En had de liefde niet … Anne Büdgen1 over Siebelinks Knielen op een bed violen
Wie nog nooit van Jan Siebelink heeft gehoord, is op wereldreis geweest of lijdt aan een geheugenstoornis. Steeds als je vergeet dat de schrijver uit het behoudende Ede een roman heeft geschreven over zijn aan godsdienstwaanzin lijdende vader, staat er in een tijdschrift weer een artikel over hem of verschijnt hij in een of ander lifestyleprogramma om nog eens te vertellen wat hij allemaal heeft meegemaakt. Maar wat heeft zijn roman eigenlijk veroorzaakt in de kringen waarover hij schrijft? Bestaan die kringen überhaupt nog? Over hoe religie en literatuur elkaar weer eens tegen het lijf lopen.
Siebelink (Velp, 1938) schreef historische romans, verhalenbundels en boeken over wielrennen, maar de roman Knielen op een bed violen2 wordt door velen als het hoogtepunt van zijn schrijfcarrière gezien. In 2005 won hij er de AKO Literatuurprijs mee, en zowel de recensenten als het grote publiek sloten hem in de armen: het boek werd een absolute bestseller. Hans Sievez (de vader van Siebelink in het boek) is van jongsaf aan verliefd op Margje. Ze trouwen, beginnen een kwekerij en krijgen twee zoons, Ruben (Siebelink zelf) en Thomas. Vader Sievez wordt op een dag bezocht door ‘thuislezers’, volgelingen van dominee Paauwe (de Paauwianen). Zij vinden dat de ware calvinistische leer niet meer in de kerk verkondigd wordt en houden thuisdiensten. Oefenaars, in het zwart geklede mannen, trekken door het land om volgelingen te bezoeken en eeuwenoude boeken aan hen te verkopen. Boeken die nog wel zuiver zouden zijn in de leer. Hamvraag voor de volgelingen is: ben ik bekeerd, ja of nee? Of je bekeerd bent, wat wil zeggen, je ‘hebt’ het en komt na je dood in de hemel, is nog maar de vraag. Dat heeft God al besloten voor wij ter wereld kwamen, ook wel de predestinatie genoemd. 1 2
Met dank aan W. Büdgen Jan Siebelink, Knielen op een bed violen, Amsterdam (De Bezige Bij) 2005
En had de liefde niet ...
1
Anne Büdgen © 2006
Hans leeft dus voortdurend in angst en het huwelijk van Hans en Margje, die haar man hierin niet kan volgen, komt onder grote druk te staan. Als Hans een visioen krijgt en zijn zoon Ruben hem vindt, zijn haar in de war en de bank waarop hij zat gekanteld, mag Ruben dan ook niets tegen zijn moeder zeggen. Het blijft hem altijd bij. Het boek blijkt vooral een ode aan de liefde tussen zijn ouders, die door alles heen standhoudt, zelfs als vader zijn gezin niet recht in de ogen mag kijken op zijn sterfbed, want, zo zegt men, door een onbekeerde in de ogen te zien als je sterft, zou je voor eeuwig verloren kunnen gaan. Toch blijven Hans en Margje in gedachten samen, ook tijdens zijn sterven en gelooft Margje dat ze haar man ooit zal tegenkomen, over de dood heen. Zoals 1 Kor. 13 het al zegt op de eerste pagina van het boek: ‘...en had de liefde niet...’3
Gelauwerd of verguisd Je zou zeggen dat Siebelink, in de traditie van Maarten ’t Hart en Jan Wolkers, een schrijver is die een beklemmende christelijke jeugd van zich af moest schrijven, gelauwerd door de literaire kritieken, verguisd door de orthodox christelijke hoek. Niets is minder waar: ook in christelijke kringen wordt het boek veelvuldig gelezen, juist omdat bij Siebelink niet het cynisme, maar de liefde voorop staat; de liefde tussen zijn ouders, de liefde voor zijn afkomst en zelfs zijn fascinatie voor de mystieke ervaringen van zijn vader, hoeveel schade die ook in het gezin teweeg hebben gebracht. Zoals hij zelf zegt in een interview met het Reformatorisch Dagblad:4 ‘Ik wil de dingen niet van me afschrijven, ik wil ze juist koesteren, ze dichterbij halen. Ik wil begrijpen hoe het geweest is, ook al zal het raadsel altijd blijven bestaan.’
Siebelink zet zijn schrijverschap in om de waarheid te achterhalen en hoopt in het formuleren van herinneringen een antwoord te vinden. Hij blijft een hang houden naar de bevindelijke kant van het gereformeerde geloof en heeft jarenlang gehoopt ook zo’n visioen te beleven als zijn vader.
1 Korinthiërs 13: 'Al ware het, dat ik de talen der mensen en der engelen sprak, en de liefde net had, zo ware ik een klinkend metaal, of luidende schel geworden.' (Statenvertaling) 4 Enny de Bruijn, 'Getroffen onder de appelboom', in: Reformatorisch Dagblad, 26 januari 2005 3
En had de liefde niet ...
2
Anne Büdgen © 2006
Het ene nodige Waarom wordt een boek met zo’n persoonlijk verhaal en sterk religieuze inslag een bestseller? Wat zegt dat over deze tijd? Op een literaire avond in de Noorderkerk in Amsterdam5 zoeken mijn vader en ik een plek. Mijn vader, zelf lid van de gereformeerde gemeente, en ik die al jaren geen kerk van binnen heb gezien, zitten onwennig naast elkaar in de banken. Aan de kerkmuur vóór ons hangt een houten bord met de psalmen die zondag nog gezongen zijn en Jan Siebelink loopt rusteloos heen en weer. De ontmoeting tussen schrijver en lezers wordt georganiseerd door dominee Van Duijn van de hervormde kerk, in samenwerking met de Irish Bookstore, op zichzelf al een opvallende samenwerking. Sinds wanneer bemoeit de kerk zich met literatuur? Duidelijk is dat de kerk zich aangesproken voelt door dit magnum opus en zich genoodzaakt voelt het gesprek aan te gaan met de schrijver. Ook mijn vader is geïnteresseerd in het zieleheil van Siebelink (ziet hij zichzelf nu als christelijk auteur of niet?), terwijl ik als beginnend schrijver de literaire motieven interessanter vind. Ik kan niet ontkennen dat mijn fascinatie voor het boek ook deels is ingegeven door mijn eigen ervaringen op de weg van ‘het ene nodige’. Tot halverwege mijn kindertijd bij de gereformeerde gemeente en daarna jarenlang bij de bond van de hervormde kerk. Na in mijn puberteit ook nog gezworven te hebben door de wereld van de pinksterbeweging, die overigens veel overeenkomsten vertoont met het bevindelijk-gereformeerde gedachtegoed, hield ik het gedesillusioneerd voor gezien, zoals Siebelink zelf, die op een zondagochtend de kerk binnenging, zich in het gangpad omdraaide, een paar seconden stilstond en met grote passen het gebouw weer uitliep. Waarom? Dat wist hij zelf eigenlijk ook niet.
Dreigbrieven De eigenaar van de Irish Bookstore houdt een korte inleiding over leven en werk van de schrijver en geeft hem dan zelf het woord. Siebelink vertelt over zijn ervaringen na het schrijven van Knielen op een bed violen. Van Paauwianen heeft hij heftige reacties gehad, zo vertelt hij. Mensen stuurden boze brieven naar kranten. Ze herkenden zich niet in het beeld dat hij schetste van deze gemeenschap.
5
vrijdag 17 maart 2006
En had de liefde niet ...
3
Anne Büdgen © 2006
Ook werden er dreigbrieven bij Siebelink in de bus gedaan zonder afzender. Hij zou zijn vader postuum belasteren en zijn plaats in de hemel verspelen. Een gruwelijke wraak zou hem wachten. Als Siebelink vertelt, hanteert hij net als in het boek een haast bezwerend taalgebruik, gelardeerd met bijbelteksten en uitspraken van theologen, schrijvers en denkers. Hij legt lijnen van Datheen tot Kuitert en citeert Proust naast Reve. Van Duijn luistert aandachtig, maar spreekt vervolgens ook de zorg uit die vele orthodoxe christenen hebben: men vreest dat het gros van Nederland denkt dat het in de meeste kerken zo toegaat. Ook zijn verhalen in de media over dreigbrieven dragen bij aan de negatieve beeldvorming van de hele gereformeerde gezindte, terwijl de meesten dit gedrag niet onderschrijven, afkeuren zelfs. Men wil niet buiten de maatschappij staan, maar het debat aangaan. Is dit niet iets wat ook gebeurt in de moslimgemeenschap?, dacht ik. Door extremistische moslims wordt het beeld dat in Nederland van de islamitische gemeenschap bestaat met de dag zwarter. Nu zit de kerk al een tijd in het strafbankje, maar op nog meer anti-reclame zit men niet te wachten. Men wil nuance, bruggen bouwen naar wederzijds begrip. Het is al moeilijk genoeg om in deze tijd het hoofd boven water te houden. Als de SGP geen overheidssubsidie meer krijgt omdat zij geen vrouwen toelaat tot de partij, legt de partijleiding dit graag uit op tv. De echtgenotes van partijleden zitten bij Andries Knevel aan tafel om te vertellen dat zij geloven dat de taak van vrouwen elders ligt. Als een imam minister Verdonk geen hand wil geven omdat ze een vrouw is, geven imams in interviews onmiddellijk hun reactie: zo zijn de voorschriften nu eenmaal. Maar ze willen het incident niet opwerpen als een obstakel in de ontmoeting met andersdenkenden. Hoe kunnen verschillende groeperingen naast elkaar bestaan als zij elkaar in feite bedreigen door hun manier van denken alleen? Sinds de scheiding van kerk en staat gaat geloven al snel tegen de stroom van de democratie in. ‘De SGP wil vast een dictatuur, mocht zij ooit aan de macht komen’, denkt men. Nu zal dat zo’n vaart niet lopen, gezien het kleine percentage aanhangers dat al jaren vrij stabiel is. Maar als een islamitische partij de meeste kiezers trekt, wordt vast de sharia ingevoerd, want wie vertelt ons dat dit niet zo is? Argumenten gebaseerd op feiten zijn te weerleggen met feiten. Maar argumenten die bestaan op basis van een aanname, van geloof, daar is weinig tegen te beginnen. En had de liefde niet ...
4
Anne Büdgen © 2006
Liefde? Nul komma nul Dominee Van Duijn schetst ook de tijdgeest: ‘Er is in de wereld een godsdienstoorlog aan de gang, die elk moment kan escaleren. De Nederlander is bang, het hele westen is bang en men slingert voortdurend tussen enerzijds begrip en anderzijds de neiging tot uitsluiting en vijandschap. Een beweging die in de roman op het scherpst van de snede binnen een gezin wordt beschreven, zien wij zich in het groot binnen de samenleving voltrekken. Is dat de reden dat het boek de huidige lezer zo aantrekt?’
Siebelink weet het niet. Wel weet hij dat het boek veel heeft losgemaakt onder christenen. In kerken, op scholen en jongerenclubs worden discussies gevoerd naar aanleiding van het boek. Door de indringendheid van het verhaal wordt de lezer een spiegel voorgehouden en worden oude thema’s weer actueel. In een boekbespreking in het Reformatorisch Dagblad6 zegt een meisje: ‘Het lijkt een geloof waarbij je heel veel moet doen voor je er écht bent. En je moet vooral niet met andere mensen omgaan, want als een onbekeerde tegen jou praat als je sterft, ben je verloren. Dat is zóiets bizars. Ik merk helemaal niets van liefde in dat hele geloof. Ik zie angst voor God, maar liefde? Echt nul komma nul.’
Een jongen stelt: ‘De kern van de bijbel is toch: God en je naaste liefhebben. En hier is het alleen: ik. Zelfs de eigen gezinsleden staan erbuiten en God eigenlijk ook.’
In een ingezonden brief aan de gelijknamige krant7 schrijft een vrouw: ‘We mogen als kerkmensen weleens stilstaan bij onze uitstraling naar buiten toe. Zijn we voorwaardenscheppend bezig of proeven anderen de liefde waar het toch om zou moeten gaan?’
Uitweg en troost Siebelink hoort vaak van lezers dat het boek door hen als zuiverend wordt ervaren. In de Noorderkerk zegt hij: 6 7
9 februari 2006 digimail Reformatorisch Dagblad, 9 november 2005
En had de liefde niet ...
5
Anne Büdgen © 2006
‘Het heeft een gordijn weggetrokken. Dingen die mensen verdrongen hebben, worden geformuleerd. Dat blijkt helend te werken. Het boek biedt een uitweg, troost, en wordt zelfs op sterfbedden voorgelezen. Ook krijg ik veel reacties van mensen die in een soortgelijk gezin zijn opgegroeid. Laatst, op een signeeravond, was er een meisje uit een Paauwiaans nest. Haar ouders en zeven broers en zussen willen haar niet meer zien omdat ze op zondag gitaar speelt in een bandje. Ze zei dat ze het boek had verslonden en dat het haar had geholpen los te komen van het ouderlijk huis. Die wereld bestáát nog, al is het op zeer kleine schaal.’
Ook deze avond zijn er mensen die hun hart willen luchten. Een man van een jaar of dertig staat op. Glimmende schoenen, pak, stropdas en keurig gekamd haar. Hij is oud-gereformeerd opgevoed en noemt het boek zeer integer: ‘Maar het berust niet geheel op de waarheid. Ik worstel met het idee dat nu misschien 90% van de lezers denkt dat dit in onze kringen gebruikelijk is. Ik heb nog nooit gehoord dat men op het sterfbed zijn geliefden niet in de ogen mag zien.’
Siebelink: ‘Mensen zeggen me ook wel: Paauwianen kenden helemaal geen oefenaars, maar ze zaten toch echt bij ons aan tafel. Wellicht was mijn vader onder invloed van een zeldzame afscheiding van de Paauwianen, maar zo is het gegaan. Ik heb de wereld willen vertellen wat daar gebeurd is en wie mijn vader was.’
Een vrouw van een jaar of veertig die zich gereformeerd synodaal noemt, zegt: ‘Ik ging mee met het hele boek maar één ding snap ik niet. Waar blijft de kwaadheid over zoveel onrechtvaardigheid?’ Siebelink: ‘Ik ben altijd loyaal gebleven naar mijn vader, zag hoe kwetsbaar hij was. Het boek is een vorm ter bescherming van mijn herinneringen. Al mijn wrok en afkeer heb ik gebruikt om die oefenaars te beschrijven, die met koffers boeken door het land trokken en maar wat parasiteerden. De religie heb ik getoond zoals deze door mijn vader beleefd werd, mijn afkeer gold het misbruik daarvan door die mannen.’
God bestaat niet Van Duijn vraagt of Siebelink niet denkt dat de honger naar religie mensen zo massaal naar de boekhandels heeft gestuurd om zijn boek te kopen.
En had de liefde niet ...
6
Anne Büdgen © 2006
‘Misschien’, zegt Siebelink, en hij vertelt dat hij onlangs door de binnenstad van Ede liep en de mensen langs de winkels zag schuiven op zaterdagmiddag: ‘Ze zagen eruit alsof ze elk moment in huilen konden uitbarsten. Druk doende met: wat zal ik consumeren? Ik zie mensen hunkeren naar iets buiten consumptiegedrag, ik hunker er zelf ook naar. Maar de overheden, de filosofen, de huidige kerkleiders wijzen ons de weg niet. Dominee Kuitert verklaarde aan zijn gemeente na een lange studie: “God bestaat niet en er is geen eeuwig leven.” Ik vind dat hij daarmee mensen in de kou laat staan. Hij pakt mensen het mysterie af. Daar waar geestelijk leiders het in deze tijd laten afweten, gaat de schrijver door met vragen stellen. Vragen naar wat er meer is dan het platte, banale leven van alledag.’
Om toch een beetje in de sfeer te blijven, vergelijkt Siebelink het schrijven van zijn boek met het scheppingsproces, zoals beschreven in Genesis. ‘Ik kon mijn personages niet als marionetten bewegen. Ze gingen gedeeltelijk hun eigen weg om het verhaal te kunnen voortstuwen. Misschien weet God ook niet wat hij met de mens aan moet nadat hij hem op de wereld heeft gezet. De verteller in het boek is dan ook geen almachtige verteller. Eerst beschrijft hij nog de feiten maar halverwege smeekt hij de hoofdpersoon niet weer naar een samenkomst te gaan maar thuis te blijven, bij zijn gezin.’
Een vrouw van een jaar of zestig, haar witte haar alle kanten op, roept dat ze hervormd was maar agnost is geworden omdat ze vindt dat de mens zich niet zo moet laten inpakken door het geloof. Een stilte valt. ‘Dus...’ beëindigt ze haar betoog aarzelend, alsof ze zich een beetje schaamt om dat in een kerk te zeggen.
Zuinig bemeten ruimte Mijn vader fluistert dat hij zijn vraag niet meer zal stellen. Siebelink heeft er al antwoord op gegeven. ‘Ik weet het niet, ik ben zelf ook volledig ambivalent. Ik weet noch raad met het boek, nog met mezelf’, had Siebelink gezegd toen dominee Van Duijn hem vroeg of hij zelf eigenlijk nog geloofde. Mijn vader hoefde de vraag ook niet aan mij te stellen. Ook dat antwoord kende hij al. ‘Het geloof blijft altijd tussen ons in staan, hè?’ zei hij toen maar. ‘Ik wil niet dat u stopt met geloven, hoor,’ zei ik, ‘maar u zou wel willen dat ik er weer mee begin.’
En had de liefde niet ...
7
Anne Büdgen © 2006
Dat kon hij niet ontkennen. Een lange stilte volgde. ‘Ik zie wel dat het uit liefde is, dat u dat voor mij zou willen. En dat kan ik dan wel weer waarderen.’ ‘Ik vind het heel knap dat je dat zo kunt zien’, zei hij en daarmee waren we elkaar het dichtst genaderd. Dat gelovigen zich direct aangesproken weten door de toon van het boek, is duidelijk. Maar hoe zit het met al die andere Nederlanders die het boek kochten? Zijn we niet allemaal afkomstig uit ‘de natie der reformatie?’ Het calvinistisch gedachtegoed is tenslotte nog niet geheel verdwenen uit onze cultuur. We zijn nog steeds het land van de karigheid, de zuinig bemeten ruimte, het schuldgevoel als we eens niet iets nuttigs doen. ‘Gaat tot de mieren, gij luiaards’, zei de bijbel al en ook nederigheid is ons niet vreemd. Nederlanders lopen niet bepaald over van vaderlandsliefde.
In liefde om te zien Sinds tientallen jaren hebben we ons losgeworsteld van de invloed van de kerk op ons dagelijks leven. Nu zien we opnieuw onze vrijheid van denken in gevaar komen door extreem radicale moslims. Ook bij hen zien we veel verschillende opvattingen en er is duidelijk een hervorming gaande onder vele moslims, terwijl een kleine kern steeds orthodoxer wordt; bewegingen die we vanuit onze traditie herkennen. Wat we met de islam moeten, weten we misschien nog niet. We lezen erover, discussiëren, proberen een mening te vormen die niet alleen de hypes in de media volgt. Maar wat doen we met ons calvinistisch verleden dat nog steeds stuiptrekkingen vertoont in het denken van velen? De roman legt de vinger op de zere plek, maar met mededogen. Dat kenden we nog niet. Na jaren schoppen tegen onze afkomst, is het misschien tijd om ‘in liefde om te zien’. Het calvinisme heeft onze cultuur een hoop bloed, zweet en tranen gekost, maar bijvoorbeeld ook een prachtige Statenvertaling opgeleverd, die zoveel schrijvers heeft geïnspireerd.
En had de liefde niet ...
8
Anne Büdgen © 2006
De buitenwereld Siebelink heeft met zijn boek de literatuur een vanzelfsprekende plaats gegeven binnen de kerk en daarbuiten. Zijn boek wordt niet slechts in de kast gezet, maar vormt aanleiding tot gesprek over levensbeschouwelijke zaken. Zowel diepgelovigen als fervente atheïsten kunnen zo eens een blik over de schutting werpen. En signeeravonden worden zoveel meer dan het uitdelen van handtekeningen. Er vindt werkelijk een ontmoeting plaats. Kunnen niet alle kerken, moskeeën en synagogen af en toe een kunstenaar uitnodigen die komt vertellen over zijn werk? Naar aanleiding van een boek, een film, een beeld, kan zo een gesprek ontstaan over de religieuze gemeenschap en de gelovigen zelf, en over hun kijk op de ontwikkelingen om hen heen. Instituten die het denken van zovelen beïnvloeden, zouden zich naar de buitenwereld moeten blijven richten, juist vanuit de liefde voor het eigen gedachtengoed.
En had de liefde niet ...
9
Anne Büdgen © 2006