Eisen voor uitwisseling van e-Diabetes kernset in de diabeteszorg EISEN AAN ZORGVERLENERS, INFORMATIESYSTEMEN EN STANDAARDEN
Datum Juli 2011
Auteur(s) Arianne van de Wetering (Nictiz) Erik van Es (Nictiz)
© Nictiz
www.nictiz.nl
Inhoud
H-1
Inleiding
3
1.1.
Leeswijzer
3
H-2
Informatiebehoefte
5
H-3
Drie keuzescenario’s
7
3.1. 3.2. 3.3. 3.4.
Gekoppelde bronsystemen Gezamenlijk keteninformatiesysteem Mengvormen Samenvatting
7 9 10 11
H-4
Eisen aan informatiesystemen
13
4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6. 4.7.
Generieke eisen Specifieke eisen aan het HIS Specifieke eisen aan het KIS Specifieke eisen aan het ZIS Specifieke eisen aan overige XIS’en Specifieke eisen aan patiëntportalen Specifieke eisen aan zorgverlenerportalen
13 14 15 16 17 17 17
H-5
Rol van zorgverleners
19
H-6
Rol van netwerken
20
6.1. 6.2. 6.3.
Rol van het LSP (HL7v3 netwerk) Rol van Edifact netwerken Rol van OZIS netwerken
20 20 20
H-7
Toespitsing van standaarden
22
7.1. 7.2. 7.3.
OZIS ketenzorgstandaard NHG uitspoelformaat Edifact
22 22 22
Bijlage I. Definities en afkortingen
24
Bijlage II. Voorbeeld MEDVRY bericht met verwijzing én e-Diabetes kernset
25
2
Eisen voor uitwisseling van de e-Diabetes kernset in de diabeteszorg
H-1 Inleiding
Goede zorgverlening vraagt om uitwisseling van gegevens tussen betrokken zorgverleners en met de patiënt. Daarnaast hebben betrokkenen behoefte aan stuur- en verantwoordingsinformatie die iets zegt over de kwaliteit van de geleverde zorg. Het NAD en Nictiz hebben hiervoor een aanpak beschreven in het visiedocument “Informatisering van de integrale zorg”1. Het project “Samenwerking en verantwoording op basis van een uniforme kernset” werkt aan de realisatie van de eerste stap van de visie binnen een periode van 1 à 1,5 jaar. Als onderdeel van dit project is een haalbaarheidsonderzoek2 uitgevoerd naar hoe de gegevens van de kernset op deze korte termijn het beste tussen de betrokken informatiesystemen uitgewisseld kunnen worden. In dit document zijn de uitkomsten van het haalbaarheidsonderzoek toegankelijk gemaakt voor zorgaanbieders, koepels, zorggroepen en leveranciers. Het moet zorgaanbieders en zorggroepen helpen om samen met leveranciers digitale gegevensuitwisseling in de keten op korte termijn te verbeteren. Op een laagdrempelige manier wordt aangegeven welke aanvullende eisen gesteld moeten worden aan registratie, informatiesystemen, netwerken en communicatiestandaarden. In de praktijk bestaan grote verschillen tussen hoe zorggroepen de interne gegevensuitwisseling geregeld hebben. Iedere zorggroep zal individueel moeten bekijken in hoeverre het aan de hier geformuleerde eisen voldoet. Ook voor zorggroepen die al heel ver zijn met de digitale gegevensuitwisseling is er winst te behalen. Dit document is als volgt opgebouwd. Uitwisseling van de e-Diabetes kernset dient primair ter ondersteuning van het zorgproces. In hoofdstuk H-2 worden de interacties beschreven die met de eisen uit dit document ondersteund worden. Hoofdstuk H-3 beschrijft de verschillende oplossingscenario’s waaruit een zorggroep of diabetesketen kan kiezen om de e-Diabetes kernset onderling uit te wisselen. Hoofdstuk H-4 beschrijft vervolgens welke minimale eisen er aan de informatiesystemen gesteld moeten worden om deze scenario’s in de praktijk te laten werken. Dit hoofdstuk start met generieke eisen die voor alle systemen gelden en vervolgt met een opsomming van eisen per type zorginformatiesysteem. De rol van de zorgverlener en wat van hem verwacht wordt bij digitale gegevensuitwisseling is toegelicht in hoofdstuk H-5. Bij communicatie tussen informatiesystemen spelen netwerken een belangrijke rol, zie hoofdstuk H-6. De scenario’s maken zoveel mogelijk gebruik van beschikbare standaarden, maar voor uitwisseling van de kernset zijn enkele kleine aanpassingen vereist. Deze worden beschreven in H-7. De voordelen van uitwisseling van de kernset op de manier zoals beschreven in dit document zijn uitgewerkt in de kwalitatieve business case3.
1.1.
Leeswijzer
Niet alle onderdelen van dit document zijn voor alle lezers even belangrijk om te lezen. We raden iedereen aan om ten minste de interacties en scenario’s in de hoofdstukken H-2 en H-3 te lezen. De geïnteresseerde zorgverlener wordt geadviseerd om aanvullend hoofdstuk H-5 met de eisen aan de zorgverlener en de specifieke paragrafen van hoofdstuk H-4 (waaronder ook paragraaf 4.1) met de eisen aan de eigen systemen te lezen. De technisch geïnteresseerde lezen wordt geadviseerd om ook de resterende hoofdstukken te lezen. Voor diegenen die na het lezen van dit document nog geïnteresseerd is 1
Informatisering van de integrale zorg, NAD/Nictiz, oktober 2010. Mogelijkheden voor interoperabiliteit binnen de diabeteszorg op basis van uniforme kernset Haalbaarheidsonderzoek, NAD/Nictiz, Juni 2011. 3 Samenwerking en verantwoording op basis van een uniforme kernset - Kwalitatieve business case, NAD/Nictiz, mei 2011. 2
Juli 2011
3
zijn in de achterliggende afwegingen of technische details, verwijzen we naar het haalbaarheidsonderzoek zelf. Voor verdere vragen over deze eisen kunt u terecht bij Nictiz.
4
Eisen voor uitwisseling van de e-Diabetes kernset in de diabeteszorg
H-2 Informatiebehoefte
Het doel van de eisen in dit document is om uitwisseling van de gegevens uit de e-Diabetes kernset in de praktijk mogelijk te maken. Hiervoor is gekeken naar het zorgproces zoals de NDF zorgstandaard die voorschrijft en tot welke informatiebehoefte dat leidt. Bij de diabeteszorg zijn zeer veel verschillende disciplines betrokken wat resulteert in een grote diversiteit aan interacties die zich terug laten brengen tot een aantal basisinteracties (ook wel use-cases genoemd). 1. Verwijzing of consultatie 2. Terugrapportage 3. Periodieke controle 4. Zelfmanagement 5. Medicatie voorschrijven 6. Aanvragen labonderzoek en ontvangen uitslagen Daarnaast moeten zorgverleners ook gegevens aanleveren voor indicatoren of stuurinformatie. Het gebruik van de e-Diabetes kernset in deze basisinteracties wordt kort toegelicht.
Verwijzing of consultatie Bij de behandeling van diabetes kunnen zeer veel zorgverleners betrokken zijn die onder regie van de hoofdbehandelaar (huisarts of internist) ingeschakeld worden. Dat gaat doormiddel van een verwijzing waarbij tevens de relevante gegevens van de e-Diabetes dataset meegestuurd worden. Wat in dit geval als relevant beschouwd mag worden staat in de handreiking toegang e-Diabetes kernset5. Onder een consultatie wordt in dit geval de situatie verstaan dat een zorgverleners een andere zorgverlener in de keten inschakelt voor een advies zonder dat deze de patiënt persoonlijk ziet. Vanuit een informatieperspectief is dit gelijkwaardig aan een verwijzing
Terugrapportage Na een verwijzing of consultatie volgen een of meerdere terugrapportages met de bevindingen van de collega-zorgverlener. Indien de verwijzing tot meerdere contactmomenten met de patiënt leidt, dan leidt dit eveneens tot meerdere terugrapportages. Dit is ook aan de orde wanneer de huisarts het hoofdbehandelaarschap (tijdelijk) overdraagt aan de internist. De afspraak is dan dat de huisarts periodiek op de hoogte gehouden wordt over de behandeling. Afspraken over terugrapportages liggen veelal vast in landelijke richtlijnen, zoals huisarts-specialist (HASP), huisarts-fysiotherapeut, landelijke transmurale afspraken (LTA) en landelijke eerstelijns samenwerkingsafspraken (LESA). In alle gevallen bevatten de (terug)rapportages relevante5 gegevens van de e-Diabetes kernset. Een diëtist rapporteert minder parameters van de e-Diabetes kernset dan bijvoorbeeld een internist.
Periodieke controle De basis van de behandeling van diabetes vormen de periodieke controles door of namens de hoofdbehandelaar. In totaal vinden er minimaal vier controles per jaar plaats bestaande uit drie beperkte kwartaalcontroles en een uitgebreide jaarcontrole. Voorafgaand aan de periodieke controle moet de patiënt bloed laten prikken. In geval van een jaarcontrole, worden ook de ogen op retinopathie gecontroleerd (hiervoor wordt de patiënt meestal verwezen). Voor de periodieke controle zijn de gegevens van de e-Diabetes kernset vereist. Na afloop van de controle worden deze geactualiseerd.
Juli 2011
5
Zelfmanagement Volgens de NDF zorgstandaard maakt de patiënt deel uit van het behandelteam en heeft vanzelfsprekend een belangrijke rol bij het managen van zijn eigen ziekte. Een deel van de patiënten wil hiervoor ook graag inzage in zijn eigen gegevens en in de toekomst ook volwaardig kunnen communiceren met zijn behandelaren. De eerste stap is om alle patiënten de mogelijkheid te bieden om op ieder willekeurig moment inzage te hebben in hun gegevens van de e-Diabetes kernset.
Medicatie voorschrijven Artsen kunnen ten behoeve van de behandeling medicatie voorschrijven. Hiervoor moeten ze beschikken over specifieke medicatiegegevens waaronder actuele medicatie, intoleranties en contra indicaties. Aangezien het voorschrijven al landelijke aandacht heeft, wordt daar in dit rapport niet nader op ingegaan. Uitzondering is een quick-win wat betreft de terugrapportage over de verstrekte medicatie van de apotheek naar de huisarts.
Aanvragen labonderzoek aanvragen en ontvangen uitslagen Artsen vragen regelmatig laboratoriumonderzoeken aan. Bij de aanvraag van labonderzoek spelen gegevens van de e-Diabetes kernset in principe geen rol. De aanvrager ontvangt de relevante gegevens van de e-Diabetes kernset als labuitslag weer retour. Voor een volledig beeld hebben artsen behoefte aan alle labuitslagen uit de e-Diabetes kernset, dus niet alleen van het onderzoek dat ze zelf aangevraagd hebben. De eerste stap voorziet daar in beperkte mate in (uitwisseling van labonderzoeken tussen artsen die daadwerkelijk bij de diabetesbehandeling van een bepaalde patiënt betrokken zijn).
Aanleveren gegevens voor indicatoren en stuurinformatie Een aantal zorgaanbieders moet gegevens aanleveren ten behoeve van indicatoren over de diabeteszorg voor zowel interne als externe doeleinden. Met name zorggroepen en huisartsen hebben daarmee te maken. Periodiek moeten huisartsen hiervoor geanonimiseerde gegevens van de e-Diabetes kernset aanleveren op basis waarvan een zorggroep indicatoren en stuurinformatie kan berekenen.
6
Eisen voor uitwisseling van de e-Diabetes kernset in de diabeteszorg
H-3 Drie keuzescenario’s
Zorgaanbieders die gezamenlijk diabeteszorg aan hun patiënten bieden kiezen in principe uit drie verschillende scenario’s (architecturen) die dit hoofdstuk beschrijft. Voor welk scenario een keten kiest, is een afweging van verschillende criteria waarvan uitwisseling van gegevens met ketenpartners en de patiënt er slechts een is. Dit document doet geen uitspraken over welk scenario het beste is, maar beschrijft wat ervoor nodig is om uitwisseling van de kernset binnen de keten mogelijk te maken, gegeven een bepaald scenario. Wel zijn er kenmerkende verschillen tussen de scenario’s ten aanzien van de gestructureerdheid van de gegevensuitwisseling (en daarmee gemak voor de gebruiker) en de termijn waarop uitwisseling tussen alle ketenpartners daadwerkelijk in het veld beschikbaar zal zijn. Op dit moment brengt ieder scenario in de praktijk vaak nog zijn eigen specifieke interoperabiliteitsproblemen mee die met de eisen in dit document grotendeels opgelost kunnen worden. Er zijn twee hoofdgroepen van architecturen voor uitwisseling van de e-Diabetes kernset in de diabetes ketenzorg: die met gekoppelde bronsystemen en die met een gezamenlijk keteninformatiesysteem (KIS). De derde variant is een combinatie van beide hoofdgroepen.
3.1.
Gekoppelde bronsystemen
Bij gekoppelde bronsystemen werken alle bij de diabeteszorg betrokken zorgverleners in hun eigen (bron)systeem en wisselen onderling digitaal informatie over de patiënt uit. Dat kan proactief doordat een zorgverlener zelf het initiatief neemt om andere zorgverleners te informeren middels een bericht of reactief doordat een zorgverlener de actuele gegevens van de patiënt bij een andere zorgverlener opvraagt.
HIS specialisten & verpleegkundigen
huisarts & praktijkondersteuner XIS
ZIS
overige zorgverleners
netwerk
RIS
PGD patiënten
zorggroep
RIS diëtist
AIS LIS
apothekers
laboranten
Figuur 1 - Gekoppelde bronsystemen
Belangrijke voorwaarden voor dit scenario zijn dat iedere zorgverlener over een systeem beschikt dat hem
Juli 2011
7
of haar ondersteunt in de directe zorgverlening, in staat is om de relevante gegevens van de e-Diabetes kernset op te slaan en te delen met andere zorgverleners. De zorggroep heeft als hoofdaannemer van de geïntegreerde diabeteszorg een regie informatie systeem (RIS) met functies voor kwaliteitszorg en financiële afhandeling. Hiervoor zijn geanonimiseerde gegevens van de kernset noodzakelijk. De inschatting is dat volledige uitwisseling van de e-Diabetes kernset tussen alle betrokkenen op korte termijn niet reëel is. De meeste bronsystemen zijn niet in staat om medische patiëntgegevens gestructureerd op te slaan en hebben weinig tot geen voorzieningen om te communiceren met andere systemen. De positieve uitzondering vormen de huisarts informatiesystemen (HIS), apotheker informatie systemen (AIS) en laboratorium informatie systemen (LIS). Desalniettemin kan het scenario van gekoppelde informatiesystemen op korte termijn voorzien in de behoefte van sommige zorggroepen. Het gros van de patiënten (90%) staat namelijk onder behandeling van de huisarts. Door het dossier van de huisarts als centraal dossier te beschouwen, kunnen alle betrokkenen toch beschikken over de meest actuele gegevens van de e-Diabetes kernset. De HIS’en zijn namelijk al in staat om de parameters van de e-Diabetes kernset gestructureerd op te slaan en, met geringe aanpassingen, om deze met andere systemen uit te wisselen. Voor zorgverleners die niet op korte termijn over een bronsysteem kunnen beschikken dat kan communiceren met de HIS’en, kan een zorgverlenersportaal de mogelijkheid bieden gegevens van de e-Diabetes kernset in te zien. Dit natuurlijk met toestemming van de huisarts en de patiënt zelf. Dat laatste geldt overigens in alle gevallen waarin gegevens van de patiënt uitgewisseld worden. Figuur 2 illustreert de situatie van een eerste stap van informatie-uitwisseling bij gekoppelde bronsystemen waarin het HIS een centrale rol vervult.
ZIS
XIS
specialisten
ketenpartners met bronsysteem
Verwijzing Rapportage
Rapportage
Portaal
Samenvatting
ketenpartners zonder bronsysteem
Samenvatting
HIS
Extractie
Verstrekking
RIS
zorggroep
patiënten
Recept
Uitslag
PGD
AIS
apothekers
LIS laboranten Figuur 2 – Eerste stap bij gekoppelde bronsystemen
Belangrijke beperking in de eerste stap in dit scenario is dat zorgverleners niet onderling kunnen communiceren maar alleen via de huisarts over actuele patiëntgegevens kunnen beschikken. Hetzelfde geldt voor de patiënt, die hier bovendien alleen nog inzagemogelijkheden heeft. In principe is met de in dit document aanbevolen communicatiestandaarden uitwisseling tussen bronsystemen onderling zonder tussenkomst van het HIS wel mogelijk. Het wordt echter niet reëel geacht dat de verschillende ICT leveranciers deze optie op korte termijn zullen implementeren. Dat komt omdat ketenpartners vooral vragen om uitwisseling met de huisarts en nog nauwelijks om uitwisseling met andere zorgverleners.
8
Eisen voor uitwisseling van de e-Diabetes kernset in de diabeteszorg
3.2.
Gezamenlijk keteninformatiesysteem
Bij dit scenario werken alle betrokkenen voor de diabeteszorg in hetzelfde systeem: een zogenaamd keteninformatiesysteem (KIS). Uitwisseling van de kernset is in dit geval eenvoudig omdat iedereen in hetzelfde systeem werkt. Feitelijk biedt het KIS hier voor iedere betrokkene die functionaliteit die in het scenario van de gekoppelde bronsystemen door de afzonderlijke bronsystemen wordt geboden: ondersteuning in de directe (diabetes)zorgverlening, registratie en inzage van de relevante gegevens van de e-Diabetes kernset. Kenmerk bij dit scenario is dat een zorgverlener in twee systemen werkt: voor de ketenzorg in het KIS en voor de overige zorg in het eigen bronsysteem. Dat brengt de noodzaak met zich mee dat beide systemen elkaar up-to-date houden en onderling gegevens van de e-Diabetes kernset synchroniseren. Als de patiënt over een persoonlijk gezondheidsdossier (PGD) beschikt, dan geldt daarvoor hetzelfde. Daarnaast biedt een bronsysteem vaak specialistische functies die het KIS niet ondersteunt. Zo verwerkt de apotheker recepten en verstrekkingen in het AIS, schrijft de huisarts medicatie voor vanuit het HIS en verwerkt de laborant (klinisch chemicus) de labuitslagen in het LIS. In dit scenario wordt het gezamenlijke KIS gebruikt voor het delen van het gemeenschappelijke patiëntendossier (minimaal de kernset). Dus een apotheker die inzage wil in de diabetesgegevens van de patiënt, logt daarvoor in op het KIS. Om het ongemak van twee keer inloggen te beperken bieden sommige leveranciers een single sign-on oplossing waarbij de gebruiker maar eenmaal in hoeft te loggen. Een KIS biedt ook functionaliteiten voor de zorggroep (hoofdaannemer) voor kwaliteitszorg en financiële afhandeling.
HIS
specialisten & verpleegkundigen
huisarts & praktijkondersteuner XIS
ZIS
overige zorgverleners
zorggroep
KIS
PGD patiënten
DIS diëtist
AIS LIS
apothekers
laboranten
Figuur 3 – Keteninformatiesysteem
Gezien de beperkingen van met name de bronsystemen schatten we in dat in dit scenario uitwisseling tussen het KIS en de bronsystemen niet op korte termijn voor alle systemen gerealiseerd zal zijn. Positieve uitzondering zijn ook hier de HIS’en waarvoor uitwisseling van de e-Diabetes kernset met het KIS met de aanbevelingen in dit document op korte termijn wel realistisch geacht wordt. Voor andere zorgverleners dan de huisarts geldt dat zij informatie dubbel zullen moeten registeren. Op de internist na, gaat het hier om beperkte informatie en dat zal waarschijnlijk geen grote problemen opleveren.
Juli 2011
9
HIS
specialisten & verpleegkundigen
ZIS
huisarts & praktijkondersteuner
Samenvatting
XIS overige zorgverleners
Rapportage
zorggroep
Rapportage
KIS
PGD patiënten
Rapportage
DIS diëtist
Uitslag
LIS
AIS
apothekers
laboranten
Figuur 4 – Eerste stap bij gezamenlijk keteninformatiesysteem
NB. In de eerste stap is er geen directe communicatie vanuit het KIS met Apotheek Informatie Systeem (AIS) en PGD. De medicatie-informatie komt uit het HIS en voor een apotheker die via het KIS inzage heeft in relevante gegevens van de patiënt, gaat (nog) geen rapportage naar het AIS. Technisch zou dat op dezelfde manier kunnen als voor een fysiotherapeut of diëtist, maar ontbreekt de urgentie in het veld om dat op korte termijn gerealiseerd te krijgen. Voor de patiënt met een PGD geldt dat er vanuit gegaan wordt dat deze een koppeling heeft met het HIS en op die manier indirect geactualiseerd wordt met gegevens uit het KIS. Iets vergelijkbaars geldt voor de laboratoriumuitslagen. Een aantal KIS’en heeft een directe koppeling met het lab en ontvangt afschriften van uitslagen die naar het HIS gaan. Met de HIS-KIS koppeling die in dit rapport aanbevolen wordt is dat niet perse noodzakelijk.
3.3.
Mengvormen
Het laatste scenario bestaat uit een combinatie van gekoppelde bronsystemen en het gezamenlijke keteninformatiesysteem. Dit scenario lijkt het meest op dat van het keteninformatiesysteem scenario, met als verschil dat enkele zorgverleners voor de diabeteszorg in hun eigen bronsysteem blijven werken omdat die voor hen voldoende of extra functionaliteit biedt. Het mengvorm scenario dient zich aan wanneer bijvoorbeeld een zorggroep een keteninformatiesysteem aanschaft, maar enkele huisartsen liever in hun HIS blijven werken omdat die een diabetesmodule heeft, die de diabeteszorgverlening goed ondersteunt. Aangezien de andere ketenpartners in het KIS werken, is een goede uitwisseling tussen HIS en KIS hier erg belangrijk. Verder blijft de zorggroep zelf voor de kwaliteitszorg en financiële afhandeling aangewezen op het KIS en dient dus ook te kunnen beschikken over de prestatiegegevens van de desbetreffende huisartsen. Dit scenario vraagt een iets intensievere samenwerking tussen KIS en bronsysteem dan bij het “pure KIS” scenario uit de vorige paragraaf. Hoewel het mengvorm scenario ook interessant kan zijn voor andere zorgverleners dan de huisarts, wordt het op korte termijn alleen reëel geacht voor huisarts informatie systemen en persoonlijke gezondheidsdossiers (PGD) of patiëntenportalen.
10
Eisen voor uitwisseling van de e-Diabetes kernset in de diabeteszorg
HIS
specialisten & verpleegkundigen
ZIS
huisarts & praktijkondersteuner
Samenvatting
XIS
overige zorgverleners Rapportage
zorggroep
Rapportage
KIS
PGD patiënten
Rapportage
DIS diëtist
Uitslag
LIS
AIS
apothekers
laboranten
Figuur 5 – Eerste stap bij mengvorm KIS en HIS
NB. In het haalbaarheidsonderzoek is aangegeven dat het mengvormscenario in een eerste stap nog beperkte communicatie tussen de zorgverleners onderling buiten het KIS om vereist. Zo moet bijvoorbeeld in het geval van een verwijzing van een huisarts die in zijn bronsysteem werkt, naar een internist die in het KIS werkt, de internist op de hoogte gebracht worden van de verwijzing (net zoals dat nu gaat). Dit fungeert als trigger voor de internist om in het KIS in te loggen en de patiëntgegevens te raadplegen en te actualiseren. Dit heeft te maken met beperkingen van beschikbare standaarden en kan in de toekomst opgelost worden met nieuwe standaarden.
3.4.
Samenvatting
Vanuit een interoperabiliteitsoogpunt kan gesteld worden dat alle drie de scenario’s geschikt zijn om gegevens uit de e-Diabetes kernset met elkaar te delen. Er zijn echter wel onderscheidende kenmerken. Scenario Gekoppelde systemen
Keteninformatiesysteem
Mengvorm
Juli 2011
Kenmerken Huisartsendossier als centraal dossier voor de keten (in deze fase) Uitwisseling in de keten beperkt tot e-Diabetes kernset Iedereen werkt in eigen systeem (indien aanwezig) Inzage mogelijkheid voor zorgverleners zonder goed eigen systeem Inzage mogelijkheid voor patiënt Generieke oplossing, communicatie is onafhankelijk van keten (aandoening) KIS als centraal dossier Iedereen werkt in het KIS Bredere uitwisseling dan e-Diabetes kernset (bepaald door KIS leverancier) Op korte termijn / nu al bidirectionele uitwisseling met de patiënt KIS als centraal dossier Keuzevrijheid om in eigen systeem te blijven werken (uitwisseling wordt dan wel beperkt tot e-Diabetes kernset) Brede uitwisseling tussen KIS gebruikers
11
Voor welk scenario een zorggroep kiest, hangt af van de lokale situatie zoals het ambitieniveau, toekomstverwachtingen, de aanwezige systemen en de onderlinge verhoudingen. Bovendien is een keuze niet los te zien van andere ketens die zich aan het ontwikkelen zijn en eveneens vragen om integrale communicatie. Ook hebben patiënten steeds vaker meerdere aandoeningen die in samenhang behandeld moeten worden. Het is op dit moment lastig aan te geven wat daarvoor de beste keuze is, keteninformatiesystemen, gekoppelde bronsystemen of een combinatie van beiden. Wij verwachten dat alle scenario’s nog lang naast elkaar zullen blijven bestaan en dat de keuze voor een specifiek scenario een lokale afweging is van voor- en nadelen.
12
Eisen voor uitwisseling van de e-Diabetes kernset in de diabeteszorg
H-4 Eisen aan informatiesystemen
Om de gewenste informatie-uitwisseling van de e-Diabetes kernset te kunnen realiseren moeten er bepaalde minimale eisen gesteld worden aan de zorginformatiesystemen. Dit hoofdstuk beschrijft per type zorginformatiesysteem welke minimale eisen er vanuit een interoperabiliteitsoogpunt aan gesteld moeten worden. Het is met name bedoeld om zorgaanbieders en zorggroepen inzicht te geven in welke eisen ze moeten stellen aan hun informatiesystemen. Leveranciers zullen waarschijnlijk behoefte hebben aan meer technische details. Daarvoor wordt verwezen naar het haalbaarheidsonderzoek. Paragraaf 4.1 beschrijft generieke eisen die voor ieder systeem van toepassing zijn. De overige paragrafen beschrijven de additionele eisen per type zorginformatiesysteem. De eisen zijn onderverdeeld in drie categorieën: Functionele eisen. Communicatie eisen. Eisen voor informatieveiligheid.
4.1.
Generieke eisen
Onderstaande eisen ten aanzien van informatieveiligheid vloeien met name voort uit wetgeving, te weten de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en de wet op geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO). Tevens zijn deze gebaseerd op bevindingen van het College bescherming persoonsgegevens (CBP) bij twee regionale situaties met informatie-uitwisseling in de zorg4. Ieder zorginformatiesysteem moet voldoen aan de volgende eisen: Categorie Functioneel
Communicatie
Informatieveiligheid
4
Minimale eis Registratie van de toestemming van patiënten om informatie binnen de keten te delen (opt-in) in systemen die informatie van de patiënt opleveren (bronsystemen). Uitwisseling op basis van Edifact MEDVRY. Ieder systeem moet in staat zijn om een MEDVRY bericht met gegevens van de e-Diabetes kernset te versturen of te ontvangen. Daarmee vormt het de basis waarop alle systemen terug kunnen vallen. Nadeel van MEDVRY is dat de informatie ongestructureerd wordt verstuurt en daardoor niet geautomatiseerd verwerkt kan worden. Gestructureerde overdracht met MEDLAB verdient of OZIS de voorkeur. Meer details hierover zijn te vinden in het haalbaarheidsonderzoek. Patiëntidentificatie vindt plaats op basis van BSN, er is geen andere (lokale) patiënt-id nodig bij opvraag van gegevens. Volg de gedragscode van het veld. Deze komt naar verwachting eind 2011 beschikbaar. Om de lezer toch enig houvast te bieden, zijn de eisen die van toepassing zijn op de informatiesystemen hier opgenomen. Kanttekening hierbij is dat de tekst van de uiteindelijke gedragscode leidend is. Logging van (poging tot) toegang tot patiëntgegevens in het eigen systeem op individueel (zorgverlener) niveau. Logging van (poging tot) opvraging van patiëntgegevens bij andere
Privacy bij regionale uitwisseling van patiëntgegevens: Handreiking naar aanleiding van bevindingen van het CBP bij twee regionale situaties, KNMG, VHN, NHG en KNMP, September 2010.
Juli 2011
13
Categorie
Minimale eis zorginformatiesystemen op individueel (zorgverlener) niveau. Dus: logging in het eigen systeem dat vanuit het eigen systeem een (poging tot) opvraging in een ander systeem wordt geïnitieerd. Logging van (poging tot) opvraging bij het eigen systeem door zorgverleners via andere systemen, op individueel niveau. Dus: logging in het eigen systeem dat vanuit een ander systeem (een poging tot) opvraging in het eigen systeem wordt gedaan. Logging van opvragingen bij het eigen systeem door patiënten via andere systemen, op individueel niveau. Er wordt alleen informatie gedeeld met andere zorgverleners na expliciete toestemming van de patiënt. Daar waar zorgverleners opvragingen mogen doen bij andere systemen: sterke authenticatie van deze zorgverleners, bij voorkeur op basis van UZI-pas. Filtering bij aanvrager van informatie om aan de autorisatierichtlijn te voldoen.
Toelichting opt-in Om een dergelijke opt-in voor zorgverleners werkbaar te houden kan de hoofdbehandelaar (huisarts) toestemming vragen aan de patiënt voor het uitwisselen van gegevens in de gehele diabetes zorgketen. Omdat de huisarts zowel betrokken is bij HIS als KIS, kan dit in beide systemen geregistreerd worden. Vervolgens kunnen andere zorgverleners patiëntgegevens opvragen bij HIS of KIS.
4.2.
Specifieke eisen aan het HIS
Een huisarts is vaak de hoofdbehandelaar bij de behandeling van diabetes en dient om die reden altijd over een compleet en actueel dossier van de patiënt te beschikken. Daarnaast fungeert de huisarts vaak als poortwachter naar de andere zorgaanbieders toe, ook hiervoor dient hij over een actueel dossier te beschikken. Vrijwel alle huisartsen werken digitaal en houden een gestructureerd dossier bij in hun HIS. Een HIS ondersteunt zorgverleners in de huisartsenpraktijk bij de directe zorgverlening. Sommige HIS’en bieden specifieke ondersteuning voor de diabeteszorg in de vorm van losse diabetes modules. Alle HIS’en zijn in staat om Edifactberichten van andere zorgverleners te ontvangen en kunnen op deze manier ook digitale recepten en verwijsbrieven versturen. Dat wil niet zeggen dat uitwisseling met andere systemen ook daadwerkelijk plaatsvindt. In het algemeen geldt het volgende: Recepten worden hoofdzakelijk digitaal verstuurd naar de openbare apotheek. Zelden wordt de huisarts geïnformeerd over de verstrekte medicatie. Labuitslagen van door de huisarts aangevraagd onderzoek worden nagenoeg volledig digitaal verzonden. Specialisten sturen hun brieven voor een groot deel digitaal naar de huisartsen. Verwijsbrieven van de huisarts worden soms met Edifactberichten naar de specialist verstuurd, naar andere zorgverleners vrijwel niet. Deze berichten komen vaak centraal binnen bij het ziekenhuis waar ze geprint en per interne post naar de betreffende specialist verzonden worden. Er zijn steeds meer huisartsen en ziekenhuizen die specifieke systemen voor het verwijsproces gebruiken en digitale uitwisseling van verwijsinformatie mogelijk maken. Naast Edifact ondersteunen HIS’en ook OZIS in verband met dienstwaarneming. HIS’en gebruiken OZIS in toenemende mate ook voor ketenzorg (HIS-KIS communicatie). Leveranciers waren bezig OZIS voor dienstwaarneming uit te faseren en te vervangen door uitwisseling via het LSP. Om uitwisseling van de kernset tussen alle betrokkenen mogelijk te maken moeten de HIS’en naast de generieke eisen tevens aan de volgende specifieke eisen voldoen.
14
Eisen voor uitwisseling van de e-Diabetes kernset in de diabeteszorg
Categorie Functioneel
Communicatie
Informatieveiligheid
4.3.
Minimale eis Gestructureerde vastlegging van de gegevens van de e-Diabetes kernset (conform het HIS referentiemodel van de NHG). Ondersteuning van gebruiker bij gestructureerde dossiervoering. Veel HIS’en bieden zogenaamde invoerprotocollen aan die gestructureerde vastlegging bevorderen. Deze invoerprotocollen moeten toegespitst worden op de e-Diabetes kernset. Deze eis is onafhankelijk van het architectuurscenario. Semi-geautomatiseerd verwerken van het medicatiebericht (verstrekkingsbericht) van de apotheker. Ondersteuning van de (aangepaste) OZIS ketenzorgstandaard voor de uitwisseling tussen keteninformatiesystemen, patiënt- en zorgverlenersportalen. Het voordeel van OZIS s dat informatie gestructureerd uitgewisseld wordt en daarmee automatisch verwerkt kan worden. Zie verder §7.1. Versturen van een Edifact MEDVRY bericht dat de gegevens van de eDiabetes kernset bevat bij een verwijzing naar het bronsysteem van een andere zorgverlener. Zie §7.3. Ontvangen van Edifact MEDSPE of MEDVRY van andere ketenpartners met gegevens van de e-Diabetes kernset, zie §7.3. Voor indicatorenberekeningen is het wenselijk dat de HIS’en een geanonimiseerde uitspoel van de volledige e-Diabetes kernset ondersteunen op basis van het aangepaste NHG uitspoelformaat. Zie §7.2. Geen specifieke eisen
Specifieke eisen aan het KIS
Keteninformatiesystemen richten zich op specifieke patiëntengroepen en ondersteunen alle daarbij betrokken zorgverleners en vaak ook de patiënt bij de zorgverlening. Een KIS kan meerdere ketens (aandoeningen) ondersteunen. Het zijn vooral zorggroepen die KIS’en aanschaffen en als eis stellen dat alle gecontracteerde zorgverleners voor de diabeteszorg in het KIS werken. Er zijn grote verschillen tussen KIS’en qua functionaliteit en kwaliteit. In de regel bieden ze gestructureerde vastlegging van de medische gegevens en vergaande functionaliteit voor het zorgproces. Er worden geen functies geboden voor het voorschrijven of verstrekken van medicatie en ook niet voor laboratoriumonderzoeken. Gegevens in het KIS worden gebruikt om diverse rapportages te maken voor interne kwaliteitsbewaking en externe verantwoording. KIS’en ondersteunen allemaal de Edifact standaard om labuitslagen te ontvangen en vrije tekst berichten naar het HIS te sturen. Slechts een klein aantal KIS’en ondersteunt al de OZIS ketenzorgstandaard voor geautomatiseerde uitwisseling met het HIS. Meestal is er geen verdere communicatie met bronsystemen. Om uitwisseling van de kernset tussen alle betrokkenen mogelijk te maken moeten de KIS’en naast de generieke eisen tevens aan de volgende specifieke eisen voldoen. Categorie Functioneel
Communicatie
Juli 2011
Minimale eis Gestructureerde vastlegging van de gegevens van de e-Diabetes kernset. De meeste KIS’en zijn al in staat om de gegevens gestructureerd op te slaan. Die moet wel voldoen aan de eisen van de e-Diabetes kernset. Ondersteuning van gebruiker bij gestructureerde dossiervoering. Inzage mogelijkheid door de patiënt in de relevante parameters van de e-Diabetes kernset. Ondersteuning van de (aangepaste) OZIS ketenzorgstandaard voor de
15
Categorie
Informatieveiligheid
4.4.
Minimale eis uitwisseling met de huisartsinformatiesystemen. Iedere wijziging in het KIS wordt doorgegeven aan het HIS en wanneer een gebruiker in het KIS inlogt, worden de meest actuele gegevens van de e-Diabetes kernset bij het HIS opgehaald. Zie verder §7.1. Update van het bronsysteem van de zorgverlener met de gegevens die in het KIS ingevoerd zijn middels een Edifact MEDVRY bericht met de relevante gegevens van de e-Diabetes kernset. Zie §7.3. Versturen van een Edifact MEDVRY bericht dat de gegevens van de eDiabetes kernset bevat bij een verwijzing door de huisarts of een rapportage naar een huisarts die niet in het KIS werkt. Zie §7.3. Ten behoeve van indicatorenberekeningen is het wenselijk dat de KIS’en een geanonimiseerde uitspoel van de volledige e-Diabetes kernset ondersteunen op basis van het NHG uitspoelformaat. Zie §7.2. Zorgverleners hebben alleen toegang tot de voor hen relevante 5 gegevens . Zie handreiking van het NAD .
Specifieke eisen aan het ZIS
Een ziekenhuis informatiesysteem faciliteert meerdere bij de diabeteszorg betrokken zorgverleners waarbij de internist, diabetesverpleegkundige en oogarts de belangrijkste zijn. In vergelijking met HIS’en bieden ZIS’en nog beperkte functionaliteit voor de directe zorgverlening. In het algemeen biedt een ZIS functionaliteit voor financiële afhandeling, onderzoeken (lab, radiologie, etcetera) en het archiveren van digitale documenten zoals brieven. Papieren statussen zijn nog onmisbaar omdat in het ZIS beperkt behandelgegevens (kunnen) worden opgeslagen. ZIS’en zijn zich op dat vlak wel aan het ontwikkelen en sommige ziekenhuizen experimenteren bij een aantal specialismen met volwaardige EPD functionaliteit. Het zal echter nog jaren duren voordat ziekenhuizen volledig digitaal kunnen werken. Gestructureerde vastlegging van de e-Diabetes dataset is dan ook nog ver weg. Daarnaast zijn de meeste ZIS’en intern gericht en bieden zeer beperkt functionaliteit om samen te werken met de buitenwereld. De uitwisseling met de huisartsen is nog het meest intensief maar tegelijkertijd ook nog beperkt. De meeste ZIS’en kunnen wel een brief naar de huisarts sturen, maar doen dat niet altijd consequent. Digitale verwijsbrieven van de huisarts kunnen vaak niet automatisch verwerkt worden, waardoor deze informatie alleen in ongestructureerde vorm beschikbaar is voor de specialist. Om uitwisseling van de kernset tussen alle betrokkenen mogelijk te maken moeten de ZIS’en naast de generieke eisen tevens aan de volgende specifieke eisen voldoen. Categorie Functioneel
Communicatie
Informatieveiligheid
5
Minimale eis Gestructureerde vastlegging van de relevante gegevens van de eDiabetes kernset. Ondersteuning van gebruiker bij gestructureerde dossiervoering. Versturen van een Edifact MEDSPE bericht dat de gegevens van de eDiabetes kernset bevat bij een terugrapportage of terugverwijzing naar de huisarts. Zie §7.3. Uitslagen van onderzoeken (lab en functieonderzoek) worden bij voorkeur gestructureerd via MEDLAB verstuurd. Ontvangen MEDVRY inclusief de gegevens van de e-Diabetes kernset van de huisarts (vanuit het HIS of het KIS). Zie §7.3. Zorgverleners hebben alleen toegang tot de voor hen relevante 5 hierboven gegevens . Zie handreiking van het NAD .
Handreiking toegang e-Diabetes kernset, NAD, Is nog in ontwikkelingen en wordt medio 2011 verwacht.
16
Eisen voor uitwisseling van de e-Diabetes kernset in de diabeteszorg
4.5.
Specifieke eisen aan overige XIS’en
Iedere beroepsgroep in de eerste lijn heeft een eigen XIS. Deze XIS’en bieden nog zeer beperkte functionaliteit voor de diabeteszorgverlening en zijn in het algemeen niet in staat om met systemen van andere zorgverleners te communiceren. Met name bij paramedici wordt echter niet stil gezeten omdat men zich in toenemende mate realiseert dat om volwaardig mee te doen in de ketenzorg, men over een goed informatiesysteem moet beschikken. Gezien de functionaliteit die systemen van paramedici nu bieden, achten we ongestructureerde gegevensuitwisseling het meest realistisch voor de korte termijn. Edifact is daarvoor de meest aangewezen standaard. Categorie Functioneel Communicatie
Informatieveiligheid
4.6.
Minimale eis Verwerken van een ontvangen verwijsbericht. Opstellen van een terugrapportage. Ontvangen van een MEDVRY bericht van de huisarts via HIS of KIS. Zie §7.3. Uitslagen van onderzoeken (lab en functieonderzoek) worden bij voorkeur gestructureerd via MEDLAB verstuurd. Versturen van een Edifact MEDVRY bericht naar de huisarts met de gegevens van de e-Diabetes kernset. Zie §7.3. Geen aanvullende eisen
Specifieke eisen aan patiëntportalen
De patiënt moet de mogelijkheid hebben om volwaardig onderdeel uit te maken van het zorgproces. Om de patiënt hierin te faciliteren zijn er patiëntportalen of PGD’s in ontwikkeling die de patiënt de mogelijkheid bieden om informatie over zijn ziekte te raadplegen en zelf gegevens over zijn gezondheid op te slaan. De grote wens van gebruikers is dat deze systemen gekoppeld zijn aan de systemen van hun zorgverleners om daarmee ook inzage te hebben in de daar opgeslagen gegevens en zelf ook relevante gegevens aan te leveren. Slechts op experimentele basis hebben patiëntportalen een koppeling met HIS’en. Wat reëel mogelijk geacht wordt, is dat een patiëntportaal de gegevens van de e-Diabetes kernset bij de huisarts van de ingelogde patiënt op kan halen. Categorie Functioneel Communicatie Informatieveiligheid
4.7.
Minimale eis Inzage patiënt in eigen e-Diabetes kernset. Ondersteuning van het OZIS (aangepaste) ketenzorgbericht ( §7.1) om de e-Diabetes kernset uit het HIS op te vragen. Authenticatie van patiënt op basis van DigiD.
Specifieke eisen aan zorgverlenerportalen
Her en der in Nederland wordt geëxperimenteerd met zorgverlenerportalen waarmee een geautoriseerde zorgverlener de gegevens van zijn patiënt(en) die opgeslagen liggen in het systeem van een andere zorgverlener in kan zien. Vaak maken dit soort portalen zelf weer gebruik van portalen van specifieke zorgaanbieders. Bijvoorbeeld een ziekenhuis dat huisartsen webtoegang biedt tot geselecteerde informatie van zijn patiënten in het ZIS. Om te voorkomen dat een huisarts (of andere zorgverlener) een wirwar aan internetadressen, gebruikersnamen en wachtwoorden moet onthouden, kunnen dergelijke webdiensten vanuit een centraal (regionaal) zorgverlenerportaal ontsloten worden. De zorgverlener hoeft dan nog maar één gebruikersnaam en wachtwoord te onthouden. Naast het ontsluiten van webdiensten bieden zorgverlenerportalen soms ook functies om direct informatie bij een HIS op te vragen. Zorgverlenerportalen voorzien dus in een oplossing, daar waar systemen van zorgverleners onderling niet met elkaar (kunnen) communiceren. Belangrijk is dat aan geldende wettelijke eisen voldaan wordt en
Juli 2011
17
volgens het CBP was dat niet overal het geval. Dat is de reden dat de ontwikkeling van (regionale) zorgverlenerportalen op een lager pitje staat. Met de komst van een duidelijke gedragscode kan dit op korte termijn veranderen. In de diabeteszorg bieden zorgverlenerportalen een uitkomst voor die zorgverleners die niet over een bronsysteem beschikken waarmee ze gegevens van de huisarts kunnen ontvangen. Ook alleen inzage, dus zonder bidirectionele uitwisseling, kan tijd besparen en komt de kwaliteit van de zorg ten goede. Categorie Functioneel
Communicatie Informatieveiligheid
18
Minimale eis Inzage door zorgverlener in e-Diabetes kernset van eigen patiënt. Verificatie van de aanwezigheid van een behandelrelatie. Ondersteuning van het OZIS (aangepaste) ketenzorgbericht (§7.1) om de e-Diabetes kernset uit het HIS op te vragen. Zorgverleners hebben alleen toegang tot de voor hen relevante 5 hierboven gegevens. Zie handreiking van het NAD .
Eisen voor uitwisseling van de e-Diabetes kernset in de diabeteszorg
H-5 Rol van zorgverleners
Uitwisseling van de e-Diabetes kernset begint bij de zorgverleners. Zij moeten bereid zijn om gegevens onderling en met de zorgvrager te delen en de discipline hebben om dat ook daadwerkelijk te doen. In de praktijk kan met de huidige informatiesystemen meer en ook intensiever gecommuniceerd worden dan dat momenteel het geval is. Veel beroepsgroepen hebben richtlijnen met betrekking tot communicatie met andere zorgverleners, maar die worden lang niet altijd gevolgd. Dat heeft alles met bereidheid en discipline te maken. Zodra de ICT systemen voldoen aan de eisen zoals geformuleerd in dit rapport, zijn er geen technische belemmeringen meer die digitale gegevensuitwisseling in de weg staan. Het is aan de zorgverleners om die mogelijkheden ook daadwerkelijk te benutten. Daar komt nog bij dat leveranciers hun systemen pas aan zullen passen wanneer daar ook vraag naar is. Vraagbundeling naar de leveranciers is hiervoor een absolute vereiste. Om gegevens digitaal uit te kunnen wisselen, moeten deze ook digitaal vastgelegd worden. Zorgverleners moeten zorgen voor een digitaal dossier met de voor hen relevante gegevens van de e-Diabetes kernset. Bijvoorkeur in gestructureerde vorm zodat geautomatiseerde verwerking mogelijk is. Als dat niet haalbaar is, dan in ongestructureerde vorm (als brief). Huisartsen zijn wat dat betreft het verst gevorderd en houden gestructureerde digitale dossiers bij van hun patiënten. Zij moeten de e-Diabetes kernset nog wel volledig conform de NHG richtlijn voor digitale dossiervorming (ADEPD) in hun systemen registreren. Dat is nu nog niet overal het geval. Voor andere zorgverleners geldt dat zij nog nauwelijks over een volwaardig eigen digitaal bronsysteem beschikken dat digitale registratie, laat staan uitwisseling, mogelijk maakt. Daar is een enorme inhaalslag te maken. Hier ligt ook een rol voor de koepels. Tot dat gerealiseerd is, zijn zorgverleners zonder adequaat bronsysteem aangewezen op een keteninformatiesysteem. Ook niet gecontracteerde zorgverleners, die wel betrokken zijn bij de ketenzorg, zouden hier toegang toe moeten krijgen. Verder hebben de zorgverleners een belangrijke verantwoordelijkheid ten aanzien van privacy en informatieveiligheid bij uitwisseling van patiëntgegevens ten behoeve van ketenzorg. Deze volgen uit de gedragscode die in ontwikkeling is. Deze zal naar verwachting de volgende verantwoordelijkheden bevatten : Het vragen van expliciete toestemming van de patiënt voor het delen van patiëntgegevens met andere zorgverleners (opt-in), zie ook §4.1. Hierbij hoort ook dat de zorgverlener de patiënt informeert over relevante aspecten, zoals aard en reikwijdte, van deze gegevensuitwisseling. Patiëntgegevens alleen opvragen en/of inzien wanneer sprake is van een behandelrelatie. Het voldoen aan de landelijke norm voor informatiebeveiliging in de zorg: NEN7510.
Juli 2011
19
H-6 Rol van netwerken
Netwerken vormen de verbindende schakel tussen systemen waarover de gegevens van de e-Diabetes kernset gedeeld kan worden. Netwerken kunnen op verschillende manieren getypeerd worden: op basis van geografische dekking en naar technologie. Geografisch gezien zijn er landelijke, regionale en lokale netwerken te onderscheiden. Binnen iedere geografische categorie zijn weer netwerken te onderscheiding die op een bepaalde technologie gebaseerd zijn: HL7v3, Edifact of OZIS. Dit hoofdstuk benoemt de specifieke rol die netwerken in de diabeteszorg kunnen vervullen op basis van de (dominante) technologie waarop ze gebaseerd zijn.
6.1.
Rol van het LSP (HL7v3 netwerk)
Tot de politiek besloot het LSP in zijn huidige vorm af te bouwen, was het LSP bezig een belangrijke rol te vervullen bij de dienstwaarneming voor huisartsen en uitwisseling van medicatiegegevens. Dat laatste is ook relevant in het kader van interoperabiliteit binnen de diabeteszorg omdat artsen op die manier te allen tijde kunnen beschikken over de actuele medicatiegegevens van de patiënt. Zonder het LSP of een afgeleide daarvan, zijn zorgverleners aangewezen op de informatie van de huisarts. Die is minder volledig en bovendien lastiger te verkrijgen. Nictiz onderzoekt de gevolgen van het besluit van de politiek. Nictiz verkent hoe het uitwisselen van medische gegevens anders kan worden georganiseerd met behoud van de inmiddels gerealiseerde standaardisatie. Op het moment dat de exacte invulling volledig duidelijk is, is het interessant om te kijken of deze op korte termijn een rol kan vervullen.
6.2.
Rol van Edifact netwerken
Er zijn verschillende Edifact netwerken: lokale, regionale en landelijke. Lokale netwerken regelen de communicatie tussen een beperkt aantal partijen. Dat zijn meestal besloten netwerken waarin partijen elkaars elektronische adres kennen. Dit wordt vooral tussen huisartsen en apothekers en apothekers onderling gebruikt. Regionale en landelijke netwerken zijn gebaseerd op het zogenaamde postbussysteem waarbij een derde partij zorgt voor een betrekkelijk betrouwbare overdracht (vergelijkbaar met een aangetekende brief). Er zijn in Nederland drie aanbieders van Edifact postbusdiensten: een grote landelijke speler die 90% van de markt in handen heeft en twee kleinere regionale spelers die ieders 5% voor hun rekening nemen. Alle Edifact netwerken zijn onderling verbonden en dekken samen heel Nederland af. Edifact dienstverleners bieden functies om berichten tussen verschillende standaarden te vertalen. Dat vergemakkelijkt de communicatie tussen zorgverleners in de diabeteszorg, daar waar partijen verschillende standaarden gebruiken. Het is zelfs mogelijk dat een Edifact bericht omgezet wordt in een (beveiligd) email bericht.
6.3.
Rol van OZIS netwerken
OZIS netwerken zijn besloten netwerken waarin groepen huisartsen of groepen apothekers informatie ten behoeve van dienstwaarneming met elkaar uitwisselen. Niet alle huisartsen zijn aangesloten op een zogenaamd OZIS-cluster, dat hangt af van hoe de dienstwaarneming geregeld is. Ongeveer 30% van de huisartsen is aangesloten. OZIS netwerken worden soms ook gebruikt om informatie met een KIS uit te wisselen. Naast communicatie met de KIS’en kunnen OZIS netwerken ook breder ingezet worden voor uitwisseling met portalen. In de praktijk gebeurt dat al op experimentele basis.
20
Eisen voor uitwisseling van de e-Diabetes kernset in de diabeteszorg
Belangrijk om te melden is dat de OZIS berichten niet altijd een OZIS server vereisen. Dat is goed nieuws gezien de meerwaarde die de OZIS ketenzorgstandaard in de diabeteszorg en uitwisseling van de eDiabetes kernset te bieden heeft. Hoe dit precies werkt staat in het haalbaarheidsonderzoek beschreven.
Juli 2011
21
H-7 Toespitsing van standaarden
Dit hoofdstuk beschrijft hoe standaarden toegespitst moeten worden of hoe het gebruik ervan aangepast moet worden om uitwisseling van de e-Diabetes kernset mogelijk te maken.
7.1.
OZIS ketenzorgstandaard
De OZIS ketenzorgstandaard is specifiek ontwikkeld voor de gestructureerde uitwisseling tussen HIS en KIS en dateert uit 2008. Er is echter pas recent voldoende marktvraag ontstaan om implementatie van deze standaard in de HIS’en een impuls te geven, met als gevolg dat een groot aantal HIS’en deze standaard inmiddels ondersteunt. De ketenzorgstandaard is echter niet toegerust voor uitwisseling van de eDiabetes kernset en moet aangepast worden. Binnen de stichting OZIS loopt inmiddels een actie om de OZIS ketenzorgstandaard aan te passen. De verwachting is dat de e-Diabetes kernset met deze aangepaste standaard uitgewisseld kan worden. De OZIS ketenzorgstandaard is op dit moment ook de meest geschikte standaard voor gestructureerde gegevensuitwisseling tussen KIS en HIS enerzijds en patiënt- en zorgverlenersportalen aan de andere kant. De OZIS ketenzorgstandaard dient als volgt aangepast te worden: Ondersteuning van de e-Diabetes kernset. Opvraging ook mogelijk op basis van BSN van patiënt (in tegenstelling tot het lokale XIS patiënt-id dat momenteel opgeslagen is in een OZIS Centrale Patiënt Index). Daarmee wordt het mogelijk om de OZIS berichtenstandaard te gebruiken zonder OZIS CPI.
7.2.
NHG uitspoelformaat
Om noodzakelijk gegevens ten behoeve van de publieke NHG indicatoren te kunnen verzamelen, heeft het NHG een zogenaamd uitspoelformaat gedefinieerd waarmee huisartsen in staat zijn om geanonimiseerde patiëntgegevens aan derden aan te leveren. Dit NHG-uitspoelformaat wordt door alle HIS’en ondersteund. Aangezien de e-Diabetes kernset afgestemd is op de NHG-indicatoren is het mogelijk om met het NHG-uitspoelformaat een deel van de kernset uit te spoelen. Helaas blijkt de export in de praktijk niet altijd probleemloos te verlopen6. Voor interne kwaliteitsdoelstellingen is het echter wenselijk dat de gehele kernset uitgespoeld kan worden, wat een aanpassing van de NHG standaard vereist. Een verzoek hiertoe moet vanuit de markt bij het NHG neergelegd worden. De standaard voor het NHG uitspoelformaat dient aangepast te worden op uitspoel van de volledige eDiabetes kernset.
7.3.
Edifact
Edifact is op dit moment de meest gebruikte communicatiestandaard in de eerste lijn. Het is dé standaard die gebruikt wordt om te communiceren tussen het HIS van de huisarts en laboratorium systemen, ziekenhuissystemen en apothekersystemen. Edifact wordt gebruikt om direct tussen systemen te communiceren of via een service provider waarmee Edifact als een soort postbus systeem werkt. Gezien de populariteit van Edifact bieden service providers vaak ook vertaaldiensten aan tussen verschillende standaarden. Zo kan een HIS een Edifact bericht versturen dat als een (beveiligde) email aankomt bij een paramedicus of een HL7v2 bericht bij het ziekenhuis. 6
Analyse van de gegevensverwerking t.b.v. diabetes indicatoren, NAD/Kenniscentrum ketenzorg, juni 2011
22
Eisen voor uitwisseling van de e-Diabetes kernset in de diabeteszorg
Het is niet noodzakelijk dat de Edifact standaard zelf aangepast wordt. Wel worden een aantal adviezen gegeven over de toepassing van sommige Edifact berichten. Bericht MEDVRY
MEDSPE
MEDLAB
Juli 2011
Aanbeveling ten aanzien van gebruik Versie 3.1 BSN Meesturen van de e-Diabetes kernset, bij voorkeur conform de voorgestelde formattering in Bijlage II. Versie 3.1 BSN Meesturen van de e-Diabetes kernset, bij voorkeur conform de voorgestelde formattering in Bijlage II. Versie 1.0 BSN
23
Bijlage I.
Definities en afkortingen
Term ADEPD
Omschrijving Adequate Dossiervorming EPD
DIS
Diëtetiek Informatie Systeem
DVN
Diabetes Vereniging Nederland
Edifact
Electronic Data Interchange for Administration, Commerce and Transport.
EPD
Elektronisch Patiënten Dossier
HIS
Huisarts Informatie Systeem.
HL7
KIS
Health Level 7. Een internationale standaard voor elektronische uitwisseling van medische, financiële en administratieve gegevens tussen zorginformatiesystemen. Bevindt zich op ISO niveau 7, vandaar de 7 in de naam. Zie ook http://www.hl7.org/ HL7 versie 2. Beschrijft een set berichtformaten voor gegevensuitwisseling. De berichtsyntax is propriëtair en wordt gekenmerkt door gebruik van het |-karakter als veldscheidingsteken. Veel in gebruik in Nederlandse ziekenhuizen. HL7 versie 3. Meest recente versie van HL7 waarbij de berichten zijn gebaseerd op XML. Dit is de versie die gebruikt wordt in de landelijke infrastructuur van Nederland. Keten Informatie Systeem.
LIS
Laboratorium Informatie Systeem
LSP
Landelijk Schakel Punt voor uitwisseling van informatie in de zorg. Zie AORTA documentatie van Nictiz: http://www.nictiz.nl/. Persoonlijk Gezondheidsdossier
HL7v2
HL7v3
PGD RIS XIS
Regie Informatie Systeem. Systeem van een zorggroep om als hoofdaannemer de kwaliteit en continuïteit van de zorg te waarborgen en hierover te rapporteren. Aanduiding voor niet nader gespecificeerd zorginformatiesysteem.
ZIS
Ziekenhuis Informatie Systeem
ZSP
Zorg Service Provider
24
Eisen voor uitwisseling van de e-Diabetes kernset in de diabeteszorg
Bijlage II. Voorbeeld MEDVRY bericht met verwijzing én e-Diabetes kernset
Onderstaand voorbeeld is een mogelijke, zeer eenvoudige, representatie van de aanwezige gegevens in het bericht, een specifiek zorginformatiesysteem kan natuurlijk een afwijkende opmaak hebben. Het grijs gemarkeerde deel bevat de e-Diabetes kernset en is een verbijzondering op de HASP richtlijn en de Edifact standaard. De overige delen zijn opgenomen voor het totaalbeeld. Gestructureede gegevenssegmenten MEDVRY bericht (NAD, CTA, COM, PID) **Afzendergegevens** Naam arts: dr H. Arts Afdeling: huisartsen Naam instelling: Zorgcentrum Patiëntenstad Steenstraat 24a Postbus 1234 1111 AA Patiëntenstad Telefoon: 099-1234567 **Datum/tijd opmaak van dit bericht** 14/09/2010 14:29 uur **Patiënt** Peter (P.T.) de Vries Geboortedatum: 15/06/1946 Geslacht: M Pat. Referentienr verzender: 01234567 Pat. Referentienr ontvanger: Keistraat 12b 1111 BB Patiëntenstad Telefoon: 099-1234560 **Ontvanger** Naam: dr I.N. Ternist Afdeling: Interne geneeskunde Naam instelling: Medisch Centrum Patiëntenstad Kiezelstraat 67-73 Postbus 12345 1111 CC Patiëntenstad Telefoon: 099-1234569
Omdat bovenstaande informatie gestructureerd verzonden wordt, hangt de presentatie naar de gebruiker af van het ontvangende informatiesysteem. Het overzicht is opgenomen om de lezer een totaalbeeld te geven van de informatie die de ontvanger krijgt. De informatie in de vrije tekst segmenten zullen in de meeste gevallen wel als een geheel aan de gebruiker getoond worden. Onderstaand voorbeeld geeft daarmee een redelijk realistisch beeld van de werkelijkheid. Vrije tekst segment MEDVRY bericht (FTX) **Verwijsbrief envelop** Afzender Fax : 099-9123456 e-mail : harts@zcpatiëntenstad.nl
Juli 2011
25
Tel. spreekuur: dagelijks 14:00 – 15:00 Patiënt Verzekeraar : ZorgPolisNL Verzekeringnr: 123456789 Kopie : Toegangspad : Afspraaknummer: Urgentie : spoed **Verwijsbrief kern** klacht, vraagstelling : anamnese : lichamelijk onderzoek : relevante co-morbiditeit: ingestelde behandeling : besproken met patiënt : procedure-voorstel :
dalende kreatinineklaring sinds 2004 in behandeling voor diabetes mellitus type 2 zie e-Diabetes kernset zie medicatie e-Diabetes kernset ja, maakt zsm afspraak graag uw diagnostiek en eventueel overname behandeling
**e-Diabetes kernset** 1. Lichamelijk onderzoek 1-1. Lengte [15/03/2007]: 178 1-2. Gewicht [24/11/2010]: 70 1-3. BMI [24/11/2010]: 22.09 1-4. Systolische bloeddruk [24/11/2010]: 120 1-7. Diasystolische bloeddruk[24/11/2010]: 70 2. Laboratoriumonderzoek 2-1. HbA1c (glycohemoglobine) IFCC (nieuw) [17/11/2010]: 47 3. Lipidenprofiel 3-1. Cholesterol totaal [17/11/2010]: 4.8 3-2. HDL-cholesterol [17/11/2010]: 1.5 3-3. LDL-cholesterol [17/11/2010]: 3.3 3-4. Triglyceriden [17/11/2010]: 1.8 4. Nierfunctie 4-1. Albumine (micro-) urine portie [17/11/2010]: 18 4-2. Albumine (micro-)/kreatinine urine [17/11/2010]: 1.2 4-3. Kreatinineklaring MDRD formule (GFR) [17/11/2010]: 38 4-4. Kreatinineklaring Cockroft [17/11/2010]: 98 4-5. Kreatinineklaring [17/11/2010]: 50 5. Voetonderzoek 5-1. Inspectie links [24/11/2010]: normaal 5-2. Inspectie rechts [24/11/2010]: onduidelijk 5-3. Doorbloeding links [24/11/2010]: normaal 5-4. Doorbloeding rechts [24/11/2010]: afwijkend 5-5. Monofilament links [24/11/2010]: normaal 5-6. Monofilament rechts [24/11/2010]: onduidelijk 5-7. SIMMS classificatie [24/11/2010]: klasse 1 6. Oogonderzoek 6-1. Diabetische retinopathie linkeroog [24/11/2010]: nee 6-2. Diabetische retinopathie rechteroog [24/11/2010]: nee 6-3. Fundusfoto [17/10/2010]: geen bijzonderheden 7. Intoxicaties 7-1. Roken[12/04/2006]: voorheen
26
Eisen voor uitwisseling van de e-Diabetes kernset in de diabeteszorg
7-2. Advies stoppen met roken[12/04/2006]: [12/04/2006] 7-3. Alcoholgebruik [24/11/2010]: 1 7-4. FiveShot vragenlijst [24/11/2010]: 2 [24/11/2010] 8. Medicatie 8-1. ATC [12/03/2006 – ]: A10 – DIABETESMIDDELEN 8-2. ATC [04/05/2008 – 12/04/2009]: C10 – ANTILIPAEMICA 9. Relevante aandoeningen 9-1. ICPC: T90.02 - diabetes mellitus type 2 9-2. ICPC: P03 – down / depressief **HISTORIE** 1. Lichamelijk onderzoek [HISTORIE] 1-2. Gewicht: 75 [13/09/2009]; 82 [10/10/2008]; 87 [12/03/2007] 1-3. BMI: 23.67 [13/09/2009]; 25.88 [10/10/2008]; 27.46 [12/03/2007] 1-4. Systolische bloeddruk: 130 [13/09/2009]; 135 [10/10/2008]; 140 [12/03/2007] 1-7. Diasystolische bloeddruk: 75 [13/09/2009]; 75 [10/10/2008]; 85 [12/03/2007] 2. Laboratoriumonderzoek [HISTORIE] 2-2. Glycohemoglobine (HbA1c) DCCT (oud): 6.8 [23/09/2009]; 7.2 [14/09/2008]; 6.5 [28/09/2008] 3. Lipidenprofiel [HISTORIE] 3-1. Cholesterol totaal: 4.9 [23/09/2009]; 5.1 [14/09/2008]; 5.3 [28/09/2008] 3-2. HDL-cholesterol: 1.6 [23/09/2009]; 1.8 [14/09/2008]; 1.6 [28/09/2008] 3-3. LDL-cholesterol: 3.5 [23/09/2009]; 3.1 [14/09/2008]; 3.3 [28/09/2008] 3-4. Triglyceriden: 1.6 [23/09/2009]; 1.8 [14/09/2008]; 1.6 [28/09/2008] 4. Nierfunctie [HISTORIE] 4-1. Albumine (micro-) urine portie: 20 [23/09/2009]; 16 [14/09/2008]; 18 [28/09/2008] 4-2. Albumine (micro-)/kreatinine urine: 1.3 [23/09/2009]; 1.2 [14/09/2008]; 1.2 [28/09/2008] 4-3. Kreatinineklaring MDRD formule (GFR): 40 [23/09/2009]; 43 [14/09/2008]; 35 [28/09/2008] 4-4. Kreatinineklaring Cockroft: 88 [23/09/2009]; 79 [14/09/2008]; 80 [28/09/2008] 4-5. Kreatinineklaring: 55 [23/09/2009]; 49 [14/09/2008]; 53 [28/09/2008] 5. Voetonderzoek [HISTORIE] 5-1. Inspectie links: normaal [17/10/2009] 5-2. Inspectie rechts: normaal [17/10/2009] 5-3. Doorbloeding links: normaal [17/10/2009] 5-4. Doorbloeding rechts: normaal [17/10/2009] 5-5. Monofilament links: normaal [17/10/2009] 5-6. Monofilament rechts: normaal [17/10/2009]
Het haalbaarheidsonderzoek bevat een uitgebreidere uitleg van een dergelijk MEDVRY bericht.
Juli 2011
27