en niet doodmaken. Die dagen zullen mensen dood willen, omdat ze zoveel pijn hebben. En als de zesde engel op de bazuin blaast klinkt er een stem uit het altaar. ‘Maak de vier engelen los, die gebonden zijn bij de rivier de Eufraat.’ Door vuur, rook en zwavel wordt weer een derde van de mensen gedood. Maar de mensen die overblijven bekeren zich niet. Ze blijven verkeerde dingen doen en afgoden aanbidden. Johannes ziet een engel naar beneden komen. Hij is gekleed in een wolk. Om zijn hoofd is een stralenkrans, zijn gezicht ziet eruit als de zon en zijn voeten zijn van vuur. In zijn hand heeft hij een kleine boekrol. Het is een hele grote engel, want hij kan zijn ene voet op de aarde zetten en de andere in de zee. Dan begint hij te spreken. Zijn stem klinkt net zo luid als het brullen van een leeuw. En als hij begint te spreken klinken er zeven luide donderslagen. De donderslagen hebben iets te betekenen. Snel wil Johannes het opschrijven. Maar dan klinkt er een stem uit de hemel. ‘ Schrijf wat je net hebt gehoord niet op.’ Dan steekt de engel zijn arm in de lucht. Hij zweert bij God dat, wanneer hij op de bazuin zal blazen, het geheime plan van God zal beginnen. Opnieuw klinkt er een stem uit de hemel. ‘Johannes, neem de boekrol van de engel.’ Johannes loopt naar de engel toe. ‘Wilt u mij de boekrol geven?’ Vraagt hij de engel. De engel geeft het hem, maar zegt er iets bij. ‘Hier heb je de boekrol. Je moet hem opeten. In je mond zal het heerlijk zoet zijn, maar in je buik zal het bitter zijn.’ Dat betekent dat de boodschap die Johannes zal krijgen, heel moeilijk zal zijn. Hij zal de mensen moeten vertellen over God en hoe het met de wereld af zal lopen. Dat is niet gemakkelijk. In de tijd waarin Johannes leefde was het gevaarlijk om over God en Jezus te vertellen. Je kon ervoor opgepakt of zelfs gedood worden. Johannes eet de boekrol op, zoals de engel heeft gezegd. En inderdaad, die smaak heerlijk zoet. Maar zodra Johannes die opheeft krijgt hij buikpijn.
De terugkomst van Mozes en Elia… Johannes krijgt een rietstengel, die op een stok lijkt. ‘Sta op Johannes, je moet de tempel van God opmeten. Maar de voorhof moet je niet mee meten. Daar kunnen de heidenen komen en dus is de voorhof niet heilig. De heidenen zullen ook in Jeruzalem komen, tweeënveertig maanden lang. Ze zullen de christenen lastig vallen en proberen te doden. Maar er zullen twee getuigen komen die de christenen zullen helpen. Die twee getuigen zijn Elia en Mozes. En als iemand hen kwaad wil doen, dan zullen ze vuur spuwen. Door dat vuur zullen de vijanden verbranden. En wie de mannen wil doden, zal zelf gedood worden. Deze getuigen zullen heel machtig zijn. Als ze willen kunnen ze het drieëneenhalf jaar lang niet laten regenen, water in bloed laten veranderen of vreselijke rampen op aarde laten gebeuren. Wanneer ze genoeg over God en Jezus hebben verteld zal er een beest komen. Het beest zal met de getuigen strijden en hen dood maken. Hun lichamen laat hij op straat liggen. Dat is de grofste belediging die je een mens aan kunt doen. De dood van deze twee mannen wordt gevierd door de mensen in de stad. Ze zijn blij dat ze van hen af zijn. Als er al iemand probeert hen te begraven, dan wordt hij tegengehouden door de menigte. Maar dan zal er iets gebeuren wat niemand had verwacht. God maakt Elia en Mozes weer levend. En de mensen die het zien worden verschrikkelijk bang. Er zal een luide stem uit de hemel klinken. Het is de stem van God. Elia en Mozes stijgen op naar de hemel, in een wolk. En al hun vijanden zien het gebeuren. Op dat moment begint de aarde te trillen. De stad stort in en zevenduizend mensen worden verpletterd onder de huizen. De mensen die blijven leven worden verschrikkelijk bang. Ze zullen God eren. Ze zullen vertellen wat ze allemaal fout hebben gedaan, maar spijt hebben ze er niet van. Maar let op! Ook de zevende engel moet nog op de bazuin blazen. En zodra hij dat doet klinken er luide stemmen in de hemel. Er wordt gezegd dat God en Jezus koning zullen worden. De vierentwintig oudsten vallen voor God neer en danken Hem omdat Hij nu de koning is. De tijd om de doden te oordelen is gekomen. Profeten, de mensen die gestorven zijn omdat ze Gods wil deden of omdat ze over Hem vertelden, en iedereen die eerbied heeft voor de naam van de Here zullen beloond worden. Mensen die de mensen op aarde kwaad hebben gedaan of de aarde vernield hebben zullen straf krijgen. Dan komt de tempel van God tevoorschijn. God laat zien dat Hij er is. Er komen bliksemflitsen, windstoten en zware hagel uit de hemel. Ook klinken er luide donderslagen en de aarde begint te trillen. Er verschijnt er een teken in de lucht. De mensen in de tijd van Johannes geloofden dat God in de sterren dingen laat zien. Ook nu verschijnt er dus een teken in de lucht. Het is een vrouw. Ze heeft de zon als mantel, de maan heeft ze onder haar voeten en op haar hoofd heeft ze een krans van 12 sterren. De vrouw is zwanger en ze schreeuwt van pijn omdat het kindje geboren zal worden. En dan verschijnt er een ander teken aan de hemel. Het is een grote vuurrode draak. Hij heeft zeven koppen en tien horens. Op zijn kop heeft hij zeven kronen. Met zijn staart slaat hij een derde van alle sterren uit de lucht en gooit ze op de aarde. De draak gaat voor de zwangere vrouw staan, zodat hij haar kind kan opeten zodra het geboren wordt. Er wordt een jongetje geboren, dat is Jezus. Maar Hij wordt meteen bij de vrouw weggerukt en bij God Zijn troon in veiligheid gebracht. En er komt oorlog in de hemel. De engelen moeten oorlog voeren tegen de draak. Maar hij verliest de strijd en mag nooit meer in de hemel komen. Hij wordt, met zijn engelen, op de aarde gesmeten.
De beesten… Als de draak van de smak op aarde bekomen is, wordt hij verschrikkelijk kwaad. Hij gaat de vrouw, die het kind Jezus op de wereld zette, achtervolgen. Maar God geeft de vrouw vleugels, zodat zij naar de woestijn kan vliegen. In de woestijn wordt drieëneenhalf jaar op de vrouw gepast. De draak spuit water achter de vrouw aan, zodat ze zal verdrinken. Maar ook dat mislukt, want het water verdwijnt in de grond. De draak is zo verschrikkelijk kwaad, dat het hem allemaal niet lukt. Hij besluit om andere christenen te achtervolgen. Hij gaat naar het strand en blijft daar staan. Uit die zee komt een nieuw beest omhoog. Het is een beest met zeven koppen en tien horens. Op zijn horens heeft hij kronen en op zijn kop staan namen en woorden die God beledigen. Hij lijkt op een luipaard, heeft poten van een beer en een bek als een leeuw. De draak geeft dit beest grote macht. Het beest heeft een grote wond op zijn hoofd, waardoor hij zou kunnen sterven. Maar de wond geneest en iedereen op aarde verbaast zich daarover. De mensen aanbidden de draak omdat hij het beest machtig heeft gemaakt. En de mensen zeggen: ‘Wie kan van het beest winnen?’ Het beest zegt dat hij machtig is. Maar hij zegt nog meer, hij zegt lelijke dingen over God en de engelen. En de mensen vinden het prachtig dat het beest zo machtig is. Ze knielen voor hem. Maar niet allemaal, de mensen die God kennen buigen niet. Een derde beest komt uit een grot. Het heeft twee horens en het spreekt als de draak. Het beest dat uit de zee kwam geeft dit beest zijn macht. Het beest dat uit de rotsen komt zal ervoor moeten zorgen dat alle mensen het beest uit de zee aanbidden. Het beest doet grote wonderen en zegt dat de aardbewoners een beeld moeten maken voor het beest. Het beest zorgt ervoor dat het beeld kan praten. En iedereen die het beeld niet aanbidt zal gedood worden. Iedereen die het beeld aanbidt krijgt een merkteken op zijn voorhoofd, of op zijn rechterhand. Iemand die dit merkteken niet heeft zal niet meer kunnen kopen of verkopen. Als je het merkteken niet neemt, zul je verhongeren. Maar als je het wél neemt zul je de hemel nooit binnengaan. Je hoort dan voor eeuwig bij het beest. En het getal van het beest is 666. Dan ziet Johannes het Lam op de berg Sion staan. Bij het Lam staan honderd vierenveertig duizend mensen die de naam van God op hun voorhoofd hebben staan, en voor Hem zingen. Die honderd vierenveertig duizend mensen zijn nooit getrouwd geweest, omdat ze God wilden volgen. Ook hebben ze nog nooit iemand bedrogen. Johannes kijkt omhoog en ziet een engel vliegen. De engel moet het woord van God vertellen aan de mensen op aarde. Hij roept luid: ‘Aanbid God, die alles gemaakt heeft. Je moet doorhebben dat je fout bent geweest en God om vergeving vragen’. En een tweede engel volgt hem en roept: ‘Het grote Babel is gevallen.’ Een derde engel volgt en roept: ‘ God is heel kwaad op wie het beest aanbidt of zijn merkteken draagt. Deze mensen zullen straf krijgen. En als ze deze straf krijgen zullen ze denken: ‘Had ik maar geloofd!’ Want het Lam en de engelen zullen voor hen staan, maar deze mensen zullen nooit bij het Lam en de engelen wonen. En een stem uit de hemel zegt: ‘Gelukkig zijn de mensen die nu sterven. Zij mogen uitrusten van hun werk.’ Een witte wolk komt naar beneden. Op deze wolk zit iemand die lijkt op een mens, het is Jezus. Hij heeft een gouden krans op zijn hoofd en een scherpe sikkel in zijn hand. Een engel roept tot Hem: ‘De tijd om te maaien is gekomen’. Er komt nog een engel en ook hij heeft een sikkel bij zich. En een andere engel zegt: ‘Verzamel de druiven en doe ze in de persbak van God.’ Hier bedoeld hij mee dat de volken die tegen God gezondigd hebben, vertrapt worden. Net zoals druiven in een persbak vertrapt worden tot sap. En de inhoud van de persbak wordt vertrapt en het bloedrode sap stroomt uit de persbak. Het stroomt ongeveer 300 kilometer ver. En de stroom is zo diep, dat het tot aan de teugels van de paarden komt.
Het leeggieten van de zeven schalen… Dan ziet Johannes zeven engelen uit het heiligdom in de hemel komen. De engelen hebben witte kleding aan en een gouden gordel om hun borst. Een van de vier dieren geeft de engelen elk een schaal. In elke schaal zit een ramp. En niemand zal de tempel weer binnen kunnen gaan, totdat de rampen uitgevoerd zijn. Johannes ziet ook een zee van glas. Voor de zee van glas staat een grote menigte mensen. Ze spelen op citers en zingen het lied van God. Dan klinkt er een luide stem uit het heiligdom. ‘Giet de schalen met de rampen uit, over de aarde.’ De eerste engel gaat weg en giet zijn schaal leeg. Alle mensen die het merkteken van het beest hebben krijgen een kwaadaardig gezwel. De tweede engel gaat weg en giet zijn schaal leeg. En de zee verandert in bloed en alles wat in de zee is sterft. Ook de derde engel giet zijn schaal leeg. Alle rivieren en al het andere water dat mensen en dieren kunnen drinken verandert in bloed. Maar deze engel zegt ook nog: ‘Rechtvaardig is Hij die is en was. De mensen die nog op aarde zijn hebben dit verdiend. Ze hebben uw volk kwaad gedaan. Daarom verdienen ze straf.’ De vierde engel giet zijn schaal leeg over de zon en de zon begint zo fel te schijnen dat de mensen het verschrikkelijk warm krijgen. Maar de mensen op aarde bekeren zich nóg niet. Ook de vijfde engel giet zijn schaal leeg, over de troon van het beest en de aarde. En een geweldige zandstorm begint. Het wordt donker en de mensen hebben verschrikkelijk veel pijn. De mensen worden kwaad op God, maar ze bekeren zich niet van hun boze daden. De zesde engel giet zijn schaal leeg op de rivier de Eufraat. En de rivier droogt uit, zodat de koningen uit het oosten erdoorheen kunnen lopen. Uit de bek van de draak, het beest en de valse profeet komen drie kikkers. Deze kikkers zijn boze geesten. Ze proberen de mensen met zich mee te krijgen, door grote wonderen te doen. Deze mensen heeft het beest nodig, voor de oorlog, die hij gaat voeren tegen God. En als de zevende engel zijn schaal leeggiet komen er windstoten en bliksemschichten uit de hemel. Er klinken luide donderslagen en de aarde begint zwaar te beven. De aardbeving die begint zal zwaarder zijn, dan alle aardbevingen die eerder op aarde zijn geweest. Eilanden en bergen worden verschoven. Grote hagelstenen komen uit de hemel en vallen op de mensen neer.
De ondergang van Babel… Één van de zeven engelen neemt Johannes mee naar een woestijn. Aan waterstromen ziet Johannes een hoer op een rood beest zitten. Het beest heeft zeven koppen met tien horens. Het beest laat allemaal godslasterlijke namen zien. De vrouw heeft scharlakenrode en purperen kleding aan. Scharlakenrood is de kleur van het aanbidden en dienen van afgoden. Purper is de kleur van koningen. De vrouw heeft allemaal sieraden om: goud, parels en edelstenen. In haar hand heeft ze een beker gevuld met zonden. De vrouw is dronken van het bloed, van de mensen die voor God gestorven zijn. Johannes weet niet wat dit betekent, wat de engel hem laat zien. Maar de engel legt het hem uit. De vrouw is de stad Babel. In deze stad gebeuren veel verkeerde dingen. De mensen buigen er voor afgoden en ze doen heel veel zondige dingen. De zeven horens zijn zeven bergen, waarop de stad gebouwd is. Ook zijn het zeven koningen. Er zijn nu vijf geweest, de zesde is er en de zevende moet nog komen. De tien horens zijn tien koningen. Deze koningen zullen nog komen. Op een dag zullen ze het beest helpen, bij zijn strijd. Het beest en de koningen zullen oorlog voeren tegen het Lam. Maar omdat God de Allerhoogste is, zal het Lam overwinnen. De waterstromen die je gezien hebt zijn volken. En omdat het beest en de koningen de oorlog verliezen zullen ze de stad Babel haten en vernietigen. Ze zullen de stad met vuur verbranden. En God laat dit allemaal gebeuren. Johannes ziet de wereld licht worden. Als hij naar boven kijkt ziet hij een engel naar beneden komen. De engel zegt: ‘Gevallen, gevallen is het grote Babel. Het is een stad geworden voor onreine geesten en onreine vogels. En door zonden te doen zijn de mensen rijk geworden.’ Dan klinkt er een andere stem uit de hemel. ‘Maak dat je wegkomt, mensen van mijn volk. Zorg dat je niet meedoet aan al die zondige dingen. Ga snel weg, want deze stad zal met rampen getroffen worden.’ Op één dag zullen alle rampen komen: de (zwarte) dood, rouw en honger en de stad zal met vuur verbrand worden. Want God is sterk. En de koningen zullen zeggen dat ze het vreselijk jammer vinden dat zo’n prachtige stad verwoest wordt. Ze zullen vanaf een afstand toezien hoe de stad vernietigd wordt en in vlammen opgaat. Ja, te dichtbij komen ze niet, ze zijn bang dat ze dan zelf ook om zullen komen. ‘Wat waren we machtig, in die stad.’ Denken de koningen. ‘Aan wie moeten we onze spullen verkopen nu deze prachtige stad er niet meer is? Aan wie moeten we ons goud, zilver, edelstenen, parels, hout, ivoor, linnen, marmer en nog veel meer kostbare spullen, verkopen?’ Denken de kooplieden. En ook zij blijven op een afstandje staan kijken. En ze roepen: ‘Oh, wat jammer voor deze stad. Zij en haar rijkdommen zijn in een uur verloren gegaan.’ Ook de schippers en matrozen klagen over de ondergang van de stad. Want de schepen die er in de haven kwamen hebben veel kostbare lading vervoerd. En de zeelui strooien as op hun hoofd, als teken van rouw. En een sterke engel tilt een grote steen op en smijt deze in de zee. Zo zal ook Babel vernietigd worden, er zal niets meer van terug gevonden worden. Nooit meer zullen er muzikanten spelen in de stad, of kunstenaars iets maken, nooit meer zal er lamplicht in de stad zijn. Nooit meer zullen er mensen trouwen in deze stad. Omdat alle volken in Babel het beest aanbeden hebben, en mensen die van God hielden doodgemaakt hebben. God heeft daar genoeg van en dus zal Hij de stad vernietigen.
Het beest strijdt tegen God… Dan klinkt er, in de hemel, een geluid als van een grote groep mensen. Zij roepen: ‘Halleluja, God heeft de grote hoer Babel veroordeeld. God is rechtvaardig!’ De vierentwintig mannen aanbidden God. Er komt een stem bij de troon vandaan die zegt: ‘Loof God, jong en oud en iedereen die van Hem houdt.’ De menigte is blij omdat God nu eindelijk koning zal worden. De bruid voor het Lam is klaar. Haar kleren zijn van wit linnen. Gelukkig zijn de mensen die bij deze bruiloft mogen zijn. En Johannes wil voor de voeten van de engel neerknielen, maar die zegt: ‘Doe het niet! Ik ben een dienstknecht van de Heer, net als jij. Aanbid God, niet mij!’ Er komt een wit paard tevoorschijn. Christus is de ruiter van dit prachtige witte dier. De ogen van Christus zijn als vuur. Op zijn hoofd zijn vele kronen. Op zijn voorhoofd is een naam geschreven die alleen God kent. Wij kunnen die wel lezen, maar we zullen het niet begrijpen. En een heel leger volgt hem. Allemaal zitten ze op witte paarden en dragen kleren van wit linnen. Ze zijn klaar voor de oorlog. En Johannes ziet een engel staan, op de zon. Die engel roept luid: ‘Kom vogels, jullie zullen zo te eten krijgen. Jullie zullen het vlees van de verliezers eten.’ Niet alleen Christus, maar ook het beest is klaar om oorlog te voeren. Maar het beest verliest en wordt gevangen genomen, evenals het tweede beest. De twee beesten worden in het vuur gesmeten. De anderen worden gedood met het zwaard, en de vogels eten hun vlees. Een engel komt uit de hemel naar beneden en heeft de sleutels van de onderwereld in zijn hand. Hij grijpt de duivel en gooit hem in de onderwereld. Die wordt afgesloten en de draak zal er voor duizend jaren niet uit kunnen. Tijdens deze duizend jaren regeert God, samen met de mensen die voor Hem gestorven zijn. De andere mensen die dood zijn gegaan, zullen dit duizend jaar later ook mogen. Wanneer de duizend jaren voorbij zijn, zal de satan uit zijn gevangenis vrijgelaten worden. Satan zal het nog een keer proberen. Hij haalt alle mensen bij elkaar en omsingelt, met die mensen, Jeruzalem. Maar er komt vuur uit de hemel, waardoor ze verbranden. Ook de duivel wordt in het vuur geworpen. Johannes ziet een grote witte troon. Voor die troon staan de doden. De boeken worden geopend. In die boeken staat wat de mensen allemaal gedaan hebben in hun leven. Ook kijkt God of de mensen in het levensboek staan. Daarin staan alle mensen die van God houden en gedoopt zijn.
De nieuwe hemel en de nieuwe aarde… Dan ziet Johannes een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. De aarde en de hemel zoals wij die kennen, bestaan dan niet meer. Ook zal er geen zee meer zijn. En er komt een nieuw Jeruzalem. Deze stad zal zo mooi zijn als een bruid. Dan klinkt er een stem uit de hemel die zegt: ‘God zal bij de mensen gaan wonen. Hij zal elke traan, van iemand die huilt, afvegen. Dood, rouw en verdriet zullen er niet meer zijn.’ En Hij, die op de troon zit, zegt: ‘Schrijf op wat je hebt gezien, Johannes. Wat je hebt gezien zal werkelijkheid worden. Ik ben het begin en het einde. Ik zal iedereen die dorst heeft water geven. Wie in mij blijft geloven en alleen mij aanbidt, zal Mijn zoon worden. En Ik zal zijn vader zijn’. Een van de zeven engelen zegt tegen Johannes: ‘Kom, ik zal je het nieuwe Jeruzalem laten zien.’ En de engel brengt Johannes op een hele hoge berg. Vanaf die berg ziet Johannes een stad naar beneden komen, uit de hemel. Om de stad heen is een hoge muur, met twaalf poorten. Op elke poort staat een engel. Op de poorten staan de namen van de twaalf stammen. Op de fundering van de stad staan de namen van de twaalf discipelen. En de stad heeft de vierkante vorm, dat betekent dat deze stad volmaakt is. Niets is fout aan deze stad. De muur is van diamant en de stad zelf van goud. En de fundering van de stad is met edelstenen versierd. Een tempel zal er in deze stad niet meer zijn. Maar die is ook niet nodig, God woont immers tussen de mensen. De zon of de maan zijn niet meer nodig, want God zal zelf de stad verlichten. En de poorten zullen nooit gesloten worden. Want alleen ’s nachts moeten de poorten dicht en het zal nooit meer nacht zijn. Maar alleen zij, die in het levensboek staan zullen de stad in kunnen. Ook is er een bron in Jeruzalem. Deze bron zal komen uit de troon van God. Aan beide kanten van de hoofdstraat zullen levensbomen staan. Deze bomen zullen elke maand vruchten dragen. En als de mensen ziek worden zullen de bladeren van de bomen hen genezen. Iedereen zal God dienen en de naam van God zal op hun voorhoofd staan. Johannes schrijft aan het eind van zijn bijbelboek, Openbaring, dat alles wat hij gezien heeft waar zal worden. Een engel heeft hem laten zien hoe het af zal lopen met deze aarde en hoe er een nieuwe aarde en een nieuwe hemel zullen komen. Johannes wil knielen voor de engel. Maar de engel zegt: ‘Doe het niet Johannes! Want jij bent evengoed een dienstknecht van God, als ik. Alleen voor God mag je buigen.’ En Johannes zegt, aan het eind van zijn boek dat niemand iets erbij mag verzinnen of weg mag laten. Want dan zou het verhaal niet meer kloppen. Het lijkt misschien wat eng, wat Johannes allemaal heeft gezien, maar een ding mag je niet vergeten: Ook jij bent Gods kind, je bent veilig in zijn rechterhand. Je hoeft alleen maar in Hem te geloven en van Hem te houden, dan zal Hij voor eeuwig op je passen.
Minor Godsdienst Ontwerpen Waarom heb ik voor dit onderwerp gekozen?
Voordat ik met deze minor begon had ik er al vaak over nagedacht welk onderwerp ik hiervoor zou kiezen. In mijn stages heb ik al meerdere malen ondervonden dat bijbelteksten vaak heel moeilijk te begrijpen zijn voor kinderen. Daarom stond voor mij al vast dat ik iets met het geschikt maken van bijbelteksten, voor kinderen, wilde gaan doen. Het bijbelgedeelte dat ik het gekozen voor mijn ontwerp is Openbaring. Ik heb juist dit boek gekozen, omdat het eigenlijk nooit behandeld wordt. In veel kinderbijbels wordt alleen gesproken over de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Verder komt Openbaring hier niet in voor. Ook in veel kerken komt dit bijbelgedeelte niet aan de orde. Het is eigenlijk ook wel logisch. Openbaring is een boek dat voor kinderen (en ook voor volwassenen) moeilijk te begrijpen is. Het is een boek vol symboliek, dat best afschrikwekkend kan zijn.
Symbolen Oersymbolen zoals angst of liefde voor water, vuur, licht of donker ontwikkelen zich al vanaf de geboorte. Een symbool heeft, volgens Biehl, een aantal kenmerken 1. Het verwijst naar iets 2. Het vertegenwoordigt iets 3. Het is erkend door de gemeenschap 4. Het is historisch en maatschappelijk bepaald 5. Ze kunnen diepere dimensies van de innerlijke werkelijkheid ontsluiten 6. Ze zijn ambivalent (ze kunnen bijvoorbeeld ziek maken en helen) Symbolen kunnen heel goed verhelderd worden via verhalen. Het heeft geen zin om aandacht te besteden aan het begrijpen van symbolen als het kind daar nog te jong voor is. Je moet het gebruik van symbolen aanpassen aan de ontwikkeling van het kind. symboolgevoeligheid wordt tegenwoordig weinig meer ontwikkeld. Het is wel belangrijk om kinderen gevoelig te maken voor symbolen. Ze moeten leren dat symbolen, metaforen en beelden gebruikt worden om over het geloof te spreken. Waarom is het belangrijk dat kinderen symboolgevoelig worden? Ook dit heeft te maken met de religieuze ontwikkeling. De adolescentieperiode begint steeds eerder. Daarom zit een kind van tien tot twaalf jaar al in de pre-adolescentiefase. Deze leeftijd is een overgangsgebied tussen een kinderlijk godsbeeld en volwassen manieren om met God om te gaan. Het kind komt erachter dat God niet altijd alles geeft wat ze vragen. Hiermee voldoet Hij niet altijd meer aan het godsbeeld van het kind. Het kind voelt dat hij of zij het godsbeeld bij moet stellen. Het is heel belangrijk dat het godsbeeld met het kind mee ontwikkeld, zodat het kind niet afhaakt. Ook omdat kinderen rond deze leeftijd ontdekken dat niet alles wat in de bijbel staat, letterlijk zo gebeurd is, is het belangrijk dat ze de geloofstaal (hebben) leren verstaan.Om te weten wanneer je symbolen kunt introduceren moet je de religieuze ontwikkeling van kinderen kennen. De religieuze ontwikkeling Als we de religieuze ontwikkeling bekijken, valt de keuze om Openbaring niet aan kinderen te vertellen ook wel te verdedigen. De term religieuze ontwikkeling klopt eigenlijk niet. ‘Religie komt niet uit de mens zelf,’ merken theologen terecht op. Pedagogen en sociologen zeggen dat religie geen kwestie van aanleg of structuren is. Het komt voort uit een inwerking van de sociale omgeving. Alhoewel de term religieuze ontwikkeling dus eigenlijk niet klopt, is het toch van belang om te weten hoe deze ontwikkeling verloopt. Mensen die veel met kinderen omgaan, zoals leerkrachten, hebben belang bij het kennen van deze ontwikkeling. Ze kunnen zo de mogelijkheden van het kind op religieus gebied inschatten. Ze kunnen erachter komen welk godsbeeld leerlingen hebben op een bepaalde leeftijd en of ze symbolen en verhalen kunnen begrijpen. Ook ik heb de religieuze ontwikkeling nader bekeken, voordat ik aan mijn ontwerp ben begonnen.
James Fowler onderscheidt zes fasen in de religieuze ontwikkeling. De eerste fase is die van ongedifferentieerd geloven. Deze fase vindt plaats in de babytijd van een persoon. De manier waarop het kind liefde en zorg krijgt in deze eerste fase hangt samen met het eerste godsbeeld. In de tweede fase wordt er door Fowler gesproken over intuïtief- projectief geloof. Tussen het tweede en het zesde levensjaar van een kind komt de taalontwikkeling sterk op gang. Ze leren taal en kunnen daardoor vragen stellen. Dit wordt dan ook veel door kinderen in deze fase gedaan, vooral ‘wat’ en ‘waarom’ vragen zijn populair. Een kind van deze leeftijd projecteert vaak zijn vader- en moederbeeld op God. God is een soort tovenaar, voor Wie niets onmogelijk is. God behoort tot een soort magische wereld. Sfeer is voor deze kinderen erg belangrijk. Ze willen dingen beleven. De indrukken die via de zintuigen binnen komen zijn voor deze kinderen erg belangrijk. Het is daarom ook goed dat ze door middel van verschillende zintuiglijke indrukken in contact komen met de bijbel en het geloof. Doordat leerlingen een bepaalde sfeer voelen komen er allemaal associaties bij hen naar boven. Verhalen, ook de gelijkenissen, worden letterlijk genomen. Tussen acht en elf jaar heeft het kind een grote belangstelling voor verhalen. Ze willen er graag naar luisteren, maar ze ook zelf vertellen. Het kind zit nu in de fase van mythisch letterlijk geloof. Het kind is op deze leeftijd druk bezig met het verkennen van de wereld, verhalen kunnen hieraan een bijdrage leveren. Op deze leeftijd worden symbolen nog wel letterlijk genomen. God is voor deze kinderen een mythische figuur met geweldige eigenschappen. De behoefte aan zekerheid is op deze leeftijd erg groot. Voor een kind van twaalf tot achttien jaar is de mening van anderen van groot belang. Ze bevinden zich dan in de fase van synthetisch conventioneel geloof. Alhoewel de groep erg belangrijk is begint het kind toch langzamerhand een persoonlijk geloof te ontwikkelen. Wanneer een persoon achttien geworden is, voelt hij of zij zich steeds meer verantwoordelijk voor de eigen opvattingen en levensstijl. Jongeren van deze leeftijd zijn zeer kritisch en daardoor kan de eigen mening wel eens wat teveel worden benadrukt. Deze fase duurt tot ongeveer eenentwintig jaar. Van de volgende fase vraagt Fowler zich af of deze wel echt bestaat. Het is de fase van conjunctief geloof. Deze fase loopt van 21 tot ongeveer 45 jaar.
In de fase van universalerend geloof worden rechtvaardigheid en liefde worden belangrijk. Men is bereid zich in te zetten voor een betere wereld en heeft het gevoel een roeping van God te hebben. Niet veel mensen zullen in deze laatste fase terecht komen, veel zullen zelfs niet verder komen dan de derde fase. Verhalen Ik heb zelf ook een tijd bijbelstudies met basisschoolleerlingen gedaan. En al snel bleek dat de leerlingen hun interesse voor de bijbel en het geloof terugkregen. Ik heb hierbij wel rekening gehouden met het feit dat elk kind zijn eigen waarden, van huis, uit meekrijgt en dat ze ook een andere visie op geloven kunnen hebben, dan mij. Maar ik denk dat het heel belangrijk was dat ik zelf enthousiast was over het geloof en de bijbel. Kinderen moeten niet alleen de tekst en de boodschap van bijbelverhaal leren begrijpen ze moeten leren omgaan met zinvragen, metaforen, taal, symbolen en rituelen. Ook moeten ze een verbinding kunnen leggen tussen het verhaal, eigen levensvragen en grenservaringen (of die van andere mensen). Dit kan alleen bereikt worden door een persoonlijke benadering en een communicatie zonder vooroordelen. Het is belangrijk om op latere leeftijd op een meer kritische manier met bijbelverhalen om te gaan. Door ze te verbinden met het eigen leven van kinderen kunnen ze situaties herkennen, uit de verhalen, die ze ook in hun eigen leven zijn tegengekomen. In een gesprek leren kinderen wat anderen vinden en hoe ze iets beleven. Ook kunnen ze hun eigen ervaringen hierin kwijt. Er zijn, volgens Kuiper, drie verhaaltypen te onderscheiden; Het bijbelverhaal (De traditie) Het spiegelverhaal (Geloven in deze tijd) Het eigen-ervaringsverhaal van een kind (Hoe gaat de leerling om met zingeving?) Binnen mijn ontwerp heb ik geprobeerd om gebruik te maken van alle drie de verhaaltypen. Zo krijgen de kinderen de kans om hun eigen levenservaringen en vragen te verbinden met het verhaal. Zoals gezegd begrijpen veel jongeren de bijbelteksten niet goed en vinden ze de verhalen vaak saai. Dat is ook de reden waarom maar weinig jongeren snel de bijbel pakken. Moeilijke taalgebruik kan vervangen worden door eenvoudigere vertalingen, waarin ook nog een uitleg wordt gegeven over de tekst en symbolen die in het verhaal voorkomen. Zo worden de verhalen binnen de taal en het leven van de jongere gebracht. Veel jongeren twijfelen over het geloof (evenals volwassenen trouwens). Dat is de reden dat ze weinig over God en geloven spreken. Dit is jammer, want juist het spreken over God en geloof zorgt ervoor dat het geloof overgeleverd wordt. Dat mensen niet meer over God en geloven durven te spreken heeft ervoor gezorgd dat geloof en leven van elkaar gescheiden worden beleefd. Dit kan alleen veranderd worden door spel, gesprek, verhalen en andere werkvormen en vormen van handelen te verbinden met het dagelijks leven.
Godsdienstpedagogiek Er zijn natuurlijk meerdere manieren om kinderen over religies en godsdienst te leren. De godsdienstpedagogiek houdt zich hiermee bezig. Godsdienstpedagogiek is de wetenschap van het opvoeden en het leren over een godsdienstige en levensbeschouwelijke manier van leven en hoe mensen met elkaar, de wereld en God omgaan. Er wordt hierbij vanuit gegaan dat er gehandeld wordt vanuit het christelijk geloof. Zowel voor de identiteitsontwikkeling binnen de school, als voor die van individuele leerlingen worden door de godsdienstpedagogen aanwijzingen gegeven. Het uiteindelijke doel van godsdienstonderwijs moet het begeleiden naar geloofsvolwassenheid zijn. Daarvoor is het van belang dat leerlingen blijvend onderwezen worden. Wat ik daarbij heel belangrijk vind is het feit dat godsdienstige verhalen, verdiepingen en verwerkingsopdrachten mee moeten groeien met de leerling. Ik ben erachter gekomen dat vooral leerlingen in groep zeven en acht veel behoefte hebben aan verdieping. Krijgen ze die niet, dan wordt geloof iets kinderlijks voor hen, en doet het hen niet zoveel meer. Dit was in een eerdere stagegroep, van mij, ook het geval. Toen ik daar bijbelstudies ging doen, tijdens de bijbelse les, kregen veel leerlingen door dat ze nog wel degelijk iets konden leren. Door samen te leren en door onderwijs te ontvangen kan men groeien in het geloof. Het is belangrijk dat een docent zakelijk, maar toch enthousiast het vak over kan brengen, dit zorgt ervoor dat de lessen levensbeschouwing of godsdienst eerder een bijdrage zullen leveren aan de godsdienstige ontwikkeling van het kind. De interesse voor godsdienst moet worden gewekt, en de positieve effecten van godsdienst op mens en samenleving moet worden benadrukt. Een kind kan veel leren van een docent die godsdienst een warm hart toedraagt. Zoals al eerder vermeld heeft ieder kind een eigen godsdienstig referentiekader, wat het van huis uit heeft meegekregen. Het is van belang dat iedere leerling in zijn waarde gelaten wordt. Dit houdt ook in dat een leerkracht de leerlingen niet mag overtuigen van zijn gelijk. Het kind moet in alle rust standpunten van zichzelf, en die van een ander, met elkaar kunnen vergelijken. Volgens godsdienstpedagogen zijn een aantal aspecten heel belangrijk binnen godsdienstlessen. - Ontwikkeling en ervaring moeten centraal staan - Er moet rekening gehouden worden met de beginsituatie van de leerlingen. - Het onderwijs dat gegeven wordt moet aantrekkelijk zijn. Ook is het nodig om tijdens de voorbereiding van een les na te gaan hoe een thema in de maatschappij aan de orde komt. Ook ik heb dit gedaan, voordat ik met het ontwerpen van de lessen ben begonnen.
Alhoewel er maar weinig over het bijbelboek Openbaring gesproken wordt binnen scholen en kerken, leeft het toch binnen de maatschappij. Bij mijn speurtocht op internet kwam ik een aantal boeken tegen, die over dit bijbelboek zijn geschreven. En typ je een aantal woorden in die in Openbaring voorkomen (zoals het merkteken van het beest), verschijnen er ook een heel aantal artikelen in beeld. Ook moet bedacht worden bij welke ervaringen van de kinderen aangeknoopt kan worden (zoals hierboven ook al vermeld is). Ook dit heb ik in mijn lessen toegepast. Want door de verbinding met het eigen leven van kinderen te leggen, blijft een verhaal beter hangen. Wil een leerling een thema religieus verstaan, dan moet hij of zij symbolen en metaforische taal kunnen begrijpen. Tot een kind tien jaar is kan het een gelijkenis alleen maar als een verhaal begrijpen. Dit is ook de reden dat het prentenboek en de lessenserie, die ik gemaakt hebt, geschikt is voor kinderen vanaf tien jaar. Openbaring zit namelijk ook vol symbolische taal. Om dit dan aan te bieden als kinderen nog jonger zijn dat tien jaar, heeft geen zin, ze hebben dan nog niet voldoende inzicht in symbolen. Elk thema heeft een andere beginsituatie die verkend moet worden. Hiermee bedoelen we dat de leerlingen gemotiveerd moeten worden voor een bepaald thema. Hiermee kan een leerkracht mooi peilen hoe een onderwerp ligt in een groep. Mocht een thema echt niet aanslaan dan kan op dat moment nog gestopt worden. Hoe kunnen we geloof overdragen?
We kunnen op verschillende manieren het vak godsdienst geven. Dat hangt af van de visie die je hebt. Veel pedagogen onderscheiden drie modellen waarop godsdienst aan kinderen kan worden overgedragen: het overdrachtsmodel, het verhelderingsmodel en het communicatiemodel. Hieronder volgt een korte omschrijving van de genoemde modellen. • Het overdrachtsmodel: Het doel van dit soort godsdienstonderwijs is het inleiden in of tot verdere verdieping brengen van kinderen in het christelijke geloof. De nadruk ligt hierbij op de boodschap van het geloof. Er wordt ook wel gesproken over ‘learning in religion’, de kinderen moeten thuis raken in de eigen godsdienstige traditie.
Er moet kennis worden opgedaan en een houding gevormd. Vooral kennis over waarheden, rituelen en waarden zijn belangrijk omdat het kind die in het verdere leven nodig zal hebben. Van kinderen en ouders wordt verwacht dat ze gelovig zijn of het tenminste willen worden. • Het verhelderingsmodel: Kennis krijgen over levensvragen en grenservaringen is bij dit model erg belangrijk. Omdat er veel respect is voor andere levensbeschouwingen wordt het ook wel ‘learning about religion’ genoemd. Een nadeel van dit model is dat leerlingen kunnen gaan denken dat alle waarheden ‘waar’ zijn. • Het communicatiemodel: Binnen dit model moet de leerling verhalen uit de eigen traditie leren kennen. Het moet deze verhalen echter niet alleen leren kennen, maar het kind moet ook een verbinding kunnen leggen tussen het verhaal en eigen levensvragen en ervaringen. Om dit te bereiken is dialoog nodig, ook met mensen die een andere religie hebben. Het uiteindelijke doel is om kinderen langzamerhand zelfstandig te laten worden met betrekking tot identiteitsontwikkeling. Er wordt ook wel gesproken over learning from religion. Mijn voorkeur gaat uit naar een combinatie van het overdrachtsmodel en het communicatiemodel. Voor mij is het belangrijk dat kinderen ingeleid worden in het geloof en dat ze ook verdere verdieping krijgen aangeboden. Want als geloof iets wordt van ‘dit is het’, dan wordt het saai. Wanneer je steeds weer nieuwe dingen en weetjes aangeboden krijgt blijft het vernieuwend en wekt het geloof steeds opnieuw je interesse. Leerlingen moeten thuis raken in de eigen godsdienstige traditie. Zowel kennis als attitude zijn daarbij belangrijk. Identiteitsontwikkeling is voor mij een actief proces waarbij kinderen, door met andere mensen te communiceren, een eigen identiteit opbouwen. Ook kennis maken met andere religies is een aspect wat in mijn onderwijs terug te vinden is. Ik laat kinderen vooral kennis maken met de manier waarop Christenen vorm geven aan hun leven en dat daarvoor vele manieren zijn. Ook het Jodendom komt bij mij regelmatig aan bod. Met godsdiensten die echt verschillen van het christendom ben ik wat voorzichtiger. Als kinderen daar vragen over stellen, zal ik die zeker beantwoorden en ik zal ook wel eens iets over een ander geloof vertellen, maar ik ga hier verder niet te diep op in. Dit doe ik niet omdat ik vanuit ga dat ouders, voordat ze hun kind naar een christelijke school sturen, over de christelijke identiteit van de school hebben nagedacht. Binnen mijn ontwerp ga ik niet verder in op andere religies. Dit heb ik vooral niet gedaan, om de volgende reden. Het boek Openbaring is voor de meeste kinderen al geheel nieuw. Voeg je dan ook nog ‘nieuwe’ en onbekende religies toe aan de lessen, dan wordt het wel heel veel nieuwe informatie voor de leerlingen. Ook is het boek Openbaring een verhaal dat uit het christendom afkomstig is. Dit alles maakt dat ik mij ook het meeste ‘ thuis voel’ bij het interreligieuze model. Dit model maakt deel uit van de manieren waarop lesgegeven kan worden in een multilevensbeschouwelijke samenleving. Naast het interreligieuze model zijn er het monoreligieuze- en het multireligieus model. Hieronder volgt een korte omschrijving van de modellen. • Het monoreligieuze model gaat er vanuit dat de christelijke waarheid de enige is. Er kan geen sprake zijn van een dialoog met andere religies. Vooral exclusivistische benadering gaat er vanuit dat alleen het christendom de waarheid heeft.
•
De inclusivistische benadering gaat er vanuit dat meer godsdiensten een kern van waarheid kunnen hebben, maar dat het gewoon een religie is waarvan de mensen ‘niet beter weten’. • Het multireligieuze model gaat er vanuit dat in elke godsdienst of levensbeschouwing wel een waarheid heeft. ‘Religieus toerisme’ is een term die hierbij past. Andere religies worden verkend, maar er wordt niet overgegaan tot communicatie. Dit is ook de reden waarom het geen bijdrage levert aan de identiteitsontwikkeling van het kind. • Het interreligieuze model gaat er vanuit dat een dialoog met andere godsdiensten de kans is om beter zicht te krijgen op de eigen levensbeschouwing In dit model staat communicatie centraal. Alhoewel er in gesprek wordt gegaan met mensen die een andere religie hebben, wordt de eigen religie wel als waar beschouwd en verdedigd. Ik voel mij het meeste thuis bij het interreligieuze model omdat ik vind dat de eigen religie (het christendom) heel belangrijk is. Wel vind ik dat leerlingen ook moeten leren over andere levensbeschouwingen. Maar dan niet op zo’n intensieve manier als waarop ze over het christendom hebben geleerd. Kinderen op deze manier hun geloof verdiepen of ermee kennis maken. Binnen mijn ontwerp heb ik aandacht besteed aan het verhelderen van symbolen, het overbrengen van godsdienst doormiddel van verhalen. Hierbij heb ik rekening gehouden met de godsdienstige ontwikkeling en gebruik gemaakt van principes uit de godsdienstpedagogiek. De manier waarop ik dat vorm heb gegeven sluit aan bij het overdrachts- en communicatiemodel en het interreligieuze model.
Les 1 Bij deze les hoort het volgende gedeelte van het verhaal: Johannes zit gevangen op het eiland Patmos. Hij heeft de mensen verteld over God en Jezus en dat mag niet van de keizer. De keizer vindt dat de mensen alleen hém mogen aanbidden, en niet God of Jezus. Daarom zit Johannes daar nu, op dat eiland. Maar op een dag hoort Johannes plotseling een luide stem. Hij schrikt ervan en buigt zich diep. ‘Johannes, ik zal je dingen laten zien, die je op moet schrijven in een boek.’ Dan is de stem weg. Johannes staat voorzichtig op en draait zich om. En wat hij dan ziet… het zijn zeven kandelaren. Tussen die kandelaren staat iemand. Maar het is niet zomaar iemand, dat ziet Johannes wel. Zijn haren en zijn hoofd zijn zo wit als sneeuw en hij draagt een mantel die tot aan zijn voeten komt. Om die mantel heen draagt hij een schitterende gouden riem. Johannes kan bijna niet naar hem blijven kijken, zo fel is het licht dat van hem afkomt. In zijn rechterhand heeft de man zeven sterren. Johannes weet wat de zeven sterren betekenen. Die zeven sterren zijn de zeven gemeenten die bij God horen. Als jij in God gelooft, dan hoor je ook bij een van deze gemeenten. De man heeft de zeven kandelaren in zijn rechterhand, en ook dat betekent iets. Het betekent dat deze gemeenten veilig zijn. Ook jij bent veilig als je in God gelooft. Hij zal op je passen, wat er ook zal gebeuren. Uit de mond van de man komt een zwaard. Het zwaard is vlijmscherp, aan beide kanten. Johannes schrikt van wat hij ziet. Maar de man legt zijn rechterhand op Johannes en zegt: ‘Je hoeft niet bang te zijn. Ik ben dood geweest en opgestaan. Ik wil dat je opschrijft wat Ik je allemaal zal laten zien, Johannes…’ Lesopbouw Inleiding: De leerkracht vraagt aan de leerlingen: ‘Wie heeft wel eens ergens opgesloten gezeten?’ ‘Hoe kwam het dat je daar opgesloten zat?’ ‘Hoe voelde het dat je opgesloten zat?’ Het verhaal dat de leerlingen nu gaan horen gaat ook over een man die gevangen zit. En het is niet zomaar een man. God heeft juist hém uitgekozen voor een heel bijzondere taak. Johannes zal te zien krijgen hoe het afloopt met de wereld en hoe er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zullen komen. De leerkracht leest het verhaal voor of vertelt het. Kern: Johannes zag van alles gebeuren. Hij kon zijn ogen bijna niet geloven, het leek wel een droom. Heb jij wel eens iets gedroomd, wat je bijna niet kon geloven? Maak hier eens een tekening van. Alles kan, want het was tenslotte een droom. En dan te begrijpen dat wat Johannes zag geen droom was, maar dat God het hem allemaal écht liet zien. Afsluiting: Een aantal leerlingen kunnen hun ‘droom’ laten zien en vertellen er iets over. Nodig: Kleurpotloden, grijze potloden, A4 papier.
Les 3 Bij deze les hoort het volgende gedeelte van het verhaal: In de rechterhand van God is een boekrol. Deze boekrol is aan de binnen en buitenkant beschreven. De boekrol is dichtgemaakt met zeven zegels. Dat er niet één, maar zeven zegels op de boekrol zitten betekent dat wat er in de boekrol staat heel erg geheim is. Een engel vraagt heel luid: ‘Wie kan deze boekrol openen?’ Johannes verwacht dat er wel iemand antwoord zal geven, maar het blijft stil. Op heel de aarde, in de hemel en onder de aarde (waar de boze geesten wonen) is er niemand die het kan. Johannes voelt verdriet in zich opkomen. Is er echt niemand die het kan? Tranen stromen over zijn wangen. Dan zegt één van de vierentwintig mannen: ‘ Niet huilen Johannes. Door je tranen zie je niet dat er wel iemand is die het kan. Iemand uit de familie van David kan het, Hij kan de zegels openen.’ Johannes veegt zijn tranen af en ziet een lammetje staan. Maar het Lam is niet spierwit. Hij heeft bloedvlekken op zijn vacht. Hij is geslacht, maar weer levend geworden. Het Lam heeft zeven horens en zeven ogen, dit betekent dat het Lam heel erg sterk is. Het Lam loopt naar voren en neemt de boekrol uit de hand van Hem, die op de troon zit. De vierentwintig oudsten en de vier dieren buigen voor het Lam. De vierentwintig oudsten hebben allemaal een citer, en schalen waar een heerlijke geur vanaf komt. In deze heerlijke geur zijn gebeden opgenomen. En zij zingen dat alleen het Lam het verdiend om de boekrol te openen. Omdat Hij geslacht en opgestaan is. Met zijn bloed heeft hij ervoor gezorgd dat de zonden van mensen vergeven zijn. En om de troon heen staan duizenden engelen. Ook zij zingen voor de Heer en danken Hem. Lesopbouw Inleiding: De boekrol die God in zijn hand heeft is verzegeld met zeven zegels. Dit betekent dat de inhoud ervan heel erg geheim is. De leerkracht vraagt aan de leerlingen: ‘Heb jij eigenlijk ook een geheim?’ Kern: Vrijwel iedereen heeft wel iets waarvan hij of zij liever niet heeft dat een ander dat te weten komt. Je krijgt zo een tekening van een boekrol. Je maakt je eigen geheimtaal. Met deze geheimtaal kun je een geheim opschrijven in de boekrol, maar je mag ook voor iets anders kiezen. Er is in ieder geval niemand die erachter kan komen wat er staat, als hij of zij de sleutel om het te ontcijferen niet heeft. Afsluiting: Ook de leerkracht heeft een kleine boodschap in geheimtaal opgeschreven, op het bord. De leerlingen moeten nu proberen dat te ontcijferen. Nodig: Pen, papier. De leerkracht kan eventueel de boodschap gebruiken die hieronder staat: a b c d e f g h i j k l M n o p q r s t u v w x y z z y x w v u t s r q p o n m l k j i h g f e d c b a .......................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................
Les 5 Bij deze les hoort het volgende gedeelte van het verhaal: Daarna ziet Johannes in de vier windhoeken van de aarde vier engelen staan. Deze engelen houden een storm tegen. Een andere engel komt tevoorschijn en zegt tot de vier engelen: ‘Wacht met het loslaten van de storm, tot ik de knechten van de Heer een zegel op hun voorhoofd heb gegeven.’ Johannes hoort dat het er honderd vierenveertig duizend zullen zijn die een zegel krijgen. Zij komen uit verschillende stammen. Zij hebben het zegel van God, en Hijzelf zal ervoor zorgen dat hen niets overkomt. Daarna ziet Johannes heel veel mensen staan voor de troon van God. Het zijn er zelfs zoveel dat niemand ze kan tellen. Deze mensen hebben veel goede en slechte dingen meegemaakt. En ze willen heel graag dat God hun zonden vergeeft. Het zijn gewone mensen, die God lief hebben gehad en ook al tijdens hun leven om vergeving van hun zonden hebben gevraagd. Ze hebben een witte mantel aan en palmtakken in hun hand. En zij roepen luid dat ze door God en het Lam gered zijn. En al de engelen en de vierentwintig mannen vallen voor God neer en aanbidden Hem. Een van de oudsten vraagt aan Johannes wie al die mensen toch zijn. En Johannes zegt: ‘U weet het mijnheer.’ En de man antwoordt: ‘Zij hebben zwaar geleden. Ze hebben hun kleren gewassen in het bloed van het Lam. Dat betekent dat hun zonden zijn vergeven. Zij dienen Hem. En de Heer zal bij hun komen wonen en ze zullen geen honger of dorst meer hebben. God zal voor hun zorgen, en als ze huilen zal Hij hun tranen afvegen.’ Lesopbouw Inleiding: Er zijn ook kunstenaars die afbeeldingen maken bij dit bijbelboek. Dat is heel moeilijk. Johannes vertelt wel wat hij ziet, maar wat hij ziet is erg ongewoon. Zelfs zo ongewoon dat een kunstenaar nog nooit zoiets heeft gezien en het zich soms ook niet eens voor kan stellen hoe het eruit heeft gezien. Anneke de Kaai heeft ook schilderijen gemaakt over dit bijbelboek. Kijk maar eens naar een afbeelding die zij heeft gemaakt. De leerkracht laat een afbeelding zien. Kern: Ook de leerlingen gaan een afbeelding maken. Er liggen verschillende kleuren transparant papier klaar. De leerlingen tekenen een voorstelling, die over het verhaal gaat, op een zwart papier. Dit doen ze met wit potlood. Met een hobby- of stanleymes kunnen de leerlingen de details uitsnijden. Vervolgens kunnen ze gekleurd, transparant papier achter de uitgesneden gedeelten plakken. Zo wordt een glas in lood effect bereikt. Afsluiting: De resultaten worden opgehangen. Nodig: Transparant papier in verschillende kleuren, zwart A4 papier, hobbymessen/stanleymessen, witte potloden, hobbylijm.
Les 7 Bij deze les hoort het volgende gedeelte van het verhaal: Nadat de eerste engel op de bazuin heeft geblazen blaast ook de tweede op de bazuin. Een grote berg, die in brand staat, wordt in de zee gesmeten. Een derde van de zee wordt bloedrood. Een derde van alle dieren, die in de zee leven, gaat dood. En ook een derde van alle schepen, die op zee zijn, vergaat. Een derde engel blaast op de bazuin en uit de hemel valt een grote ster. Deze ster wordt ook wel Alsem genoemd. Deze steen valt op een derde van de rivieren en maakt het water bitter, zodat het niet meer te drinken is. De mensen die het wel drinken zullen er door sterven. Omdat mensen water nodig hebben om te overleven zullen ze er tóch van drinken. Daardoor zal een derde van alle mensen sterven. Een vierde engel blaast op de bazuin. Hierdoor zal het licht van de zon, maan en sterren verminderen. Een adelaar vliegt over de aarde en roept ‘Wee, wee, wee de aardbewoners. Ze zullen getroffen worden door rampen.’ De vijfde engel blaast op de bazuin. Er is al eerder een ster uit de hemel gevallen, die de hel afsluit. Deze steen wordt nu weggeschoven en sprinkhanen komen eronder vandaan.Die sprinkhanen zullen eruit zien als paarden. Op hun koppen hebben ze een gouden krans en hun gezicht is als dat van een mens. Hun tanden zijn zo scherp als die van een leeuw en hun haar lijkt op dat van een vrouw. Ze hebben ook gifstekels. Het geluid van hun vleugels hoort op dat van een leger met strijdwagens en paarden. Groen mogen ze niet opeten, ze mogen alleen de mensen lastig vallen, die niet bij God horen. De sprinkhanen mogen de mensen alleen maar pijn doen en niet doodmaken. Die dagen zullen mensen dood willen, omdat ze zoveel pijn hebben. En als de zesde engel op de bazuin blaast klinkt er een stem uit het altaar. ‘Maak de vier engelen los, die gebonden zijn bij de rivier de Eufraat.’ Door vuur, rook en zwavel wordt weer een derde van de mensen gedood. Maar de mensen die overblijven bekeren zich niet. Ze blijven verkeerde dingen doen en afgoden aanbidden. Lesopbouw Inleiding: In het verhaal dat de leerlingen net hebben gehoord komen dieren voor die niemand ooit eerder heeft gezien. De leerkracht vraagt aan de leerlingen welke kenmerken het dier heeft. Deze kenmerken worden op het bord geschreven, als houvast voor de leerlingen. Alhoewel het dier beschreven wordt in het verhaal, blijft er nog veel ruimte voor de fantasie over. Kern: De leerlingen gaan het dier dat onder de rots vandaan kwam, maken van klei. Ze gebruiken hiervoor de kenmerken, zoals ze op het bord staan. Eigenschappen waarover niets gezegd wordt, mogen door de leerling zelf ingevuld worden. Afsluiting: We bekijken gezamenlijk een aantal werkstukken. Nodig: Klei, onderleggers (voor op de tafels), gereedschappen om klei te bewerken.
Les 9 Bij deze les hoort het volgende gedeelte van het verhaal: Johannes krijgt een rietstengel, die op een stok lijkt. ‘Sta op Johannes, je moet de tempel van God opmeten. Maar de voorhof moet je niet mee meten. Daar kunnen de heidenen komen en dus is de voorhof niet heilig. De heidenen zullen ook in Jeruzalem komen, tweeënveertig maanden lang. Ze zullen de christenen lastig vallen en proberen te doden. Maar er zullen twee getuigen komen die de christenen zullen helpen. Die twee getuigen zijn Elia en Mozes. En als iemand hen kwaad wil doen, dan zullen ze vuur spuwen. Door dat vuur zullen de vijanden verbranden. En wie de mannen wil doden, zal zelf gedood worden. Deze getuigen zullen heel machtig zijn. Als ze willen kunnen ze het drieëneenhalf jaar lang niet laten regenen, water in bloed laten veranderen of vreselijke rampen op aarde laten gebeuren. Wanneer ze genoeg over God en Jezus hebben verteld zal er een beest komen. Het beest zal met de getuigen strijden en hen dood maken. Hun lichamen laat hij op straat liggen. Dat is de grofste belediging die je een mens aan kunt doen. De dood van deze twee mannen wordt gevierd door de mensen in de stad. Ze zijn blij dat ze van hen af zijn. Als er al iemand probeert hen te begraven, dan wordt hij tegengehouden door de menigte. Maar dan zal er iets gebeuren wat niemand had verwacht. God maakt Elia en Mozes weer levend. En de mensen die het zien worden verschrikkelijk bang. Er zal een luide stem uit de hemel klinken. Het is de stem van God. Elia en Mozes stijgen op naar de hemel, in een wolk. En al hun vijanden zien het gebeuren. Op dat moment begint de aarde te trillen. De stad stort in en zevenduizend mensen worden verpletterd onder de huizen. De mensen die blijven leven worden verschrikkelijk bang. Ze zullen God eren. Ze zullen vertellen wat ze allemaal fout hebben gedaan, maar spijt hebben ze er niet van. Lesopbouw: Inleiding: Johannes moet de tempel opmeten. De leerkracht vraagt of de leerlingen weten hoe de tempel eruit heeft gezien? Kern: De leerlingen krijgen een bouwplaat van de tempel. Deze bouwplaat moeten ze door passen en meten in elkaar zetten. Zo krijgen ze een goed beeld van hoe de tempel eruit heeft gezien. Afsluiting: De leerkracht bekijkt, samen met de leerlingen, de tempel. Samen bespreken ze waar de verschillende vertrekken, in de tempel, voor waren. Nodig: Bouwplaat, scharen, lijm.
Les 11 Bij deze les hoort het volgende gedeelte van het verhaal: Als de draak van de smak op aarde bekomen is, wordt hij verschrikkelijk kwaad. Hij gaat de vrouw, die het kind Jezus op de wereld zette, achtervolgen. Maar God geeft de vrouw vleugels, zodat zij naar de woestijn kan vliegen. In de woestijn wordt drieëneenhalf jaar op de vrouw gepast. De draak spuit water achter de vrouw aan, zodat ze zal verdrinken. Maar ook dat mislukt, want het water verdwijnt in de grond. De draak is zo verschrikkelijk kwaad, dat het hem allemaal niet lukt. Hij besluit om andere christenen te achtervolgen. Hij gaat naar het strand en blijft daar staan. Uit die zee komt een nieuw beest omhoog. Het is een beest met zeven koppen en tien horens. Op zijn horens heeft hij kronen en op zijn kop staan namen en woorden die God beledigen. Hij lijkt op een luipaard, heeft poten van een beer en een bek als een leeuw. De draak geeft dit beest grote macht. Het beest heeft een grote wond op zijn hoofd, waardoor hij zou kunnen sterven. Maar de wond geneest en iedereen op aarde verbaast zich daarover. De mensen aanbidden de draak omdat hij het beest machtig heeft gemaakt. En de mensen zeggen: ‘Wie kan van het beest winnen?’ Het beest zegt dat hij machtig is. Maar hij zegt nog meer, hij zegt lelijke dingen over God en de engelen. En de mensen vinden het prachtig dat het beest zo machtig is. Ze knielen voor hem. Maar niet allemaal, de mensen die God kennen buigen niet. Een derde beest komt uit een grot. Het heeft twee horens en het spreekt als de draak. Het beest dat uit de zee kwam geeft dit beest zijn macht. Het beest dat uit de rotsen komt zal ervoor moeten zorgen dat alle mensen het beest uit de zee aanbidden. Het beest doet grote wonderen en zegt dat de aardbewoners een beeld moeten maken voor het beest. Het beest zorgt ervoor dat het beeld kan praten. En iedereen die het beeld niet aanbidt zal gedood worden. Iedereen die het beeld aanbidt krijgt een merkteken op zijn voorhoofd, of op zijn rechterhand. Iemand die dit merkteken niet heeft zal niet meer kunnen kopen of verkopen. Als je het merkteken niet neemt, zul je verhongeren. Maar als je het wél neemt zul je de hemel nooit binnengaan. Je hoort dan voor eeuwig bij het beest. En het getal van het beest is 666. Lesopbouw Inleiding: Er gebeurt nogal wat in dit gedeelte van Openbaring. De leerlingen gaan zich nu voorstellen dat ze journalist zijn en net dit alles hebben zien gebeuren. Kern: De leerlingen gaan een krantenartikel schrijven, voor een krant. Hierin beschrijven ze wat er gebeurt. Afsluiting: Een aantal leerlingen mogen hun artikel voorlezen. Nodig: Gelinieerd papier, pennen
Les 13 Bij deze les hoort het volgende gedeelte van het verhaal: Dan ziet Johannes zeven engelen uit het heiligdom in de hemel komen. De engelen hebben witte kleding aan en een gouden gordel om hun borst. Een van de vier dieren geeft de engelen elk een schaal. In elke schaal zit een ramp. En niemand zal de tempel weer binnen kunnen gaan, totdat de rampen uitgevoerd zijn. Johannes ziet ook een zee van glas. Voor de zee van glas staat een grote menigte mensen. Ze spelen op citers en zingen het lied van God. Dan klinkt er een luide stem uit het heiligdom. ‘Giet de schalen met de rampen uit, over de aarde.’ De eerste engel gaat weg en giet zijn schaal leeg. Alle mensen die het merkteken van het beest hebben krijgen een kwaadaardig gezwel. De tweede engel gaat weg en giet zijn schaal leeg. En de zee verandert in bloed en alles wat in de zee is sterft. Ook de derde engel giet zijn schaal leeg. Alle rivieren en al het andere water dat mensen en dieren kunnen drinken verandert in bloed. Maar deze engel zegt ook nog: ‘Rechtvaardig is Hij die is en was. De mensen die nog op aarde zijn hebben dit verdiend. Ze hebben uw volk kwaad gedaan. Daarom verdienen ze straf.’ Lesopbouw Inleiding: In het verhaal dat de leerlingen net hebben gehoord komen veel verschillende personage’s voor. Het zou zo een script kunnen zijn voor een toneelstuk. De leerlingen gaan nu dan ook dit verhaal uitspelen door middel van bibliodrama. Kern: Eerst worden de rollen verdeeld. Elke leerling krijgt een rol en de leerkracht leest dan nog eens het verhaal voor. Elke leerling let daarbij goed op zijn eigen rol. Ze mogen eventueel aantekeningen maken. Dit zijn de rollen die verdeeld kunnen worden: o 7 engelen o Johannes o Één dier o Een mens (die een gezwel krijgt) o Een zeedier o Een mens die ziet dat het water in bloed verandert. o Een grote menigte. Door deze rollen te verdelen kan de hele klas meedoen. Één voor één komen de kinderen aan bod. Behalve de menigte. Die komt in één keer aan bod. Afsluiting: De leerkracht kan met de kinderen de volgende punten bespreken: - Wat viel je wel op tijdens het spelen en niet tijdens het vertellen of voorlezen? Nodig: Gelineerd papier, pennen
Les 15 Bij deze les hoort het volgende gedeelte van het verhaal: Één van de zeven engelen neemt Johannes mee naar een woestijn. Aan waterstromen ziet Johannes een hoer op een rood beest zitten. Het beest heeft zeven koppen met tien horens. Het beest laat allemaal godslasterlijke namen zien. De vrouw heeft scharlakenrode en purperen kleding aan. Scharlakenrood is de kleur van het aanbidden en dienen van afgoden. Purper is de kleur van koningen. De vrouw heeft allemaal sieraden om: goud, parels en edelstenen. In haar hand heeft ze een beker gevuld met zonden. De vrouw is dronken van het bloed, van de mensen die voor God gestorven zijn. Johannes weet niet wat dit betekent, wat de engel hem laat zien. Maar de engel legt het hem uit. De vrouw is de stad Babel. In deze stad gebeuren veel verkeerde dingen. De mensen buigen er voor afgoden en ze doen heel veel zondige dingen. De zeven horens zijn zeven bergen, waarop de stad gebouwd is. Ook zijn het zeven koningen. Er zijn nu vijf geweest, de zesde is er en de zevende moet nog komen. De tien horens zijn tien koningen. Deze koningen zullen nog komen. Op een dag zullen ze het beest helpen, bij zijn strijd. Het beest en de koningen zullen oorlog voeren tegen het Lam. Maar omdat God de Allerhoogste is, zal het Lam overwinnen. De waterstromen die je gezien hebt zijn volken. En omdat het beest en de koningen de oorlog verliezen zullen ze de stad Babel haten en vernietigen. Ze zullen de stad met vuur verbranden. En God laat dit allemaal gebeuren. Lesopbouw Inleiding: De engel laat Johannes een rijk versierde vrouw zien. Deze vrouw staat symbool voor een stad. Vul nu de volgende oefening eens in. Weet jij wat de engel bedoeld met… Kern: De leerlingen krijgen een invuloefening waarin ze de symboliek van dit verhaal goed duidelijk wordt. Afsluiting: De leerkracht bespreekt, samen met de leerlingen, de oefening. Nodig: De invuloefening, pennen.
Les 17 Bij deze les hoort het volgende gedeelte van het verhaal: Niet alleen Christus, maar ook het beest is klaar om oorlog te voeren. Maar het beest verliest en wordt gevangen genomen, evenals het tweede beest. De twee beesten worden in het vuur gesmeten. De anderen worden gedood met het zwaard, en de vogels eten hun vlees. Een engel komt uit de hemel naar beneden en heeft de sleutels van de onderwereld in zijn hand. Hij grijpt de duivel en gooit hem in de onderwereld. Die wordt afgesloten en de draak zal er voor duizend jaren niet uit kunnen. Tijdens deze duizend jaren regeert God, samen met de mensen die voor Hem gestorven zijn. De andere mensen die dood zijn gegaan, zullen dit duizend jaar later ook mogen. Wanneer de duizend jaren voorbij zijn, zal de satan uit zijn gevangenis vrijgelaten worden. Satan zal het nog een keer proberen. Hij haalt alle mensen bij elkaar en omsingelt, met die mensen, Jeruzalem. Maar er komt vuur uit de hemel, waardoor ze verbranden. Ook de duivel wordt in het vuur geworpen. Johannes ziet een grote witte troon. Voor die troon staan de doden. De boeken worden geopend. In die boeken staat wat de mensen allemaal gedaan hebben in hun leven. Ook kijkt God of de mensen in het levensboek staan. Daarin staan alle mensen die van God houden en gedoopt zijn. Lesopbouw Inleiding: In dit gedeelte van het verhaal wordt gesproken over het levensboek. Wat denken de leerlingen wat er in dat levensboek staat? Kern: De leerlingen gaan een collage maken over het leven van iemand. Als ze het aandurven mag het ook een collage over hun eigen leven worden. Mensen doen zowel goede als slechte dingen. Het is de bedoeling dat de leerlingen een collage maken waarin zowel goede als slechte dingen te zien zijn. De leerlingen mogen eventueel tekenen bij de afbeeldingen. Afsluiting: We bekijken een aantal collages en kijken wat goede en wat slechte dingen zijn. Nodig: Oude tijdschriften, scharen, hobbylijm, tekenmaterialen, wit A4 papier.
Les 19 Bij deze les hoort het volgende gedeelte van het verhaal: Dan ziet Johannes een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. De aarde en de hemel zoals wij die kennen, bestaan dan niet meer. Ook zal er geen zee meer zijn. En er komt een nieuw Jeruzalem. Deze stad zal zo mooi zijn als een bruid. Dan klinkt er een stem uit de hemel die zegt: ‘God zal bij de mensen gaan wonen. Hij zal elke traan, van iemand die huilt, afvegen. Dood, rouw en verdriet zullen er niet meer zijn.’ En Hij, die op de troon zit, zegt: ‘Schrijf op wat je hebt gezien, Johannes. Wat je hebt gezien zal werkelijkheid worden. Ik ben het begin en het einde. Ik zal iedereen die dorst heeft water geven. Wie in mij blijft geloven en alleen mij aanbidt, zal Mijn zoon worden. En Ik zal zijn vader zijn’. Een van de zeven engelen zegt tegen Johannes: ‘Kom, ik zal je het nieuwe Jeruzalem laten zien.’ En de engel brengt Johannes op een hele hoge berg. Vanaf die berg ziet Johannes een stad naar beneden komen, uit de hemel. Om de stad heen is een hoge muur, met twaalf poorten. Op elke poort staat een engel. Op de poorten staan de namen van de twaalf stammen. Op de fundering van de stad staan de namen van de twaalf discipelen. En de stad heeft de vierkante vorm, dat betekent dat deze stad volmaakt is. Niets is fout aan deze stad. De muur is van diamant en de stad zelf van goud. En de fundering van de stad is met edelstenen versierd. Een tempel zal er in deze stad niet meer zijn. Maar die is ook niet nodig, God woont immers tussen de mensen. De zon of de maan zijn niet meer nodig, want God zal zelf de stad verlichten. En de poorten zullen nooit gesloten worden. Want alleen ’s nachts moeten de poorten dicht en het zal nooit meer nacht zijn. Maar alleen zij, die in het levensboek staan zullen de stad in kunnen. Ook is er een bron in Jeruzalem. Deze bron zal komen uit de troon van God. Aan beide kanten van de hoofdstraat zullen levensbomen staan. Deze bomen zullen elke maand vruchten dragen. En als de mensen ziek worden zullen de bladeren van de bomen hen genezen. Iedereen zal God dienen en de naam van God zal op hun voorhoofd staan. Lesopbouw Inleiding: In het verhaal wordt gesproken over een nieuwe aarde. Er worden een paar dingen genoemd die er zullen zijn en hoe die er dan uit zullen zien. Maar de leerlingen hebben ook vast een beeld in hun hoofd, van hoe het op de nieuwe aarde zal zijn. Kern: De leerlingen gaan een tekening maken van de nieuwe aarde. Het moet vooral een plekje zijn waar ze zich fijn en veilig voelen. Afsluiting: Elke leerling mag één ding opnoemen wat volgens hem of haar op de nieuwe aarde zal zijn. Nodig: Tekenpapier (minimaal 200 gr.), aquarelverf, penselen, water, eventueel kranten om op de tafel te leggen.
Literatuurlijst • • • • • • • •
Hartingsveld, v. L. (1991) Openbaring, een praktische bijbelverklaring, Kampen: Uitgeverij Kok Kroon, K.H. (1999) Openbaring, verklaring van een bijbelgedeelte, Kampen: Uitgeverij Kok Bakker, N. (1994) Verbroken zegels, woorden uit de Openbaring van Johannes, Kampen: Uitgeverij Kok Kaai, A. (1997) Openbaring in beeld, Zoetermeer: Boekencentrum Ploeger, A. (1993) Inleiding in de godsdienstpedagogiek, Kampen: Uitgeverij Kok Langeveld, M.J. (1956) Kind en religie, Utrecht: Erven J. Bijleveld Vloet, v.d. J. (2002) Religieuze ontwikkeling- fases van religieuze ontwikkeling, Kampen: Uitgeverij Kok Vloet, v.d. J. (2002) De doelgroepen van de godsdienstpedagogiek: Schoolkinderen, Kampen: Uitgeverij Kok
Praktijkervaringen Een aantal lessen van deze lessenserie heb ik gegeven in groep 6. Ik heb bewust een aantal lessen gegeven, omdat de leerlingen in deze groep daar eigenlijk nog iets te jong voor zijn. Ik heb de leerlingen de eerste les verteld over een bijbelboek waar ze waarschijnlijk nog niet vaak een verhaal uit hebben gehoord. Ook ben ik kort ingegaan op de schrijver van dit boek, Johannes. De leerlingen waren meteen reuze nieuwsgierig naar wat er in dat bijbelboek zou staan. Toen ik vertelde dat het einde van deze wereld en het begin van de nieuwe wereld erin staan, kregen we een klassengesprek over de nieuwe aarde. Toen er gevraagd werd wat er dan allemaal op deze nieuwe aarde zal zijn, kwamen er een aantal reacties, waaronder de volgende; - Altijd mooi weer - Allemaal computers - Vrede - Dieren Het bleek wel dat de leerlingen allemaal een heel verschillend beeld hebben van deze nieuwe aarde. Aan het einde van de eerste les had ik de leerlingen belooft dat we het er nog een keer over zouden gaan hebben. En wat schetste mijn verbazing een week later: de leerlingen wilden het vertellen wel overslaan. ‘Wil juf nog eens vertellen van die man op dat eiland. Over dat bijbelboek….eh….Openbaring.’ De hele klas stemde hiermee in en ook deze les hadden we weer een geweldig gesprek, na aanleiding van een afbeelding. Omdat de leerlingen begonnen over de eindtijd en een film die ze daar ooit over hadden gezien, had ik die ook meegenomen. Ik had de film ‘Left behind’ meegenomen en hier hebben de leerlingen een stukje van gezien. Ik heb een aantal lessen gegeven en de reacties waren erg positief. Wel ben ik erachter gekomen dat het erg leuk is om ook nog wat andere materialen mee te nemen, zoals afbeeldingen van het landschap op Patmos, een afbeelding van een boekrol, een video, enz. Ik heb dus naast de beschreven materialen, ook nog een aantal andere materialen gebruikt. De les met de boekrol vonden de leerlingen ook geweldig. Hieronder ziet u een aantal resultaten. Conclusie De leerlingen vinden het erg leuk om eens met een onbekend bijbelgedeelte aan de slag te gaan. Ook voor groep zes was het wel geschikt, alleen moesten sommige dingen iets eenvoudiger worden uitgelegd. Het is wel leuk om extra materialen, zoals afbeeldingen mee te nemen. Verder heb ik heel erg ingespeeld op de reacties van de kinderen. Hierdoor waren de leerlingen betrokken. Ook het feit dat er andere werkvormen werden aangeboden als bij de methode die ze gewend zijn, maakte het leuk voor de leerlingen. En het oordeel van de leerlingen: Ze wilden andere leuke dingen er voor laten staan, en dat zegt volgens mij genoeg!