En het geschiede... ! • door Peter van Beugen
26 | focus
M
DE
T E S TA
UW
E
O
U
NI
Bijbel, met name het Oude Testament, en daar willen we in Focus niet
ENT
Er is in onze tijd groeiende aandacht voor het literaire aspect van de
ET
aan voorbijgaan. In een vorig artikel (Focus nr.2, augustus 2009) hebben we aandacht besteed aan de dichtkunst van het Oude Testament. Dit keer gaan we op ontdekkingstocht in de historische boeken (in de PA
gingen de schrijvers te werk en kunnen we iets leren uit de manier
A
L
Joodse Bijbel: Genesis t/m Koningen) en stellen ons de vraag: Hoe
S TO R A
waaróp de tekst werden opgeschreven? Direct daarmee samen hangt de vraag naar de verhouding tussen de tekst en de geschiedenis. Beoogt de tekst een getrouwe weergave te geven van de geschiedenis? Spelen andere aspecten mee in de compositie van de tekst? En wat is het belang van deze vragen?
Een archaïsch logboek? De historische boeken werden opgeschreven in een vorm van proza die meestal wordt aangeduid als ‘narratief’ (Lat. narrare = verhalen, vertellen). Afgezien van enkele andere genres die we tegenkomen, zoals poëtische gedeelten, gebeden en registers vormt dit narratief het grote geheel. Vormen deze historische boeken nu met elkaar een journalistiek logboek waarin de achtereenvolgende schrijvers gewoon doorgingen met het aanvullen van de annalen? Of valt er bij nader inzien meer te ontdekken aan compositie, structuur en stijl? En hoe verhoudt deze vertelkunst van het oude Israël zich tot de literatuur van de omliggende volken? We willen eerst aan de hand van enkele voorbeelden de kenmerken van het Bijbels narratief bespreken en laten zien hoe de structuur op kleine schaal en op grote schaal een rol speelt bij de eigenlijke boodschap van de tekst. Hopelijk bieden de enkele voorbeelden u een voldoende stimulans om hier verder zelf mee aan de slag te gaan.
Kenmerken Het eerste kenmerk van het Bijbels narratief is de tijdvorm, namelijk een historisch praesens (in Hebreeuwse vakterm het waw-consecutief). De oosterse, beeldende verteltrant met een aaneenrijging van de woorden ‘en zie… en het gebeurde … en hij zei…. en
voorts gingen ze….’ maakt de geschiedenis levendig en aanschouwelijk. Weinig literatuur van 2000 - 3000 jaar oud leent zich zo goed voor een zondagsschoolverhaal als de Bijbel! En let er bij het lezen eens op hoe de clou van het verhaal soms pas aan het einde wordt verklapt. Zo wordt ons pas in de laatste verzen van bijvoorbeeld de boekjes Ruth en Jona duidelijk wat de eigenlijke boodschap is. En even vaak vormt het slot van het ene hoofdstuk de aanleiding of inleiding tot het volgende, zie bijvoorbeeld 1 Sam.15 en 16. Een tweede kenmerk van het narratief is de herhaling. Moet dat nou echt, denken we soms? Wéér die hele opsomming van namen, offerdieren of die letterlijke aanhaling van wat de vorige spreker ook al zei? Ons taalgevoel is daarin verschillend van de Semitisch sprekende volken. Herhaling werd niet als saai of overbodig ervaren, maar werd gebruikt om het belang en de waarde van het vertelde te onderstrepen of om de structuur in een verhaal aan te brengen. Net als in de Bijbelse poëzie wordt soms een kruisstructuur (chiasme) in de tekst verwerkt om een hoogtepunt of accent aan te brengen, of juist subtiele verschillen te benadrukken. Naast andere stijlmiddelen als beeldspraak, trefwoorden, retoriek, verteltijd en vertelde tijd, vinden we in de Hebreeuwse tekst toepassing van woordspelingen en klankspelingen, die in de vertaling echter veelal verloren gaan. Het zijn middelen in de hand van de schrijver om de lezer mee te nemen in zijn gedachten. Maar laten we snel een voorbeeld bij de hand nemen om het bovenstaande toe te lichten. We kijken eerst naar een gebeurtenis direct na de zondvloed, die zijn stempel
>>
En het geschiede... !|
27
ACT
Babel: God regeert 1) De gehele aarde was nu één van taal en één van spraak 2) Toen zij oostwaarts trokken vonden zij daar een vlakte in het land Sinear en zij vestigden zich daar 3) En zij zeiden tot elkaar: komt laten wij tichels bouwen en die goed bakken en de tichels dienden hun tot steen en de pek diende hun tot leem 4) En zij zeiden: komt laten wij ons een stad bouwen en een toren met haar top tot de hemel en laten wij ons een naam maken, opdat wij niet over de aarde worden verstrooid: 5) Toen daalde Yhwh neer om de stad te zien en de toren die de mensen bouwden 6) En Yhwh zei: zie het is één volk en zijn hebben allen één taal en dit zal het begin zijn van hun doen: en nu zal niets van wat zij denken te doen voor hen onuitvoerbaar zijn 7) Kom laten ons neerdalen en daar hun taal verwarren, zodat zij elkaars taal niet verstaan 8) En Yhwh verstrooide hen van daar over heel de aarde en zij staakten de bouw van de stad 9) Daarom noemt men haar Babel want daar verwarde Yhwh de taal van heel de aarde: en Yhwh verstrooide hen over heel de aarde
drukt op de geschiedenis van de mensheid, namelijk de torenbouw van Babel. De verzen 1 t/m 4 (Gen.11) bespreken het streven van de mens, vers 5 vormt de spiegel in dit gedeelte en vers 6 t/m 9 bespreekt Gods ingrijpen dat daar diametraal tegenover staat. De mens heeft de nieuwe aardbodem na de zondvloed betreden, vestigt zich in de vlakte en bouwt een stad met een toren tot in de hemel. Het gebaar dat ze daarbij maken is duidelijk: zij bepalen zelf hun plaats op aarde en steken God naar de kroon (‘…tot in de hemel’). Onder het motto ‘samen sterk’ streven zij naar autonomie en willen Gods regering omver werpen. Maar God grijpt in. Dat vormt de spil in het verhaal (vs. 5). Door zijn ingrijpen wordt het streven van de mens teniet gedaan (4 vs.6). Wilde de mens opstijgen tot in de hemel, de Eeuwige daalt daaruit af om te zien wat die nietige mensen van plan zijn en onderstreept zo zijn verhevenheid (vss. 3+7). In plaats van bouwen wordt de bouw aan de stad gestaakt (vss. 2+8). In plaats van samenwonen op één plaats is er verstrooiing en in plaats van één taal is er verwarring (vss. 1+9). In dit gedeelte herkennen wij dus het chiasme in de structuur, maar ook een aantal parallellen.
Woordspeling De oorspronkelijke tekst laat een opmerkelijke woordspeling zien in de uitdrukkingen bouwen en verwarren. Deze woorden vertonen in het Hebreeuws overeenkomstige vocalen maar dan in omgekeerde volgorde! Dus waar de mens zegt: komt laat ons bouwen (niLeBeNah)
28 | focus
één taal (1a) (één plaats (1b)
stad bouwen (2)
reiken tot de hemel (3)
streven naar autonomie (4) Yhwh grijpt in (5) streven naar autonomie (6): neerdalen uit de hemels (7) bouw gestaakt (8) verwarring (9) verstrooiing (9b)
zegt God: komt laat ons hun spraak verwarren (weNaBeLah). Met één pennenstreek haalt hij een streep door het plan van de mens. De ironie van de geschiedenis is dat waar de mens zich een naam wilde maken (vs.4), die naam van de plaats uiteindelijk Babel zal zijn (vs.9). Wat de apotheose van het verhaal had moeten worden blijkt een anticlimax te zijn. Het principe van Babel vinden we door de hele Bijbel heen tot in de laatste hoofdstukken van het boek Openbaring. Daar wordt de opstand tegen God definitief bezworen en neemt het Lam, de leeuw uit de stam van Juda, zijn plaats in op de troon. Het principe van structuur, compositie en stijlmiddelen vinden we niet alleen in kleine tekstgedeelten, maar ook in de grote lijnen van verhalen, soms hele boeken. Als illustratie kijken we naar de geschiedenis van de aartsvader Jakob. De omzwervingen van zijn leven vormen een verhaal met ringstructuur waarin het vaste ankerpunt het land van de belofte is. Kijk maar: Jakob in Kanaän Beth-El Jakob in Haran (bedrog eerstgeborene) Pni-El (Jakob → Israël) Israël in Kanaän Het centrale thema in de geschiedenis is de belofte die God gedaan had aan de aartsvaders van de zegen van het land en het nageslacht.
God had aan Rebecca voor de geboorte al aangekondigd dat de jongste als eerstgeborene zou worden aangemerkt, maar Jakob meende dat hij God daar een handje bij moest helpen. Als gevolg van zijn slimmigheid moet hij het land ontvluchten (!) en krijgt in den vreemde ook nog eens een koekje van eigen deeg van zijn oom Laban, die over dezelfde ‘gaven’ als Jakob blijkt te beschikken. Sleutelplaatsen in de geschiedenis zijn de twee ontmoetingen met de Heer, één keer als hij het land verlaat en de tweede keer als hij er weer zal binnentrekken. In Bethel (‘Huis van God’, Gen. 28:10-19) maakt God duidelijk dat de belofte gebaseerd is op zijn verkiezing en door Pniël (‘Aangezicht van God’, Gen.32:22-32) wordt benadrukt dat de ontvangst van de belofte niet afhankelijk is van eigen kracht of werk (verminking van de heupspier). We laten het aan de lezer over meer details te ontdekken in dit gedeelte en kijken nu naar het tweede ‘bedrijf’ uit Jakobs leven: Jakob in Kanaän Berseba Jakob in Kanaän
Jakob in Egypte (jongste als eerstgeborene)
We trekken hieruit de volgende lessen, namelijk dat de zegeningen van God niet alleen gebaseerd zijn op zijn beloften en zijn verkiezende genade, maar dat de vervulling van Gods beloften plaatsvindt langs de weg van de verlossing. We krijgen zo zicht op de grote principes in Gods heilsgeschiedenis en zijn handelen met zijn volk toen en nu! God ziet in zijn barmhartigheid om naar de ellende van het volk en doet de belofte aan Israël gestand door het zenden van de Verlosser! Het is niet Jakob – hier een beeld van de oude mens - maar Israël die deelt in het ontvangen van de zegeningen. Wie zo de historische boeken van Genesis tot Koningen, aandachtig bestudeert zal steeds meer ontdekken dat we niet te maken hebben met een losse aaneenschakeling van Israëls vaderlandse geschiedenis, maar dat er een geweldig ontwerp ten grondslag ligt aan de tekst. Dit brengt ons automatisch naar een tweede en op dit moment uiterst actuele vraag: als blijkt dat we te maken hebben met een zorgvuldig ontworpen tekst - zo u wilt een literaire compositie - hoe zeker weten we dan dat de schrijver ook een historisch betrouwbare weergave van de geschiedenis heeft gegeven, en hoe belangrijk is dat historische aspect dan nog?
Door honger gedreven (Gen.42:2), maar ook door Gods voorbestemde raad (Gen. 50:20) trekt Jakob met zijn hele gezin en have naar Egypte, daartoe aangemoedigd door de Heer die hem wederom in een nachtgezicht verschijnt. Hij doet tevens de belofte dat Hij Jakob in Egypte tot een groot volk zal maken. Nu keert Jakob inderdaad terug, zij het pas na zijn dood, om te worden bijgezet in het familiegraf. Opmerkelijk is dat Jakob op zijn sterfbed zelf het principe van de eerstgeboorte omkeert bij de zegen van zijn zonen en kleinzonen. De les van Gods verkiezende genade lijkt bij hem te zijn geland. Het verhaal heeft echter nog een los eind: Jakob is weliswaar terug in het beloofde land, maar zijn nageslacht is in Egypte en de kansen op een enkele reis terug naar Kanaän worden met het verstrijken van de jaren beduidend minder. De oplossing van dit probleem vinden we in het boek Exodus. Bij de berg Horeb vertelt God aan Mozes dat Hij Israël terug zal voeren naar het land. Dit zal gepaard gaan met oordelen over Egypte, maar met verlossing van zijn volk uit de slavernij van Egypte. Nu komt de symmetrie terug in het grote verhaal: immers ook de eerste keer bracht de Heer niet Jakob, maar Israël terug in Kanaän, zie de naamsverandering te Pniël! De tweede cyclus ziet er nu dus als volgt uit: Jakob in Kanaän Israël in Kanaän
Berseba Jakob in Egypte (jongste als eerstgeborene) Horeb (Jakob → Israël)
De Bijbel als literatuur? Heeft die toren van Babel daar nu echt gestaan en vindt de verscheidenheid in talen daar zijn oorsprong, of heeft de Bijbelschrijver historische gegevens van bouwwerken in Mesopotamië verwerkt in zijn beschrijving van de ontstaansgeschiedenis van Israël en de volken? De tien tekenen die God door Mozes over Egypte heeft gebracht: is dat alleen een bij elkaar gevoegd verhaal om de grootheid van Yahweh te schilderen in een polemiek tegen de afgoderij in Egypte, of hebben ze ook daadwerkelijk ‘zo’ plaatsgevonden? Wat bedoelden de schrijvers door te geven en met welke opzet schreven zij hun getuigenis? Dat de tekst berust op historische gegevens zal door weinig lezers worden betwijfeld, maar welke rol speelt dit historisch gehalte? Immers, bijvoorbeeld ook een historische roman handelt over historische zaken, personen en gebeurtenissen, maar de auteur veroorlooft het zich om vrij om te gaan met de
En het geschiedde...! |
29
historische gegevens. Wie alleen de historische roman heeft en niet over andere bronnen beschikt, kan uit dat verhaal moeilijk opmaken of alles ‘echt zo gebeurd’ is zoals in de tekst vermeld. Of heeft de auteur het verhaal misschien met goed bedoelde opzet anders voorgesteld om het voor zijn tijdgenoten aannemelijker of begrijpelijker te maken? En is het vervolgens aan ons om uit de tekst te destilleren wat ‘echt zo’ heeft plaatsgevonden op de manier zoals het beschreven staat en wat niet? Of is die letterlijke historiciteit niet zo interessant, omdat de boodschap immers hetzelfde blijft? Dit soort vragen dient zich in toenemende mate bij ons aan. Het gevaar doet zich voor dat het menselijk element bij de totstandkoming van de Schrift wordt overbenadrukt en dat de literaire analyse geruisloos overgaat in literaire kritiek. We vinden het daarom van belang om op bovenstaande vragen antwoord te geven. Voor iedere benadering van de Schrift geldt dat we haar vooronderstellingen en conclusies moeten toetsen aan het getuigenis van de Schrift zelf. Wijsheid van mensen leidt nooit tot grotere inzichten dan wat de Schrift openbaar. In de eerste plaats is de Schrift directe communicatie van God over zichzelf en over zijn handelen. Het doel daarbij is natuurlijk niet om ons een compleet geschiedenisboek te geven, we hebben immers te maken met moreel onderwijs. Dat neemt echter niet weg dat de Schrift, net zoals zij moreel en theologisch onfeilbaar is, ook in historisch opzicht werkelijkheidsgetrouw is. Hoewel geschiedschrijving dus misschien niet het hoogste doel was van de Bijbelschrijvers is er weldegelijk sprake van historiografie. Het begrip historiografie (geschiedschrijving) is aan verandering onderhevig, omdat het onder invloed van postmoderne denkers de betekenis heeft gekregen van interpretatie van het verleden. Het verkrijgen van objectieve kennis acht men uitgesloten. Onder historiografie verstaan wij echter dat de geschiedschrijver een werkelijkheidsgetrouwe beschrijving geeft van de gebeurtenissen. ‘Waar’ is meer dan ‘waarheid bevattend’. Het betekent in principe verifieerbaar – al zal verificatie om praktische redenen vaak onmogelijk zijn.
De werken van uw handen Voor een onderbouwing van ons standpunt hoeven we niet ver te zoeken. In de eerste plaats is het grote onderscheid tussen de God van Israël en de afgoden juist daarin gelegen dat waar de afgoden ‘stomme’ beelden zijn niet kunnen horen of spreken, maar zelf rondgedragen moeten worden, de God van Israël zijn macht heeft getoond door zijn verlossend ingrijpen met zijn volk (Jesaja 44-46). Hij verkondigt van het begin het verloop van de geschiedenis en van ouds wat nog niet is geschied (lett.: gedaan!), Jes.46:10. Niet voor niets wordt Gods grootheid talrijke malen in hymnen bezongen juist vanwege de werken van zijn handen: diezelfde hymnen zijn een getuigenis van wat Hij heeft gedaan, zichtbaar en tastbaar in de levens van mensen. De tekst van de schrijvers kan niet los worden gezien van de onder-
30 | focus
liggende laag van de geschiedenis, omdat die tekst een getrouwe weergave wil geven van de openbaring van God in ruimte en tijd. In de tweede plaats is de claim die de Schrift over zichzelf geeft niet mis te verstaan. Hierbij kunnen we denken aan de uitdrukkingen als ‘dat is de opgericht steen … tot op deze dag’, (Gen.35:20). Soortgelijke uitdrukkingen vinden we terug in bijvoorbeeld Joz.8:28, Ri. 18:12, 2 Sam.18:18 en 1 Kon.9:21 en duiden aan dat de schrijver onweerlegbare feiten en gebeurtenissen beschrijft. Zij vormen een getuigenis van de historiciteit van Israëls vroegste geschiedenis van de aartsvaders, de intocht in het land Kanaän, en het tijdperk van de richters, profeten en koningen. We kunnen daar aan toevoegen de vele verwijzingen uit het Nieuwe Testament waarbij de schrijvers er zonder meer van uitgaan dat hun heilige boeken een feitelijke weergave van hun geschiedenis geven. Als sprekend voorbeeld noemen we de woorden van de Heer zelf die verwijst naar gebeurtenissen van de eerste tot de laatste bladzij van de Joodse Bijbel (Luk.11:51, Mt.19:4,5). Een vergelijking van de taal van de Schrift met die van de oudste teksten uit het Nabije Oosten onderstreept het bijzondere karakter van de Schrift. Geen van de omliggende volken bediende zich in hun beschrijving van de (oer)geschiedenis van het historisch proza (narratief), zoals de Bijbelschrijvers dat deden. De Enuma Elish (Babylonische scheppingspoëzie), de Sumerische scheppings- en zondvloed epiek (Gilgamesh), de Ugaritische Baal en Anath cyclus , ze verschillen duidelijk in genre van de Torah. Het polytheïstisch, mythologisch karakter van deze teksten schept een afstand tussen de wereld van de mensen en die van de goden, hoewel die goden soms beschamend menselijke trekjes vertonen. In contrast daarmee staat de zakelijke wijze waarop de Bijbelse oergeschiedenis is beschreven. In Genesis 1 – 10 vinden we niet minder dan 64 geografische namen, 88 persoonsnamen, 48 algemene namen en 21 materiële en culturele aanduidingen! Samenvattend kunnen we concluderen dat de historische boeken op basis van de claim van de schrijvers, het tekstgenre en de inhoudelijke beschrijvingen en verwijzingen de intentie hebben om een werkelijkheidsgetrouwe geschiedschrijving te geven. Voorname instellingen voor het volk Israël, zoals de Sabbath, de besnijdenis en het paasfeest gaan rechtstreeks terug op gebeurtenissen die beschreven worden in de Torah. Daarboven uit gaat de waarheidsclaim van de Schrift. Zoals de Zoon vele eeuwen later zou zeggen dat zijn werken op gelijke wijze van Hem getuigen als de woorden van de profeten (Joh.5:36) en niet van elkaar zijn te scheiden, zo kenmerkend is de waarheid- en betrouwbaarheidsclaim van zijn woord: Gods handelen is na te trekken en de geschiedenis verloopt tot in detail zoals Hij heeft beschreven of geprofeteerd. Ons vertrouwen op God stoelt uiteindelijk op de gedachte dat Hij doet wat Hij zegt en de vraag raakt dus ten diepste
aan het wezen van God zelf – waarmee het belang van deze vraag wordt onderstreept: Hij kán niet anders dan geopenbaard worden in werkelijkheidsgetrouwe bewoordingen, want het zit ‘m uiteindelijk niet in de woorden. Zijn grootheid blijkt uit wat Hij gedaan heeft!
Conclusies Net als bij het lezen van de Bijbelse poëzie ontdekken we dat de historische boeken in een prachtig genre zijn geschreven en getuigen van een zorgvuldige compositie. De literaire analyse biedt een nuttig handvat om de tekst te benaderen. Zij leert ons om de tekst eerst voor zich te laten spreken zonder haar direct in de rede te vallen met onze haastige en-wat-moet-ik-hier-nu-mee vragen. Oog hebben voor de verhaaltechniek biedt soms verrassende inzichten in de boodschap. Maar hoe ‘mooi’ de Schrift ook is als literatuur, zij laat zich niet ontvoeren naar het domein van de Schone Letteren. Compositie en werkelijkheidsgetrouwe geschiedschrijving sluiten elkaar in geen geval uit. De historische boeken en hun schrijvers claimen een reële en verifieerbare beschrijving te geven van de oergeschiedenis, de aartsvaders, de intocht in Kanaän en het tijdperk van de richteren, profeten en koningen. Net als Lukas (Luk.1:1-4), Johannes (1Joh.1:1-4), Paulus (1 Kor.15:1-4) en Petrus (1Pet. 1:16-18) bieden zij ons geen ‘fabels of verzinsels’, maar juist ‘zekerheid over de dingen waarin wij worden onderwezen’. Het uitroepteken in de titel van dit artikel blijft staan en hoeft niet te worden vervangen door een vraagteken. De Bijbelse geschiedenis is bovenal Gods heilsgeschiedenis en ‘history’ is ‘His Story’. Wij mogen de tekst met vertrouwen tegemoet treden want ‘de getuigenis des Heren is betrouwbaar’ (Ps.19:8) en zijn woord waarachtig. Vraagtekens plaatsen bij haar historische betrouwbaarheid zal uiteindelijk ook het morele gezag van de Schrift ondermijnen. Hoeveel Bijbelschrijvers er ook waren, uiteindelijk zijn ze allen geïnspireerd door de Heilige Geest en zonder zijn werking zal een mens nooit doordringen tot de boodschap. Of beter: zonder zijn werking zal de boodschap nooit tot ons doordringen. Zorgvuldig lezen vergroot onze grip op de tekst. Als de Heilige Geest in ons werkt zal de tekst ook zijn heiligende grip krijgen op ons leven. De enige juiste houding om de Schrift te benaderen blijft daarom altijd: Spreek Heer, want uw knecht luistert
Het volgende nummer van Focus heeft als thema: NIEMAND ZOALS HIJ met oa.: - DE MAN DIE ANDERS WAS – waarom maakte de mens Jezus zo’n onvergetelijke indruk op zijn volgelingen HET WOORD IS VLEES GEWORDEN – hoe we telkens weer stil en klein worden bij het mysterie van de incarnatie DE PRIESTERKONING – we volgen de Heer Jezus na in zijn loopbaan van hemelvaart tot zijn kroning als Koning van het heelal
En het geschiedde...! |
31