EINDWERK ECONOMIE 6 ECWI
2015-2016
Rudy De Wever
1. Concrete Opdracht Je kiest: a.
ofwel een onderwerp uit de lijst met aangereikte onderwerpen;
b.
ofwel neem je een zelfgekozen onderwerp na goedkeuring (het onderwerp moet uiteraard wel binnen de economische sfeer liggen);
Je maakt over je gekozen onderwerp een zelfgemaakte paper van minimum 15 en maximum 25 pagina’s. (Het is de kwaliteit en niet de kwantiteit die telt). Hierin bespreek je de problematiek van je gekozen onderwerp, bekeken vanuit een economische invalshoek. Het is belangrijk dat je uitgaat van recent materiaal en recente cijfers. Het verwerken van bronnen is een belangrijke doelstelling van dit werk. Gebruik de OVUR-methode zoals beschreven in het boek STAPSTENEN. Deze methode bestaat uit 4 fasen: oriënteren, voorbereiden, uitvoeren en rapporteren. In een eerste fase kies en baken je je onderzoeksonderwerp af. Het duidelijk afbakenen van je onderzoek is van essentieel belang, alsook het formuleren van goed gekozen onderzoeksvragen (hoofden bijvragen). In een tweede fase stel je een onderzoeksplan op en bepaal je hoe je je onderzoek zal uitvoeren. Met het uitvoeren wordt het verwerven en kritisch verwerken van je bronnen bedoeld. Ook het beantwoorden van de onderzoeksvragen gebeurt in deze fase. Een laatste fase van de OVUR-methode bestaat erin om op een heldere manier schriftelijk te rapporteren over je onderzoek. Je paper bestaat uit een inleiding, een middenstuk en een besluit. In de inleiding omschrijf je het onderwerp of de probleemstelling van je onderzoek en baken je dit af. Het is belangrijk om de nieuwsgierigheid van de lezer te prikkelen. Vervolgens geef je een bondige toelichting en korte verantwoording van de gebruikte werkwijze die je gevolgd hebt om je onderzoek uit te voeren. Een inleiding bevat tevens een chronologisch overzicht van de structuur van je paper. De inleiding schrijf je dus best pas helemaal op het einde, als de structuur voor jou volledig duidelijk is. Het middenstuk bevat de inhoud van je paper. Probeer je werk een duidelijke structuur te geven, logisch ingedeeld in genummerde en getitelde hoofdstukken, paragrafen en subparagrafen. Titels worden niet onderstreept en worden ingedeeld met decimale indelingstekens. Titels zijn steeds bondig en informatief. Probeer je paper zo zelfstandig mogelijk op te bouwen, schrijf dus niet hele passages klakkeloos over.
In het besluit geef je de voornaamste bevindingen weer (zonder deze opnieuw te bewijzen). Herleid je besluit niet enkel tot een samenvatting van de inhoud, maar geef je persoonlijke visie, je ervaringen opgedaan bij het schrijven van de paper, je toekomstvisie op de behandelde materie. In het besluit komen geen nieuwe elementen aan bod. Het besluit moet begrijpbaar zijn voor iemand die je werk niet heeft gelezen. 2. Vormvereisten Je paper moet afgedrukt worden op A4-formaat (21 x 29,7 cm). Inbinden hoeft niet, maar de bladen moeten wel bijeen gehouden worden met een of ander klemsysteem met een doorzichtige voorflap, waardoor het titelblad van je werk kan gelezen worden. Je geeft je werk ook digitaal af. Volgorde van de inhoud:
Gekleurde kaft (dun karton) met naam, titel, schooljaar;
Wit blad;
(Voorwoord: motivatie van je onderwerpskeuze);
Inhoudsopgave met aanduiding van paginanummers;
Inleiding;
Tekst van de paper;
Besluit;
(Bijlagen);
Bibliografie;
Wit blad;
Gekleurde kaft.
Marges: boven/onder 2 à 3 cm; links 3 à 4 cm (hou rekening met het eventueel inbinden); rechts 2 cm. De bladzijden worden genummerd rechts boven in Arabische cijfers (1, 2, ...). De nummering begint bij de inleiding en gebeurt doorlopend tot en met het besluit. Voorwoord en inhoudsopgave worden niet genummerd; de pagina's van de bijlagen worden eveneens niet meer genummerd. Interlinies: normaal 1,5 en tussen twee alinea’s 3. 3. Taal en schrijfstijl Verzorg de taal, zorg voor correcte zinsconstructies, maak geen fouten tegen de spraakkunst. Gebruik een nuchtere, sobere taal. Probeer lange zinnen met ingewikkelde
constructies te vermijden. Indien het enigszins mogelijk is de onpersoonlijke stijl aanwenden. Vermijd de "ik"-vorm, gebruik in de plaats de "wij"-vorm. Doe een poging om een vlot leesbare tekst te schrijven, d.w.z. schrijf een vloeiende, doorlopende tekst en gebruik zo weinig mogelijk opsommingen in puntjes. De gebruikte spelling is de officiële spelling. Gebruik enkel officieel erkende afkortingen en symbolen. Doe een poging de Nederlandse terminologie te gebruiken (als die bestaat) en doorspek je werk niet met anderstalige (Engelse) woorden. Vermijd onderlijnen in de tekst, deze zijn immers vaak overbodige blikvangers. Vermijd overdadig gebruik van voetnoten. Deze worden gebruikt om bijvoorbeeld een extra definitie of vermelding te geven. Het teken waarmee in de tekst naar de voetnoot wordt verwezen, onmiddellijk achter het betrokken woord1 plaatsen. Voetnoten doorlopend nummeren over heel de tekst. Onderaan links op de bladzijde onder de tekst een volle lijn plaatsen over een kwart breedte van het blad. Onder deze lijn het verwijzingsteken herhalen en erachter de tekst plaatsen. Tabellen en grafieken voorzie je van een duidelijke titel en worden doorlopend genummerd met Arabische cijfers. De bronvermelding is verplicht en gebeurt aan de hand van voetnoten. Bijvoorbeeld: Grafiek 3: Evolutie van de Belgische beroepsbevolking gedurende de periode 2004-20142. 4. Bijlagen Bijlagen dienen om achtergrondinformatie weer te geven, die de geïnteresseerde lezer nodig kan hebben. Beperk het aantal bijlagen, en verzorg ze qua vorm. Bijlagen zijn geen stapels kopieën van wetteksten of van slordige, nauwelijks leesbare computeroutputs. De bijlagen worden van het tekstgedeelte gescheiden door een blad met het woord "bijlage(n)" erop. De bijlagen worden doorlopend genummerd met Arabische cijfers (bijlage 1, bijlage 2, ...) in de volgorde waarin ernaar verwezen wordt in de verhandeling. In de tekst zelf wordt ook telkens naar de bijlage verwezen met vermelding van het nummer.
1 2
Onderaan links op de bladzijde onder de tekst een volle lijn plaatsen over een kwart breedte van het blad. http://www.nbb.be
5. Bibliografie De bibliografie is een lijst van alle geraadpleegde bronnen (minimum 10), alfabetisch gerangschikt naar auteur en per auteur chronologisch gerangschikt. Zoek de originele bron op in plaats van een “tweedehands-vermelding” te gebruiken. Elk werk wordt voluit vermeld volgens strikte afspraken. Meer gedetailleerde informatie over de vormvoorschriften van je bibliografie vind je in het boek STAPSTENEN, alsook in een document met aanvullingen van je leerkracht economie. 6. Citaten Bij citaten de tekst letterlijk en volledig overnemen in de oorspronkelijke taal en tussen dubbele aanhalingstekens plaatsen. Het citaat scheiden van de gewone tekst door 2,5 interlinie en typen met één enkele interlinie. De linkerkantlijn laten inspringen over 1 cm, cursief lettertype gebruiken. In de tekst voor het citaat de bron vermelden, nl. naam auteur, jaartal publicatie en paginanummer, vb. (Shapiro, 1986 : p. 20). 7. Afkortingen Gebruik enkel officieel erkende afkortingen. Wanneer je een letterwoord voor het eerst gebruikt, noteer je tussen haakjes de betekenis. Nadien is het voldoende om het letterwoord te gebruiken. Bijvoorbeeld: WTA (Women Tennis Association)
8. Lijst met aangeboden onderwerpen:
Eenheidsstatuut arbeiders en bedienden
Economische gevolgen crisis in Oekranië (voor België)
Toekomst Volvo Gent of maakindustrie in het algemeen?
Fiscaal en parafiscaal beleid en werkloosheid
Hoge loonkosten: is België nog concurrentieel? Wordt delokalisatie een noodzaak?
Economische noodzaak van taxshift in België?
Economische gevolgen van migratiestroom voor Europa (België)?
In hoeverre is de automatische loonindexering nodig voor de welvaart van België?
Waarom maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO)?
Vergelijking monetaire politiek van de ECB en de Federal Reserve (tijdens de crisis)
Economische impact van de overheidsschuld
Invloed van terrorisme op onze economie
De BRIC-landen hebben de economische toekomst?
Vergelijking van de 4 (of enkele) BRIC-landen
Bespreking van de economie van 1 van de BRIC-landen
De toekomst van kranten, geschreven pers.
De Griekse tragedie: oorzaken en gevolgen
De euro: voortbestaan onzeker?
Wat zit er achter het economisch succes van Duitsland?
Heeft de secundaire sector nog kansen in België?
Intergenerationele rechtvaardigheid en pensioenen
Vergrijzing, begroting en arbeidsmarkt
Armoede en ongelijkheid (vergelijking België met bv. ontwikkelingslanden of … )
Eigen economisch onderwerp (mits goedkeuring)
Belangrijk is om een onderwerp te kiezen dat nauw aansluit bij je interesses.
9. Belangrijke data: Week 26-30 oktober 2015: In de week vóór de herfstvakantie dien je een A4-blad in waarin je meedeelt: onderwerp, afbakening van het onderwerp, reeds gevonden en geraadpleegde bronnen (bronvermelding volgens richtlijnen), hoe je tewerk zal gaan om de ontbrekende nodige bronnen te vergaren. (Eventueel een reeds voorlopige inhoudstafel). Het nauwkeurig formuleren van onderzoeksvragen (hoofd- en bijvragen) is een belangrijk aspect om je onderwerp af te bakenen. Het is heel belangrijk dat je grondig nadenkt over de keuze van je onderwerp. Waarom kies je voor dit onderwerp? Je moet op dit moment al goed weten waar je uiteindelijk naartoe wil met je onderzoek. Probeer aan te tonen dat je een doordachte keuze hebt gemaakt en reeds het nodige opzoekwerk hebt verricht. In de week na de herfstvakantie maak je een afspraak om deze eerste fase te bespreken. Week 11-15 januari 2016: Nu moet de structuur en inhoudsopgave grotendeels vastliggen. Het opstellen van een logische en goed gestructureerde inhoudstafel is ontzettend belangrijk om een degelijke paper te kunnen schrijven. Op dit moment is het belangrijk dat je al je bronnen verzameld en gelezen hebt zodat je nu echt aan het schrijven kan. Ook nu maak je een afspraak om de voortgang van je eindwerk te bespreken. Vrijdag 11 maart 2016: Op vrijdag 11 maart 2016 dien je een voorlopige versie van je eindwerk ter verbetering in. Deze versie is nog niet definitief, maar heeft wel al de vorm van je definitieve versie. Een verbetering en de nodige bemerkingen krijgen jullie in de week na de paasvakantie (week 11/04-15/04). Vrijdag 20 mei 2016: Inlevering definitieve versie.
10. Quotering: Je eindwerk komt op 30% van je eindexamen te staan. Er worden punten gegeven op stiptheid, procesevaluatie (inzet, organisatie, creativiteit, zelfstandigheid) en het eindwerk zelf (zowel inhoud, taal als structuur). PTN
EVALUATIECRITERIA 1. PROCESEVALUATIE (Stiptheid,
inzet,
tussentijdse
TOT 20
evaluaties,
planning,
creativiteit,
zelfstandigheid, organisatie, corrigerend vermogen, …) 2. BRONNENONDERZOEK en kritische VERWERKING
20
3. INHOUD
30
(Logische opbouw van gedachtegang,
economische relevantie,
kwaliteit van de inhoud, diepgang, …) 4. VORM
10
(Lay-out, vormvoorschriften, …) 5. TAAL
20
(Spelling, correct taalgebruik, zinsbouw, vlotheid, structuur, ….) 100