Eindrapportage echtscheidingswerkgroep 3.
Eindrapportage echtscheidingswerkgroep 3, versie 1.0
1
Inhoudsopgave 1. Inleiding. Projectplan echtscheiding voor rechtspraak, advocatuur en medewerkers MvJ.
P. 3
2. Aantal advocaten en mediators dat zaken op het terrein van echtscheiding behandelt.
P. 4
3. Voorstel voor een Gedragscode.
P. 4
4. Deskundigheidseisen. Basisopleiding.
P. 5
5. Kennis, opleidingsniveau en vaardigheden.
P. 6
6. Deskundigheidseisen: voorstel voor een inschrijvingsvoorwaarde m.b.t. het minimumaantal te behandelen zaken.
P. 6
7. Invoeringstraject.
P. 7
Bijlagen 1. Aan advocaten en mediators afgeven toevoegingen personen en familierecht 2009
P. 8
2. Gedragscode voor advocaten in het personen- en familierecht
P. 9
3. Het algemene beroepsprofiel Familiemediator (versie 2 NMI maart 2010)
P. 10
4. Accreditatie van trainingen of opleidingen familiemediation. 3e concept NMI
P. 14
5. Basisopleiding Advocaten Personen- en Familierecht
P. 18
6. Inschrijvingsvoorwaarden Advocatuur Personen- en Familierecht
P. 19
7. Inschrijvingsvoorwaarden Mediators Personen- en Familierecht
P. 20
8. Samenstelling werkgroep
P. 21
Eindrapportage echtscheidingswerkgroep 3, versie 1.0
2
1. Inleiding. Projectplan echtscheiding voor rechtspraak, advocatuur en medewerkers MvJ. Op 11 november 2009 heeft een overleg plaatsgevonden tussen rechtspraak, advocatuur, mediators en het Ministerie van Justitie over het echtscheidingsproces. Afgesproken is dat er, om het echtscheidingsproces te verbeteren, drie trajecten nodig zijn: - beter inzicht in de aantallen procedures rond echtscheiding, op basis waarvan bekeken kan worden hoe de multi-toevoeging/voucher er uit moet zien. - Betere informatievoorziening voor het publiek in de vorm van een behandelprotocol voor echtscheiding, gekoppeld aan een centrale site met informatie over echtscheiding. - Kwaliteitseisen, een gedragscode en inschrijvingsvoorwaarden voor de advocaat en mediator. Het Projectplan echtscheiding voor rechtspraak, advocatuur en mediators van 20 januari 2010 van het Ministerie van Justitie beschrijft dat het centraal doel van deze trajecten is om het aantal procedures rond echtscheiding te verminderen. Minder procedures zouden moeten resulteren in besparingen bij de rechterlijke macht en de advocatuur. Om dit te bereiken werden drie trajecten ingezet: 1 – betere voorlichting voor scheidende paren; 2 – deskundiger afhandeling van de echtscheiding door de advocaat en mediator; 3 – financiële prikkels voor advocaat, mediator en klant (gedifferentieerde griffiegelden, eigen bijdrage en voucher). Een vierde traject zou kunnen bestaan uit concentratie van procedures voor de rechter. Of dit een zinvol traject is en hoe het traject ingevuld moet worden, moest bepaald worden als alle informatie over de regierechter bekend is. Het aantreden van een nieuw kabinet is van invloed geweest op tempo en inhoud van deze trajecten. Echtscheidingswerkgroep 3 heeft de activiteiten met betrekking tot het formuleren van deskundigheidseisen nadien voortgezet. Dit vanuit de opvatting dat het goed is te werken aan kwaliteitsbeleid op het terrein van personen en familierecht. Deskundiger afhandeling van de echtscheiding door de advocaat en mediator wordt bereikt door het stellen van inschrijvingsvoorwaarden en door het formuleren van een gedragscode. Achterliggende gedachte is dat door een deskundiger afhandeling van de echtscheiding minder escalatie ontstaat waardoor minder procedures nodig zijn.
Eindrapportage echtscheidingswerkgroep 3, versie 1.0
3
2. Aantal advocaten en mediators dat zaken op het terrein van echtscheiding behandelt. Uit rapportage van de Raad voor Rechtsbijstand over de afgifte van toevoegingen is gebleken dat in 2009 op het terrein van het personen- en familierecht (P-terrein) 4590 advocaten en 458 mediators toevoegingen behandelden. Dat zijn grote aantallen. In totaal deden 7151 advocaten en 481 mediators toevoegingszaken. Cijfermatige gegevens over de aantallen P-toevoegingen die advocaten en mediators in 2009 behandelden zijn opgenomen in bijlage 1. Gemiddeld deden advocaten die P-zaken deden 20 toevoegingen op dat terrein, maar de spreiding van de aantallen is groot. Een aanzienlijk deel van beide groepen (resp. 2555 advocaten en 199 mediators) behandelde niet meer dan 15 toevoegingen op het terrein van het personen- en familierecht1. Voor mediators geldt dat zij in veel mindere mate dan advocaten fulltime werken. Van de ca. 900 mediators werkt slechts 6 % fulltime. Voor de anderen is mediation aan nevenwerkzaamheid. Het aantal toevoegingen dat iemand heeft gedaan, staat overigens niet gelijk aan het aantal zaken dat hij of zij deed. Soms staat één advocaat of mediator beide partijen op toevoeging bij. Het kan ook zijn dat één of geen van beide partijen voor een toevoeging in aanmerking komt. De vrijheid om toevoegingen aan te kunnen aanvragen, kan worden begrensd door het stellen van specifieke inschrijvingseisen, zoals opleidingseisen, een minimum aantal zaken dat jaarlijks wordt behandeld en permanente educatie. De hiervoor genoemde aantallen illustreren dat heel veel advocaten en mediators toevoegingszaken op het P-terrein doen. Daarom krijgt bij invoering van nieuwe eisen een grote groep daarmee te maken. 3. Voorstel voor een Gedragscode. De werkgroep heeft geïnventariseerd welke gedragscodes en -regels er voor advocaten en mediators bestaan. Vanuit deze inventarisatie heeft een delegatie uit de werkgroep een gedragscode voor advocaten opgesteld. Doelstelling van de gedragscode is dat de advocaat bevordert dat echtgenoten -al dan niet door ook gebruik te maken van mediation- samen toewerken naar een nieuw evenwicht na hun scheiding. De advocaat appelleert bij zijn cliënt of cliënte aan een constructieve en oplossingsgerichte benadering. De belangen en rechten van kinderen worden in het licht van verantwoordelijk ouderschap uitstijgend boven het conflict over beëindiging van de relatie behandeld. De door de werkgroep voorgestelde gedragscode is opgenomen als bijlage 2. De werkgroep stelt voor om in de inschrijvingsvoorwaarden voor advocaten te bepalen dat advocaten zich bij hun werkzaamheden naar de gedragscode richten en in de 1
Toevoegingen voor ondertoezichtstelling, voornaamswijziging en curatele / onderbewindstelling zijn niet meegeteld.
Eindrapportage echtscheidingswerkgroep 3, versie 1.0
4
opdrachtbevestiging aan de toegevoegde cliënt daarnaar verwijzen. Het verstrekken van de code aan de cliënt stimuleert naleving daarvan. Daarnaast wijst de werkgroep erop dat in de Best Practice Guide “Echt Scheiden” minimumnormen zijn geformuleerd die een advocaat een handvat geven bij het behandelen van echtscheidingszaken. 4. Deskundigheidseisen. Basisopleiding. Binnen de werkgroep is geconcludeerd dat er een behoorlijk aantal advocaten is dat zonder voldoende kennis van het personen- en familierecht echtscheidingszaken behandelt. Ook bij mediators doet zich dit probleem voor. Dat is de primaire reden om het instellen van kwaliteitseisen te overwegen. Dat goede bijstand ertoe leidt dat echtgenoten niet nodeloos (door-)procederen en er minder vaak toevoegingen zullen worden aangevraagd (bezuiniging) is volgens de leden van de werkgroep ook waar, maar van meer secundair belang. Daarbij moet erop worden gewezen dat naar schatting ca. 75 % van de echtscheidingen op gemeenschappelijk verzoek of op eenzijdig verzoek zonder tegenspraak wordt uitgesproken en veelal geen aanleiding geeft tot vervolgprocedures. Daar valt dus niet zoveel meer te besparen. Vanuit de advocatuur is in dit verband (bezuinigingen) opgemerkt dat de echtscheidingsvergoeding steeds meer gaat knellen, doordat het behandelen van echtscheidingen eerder ingewikkelder dan eenvoudiger wordt (o.a. ouderschapsplan). Het opstellen van kwaliteitseisen zal specialisme bevorderend werken en de personen en familierechtpraktijk kunnen ontlasten van een aantal advocaten en mediators dat onvoldoende deskundig is t.a.v. het terrein van het personen- en familierecht. Dit kan mogelijk tot een tot een snellere behandeling van zaken leiden. Overigens moet erop worden gewezen dat in de markt in toenemende mate scheidingsmakelaars en –bemiddelaars optreden van wie de kwaliteit evenmin gegeven is. Bij het stellen van kwaliteitseisen is van belang dat er opleidingstermen voor advocaten en mediators zijn, waarnaar scholingsinstellingen zich kunnen richten. Dit komt in paragraaf 5 aan de orde. Die opleidingstermen moeten ertoe leiden dat meer advocaten over mediationvaardigheden gaan beschikken. Aan de andere kant moeten mediators over meer kennis van het materieel en formeel personen- en familierecht gaan beschikken. Opleidingstermen moeten gebaseerd zijn op de “80-20 regel” en gericht zijn op het goed kunnen behandelen van de grootste groep zaken. Soms zijn er nu eenmaal kwesties die zo specialistisch zijn dat daarvoor iemand met zeer specifieke expertise zal moeten worden geraadpleegd. De werkgroep vindt dat voorkomen moet worden dat door mediators opgestelde vaststellingsovereenkomsten door partijen nog integraal met een advocaat zouden moeten doorgenomen, niettegenstaande diens tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid. De hoogte van de zogenaamde afhechtingstoeslag is daar niet op afgestemd. Een goed kennisniveau van de mediators en samenwerking tussen advocaten en mediators kan hier veel problemen voorkomen. In de discussie in de werkgroep is naar voren gekomen dat het belangrijk is een onderscheid te maken t.a.v. kwaliteitseisen voor ‘beginnende’ advocaten / mediators in het personen- en familierecht en advocaten / mediators die al een geruime tijd Eindrapportage echtscheidingswerkgroep 3, versie 1.0
5
echtscheidingszaken behandelen. Voorwaarden mogen niet zo zijn ingericht dat zij aanwas van nieuwe advocaten en mediators geheel belemmeren. Op basis van voorstellen van delegaties uit het midden van de werkgroep heeft de werkgroep een voordracht opgesteld van wat advocaten en mediators ten minste zouden moeten kunnen en kennen. Bij het stellen van voorafgaande opleidingseisen voor het mogen starten met rechtsbijstand / mediation op het gebied van het personen- en familierecht behoort volgens de werkgroep een behoorlijk basisniveau van kennis en vaardigheden op het gebied van echtscheidingen gewaarborgd te zijn. Na (voorwaardelijke) toelating, zal de advocaat of mediator zich verder moeten ontwikkelen. 5. Kennis, opleidingsniveau en vaardigheden. Het NMI heeft een profiel voor de familiemediator ontwikkeld (bijlage 3). In dit kader zijn door het NMI ook termen voor het accrediteren van trainingen of opleidingen familiemediation vastgesteld. Het concept is opgenomen als bijlage 4. Hierop aansluitend is vanuit de werkgroep een profiel opgesteld voor een basisopleiding van advocaten die in personen en familierecht willen gaan optreden (bijlage 5). In dit profiel is het basisopleidingsniveau aangegeven. Het bijbehorend aantal opleidingspunten wordt op 20 ingeschat (vier dagen). De werkgroep verwacht dat “de markt” bereid en in staat zal zijn om de opleidingen voor advocaten en mediators te gaan organiseren. In de toekomst zal de Nederlandse Orde van Advocaten naar het zich laat aanzien de beroepsopleiding en de Voortgezette Stagiaire Opleidingen integreren. De werkgroep beveelt aan dat de Orde bij de integratie van BO en VSO opleidingen een plaats inruimt voor een nog te organiseren basisopleiding personen- en familierecht. Op die manier kan worden voorkomen dat opleidingseisen boven op elkaar worden gestapeld. 6. Deskundigheidseisen: voorstel voor een inschrijvingsvoorwaarde m.b.t. het minimumaantal te behandelen zaken. Naast het hebben van voldoende kennis en vaardigheden is het doen van een voldoende aantal zaken op het terrein van het personen en familierecht van belang. Bij het vaststellen van het minimumaantal te behandelen zaken heeft de werkgroep een aantal overwegingen betrokken: het minimum kan bij de invoering van nieuwe voorwaarden niet zo hoog worden vastgesteld dat een te groot aantal advocaten of mediators afvalt. Invoering van de voorwaarden zal dan op teveel bezwaren stuiten. Bovendien ontstaan mogelijk fricties omdat cliënten moeten worden verdeeld over een veel kleinere groep hulpverleners. als de Raad het minimum bewaakt, kan de Raad in zijn administratie uitsluitend kijken naar toevoegingen. Wordt het minimum aantal toevoegingen niet gehaald, dan mag de advocaat / mediator zaken voordragen die hij geheel betalend heeft gedaan. Het vorenstaande in ogenschouw nemend, beveelt de werkgroep het volgende aan: voor advocaten geldt als minimumeis in beginsel 10 toevoegingen per jaar. Een aantal dat (na evaluatie na 3 jaar) uitgebreid zou kunnen worden naar 15 toevoegingen per jaar. Indien het aantal toevoegingen (10 respectievelijk 15) Eindrapportage echtscheidingswerkgroep 3, versie 1.0
6
niet wordt gehaald, kunnen zaken die (louter) betalend zijn gedaan meetellen. duidelijk is dat vanwege marktredenen mediators minder zaken per jaar uitvoeren dan advocaten. Zij kunnen alleen optreden als partijen er samen uit willen komen, hebben nooit minder dan twee cliënten per zaak en procederen niet in hoger beroep. Daarom wordt geadviseerd dat mediators in beginsel 5 zaken per jaar uit moeten voeren, wat uiteindelijk (na evaluatie en 3 jaar) uitgebreid zou kunnen worden naar 10 zaken per jaar. Indien het aantal toevoegingen (5 respectievelijk 10) niet wordt gehaald, kunnen ook zaken die geheel betalend zijn gedaan betalende meetellen
In de bijlagen zijn de inschrijvingsvoorwaarden voor advocaten en mediators opgenomen, inclusief de overgangsregeling voor advocaten en mediators die in 2011 al bij de Raad ingeschreven staan. De inschrijvingsvoorwaarden voor advocaten staan in bijlagen 6, die voor mediators in bijlage 7. De werkgroep beveelt aan dat voor advocaten en mediators die zich na 1 januari 2012 willen inschrijven om toevoegingszaken te gaan doen op het terrein van het personen- en familierecht de nieuwe voorwaarden onverkort gaan gelden. Advocaten en mediators die in 2011 (en voorgaande jaren) een voldoende aantal zaken hebben behandeld (10 respectievelijk 5 toevoegingen) kunnen met toepassing van de aanbevolen overgangsregeling worden ingeschreven. 7. Invoeringstraject. Kwaliteitsverbetering vraagt een lange adem en fasering. Bij invoering van nieuwe voorwaarden moeten het veld en opleidingsinstellingen tijd krijgen om zich voor te bereiden. Ook de Raad moet zich instellen op de administratieve werkzaamheden die gepaard gaan met het toetsen van nieuwe voorwaarden. De afkondiging van de nieuwe voorwaarden zou in de eerste helft van 2011 kunnen gebeuren, met daarbij een aangekondigde ingangsdatum van 1 januari 2012. Advocaten en mediators die niet onder de overgangsregeling vallen, hebben dan in 2011 de gelegenheid nog aan de voorwaarden te gaan voldoen. Toekomstige controle op het blijvend voldoen aan de eisen kan steekproefsgewijs plaatsvinden. De werkgroep onderschrijft de benadering die de Raad voor Rechtsbijstand voor andere terreinen heeft gekozen. Die benadering is gebaseerd op het principe van high-trust: de advocaat meldt uit zichzelf dat hij geen opleidingspunten heeft gehaald. Bij degenen die geen mededeling hebben gedaan, vindt een steekproefsgewijze toetsing plaats.
Herman Schilperoort 18 februari 2011.
Eindrapportage echtscheidingswerkgroep 3, versie 1.0
7
Bijlage 1
Aan advocaten en mediators afgeven toevoegingen personen en familierecht 2009
Afgegeven toevoegingen in het jaar 2009 in de Personen- en Familierecht m.u.v. afgiftecategorie P042, P080 en P090 Aantal toevoegingen Advocaten Mediators
36 t/m 40 188 24
41 t/m 45 148 18
1 t/m 5 1.520 105
6 t/m 10 622 59
45 t/m 50 124 9
51 t/m 55 90 10
11 t/m 15 413 35
56 t/m 60 87 13
16 t/m 20 315 34
61 t/m 65 67 11
Eindrapportage echtscheidingswerkgroep 3, versie 1.0
21 t/m 25 289 29
66 t/m 70 49 8
26 t/m 30 242 30
31 t/m 35 220 28
71 t/m Totaal 200 216 4.590 45 458
8
Bijlage 2
Gedragscode voor advocaten in het personen- en familierecht. Het blijkt wenselijk om voor advocaten werkzaam in de personen- en familierechtspraktijk de al bestaande gedragsregels nader uit te werken, waarbij de effectuering hiervan gestimuleerd kan worden door de cliënt te melden dat deze regels gehanteerd worden door bij de opdrachtbevestiging hiervan een uitdraai te verstrekken. Dit laat overigens de gelding van de gedragsregels 1992 en de verordening op de vakbekwaamheid onverlet. Gedragscode voor advocaten in het personen- en familierecht. 1. De advocaat overtuigt zijn cliënt van de noodzaak van een constructieve en oplossingsgerichte benadering – al dan niet door mediation - en legt in zijn opdrachtbevestiging vast dat hij steeds van die benadering uitgaat. 2. Hij werkt toe naar een nieuw en voor alle betrokkenen houdbaar evenwicht. Hij ontmoedigt een opvatting waarbij een familiezaak wordt beschouwd als een die gewonnen of verloren kan worden. 3. De advocaat laat het doen van een scheidingsmededeling aan zijn cliënt over. Hij stimuleert de cliënt om op volwassen wijze te blijven communiceren en het conflict beheersbaar te houden. De advocaat stimuleert dat partijen zaken die aan henzelf over kunnen worden gelaten zelf behartigen en dat zij gebruik maken van daarvoor geëigende voorzieningen. 4. De advocaat maakt duidelijk dat de belangen en rechten van kinderen in het licht van verantwoordelijk ouderschap – uitstijgend boven het conflict over beëindiging van de relatie – worden behandeld. Financiële belangen worden niet vermengd met andere belangen en rechten van kinderen, waaronder met name het recht op omgang. 5. De advocaat hanteert een professionele distantie, maar deëscaleert waar dat nodig is. Hij onderkent de gebruikelijke emoties, maar wakkert ze niet aan. In correspondentie vermijdt hij taalgebruik dat de wederpartij of zijn advocaat diskwalificeert of als onnodig grievend ervaren kan worden. 6. De advocaat gebruikt al zijn vaardigheden om conflicten terug te brengen tot hun (juridische) kern en werkt doelgericht naar praktische oplossingen. Hij spreekt andere betrokkenen in de procedure daarop aan. 7. De advocaat zorgt dat financiële en emotionele kosten zoveel mogelijk beperkt blijven, aan beide zijden. 8. De advocaat met deze specialisatie onderhoudt, aantoonbaar, zijn kennis en vaardigheden.
Eindrapportage echtscheidingswerkgroep 3, versie 1.0
9
Bijlage 3
Het algemene beroepsprofiel Familiemediator
(versie 2 NMI maart 2010)
a. Definities Familiemediation: professionele begeleiding bieden aan gezins- en familieleden zodat zij zelf zoveel mogelijk hun onderlinge problemen (familiekwesties) op kunnen lossen; Familiekwesties: 1. invulling van het voortgezet ouderschap, waaronder : de zorgverdeling, invulling van het contact met de kinderen, het ouderschapsplan 2. beëindiging van een samenleving, ontbinding van een huwelijk of geregistreerd partnerschap en alle daaraan verbonden gevolgen; 3. afwikkeling van nalatenschappen; 4. overige conflicten gerezen tussen familieleden. Familiemediator: de gecertificeerde mediator die zich heeft gekwalificeerd in het bieden van professionele begeleiding aan gezins- en familieleden zodat zij zelf zoveel mogelijk hun onderlinge problemen (familiekwesties) op kunnen lossen, zulks op basis van het gestelde in het Mediation Reglement van het Nederlands mediation Instituut (NMI) en de Gedragsregels voor mediators van het NMI of een daaraan door het NMI gelijkwaardig verklaarde kwalificatie. Scheiding: het beëindigen van een affectieve relatie van gehuwde personen, personen met een geregistreerd partnerschap of ongehuwde personen. b. Taken en verantwoordelijkheden Familiemediator: De Familiemediator: onderzoekt of de familiemediation werkelijk overeenkomt met de wens van partijen; onderzoekt of partijen in staat zijn hun eigen belangen in het kader van de mediation te behartigen en verwijst partijen zo nodig en desgewenst naar andere professionals als dat niet het geval is; begeleidt partijen bij het proces van herkenning en benoeming van de betekenis en de gevolgen van de familiekwestie(s) (scheiding, partner- en/of gezinscrisis) of verwijst hen zo nodig en desgewenst naar andere professionals voor hulp bij de verwerking en aanpassing; draagt er zorg voor dat partijen zich realiseren welke informatie voor hun keuzes relevant is en biedt hen voldoende gelegenheid die informatie te verkrijgen voordat partijen tot finale keuzes komen licht zo nodig ouders voor over en begeleidt hen bij het proces om te komen tot een zorgregeling voor de kinderen en het daarbij op te stellen ouderschapsplan; draagt er zorg voor dat partijen ten aanzien van de tussen hen bestaande familiekwestie(s) weloverwogen tot hun keuzes komen, dat zij de strekking van door hen gemaakte keuzes volledig begrijpen en dat zij die keuzes ook wensen; Eindrapportage echtscheidingswerkgroep 3, versie 1.0
10
is zo nodig alert op en handelt adequaat bij gebleken of vermoed psychopathologisch gedrag, huiselijk geweld en kindermishandeling en schakelt zo nodig en voor zover mogelijk de aangewezen instanties in.
Kennis- en opleidingsniveau en vaardigheden De Familiemediator: voldoet aan de eisen van het beroepsprofiel Mediator2; beschikt over kennis van en heeft ruime ervaring met alle gebruikelijke aspecten van de mediation tussen gezins- en familieleden in familiekwesties, hun interactie en omgevingsinvloeden, de juridische, psychologische, financiële en maatschappelijke factoren; heeft kennis van en praktische ervaring met ouderschapsmodellen en de voorwaarden die aan ouders worden gesteld voor een succesvolle toepassing daarvan; kent de expertise en mogelijkheden van de verschillende professionals op het gebied van familiekwesties en schakelt deze in overleg met partijen tijdig in; maakt gebruik van intervisie en/of supervisie met mediators om te reflecteren op eigen houding en handelen en toont zich toegankelijk voor de feedback van collega-mediators of andere deskundigen; kent contra-indicaties voor mediation in gezinssituaties en familieverhoudingen; heeft uitgebreide kennis van de relevante maatschappelijke en juridische instituties rondom familiemediation; voldoet aan de eisen zoals hierna uitgewerkt onder psychologische kennis, juridische kennis en financiele/fiscale kennis. Psychologische kennis De Familiemediator: beschikt over basiskennis3 van de psychische, sociale en fysieke factoren van een familiekwestie bij kinderen en volwassenen (o.a. rouw, depressieve gevoelens en overspannenheid); beschikt over basiskennis van de ontwikkelingsfases bij kinderen en volwassenen en de bijbehorende behoeften en gedragingen, in het bijzonder over gedragingen bij loyaliteitsconflicten en verlies; beschikt over kennis en kunde om te communiceren met kinderen; beschikt over basiskennis van de gevolgen van nieuw samengestelde gezinnen; beschikt over basiskennis van de systeemtheorie, in het bijzonder van systemische processen binnen gezinnen en families; heeft basiskennis van relatiemodellen in gezinnen en families en kan de verschillende ruziemodellen herkennen; heeft basiskennis over culturele diversiteit bij mediation; kent de expertise en mogelijkheden van psychologische professionals op het gebied van familiekwesties en schakelt deze in overleg met partijen zo nodig tijdig in, dan wel verwijst naar hen door. Juridische kennis 2
Beroepsprofiel Mediator behorende bij het certificatieschema Gecertificeerd Mediator 3 Basiskennis = voldoende kennis om valkuilen te herkennen en tijdig naar een professionele derde te kunnen verwijzen. Eindrapportage echtscheidingswerkgroep 3, versie 1.0
11
De Familiemediator: heeft basiskennis van de wettelijke regelingen omtrent ouderschap, afstamming en gezag over minderjarigen; heeft basiskennis van het erfrecht (o.a. uiterste wilsbeschikking / erfgenamen / legitimarissen / legitieme portie / executele); heeft basiskennis van de afwikkeling van pensioenaanspraken (o.a. A.O.W. en A.N.W. / Wet verevening pensioenrechten bij scheiding i.c. standaardverevening, anders verevenen en conversie/ Pensioenwet i.c. nabestaandenpensioen bij scheiding); heeft basiskennis van huwelijksvermogensrecht (o.a. afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden / scheiding en deling van een huwelijks gemeenschap / verrekenbeding / kosten huishouding / verknochtheid / peildatum / waardering) heeft basiskennis van het recht omtrent kinder- en partneralimentatie (o.a. toepassing Tremarapport / tabel kosten van kinderen / duur / 1:160 BW problematiek); heeft basiskennis rond processuele afwikkeling van echtscheidingen (voorlopige voorzieningen / bodemprocedure / nevenverzoeken / kort gedingprocedure); heeft basiskennis van samenlevingsvormen (huwelijk / geregistreerd partnerschap / niet huwelijkse samenleving met / zonder samenlevingsovereenkomst); heeft basiskennis van het internationaal privaatrecht m.b.t. familie- en gezinskwesties; kent de expertise en mogelijkheden van juridische professionals op het gebied van familiekwesties en schakelt deze in overleg met partijen zo nodig tijdig in, dan wel verwijst naar hen door. Financiële/ fiscale kennis De Familiemediator: kan een eenvoudige vermogensopstelling maken ten behoeve van de verdeling van een gemeenschap van goederen en/of de afwikkeling van huwelijksvoorwaarden; kan een eenvoudig overzicht maken van de kosten van levensonderhoud van de alimentatiegerechtigde ouder en van het/de alimentatiegerechtigde kind/kinderen ten behoeve van het globaal bepalen van de behoefte; kan een eenvoudige alimentatieberekening maken van de alimentatieplichtige volgens de gangbare Tremanormen ten behoeve van het globaal bepalen van de draagkracht; kent in geval van scheiding de standaardregeling van de Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding voor wat betreft aanspraken op ouderdomspensioen en de standaardregeling van de Pensioenwet voor wat betreft aanspraken op nabestaandenpensioen; heeft basiskennis van de meest voorkomende fiscale aspecten van een scheiding, waaronder belastbaarheid / aftrekbaarheid van alimentatie, tijdstip van belastbaarheid van pensioenuitkeringen, belastbaarheid bij verdeling van een gemeenschap van goederen, belastbaarheid bij verdeling van een eigen woning, belastbaarheid van hypotheekrente; kent het verschil tussen kosten van huishouding en overgespaarde inkomsten; kent globaal het verschil in vermogensafwikkeling tussen partijen die in gemeenschap van goederen zijn gehuwd, partijen die onder huwelijksvoorwaarden zijn gehuwd en partijen die ongehuwd samenleven; Eindrapportage echtscheidingswerkgroep 3, versie 1.0
12
kent de expertise van en mogelijkheden van financiële en fiscale professionals op het gebied van familiekwesties schakelt deze in overleg met partijen zo nodig tijdig in, dan wel verwijst naar hen door.
Eindrapportage echtscheidingswerkgroep 3, versie 1.0
13
Bijlage 4.
Accreditatie van trainingen of opleidingen familiemediation , 3e concept NMI Aan: Van: Datum: Onderwerp: Bijlage(n):
Echtscheidingswerkgroep III NMI (mw. mr. Caroline Emmen 02 februari 2011 Accreditatie van trainingen of opleidingen familiemediation , 4 e concept -
Geachte leden van de Echtscheidingswerkgroep III, Onderstaand treft u het concept aan voor de accreditatie van trainingen of – opleidingen familiemediaton. Dit concept is nog onderwerp van bespreking in de NMI werkgroep familiemediation. 1. Inleiding Het NMI heeft met de accreditatie van trainingen of opleidingen familiemediation tot doel gecertificeerde4 mediators te kwalificeren in het professioneel begeleiden van gezins- en familieleden bij het oplossen van hun onderlinge problemen 5. Het NMI gaat uit van een training of opleiding familiemediation die het niveau van de basisopleiding mediation (o.g.v. het NMI-Protocol 6) overstijgt. Het NMI laat ruimte voor variatie en verscheidenheid al naar gelang de signatuur en de doelgroeporiëntatie van de Aanbieder van de betreffende training en/of opleiding. 2. Theoretische inhoud Het NMI accrediteert een training of opleiding familiemediation wanneer deze zodanig is ingericht dat degene die de training of opleiding familiemediation volgt, kan voldoen aan het algemene beroepsprofiel familiemediator (zie bijlage). Een aanbieder die in aanmerking wil komen voor accreditatie door het NMI moet een training of opleiding familiemediation aanbieden die tenminste de volgende onderdelen bevat: A) Psychologische kennis In dit theoretische onderdeel dient tenminste aandacht te worden besteed aan de volgende elementen: -
basiskennis7 van de psychologische, sociale en fysieke factoren van een familiekwestie bij kinderen en volwassenen (o.a. rouw, depressieve gevoelens en overspannenheid)
4
Gecertificeerd conform het DNV certificatieschema mediator Algemene Beroepsprofiel Familiemediator (maart 2010) 6 NMI Protocol Basis mediation-trainingen/-opleidingen (september 2008) 7 Basiskennis = voldoende kennis om valkuilen te herkennen en tijdig naar een professionele derde te kunnen verwijzen. 5
Eindrapportage echtscheidingswerkgroep 3, versie 1.0
14
-
-
basiskennis van de ontwikkelingsfases bij kinderen en volwassenen en de bijbehorende behoeften en gedragingen, in het bijzonder over gedragingen bij loyaliteitsconflicten en verlies basiskennis en kunde om te communiceren met kinderen basiskennis van de gevolgen van nieuw samengestelde gezinnen basiskennis van de systeemtheorie, in het bijzonder van systemische processen binnen gezinnen en families basiskennis van relatie-/ruziemodellen in gezinnen en families basiskennis van culturele diversiteit bij mediation
B) Juridische kennis In dit theoretische onderdeel dient tenminste aandacht te worden besteed aan de volgende elementen: -
basiskennis van de wettelijke regelingen omtrent ouderschap, afstamming en gezag over minderjarigen basiskennis van het erfrecht basiskennis van de afwikkeling van pensioenaanspraken basiskennis van het huwelijksvermogensrecht; basiskennis van het recht omtrent kinder- en partneralimentatie basiskennis van de processuele afwikkeling van echtscheidingen basiskennis van samenlevingsvormen basiskennis van het international privaatrecht m.b.t. familiekwesties basiskennis van het ouderschapsplan basiskennis van de samenstelling van een (echt)scheidingsconvenant en vaststellingsovereenkomst
C) Financiële en Fiscale kennis In dit theoretische onderdeel dient tenminste aandacht te worden besteed aan de volgende elementen: -
-
-
basiskennis van het maken van een eenvoudige vermogensopstelling ten behoeve van de verdeling van een gemeenschap van goederen en/of de afwikkeling van huwelijksvoorwaarden basiskennis van het maken van een eenvoudig overzicht van de kosten van levensonderhoud ten behoeve van het globaal bepalen van de behoefte basiskennis van het maken van een eenvoudige alimentatieberekening volgens de gangbare Tremanormen ten behoeve van het globaal bepalen van de draagkracht basiskennis van de standaardregeling van de Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding, en de standaardregeling van de Pensioenwet basiskennis van de meest voorkomende fiscale en financiële aspecten van een scheiding basiskennis van het verschil tussen kosten van huishouding en overgespaarde inkomsten basiskennis van het verschil in vermogenafwikkeling tussen partijen die in gemeenschap van goederen zijn gehuwd, onder huwelijkse voorwaarden en ongehuwd samenleven
Eindrapportage echtscheidingswerkgroep 3, versie 1.0
15
Het theoretische onderdeel (A, B en C) wordt afgesloten met een schriftelijke toets. 3. Vaardigheden In een praktisch gericht onderdeel (o.a. rollenspelen) over een familiekwestie dient tenminste aandacht te worden besteed aan de volgende elementen: -
-
het onderkennen van contra indicaties en/of het doorzien van misbruik van mediation en adequaat handelen in deze het onderkennen van vermoed huiselijk geweld, kindermishandeling of psychopathologisch gedrag en het adequaat handelen in deze het onderkennen van de mogelijkheden van verschillende andere professionals op het gebied van familiekwesties en het (tijdig) inschakelen van c.q. doorverwijzen naar deze het opstellen van een (echt)scheidingsconvenant of een vaststellingsovereenkomst over een familiekwestie het opstellen van een eenvoudige vermogensopstelling het opstellen van een eenvoudig overzicht van de kosten van levensonderhoud het opstellen van een eenvoudige alimentatieberekening het omgaan met de scheidingsmelding het omgaan met het verstrekken van inhoudelijke informatie als mediator versus de eigen verantwoordelijkheid van partijen om die informatie te verwerven
Het vaardigheden onderdeel (punt 3.) wordt als onderdeel van de opleiding getoetst door de Aanbieder. 4. Procedure aanvraag accreditatie 4.1 Inhoud aanvraag De aanvraag tot erkenning van een training of opleiding familiemediation moet schriftelijk worden gedaan, gericht aan het NMI-Bestuur. De aanvraag moet tenminste de volgende gegevens bevatten: -
naam, kantooradres, telefoonnummer en emailadres van de aanvrager opzet, inhoud, tijdsduur en kosten van de training/opleiding openbaar programma voor de cursisten draaiboek voor de trainers c.v.’s van de trainers/docenten opzet van de schriftelijke toets over de theoretische onderdelen
4.2 Besluitvorming aanvraag De aanvraag tot accreditatie zal feitelijk behandeld worden door een daartoe door het NMI aangewezen werkgroep/commissie. De werkgroep/commissie bestaat uit minimaal vijf personen die verschillende deskundigheden en/of mediation beroepsverenigingen vertegenwoordigen, conform het huishoudelijk reglement van genoemde werkgroep/commissie. De leden van de werkgroep/commissie hebben een geheimhoudingsverklaring ondertekend m.b.t. gegevensinformatie en documenten die zij op enigerlei wijze Eindrapportage echtscheidingswerkgroep 3, versie 1.0
16
hebben verkregen ten behoeve van de beoordeling van de aanvraag tot NMI accreditatie van een training of opleiding familiemediation. De werkgroep/commissie adviseert het NMI-bestuur schriftelijk naar aanleiding van de aanvraag, gezien de door het NMI gestelde criteria en de door de aanvrager verstrekte informatie. Het advies van de werkgroep/commissie is intern en vertrouwelijk. De aanvrager ontvangt een afschrift van het advies. Het NMI-bestuur besluit op grond van het advies van de werkgroep/commissie of de aanvraag tot accreditatie gehonoreerd wordt. Binnen een periode van drie maanden na ontvangst van de aanvraag zal van het NMI-Bestuur een besluit volgen. Het NMI stelt de aanvrager schriftelijk op de hoogte van de op de aanvraag gevallen besluit. 4.3 Kosten Voor de behandeling van een aanvraag tot accreditatie van een training of opleiding familiemediation, brengt het NMI de aanvrager € …… in rekening.
Eindrapportage echtscheidingswerkgroep 3, versie 1.0
17
Bijlage 5
Basisopleiding Advocaten Personen- en Familierecht De minimaal noodzakelijke inhoud, naar schatting 20 punts, zal bestaan uit:
materieel recht
de regelingen omtrent: - huwelijk, echtscheiding en scheiding van tafel en bed - ouderschap, verantwoordelijkheden - afstamming, vaderschap, erkenning, ontkenning - gezag over minderjarigen, omvang, geschillenregelingen - omgang, zorg- en contactregelingen de samenlevingsvormen: - huwelijk, geregistreerd partnerschap - niet-huwelijkse samenleving met samenlevingsovereenkomst - niet-huwelijkse samenleving zonder samenlevingsovereenkomst - consequenties daarvan voor de (juridische) band met de kinderen. het huwelijksvermogensrecht, met name: - gemeenschap, huwelijksvoorwaarden - scheiding en deling van een huwelijksgemeenschap - afwikkeling van de huwelijksvoorwaarden, verrekenbedingen - kosten huishouding, verknochtheid, gemeenschapsschulden - peildatum, waardering - de fiscale consequenties daarvan. de regelingen rond kinder- en partneralimentatie, met name van: - de tremarapporten, tabel kosten van kinderen - duur, verlenging - artikel 1:160 BW problematiek - alimentatierekensoftware - co-ouderschapsconstructies - de fiscale consequenties daarvan. Kenbronnen van het internationaal privaatrecht inzake familie- en gezinskwesties
convenanten
globale instructie van wat bij convenant geregeld kan worden, met name: - kwesties van openbare orde - nihilbedingen - overbedeling, onevenwichtigheden - gedragsrechtelijke aspecten van het optreden voor beide partijen
procesrecht
procesrecht in echtscheidings- en andere familierechtelijke procedures, met name van: - voorlopige voorzieningen, bodemprocedure, nevenverzoeken, procesreglementen, kort geding - ontvankelijkheidsvereisten, vereisten ouderschapsplan
psychologie
een globale introductie in veel voorkomende patronen bij emotionele scheidingen - scheidingsmelding, rouwverwerking, ruziepatronen - de rol van de sociale omgeving - mogelijkheden en onmogelijkheden van mediation - de overgang naar verantwoordelijk ouderschap - ongelijkwaardigheden in de relatie - die niet op het eerste gezicht zichtbaar zijn - onderkennen
Eindrapportage echtscheidingswerkgroep 3, versie 1.0
18
Bijlage 6
Inschrijvingsvoorwaarden Advocatuur Personen- en Familierecht (uitgezonderd de ondertoezichtstellingen, voornaamswijzigingen en onder curatele/ bewindstellingen)
Om voorwaardelijk ingeschreven te kunnen worden voor dit vakgebied dient men te voldoen aan de volgende vereisten: a. het voltooid hebben van een basisopleiding personen- en familierecht ter waarde van een 20 tal punten of een ten minste vergelijkbare instapopleiding, althans aan te tonen dat men zich voor een dergelijke opleiding heeft aangemeld. b. gedurende de voorwaardelijke inschrijving dient men tenminste 10 toevoegingen in dit rechtsgebied per jaar te behandelen onder begeleiding van een ervaren (en op dit vakgebied ingeschreven) advocaat. Na de stage kan men definitief ingeschreven worden maar dient men: c. 5 opleidingspunten per jaar te halen op dit rechtsterrein waarbij men d. ten minste 10 toevoegingen per jaar op dit rechtsterrein dient te behandelen, al dan niet op toevoegingsbasis en e. bereid te zijn de gedragscode voor advocaten in het personen- en familierecht te hanteren. Overgangsregeling: f. advocaten die bij het ingaan van de regeling verklaren te voldoen aan het vereiste van 10 toevoegingen per jaar in het afgelopen jaar en overigens verklaren te zullen voldoen aan de vereisten onder c en e worden op hun verzoek ingeschreven voor dit rechtsterrein. Afbakening: Als het aantal toevoegingen niet gehaald wordt, kunnen desgewenst in de telling ook zaken die louter betalend zijn gedaan worden betrokken.
Eindrapportage echtscheidingswerkgroep 3, versie 1.0
19
Bijlage 7
Inschrijvingsvoorwaarden Mediators Personen- en Familierecht
Om ingeschreven te kunnen worden en te blijven voor dit vakgebied dient een mediator die na 1 januari 2012 om inschrijving verzoekt te voldoen aan de volgende vereisten: a. beschikken over de NMI-kwalificatie familiemediator b. het behandelen van tenminste 5 mediations per jaar op het terrein van het personen en familierecht c. het behalen van 5 opleidingspunten op het terrein van het personen- en familierecht Overgangsregeling: d. mediators die bij het ingaan van de regeling verklaren te voldoen aan het vereiste van behandeling van 5 zaken in het afgelopen jaar en overigens verklaren te zullen voldoen aan de vereisten onder b en c worden op hun verzoek ingeschreven voor dit rechtsterrein.
Eindrapportage echtscheidingswerkgroep 3, versie 1.0
20
Bijlage 8
Samenstelling werkgroep
Leden: Monica Pieterse (Ministerie van V&J) Melanie Miezenbeek (Rechtspraak , LOVF) Anita Efting (Rechtspraak , LOVF) Marieke van der Pijl (NOvA) Caroline Emmen (NMI) Roel Simon (NIP) Catelijne Boshouwers (VSAN) Harm Gelderloos (VSAN) Amanda de Nijs (VSAN, vFAS) Anke Mulder (vFAS) Els Blokland (VSAN, vFAS) Daan de Snoo (NMI) Barbara Hoogenboom (NMV) Antonietta Pinkster (NMV) Sijmen Verhoef (RvR) Voorzitter: Herman Schilperoort (RvR) Secretaris: Claudia Rutten (Ministerie van V&J / RvR)
Eindrapportage echtscheidingswerkgroep 3, versie 1.0
21