Onderzoeksrapport: Resultaten van de basisregistratie en de uitgebreide registratie uitgevoerd bij de erkende instellingen schuldbemiddeling in Vlaanderen, 2007-2008
JANUARI 2009
Onderzoeksrapport: Resultaten van de basisregistratie en de uitgebreide registratie uitgevoerd bij de erkende instellingen schuldbemiddeling in Vlaanderen, 2007-2008
INHOUDSTAFEL Inhoudstafel .............................................................................................................. 2 Hoofdstuk 1: Onderzoeksaanpak ............................................................................ 4 1. Inleiding............................................................................................................... 4 2. Methodologie ...................................................................................................... 4 2.1. Basisregistratie ....................................................................................................... 4 2.1.1. Basisregistratieformulier ................................................................................... 5 2.1.2. Respons........................................................................................................... 5 2.2. Uitgebreide registratie ............................................................................................. 5 2.2.1. Vragenlijst ........................................................................................................ 5 2.2.2. Steekproefbepaling en respons .......................................................................11
Hoofdstuk 2 – Basisregistratie .............................................................................. 13 1. Cijfers budgethulpverlening zonder schulden vlaanderen (per provincie) ......... 13 2. Cijfers schuldhulpverlening Vlaanderen (per provincie) .................................... 13 3. Enkele provinciale en Vlaamse kencijfers ........................................................ 14 4. Detail collectieve schuldenregeling ................................................................... 14 5. Conclusies ........................................................................................................ 15 Hoofdstuk 3 – Uitgebreide registratie ................................................................... 16 1. Individuele karakteristieken van mensen die schuldhulpverlening aanvragen .. 16 1.1. Socio-demografisch ...............................................................................................16 1.1.1. Geslacht..........................................................................................................16 1.1.2. Leeftijd ............................................................................................................16 1.1.3. Nationaliteit .....................................................................................................17 1.1.4. Gezinssamenstelling .......................................................................................17 1.1.5. Gezinsgrootte..................................................................................................17 1.1.6. Personen ten laste ..........................................................................................18 1.1.7. Scholingsgraad ...............................................................................................19 1.2. Socio-economisch .................................................................................................19 1.2.1. Arbeidssituatie ................................................................................................19 1.2.2. Arbeidscontract ...............................................................................................20 1.2.3. Personen die bijdragen aan het inkomen ........................................................21 1.2.4. Inkomsten uit arbeid ........................................................................................22 Opmerking i.v.m. loonoverdracht of –beslag .............................................................22 1.2.5. Vervangingsinkomsten en bron .......................................................................22 1.2.6. Aanvullende inkomsten en bron ......................................................................23
2. Schuldenlast ..................................................................................................... 24 2.1. Totaal bedrag van uitstaande schulden..................................................................24 2.2. Soorten schulden ...................................................................................................24 2.3. Aantal schuldeisers ................................................................................................25 2.4. Aantal gerechtsdeurwaarderdossiers .....................................................................25 2
2.5. Aantal incassodossiers ..........................................................................................26 2.6. Zelf schuldvorderingen lopen? ...............................................................................26 2.7. Leefgeld .................................................................................................................26 2.8. Schuldoorzaken .....................................................................................................28 Er konden door de schuldbemiddelaar in totaal vijf „belangrijke‟ oorzaken aangeduid worden in eenzelfde dossier. ....................................................................................28 2.8.1. Meest voorkomende schuldoorzaken ..............................................................28 2.8.2. Belangrijkste schuldoorzaken..........................................................................28 Belangrijkste oorzaak................................................................................................28
3. Geboden dienstverlening .................................................................................. 31 3.1. Looptijd dossier......................................................................................................31 3.2. Ervaren moeilijkheden ...........................................................................................31 3.3. Hoe de dienst leren kennen ...................................................................................31
4. Conclusies ........................................................................................................ 33
3
HOOFDSTUK 1: ONDERZOEKSAANPAK 1. Inleiding Het doel is de schuldenproblematiek in Vlaanderen cijfermatig in kaart brengen De schuldenproblematiek in Vlaanderen groeit. Dat is de ervaring van alle diensten schuldbemiddeling. Maar tot op heden kan deze vaststelling niet of weinig onderbouwd worden met systematisch en wetenschappelijk cijfermateriaal. Evenmin kenden we het profiel van de aanvragers van een vorm van schuldhulpverlening. Deze gegevens zijn nochtans nodig om op basis van een diepgaande analyse het beleid en de acties op de oorzaken en doelgroepen af te stemmen. Met de wijziging van 28 april 2006 van het decreet houdende de regeling tot erkenning van de instellingen voor schuldbemiddeling in de Vlaamse Gemeenschap wilde het Vlaams Parlement aan deze tekortkoming verhelpen. Er zijn 331 erkende diensten schuldbemiddeling in Vlaanderen. Daarvan zijn er 305 OCMW‟s, 23 CAW‟s en 3 intergemeentelijke diensten schuldbemiddeling. Bij de CAW‟s is er een langere traditie in het verzamelen van cijfermateriaal. Maar nieuw voor Vlaanderen is nu het uniforme registratiemodel voor budget- en schuldhulpverlening dat in een besluit van de Vlaamse regering werd vastgelegd. Daardoor zijn alle erkende diensten voor schuldbemiddeling gehouden om jaarlijks gegevens aan het Vlaams Centrum Schuldbemiddeling over te maken. De registratie bestaat uit twee delen: de basisregistratie en de uitgebreide registratie. Via de invoering van een uniform registratiemodel, de basisregistratie genoemd, dienen alle erkende diensten schuldbemiddeling het aantal dossiers van het jaar 2007 te registreren inzake budgethulpverlening (zonder schulden) en schuldhulpverlening (schuldbemiddeling en collectieve schuldenregeling). Deze basisregistratie wordt jaarlijks herhaald en zal in het jaarverslag van de diensten schuldbemiddeling opgenomen worden vanaf het jaarverslag 2008. Derhalve is de basisregistratie van het jaar 2007 een nulmeting en dus tevens een referentiejaar voor de metingen van de volgende jaren. Aanvullend aan de basisregistratie werd er vanaf 2008 gestart met een tweejaarlijkse uitgebreide registratie. Deze bevraging zal bij wijze van steekproef gebeuren en heeft als doel een analyse te maken van het profiel van het cliënteel van de diensten schuldbemiddeling.
2. Methodologie 2.1. Basisregistratie De basisregistratie houdt in dat het VCS jaarlijks kwantitatieve gegevens verzamelt over de dossiers budgethulpverlening en schuldhulpverlening in Vlaanderen. Budgethulpverlening houdt in dat mensen nog niet in schulden zitten, maar naar een OCMW of CAW stappen om hulp te vragen bij het beheren van hun budget. 4
Naast de budgethulpverlening is er dan de schuldhulpverlening. Hier wordt het onderscheid gemaakt tussen de volgende categorieën: eenmalige bemiddeling, schuldbemiddeling „an sich‟, schuldbemiddeling met budgetbegeleiding, schuldbemiddeling met budgetbeheer en collectieve schuldenregeling. 2.1.1. Basisregistratieformulier Registratie dossiers budgethulpverlening zonder schulden Soort budgethulpverlening Budgetbegeleiding (zonder schuldbemiddeling) Budgetbeheer (zonder schuldbemiddeling)
Totale aantal / soort
Totaal aantal dossiers
0
Registratie dossiers schuldhulpverlening Soort schuldhulpverlening
Subtotaal
Totale aantal / soort
Eenmalige bemiddeling Schuldbemiddeling Schuldbemiddeling + budgetbegeleiding Schuldbemiddeling + budgetbeheer Collectieve schuldenregeling Enkel verzoekschrift Verzoekschrift + … Aanstelling als schuldbemiddelaar Aanstelling als schuldbemiddelaar + budgetbeheer Enkel budgetbeheer (bij externe aanstelling) Geen verzoekschrift, maar… Aanstelling als schuldbemiddelaar Aanstelling als schuldbemiddelaar + budgetbeheer Enkel budgetbeheer (bij externe aanstelling) Totaal aantal dossiers
0 0
0
0
2.1.2. Respons Het Vlaams Centrum Schuldbemiddeling heeft de cijfers ontvangen van 326 van de 331 erkende diensten schuldbemiddeling in Vlaanderen. Dit komt neer op een respons van 98%.
2.2. Uitgebreide registratie 2.2.1. Vragenlijst Aan de hand van onderstaande vragenlijst werd nieuwe en nuttige informatie verzameld over het profiel van de cliënten van de erkende diensten schuldbemiddeling: leeftijd, geslacht, gezinssamenstelling, onderwijsniveau, gezinsinkomen, schuldenlast, aantal schuldeisers, schuldsoorten en schuldoorzaken. De uitgebreide registratie gebeurt in de regel 5
tweejaarlijks. De eerste keer had plaats in 2008 en uitzonderlijk zal er in 2009 een tweede keer gevraagd worden de vragenlijst in te vullen. Dit maakt het mogelijk sneller een eerste vergelijking te maken met de gegevens uit 2008. Daarna wordt de uitgebreide registratie dus pas om de twee jaar hernomen.
Deel 1. gegevens van de dienst schuldbemiddeling Deel 2. sociaaldemografische gegevens van de aanvrager of het gezin
1. postcode van de woonplaats van de aanvrager 2. geslacht van de aanvrager a. mannelijk b. vrouwelijk c. beide partners vragen aan 3. gezinssamenstelling 4. geboortejaar aanvrager en eventuele partner 5. nationaliteit 6. aantal personen in het gezin (die onder hetzelfde dak leven) 7. aantal personen die financieel ten laste zijn van het gezin a. tot en met 5 jaar (geboren na 2002) b. van 6 tot 11 jaar (geboren 1997-2002) c. van 12 tot 17 jaar (geboren 1991-1996) d. vanaf 18 jaar (geboren voor 1991) e. andere volwassenen 8. hoogst behaalde diploma van de aanvrager en de eventuele partner a. geen diploma b. lager onderwijs c. buitengewoon lager onderwijs d. lager secundair onderwijs of 2e graad / ASO e. lager secundair onderwijs of 2e graad / TSO f. lager secundair onderwijs of 2e graad / KSO g. lager secundair onderwijs of 2e graad / BSO h. lager secundair onderwijs of 2e graad / onbekend i. hoger secundair onderwijs of 3e graad / ASO j. hoger secundair onderwijs of 3e graad / TSO k. hoger secundair onderwijs of 3e graad / KSO l. hoger secundair onderwijs of 3e graad / BSO m. hoger secundair onderwijs of 3e graad / onbekend n. deeltijds beroepsonderwijs/leercontract o. buitengewoon secundair onderwijs p. hoger onderwijs of universitair onderwijs q. onbekend of andere, specifieer: …
6
Deel 3. sociaaleconomische gegevens van de aanvrager of het gezin
1. Huidige situatie van de aanvrager en de eventuele partner a. werkloos b. werknemer c. ambtenaar d. zelfstandige e. gepensioneerd f. student g. huisman/-vrouw h. permanent werkonbekwaam 2. Type arbeidscontract van de aanvrager en de eventuele partner a. niet van toepassing contract onbepaalde duur b. contract bepaalde duur c. OCMW-contract (atikel 60, …) d. Interimcontract e. studentencontract f. ander type arbeidscontract g. statutair 3. aantal personen (aanvrager en partner niet inbegrepen) dat bijdraagt aan het inkomen van het gezin (vb. kindergeld, studietoelage, …) a. tot en met 5 jaar (geboren na 2002) b. van 6 tot 11 jaar (geboren 1997-2002) c. van 12 tot 17 jaar (geboren 1991-1996) d. vanaf 18 jaar (geboren voor 1991) e. andere volwassenen 4. maandelijks nettobedrag van de inkomsten uit arbeid waarover het gezin beschikt (nettobedrag, vermeld op loonbriefje) a. geen inkomen uit arbeid b. 1-250 euro c. 251-500 euro d. 501-750 euro e. 751-1000 euro f. 1001-1250 euro g. 1251-1500 euro h. 1501-1750 euro i. 1751-2000 euro j. 2001-2500 euro k. 2501-5000 euro l. +5000 euro 5. maandelijks nettobedrag van het vervangingsinkomen waarover het gezin beschikt a. geen vervangingsinkomen b. 1-250 euro c. 251-500 euro d. 501-750 euro e. 751-1000 euro f. 1001-1250 euro g. 1251-1500 euro h. 1501-1750 euro i. 1751-2000 euro j. 2001-2500 euro k. 2501-5000 euro 7
l. +5000 euro 6. Inkomensbron van dit vervangingsinkomen (maximaal 3 belangrijkste bronnen) a. werkloosheidsuitkering b. tegemoetkoming mindervaliden c. ziekte of invaliditeitsuitkering d. leefloon e. pensioen f. andere vervanginsinkomsten 7. maandelijks nettobedrag van het aanvullend inkomen waarover het gezin beschikt a. geen vervangingsinkomen b. 1-250 euro c. 251-500 euro d. 501-750 euro e. 751-1000 euro f. 1001-1250 euro g. 1251-1500 euro h. 1501-1750 euro i. 1751-2000 euro j. 2001-2500 euro k. 2501-5000 euro l. +5000 euro 8. inkomensbron van dat aanvullend inkomen (maximaal 3 belangrijkste bronnen) a. inkomsten uit roerende en onroerende goederen b. voorschotten op onderhoudsgeld c. onderhoudsuitkeringen d. kinderbijslagen e. financiële hulp van vrienden, familie,… (indien regelmatig) f. terugbetaling bijdragen g. studietoelagen h. andere aanvullende inkomsten 9. Maken de inkomsten van het gezin het voorwerp uit van een loonoverdracht of een loonbeslag? a. ja b. nee
8
Deel 4. Schuldenlast van de aanvrager of het gezin
1. Totaal bedrag van de uitstaande schulden van het gezin op dit ogenblik a. 1-1000 euro b. 1001-2500 euro c. 2501-5000 euro d. 5001-10000 euro e. 10001-25000 euro f. +25000 euro 2. aard van de schulden waaruit het totaalbedrag van de schulden is samengesteld (5 belangrijkste soorten schuld) a. lening op afbetaling b. aankoop op afbetaling c. kredietopening d. financieringshuur e. hypothecair krediet f. huurschulden g. telefoon, gsm h. verzekeringen i. gezondheidsschulden j. alimentatie/onderhoudsgeld k. strafrechterlijke schulden, boetes l. fiscale schulden m. privélening n. school o. OCMW-schulden p. energieschulden/nutsvoorzieningen q. andere schulden 3. aantal schuldeisers op dit ogenblik a. 1 b. 2-5 c. 6-10 d. 11-15 e. 16-20 f. 21-25 g. +25 4. aantal deurwaardersdossiers in kader van gerechtelijke invordering a. 0 b. 1 c. 2-5 d. 6-10 e. 11-15 f. 16-20 g. 21-25 h. +25 5. aantal incassodossiers met inbegrip van gerechtsdeurwaarders en advocaten in kader van een minnelijke invordering a. 0 b. 1 c. 2-5 d. 6-10 e. 11-15 9
f. 16-20 g. 21-25 h. +25 6. Heeft de aanvrager zelf schuldvorderingen lopen? 7. bedrag dat maandelijks overblijft als leefgeld voor voeding, kleding en ontspanning, na aftrek van alle aflossingen en vaste kosten a. geen b. 1-50 c. 51-100 d. 101-200 e. 201-300 f. 301-400 g. 501-750 h. 751-1000 i. 1001-1250 j. 1251-1500 k. +1500 8. oorzaak van de schulden (volgens u) (maximaal 5 belangrijkste oorzaken) a. geen inkomen b. te laag inkomen c. onregelmatig inkomen d. levenswijze niet in overeenstemming met de inkomsten (moeilijkheden met het beheer)/overbesteding e. ziekte van de aanvrager f. ziekte van de partner g. ziekte van een kind h. ziekte van een ander persoon ten laste i. scheiding (echtscheiding, breuk,…) j. overlijden van de partner k. verlies van job door aanvrager l. verlies van job door partner m. detentie n. borgstelling ten gunste van een vriend, familie,… o. opstapeling/verlening van uitstel tot betaling p. grote onvoorziene uitgaven q. faillissement in geval van zelfstandige r. afhankelijkheidsproblemen (alcohol, drugs,…) s. tekort aan administratieve vaardigheden t. andere oorzaak Deel 5. Dienstverlening aan de aanvrager of het gezin
1. datum waarop het dossier werd geopend (minstens jaartal) 2. huidige status van het dossier a. eenmalige bemiddeling b. schuldbemiddeling c. schuldbemiddeling + budgetbegeleiding d. schuldbemiddeling + budgetbeheer e. CSR – alleen verzoekschrift f. CSR – verzoekschrift + aanstelling als schuldbemiddelaar g. CSR – verzoekschrift + aanstelling als schuldbemiddelaar + budgetbeheer h. CSR – verzoekschrift + alleen budgetbeheer (bij externe aanstelling) 10
CSR – geen verzoekschrift, maar aanstelling als schuldbemiddelaar CSR – geen verzoekschrift, maar aanstelling als schuldbemiddelaar + budgetbeheer k. CSR – geen verzoekschrift, maar alleen budgetbeheer (bij externe aanstelling) 3. ervaren moeilijkheden door de aanvrager op moment van de vraag/ het contacteren van de dienst schuldbemiddeling (verschillende keuzes mogelijk a. achterstallige betalingen b. aangetekende brief ter herinnering c. ingebrekestelling d. deurwaardersexploot – aanmaning tot betaling e. beslag op en/of overdracht van loon f. uitvoering beslag onroerende goederen g. dagvaarding h. afsluiting of begrenzing gas/elektriciteit i. afsluiting of begrenzing telefoon j. andere moeilijkheden 4. hoe heeft de aanvrager de dienst schuldbemiddeling leren kennen a. geschreven of gesproken media b. kredietinstelling c. mond-tot-mond reclame d. consumentenvereniging e. ministerie of politieke wereld f. sociale dienst van OCMW of CAW g. werkgever h. rechterlijke macht i. gerechtsdeurwaarder j. vakbond k. andere
i. j.
2.2.2. Steekproefbepaling en respons In dit onderzoeksrapport analyseren we de gegevens die we verzameld hebben aan de hand van de uitgebreide registratie. Deze uitgebreide registratie bevat de antwoorden op een dertigtal vragen omtrent dossiers schuldhulpverlening. Aan elke erkende dienst schuldbemiddeling werd gevraagd om een bepaald aantal dossiers te registreren. Om dit aantal te berekenen, werd gekeken naar de verhouding van het totale aantal dossiers schuldhulpverlening van de dienst t.o.v. het totale aantal in Vlaanderen. Het totaal aantal dossiers schuldhulpverlening vindt men terug in de basisregistratie. Datzelfde percentage werd toegepast op het vereiste steekproefaantal, wel met een minimum van 1 dossier per dienst. In Vlaanderen werden er in totaal 57 005 dossiers schuldhulpverlening in 2007 geregistreerd in de basisregistratie. Dit aantal is onze onderzoekspopulatie. Om een representatieve aselecte steekproef te krijgen met een betrouwbaarheidsinterval van 99%, een foutenmarge van 3,5% en een spreiding van 50%, hadden we gegevens nodig uit 1323 dossiers in Vlaanderen. Dat werd ons beoogde 11
steekproefaantal. Na het afsluiten van de registratieperiode en het analyseren van het gegevensbestand kwamen we tot een finaal aantal van 1103 bruikbare dossiergegevens. Onze steekproef haalt bijgevolg niet meer het betrouwbaarheidsinterval van 99%, maar wel nog dat van 98%, want daarvoor zijn 1084 dossiergegevens vereist.
12
HOOFDSTUK 2 – B ASISREGISTRATIE 1. Cijfers budgethulpverlening zonder schulden vlaanderen (per provincie)
2007
Antwerpen
Limburg
OostVlaanderen
VlaamsBrabant
WestVlaanderen (1) Vlaanderen
Budgetbegeleiding
2005
442
2077
666
771
5961
Budgetbeheer
3880
1480
1884
884
2137
10265
Totaal
5885
1922
3961
1550
2908
16226
(1) Inclusief CAW Archipel – Brussel)
2. Cijfers schuldhulpverlening Vlaanderen (per provincie)
2007
Antwerpen
Limburg
OostVlaanderen
VlaamsBrabant
WestVlaanderen (1) Vlaanderen
Eenmalige bemiddeling
7004
3067
4093
2060
3234
19458
Schuldbemiddeling ‘an sich’
2787
1197
1708
846
1858
8396
Schuldbemiddeling + budgetbegeleiding
1882
639
1450
356
740
5067
Schuldbemiddeling + budgetbeheer
3887
2376
3739
2398
5948
18348
Collectieve schuldenregeling
924
972
1512
832
1496
5736
Totaal aantal dossiers
16484
8251
12502
6492
13276
57005
(1) zonder CAW Archipel (hebben enkel toestemming om aan schulpverlening te doen op het grondgebied Brussel-19)
13
3. Enkele provinciale en Vlaamse kencijfers
2007
Antwerpen
Limburg
OostVlaanderen
VlaamsBrabant
Aantal inwoners
1 700 570
820 272
1 398 253
1 052 467
1 145 878
6 117 440
Aantal gezinnen
721 391
322 502
589 985
431 896
484 314
2 550 088
Aantal erkende instellingen SB
76
46
70
68
71
331
3,2%
3,0%
2,8%
1,9%
3,4%
2,9%
Percentage gezinnen met budgetproblemen
WestVlaanderen Vlaanderen
(1) (1) Het betreft het percentage van de gezinnen met budget- of schuldproblemen die een dossier hebben bij een erkende dienst schuldbemiddeling
4. Detail collectieve schuldenregeling 2007
Vlaanderen
Enkel verzoekschrift
1235
Verzoekschrift + …
3018
Aanstelling als schuldbemiddelaar
182
Aanstelling als schuldbemiddelaar + budgetbeheer
1812
Enkel budgetbeheer (bij externe aanstelling)
1024
Geen verzoekschrift, maar…
1483
Aanstelling als schuldbemiddelaar
293
Aanstelling als schuldbemiddelaar + budgetbeheer
127
Enkel budgetbeheer (bij externe aanstelling)
1063
TOTAAL
5736
14
5. Conclusies Het basisregistratieformulier is een Excelblad dat elektronisch ingevuld werd. Dit gebeurde voor de eerste maal in 2007 dus hebben we te maken met een nulmeting. Hierdoor zijn gegevens nog niet vergelijkbaar en is het moeilijk om conclusies te trekken t.a.v. de bekomen resultaten. Een tweede moeilijkheid is dat de vermelde categorieën in de praktijk soms bepaalde, weliswaar kleinere, interpretatieverschillen meebrengen. Om dit te vermijden in 2008 wordt een handleiding meegestuurd die de begrippen beter verduidelijkt. Het basisregistratieformulier 2008 krijgt ook een gebruiksvriendelijkere lay-out. Ook dient opgemerkt dat dit de cijfers zijn van de erkende diensten schuldbemiddeling. Zij geven nog geen totaal beeld van de schuldbemiddeling in Vlaanderen. Naast de aantallen van de erkende diensten zijn er ook nog de dossiers collectieve schuldenregeling die behandeld worden door de groep van de advocaat-schuldbemiddelaars (en in kleine mate notarissen en gerechtsdeurwaarders). Het totaal uitstaande berichten van collectieve schuldenregeling eind 2008 voor gans België bedraagt 70.168. Dit is een stijging van 8,8% t.o.v. 2007. Voor Vlaanderen betekent komt dit neer op 33.635 dossiers. Het aantal nieuwe berichten van toelaatbaarheid bedraagt voor 2008 op nationaal niveau 12.900. Om de verdeling te kennen betreffende de toewijzingen aan een erkende dienst dan wel aan advocaat-schuldbemiddelaars worden momenteel de cijfers hieromtrent opgevraagd bij de Vlaamse balies. Verder onderzoek zal noodzakelijk zijn omdat er op het terrein veel samenwerkingsvormen bestaan tussen diensten schuldbemiddeling en advocatenschuldbemiddelaars inzake indienen van een verzoekschrift, het opstellen van een afbetalingsplan, het budgetbeheer enz. De cijfers van toewijzing inzake collectieve schuldenregeling zullen dus wel een indicatie over de aanstelling geven tussen de actoren maar niet omtrent de taakverdeling in al zijn aspecten van een schuldbemiddelingsdossier .
15
HOOFDSTUK 3 – UITGEBREIDE REGISTRATIE In wat volgt krijgt u een overzicht van de resultaten van de uitgebreide registratie. In de tabellen wordt meestal het percentage dossiers weergegeven. Door afronding zijn sommige totalen niet exact gelijk aan 100.
1. Individuele karakteristieken van mensen die schuldhulpverlening aanvragen
1.1. Sociaaldemografisch 1.1.1. Geslacht Geslacht Mannelijk Vrouwelijk Beide partners vragen schuldhulpverlening aan Totaal
Steekproef (%) 45 35
Vlaanderen (%) 49 51
20
-
100
100
45% van de aanvragers voor schuldhulpverlening zijn mannen, 35% vrouwen en in 20% van de gevallen vragen beide partners de schuldhulpverlening aan. Bij de Vlaamse bevolking telt men 49% mannen en 51% vrouwen. 1.1.2. Leeftijd Leeftijd in jaren 18-24 25-29 30-39 40-49 50-59 60-64 65+ Totaal
steekproef aanvragers (%) 5 12 24 29 20 4 6 100
steekproef partners (%) 10 10 30 29 14 4 3 100
Steekproef totaal (%) 8 10 26 29 18 4 5 100
Vlaanderen (%) 10 8 16 19 17 7 22 99
Bij de partners gaat het in totaal om gegevens van 339 partners. De leeftijden variëren tussen 18 en 84 jaar in onze steekproef. Wat vooral opvalt, is dat de leeftijd van 30 tot 49 jaar in onze steekproef duidelijk oververtegenwoordigd is, zowel bij de aanvragers als bij de partners. De 65+-ers zijn ondervertegenwoordigd t.o.v. Vlaanderen. Als de gegevens per 5 jaar bekeken worden (i.p.v. per 10 jaar) wijst onderzoek uit dat in de categorie 50-59 jaar de groep 50-54 oververtegenwoordigd is in onze steekproef en de groep 55-59 ondervertegenwoordigd. 16
We merken dus dat de groep van 25 tot 54 jaar oververtegenwoordigd is in onze steekproef, waarbij de groep 30-49 jaar sterker oververtegenwoordigd is dan 25-29 en 50-54 jaar.
1.1.3. Nationaliteit Nationaliteit Belgische Europese Unie (niet-Belgische) Niet-Europese Unie Totaal
steekproef aanvragers (%) 94
steekproef partners (%) 90
steekproef totaal (%) 93
2
4
3
4
4
6
4
2
100
100
100
100
Vlaanderen (%) 94
Er dient opgemerkt dat in 72% van de dossiers in onze steekproef geen sprake is van een partner. Bij de vergelijking met Vlaanderen valt op dat zowel aanvragers als partners uit een niet-EU land oververtegenwoordigd zijn in onze steekproef ten opzichte van Vlaanderen. 1.1.4. Gezinssamenstelling Gezinssamenstelling Alleenwonenden Gehuwden of samenwonenden zonder kinderen Gehuwden of samenwonenden met kinderen Eénoudergezinnen Samenwonend met familie, vrienden of kennissen Andere Totaal
steekproef (%) 44
Vlaanderen (%) 30
9
24
22
27
18
12
5
7
3 101
100
Als we kijken naar de gezinssamenstelling in onze steekproef, dan nemen alleenwonenden het merendeel voor hun rekening met 44%. Op de tweede plaats staan de gehuwden of samenwonenden met kinderen met 22% van het totale aantal dossiers schuldhulpverlening. Eénoudergezinnen nemen de derde plaats in met 18%. In vergelijking met Vlaanderen merken we op dat vooral de categorieën „alleenwonend‟ en „éénoudergezinnen‟ oververtegenwoordigd zijn in onze steekproef. De categorieën „gehuwd of samenwonend met en zonder kinderen‟ zijn ondervertegenwoordigd in onze steekproef. 1.1.5. Gezinsgrootte
Gemiddelde gezinsgrootte
steekproef
Vlaanderen
2,2
2,4 17
47% van de gezinnen in onze steekproef bestaat uit 1 persoon. In 20% van de geregistreerde dossiers gaat het om een gezin van 2 personen die onder hetzelfde dak leven. Dossiers met 3 resp. 4 gezinsleden beslaan 14% resp. 10%. Gezinnen met 5 personen nemen 5% voor hun rekening. 2,4% van de gezinnen in onze steekproef telt 6 personen, 0,9% 7 personen, 0,3% 8 personen en 0,4% 9 personen. Dit geeft een gemiddelde gezinsgrootte van 2,2 personen. In Vlaanderen was er in 2007 een gemiddelde gezinsgrootte van 2,4 personen. 1.1.6. Personen ten laste Er wordt een onderscheid gemaakt tussen kinderen ten laste en andere personen ten laste (volwassenen vb.: ouder, grootouder, vriend…). In de steekproef zijn er 480 dossiers met één of meer personen ten laste. Dit is 43% van de totale steekproef. In onderstaande tabel vindt u een meer gedetailleerde opdeling. De percentages werden berekend op het totaal aantal dossiers met kinderen ten laste. De som van de percentages ligt veel hoger dan 100, aangezien in heel wat gezinnen er kinderen of personen ten laste uit verschillende categorieën aanwezig zijn. Leeftijdscategorie
Totaal aantal dossiers (%)
Aantal dossiers (%)
Kinderen t.e.m. 5 jaar Kinderen 6 – 11 jaar Kinderen 12 – 17 jaar Kinderen vanaf 18 jaar Andere personen ten laste
1 persoon
2 personen
3 personen
4 personen
27
13
3
1
44
25
11
3
0
40
25
11
1
0
38
15
2
0
0
18
6
2
0
0
8
Het kan interessant zijn om hier ook een concreet aantal personen tegenover te zetten. Voor onze steekproef van 1103 gezinnen, betekent dit het volgende: Leeftijdscategorie
Aantal personen ten laste
Kinderen t.e.m. 5 jaar Kinderen 6 – 11 jaar
310 282
Kinderen 12 – 17 jaar
246
Kinderen vanaf 18 jaar
102
Andere personen ten laste
57
Totaal
997
18
Dit betekent dat er gemiddeld 2,1 personen ten laste zijn in dossiers waar er personen ten laste zijn. Gemiddeld zijn er 2 kinderen en 1,7 kinderen jonger dan 18 jaar ten laste in deze dossiers. 1.1.7. Scholingsgraad Van 778 aanvragers en van 241 partners hebben we gegevens over de scholingsgraad. Hoogst behaalde diploma Geen Lager onderwijs Lager secundair onderwijs Hoger secundair onderwijs - richting onbekend Hoger secundair onderwijs BSO Hoger secundair onderwijs TSO/KSO Hoger secundair onderwijs ASO Hoger of universitair onderwijs Totaal
Steekproef aanvrager (%) 14 15
Steekproef partner (%)
Steekproef totaal (%)
Vlaanderen*
17 17
15 16
7 14
33
29
32
18
3
7
4
/
16
16
16
11
11
8
11
13
3
3
3
11
3
2
3
26
98
99
100
100
* Bevolking Vlaams Gewest 20 jaar of ouder. Bron: Doorlopende Enquête naar de Arbeidskrachten (FOD Economie - Algemene Directie Statistiek)
We merken geen belangrijke verschillen tussen aanvragers en partners. In de totale steekproef zien we dat de laaggeschoolden duidelijk oververtegenwoordigd zijn en de hooggeschoolden ondervertegenwoordigd. 63% of bijna 2 op 3 van de mensen uit onze steekproef hebben maximum een diploma lager secundair onderwijs. In de Vlaamse bevolking is dit slechts 39 %. Uit de verzamelde gegevens blijkt dat zelfs dat 15 procent van de mensen in de steekproef helemaal geen diploma heeft. Anderzijds heeft in onze steekproef slechts 6% een diploma ASO of hoger onderwijs. In Vlaanderen is dit 37%. Mensen met schulden die een diploma secundair onderwijs hebben, volgden voornamelijk beroeps secundair onderwijs en technisch of kunst secundair onderwijs en in veel mindere mate algemeen secundair onderwijs.
1.2. Sociaaleconomisch 1.2.1. Arbeidssituatie Onderstaande tabel geeft de arbeidsituatie weer van de mensen van 18 tot 64 jaar. Om de gegevens uit de steekproef accuraat te vergelijken met de kengetallen in Vlaanderen, wordt de groep van de mensen boven de 65 jaar apart gehouden. In de steekproef heeft de groep van de 65-plussers een aandeel van 5%. 19
Arbeidssituatie
steekproef aanvragers (%)
steekproef partners (%)
steekproef totaal (%)
Vlaanderen (%)
Werkend
48
47
48
68
30
22
28
6
22 100
31 100
24 100
26 100
Niet-werkende werkzoekenden Niet beroepsactief Totaal
Bij de partners gaat het om 344 verzamelde gegevens. Als we kijken naar de arbeidssituatie, valt op dat 30% van de aanvragers van schuldhulpverlening niet-werkend werkzoekende is. Bij de partners zijn er iets meer nietberoepsactieven. In de categorie werkend is de grootste groep de werknemers met een aandeel van 46%. De ambtenaren zijn goed voor 1% en de zelfstandigen ook voor 1%. Bij de mensen die niet beroepsactief zijn gaat het om 17% permanent werkonbekwamen, 4% gepensioneerden vóór 65 jaar en 4% huismannen/vrouwen. Wanneer we alle mensen uit de steekproef vergelijken met de Vlaamse bevolking, blijkt dat de niet-werkende werkzoekenden oververtegenwoordigd zijn in onze steekproef en de werkenden ondervertegenwoordigd. Werkloze gezinnen Uit nader onderzoek van de basisgegevens blijkt dat 38% van de gezinnen uit de steekproef werkloze gezinnen zijn (gezinnen waar niemand van de gezinsleden van 18 tot 59 jaar een inkomen uit betaalde arbeid heeft). Onderstaande tabel geeft het aandeel volwassenen (18+) en kinderen (0j - 17j) weer dat in een werkloos gezin leeft. We stellen dus vast dat één op drie van de mensen uit de steekproef, zowel volwassenen als kinderen, leeft in een gezin waar niemand van de gezinsleden van 18 tot 59 jaar een inkomen uit betaalde arbeid heeft. Steekproef (%)
Vlaanderen (%)
33 33
8 6
volwassenen kinderen
1.2.2. Arbeidscontract Arbeidscontract Contract onbepaalde duur Contract bepaalde duur Statutair ambtenaar Interimcontract OCMW-contract (artikel 60 e.d.) Ander type arbeidscontract Totaal
steekproef aanvragers (%) 68 8 3 15
steekproef partners (%) 73 9 0 13
2
1
4
4
100
100 20
Binnen onze steekproef is de verdeling van de werkende aanvragers naar soort arbeidscontract als volgt: 68% heeft een arbeidscontract van onbepaalde duur, 15% een interimcontract, 8% een contract bepaalde duur, 4% een ander type arbeidscontract, 3% is statutair ambtenaar, en 2% heeft een OCMW-contract (Artikel 60 e.d.). Bij de werkende partners vertoont de verdeling een gelijklopend patroon. Het betreft hier 155 partnerdata. 1.2.3. Personen die bijdragen aan het inkomen Personen (andere dan de aanvrager en de eventuele partner) kunnen bijdragen aan het inkomen van een gezin door studietoelagen, kinderbijslagen, onderhoudsgeld e.d. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen kinderen ten laste en andere personen ten laste (volwassenen vb.: ouder, grootouder, vriend…). In de steekproef zijn er 412 dossiers waarin een of meer personen bijdragen aan het inkomen van het gezin. Dit is 37% van de totale steekproef. In onderstaande tabel vindt u een meer gedetailleerde opdeling. De percentages werden berekend op het totaal aantal dossiers met personen die bijdragen aan het inkomen. De som van de percentages ligt hoger dan 100, aangezien in heel wat gezinnen er kinderen of personen ten laste uit verschillende categorieën aanwezig zijn. Leeftijdscategorie
Totaal aantal dossiers (%)
Aantal dossiers (%)
Kinderen t.e.m. 5 jaar Kinderen 6 – 11 jaar Kinderen 12 – 17 jaar Kinderen vanaf 18 jaar Andere personen ten laste
1 persoon
2 personen
3 personen
4 personen
27
12
3
1
43
25
10
3
0
38
24
10
1
0
35
18
3
1
0
22
7
1
0
0
9
Naar analogie met het aantal personen ten laste geven we ook hier een concreet aantal personen per categorie. Voor onze steekproef van 1103 gezinnen, betekent dit het volgende: Leeftijdscategorie
Aantal personen ten laste
Kinderen t.e.m. 5 jaar
256
Kinderen 6 – 11 jaar
231
Kinderen 12 – 17 jaar Kinderen vanaf 18 jaar Andere personen ten laste Totaal
194 110 50 841
Dit betekent dat er gemiddeld 1,8 personen bijdragen tot de inkomsten in dossiers waar er dergelijke personen zijn. Gemiddeld zijn er 1,6 kinderen en 1,4 kinderen jonger dan 18 jaar ten laste in deze dossiers. 21
1.2.4. Inkomsten uit arbeid De tabel hieronder laat de procentuele verdeling zien van onze steekproef naar inkomsten uit arbeid. Het grootste aandeel van dossiers is van gezinnen die geen inkomsten hebben uit arbeid, nl. 49%. De tweede grootste groep wordt gevormd door mensen die een maandelijks netto-inkomen hebben tussen 1001 en 1500 euro. Hun aandeel bedraagt 26%. Deze categorie kan opgesplitst worden in 2 subcategorieën: 1001-1250 euro: 12% 1251-1500 euro: 14% Maandelijkse nettoinkomsten uit arbeid
Procentueel aandeel
Geen inkomen uit arbeid
49
1 - 500 euro
2
501 - 1000 euro
7
1001 - 1500 euro
26
1501 - 2000 euro
9
2001 - 5000 euro
8
Totaal
101
Opmerking i.v.m. loonoverdracht of –beslag In 7% van de dossiers uit onze steekproef is er sprake van een loonoverdracht of een loonbeslag
1.2.5. Vervangingsinkomsten en bron Wat de bron van vervangingsinkomsten betreft, ziet de verdeling er als volgt uit. Het gaat hier om dé belangrijkste bron van vervangingsinkomsten: 38% werkloosheidsuitkering, 33% ziekte- of invaliditeitsuitkering, 14% pensioen, 7% leefloon, 4% tegemoetkoming mindervaliden en 4% andere vervangingsinkomsten. Hieronder geven we ook het globaal overzicht weer van de meest voorkomende bron van vervangingsinkomsten in een dossier waar sprake is van vervangingsinkomsten. Er konden drie verschillende bronnen aangeduid worden bij deze vraag. Bron vervangingsinkomsten Werkloosheidsuitkering Ziekte- of invaliditeitsuitkering Pensioen Andere vervangingsinkomsten Leefloon Tegemoetkoming mindervaliden
Kans op aanwezigheid in een dossier (%) 42 37 15 10 9 8
De twee meest voorkomende bronnen van vervangingsinkomsten zijn werkloosheidsuitkeringen en ziekte- of invaliditeitsuitkeringen.
22
In onze steekproef beschikt 33% over een maandelijks vervangingsinkomen tussen 501 en 1000 euro. Dit kan nog opgesplitst worden in volgende subcategorieën: 501-750 euro: 7% 751-1000 euro: 26% 19% heeft een vervangingsinkomen tussen 1001 en 1500 euro. Dit kan nog opgesplitst worden in volgende subcategorieën: 1001-1250 euro: 15% 1250-1500 euro: 4% Aldus heeft 31% van de aanvragers een vervangingsinkomen tussen 751 en 1250 euro. 37% heeft geen vervangingsinkomen. Het overzicht van de procentuele verdeling qua vervangingsinkomen vindt u terug in onderstaande tabel. Maandelijkse vervangingsinkomsten
Aantal dossiers (%)
Geen vervangingsinkomen
37
1 - 500 euro
7
501 - 1000 euro
33
1001 - 1500 euro
19
1501 - 2000 euro
3
2001 - 5000 euro
1
Totaal
100
1.2.6. Aanvullende inkomsten en bron Als we kijken waar die aanvullende inkomsten vandaan komen, komen we tot de volgende bevindingen met betrekking tot dé belangrijkste bron van de aanvullende inkomsten: 74% komt van kinderbijslagen, 16% van andere aanvullende inkomsten, 5% van onderhoudsuitkeringen, 2% van regelmatige financiële hulp van familie/vrienden, 2% van terugbetaling bijdragen, 0,5% van voorschotten op onderhoudsgeld en 0,5% van studietoelagen. Bij deze vraag konden drie bronnen van aanvullend inkomen aangeduid worden. Hierna volgt het globale overzicht: hoe groot is de kans dat een bepaalde bron van aanvullende inkomsten voorkomt in een dossier waar sprake is van aanvullende inkomsten. Bron aanvullende inkomsten Kinderbijslagen Andere aanvullende inkomsten Onderhoudsuitkeringen Studietoelagen Financiële hulp van vrienden/familie (indien regelmatig) Terugbetaling bijdragen Voorschotten op onderhoudsgeld Inkomsten uit roerende en onroerende goederen
Kans op aanwezigheid in een dossier (%) 79 22 15 4 3 2 2 0 23
Kinderbijslagen zijn veruit de meest voorkomende bron van aanvullende inkomsten. In 63% van de dossiers in onze steekproef is er geen sprake van een aanvullend inkomen. Bij 28% van de dossiers vermeldt men een aanvullend inkomen tussen 1 en 500 euro per maand. Hieronder volgt een overzicht van de procentuele verdeling van de aanvullende inkomsten naargelang de hoogte van het bedrag. Maandelijkse aanvullende inkomsten
Aantal dossiers (%)
Geen aanvullend inkomen
63
1 - 500 euro
28
501 - 1000 euro
7
1001 - 1500 euro
1
1501 - 2000 euro
0
Totaal
99
2. Schuldenlast 2.1. Totaal bedrag van uitstaande schulden In onze steekproef bevindt 28% van de uitstaande schulden zich in de categorie van 10.001 tot 25.000 euro. Daarna volgt de categorie van 5001 tot 10.000 euro met 22%. Zestien procent van de uitstaande schulden hebben een hoogte tussen 2501 en 5000 euro. Schuldbedragen van meer dan 25.000 euro nemen 13% voor hun rekening en bedragen tussen 1001 en 2500 euro 12%. Ten slotte gaat 9% van de schuldhulpverleningsdossiers over uitstaande bedragen van 1 tot 1000 euro. Categorie bedrag schulden in euro 1 - 1000 1001 - 2500 2501 - 5000 5001 – 10.000 10.001 – 25.000 +25.000
Aantal dossiers (%) 10 13 16 22 28 13
2.2. Soorten schulden In de vragenlijst konden de 5 belangrijkste soorten schulden per dossier aangeduid worden. Als we rekening houden met alle schuldsoorten die vermeld werden binnen die top vijf en we maken een totaalbeeld van de schuldsoorten, dan bekomen we de volgende resultaten. De meest voorkomende schulden zijn energieschulden/nutsvoorzieningen, op de voet gevolgd door de leningen op afbetaling. Gezondheidsschulden zijn goed voor 35% kans evenals de 24
kredietopeningen, vaak ook het „gemakkelijk‟ krediet genoemd (vb. winkelkaarten, kredietkaarten). Onderstaand tabel geeft weer in hoeveel procent van de dossiers een bepaalde schuldsoort voorkomt. Soort schuld Energieschulden/nutsvoorzieningen Leningen op afbetaling Gezondheidsschulden Kredietopening Andere schulden Fiscale schulden Huurschulden OCMW-schulden Strafrechterlijke schulden, boetes Telefoon/gsm Aankoop op afbetaling Privélening Hypothecair krediet Verzekeringen Alimentatie/onderhoudsgeld School Financieringshuur
Kans op aanwezigheid in een dossier (%) 45 42 35 35 30 29 25 23 21 21 12 8 7 6 4 4 0
2.3. Aantal schuldeisers Globaal gezien kunnen we stellen dat er in 66% van de schuldhulpverleningsdossiers uit onze steekproef sprake 2 tot 10 schuldeisers betrokken zijn. In de categorie van „meer dan 10 schuldeisers‟ zijn er volgende subcategorieën: 11-15: 15 16-20: 8 21-25: 2 +25: 3 Aantal schuldeisers 1 2-5 6 - 10 Meer dan 10 Totaal
Aantal dossiers (%) 7 37 29 27 100
2.4. Aantal gerechtsdeurwaarderdossiers In meer dan de helft van de dossiers schuldhulpverlening van onze steekproef komen geen deurwaarderdossiers voor, zoals blijkt uit onderstaande tabel.
25
40% heeft te maken met 1 tot 5 gerechtsdeurwaardersdossiers waarvan de grootste groep gevormd wordt door de categorie van 2 tot 5 dossiers. Aantal deurwaarderdossiers 0 1 2–5 6 – 10 Meer dan 10 Totaal
Aantal dossiers (%) 54 16 24 4 1 99
2.5. Aantal incassodossiers Bij 46 % van de dossiers schuldhulpverlening in onze steekproef zijn er geen incassodossiers. 48% heeft te maken met 1 tot 5 incassodossiers waarvan de grootste groep gevormd door de categorie van 2 tot 5 incassodossiers. De tabel geeft de procentuele verdeling weer naar aantal incassodossiers. Aantal incassodossiers 0 1 2–5 6 – 10 Meer dan 10 Totaal
Aantal dossiers (%) 46 20 28 5 1 100
2.6. Zelf schuldvorderingen lopen? In 6% van het aantal dossiers schuldhulpverlening uit onze steekproef heeft de aanvrager zelf schuldvorderingen lopen (bijvoorbeeld: onderhoudsgelden voor kinderen). 2.7. Leefgeld Onder leefgeld wordt verstaan: het bedrag dat maandelijks overblijft voor voeding, kleding en ontspanning, na aftrek van alle aflossingen en vaste kosten. Het totaal overzicht van de procentuele verdeling naar bedrag van leefgeld ziet er als volgt uit: Maandelijks leefgeld in euro Geen leefgeld 1 – 100 101 – 200 201 – 300 301 – 400
Aantal dossiers (%) 3 4 6 20 19 26
401 – 500 501 – 750 751 – 1000 1001 – 1250 1251 – 1500 + 1500 Totaal
18 17 9 3 1 1 101
In een volgende tabel wordt het maandelijks leefgeld gekoppeld aan de categorieën van de gezinssamenstelling (tabel 1.1.5). De meest voorkomende werden groen gemerkt.
alleenwonend eenoudergezinnen samenwonend met kinderen samenwonend zonder kinderen totaal
0 4% 3% 2% 2% 3%
1-100 7% 1% 2% 1% 4%
101-200 9% 2% 3% 3% 6%
201-300 31% 13% 7% 9% 20%
301-400 29% 17% 4% 13% 19%
401-500 14% 28% 12% 31% 18%
501-750 6% 25% 29% 33% 17%
751-1000 1% 9% 24% 6% 9%
1000+ 0% 1% 17% 4% 4%
Cumulatief geeft dit hetvolgend beeld. In het groen worden de categorieën aangegeven waarbij minstens 50% van de steekproef zitten die met het daarboven vermeld bedrag moeten rondkomen.
alleenwonend eenoudergezinnen samenwonend met kinderen samenwonend zonder kinderen totaal
0-100 10% 4% 4% 3% 7%
0-200 19% 6% 7% 6% 13%
0-300 50% 19% 15% 14% 33%
0-400 79% 37% 19% 27% 52%
0-500 93% 64% 31% 58% 70%
0-750 99% 89% 59% 90% 87%
0-1000 100% 99% 83% 96% 96%
Bij de categorieën die oververtegenwoordigd waren in de steekproef t.o.v. Vlaanderen, zijnde de alleenwonenden en de eenoudergezinnen, heeft 50% van de alleenwonenden een maximum leefgeld van 300 euro per maand of ongeveer 75 euro per week. Bij bijna 2/3 van de eenoudergezinnen ligt het maandelijks leefgeld op een maximum van 500 euro of ongeveer 125 euro per week.
27
2.8. Schuldoorzaken Er konden door de schuldbemiddelaar in totaal vijf „belangrijke‟ oorzaken aangeduid worden in eenzelfde dossier.
2.8.1. Meest voorkomende schuldoorzaken Het is interessant om te kijken in hoeveel procent van de dossiers een bepaalde schuldsoort voorkomt. Met andere woorden, als je een willekeurig dossier bekijkt, hoe groot is dan de kans dat daar sprake is van een bepaalde schuldoorzaak. De tabel hieronder verduidelijkt dit. Er wordt in aangegeven in hoeveel procent van de dossiers een bepaald antwoord voorkomt en dit ongeacht of het als 1ste, 2de of een andere belangrijkste schuldoorzaak aangegeven werd. Schuldoorzaak Levenswijze niet in overeenstemming met de inkomsten (moeilijkheden met het beheer) / overbesteding Te laag, onregelmatig of geen inkomen Tekort aan administratieve vaardigheden Ziekte van de aanvrager, partner, kind of persoon ten laste Echtscheiding/breuk Afhankelijkheidsproblemen (alcohol, drugs) Opstapeling/verlening van uitstel tot betaling Andere oorzaak Verlies van job door aanvrager of partner Grote onvoorziene uitgaven Faillissement in geval van zelfstandige Overlijden van de partner Detentie Borgstelling ten gunste van een vriend/familie
Kans op aanwezigheid in een dossier (%) 51 48 47 31 20 20 18 18 8 6 4 3 2 2
We merken dat drie oorzaken in ongeveer 1 op de 2 dossiers aanwezig zijn: moeilijkheden met beheer/overbesteding, inkomensproblemen en een tekort aan administratieve vaardigheden. Ziekte komt bijna in één op drie dossiers voor als oorzaak. Opvallend is dat in 87% van de dossiers minstens twee oorzaken aangegeven worden (in slechts 4 % van de dossiers wordt bijvoorbeeld enkel moeilijkheden met beheer/overbesteding als oorzaak vermeld). In 57 % van de dossiers geeft men 3 oorzaken aan. Er zijn beduidend minder dossiers met 4 of 5 oorzaken, respectievelijk 27% en 11%.
2.8.2. Belangrijkste schuldoorzaken
Belangrijkste oorzaak Onderstaande tabel geeft weer hoe vaak een schuldoorzaak als meest belangrijke oorzaak aangeduid werd door de respondent. 28
Schuldoorzaak Levenswijze niet in overeenstemming met de inkomsten (moeilijkheden met het beheer) / overbesteding Te laag, onregelmatig of geen inkomen Ziekte (van de aanvrager, partner, kind of persoon ten laste) Tekort aan administratieve vaardigheden Echtscheiding/breuk Afhankelijkheidsproblemen (alcohol, drugs) Andere oorzaak Faillissement in geval van zelfstandige Opstapeling/verlening van uitstel tot betaling Verlies van job door aanvrager of partner Grote onvoorziene uitgaven Overlijden van de partner Detentie Borgstelling ten gunste van een vriend/familie Totaal
Aantal dossiers (%) 26 21 11 9 9 8 4 3 2 2 1 1 1 1 100
Het grootste aandeel in de schuldoorzaak, met name 26%, wordt de levenswijze aangegeven die niet in overeenstemming is met de inkomsten (moeilijkheden met het beheer) / overbesteding. Op de tweede plaats komen inkomensproblemen (onregelmatig, te laag of geen inkomen) in 21% van de dossiers. Schuldoverlast door ziekte (van de aanvrager of gezinsleden) neemt de derde plaats in bij de schuldoorzaken. Een echtscheiding/breuk en een tekort aan administratieve vaardigheden nemen elk 9% voor hun rekening. 8% van de dossiers in schuldhulpverlening werd veroorzaakt door afhankelijkheidsproblemen (alcohol, drugs etc.). Hieronder geven we een overzicht van de andere schuldoorzaken (telkens de top 5). 2e belangrijkste oorzaak (in 87%van de dossiers) Schuldoorzaak Tekort aan administratieve vaardigheden Levenswijze niet in overeenstemming met de inkomsten (moeilijkheden met het beheer) / overbesteding Te laag, onregelmatig of geen inkomen Ziekte (van de aanvrager, partner, kind of persoon ten laste) Opstapeling/verlening van uitstel tot betaling
Procentueel aandeel 18 16 16 11 7
29
3e belangrijkste oorzaak (in 57% van de dossiers) Schuldoorzaak Tekort aan administratieve vaardigheden Te laag, onregelmatig of geen inkomen Levenswijze niet in overeenstemming met de inkomsten (moeilijkheden met het beheer) / overbesteding Ziekte (van de aanvrager, partner, kind of persoon ten laste)
Procentueel aandeel 13 8
Opstapeling/verlening van uitstel tot betaling
6
7 6
4e belangrijkste oorzaak (in 27% van de dossiers) Schuldoorzaak Tekort aan administratieve vaardigheden Andere oorzaak Te laag, onregelmatig of geen inkomen Levenswijze niet in overeenstemming met de inkomsten (moeilijkheden met het beheer) / overbesteding Opstapeling/verlening van uitstel tot betaling
Procentueel aandeel 6 3 3 3 3
5e belangrijkste oorzaak (in 11% van de dossiers) Schuldoorzaak Andere oorzaak Tekort aan administratieve vaardigheden Te laag, onregelmatig of geen inkomen Opstapeling/verlening van uitstel tot betaling Levenswijze niet in overeenstemming met de inkomsten (moeilijkheden met het beheer) / overbesteding
Procentueel aandeel 3 2 1 1 1
30
3. Geboden dienstverlening
3.1. Looptijd dossier Van de dossiers in de steekproef werd 21% geopend in 2008. We moeten er hierbij rekening houden dat de registratie gebeurde tussen 1 mei en 15 augustus 2008. 24% werd geopend in 2007 en 18% in 2006. 26% loopt al sinds 2001-2005. Maar er is 3% dat al opgestart werd in de periode 1980-1995. Startjaar van het dossier 2008 2007 2006 2001-2005 1996-2000 voor 1996 Totaal
Aantal dossiers (%) 21 24 18 26 7 3 100
3.2. Ervaren moeilijkheden Er waren 11 antwoordmogelijkheden voorzien bij de vraag over de ervaren moeilijkheden van de aanvrager op het moment van het contacteren van de dienst schuldbemiddeling. Er konden ook combinaties van antwoordmogelijkheden gegeven worden. Hierna volgt het overzicht van de aangeduide antwoorden. Antwoordmogelijkheden Achterstallige betalingen Deurwaardersexploot – aanmaning tot betaling Ingebrekestelling Aangetekende brief ter herinnering Andere moeilijkheden Dagvaarding Afsluiting of begrenzing gas/elektriciteit Beslag op en/of overdracht van loon Uitvoering beslag roerende goederen Afsluiting of begrenzing telefoon Beslag onroerende goederen
Kan op aanwezigheid in een dossier (%) 77 46 39 38 32 16 14 14 14 6 4
De meest voorkomende moeilijkheden bij aanvraag zijn achterstallige betalingen, een deurwaardersexploot – aanmaning tot betaling, een ingebrekestelling en een aangetekende brief ter herinnering. 3.3. Hoe de dienst leren kennen De laatste vraag uit de vragenlijst peilde naar de wijze waarop de aanvrager van schuldhulpverlening de dienst schuldbemiddeling had leren kennen. Er waren 11 antwoordmogelijkheden voorzien en er mochten meerdere antwoorden aangeduid worden. 31
De tabel hieronder geeft weer in hoeveel dossiers een bepaalde antwoordmogelijkheid werd gekozen. Antwoordmogelijkheden Sociale dienst van een OCMW of CAW Mond-tot-mond-reclame Andere Geschreven of gesproken media Werkgever Gerechtsdeurwaarder Rechterlijke macht Vakbond Ministerie of politieke wereld Kredietinstelling Consumentenvereniging
Kans op aanwezigheid in een dossier (%) 64 25 12 4 3 1 1 1 1 0 0
De sociale dienst van een OCMW of CAW speelt momenteel de belangrijkste rol als tussenpersoon om iemand in contact te brengen met de dienst schuldbemiddeling. Wat opvalt, is dat een consumentenvereniging nooit werd aangeduid, terwijl men zou verwachten dat die een belangrijke taak heeft om de zwakkere consument te informeren. Als hypothese zouden we kunnen stellen dat het te verklaren kan zijn door het feit dat de “zwakkere” consument in schulden niet de weg vindt naar de consumentenvereniging.
32
4. Conclusies 1. Woonplaats: Vergelijking steekproef met totale bevolking in Vlaanderen: Vlaams-Brabant en Antweroen zijn ondervertegenwoordigd; West-Vlaanderen is oververtegenwoordigd 2. Geslacht Er zijn meer mannen (45%) dan vrouwen (35%) die schuldhulpverlening aanvragen 3. Leeftijd De categorie 25 tot 54 jaar is oververtegenwoordigd met daarbinnen een duidelijke aanwezigheid van de leeftijdscategorie van 30 tot 49 jaar. 4. Nationaliteit: geen specifieke opmerkingen 5. Gezinssamenstelling De categorieën alleenwonenden en eenoudergezinnen zijn duidelijk oververtegenwoordigd in de steekproef t.o.v. de totale bevolking in Vlaanderen 6. Gezinsgrootte Geen specifieke opmerkingen 7. Personen ten laste Wat het aantal personen ten laste betreft per leeftijdscategorie, komt de categorie kinderen t.e.m. 5 jaar voor in 209 dossiers voor of 31% van het totaal aantal dossiers met kinderen ten laste. Dit is het hoogste cijfer in de categorie kinderen ten laste. Dit zijn dus overwegend jonge gezinnen. 8. Diploma of getuigschrift Bij de aanvragers heeft 67% een scholingsgraad van maximaal het lager secundair onderwijs. Als we de richtingen binnen het secundair onderwijs verder bekijken, krijgen we het volgende beeld: 27% heeft beroeps secundair onderwijs gevolgd, 18% technisch secundair onderwijs, 6% volgde algemeen secundair onderwijs, 4% buitengewoon secundair onderwijs, van 8% is de richting die ze gevolgd heeft in het secundair onderwijs niet gekend. 4% heeft deeltijds beroepsonderwijs/leercontract gevolgd. De groep van het beroeps- en technisch onderwijs is dus goed voor 45% of bijna de helft van de aanvragers met een secundair diploma of getuigschrift. 9. Arbeidssituatie De grootste groep zijn de werknemers met een aandeel van 46%. De werklozen zijn oververtegenwoordigd in de steekproef t.o.v. het aandeel in de totale bevolking van Vlaanderen. Eén op de drie mensen uit de steekproef, zowel volwassenen als kinderen, leeft in een gezin waar niemand van de gezinsleden van 18 tot 59 jaar een inkomen uit betaalde arbeid heeft. 10. Arbeidscontract De overgrote meerderheid van de mensen met een arbeidscontract, meer dan 2/3 van de aanvragers, heeft een contract van onbepaalde duur opzak.
33
11. Personen die bijdragen aan het inkomen Zoals in punt 7 vormt de groep met kinderen t.e.m.5 jaar de grootse groep. Dit zijn jonge gezinnen. 12. Inkomsten uit arbeid Bijna de helft heeft geen inkomen uit arbeid. Bij zij die dit wel hebben heeft de grootste groep een inkomen tussen 1000 en 1500 euro. 13. Vervangingsinkomen Werkloosheidsuitkeringen en ziekte- en invaliditeitsuitkeringen vormen de grootste groep van vervangingsinkomen. De grootste groep, namelijk tweederde, heeft een vervangingsinkomen tussen 500 en 1000 euro. 14. Aanvullende inkomsten Bij diegenen die een aanvullend inkomen hebben, is er een duidelijk overwicht voor de kinderbijslagen. Het bedrag dat meest voorkomend is daarmee te verklaren, namelijk tussen 1 en 500 euro. 15. Totaal bedrag van uitstaande schulden De grootste groep in de steekproef (nl. 28%)heeft een uitstaande schuld tussen 10.000 en 25.000 euro. De groep van 5.000 tor 10.000 euro is goed voor 22%. 16. Soorten schulden In 45% van de dossiers is er dus sprake van energieschulden/nutsvoorzieningen. De lening op afbetaling blijft de nummer 2. Gezondheidsschulden zijn goed voor 35% kans evenals de kredietopeningen, vaak ook het „gemakkelijk‟ krediet genoemd (vb. winkelkaarten, kredietkaarten en postorderbedrijven) 17. Aantal schuldeisers Globaal gezien kunnen we stellen dat er in 65% van de schuldhulpverleningsdossiers uit onze steekproef sprake 2 tot 10 schuldeisers betrokken zijn. 18. aantal gerechtsdeurwaarders 41% heeft te maken met 1 tot 5 gerechtsdeurwaardersdossiers waarvan de grootste groep gevormd wordt door de categorie van 2 tot 5 dossiers 19. Aantal incassobureaus 48% heeft te maken met 1 tot 5 incassodossiers waarvan de grootste groep gevormd door de categorie van 2 tot 5 incassodossiers. 20. leefgeld Bij de categorieën die oververtegenwoordigd waren in de steekproef t.o.v. Vlaanderen, zijnde de alleenwonenden en de eenoudergezinnen, heeft 50% van de alleenwonenden een maximum van 300 euro per maand of ongeveer 75 euro per week. Bij bijna 2/3 van de eenoudergezinnen ligt het maandelijks leefgeld op een maximum van 500 euro of ongeveer 125 euro per week.
21. Schuldoorzaken De eerste vier meest voorkomende schuldoorzaken zijn: - Levenswijze niet in overeenstemming met de inkomsten (moeilijkheden met het beheer) / overbesteding - Te laag inkomen, onregelmatig of geen - Tekort aan administratieve vaardigheden - Ziekte van de aanvrager, partner, kind of persoon ten laste 34
Opvallend is dat de eerste drie oorzaken bijna even vaak vermeld worden in de helft van de dossiers. Ziekte komt bijna in één op drie dossiers voor als oorzaak. 22. Looptijd dossier Van de dossiers in de steekproef werd 43% geopend in 2006 of 2007. 26% loopt al sinds 2001-2005 en 23% dateert van 2008. Maar er is 3% dat al opgestart werd in de periode 1980-1995. 23. Ervaren moeilijkheden op moment van contact met de dienst Overwicht voor achterstallige betalingen. Mensen wachten dus tot bij het betalen van hun afbetalingen, facturen en rekening een achterstand opgelopen werd. 24. Hoe de dienst leren kennen? Sleutelrol speelt de sociale dienst van het OCMW of CAW. Maar de mond-tot-mondreclame is toch goed voor 22%.
35