Empathie: van neurobiologie tot psychodynamiek Marc Hebbrecht, psychiater, psychotherapeut en psychoanalyticus. Hij is verbonden aan UC KU Leuven campus Kortenberg en aan ASSTER Sint-Truiden. Mede-opleider psychoanalytische therapie (KU Leuven), integratieve psychotherapie (UI Antwerpen) en psychoanalyse (IPA) Ede, 9 maart 2016 Menselijke empathie is een resultaat van een evolutie die al bij de vogels en vooral bij de zoogdieren tot ontwikkeling is gekomen. Eerst zal ik het neurale substraat van empathie belichten. In tegenstelling tot vroeger hebben we nu meer inzicht in de werking van de hersenen en de neuronale systemen die aan de basis liggen van empathie. Bovendien weten we nu dat empathie kan opgevat worden als een menselijke capaciteit die haar basis vindt in de vroegste zorgomgeving tussen de ouders (vooral de moeder) en het kind en die zich in de loop van het leven verder ontwikkelt. Empathie kan dus niet los gezien worden van hechting, mentaliseren en reflectief functioneren, concepten uit het psychodynamische model die inmiddels empirisch-wetenschappelijke onderbouwing hebben gekregen. Ik zal vervolgens aangeven welke concepten uit de psychoanalyse verwant zijn met empathie om tenslotte iets te zeggen over het toenemende belang van authenticiteit van de therapeut in alle psychotherapieën. De terugval in empathie is een toenemend maatschappelijk probleem: meer mensen leven alleen, steken minder tijd in sociale en gemeenschapsactiviteiten. Vooral aan het einde van de twintigste eeuw werd er een epidemie van narcisme vastgesteld. Deze trends zijn zorgwekkend. Nieuwe sociale netwerken zijn goed in het verspreiden van informatie maar minder goed in het verspreiden van empathie. Het is van levensbelang dat we ons empathisch potentieel ontwikkelen, niet alleen empathiseren met onze naasten maar ook met mensen uit landen op afstand en met de toekomstige generaties willen we bijvoorbeeld de nefaste gevolgen van de klimaatverandering nog tijdig voorkomen. We kunnen empathie niet louter beschouwen als een relatie tussen individuen, maar als een collectieve kracht die de contouren van het sociale en politieke landschap kan wijzigen. Dit is de boodschap van Krznaric die pleit voor het genereren van empathie op grote schaal om sociale veranderingen te bewerkstelligen. Barack Obama maakte empathie tot één van zijn belangrijkste campagnethema’s in 2008 in de aanloop naar de Amerikaanse presidentsverkiezingen. We kunnen ons empathisch potentieel gedurende ons hele leven ontwikkelen. Empathisch talent lijkt enigszins op muzikaal talent, voor een deel berust het op natuurlijke aanleg en voor een deel op vorming. Men kan latente empathische vermogens aanboren door bewuste pogingen te doen zich te focussen op de geest van anderen. De meeste mensen zijn in staat om hun empathische vermogens gedurende hun leven te vergroten, vooral hun cognitieve of perspectief-nemende empathie, door zich te oefenen in het opmerkzaam aandacht schenken aan de gevoelens en ervaringen van andere mensen. Psychotherapie is een ideale context om het empathisch vermogen verder te ontwikkelen. De wetenschap maakt zonder meer duidelijk dat het vormen van emotionele banden voor onze soort van overlevingsbelang is en ons ook gelukkigst maakt. In genetisch opzicht staat de menselijke soort het dichtst bij de bonobo-apen. Onze soort beschikt weliswaar over een potentieel tot oorlogvoering maar we zijn toch geneigd om lang nadat we zijn uiteengegaan, banden met verwanten te blijven onderhouden. Als gevolg daarvan bestaan er tussen groepen complete netwerken die bevorderlijk zijn voor economische uitwisseling (De Waal, 2013 p. 36). Het vermogen om in een groep te functioneren en een netwerk van steunrelaties op te
bouwen is van cruciaal belang voor de overleving (p. 45). We zijn voorgeprogrammeerd om elkaar de helpende hand te reiken. De basis van empathie is een automatische reactie waarover we geringe controle hebben. We kunnen empathie onderdrukken, ons ertegen verzetten of er niet naar handelen, maar afgezien van een gering percentage mensenpsychopaten-is niemand emotioneel immuun voor de toestand waarin een ander verkeert. Nu denken we dat empathie ver in de evolutie teruggaat, veel verder dan onze soort. Waarschijnlijk ontstond empathie in dezelfde tijd als de ouderzorg. Menselijke empathie kent ook een geslachtsverschil. Het eerste blijk van emotionele besmetting- dat een baby gaat huilen bij het horen van het gehuil van een andere baby- is kenmerkender voor meisjesbaby’s dan voor jongensbaby’s. Vrouwen ervaren sterkere empathische reacties dan de doorsnee man. Met het ouder worden lijken de empathieniveaus van mannen en vrouwen naar elkaar toe te groeien. Wel blijkt er vooral bij mannen een gebrek aan empathie te bestaan jegens potentiële rivalen. Mannelijke rivalen zijn meer geneigd tot leedvermaak terwijl vrouwen empathisch blijven (p. 86). De laatste jaren is er ook meer onderzoek over empathie bij dieren. Het blijkt dat er een biologische basis bestaat voor empathie. Hoogontwikkelde empathie dat wil zeggen empathie die gekenmerkt wordt door een vermogen tot perspectiefname, dus het vermogen om andermans gezichtspunt in te nemen, het vermogen tot het delen van informatie en het vermogen tot gerichte hulpverlening is ook observeerbaar bij dieren zoals mensapen maar ook bij olifanten en dolfijnen. Tussen soorten zien we verschillen op heet vlak van empathie. Zo worden bavianen gekenmerkt door een geringe sociale tolerantie en een geringe empathie in vergelijking met bijvoorbeeld Bonobo-apen. Er zijn bovendien tal van voorbeelden van soortoverschrijdende empathie beschreven. De primatoloog Frans de Waal heeft dit allemaal uitstekend onderzocht wat te lezen valt in zijn boek Een tijd voor empathie dat in 2013 in tweede druk is verschenen. Frans De Waal noemt de mens een bipolaire mensaap. We hebben iets van de zachtaardige, sexy bonobo, die we graag zouden navolgen, maar niet te veel, want anders zou de wereld verworden tot een reusachtig hippiefestijn vol flower power en vrije liefde. Maar onze soort heeft ook iets van de brute, heerszuchtige chimpansee, een kant die we de kop in zouden willen drukken, maar niet helemaal, want hoe moeten we anders onze maatschappij en technologie ontwikkelen en onze grenzen verdedigen. De combinatie van emotionele betrokkenheid, waardoor we ons om de anderen bekommeren, en intelligentie, die ons helpt de situatie in te schatten, is kenmerkend voor empathische perspectiefname. Deze beide aspecten moeten in evenwicht zijn. Er is intelligentie nodig om biologisch bepaalde impulsen te onderdrukken en doelmatig te treden. Volgens De Waal is empathie gelaagd zoals een Russisch poppetje, met diep binnen de affectieve empathie en de aanstekelijkheid dus de neiging om de emotionele toestand van een ander over te nemen. Rond deze kern heeft de evolutie steeds verder verfijnde vermogens opgebouwd zoals het kunnen meevoelen met anderen en het kunnen overnemen van hun gezichtspunt. Empathie is neurobiologisch bepaald. Bij beschadiging van het tiendelig empathisch circuit, kunnen we niet goed begrijpen wat andere mensen voelen. 98% van de mensen is geboren met een vermogen om te empathiseren en is sociaal aangelegd, 2% is dat niet. Sinds 1990 hebben we meer zicht op het neurale substraat van empathie. Optimale empathie is slechts mogelijk bij een goed functionerend brein in zijn geheel, uit de neurologische kliniek blijkt dat het empathisch vermogen vermindert na een hersenletsel, ongeacht de lokalisatie ervan. Wel zijn er hersenzones die bij beschadiging bepaalde deelaspecten van empathie meer schaden dan andere. Een beroemd geval uit de geschiedenis van de neurologie is Phineas Gage (1823-1860) wiens voorhersenen door een metalen staaf werden doorboord bij een ontploffing. Hoewel Phineas kort na het ongeval bij bewustzijn bleef, schijnbaar normaal praatte en ogenschijnlijk weinig gevolgen ervaarde, ontwikkelde hij later belangrijke persoonlijkheidsveranderingen. Terwijl hij voor het ongeval altijd beleefd
was, reageerde hij erna kinderachtig, respectloos en grof. Hij vloekte en gaf geen blijk meer van enige sociale inhibitie. Hij was zijn empathisch vermogen geheel kwijt. Het menselijk sociaal brein is gebouwd op oudere emotionele en motivationale systemen die affecttoestanden genereren waardoor de overlevingskansen van de soort toenemen. Deze fylogenetisch oudere systemen verwerken informatie snel en efficiënt maar op een rigide wijze. Deze oudere systemen komen grosso modo overeen met het limbisch systeem met zijn projecties op de orbitofrontale cortex (OFC) en de voorste delen van de gyrus cinguli (ACC). Deze affectieve circuits ontstaan vroeger in de evolutie dan deze die verantwoordelijk zijn voor de hogere cognitieve functies. Sommige aspecten van empathie zijn gebonden aan deze oudere systemen en ook terug te vinden bij andere diersoorten zoals besmettelijkheid van emoties en ouderlijke bekommernis. Zo zullen apenmoeders hun kinderen aanmoedigen wanneer ze schreeuwen tijdens een ruw spel. Chimpansees zullen sterkere neurovegetatieve reacties vertonen wanneer ze video’s bekijken waarin een soortgenoot een injectie krijgt van een dierenarts dan wanneer een soortgenoot zich verweert en de dierenarts bedreigt. Empathie kan niet los gezien worden van gehechtheid. Uit het hechtingsonderzoek van de laatste decennia is gebleken dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen een veilige hechting en empathische betrokkenheid. De circuits voor gehechtheid omvatten een gans functioneel netwerk waarvan volgende structuren deel uitmaken: de preoptische areas van de hypothalamus, het ventrale septum, diëncefalon en mesencefalon, paralimbische gebieden. Voor gehechtheid en moederlijk gedrag zijn de voorste cingulaire cortex (ACC) en de nucleus accumbens onmisbaar (afbeelding 4). De neuro-endocriene research is al zo ver dat de rol van neuropeptide-hormonen erkend wordt in de regulatie van empatische responsiviteit namelijk oxytocine, opioiden en prolactine. Uit onderzoek is gebleken dat het toedienen van oxytocine via nasale spray het wederzijds vertrouwen in mensen verhoogt, de reactie op sociale stress vermindert en men meer risico’s durft te nemen in interpersoonlijke interacties. Naarmate de evolutie voortschrijdt ontstaan er systemen van een hogere orde die flexibel en integratief functioneren maar trager werken en zich situeren ter hoogte van de prefrontale cortex die bij de menselijke soort meer is ontwikkeld dan bij andere diersoorten. De oude systemen worden op die manier gecoöpteerd door de nieuwe systemen waardoor flexibele vormen van zorgend gedrag mogelijk worden. Menselijke empathie verschilt in menig opzicht van empathie bij dieren doordat ze veel meer ondersteund wordt door hogere corticale functies zoals abstraheren, taal, executieve functies en het zich verplaatsen in het perspectief van de ander. Dit verklaart waarom mensen niet alleen empathie tonen met hun eigen gezinsleden en groepsgenoten maar zich ook inleven in vreemden, bewoners van verre landen (denk aan inzamelingsacties na natuurrampen) of dieren vanuit ideologieën en morele principes zoals eerlijkheid en rechtvaardigheid. In een gedicht van Kopland (1999) wordt de indruk gewekt dat mensen tot empathie met groenten in staat zijn: JONGE SLA Alles kan ik verdragen, het verdorren van bonen, stervende bloemen, het hoekje aardappelen kan ik met droge ogen zien rooien, daar ben ik werkelijk hard in. Maar jonge sla in September,
net geplant, slap nog, in vochtige bedjes, nee. Twee temporaalkwabstructuren zijn betrokken bij de inputkant van mentaliseren: de gyrus fusiformis (afbeelding 1) die geactiveerd wordt door statische figuren en de sulcus temporalis superior (afbeelding 2) die actief wordt op biologische beweging en het actieve gedrag van levende wezens (agency en intentie). De amygdala (afbeelding 3) kent betekenis toe aan de bewerkte input van de sulcus temporalis superior en reageert sterk op sociale signalen. In het bijzonder stuurt de amygdala het visuele systeem zodanig dat het zich richt op het gebied van de ogen om daar informatie te zoeken die kan leiden tot het herkennen van emoties zoals angst. De amygdala reageert vooral op gevaarsstimuli en vervult een centrale functie bij het onbewust monitoren van emotionele stimuli. De voorste delen van de temporale kwabben zijn actief bij de interpretatie van sociale signalen en situaties. In deze gebieden wordt op basis van ervaringen uit het verleden, een bredere semantische en emotionele context gecreëerd voor het materiaal dat op dat moment verwerkt wordt. De linker polus temporalis zou vooral betrokken zijn bij het terugvinden van sociale scenario’s. Onverwachte afwijkingen van sociale scenario”s vragen om mentaliseren. Frith en Frith (2006) hebben het mentaliserende gebied in de hersenen beschreven als een breed gebied in de mediale prefrontale cortex dat ook een deel van de cortex cingularis (afbeelding 4) omvat. Er zijn aanwijzingen dat binnen de mediale prefrontale cortex het mentaliseren van emotie de meer ventrale gebieden activeert, en het mentaliseren van cognitie de meer dorsale. Verder blijkt uit functionele magnetische resonantie beeldvormingsonderzoek (fNMRI-onderzoek) dat liefde en toenemende gehechtheid de activiteit in gebieden die samenhangen met mentaliseren doet afnemen. Er is dus een neurologische verklaring waarom “liefde blind maakt”. Het spiegelneuronensysteem is een recente ontdekking van verschillende onderzoeksgroepen onder leiding van Rizzolatti (2001), Gallese (2004) en Iacobono (2009) (afbeelding 6). Dank zij hun onderzoek is de neurale basis ontdekt van intersubjectiviteit, een begrip waar in de hedendaagse psychotherapie veel rond te doen is. Het spiegelneuronensysteem is vooral betrokken bij mimicry (bvb. onze mond openen wanneer we een baby te eten geven, onwillekeurig geeuwen wanneer een ander geeuwt) en emotionele besmetting. Dit automatische spiegelen is een voorstadium van empathie, zoals hoger vermeld. Tijdens het uitvoeren van een handeling worden dezelfde neuronen geactiveerd als bij het zien uitvoeren van die handeling door soortgenoten. Terwijl dus gekeken wordt naar het gebaar van een andere soortgenoot, coderen de spiegelneuronen de potentiële handeling van het subject als een vast onderdeel van de waarneming. Spiegelneuronen zijn niet alleen actief bij de spontane uitvoering of waarneming van een bepaalde handeling maar ook bij het leren op basis van imitatie. Spiegelneuronen maken het mogelijk om acties van anderen te detecteren ook al kunnen we ze niet volledig waarnemen. Ze vuren ook af bij een geluid dat verbonden is met de actie, zelfs al wordt de handeling niet gezien (bijvoorbeeld het geluid van een krakende pindanoot of van scheurend papier). Spiegelneuronen zijn multimodale cellen: ze reageren op zintuiglijke stimuli van visuele of auditieve aard. Daaruit leiden we af dat spiegelneuronen een multimodale en abstracte codering van acties van anderen mogelijk maken. Bovendien coderen ze de intentie die verbonden is met de geobserveerde handeling. Spiegelneuronen zouden vooral gelaatsbewegingen en mondbewegingen coderen, zowel ingestieve (zuigen, bijten) als communicatieve handelingen. Dit is een bijkomend argument voor de hypothese dat spiegelneuronen een rol spelen bij het begrijpen van emoties van anderen omdat het gelaat het belangrijkste lichaamsdeel is om emoties uit te drukken (Iacobono & Dapretto, 2006). fMRI studies van observatie en imitatie van emotionele gelaatsuitdrukkingen tonen aan dat zones waar spiegelneuronen zich bevinden, verbonden zijn met de voorste insula en met de
amygdala. Spiegelneuronen zouden dus bijdragen tot het meevoelen en begrijpen van gevoelens van anderen door het simuleren van de gelaatsuitdrukking door de observator. Steeds meer onderzoekers stellen een relatie vast tussen spiegelneuronen en empathie. Door het aanbrengen van letsels in de hersenen van proefdieren, door het bestuderen van patiënten met hersenletsels of door het toepassen van transcraniële magnetische stimulatie (TMN) ter hoogte van specifieke hersengebieden krijgen we meer inzicht in het spiegelneuronensysteem. Dit onderzoek is in ontwikkeling. Er komen meer aanwijzingen dat spiegelneuronen ook voorkomen in andere hersengebieden dan hierboven beschreven. Onze inzichten hieromtrent moeten de komende jaren zeker nog worden bijgesteld. Een interessante vaststelling is dat het achterste deel van de onderste frontale gyrus dat spiegelneuronen bevat overlapt met een deel van de area van Broca, een zone die van essentieel belang is voor de expressie van taal. Het waarnemen van doel en intentie van een handeling ligt dicht in de buurt van het vermogen om dit in woorden uit te drukken. Blijkbaar is de relatie tussen empathie en taal nauwer dan we veronderstellen, tenminste op basis van neurowetenschappelijke bevindingen. Op grond van inzichten in spiegelneuronen begrijpen we dat er bij empathie vooral gebruik wordt gemaakt van een neuraal vastliggend ‘spiegelmechanisme’ dat ons doet ervaren wat er zich in de psyché van anderen afspeelt. Het waarnemen van emotionele en sociale stimuli roept interne representaties van de toestand op in de waarnemer alsof deze een soortgelijke handeling voltrok of een soortgelijke emotie onderging. Empathie is dus niet denken over wat zich in de psyché van een ander afspeelt. Er wordt als het ware iets automatisch gecreëerd in de observator, de waargenomen emotie of handeling wordt in hem gesimuleerd en daardoor begrepen. Empathie gaat evenwel verder dan affectieve resonantie. Werkelijke empathie moet psychisch uitgewerkt en overdacht worden, veronderstelt differentiatie tussen subject en object, emotieregulatie, een vermogen tot fantaseren en het innemen van meerdere perspectieven. Ook al spelen spiegelneuronen een rol bij het tot stand komen van empathie, het is moeilijk voor te stellen dat empathie louter gevolg is van de werking van dit systeem. Er zijn andere neurale structuren in betrokken. Nu weten we dus dat beschadiging van welbepaalde hersenzones tot meer of minder uitgesproken empathische defecten leidt. De mogelijkheden op het vlak van beeldvormingstechnieken zijn zo verbeterd dat een preciezere diagnostiek van aangeboren of verworven empathische defecten mogelijk wordt. Binnenkort kunnen we deze dysfuncties anatomisch precies localiseren en de gevolgen van hersenletsels voor empathie, beter inschatten. Daardoor kunnen we de patiënt en zijn familie beter informeren. De indicatiestelling van een specifiekere therapie zal erbij winnen. In de literatuur wordt bijvoorbeeld gewezen op het nut van muziektherapie bij neurologisch bepaalde empathietekorten omdat sommige voor empathie belangrijke hersenzones toegankelijker zijn via muziek dan via verbale therapiemethoden. De ontdekking van het neurale substraat van empathie opent een nieuw perspectief op autisme-spectrumstoornissen. Is hier sprake van een stoornis in de werking van spiegelneuronen? Wreedheid en gewelddadigheid hangt samen met een gebrek aan empathie ten gevolge van een cerebraal defect waardoor mensen zich niet meer in anderen kunnen verplaatsen en hen niet beschouwen als volwaardige individuen met eigen gedachten en gevoelens. Of hoe psychopathie tot hersenziekte is geworden. Baron-Cohen werkt het concept nulempathie verder uit in zijn boek dat ook in het Nederlands vertaald is. Nul empathie betekent dat je je niet bewust bent hoe je op anderen overkomt, niet weet hoe je met anderen moet omgaan of hoe je kunt anticiperen op hun gevoelens of reacties. Er is dan geen flauw idee hoe het komt dat je relaties mislukken en dat je je op een diepgewortelde manier op jezelf focust. De gedachten en gevoelens van anderen verschijnen simpelweg niet op je radar. Hierdoor ben je ertoe veroordeeld je eigen dingen te doen, in je eigen kleine wereld te leven,
je hebt niet in de gaten dat er andere manieren van kijken zijn dan de jouwe. Het gevolg is dat je 100 % overtuigd bent van de juistheid van je eigen ideeën en overtuigingen. Wie het met jou niet eens is, ziet het in jou ogen verkeerd of is dom. Het gevaar is eenzaamheid, er zit geen rem op je gedrag, je voelt je vrij te doen waar je zin in hebt en iedere gedachte die in je opkomt eruit te flappen zonder stil te staan bij het effect dat je daden of woorden op iemand anders kunnen hebben. Dan ben je in staat tot moord en verkrachting, dat je niet doorhebt wanneer je te veel praat of te lang in iets blijft hangen. Klinisch zien we nulempathie vooral bij psychopaten, narcisten en bepaalde borderline patiënten. Nu maken we een sprong van de neurobiologie naar de psychodynamiek van empathie. Persoonsempathie, ook wel achtergrond empathie genoemd, verwijst naar het ervaringsnabij begrijpen van de wereld van de patiënt. Hoe kunnen we de patiënt begrijpen zowel vanuit zijn actuele leefsituatie als vanuit zijn subjectieve beleving van het verleden? Hoe hebben vroegere ervaringen ertoe geleid dat hij waarneemt, denkt, voelt, oordeelt en handelt zoals hij feitelijk doet? Dit is de kernvraag waar de psychoanalyse met de ervan afgeleide psychodynamische therapieën, zich bij uitstek mee bezig houdt. Onze actuele belangstelling voor empathie heeft te maken met het feit dat de psychoanalyse relationeler en intersubjectiever geworden is. Vooral onder invloed van de zelfpsychologie is empathie tot het wezen van het analytische werk gaan behoren. In de visie van Kohut is empathie een waarden-neutrale modus van observeren die bij uitstek toelaat complexe mentale toestanden te kennen. Empathie is zich onderdompelen in de perceptie van de ervaring van de ander en vervolgens nadenken over de aard van deze ervaring. Dit veronderstelt dat men zich in de ander kan verplaatsen. Empathische kennis kan zowel constructief als destructief gebruikt worden. Een misdadiger kan empathie aanwenden om de kwetsbaarheid van zijn slachtoffer in te schatten. De tegenovergestelde situatie is deze van een moeder die empathie gebruikt om zich op haar kind af te stemmen en zo kan invoelen wat in het kind omgaat. Empathie moet dus los gezien worden van elke intentie. Volgens Kohut (1984) is empathie een fundamentele behoefte die minstens even noodzakelijk is voor de overleving als zuurstof. Pas wanneer empathie ontbreekt, worden problemen acuut en dramatisch zichtbaar. Kohut wijst herhaaldelijk op de dehumaniserende impact van een onempathische omgeving. Empathische tekortkomingen van de ouders en eerste verzorgers spelen volgens Kohut een rol in het ontstaan van alle psychopathologie. Het empathisch falen van de ouders kan samenhangen met factoren bij het kind (wanneer de noden van het kind ongewoon hoog zijn bijvoorbeeld bij handicaps of leermoeilijkheden), bij de ouders (volledig opgeslorpt worden door zichzelf of door externe omstandigheden) of in de relatie tussen het kind en de ouders (bij bv. grote temperamentverschillen). Impasses, weerstanden en ageren in de behandeling worden door Kohut in verband gebracht met empathische defecten van de therapeut. Dank zij de empathische relatie zal de patiënt tijdens de behandeling narcistische overdrachten ontwikkelen. Door het eigen empathisch falen te erkennen en de patiënt troostend te loodsen doorheen fases van ontgoocheling in de therapeut kan een ruptuur in de empathische band gerepareerd worden. Het telkens weer installeren van een empathische band na een krenking of teleurstelling leidt tot opbouw en versteviging van het zelf. Tot besluit kunnen we stellen dat nieuwe ontwikkelingen op het vlak van empathie vooral worden verwacht vanuit de dialoog tussen neurowetenschappen en psychoanalyse. De belangrijkste boodschap blijft dat empathie niet kan gecultiveerd of afgedwongen worden, empathie is een tijdelijk en voorbijgaand gebeuren. Empathie is zowel een fundamentele menselijke nood en tezelfdertijd een krachtige therapeutische band. Onthoud vooral dat empathie een aangeboren capaciteit is die neurobiologisch is bepaald en zich niet beperkt tot de menselijke soort. Ze is een te ontwikkelen mogelijkheid die bijzonder kwetsbaar is wanneer er zich verstoringen voordoen in de relaties met de zorgfiguren tijdens
de eerste kinderjaren. Empathie kan niet los gezien worden van hechting en mentalisatie, een gebied waarover bijzonder veel empirisch-wetenschappelijk onderzoek gebeurt.