Inhoudstafel eindwerk: “De Portables”
Inhoudstafel Inhoudstafel................................................................................................................................ 1 Voorwoord: De Portables........................................................................................................... 1 “de portables” biografieën.......................................................................................................... 1 Hans Gruyaert ........................................................................................................................ 1 Ingwio D’Hespeel .................................................................................................................. 2 Jürgen De Blonde ................................................................................................................... 3 Bertrand Lafontaine................................................................................................................ 3 Hendrik Dacquin .................................................................................................................... 4 “Anal Intruder”, mijn favoriete nummer.................................................................................... 4 Hoe ik het nummer beleef ...................................................................................................... 4 Nader onderzoek van het nummer ......................................................................................... 5 Melodie............................................................................................................................... 5 Tempo-Metrum-Ritme ....................................................................................................... 5 Structuur ............................................................................................................................. 5 Meerstemmigheid............................................................................................................... 5 “10 Jaar De Portables” in Vooruit.............................................................................................. 5 Interview met “De Portables” op 19/10 ..................................................................................... 7 Hun Band................................................................................................................................ 8 Hun Privé.............................................................................................................................. 10 Hun muziek .......................................................................................................................... 11 Hun filmpjes......................................................................................................................... 12 Postrock.................................................................................................................................... 13 De toekomst van postrock naar eigen mening ..................................................................... 17
Voorwoord: De Portables Het onderwerp dat ik heb gekozen voor mijn eindwerk is de muziekgroep “De Portables”. Ik heb dit onderwerp gekozen omdat ik in mijn vrije tijd veel met muziek bezig ben en ik deze groep zeer waardeer op gebied van hun muzikaal kunnen en omdat ze steeds zichzelf blijven. Ik leerde deze groep per toeval kennen door een liedje dat ik te horen kreeg via een vriend van mij, Jan DeCock genaamd. Het liedje heet “Anal Intruder” en was een van de nummers die ervoor zorgde dat ik een andere weg insloeg op gebied van muziekgenre. In dit eindwerk zou ik vooral dieper willen ingaan op de jeugd van de leden, hun evolutie tijdens hun 10-jarig bestaan qua muziekstijl en bekendheid, hun leven na het maken van muziek, enkele van hun optredens en het nummer waarmee het allemaal begon, voor mij dan toch. Uit dit eindwerk hoop ik veel meer te weten te komen over de groep zelf en het gevoel om zelfstandig een werkstuk in elkaar te knutselen.
“de portables” biografieën Hans Gruyaert
Op 4 oktober 1976 werd Hans Gruyaert, zoon van Jozef Gruyaert en Jeanine Behaeghel, geboren te Brugge. Hans woonde gedurende 18 jaar in het voor hem vertrouwde Brugge, maar verhuisde naar Ledeberg om zijn Hogere studies te kunnen volgen in Gent. Tot vandaag de dag woont hij daar nog steeds. Zijn middelbare studies volgde Hans in het Koninklijk Atheneum te Brugge. In 1994 maakte hij zijn intrede in het Hoger Onderwijs en zette die in met de studierichting Licentiaat Informatica op de Universiteit Gent. In 1999 deed hij er nog een Aggregaat Informatica bovenop. Onmiddellijk na zijn studies kon Hans gedurende 1 jaar aan de slag in de Sint-Joris Handelsschool te Gent. Sinds 2001 tot nu geeft Hans informaticalessen in de KaHo Sint-Lieven. Op zijn 15e begon Hans te drummen. Hij krijg namelijk het drumvirus te pakken nadat hij gedurende een hele tijd had zitten luisteren naar zijn buurjongen die ook drum speelde. Toen hij het drummen eenmaal onder de knie had, startte hij met zijn neef Kenneth, Ingwio D’Hespeel en nog wat andere vrienden een band, “WeirdnoLandbouwers” genaamd. In het begin speelde deze band voornamelijk covers van groepen zoals: Pixies, Stooges, Dead Kennedys, …, maar na een tijdje brachten ze hun eigen nummers uit waarvan “Kid Crashes Tomato” en “Grootmoeder” de bekendste zijn. Bij het aanvangen van zijn studies speelde Hans nog in een bluesband, maar die verliet hij om in oktober 1996 “de portables” op te richten samen met zijn neef Kenneth en Ingwio D’Hespeel. Met deze band meende Hans het serieus: ze speelden vele concerten en brachten in 1999 hun eerste cd “Labtop” uit. Ondertussen was Jürgen De Blonde al in de band geïntegreerd. In 2000 besloot Kenneth om “de portables” vaarwel te zeggen waardoor Bertrand Lafontaine in 2001 zijn plaats kon innemen. Naast “de portables” heeft Hans nog een soloproject lopen dat “The Moniker of Hans Olo” heet en speelt hij af en toe drums in “Loobke” het soloproject van zijn vriendin.
Ingwio D’Hespeel Op 30 december 1976 werd Ingwio D’Hespeel, zoon van … en …, geboren te Brugge. Momenteel slijt hij zijn dagen in Gent. Ingwio studeerde voor Burgerlijk Ingenieur-Architect. Hij gaf gedurende 2 jaar les in de kunstschool Stedelijke Academie voor Schone Kunsten te Brugge. Daarna begon hij les te geven in het college KaHo Sint-Lieven in Gent. Hier geeft hij de lessen multimedia, web design en fysica. Toen hij 15 jaar oud was speelde hij in zijn eerste band “Sorbitol” waar hij de gitaar en drum verzorgde. In 1995 startte hij zijn cassette label “Studio Muscle”, waaronder hij in hetzelfde jaar zijn eerste 4 track solo-opname uitbracht, “94-95” geheten. Het jaar daarna bracht hij nog een paar cassettes, 7” singles, een LP en een CD uit. Zijn laatste zelf opgenomen cassette dateert uit 2004 en kreeg de naam “a pig in a poke”. Sindsdien heeft hij nooit echt de tijd gevonden om verder te werken aan zijn soloprojecten. Sinds 1996 tot op heden is hij namelijk trots lid van “de portables”.
Jürgen De Blonde Op 28 maart 1976 werd Jürgen De Blonde, zoon van Roland De Blonde en Linda Willems, geboren te Eeklo. Later vervolledigde zijn zus Bianca De Blonde het gezin. Jürgen beleefde de eerste 4 jaren van zijn leven in Eeklo, waarna hij verhuisde naar Knesselare om daar, gedurende 21 jaar, zijn leven verder door te brengen. Sinds 2000 tot vandaag de dag woont Jürgen te Gent. Jürgen studeerde vanaf 1987 tot 1990 in het Sint-Leo college te Brugge, hierna ging hij naar de Stedelijk Academie voor Schone Kunsten, eveneens in Brugge, verder studeren. Zijn Hoger Onderwijs zette hij in met de studierichting Regentaat EngelsGeschiedenis-Duits. In 1995 verliet hij echter de Brugse scholen om Grafische Vormgeving te gaan studeren in het Sint-Lucas te Gent. In 1996 startte hij opnieuw een nieuwe studierichting namelijk Regentaat Engels-Geschiedenis-Economie wederom in Gent. In deze studierichting beëindigde hij in 1999 zijn studies succesvol. Jürgen werkte gedurende 1 jaar in een warenhuis, waarna hij anderhalf jaar werkte als digitaal cartograaf. Nu probeert Jürgen te overleven via zijn inkomsten van het muziekleven. Vanaf zijn 12e begon Jürgen al muziek te spelen op zijn keyboard. Toen wist hij echter nog niet dat dit het begin was van een nog steeds groeiende muziekcarrière. Op zijn 14e nam hij zelf zijn composities op via een dubbele taperecorder waarmee hij de mogelijkheid had te dubben. Toen hij de kaap van 16 jaar bereikt had liet Jürgen de keyboardcomposities even achter zich en begon hij gitaar te spelen. Eenmaal 17 ging hij cassettes van betere kwaliteit opnemen door het gebruik van een sampler, een sequencer en een 4 track taperecorder. Met dit materiaal nam hij uiteenlopende muziekwerkjes op die gingen van pop tot noise tot jazz en terug. Na deze 5 jaar lange voorbereiding begon pas het echte werk. Jürgen speelde gedurende verschillende jaren keyboards in een jazzbandje dat nooit echt een naam had, speelde gitaar in de noiserockband “Swinging Chicks on Motorbikes” en maakte zelfs deel uit van “The Late Great Planet Earth Club”. Deze laatste band maakte een CD,“The Club Itself” genaamd, die werd uitgezonden op Apolo. Nu speelt Jürgen bij gelegenheid bij “The Jazztronauts” en is hij vast lid van de postrockband “de portables”.
Bertrand Lafontaine Op 13 september 2006 werd Bertrand Lafontaine, kind van Patrick Lafontaine en Marie-Christine Lambert, geboren te Gent. Hij was hun eerste kind, zijn zus, Julie Lafontaine, maakte 2 jaar later het gezin compleet. Bertrand woonde gedurende zijn hele leven in zijn geboortestad Gent, maar heeft die sinds 2006 verlaten om de populatie in Turnhout te vergroten. Bertrand bracht zijn middelbare studies door in het Koninklijk Atheneum III te Gent. Voor zijn Hogere studies trok hij in 1994 naar de Universiteit Gent om er voor Burgerlijk Ingenieur Architectuur te gaan studeren. In 1996 besloot hij echter om deze studie stop te zetten en verder te studeren in de richting Geschiedenis, eveneens in de Universiteit Gent. Bertrand werkte direct na zijn studies gedurende 1 jaar in het Centrum voor Hedendaagse Kunst te Lophem. Daarna volgden 2 jaren in Kunstcentrum Vooruit te
Gent. In 2004 werd hij freelance journalist voor Zone 09/, om dan in 2006 over te stappen naar de VRT waar hij nog steeds tewerkgesteld is. Toen Bertrand 8 jaar oud was begon hij al op de piano van zijn grootmoeder composities na te spelen. Zijn grote voorbeelden waren Jerry Lee Lewis en John Cage. Toen hij 10 jaar was startte hij pianolessen bij zijn leerkracht van het vierde leerjaar. Naar eigen zeggen was deze leerkracht een Jezus look-a-like die het niet kon laten rocknummers met verborgen godsdienstige teksten te brengen. Toen bleek dat zijn babysitter een goede basgitarist was, besloot hij bij haar lessen te volgen. Niet veel later kreeg hij van zijn vader zijn eerste elektrische gitaar, een rode “Daytone”. Op zijn 15e vormde hij dan zijn eerste band, “Drowning Girl” genaamd. Deze band werd later omgedoopt naar “Autopilot” en nam in 1995 zijn eerste en enige cassette op onder het “Studio Muscle” label. Andere leden van deze band zijn Tomas De Soete(Studio Brussel) en Stijn Anseel. Sinds 2001 is Bertrand ook een vaste waarde bij “de portables” waar hij voornamelijk de basgitaar hanteert.
Hendrik Dacquin Op 6 december 1973 werd Hendrik Dacquin, zoon van Hedwig Dacquin en Miet Verschuere, geboren te Brugge. Zijn reeds overleden broer Karel Dacquin vervoegde later het gezin. Hendrik bracht zijn 10 eerste levensjaren door in Brugge, waarna hij verhuisde naar Gent om er gedurende 3 jaar te vertoeven. In 1997 besloot hij echter om in Antwerpen te gaan wonen, om dan toch weer het Gentse op te zoeken in 2003. Waar hij nog steeds woonachtig is. Hendrik spendeerde zijn jongste schooljaren in de basisschool Kaproenenhof SintMichiels te Brugge. In 1984 studeerde hij Wetenschappen-Wiskunde in het Koninklijk Atheneum Sint-Michiels ook te Brugge. Voor zijn hogere studies trok Hendrik in 1991 naar Gent om er Kandidaat Geneeskunde te volgen aan de Universiteit. Van 1994 tot 1996 studeerde hij Licentiaat Biotechnologie wederom in de Universiteit van Gent, om daarna nog een master te volgen Moleculaire Biologie in de VUB te Brussel. Hendrik werkt sinds 1997 in Alcatel-Lucent telecommunicatie. Hendrik mocht voor verschillende bands al de VJ shows verzorgen onder andere voor: Kohn, Starfield Season, Mote, Orange Black, Bherman, cwhiglo, … Ook leende Hendrik zijn stem al aan verscheidene screams in groepen zoals: Mote, de portables en WeirdnoLandbouwers. Nu mag Hendrik hem volwaardig lid noemen van “de portables”.
“Anal Intruder”, mijn favoriete nummer Hoe ik het nummer beleef Dit nummer is vanaf het eerste moment dat ik het hoorde één van mijn favoriete nummers. Als ik het nummer hoor wekt het verschillende gevoelens bij mij op.
Soms kan ik er heel opgewekt van lopen en het heel de dag willen zingen, de andere keer kan ik gewoon rustig gaan neerliggen en er bij wegdromen. Het nummer heeft naar mijn mening ook iets weg van het melancholische. Wat mij opvalt aan de muziek is dat ze eerder eenvoudig is door de herhalingen, maar anderzijds ook zo complex is omdat ze zo goed als alle gevoelens kan oproepen.
Nader onderzoek van het nummer Melodie In het nummer zijn er twee duidelijke thema’s, namelijk een rustig thema en een eerder opgewekt thema. Ondanks de vele herhalingen klinkt het lied bijna nooit hetzelfde, omdat er altijd een ander instrument de melodie op een verschillende manier speelt dan de rest van de instrumenten. Opmerkelijk is ook de plotse overgang van het opgewekte thema naar het rustige en omgekeerd.
Tempo-Metrum-Ritme In het algemeen is het tempo van het werk gematigd. Het tempo is echter niet constant, het werk bevat namelijk meerdere plotse tempowisselingen, al dan niet vooraf gegaan door een plotse stilte. Het nummer blijft vanaf het begin in dezelfde maat. Het ritme daarentegen varieert vaak van krachtig naar slepend en terug. Wat het ritme ook van druk naar rustig laat variëren.
Structuur De structuur van het werk is eerder eenvoudig en vast, namelijk Intro-A-A’-B-A-A’B’- A-A’-A’’-A’’’-A’’’’-Slot. Ook de delen zijn duidelijk afscheidbaar.
Meerstemmigheid Het werk is meerstemmig, gedurende bijna heel het lied zijn er 2 verschillende melodieën waar te nemen, namelijk de melodie heel in het begin die dan heel het nummer lang de andere melodie begeleid. De samenklanken zijn echter wel consonant.
“10 Jaar De Portables” in Vooruit Dat hun verjaardagsfeest veel volk zou lokken hadden velen wel verwacht, maar het succes was overdonderend. Al wie zijn kaarten niet gereserveerd had twee uur voor het feest van start ging, kon niets anders doen dan buiten genieten van de vier optredens of de memorabiliazaal, die voor iedereen gratis was en waar hun 10-jarig bestaan werd voorgesteld met behulp van foto’s en filmpjes, nog eens nader bekijken.
De eerste twee uur van het feest werden gevuld met optredens van vriendschappelijke muziekgroepen. De eerste groep was het Brugse trio “Introver” die het in het begin nogal moeilijk hadden om het publiek mee te krijgen, op een beperkte kern na dan. De groep speelde “frisse” rock in een klassieke bezetting van twee gitaristen en een drummer. Het trio speelde voornamelijk instrumentale hevige rock, maar kon toch verrassen met ingetogen momenten door samen hun stem te laten klinken door eenzelfde microfoon. Jammer genoeg kwamen hun knappe visuals niet tot recht door de overbelichting. Ondanks dat de groep niet bij elk nummer volledig kon overtuigen, reageerde het publiek in het algemeen toch positief op het einde. De tweede groep bestond uit zanger/gitarist Dieter Sermeus (Orange Black/The Go Find) en gitarist Nico (The Go Find). Dit optreden werd een succes door de combinatie van beide sterke gitaristen en de het perfecte stemgeluid van Dieter Sermeus. Bijna heel het publiek zweeg en luisterde aandachtig naar dit knappe staaltje muziek. Vooral twee nummers sprongen eruit namelijk het nummer “We’ve lost Gravity” en hun laatste nummer opgedragen aan de wilde avonturen uit de studententijd van gitarist Ingwio D’Hespeel van “De Portables”. Eerst leek het alsof Dieter Sermeus dit nummer alleen ging spelen toen plots tot ieders verbazing, inclusief die van Dieter, Nico kwam opzetten met een fantastische gitaarsolo. Het applaus op het einde van dit optreden was dan ook meer dan verdiend. De derde groep was het Waalse “Benjamin Franklin” die het publiek al onmiddellijk in de ban had zonder maar een noot te spelen. De man kwam op in een overall van het wagenmerk “Volkswagen” en begon met een onbewogen blik, gedurende het hele optreden, de ene foute en kinderlijke sample na de andere te combineren op zijn synthesizer. De ene helft van het publiek stond als verstomd van verbazing terwijl de andere helft uitzinnig uit de bol ging. Om de gekheid nog meer compleet te maken kwam er tijdens het tweede nummer een man verkleed in een monnikenpij op. Deze man zwaaide gedurende drie minuten lang afwisselend met wat gezang ,in het Frans, Nederlands en Engels. Hij danste hierbij heel opgewonden met opgetrokken pij. Bij het aankondigen van de pauze, het enige woord dat de man ook uitbracht, was het publiek dan toch wel ontevreden en smeekte om een bisnummer, dat er jammer genoeg niet kwam. Tijdens de pauze was het tijd om de memorabiliazaal, te bezoeken. Deze zaal was voorzien van vele posters en televisietoestellen die ons hilarische momenten uit het Portables-bestaan toonden. Er werden ook gratis lolly’s aangeboden die deel uitmaakten van een prachtige Portables-collage.
Maar veel tijd om de zaal aandachtig te bekijken was er niet, daar de feestvarkens ons in de concertzaal hun rockumentaire “Now Here We Stand” voorstelden. Deze moest uiteraard wel met een ironische knipoog bekeken worden. De film startte in 2046 waarbij we de begrafenis van frontman Jürgen De Blonde bijwoonden. Hierna werden we meegesleurd in een hilarische flashback waarbij het publiek zag hoe de groep te maken kreeg met typische rockclichés zoals: drugs- en drankgebruik, groupies en flauwvallende tienermeisjes. Later werd ons ook geleerd hoe Luc De Vos aan de haal ging met het succes dat eigenlijk aan Jürgen De Blonde was toegeschreven. Luc De Vos had namelijk het nummer “Ria” van Jürgen De Blonde gestolen en door een kleine letterwijziging een wereldhit uitgebracht onder zijn naam. Toen zagen we hoe Jürgen ten onder ging en uiteindelijk een rechtzaak startte die hem zijn leven kostte. “Now Here We Stand” was een knap en humoristisch filmstukje dat aantoonde dat de groep ook wel van humor houdt en niet alleen uit is op winstbejag. Na de film was heel de zaal stil van verwondering. Toen kwamen de jarigen op en brachten heel de zaal in vervoering met verrassend genoeg het spelen van gitaar- en drumspel zonder het gebruik te maken van enige elektronica. “Sonic Youth” en “Explosions In The Sky” waren hier niet ver af. “De Portables” speelden een nummer uit elk van hun bestaansjaren, dit werd zowel enorm geapprecieerd door de trouwe als de minder trouwe fans. Echter naar het einde toe bracht de groep ook wel eens een nummer met foute beats dat neigde over te gaan naar het dance-genre. Maar ook dit wist het publiek te waarderen, het einde van hun optreden werd dan ook feestelijk afgesloten. De leden spreiden ballons gevuld met drankbonnetjes rond door heel de zaal. Hierna zette Hans de “Treintjesdans” in, maar hij vond niet zoveel aanhang op een paar enkelingen na. Het feest ging wel nog door tot in de vroege uurtjes met muziek van “DJ Klakke” en “DJ Kapellmeister”. We mogen besluiten dat “De Portables” er een prettig verjaardagsfeestje van maakten met goede muziek en af en toe een komische noot. En hoewel het commerciële succes nog niet helemaal tot stand is gekomen mag hun muziek er wel zijn.
Interview met “De Portables” op 19/10 Rond 20u00 komen mijn vriend Bart Bruneel en ik aan in het KC Netwerk te Aalst waar we hadden afgesproken met de leden van De Portables om een interview af te nemen. Binnenkomend in de bar zien we drummer Hans Gruyaert en gitarist Ingwio D’Hespeel aan de toog samen kletsen. Ze merken ons meteen op en vragen “Is het voor dat interview in verband met dat eindwerk?”. Na een bevestigende “Ja” beginnen we wat te kletsen over hoe ik er toe kwam om een eindwerk over hun te maken en over het feit dat Bertrand Lafontaine er niet op tijd kon zijn zoals gewoonlijk. Na kennis gemaakt te hebben met frontman Jürgen De Blonde en visualman Hendrik Dacquin begeven we ons naar de Viproom waar ik tussen hun maaltijd door het interview mag afnemen.
Hun Band Gregory: Mijn eerste vraag is, vanwaar de naam “De Portables”? Ingwio: Geen idee eigenlijk, dat is zo plots gekomen. Weet jij dat nog? (Kijkend naar Hans) Hans: (Lacht) Ook geen idee. Jürgen: Eigenlijk is het een soort van universele waarheid die tot ons gekomen is. Maar eigenlijk heb ik er ook geen flauw idee van. Gregory: Op jullie site stond nochtans dat het te maken had met het feit dat jullie computerfreaks zijn. Jürgen: Zeg maar gerust nerds. Hans: Ja, het zal daar wel iets mee te maken hebben. Ingwio: Hans studeerde namelijk informatica en Kenneth (oorspronkelijk lid van “De Portables” en neef van Hans blijkt later) ook. Hans: En Wio was sowieso al een nerd. Ingwio: (lacht en knikt bevestigend) Hans: Maar het zal wel spontaan daar iets mee te maken hebben. Gregory: Volgende vraag, vanwaar kennen jullie elkaar? Ingwio: Hans en ik hebben samen met Kenneth op school gezeten, Kenneth was de neef van Hans… Hans: Kenneth is nog steeds de neef van Hans! Ingwio: (Lacht) Is dus nog steeds de neef van Hans. Maar die zit er dus nu niet meer bij. Jürgen: (Lacht uitbundig) Ingwio: En Jürgen kennen we van … Hans: Van in Brugge zeker, van Studiomuscle. Ingwio: Ja juist, we hadden een tapelabelke dat “Studiomuscle” heette en Jürgen had daar een cassette van gekocht. En hij begon ons berichten te sturen dat hij het een tof plaatje vond en wij zijn beginnen terugsturen. En Bertrand…? Aja, ik heb architectuur gestudeerd en hij deed dat ook en hij had een bandje waarmee we af en toe meespeelden… En zo’n beetje. Gregory: Waarom zijn jullie aan een band begonnen? Jürgen: Wat was de vraag? Sorry ze. Ingwio: Na het middelbaar zijn we elk onze eigen weg uitgegaan en een beetje uit elkaar gegroeid door de universiteit. En uiteindelijk was het Hans denk ik die met het idee afkwam. Waarde gij dat niet? (Kijkend naar Hans) Hans: Ik weet het niet, het zou kunnen. Ingwio: We hadden eigenlijk al een bandje in het middelbaar en de idee was om het opnieuw op te rakelen. Ons eerste cassette onder “Studiomuscle” was eigenlijk een improvisatiecassette met allemaal geïmproviseerde nummers en ik had dan het idee om met drie de beste nummers te gaan spelen als bandje. Gregory: En wie richtte de band op? Hans: We waren met drie, hé? (Vragend aan Ingwio)
Ingwio: Ja, dat was met Hans, Kenneth en ik. Later is Jürgen er dan bij gekomen en hebben we onze eerste tape gemaakt: “Zon-i-Bos”. Gregory: Iets helemaal anders, wat is het tofste dat jullie samen als “De Portables” beleefd hebben? Hans: Gemiddeld gezien of zo 1 uitschieter? Gregory: Liefst 1 uitschieter. Hans: (Denkt na) Dat is wel moeilijk… Ingwio: 1 Van de leukste dingen die we ooit hebben gedaan vind ik wel het optreden op het kortfilmfestival “Courtisane”. Een kortfilmfestival met verschillende “arty” kortfilmpjes en wat bandjes die in die sfeer passen. Toen hebben we iets helemaal anders geprobeerd, we hebben toen namelijk al onze nummers omgezet naar tranceversies en een kei harde playback neergezet. We hebben toen ook een stripteaseuse ingehuurd die dan tijdens ons optreden “all the way” gegaan is.(Lacht) Maar daar hebben we ons echt heel goed gehad. Hans: Het was dan dat mijn vriendin zo erg ontgoocheld was. Ingwio: (Lacht) Ja, het is juist! En dan zijn er nog mensen afgekomen van Bergen die ons nog nooit gezien hadden. En die vroegen dan aan de organisatoren: “Wanneer spelen De Portables?” waarop de organisatoren antwoorden: “Maar ze zijn al heel de tijd bezig”. Ze waren niet echt content. Jürgen: Ja, dat is zeker die gangbang!(Lacht) Nee, ik kan niet echt 1 moment kiezen, want ieder moment met “De Portables” is tof. Maar een moment waarvan ik nog altijd niet goed ben dat was op Pukkelpop. Waarop ik vroeg aan de mensen om allemaal mee te klappen en waarop die idioten dat allemaal begonnen te doen. Dat was heel komisch, plots stond heel dat publiek mee te doen en dat was echt wel zotjes ook. Ik denk dat er toen wel 400 à 500 man stond te kijken naar ons! Dat was precies een stadionrock gevoel. Ook dat tranceoptreden was heel tof, dat was een mega concert waarop Hans er 3 maal in geslaagd is van het podium te vallen. (Lacht) Hans: Dat was gewoon van pure zattigheid. Jürgen: (Lacht) Ons zwaarste dieptepunt, vond ik, was toen we moesten spelen in een gigantische industriële hangar. En we hadden dus gevraagd om voor een projector ze zorgen, want we gingen onze “Wallace and Gromit”-soundtrack spelen. Dus we komen daar toe en ze hadden wel degelijk voor een projector gezorgd, maar dat bleek een overheadprojector te zijn. Daar kan je dus met filmpjes niks mee doen. En dan hebben we daar in die hangar gespeeld met nummers die we totaal niet gerepeteerd hadden voor een publiek van wel geteld 3 à 4 man. Komt daar nog bij dat in die hangar al het geluid heen en weer kletste en weergalmde. Dat ga ik ook nooit vergeten, maar dan als negatief punt gezien.
Gregory: Volgende vraag, wat is jullie droom of ambitie vanuit “De Portables” gezien dan? Jürgen: (Barst volledig uit in lachen) Skip that question! Of nee, het Eurovisiesongfestival! Nochtans is “10 om te zien” lang ons ambitie geweest, maar nu dat het niet meer bestaat richten we ons op Eurosong. Hans: Of de eroticabeurs.
Ingwio: Vooral ons amuseren tijdens het spelen en onze droom is om nog lang samen te blijven! Bekend raken is niet echt onze ambitie, we proberen dat zelfs actief te vermijden! Vanaf dat we teveel aanvragen krijgen om op te treden, dan zeggen we gewoon stop. Want we willen niet constant repeteren voor optredens en zo altijd dezelfde nummers moeten spelen. Gregory: Andere vraag, hoeveel keer repeteren jullie? Hans: 1 Keer in de week. Jürgen: Ja, als dat lukt tenminste. Gregory: En is dat een vaste dag, of niet? Jürgen: Ja, eigenlijk wel. Vorig jaar was dat de woensdag en dit jaar is dat de maandag. Maar nu is dat voor 10 weken verzet naar de donderdag.
Hun Privé Gregory: Nu ook niet echt heel vast blijkbaar. Wat doen jullie eigenlijk in jullie vrije tijd naast “De Portables”? Jürgen: Dat is eigenlijk onze vrije tijd en ik ben dan nog zo idioot dat ik denk te kunnen overleven van muziek. En voor Hans en Wio is dat ook wel hun vrijetijdsbesteding denk ik. Gregory: Hadden jullie nog een muziekleven naast “De Portables”? Jürgen: Toen ik 12 jaar oud was, had ik een klein “Casio” keyboard en later had ik er als maar grotere. En dan heb ik in 1001 bandjes gespeeld, allé ja niet echt 1001 (Lacht), maar verschillende bandjes. Ik ben begonnen in een erg amateuristisch jazzbandje, ook nog in een noise-rockgroepje gespeeld en dat noemde dan “Swinging chicks on Motorbikes” … Hans: (Lacht) Hoe noemde dat? Jürgen: “Swinging chicks on Motorbikes”! En daarna heb ik zelf alleen nog wat nummers op genomen. Daarna ben ik door “De Portables” uitgenodigd, via een perverse rebus over pijpscènes en veel schaamhaar, om bij hen te komen spelen. (Lacht) Ik was natuurlijk heel blij dat ik bij “De Portables” mocht spelen, want ik had die al een stuk of 2 à 3 keer zien spelen en ik vond dat een heel goede groep. Gregory: Hoe zag jullie jeugd er eigenlijk uit voor “De Portables”? In het kort. Hans: In het kort? Gregory: Of in het lang zoals jullie verkiezen. Jürgen: Ik heb gedurende 3 jaar… (telefoon rinkelt) Oh, wacht ik heb telefoon. Ingwio: Euh ja, vanaf het 3e middelbaar zaten Hans en ik al samen… Hans: Was dat al niet van in het 1e? Ingwio: Ja misschien al van in het tweede, in ieder geval al heel lang! En sindsdien zijn we heel veel dingen samen beginnen doen. Ik heb dan architectuur gestuurd aan de universiteit en ben dan beginnen les geven. Eerst in de Academie en nu in de Hoge School ICT-nerds opleiden. Hans: Mijn jeugd is eigenlijk een beetje gelijklopend als die van Wio. Ik zou eigenlijk niet weten wat er aan toe te voegen. (Lacht)
Gregory: Is het Portableleven eigenlijk een vorm van inkomen, of niet? Hans: Wio en ik geven allebei les en dat is eigenlijk onze vorm van inkomen. Ingwio: “De Portables” is eigenlijk niet ons werk, het is gewoon ons hobby. Hans: Ook Jürgen, eigenlijk verdient hij er geen bal aan. Ingwio: Jürgen probeert wel te overleven van muziek maar eigenlijk verdient hij geen roste frank aan “De Portables”. We zijn ook niet echt uit op geld, alles wat we verdienen steken we in een kas en dat geld gebruiken we dan om er pinten mee te drinken(Lacht) of nieuwe cimbalen mee te kopen of we organiseren er ons 10-jarig feestje mee!
Hun muziek Gregory: Wat vinden jullie het beste album dat jullie samen hebben gemaakt? Jürgen: Ons beste album allertijden… “Topless is more” nee, dat is niet waar (Lacht). Ons beste album is de tape “Omo Twist”, daar hebben we heel veel goede herinneringen aan. Gregory: En welk nummer vinden jullie het leukst om te spelen? Ingwio: Een nummer da we vroeger altijd speelden en ook heel tof vonden was: “Poisonous Fishy”, omdat dat nummer eindigt in een complete chaos en het is zo simpel om dat einde te spelen dat eigenlijk om het even wie dat kan spelen. Jürgen: We hebben ooit dat nummer nog gespeeld met 30 gitaristen voor een vernissage in Strombeek-Beveren. Dat was een schoon moment. Maar op de vraag wat ons favoriete nummer is kunnen we helaas niet antwoorden. Sorry. Gregory: Vanwaar halen jullie je inspiratie? Jürgen: Heb je een half uurtje? (Lacht) Ingwio: We luisteren eigenlijk alle 4 naar verschillende soorten groepen en dat bundelen we dan vaak om tot een geheel te komen. Eigenlijk vinden we inspiratie in alle groepen. Hans: Bertrand luistert zelfs naar niets anders dan de top-40, hij is eigenlijk een beetje onze soulman, maar ook een beetje een Johnnie. Jürgen: Zeg maar een souljohnnie. Hans: Bij Bertrand moeten we het er altijd uitstampen en dat leidt vaak tot ruzies op de repetities. Jürgen: Hendrik wat zijn onze invloeden? Hendrik: (Denkt na) Slint, My bloody Valentine, The Beatles, The Stones, … eigenlijk ook geen flauw idee. Laten we samenvatten, gewoonweg alles. Gregory: Wanneer komt jullie volgende album nu uit en hoe zal het heten? Ingwio: Nu heb je toch wel een primeur in jouw zak. We hebben gisteren beslist om ons album gewoon online te laten uitkomen. We zijn wel tevreden over de liedjes, maar niet echt over het samenbrengen van de liedjes op 1 cd. We willen er gewoon vanaf zijn. We hadden oorspronkelijk ook een naam, maar die willen we nu gebruiken voor een andere cd. Jürgen: Het is vooral dat we het echt beu zijn om te blijven zoeken naar een goede combinatie! En we hebben nu een gemakkelijke oplossing gevonden voor ons probleem.
Gregory: Is deze cd in hetzelfde genre gemaakt als jullie vorige cd of is het iets compleet anders? Ingwio: Volgens mij was dat eigenlijk beetje het probleem. De nieuwe cd lijkt teveel op “Girls Beware”, niet qua muziek maar we hebben ons zelf niet echt verrast. Gregory: Mijn favoriete nummer van jullie is: “Anal Intruder”. Hoe komen jullie op zo’n naam? Jürgen: Awel, dat is eigenlijk beetje hetzelfde als bij onze groepnaam. Het nummer gaat eigenlijk over niets en we hadden een naam nodig en plots kwamen die woorden samen. Iedereen vond dat ook direct een toffe naam en we hebben die dan maar gekozen. De tekst van het nummer hebben we ook ter plekke uitgevonden toen we het nummer aan het opnemen waren. Gregory: Wat zijn eigenlijk de gebruikte instrumenten in dit nummer? Jürgen: Geprogrammeerde drum, een basgitaar, 2 elektrische gitaren, ook een geprogrammeerde elektrische gitaar en ook … (Lacht) stemgeluidjes van mijnentwege. Iedereen denkt dat het elektronica is, maar eigenlijk ben ik het gewoon die allemaal verschillende rare geluiden maak met mijn tanden en tong. (Waarna een demonstratie volgt) Vanavond spelen we zelfs het nummer, maar dan met echte instrumenten. Gregory: Wat is de setlist van vanavond? 1. A Waltz 2. Telephone 3. Vegetarian Barbecue 4. Anal Intruder 5. Sex Machine (een eigen versie van het nummer van James Brown) 6. Attack of the Drones 7. Home made Bread
Hun filmpjes Gregory: Vanwaar halen jullie je inspiratie voor jullie filmpjes? Hendrik: Monty Python, Steven Spielberg, Star Wars, Gaston & Leo, … Gregory: Welk filmpje vinden jullie zelf het beste? Hendrik: Ik vind dat ons laatste filmpje telkens het beste is, omdat we ons op dat gebied telkens overtreffen. Gregory: Bedankt voor het willen beantwoorden van mijn vragen. De Portables: het is heel graag gedaan, we willen u ook graag aan zeer goede punten helpen, want een buis op uw eindwerk over “De Portables” dat gaat niet hé.(Lachen) En stel maar een paar moeilijke vragen aan Bertrand!
Postrock Het begon allemaal toen Simon Reynolds, schrijver bij het Engelse muziekblad Mojo en Wire, de naam postrock schonk aan dit soort muziek. Hij gebruikte de term postrock voor het eerst in 1993 toen hij het toen nieuwe album Hex recenseerde van het nu minder gekende Bark Psychosis. “… De toekomst van rockmuziek ziet er vanaf nu wat rooskleuriger uit. Dankzij Bark Psychosis en hun postrock-volgelingen.” De geboorte van de term postrock was een feit. Maar Bark Psychosis was niet de eerste groep die zich aan dit soort muziek waagde. De groep liet zich namelijk inspireren door de laatste albums van Talk Talk, Spirit of Eden en Laughing Stock. Op deze platen begon Talk Talk te experimenteren en ging de avontuurlijke toer op. De albums waren veelzijdig en waren niet onder een genre te plaatsen. Elementen van jazz, rock en klassiek werden moeiteloos gecombineerd en tot een prachtig geheel gegoten. Het gebruik maken van lange soundscapes en het maken van melancholische nummers, zoals Pink Floyd dat ooit deed, werd opnieuw toegepast. Destijds werden de albums als te innovatief beschouwd en dus niet begrepen, zelfs niet door de managers van de groep. Maar het bleken dus inspiratiebronnen te zijn voor een nieuwe generatie rockmuziek. Ook in de VS begon men te experimenteren en af te wijken van de bestaande en vastomlijnde songstructuren. In Louisville, Kentucky werd de rockgroep Slint naar voor geschoven als bron van inspiratie voor vele latere postrock-artiesten. Vooral hun tweede album Spiderland zorgde hiervoor. Een traditionele gitaar-drum-bas-vocalen bezetting werd hier toegepast om vernieuwende structuren in hun songs te gebruiken. Het vaste couplet-refrein-couplet idee werd dan ook weggeblazen. Brian McMahans fluisterende gesproken teksten benadrukten de speciale “hoekige” gitaarriffs. Ook de volume- en tempowisselingen en het toepassen van een soort van gecontroleerde chaos gaven Spiderland dat specifieke karakter dat later het synoniem voor de hedendaagse postrock bleek te zijn. Nadat Slint ten onder ging aan persoonlijke vetes, werd postrock in verschillende vormen opgesplitst. Enerzijds had je de bands die als voornaamste doel hadden een zo origineel mogelijk geluid te ontwikkelen met invloeden uit ontelbare genres. Een combinatie van dub, elektronica, jazz, krautrock en nog zoveel meer stijlen. In Chicago, de stad waar vele postrockgroepen zijn gevormd, was David Grubbs de eerste die stappen zette om deze vrije vorm van postrock tot stand te laten komen. Hij en instrumentalist Jim O’ Rourke richten samen Gastr del Sol op. Ook Grubbs’ partner en bassist Bundy K. Brown van zijn eerder muzikaal project maakte deel uit van de groep, maar hij verliet Gastr del Sol al na hun debuut album The Serpentine Similar. Gastr del Sol werkte verder op Slints’ vernieuwende structuren, maar gebruikte dan toch een iets subtielere en zachtere vorm die neigde naar de vooruitstrevende jazz in tegenstelling tot het agressieve van Slint. Hun tweede album, The Serpentine Snake, laat jazzrock horen met minimalistische structuren, folkachtige vocalen en soms het gebruik van klassieke klanken. Na hun meest gekende en geapprecieerde album, Camoufleur, besloot de groep echter om een punt achter hun bestaan te zetten wegens een gebrek aan tijd.
Vlak nadat Gastr del Sol hun debuutalbum hadden uitgebracht, betrad nog een andere band, Tortoise genaamd, in Chicago het postrockwereldje met een vernieuwende mix van stijlen. Ze debuteerden met hun zelfgetitelde album om vervolgens de muziekwereld te veroveren met een reeks van uniek klinkende albums. Met als hoogtepunt Millions Now Living Will Never Die, dat het twintig minuten durende nummer Djeb als openingstrack had. Dit nummer is eigenlijk een definitie voor de Tortoise-stijl. Het nummer biedt een variatie van genres aan zoals jazz, dub, krautrock en indierock. Al de kritieken voor het album waren lovend, maar spijtig genoeg alleen gebaseerd op de openingstrack, al de andere nummers werden in de achtergrond geduwd en als vulling beschouwd. Na Millions Now Living Will Never Die vertrokken David Pajo(ex-Slint) en Bundy K. Brown(die we kennen van Gastr del Sol) om zelf enkele soloprojecten op te richten. Jeff Parker de vervanger van David Pajo en een gekend avant-garde jazzmuzikant, liet onmiddellijk zijn jazzafkomst weerklinken in TNT en Standards de twee volgende albums van de groep. Parker slaagde erin om melodische structuren uit de jazz te vermengen met het indiegeluid van postrock. Hij zorgde er ook voor dat Tortoise een jazzy afsplitsing kreeg onder de naam van Isotope 217. De band werd geproduceerd door de al eerder vernoemde Bundy K. Brown en Tortoise-drummer John McEntire. Het enige succes dat de groep ooit boekte was hun album Utonian_Automatic uit 1999. Gelijklopend met de opkomst van Tortoise en Isotope 217 maar minder bekend is HiM, een nieuw project van Rex- , Codeine- en June of 44-drummer Doug Sharin. HiM begint als puur dub-band, maar gaat in de loop der jaren meer de jazz-, postrock- en afrobeat-richting uit. Sharin word hierbij geholpen door niemand minder dan Bundy K. Brown en Rob Mazurek(kornettist van o.a. het Chicago Underground Duo/Trio/Quartet). Albums als Sworn Eyes en New Features zijn prachtexemplaren als het aankomt op creëren van de perfecte mengelmoes van postrock, jazz en dub. Hun invloeden verschillen niet zo erg van die van Tortoise, maar de uitvoering is dan wel weer helemaal anders. Een tweede en geheel andere kijk op het vrije postrock kwam tot stand door het Londense Stereolab. Stereolab legde in hun muziek een soort voorliefde voor stijlen die weinig te maken hadden met de rockmuziek. Ook filmmuziek bijgestaan door Franse vocalen was een vormgever aan het Stereolab-geluid. Het geluid van Stereolab lijkt wel gelijklopend met de obsessie voor tweedehandse spullen van frontvrouw Laetitia Sadiers. De massa filmmuziek, vooral dan uit de jaren ’50, werd samen met andere “tweedehands” invloeden samengegoten tot een hedendaagse en swingende mix die weg heeft van een soort exotische postrock. Onder leiding van het koppel Tim Gane en de Franse Laetitia Sadiers kwam Stereolab vanuit de achtergrond te voorschijn om uiteindelijk één van originele en invloedrijke bands te worden van de jaren negentig. Onder de titel Switched On brachten ze in 1992 hun eerste plaat uit, waarin een reeks van hun allereerste singles gepresenteerd werd. Hun eerste album Peng! bleef in dezelfde sfeer als Switched On en was gevuld met zachte stemgeluiden en verrassende synths. Hierna ging Stereolab de wat meer ruige kant op met vele invloeden van krautrock. Op Transient Random Noise Bursts With Announcements werden noisy intermezzo’s afgewisseld met lange krautrock jams. Daarna gingen ze als maar meer popachtige nummers spelen. Met hun vierde album Emperor Tomato Ketchup was hun doorbraak een feit. Het Stereolab-geluid ging als maar meer neigen naar pop en is steeds verder van postrock geëvolueerd, maar bleef wel origineel door het blijven mixen van verschillende stijlen.
De tweede vorm van postrock werd voornamelijk bepaald door emoties en crescendo’s. Lange intro’s gevolgd door tempowisselingen die uitmonden in langgerekte geluidsmuren. In tegenstelling tot Gastr del Sol en Tortoise, die werden geïnspireerd door Slint, vond het eerdergenoemde Britse Bark Psychosis zijn inspiratie bij de groep Talk Talk en hun album Laughing Stock. Verder waren er invloeden van groepen als Sonic Youth, Swans en de popgroep Level 42. Het was vooral hun debuutalbum Hex uit 1994 dat een stempel drukte op de aparte stijl van de groep. In 1997 ging de groep echter uit elkaar, omdat frontman Graham Sutton meer tijd nodig had om zijn drum ’n bass project verder uit te werken. Maar in 1999 besloot Sutton samen met Talk Talk-drummer Lee Harris een nieuw album uit te brengen onder de naam van Bark Psychosis. Het album dat uiteindelijk Codename: Dustsucker werd geheten is vooral een werk van Sutton, die de vocalen en bijna de hele instrumentatie voor zijn rekening nam, en kwam pas uit in maart 2004. In Montréal, Canada gebeuren er dan ook spannende dingen voor de postrockwereld. Rond 1994 maakt namelijk een nieuw Montréals bandje zijn intrede in de muziekwereld, Godspeed You Black Emperor genaamd. In 1994 brachten Efrim en Mauro, de twee stichters van de groep, een verzameling van drieëndertig tapes uit onder de naam All Lights Fucked On The Hairy Amp Drooling en werd de band nog onder de term wereldmuziek geplaatst. De eerste noot was gezet en Godspeed werd snel uitgebreid tot een negenkoppig ensemble. Bestaande uit drie gitaristen, twee bassisten, een celliste, een violiste en twee drummers/percussionisten. Met deze negen leden begint dan het officiële debuut van de groep namelijk F#A# (inifinity), dat drie lange composities bevat bestaande uit drie à vier segmenten. De eerste zinnen van F#A#(Infinity) voorspellen een donker scenario. Voor een instrumentaal gezelschap is Godspeed You Black Emperor een uiterst politiek geëngageerde en vooral kritische band. De Montréalse kunstgemeenschap leunt sterk op linkse politieke idealen en is zwaar gekeerd tegen elke vorm van kapitalisme. Niettemin gaat Godspeed gewoon door met het verkopen van hun albums en is de wereld een nieuwe markt voor de groep. Hun drang naar creativiteit leidt ondertussen naar het oprichten van diverse solo- en samenwerkingsprojecten. Elk project concentreert zich op een ander instrument of aspect van de postrock essentie. Voorbeelden hiervan zijn: -
“A Silver Mt. Zion Memorial Band en Tra la la Orchestra” Opgericht door Efrim Menuck, door velen als het middelpunt van het collectief gezien. Ontstaan uit de wens om met een kleiner ensemble samen te werken. De intense geluidsklanken worden vooral neergezet door piano en viool. Het kleinere broertje van Godspeed You Black Emperor, maar minstens net zo spannend.
-
“Set Fire to Flames” Een dertien man tellend ensemble dat ‘fieldrecordings’ als instrument beschouwt en naast korte geluidsfragmenten omgeven door sprookjesachtige muziek ook intense geluidsklanken kan produceren. Heeft de neiging zichzelf af te zonderen in verlaten warenhuizen en
geestverruimende producten als extra stimuli te gebruiken voor hun creativiteit. -
“Fly Pan Am” Kwartet met op gitaar en tapeloops Roger Tellier-Graig, de man die ook zitting neemt in Godspeed You Black Emperor en Set Fire to Flames. De band neemt aanhoudende gitaarrock als uitgangspunt, en voegt daar ruwe noise en repeterende minimal music patronen aan toe.
Godspeed You Black Emperor kent nog vele andere afsplitsingen. Vaak de moeite waard, soms ook niet. Helaas zijn de bandleden lang niet altijd even kritisch voor zichzelf, en zo onstaan er ,voor mij dan toch, werken als de nieuwste van A Silver Mt. Zion die geheel afwijken van hun normale composities. Toch zijn de meeste bandleden zo veelzijdig dat ze kunnen optreden in alle hoeken van het postrock spectrum. Iets helemaal anders is het IJslandse Sigur Rós dat werd opgericht in 1994 door de tieners Jon Thor Birgisson (gitarist en zanger), Georg Holm (bassist) en de inmiddels vertrokken drummer Agust. Nadat ze een contract tekenden bij het IJslandse label Bad Taste, begonnen ze met de opnames van hun debuut Von. Von is een ambientachtig postrock album. Een album vol met lange nummers beladen met ellenlange soundscapes. Von is slechts nog via Bad Taste te verkrijgen en is altijd een obscuur album gebleven. Na Von werd Sigur Rós versterkt met Kjartan Sveinsson op de keyboards. De opnames van Agætis Byrjun resulteerden in een album vol met melancholische en lange nummers. Birgissons gebruikte lange halen met een strijkstok over de snaren van zijn gitaar die oorverdovende maar schitterende opeenvolgingen van gitaargeweld voortbrachten. Birgisson zingt in een half IJslands, half verzonnen taaltje dat hij ‘hopelandic’ doopte. Hoge noten vergezellen de galmende gitaarmuren op een gelijkwaardig niveau. Gecombineerd met het felle en harde drumgeluid van Holm is Agætis Byrjun een postrock album dat kan vergeleken worden met een combinatie van de lange melancholische nummers van Godspeed You Black Emperor en het popachtige van de Beatles. Door Amerika werd het snel opgepikt en diverse labels streden om de rechten van de IJslanders. Optredens op het All Tomorrow Parties festival en voorprogramma’s voor Radiohead waren het gevolg. In oktober 2002 werd ( ) uitgebracht. Voor velen van mindere schoonheid, want minder verassend, maar volgens mij toch hun beste album. Duidelijk is dat postrock een immens gebied bestrijkt en niet in één enkel vak kan gestoken worden. Afgaande op het kleurrijk palet aan invloeden is het duidelijk dat er in elk gebied wel één topper zit. Meeslepende gitaarmuren gecombineerd met Black Sabbath-riffs en een dwarsfluit vind je bij de door drugs beïnvloedde mannen en vrouw van Bardo Pond. Hun intens droevige rock mag af en toe wat afwisseling missen, maar kent zijn gelijke niet in het op muziek zetten van hallucinerende trips met slechte afloop. Dit jaar bracht de band de opvolger van het bombastische en tegelijk hypnotiserende Dilate (2001), On The Ellipse. Wederom een magnifiek album dat met volume- en tempowisselingen een geladen geheel laat horen. Beschaafde en ‘schone’ postrock is te vinden bij het uit Richmond afkomstige Labradford. Op Labradfords absolute hoogtepunt, Mi Media Naranja (1997), worden ambient gitaarloops en keyboardspel gecombineerd met “groovy” percussie
en sfeervolle, echoënde gitaren. Het eindresultaat is een album waarbij je gemakkelijk kan wegdromen. Het Schotse Mogwai neemt een combinatie van fijne melodieën en harde gitaarriffs als uitgangspunt, een uitgangspunt waarbij Slint en Sonic Youth niet ver af zijn. Ooit claimden ze de hardste band ter wereld te willen worden en met hun oorverdovende optredens probeerden ze dat doel ook daadwerkelijk te bereiken. Inmiddels staan er vier albums op hun naam. Het debuut Young Team (1997) gaf meteen aan dat Mogwai een spreekwoordelijke topper was. Met het laatste nummer van Young Team, genaamd “Mogwai Fear Satan”, drukt de band een soort epische stempel neer. De typische hard/zacht benadering wordt verder uitgewerkt op hun “doorbraakalbum” Come On Die Young (1999), geproduceerd door Dave Fridmann van Mercury Rev. Op het niet geheel geslaagde derde album Rock Action, slaan ze een zijweggetje in dat leidt naar “typische” liedjes (vaste patronen en stemgeluiden) met onder andere gastvocalen van Super Furry Animals zanger Gruff Rhys. In 2004 kwam het cynisch getitelde Happy Songs For Happy People uit, waarop ze het pad van de “typische” liedjes weer een beetje verlaten en verder gaan waar ze het beste in zijn: grotendeels instrumentale liedjes met een melancholieke lading, ditmaal vaak opgefleurd met electronica. Verrassend is de plaat niet, maar door de goede kwaliteit van de nummers is dat ook niet echt nodig. Net als Godspeed You Black Emperor en veel van hun afsplitsingen gebruikt een band als Rachel's klassieke elementen van componisten als Gorecki, Steve Reich en Arvo Pärt in hun eigenwijze versie van postrock. Het ensemble rondom Rachel Grimes is zelfs nog moeilijk onder postrock te plaatsen, een album als Selenography (1999) heeft meer gemeen met klassieke kamermuziek dan met rock. De melancholische pianoklanken en strijkermelodieën zijn de sterkste ingrediënten van hun dromerige muziek. En tot slot Do Make Say Think dat momenteel niet zozeer vernieuwend bezig is, maar wel op een verfrissende wijze gebruik maakt van zowat alle invloeden die er in de postrock voorhanden zijn: jazz, dubritmes, electronica, … Alles wordt op een hoop gegooid, waarna de zeskoppige band een opmerkelijk, vaak ingetogen geheel vormt van deze nogal uiteenlopende stijlen. Het in 2004 uitgebrachte Winter Hymn Country Hymn Secret Hymn bevat wel wat meer dynamiek en harde crescendo's, en in vergelijking met eerdere platen zijn de “groovy” ritmes wat losgelaten en vervangen door blazers en lange postrock intro’s op gitaar en drums. Winter Hymn Country Hymn Secret Hymn is volgens mij een mooi vervolg op het even prachtige &Yet &Yet uit 2002.
De toekomst van postrock naar eigen mening Natuurlijk is er ook kritiek op het genre. Die bestaat vooral uit klachten als te saai, teveel afhangend van alweer een crescendo, te repetitief, te chaotisch, te weinig vocalen, … . Voor buitenstaanders kan dit inderdaad zo lijken, maar het is juist het herhalingspatroon, het hypnotiserend-repetitieve aspect dat postrock zo verschillend maakt van doorsnee couplet-refrein-couplet popmuziek. Het zijn juist de luide crescendo's die in samenspraak met zachte aan- en uitlopen een compleet verhaal
vertellen, vaak zonder woorden. De muziek laat juist toe om weg te dromen bij ieder nummer en telkens weer een ander beeld voor ogen te krijgen. De toekomst voor postrock ligt volgens mij in de variatie. Steeds vaker wordt er afgestapt van de traditionele instrumenten, steeds meer doen allerhande electronica hun intrede om het geluid uit te rekken of te vertragen, met effecten te overladen, en vooral om het geheel te verrijken met nooit eerder gehoorde klanken. Electronica, computers en sampleapparatuur staan nu verder dan ooit en brengen zo klanken voort die door gitaar, bas en drums alleen nooit kunnen bereikt worden. Er wordt nu al spaarzaam omgegaan met elektronische snufjes. Mogwai bijvoorbeeld doet voorzichtig wat met sampleapparatuur en vocoders. Sigur Rós speelt met effecten en veruit de meeste postrockers verwerken veel opgenomen geluidsfragmenten van oude films en interviews (zogenaamde ‘fieldrecordings’) in hun lang uitgesponnen nummers. Nieuwe bands als Black Dice (noise-exotica) en Out Hud (postrock met funk en noise invloeden), voegen door hun frisse, originele aanpak nu al wat toe aan een genre dat eind vorige eeuw op het einde van zijn kunnen leek. Zoals het met het ene na het andere popgenre gaat, herhaalt de geschiedenis zich. Voor postrock is dit nog ver weg. Het genre staat momenteel pas in zijn kinderschoenen en zal ons naar mijn mening in de loop der jaren ons nog aangenaam verrassen.