Eindevaluatie aanpak jeugdwerkloosheid Regio Noordoost-Brabant
Gemeente ’s-Hertogenbosch Afdeling Onderzoek & Statistiek maart 2012
2
Voorwoord
Beste lezer, Wanneer de juiste mensen hun krachten bundelen is er veel mogelijk. De brede aanpak jeugdwerkloosheid, zoals die sinds 2009 regionaal is opgepakt, is een mooi bewijs van de juistheid van die stelling. Toen de prognoses medio 2009 zeer somber waren, werden rijksmiddelen vrijgemaakt om de groei van jeugdwerkloosheid regionaal te bestrijden. Binnen onze regio is die taak voortvarend en in gezamenlijkheid opgepakt. Er is door 19 gemeentes samen met een breed scala aan maatschappelijke partners, van werkgevers tot werkpleinen, van jeugdzorg tot onderwijs twee jaar lang keihard gewerkt om de aanpak tot een succes te maken. En niet zonder resultaat. Er zijn in totaal 45 projecten gerealiseerd. Een groot deel van deze projecten was preventief van aard. Door jongeren bijvoorbeeld langer binnen het onderwijs te houden steeg hun kans op betaald werk. Maar ook projecten die tot doel hadden werkloze jongeren weer snel aan het werk te krijgen hebben bijgedragen aan het succes van de brede aanpak. Hoe groot het succes van de aanpak werkelijk is, valt niet te bewijzen. In ieder geval kunnen we constateren dat de verwachte stijging van de jeugdwerkloosheid niet heeft plaatsgevonden. Goede samenwerking bleek goed voor “onze jong”. Maar die samenwerking heeft ons meer gebracht. We hebben van elkaar geleerd. Er zijn nieuwe dingen geprobeerd die nu binnen de reguliere aanpak hun plek gaan vinden. En, zeker niet onbelangrijk, we hebben elkaar gevonden. Ook dat laatste betekent iets voor de toekomst. Dat betekent iets voor de ontwikkeling van de begeleiding van werkzoekenden. Dat betekent iets voor de toekomstige samenwerking binnen de regio. Wanneer we onze krachten blijven bundelen blijft er veel mogelijk. René Peters, Wethouder sociale zaken, jeugd en onderwijs, Gemeente Oss. Namens de regionale stuurgroep brede aanpak jeugdwerkloosheid Noordoost-Brabant.
3
4
Inhoud Voorwoord ............................................................................................................................................... 3 Samenvatting .......................................................................................................................................... 7
1.
2.
3.
4.
5.
Inleiding .................................................................................................................................... 9 1.1
Regionaal actieplan..................................................................................................... 9
1.2
Eindevaluatie ............................................................................................................... 9
1.3
Aanpak ...................................................................................................................... 10
1.4
Leeswijzer ................................................................................................................. 10
Start........................................................................................................................................ 11 2.1
Landelijk Actieplan Jeugdwerkloosheid .................................................................... 11
2.2
Regionale aanpak ..................................................................................................... 11
2.3
Convenant middelen ................................................................................................. 12
2.4
Ministerie SZW .......................................................................................................... 12
2.5
Inhoud regionaal actieplan ........................................................................................ 13
2.6
Projectstructuur ......................................................................................................... 13
2.7
Kort samengevat ....................................................................................................... 14
Jongeren ................................................................................................................................ 15 3.1
Jeugdwerkloosheid ................................................................................................... 15
3.2
Plaatsingen op een baan, leerwerkbaan of stage ..................................................... 17
3.3
Kort samengevat ....................................................................................................... 18
Projecten ................................................................................................................................ 19 4.1
Schoolgaanden met stage (BOL) of leerwerkplek (BBL) .......................................... 19
4.2
Schoolverlaters ......................................................................................................... 21
4.3
Met ontslag bedreigde jongeren in een reguliere baan ............................................ 22
4.4
Werkloze jongeren met korte afstand tot de arbeidsmarkt ....................................... 22
4.5
Werkloze jongeren met grote afstand tot de arbeidsmarkt ....................................... 25
4.6
Deelnemers ............................................................................................................... 27
4.7
Kort samengevat ....................................................................................................... 28
Uitvoering ............................................................................................................................... 29 5.1
Regionale samenwerking .......................................................................................... 29
5.2
Projectorganisatie ..................................................................................................... 31
5.3
Rapportcijfer .............................................................................................................. 33
5.4
Kort samengevat ....................................................................................................... 34
5
6.
Conclusies en aanbevelingen ................................................................................................ 35 6.1
Projectontwikkeling en –uitvoering............................................................................ 35
6.2
Samenwerken ........................................................................................................... 35
6.3
Organisatiestructuur .................................................................................................. 36
6.4
Regionale aanpak ..................................................................................................... 37
6.5
Vervolg ...................................................................................................................... 37
Bijlage 1 Overzicht respondenten ......................................................................................................... 39
6
Samenvatting
Regionale aanpak jeugdwerkloosheid Aanleiding In 2008 raakte Nederland in een economische crisis. Uit voorgaande recessies wisten we dat jongeren in tijden van crisis extra kwetsbaar zijn. Om te voorkomen dat veel jongeren aan de kant zouden komen te staan zonder baan of met een onafgemaakte of onvoldoende gekwalificeerde opleiding, is door het kabinet Balkenende IV het Landelijk Actieplan Jeugdwerkloosheid opgesteld. De hoofdlijnen uit dit landelijke actieplan moesten uitgevoerd worden in dertig regio’s. In onze regio Noordoost-Brabant was ’s-Hertogenbosch de coördinerende gemeente. Onder leiding van de Bossche wethouder Bart Eigeman en projectleider Karin van Meer is het regionale actieplan ‘Brede aanpak jeugdwerkloosheid Noordoost-Brabant’ opgesteld. Daarbij is nauw samengewerkt met professionals uit het onderwijs, de overheid en de ondernemers (de drie O’s). September 2009 is het convenant “regionale aanpak voorkomen en bestrijden jeugdwerkloosheid 2009 -2011” getekend met het Ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het convenant liep tot en met 31 december 2011 Eindevaluatie In de voorliggende eindevaluatie worden de behaalde resultaten tussen september 2009 en december 2011 op een rijtje gezet. Daarbij wordt vooral de nadruk gelegd op de regionale samenwerking en de projecten. We kijken niet alleen achteruit, maar ook vooruit. Daarvoor is gebruik gemaakt van allerlei bronmateriaal; er zijn interviews gehouden met de stuurgroep en het Project Management Team (PMT) en er zijn digitale vragenlijsten uitgezet onder projectleiders en overige betrokkenen. Zo is een breed en compleet beeld ontstaan.
Resultaten Elkaar kennen is een pré Het regionaal actieplan is een coproductie van overheid, ondernemers en onderwijs. In het regionale actieplan wordt zowel de nadruk gelegd op preventie (het voorkomen) als op curatie (het bestrijden). Er worden vijf prioritaire doelgroepen in benoemd. Mede door de tijdsdruk is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande netwerken in de subregio’s. Men had elkaar snel gevonden en er is snel actie ondernomen door iedereen. De meeste betrokkenen hebben deze start als ‘hectisch’, ‘innoverend’ en ‘inspirerend’ ervaren. De gemeente ’s-Hertogenbosch heeft de rol van coördinerende gemeente vervuld. En dit ingevuld met onder andere het ondertekenen van het convenant, het projectmanagement, rapportages, aanvraag ESF subsidie en de uitvoering van de financiële verantwoording. Er is door betrokkenen veel waardering voor de inzet en betrokkenheid van zowel de coördinerende wethouder, als voor de projectleider. Ambitie - net - niet gehaald De ambitie uit het regionale actieplan jeugdwerkloosheid 2011 is om de jeugdwerkloosheid terug te brengen naar het startniveau van mei 2009: 1.470 niet werkende werkzoekende jongeren. Lang is gedacht dat de ambitie uit het regionale actieplan gehaald zou worden. De laatste drie maanden van 2011 loopt de jeugdwerkloosheid echter weer op tot 1.618 eind december 2011. Deze toename is vooral het gevolg van een lagere uitstroom. De instroom is min of meer gelijk. Kijkend naar de vier verschillende werkpleinen dan neemt in de laatste drie maanden vooral de jeugdwerkloosheid bij het werkplein Entreon toe. Overigens is landelijk gezien in de periode mei 2009 – december 2011 de werkloosheid onder jongeren ongeveer gelijk gebleven (-0,2%). In onze regio is in deze periode de werkloosheid met 10,1% toegenomen. In totaal zijn er tussen mei 2009 en december 2011 in onze regio ruim 8.800 jongeren geplaatst op een baan, leerwerkbaan of stage.
7
45 projecten; meer dan 13.000 jongeren In totaal zijn er tussen mei 2009 en december 2011 45 projecten gestart. Deze projecten waren gericht op vijf prioritaire doelgroepen. Dertien van deze projecten waren voor de eerste doelgroep: schoolgaanden met stage of leerwerkplek (2.400 deelnemers). Zes projecten waren voor de doelgroep schoolverlaters (4.800 deelnemers). Voor met ontslag bedreigde jongeren in een reguliere baan (de derde doelgroep) zijn geen projecten opgezet. Het mobiliteitscentrum Noordoost-Brabant zet zich in voor deze doelgroep. Bovendien zijn er ook sectorale crisispunten. Zeventien projecten zijn opgezet voor de vierde doelgroep; werkloze jongeren met korte afstand tot de arbeidsmarkt (ruim 6.100 deelnemers). En de overige negen projecten zijn extra opgezet voor de vijfde doelgroep: werkloze jongeren met grote afstand tot de arbeidsmarkt (ruim 400 deelnemers). In totaal hebben er aan deze 45 projecten ruim 13.800 jongeren deelgenomen. Samenwerking in de regio verstevigd De samenwerking binnen de regio Noordoost-Brabant is – op het gebied van jeugdwerkloosheid – duidelijk versterkt. Deelnemende partners geven aan dat de aanpak heeft geleid tot een intensievere samenwerking met bestaande partners. Maar ook tot samenwerking met nieuwe partners. De keuze om in de hele regio te gaan samenwerken is een goede geweest. Veel betrokkenen zien dit als een meerwaarde. Daar worden verschillende redenen voor genoemd: eenduidigheid, kennisuitwisseling, regionaal arbeidsmarktbeleid en efficiency. Men is er overigens nog niet van overtuigd dat de samenwerking duurzaam is. De wíl om samen te werken is wel aanwezig. Goede projectstructuur De gekozen projectstructuur – met een stuurgroep en PMT - vindt men over het algemeen duidelijk. Ook over de aansturing door de stuurgroep en het PMT is men vrij positief. In totaal was er ruim 7,9 miljoen euro beschikbaar voor het hele traject. Hiervan is 91% naar de projecten gegaan, 7% naar de projectorganisatie en 2% naar de borging van de regionale samenwerking. Tot slot is aan alle betrokkenen een rapportcijfer voor de hele regionale aanpak jeugdwerkloosheid in onze regio gevraagd. Zij gaven gemiddeld een 7,4!
De regio gaat door De regionale stuurgroep jeugdwerkloosheid bestaat niet meer. Er komt een nieuw regionaal platform economie – onderwijs – arbeidsmarkt. Dit onder leiding van de Bossche wethouder van Olden. Vanuit deze eindevaluatie nog enkele aanbevelingen die we dit nieuwe regionale platform mee willen geven: Regionale samenwerking komt niet vanzelf tot stand Eén van de redenen dat onze regio zo snel van start kon gaan, was dat men voortborduurde op bestaande netwerken. Men had elkaar dan ook snel gevonden en er is snel actie ondernomen door iedereen. Gedurende 2,5 jaar is deze samenwerking alleen maar hechter geworden. Samenwerking met partners die men al kende werd sterker, en er werden nieuwe partners gevonden. Maak bij het nieuwe regionale platform gebruik van deze gerealiseerde samenwerking. Blijf met elkaar in gesprek! Drie niveaus Richt je bij dit nieuwe platform op drie niveaus. Met ieder een eigen taak: 1. Richten (= sturen) 2. Inrichten (= organiseren) 3. Verrichten (= uitvoeren) Werk dialooggericht De aanpak jeugdwerkloosheid is ‘aanbodgericht’ geweest. In de toekomst zou er meer aandacht moeten zijn voor de werkgevers in de regio. Waar is vraag naar? Ga daarom actief in gesprek met werkgevers om aanbod en vraag goed op elkaar af te stemmen. Werk dialooggericht!8
1.
Inleiding
1.1
Regionaal actieplan
In 2008 raakte Nederland in een economische crisis. De ervaringen met voorgaande recessies leerden dat jongeren in tijden van crisis extra kwetsbaar zijn. Wat kan leiden tot een enorme stijging van de jeugdwerkloosheid. Om situaties zoals in de jaren tachtig te voorkomen, wilde het vorige kabinet (Balkenende IV) op korte termijn maatregelen treffen om te voorkomen dat veel jongeren aan de kant komen te staan zonder baan of met een onafgemaakte of onvoldoende gekwalificeerde opleiding. Tegen deze achtergrond is in mei 2009 het Landelijk Actieplan Jeugdwerkloosheid opgesteld. Het kabinet heeft ervoor gekozen het landelijke actieplan langs vijf hoofdlijnen te leggen die zich bevinden op het snijvlak van onderwijs, arbeidsmarkt en zorg. Deze hoofdlijnen moeten vooral uitgevoerd worden in de regio’s. Bij de keuze voor regio’s is aansluiting gezocht bij de Werkpleinplusvestigingen. Uiteindelijk zijn er dertig regio’s onderscheiden. In deze dertig regio’s dienden partijen (gemeenten, sociale partners, UWV, onderwijs, jeugdzorg en kenniscentra) gezamenlijk een regionaal actieplan op te stellen en uit te voeren. Negen september 2009 is voor de regio Noordoost-Brabant het convenant ‘Regionale aanpak voorkomen en bestrijden jeugdwerkloosheid 2009 - 2011’ gesloten. Dit convenant is breed gedragen. Partners zijn: 19 gemeenten, UWV WERKbedrijf, vier werkpleinen, de kenniscentra verenigd in COLO, onderwijsinstellingen, de BZW en Stichting Oosterpoort. Coördinerende gemeente is de gemeente ’s-Hertogenbosch.
1.2
Eindevaluatie
2011 is het laatste jaar van het convenant. De hoogste tijd om de behaalde resultaten tussen september 2009 en december 2011 op een rijtje te zetten. Dit gebeurt in de vorm van de voorliggende eindevaluatie. Overigens is deze eindevaluatie vanuit het ministerie niet verplicht. De stuurgroep en het Project Management Team (PMT) willen echter zelf graag weten welke resultaten er behaald zijn. De onderzoeksvraag luidt dan ook: Welke resultaten zijn er tussen september 2009 en december 2011 bereikt ter voorkoming en bestrijding van jeugdwerkloosheid in de regio Noordoost-Brabant? Daarbij wordt vooral ‘breder’ gekeken: naar de projecten en de regionale samenwerking. Een aantal partners (COLO, UWV, MBO-raad) heeft een eigen landelijke evaluatie uitgevoerd. Hierin wordt meer de nadruk gelegd op hun eigen rol. In de voorliggende eindevaluatie is het van belang om niet alleen terug te kijken, maar ook vooruit. Wat zijn bijvoorbeeld de lessen die we kunnen leren voor de toekomst? En welke (onverwachte) samenwerkingsverbanden zijn zo succesvol geweest dat ze voortgezet moeten worden? De eindevaluatie is uitgevoerd door de onderzoeksafdeling (O&S) van de gemeente ’s-Hertogenbosch. De uitkomsten van de eindevaluatie worden op de slotbijeenkomst van 28 maart 2012 met de regio gedeeld. Dit gebeurt op twee manieren. Allereerst wordt er op de slotbijeenkomst een ‘waaier’ uitgedeeld met de belangrijkste resultaten. Daarnaast wordt deze eindevaluatie naar alle deelnemers aan de slotbijeenkomst gestuurd. Ook wordt de eindevaluatie op de website van de gemeente ’s1 Hertogenbosch geplaatst .
1
www.s-hertogenbosch.nl/inwoner/stad-en-wijken/os 9
Figuur 1 Voorkant
‘waaier’
die
op
de
slotbijeenkomst van 28 maart 2012 is uitgedeeld.
1.3
Aanpak
Bij de start van de eindevaluatie is bronmateriaal verzameld over het regionale actieplan jeugdwerkloosheid. Daarbij is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande bronnen. Vooral de 2 tertaalrapportages boden veel informatie. Ook is er gebruik gemaakt van de landelijke eindevaluatie. Daarnaast zijn er digitale vragenlijsten uitgezet onder de projectleiders van de 45 projecten en overige betrokkenen. De leden van de stuurgroep en het projectmanagement team (PMT) zijn geïnterviewd. Bij de interviews is nauw samengewerkt met de onderzoeksafdeling van de gemeente Oss. Alles bij elkaar is er zo een breed en redelijk compleet beeld gekregen van het actieplan, de uitvoering en de resultaten.
1.4
Leeswijzer
Deze eindevaluatie bestaat uit zes hoofdstukken. Na het inleidende hoofdstuk (1) wordt in hoofdstuk 2 een beeld geschetst van de start van het actieplan. In hoofdstuk 3 staan de jongeren in onze regio centraal; hoe heeft de jeugdwerkloosheid zich de afgelopen periode ontwikkeld? Hoofdstuk 4 zoomt in op de projecten. Welke projecten zijn er geweest en hoe succesvol zijn deze geweest? In hoofdstuk 5 wordt de uitvoering onder de loep genomen. Hoe heeft men de samenwerking ervaren? En heeft de stuurgroep haar werk goed gedaan? In hoofdstuk 6 worden tot slot de conclusies en aanbevelingen gepresenteerd. In de bijlage is een lijst opgenomen met alle geïnterviewde personen.
2
Samen in actie. Evaluatie actieplan jeugdwerkloosheid. Research voor Beleid, september 2011. 10
2.
Start
Zomer 2009 is in de regio Noordoost-Brabant hard gewerkt aan de voorbereiding van het regionale actieplan jeugdwerkloosheid. Dit is gezamenlijk gedaan: met vertegenwoordigers uit onderwijs, ondernemers en overheid (de 3 O’s). September 2009 is het convenant gesloten. Dit hoofdstuk schetst de eerste maanden van plannen maken en tot uitvoering komen.
2.1
Landelijk Actieplan Jeugdwerkloosheid
In 2009 heeft de toenmalige staatssecretaris van Sociale zaken en Werkgelegenheid (Jetta Klijnsma) aan Hans de Boer een advies gevraagd over de aanpak van de groeiende werkloosheid onder jongeren. Het advies (‘Tegen de stroom in’), is in mei 2009 gepresenteerd. De reactie van het kabinet op dit advies was het ‘Actieplan jeugdwerkloosheid’. De vijf hoofdlijnen van dit actieplan zijn: • Jongeren langer op school houden; • Convenanten met dertig regio’s; • Matching-offensief; • Leerwerkbanen of stages; • En kansen voor kwetsbare jongeren. Het kabinet heeft € 250 miljoen beschikbaar gesteld voor deze vijf hoofdlijnen. Voor de convenanten in totaal € 153 miljoen. Op de Jeugdtop van 29 juni 2009 heeft het kabinet dertig coördinerende gemeenten gevraagd regionale actieplannen op te stellen. Deze ‘centrumgemeenten’ zijn geselecteerd op basis van de Werkplein Plusvestiging van het UWV WERKbedrijf.
2.2
Regionale aanpak
Voor de regio Noordoost-Brabant is ’s-Hertogenbosch de coördinerende gemeente. Onder leiding van de Bossche wethouder Bart Eigeman en projectleider Karin van Meer wordt het regionale actieplan ‘Brede aanpak jeugdwerkloosheid Noordoost-Brabant’ opgesteld. Daarbij is nauw samengewerkt met professionals uit de drie O’s (Onderwijs, Ondernemers en Overheid). September 2009 is het convenant ‘Regionale aanpak voorkomen en bestrijden jeugdwerkloosheid 2009-2011’ met het ministerie van SZW afgesloten. Onze regio stuurde als eerste in Nederland het actieplan toe aan de staatssecretaris. Reden voor de staatssecretaris om naar ’s-Hertogenbosch te komen om de convenanten met de regio’s te ondertekenen. Plaats van ondertekening was het Koning Willem 1 College. Het convenant Noordoost-Brabant is breed gedragen. Partners zijn: 19 gemeenten, UWV WERKbedrijf, vier werkpleinen, de kenniscentra verenigd in COLO, onderwijsinstellingen, de BZW en de Stichting Oosterpoort.
11
Figuur 2 Kaart uitgedeeld op de bijeenkomst van 26 januari 2011.
De meeste betrokkenen hebben de start als ‘hectisch’, ‘innoverend’ en ‘inspirerend’ ervaren. Er moest op korte termijn veel geregeld worden. Mede door de tijdsdruk is gebruik gemaakt van bestaande netwerken in de subregio’s. Men had elkaar dan ook snel gevonden en er is snel actie ondernomen door iedereen. Het besef dat er iets gedaan moest worden aan de sterke groei van de jeugdwerkloosheid is daarbij zeker belangrijk geweest. En ook dat partijen dit alleen niet voor elkaar zouden krijgen, maar dat er samengewerkt móest worden. Betrokkenen van het eerste uur spreken ook hun waardering uit voor de inzet en betrokkenheid van zowel de coördinerende wethouder, als de projectleider.
2.3
Convenant middelen
Zoals gezegd heeft het kabinet in totaal € 250 miljoen beschikbaar gesteld voor de vijf hoofdlijnen uit het actieplan jeugdwerkloosheid. Voor de convenanten was in totaal € 153 miljoen beschikbaar. Volgens een verdeelsleutel is dit verdeeld over de 30 regio’s. In 2009 was voor onze regio € 1,9 miljoen beschikbaar. Toekenning van extra middelen was gekoppeld aan prestaties en aanvullende plannen voor 2010 en 2011. In paragraaf 5.2 wordt hier verder op ingegaan. Verder was in het convenant overeengekomen dat de regio’s financiering uit het Europees Sociaal Fonds (ESF) zouden aanvragen.
2.4
Ministerie SZW
De voorbereiding van het regionaal actieplan heeft in de zomermaanden van 2009 onder grote tijdsdruk plaatsgevonden. De regio’s zijn op verzoek van het ministerie van SZW eind juni 2009 voortvarend aan de slag gegaan met het maken van regionale actieplannen. Er was echter geen handleiding waar deze plannen aan moesten voldoen. Daarnaast werd de convenanttekst meerdere keren aangepast. Het regionale actieplan Noordoost-Brabant was zo goed als klaar, maar moest vervolgens weer worden aangepast. In het convenant zijn afspraken opgenomen over rapportage verplichtingen. Pas in april 2010 had de projectdirectie van het ministerie een eenduidig format waarin gerapporteerd kon worden. Dit heeft in onze regio voor de nodige onduidelijkheid gezorgd. Bijvoorbeeld over de registratie van deelnemersgegevens. Daarnaast was het verwarrend dat er verschillende eisen waren voor de rapportering richting het ministerie, en voor de rapportering voor de financiering uit het Europees Sociaal Fonds (ESF).
12
2.5
Inhoud regionaal actieplan
Zoals al eerder beschreven is de inhoud van het regionaal actieplan vastgesteld met vertegenwoordigers uit onderwijs, ondernemers en overheid. Daarbij wordt de nadruk zowel gelegd op preventie (het voorkomen), als op curatie (het bestrijden). In het actieplan is als visie geformuleerd: “voorkomen moet worden dat jongeren aan de kant komen te staan. Jongeren zijn nu en in de toekomst hard nodig op de arbeidsmarkt. Het is nodig dat alle partners blijven investeren in de ontwikkeling van talenten van alle jongeren, een aanbod voor iedereen. Alle jongeren uit Noordoost-Brabant in beweging houden, zodat ze nu en straks klaar zijn om een duurzame stap op de arbeidsmarkt te maken.” Verder benoemt de regio Noordoost-Brabant in het actieplan vijf prioritaire doelgroepen: 1. Schoolgaanden met stage- of leerwerkplicht (MBO); 2. Schoolverlaters; 3. Met ontslag bedreigde jongeren; 4. Werkloze jongeren (16 – 27 jaar) met korte afstand tot de arbeidsmarkt; 5. Werkloze jongeren ( 16 – 27 jaar) met grote afstand tot de arbeidsmarkt
2.6
Projectstructuur
De uitvoering van het regionaal actieplan is projectmatig aangepakt. Het projectmanagement lag bij de coördinerende gemeente ’s-Hertogenbosch. Er waren veel partijen bij de aanpak betrokken. De kunst was om de specifieke kennis en ervaring van iedereen op een slagvaardige manier te benutten. Er is daarom gekozen voor een projectstructuur met een stuurgroep en een projectmanagement team (PMT).
Figuur 3 Opzet projectorganisatie. Bron: Actieplan brede aanpak jeugdwerkloosheid 2011. Regio Noordoost-Brabant.
In de stuurgroep zitten vertegenwoordigers van de drie O’s: • Wethouder Bart Eigeman, voorzitter namens de coördinerende gemeente ’s-Hertogenbosch; • Wethouder Chris Ermers van de gemeente Oss. Hij is na de gemeenteraadsverkiezingen in 2010 opgevolgd door René Peters; • Namens het COLO: Mérie Michels; • Het UWV WERKbedrijf wordt vertegenwoordigd Jan Peters Rit; • Namens het BZW: Eugène Princée; • Namens de Leijgraaf: Marc Veldhoven. Hij is opgevolgd door Peer van Summeren. Sinds medio 2010 is Jeroen van der Eerden (Oosterpoort) agenda lid van de stuurgroep. Het projectteam was de ‘motor’ van de regionale aanpak. Dit projectteam bestaat uit twee personen: Karin van Meer (gemeente ’s-Hertogenbosch) en Christa van Oorsouw (gemeente Oss). Christa is niet van meet af aan betrokken: voorjaar 2010 is zij begonnen. Oorspronkelijk opereerde de regio Oss 13
apart. Hier gingen echter nogal wat zaken mis; zowel op het personele vlak als in de aansturing. Begin 2010 is er voor gekozen om de samenwerking tussen beide subregio’s (regio ’s-Hertogenbosch en WVS regio Noordoost-oost) te intensiveren en als hele regio Noordoost-Brabant samen te werken. Daarbij is er vanuit Oss veel tijd besteed aan het verbeteren van de onderlinge verhoudingen. Zowel tussen Oss en ’s-Hertogenbosch, als binnen de eigen subregio.
2.7
Kort samengevat •
• • •
•
•
De gemeente ’s-Hertogenbosch heeft de rol van ‘coördinerende gemeente’ vervuld. En dit ingevuld met onder andere het ondertekenen van het convenant, projectmanagement, rapportage, aanvraag ESF subsidie en de uitvoering van de financiële verantwoording. Het regionaal actieplan is een coproductie van overheid, ondernemers en onderwijs. In het regionale actieplan wordt zowel de nadruk gelegd op preventie (het voorkomen) als op curatie (het bestrijden). Er worden vijf prioritaire doelgroepen benoemd. September 2009 is het convenant afgesloten. Omdat onze regio het actieplan als eerste instuurde, kwam de staatssecretaris naar ’s-Hertogenbosch om de convenanten met de regio’s te ondertekenen. Het convenant Noordoost Brabant is breed gedragen. Partners zijn: 19 gemeenten, UWV WERKbedrijf, vier werkpleinen, de kenniscentra verenigd in COLO, onderwijsinstellingen, de BZW, de Stichting Oosterpoort en de werkgevers. Er is gekozen voor een projectstructuur met een stuurgroep en een Project Management Team (PMT). In de stuurgroep zitten vertegenwoordigers van de drie O’s. Het PMT bestaat uit twee personen: Karin van Meer (’s-Hertogenbosch) en Christa van Oorsouw (Oss).
14
3.
Jongeren
In dit hoofdstuk wordt de jeugdwerkloosheid in de regio Noordoost-Brabant in beeld gebracht. Niet alleen in de hele regio, maar ook in de vier verschillende werkpleinen. Daarnaast wordt ook het aantal jongeren dat geplaatst is op een baan, leerwerkbaan of een stage gepresenteerd. Voor dit hoofdstuk is gebruik gemaakt van de tertaalrapportages die aan het ministerie van SZW zijn gestuurd.
3.1
Jeugdwerkloosheid
De ambitie uit het regionale actieplan jeugdwerkloosheid 2011 is om de jeugdwerkloosheid terug te brengen naar het startniveau van mei 2009: “De jeugdwerkloosheid in de regio Noordoost-Brabant zich eind december 2011 op hetzelfde niveau moet bevinden als op het startpunt van de extra acties (mei 2009): 1.470” In onderstaande figuur is te zien dat vanaf februari 2011 de jeugdwerkloosheid gestaag afneemt. Mei 2011 wordt de ambitie al bereikt. Na de zomervakantie begint echter de omslag; de jeugdwerkloosheid neemt weer toe. Vooral in de laatste drie maanden van 2011 is er sprake van een 3 sterke stijging. Eind december 2011 zijn er 1.618 niet werkende werkzoekende jongeren . Iedere maand schrijven jongeren die een baan zoeken zich in bij het UWV WERKbedrijf (= instroom). En iedere maand zijn er ook jongeren die zich uitschrijven (=uitstroom). De meeste jongeren die zich uitschrijven hebben een baan gevonden. Maar er zijn ook andere redenen: teruggaan naar school, verhuizen, detentie, trouwen en overlijden. De laatste drie maanden van 2011 is de uitstroom veel lager dan in de maanden daarvoor. En daardoor stijgt de jeugdwerkloosheid. De instroom blijft ongeveer gelijk. 2.000 1.750 1.500
1.470
1.250 1.000 750 500
dec-11
okt-11
nov-11
sep-11
jul-11
aug-11
jun-11
apr-11
mei-11
mrt-11
jan-11
feb-11
dec-10
okt-10
Regio Noordoost
nov-10
sep-10
jul-10
aug-10
jun-10
apr-10
mei-10
mrt-10
jan-10
feb-10
dec-09
okt-09
nov-09
sep-09
jul-09
aug-09
jun-09
0
mei-09
250
Ambitie
Figuur 4 Ambitie en realisatie NWW jongeren regio Noordoost Brabant. Bron: UWV WERKbedrijf. Bewerking O&S.
Wanneer we inzoomen op de vier verschillende werkpleinen dan blijkt dat vooral de jeugdwerkloosheid bij het werkplein Entreon gedurende de hele periode hoger ligt dan het aantal in mei 2009 (=ambitie). Alleen in augustus/september 2011 komt hier de ambitie in zicht. De laatste drie maanden van 2011 loopt het aantal niet werkende werkzoekende jongeren bij het Entreon echter flink 3
Uit de meest recente cijfers blijkt dat het aantal niet werkende werkzoekende jongeren in de regio Noordoost-Brabant eind
februari 2012 verder is gestegen tot 1.890. 15
op. Bij de werkpleinen Cuijk en Oss blijft het aantal niet werkende werkzoekende jongeren gedurende 2,5 jaar redelijk constant. Bij het werkplein Frisselstein is de laatste maanden ook sprake van een toename. Eind december 2011 ligt het aantal niet werkende werkzoekende jongeren hier echter wel onder het niveau van mei 2009. 2000
2000
1750
1750
1500
1500
1250
1250
1000
1000
750
750
0
0
mei-09 jun-09 jul-09 aug-09 sep-09 okt-09 nov-09 dec-09 jan-10 feb-10 mrt-10 apr-10 mei-10 jun-10 jul-10 aug-10 sep-10 okt-10 nov-10 dec-10 jan-11 feb-11 mrt-11 apr-11 mei-11 jun-11 jul-11 aug-11 sep-11 okt-11 nov-11 dec-11
250
WERKplein Entreon
Ambitie
WERKplein Frisselstein
2000
2000
1750
1750
1500
1500
1250
1250
1000
1000
750
750
500
301
0
WERKplein Cuijk
Ambitie
mei-09 jun-09 jul-09 aug-09 sep-09 okt-09 nov-09 dec-09 jan-10 feb-10 mrt-10 apr-10 mei-10 jun-10 jul-10 aug-10 sep-10 okt-10 nov-10 dec-10 jan-11 feb-11 mrt-11 apr-11 mei-11 jun-11 jul-11 aug-11 sep-11 okt-11 nov-11 dec-11
250 mei-09 jun-09 jul-09 aug-09 sep-09 okt-09 nov-09 dec-09 jan-10 feb-10 mrt-10 apr-10 mei-10 jun-10 jul-10 aug-10 sep-10 okt-10 nov-10 dec-10 jan-11 feb-11 mrt-11 apr-11 mei-11 jun-11 jul-11 aug-11 sep-11 okt-11 nov-11 dec-11
0
Ambitie
500
236
250
405
500
528
250
mei-09 jun-09 jul-09 aug-09 sep-09 okt-09 nov-09 dec-09 jan-10 feb-10 mrt-10 apr-10 mei-10 jun-10 jul-10 aug-10 sep-10 okt-10 nov-10 dec-10 jan-11 feb-11 mrt-11 apr-11 mei-11 jun-11 jul-11 aug-11 sep-11 okt-11 nov-11 dec-11
500
WERKplein Oss
Ambitie
Figuur 5 Ambitie en realisatie NWW jongeren regio Noordoost Brabant; per werkplein. Bron: UWV WERKbedrijf. Bewerking O&S.
De stijging van de jeugdwerkloosheid tussen mei 2009 en december 2011 is in de regio NoordoostBrabant 10,1%. Landelijk gezien is de jeugdwerkloosheid in deze periode min of meer gelijk gebleven (-0,2%). 130 125 120 115 Regio Noordoost
110 105 100
Nederland
95 90 85 mei-09 jun-09 jul-09 aug-09 sep-09 okt-09 nov-09 dec-09 jan-10 feb-10 mrt-10 apr-10 mei-10 jun-10 jul-10 aug-10 sep-10 okt-10 nov-10 dec-10 jan-11 feb-11 mtr-11 apr-11 mei-11 jun-11 jul-11 aug-11 sep-11 okt-11 nov-11 dec-11
80
Figuur 6 Ontwikkeling NWW jongeren regio Noordoost-Brabant en Nederland, mei 2009 – december 2011. Geïndexeerd ten opzichte van mei 2009 (= 100). Bron: UWV WERKbedrijf. Bewerking O&S.
16
3.2
Plaatsingen op een baan, leerwerkbaan of stage
Drie keer per jaar rapporteert de voorzitter van de regionale stuurgroep in de tertaalrapportage aan 4 5 het Ministerie van SZW over het aantal jongeren dat is geplaatst op een baan , leerwerkbaan of 6 7 stage . Het gaat zowel om plaatsingen vanuit de reguliere dienstverlening door het MBO/SBB (voorheen COLO), het UWV WERKbedrijf en de gemeenten, als om de extra plaatsingen die met de convenantmiddelen of Europese middelen (ESF) zijn bekostigd. In de volgende tabellen wordt het totale overzicht van het aantal plaatsingen op een baan, leerwerkbaan of stage weergegeven. Het resultaat wordt bij één partner of project geteld, maar zoals bekend zijn bij (her)plaatsingen op leerbanen (BBL) en stages (BOL) meerdere partijen betrokken. Zoals kenniscentra, onderwijsinstellingen en UWV WERKbedrijf. De regionale slagkracht in het bemiddelen van jongeren naar werk, leerbaan of stage ligt in deze samenwerking. Overigens tellen voor de verdeling van de extra financiële middelen door het ministerie de gemelde plaatsingen van het SBB niet mee.
Plaatsingen op een baan e Het aantal plaatsingen op een baan is in het 3 tertaal 2011 behoorlijk afgenomen. Werden er in de e eerdere tertalen nog gemiddeld zo’n 1.000 jongeren op een baan geplaatst. In het 3 tertaal van 2011 waren dit er nog geen 700. Door:
e
e
e
e
e
e
e
3 2009
1 2010
2 2010
3 2010
1 2011
2 2011
3 2011
UWV WERK bedrijf
882
1.081
932
952
911
854
561
Gemeenten Projecten convenant Overige projecten Totaal
39
77
73
52
33
109
39
10
11
47
63
23
33
68
8
3
3
9
8
3
14
939
1.172
1.055
1.076
975
999
682
Figuur 7 Aantal plaatsingen op een baan in de regio Noordoost Brabant, september 2009 – december 2011. Bron: tertaalrapportages. Bewerking O&S.
Plaatsingen op een leerwerkbaan Het aantal plaatsingen op een leerwerkbaan is minder constant. Het minste aantal plaatsingen zien e e we in het 2 tertaal 2010 (737 plaatsingen), de meeste plaatsingen in het 3 tertaal van 2011 (3.459). Dit valt samen met de start van het opleidingsjaar. Door: BBL (cijfers SBB)
e
e
e
e
e
e
e
3 2009
1 2010
2 2010
3 2010
1 2011
2 2011
3 2011
1.176
677
682
1.191
1.351
629
3.361
Gemeenten
24
7
2
4
3
1
Projecten convenant
52
85
51
126
185
141
94
1.321
1.543
771
3.459
Overige projecten
Totaal
71
3
2
1.323
772
737
4
4
Figuur 8 Aantal plaatsingen op een leerwerkbaan in de regio Noordoost Brabant, september 2009 – december 2011. Bron: tertaalrapportages. Bewerking O&S.
4
Een reguliere arbeidsplaats van ten minste 12 uur per week op basis van een arbeidsovereenkomst.
5
Een arbeidsplaats die bestaat uit een component leren en een component werken met gemiddeld tenminste 1 dag scholing in
de week die tenminste leidt tot een door de branche erkende kwalificatie. 6
Een werkervaringsplaats van bepaalde duur zonder arbeidsovereenkomst.
7
SBB; Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven. 17
Plaatsingen op een stage Ook het aantal plaatsingen op een stage fluctueert behoorlijk. Dit is niet verrassend, omdat stages het hele jaar door plaatsvinden. Er zijn er echter wel iets minder stages in het laatste deel van het e e schooljaar (de 2 tertalen). Het minste aantal plaatsingen vond dan ook plaats in het 2 tertaal 2010 e (1.249). Het meeste aantal plaatsingen in het eerste tertaal: 5.830 in het 3 tertaal 2009. e
Door: BOL (cijfers SBB)
e
e
e
e
e
1 2010
2 2010
3 2010
1 2011
2 2011
3 2011
4.520
2.414
5.077
2
1
54
86
2.470
5.164
5.317
4.243
1.214
5.540
Gemeenten
226
103
17
9
Projecten convenant
277
20
15
169
25
Overige projecten
10
3
11
3
1.249
5.729
4.548
Totaal
e
3 2009
5.830
4.366
Figuur 9 Aantal plaatsingen op een stage in de regio Noordoost Brabant, september 2009 – december 2011. Bron: tertaalrapportages. Bewerking O&S.
8.800 jongeren geplaatst Zoals gezegd tellen voor de rapportering aan het ministerie de plaatsingen die gerapporteerd zijn door SBB niet mee. Dit betekent dat de volgende cijfers zijn gerapporteerd: 6.898 plaatsingen op een baan; 737 plaatsingen op een leerwerkbaan en 914 plaatsingen op een stage. Samen dus ruim 8.800 plaatsingen op een baan, leerwerkbaan of stage. Plaatsingen op een:
e
e
e
e
3 2009
1 2010
2 2010
3 2010
Baan
939
1.172
1.055
1.076
Leerwerkbaan
147
95
55
130
Stage
Totaal
e
1 2011
e
e
2 2011
3 2011
975
999
682
192
142
98
513
123
35
189
28
56
87
1.399
1.390
1.145
1.395
1.195
1.197
867
Figuur 10 Aantal plaatsingen op een baan, leerwerkbaan of stage in de regio Noordoost Brabant, september 2009 – december 2011. Conform rapportering aan het ministerie. Bron: tertaalrapportages. Bewerking O&S.
3.3
Kort samengevat •
• • •
Lang is gedacht dat de ambitie uit het regionale actieplan gehaald zou worden. Namelijk dat de jeugdwerkloosheid zich eind december 2011 op hetzelfde niveau zou bevinden als in mei 2009. De laatste drie maanden van 2011 loopt de jeugdwerkloosheid echter weer op. Deze toename is vooral het gevolg van een lagere uitstroom. De instroom is min of meer gelijk. Kijkend naar de vier verschillende werkpleinen dan neemt in de laatste drie maanden vooral de jeugdwerkloosheid bij het werkplein Entreon toe. Landelijk gezien is in de periode mei 2009 – december 2011 de werkloosheid onder jongeren ongeveer gelijk gebleven (-0,2%). In onze regio is in deze periode de werkloosheid met 10,1% toegenomen. In totaal zijn er tussen mei 2009 en december 2011 ruim 8.800 jongeren geplaatst op een baan, leerwerkbaan of stage.
18
4.
Projecten
In totaal zijn er gedurende de aanpak jeugdwerkloosheid in Noordoost Brabant 45 projecten geweest. Deze projecten waren gericht op vijf prioritaire doelgroepen. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van alle projecten per doelgroep.
4.1
Schoolgaanden met stage (BOL) of leerwerkplek (BBL)
De eerste onderscheiden doelgroep is: schoolgaanden met stage of een leerwerkplek. De gestelde doelen voor deze doelgroep zijn (1) het vinden van voldoende erkende leerbedrijven om jongeren een stage of leerwerkplek te bieden. En (2) dat jongeren (instromers en ontslagen jongeren bij een leerwerkplek) er ondanks de crisis in slagen om een (nieuwe) leerwerkplek te vinden. Voor de jongeren die daar niet in slagen probeert men een alternatief te vinden. Ambitie # deelnemers
Realisatie # dec. 2011
Begroting (€)
Realisatie (€)
-
174
21.590
21.590
Extra inzet coördinator COLO 2010
-
115
13.160
13.160
Extra inzet coördinator COLO 2011
60
162
25.200
25.060
Loopbaanleren de Leijgraaf
51
55
217.550
217.550
Loopbaanleren KWIC
52
52
217.550
3)
Project
Extra inzet coördinator COLO 2009 en barometer
Regionale projecten
Sectorale projecten Omgekeerde leerroute SBH 2009/2010
35
33
98.000
92.400
Omgekeerde leerroute SBH 2010/2011
100
100
250.000
219.750
Schilders^cool 2010/2011
5
5
37.500
37.500
Schilders^cool 2011/2012
12
12
37.500
3)
Leerlingen in de bouw / Revabo / Stivako 2010
16
406
95.000
95.000
Leerlingen in de bouw / Revabo / Stivako 2011
250
329
120.085
71.965
Servicedesk KWIC 2010
200
190
101.500
67.246
Servicedesk KW1C 2011
200
242
101.500
55.106
Uitbreiding actieplan Leerbanen 2010
160
171
80.000
80.000
Uitbreiding actieplan Leerbanen 2011
130
150
75.050
1)
Vangnet extra leerbanen WSD
20
4
64.000
7.555
De uitdaging KW1C
75
82
18.375
11.813
Omgekeerde leerroute de Leijgraaf
40
21
228.000
132.320
Regiepunt De Leijgraaf
175
68
39.180
39.180
Flexibele instroom de Leijgraaf
10
22
45.000
36.576
1.591
2.393
1.885.740
Entreon
WVS NO
Totaal 1) 2) 3)
Eindafrekening is ontvangen, maar nog niet definitief afgerond Project is afgelopen, maar facturen / declaraties komen nog binnen Project loopt nog door in 2012
19
8
Voor deze doelgroep zijn in totaal 13 projecten gestart. Van te voren was de ambitie dat daar bijna 1.600 deelnemers aan mee zouden doen. Eind december 2011 blijken dat er (veel) meer geweest te zijn: bijna 2.400. Voor deze 13 projecten was bijna 1,9 miljoen euro begroot. Hoofddoelen gehaald De projectleiders van de 13 projecten geven allen aan dat er bij aanvang van hun project een duidelijk hoofddoel geformuleerd was. De meeste projectleiders geven aan dat dit hoofddoel (ruimschoots) gerealiseerd is. De projectleiders die aangeven dat het hoofddoel deels gerealiseerd is, geven onder andere aan dat dit komt door onvoldoende leerarbeidsplaatsen en een verminderd werkaanbod. Ook is het project ‘Loopbaanleren KW1C’ verlengd tot eind juli 2012. Dit project heeft dus nog enkele maanden de tijd om het hoofddoel te realiseren. Ook andere resultaten Bijna alle projectleiders geven aan dat er, naast de hoofdoelen, ook andere resultaten behaald zijn. Deze andere resultaten zijn zeer divers. Projectleiders noemen bijvoorbeeld: » “Versterken van de samenwerking op bestuurlijk- beleidsmatig en uitvoerend niveau.” » “De bereidheid van de bouwbranche om mee te investeren in opleiden / de jeugd.” » “Het probleem van de allochtone jongere is in kaart gebracht.” » “We hebben jongeren een andere leerroute kunnen aanbieden en daarmee voorkomen dat zij voortijdig hun opleiding moesten beëindigen.” Overdracht aanpak projecten beperkt De projectleiders geven aan dat er vier projecten aan andere partijen binnen de regio zijn overgedragen. En dat er vijf projecten zijn overgedragen aan partijen buiten de regio. Dit zijn ‘inzet regio coördinator COLO’, ‘Loopbaanleren de Leijgraaf’, ‘Omgekeerde leerroute SBH’, Schilders^cool en ‘Servicedesk KW1C’. Als partijen worden onder andere genoemd: collega opleidingsbedrijven landelijk, de regio Tilburg / Breda en Nuenen en ROC Rivor. Ruim de helft voortgezet De projectleiders van acht projecten geven aan dat hun project wordt voortgezet. Vier projectleiders weten het nog niet en één project wordt niet voortgezet. De middelen voor de voortzetting van de projecten worden veelal gevonden in reguliere middelen. Succesvol Drie van deze projecten voor schoolgaanden met stage of leerwerkplek zijn genoemd als meest succesvolle project van alle 45 projecten: ‘Omgekeerde leerroute SBH’, ‘Servicedesk KW1C’ en ‘Uitbreiding actieplan leerbanen’. De omgekeerde leerroute zelfs door meerdere mensen: » ‘Een mooie samenwerking tussen werkgevers, onderwijs en gemeente.” » “De middelen zijn volledig benut en als het project niet gedraaid had, zou er een probleem zijn geweest.” » “Creatief gedacht, buiten de eigen kaders.” Deelnemende jongeren aan het woord » “Ik wil eerst een aantal jaren timmeren en dan wil ik uitvoerder worden. En ik wil opleidingen blijven volgen.” Nick, 16 jaar, Boxtel. Omgekeerde leerroute. » “Ik weet nu hoe fabrieken werken en ik leer de taal.” Khaldoun, 26 jaar, Veghel. ROC De Leijgraaf » “Het Actieplan heeft me naar de juiste werkgever geloodst. Na mijn diploma wil ik hier graag blijven werken.” Remco, 18 jaar, Rosmalen. Actieplan Leerbanen
8
Sommige projecten hebben meerdere schooljaren gedraaid. Maar tellen dan voor één. 20
Concluderend De 13 projecten voor deze doelgroep zijn behoorlijk succesvol te noemen. Naast de hoofddoelstellingen zijn er over het algemeen ook andere resultaten behaald. (De aanpak van) een aantal projecten is overgedragen aan andere partijen en ruim de helft van de projecten wordt ook voortgezet. Het totaal aantal deelgenomen jongeren is hoger dan van te voren ingeschat. En ook worden drie van deze dertien projecten één of meerdere malen genoemd als ‘meest succesvolle’ project.
4.2
Schoolverlaters
De tweede doelgroep is de schoolverlaters. Voor deze groep is een aantal doelstellingen geformuleerd. Bijvoorbeeld dat een groot aantal schoolverlaters van VSO deelneemt aan een verlengde schoolperiode. Maar ook dat een flink aantal jongeren met een MBO-diploma kiest voor doorleren. Voor deze jongeren moet dan ook een geschikt aanbod beschikbaar zijn. 9
In totaal zijn er zes projecten voor deze doelgroep geweest. Van te voren was verwacht dat er ruim 5.800 deelnemers zouden zijn. Eind 2011 waren dit er bijna 4.700. Dit komt vooral door het project ‘monitoring school-ex deelnemers 2010 KW1C’. Daar zijn eind december 2011 minder oud-leerlingen gebeld dan van te voren ingeschat. Hier is tussentijds overleg over geweest met de projectleider. In totaal waren de kosten voor deze zes projecten begroot op bijna € 580.000. Ambitie # deelnemers
Realisatie # dec. 2011
Begroting (€)
Realisatie (€)
Praktijkonderwijs in bedrijf 2009/2010
25
25
50.000
48.000
Praktijkonderwijs in bedrijf 2010/2011
40
41
80.000
80.000
School-ex 2011 de Leijgraaf
2.500
2.485
32.000
19.299
School-ex 2011 KWIC
1.500
1.373
34.000
10.195
Branchegerichte trajecten VSO 2010/2011 (JAN)
200
166
276.262
109.096
Branchegerichte trajecten VSO 2011/2012 (TRIJN)
185
146
27.043
3)
VSO de Nazorg 2009/2010
45
49
25.000
25.000
VSO de Nazorg 2010/2011
45
59
25.000
25.000
VSO de Nazorg 2011/ 2012
45
51
25.000
3)
Monitoring school-ex deelnemers 2010 KWIC
1.250
474
5.000
4.577
Totaal
5.835
4.869
579.305
Project
Regionale projecten
ESF JAN /TRIJN
Entreon
1) 2) 3)
Eindafrekening is ontvangen, maar nog niet definitief afgerond Project is afgelopen, maar facturen / declaraties komen nog binnen Project loopt nog door in 2012
Hoofddoelen gerealiseerd Voor alle zes de projecten waren van te voren duidelijke doelen geformuleerd. De projectleiders geven aan dat deze doelen ook gerealiseerd zijn. Van twee projecten (‘Praktijkonderwijs in bedrijf’ en ‘Branche trajecten VSO’) zelfs ruimschoots.
9
Sommige projecten hebben meerdere schooljaren gedraaid. Maar tellen dan voor één. 21
Maar ook andere resultaten De ROC’s geven echter aan dat er ook andere resultaten geboekt zijn. Zo geeft men aan dat oudleerlingen het over het algemeen zeer op prijs stelden dat ze hun mening konden geven, zowel positieve als negatieve meningen. Daarbij leverde het opbellen van de oud-leerlingen meer op dan het versturen van een digitale vragenlijst. Vooral de persoonlijke benadering van het bellen werkte goed. Eén onderwijsinstelling gaf aan nu meer inzicht te hebben in hun regisseursrol gedurende de laatste periode dat een leerling op school zit. En dan met name richting toekomstige partners. Ook werd de samenwerking met de ROC’s in de regio voor deze doelgroep als veel hechter ervaren. Hetzelfde geldt voor het praktijkonderwijs. Overgedragen zowel binnen als buiten de regio De aanpak van de zes projecten is ook overgedragen aan andere partijen; zowel binnen als buiten de regio. Als partijen binnen de regio waaraan de aanpak is overgedragen worden bijvoorbeeld genoemd: ROC de Leijgraaf, Werkpleinen, de regio Noord-Brabant Praktijkonderwijs en de Zwengel in Vught. Partijen buiten de regio die de aanpak oppakken zijn ROC-Rivor, RMC-Rivierenland, het Landelijk Werkverband Praktijkonderwijs en het Driespan in West Brabant. Alle projecten voortgezet Op de vraag of de projecten worden voortgezet, antwoordden alle projectleiders bevestigend. De financiering hiervan zal grotendeels uit reguliere middelen gebeuren. Een enkeling geeft aan dat de financiering uit incidentele middelen zal plaatsvinden, of mogelijk gekoppeld zal worden aan op te starten alumnibeleid. Overigens wordt geen van deze zes projecten in het onderzoek genoemd als ‘meest succesvolle’ of ‘minst succesvolle’ project. Wel is school-ex in de pers als ‘succesvol project’ benoemd. Dit omdat 54% van de bevraagde jongeren in 2011 verder studeert. Deelnemende jongere aan het woord » ‘Denk er toch maar eens over na om te gaan studeren. Tenzij je tevreden bent met een fabrieksbaantje.’ Ronald, 23 jaar, Boxtel. School-Ex. Conclusie Al met al kan gesteld worden dat de zes projecten die voor deze doelgroep opgezet zijn, succesvol zijn geweest. De hoofddoelen zijn gerealiseerd en er zijn ook andere resultaten geboekt. De aanpak is overgedragen aan andere partijen en alle projecten worden voortgezet.
4.3
Met ontslag bedreigde jongeren in een reguliere baan
De derde doelgroep zijn de ‘met ontslag bedreigde jongeren in een reguliere baan’. Voor deze groep wil men graag dat een meerderheid van de jongeren die zich bij het UWV WERKbedrijf meldt omdat zij met ontslag worden bedreigd, van werk naar werk wordt bemiddeld. Voor deze doelgroep zijn uiteindelijk geen projecten opgezet. Maar het is niet zo dat er niets is gebeurd. Zo zet het mobiliteitscentrum Noordoost-Brabant zich in voor deze groep. En verder zijn er ook sectorale crisispunten, waarvoor door verschillende sectoren middelen beschikbaar is gesteld.
4.4
Werkloze jongeren met korte afstand tot de arbeidsmarkt
Als vierde doelgroep is gekozen voor werkloze jongeren (16 – 27 jaar) met een korte afstand tot de arbeidsmarkt. Het is de bedoeling dat ongeveer de helft van de jongeren die zich inschrijven bij het UWV WERKbedrijf als niet-werkende werkzoekende, binnen drie maanden worden bemiddeld naar regulier werk of opleiding. En dat een meerderheid van de jongeren die langer dan drie maanden werkloos zijn, op een traject wordt geplaatst. 22
10
In totaal zijn er 17 projecten voor deze doelgroep gestart. Beoogd aantal deelnemers: ruim 10.100. Eind december 2011 hebben er daadwerkelijk ruim 6.100 jongeren deelgenomen. Vooral bij de jongerenloketten lag de ambitie hoger dan de realisatie eind december 2011. Maar: ESF TRIJN loopt nog tot 1 juni 2012. Voor de 17 projecten was bijna € 1,6 miljoen begroot. Ambitie # deelnemers
Realisatie # dec. 2011
Begroting (€)
Realisatie (€)
10
0
15.000
2)
Extra personeel jongerenloket JAN Waarvan: Entreon Maasland Land van Cuijk* Frisselstein*
6.000
3.537 255.000 70.022
189.884 57.435
Extra persoon jongerenloket TRIJN Waarvan: Entreon Maasland Land van Cuijk Frisselstein*
4.000
75.005 51.415 28.810
3)
Project
Regionale projecten Jongeren in logistiek
ESF JAN /TRIJN
2.444
3) 2)
Entreon Fitbanen uitzendbranche
30
4
31.500
0
Behoud vakmanschap
30
5
37.500
12.500
Traineeship
16
4
24.000
7.500
Verborgen jongeren
12
124
30.000
0
0
0 10.000 77.650 25.000
5.524 43.438 24.916
110.000
102.890
3)
WVS NO
Doorontwikkeling jongerenloketten Opzet en inrichting jongerenloket 2009/2010 Entreon Frisselstein Land van Cuijk Website www.takeoffnow.nl Methodiekontwikkeling / professionalisering / samenwerking/maatwerk Entreon Frisselstein Maasland Land van Cuijk
Totaal 1) 2) 3) *
10
10 10 10 5
0 24 12 4
321.400 206.250 143.000 76.700
10.133
6.158
1.588.252
Eindafrekening is ontvangen, maar nog niet definitief afgerond Project is afgelopen, maar facturen / declaraties komen nog binnen Project loopt nog door in 2012 Deze jongerenloketten ontvangen geen convenantmiddelen, wel ESF subsidie
Sommige projecten hebben meerdere schooljaren gedraaid. Maar tellen dan voor één. 23
3)
143.000 3)
Hoofddoelen De meeste projectleiders geven aan dat er van te voren duidelijke hoofddoelen geformuleerd waren. Alleen bij de maatwerktrajecten Cuijk en Frisselstein was dit niet het geval. Op de vraag of dit hoofddoel ook gerealiseerd is, antwoorden de meeste projectleiders ‘deels’. Slechts een enkeling zegt volmondig ‘ja’ of ‘ja, ruimschoots’. De redenen dat men vindt dat de hoofddoelen maar deels zijn gerealiseerd, liggen bijvoorbeeld bij het lagere aantal deelnemers (traineeship) of het verdwijnen van het jongerenloket vanwege bezuinigingen (Cuijk). Ook andere resultaten Op de vraag of er – naast de hoofddoelen – ook andere resultaten zijn behaald, antwoordt ongeveer de helft ‘ja’. Deze resultaten zijn divers van aard. Bijvoorbeeld: » “Met name het nieuwe dienstverleningsconcept van het Jongerenloket en de heldere kaders van waaruit we als Jongerenloket willen ageren.” » “Meer kennis van deze doelgroep gekregen.“ » “Meer aandacht voor de specifieke problemen van de jongeren.” » “Kennisbevordering, deskundigheidsbevordering, netwerk verstevigd.” » “Consulenten zijn gespecialiseerd in doelgroep jongeren.” Overgedragen De projecten zijn niet overgedragen. Noch binnen, noch buiten de regio. Verder worden alleen de jongerenloketten in het Entreon en Maasland voorgezet. De financiering hiervan gebeurt uit reguliere middelen. Succesvol Hoewel (de aanpak van) de projecten niet is overgedragen aan andere partijen en alleen de jongerenloketten Entreon en Maasland worden voortgezet, wordt een aantal projecten door betrokkenen wel als ‘meest succesvolle’ project genoemd. Dit zijn de maatwerktrajecten en de jongerenloketten: » “Individuele Maatwerktrajecten spelen direct in op de problematiek van de jongeren.” » “Maatwerktrajecten omdat deze op maat ingezet kunnen worden voor de problemen van de jongeren.” » “Jongerenloket omdat dit een duurzame investering is.” » “Jongerenloket. Fijn om een duidelijk loket te hebben voor de jongeren en het bereikt de gehele doelgroep. Breed loket.” www.takeoffnow.nl Eén van de projecten is de ontwikkeling van de website www.takeoffnow.nl. Dit is een website voor alle jongeren uit de regio die vragen hebben over leren en werken. Van de 38 ondervraagden kennen 24 personen (63%) de website. Bijna de helft hiervan verwijst wel eens jongeren of professionals naar deze website. De respondenten die de website kennen, zijn er ook redelijk tevreden over. De website takeoffnow.nl bevat de informatie die jongeren nodig hebben
42%
De website takeoffnow.nl heeft een mooie lay-out
De website www.takeoffnow.nl is heel toegankelijk
13%
Mee eens
67%
4% 20%
Niet eens, niet oneens
40% Mee oneens
Figuur 11 Percentage dat het (helemaal) eens / oneens is met de stellingen over de Hertogenbosch.
24
4% 4%
4% 13% 4%
67%
0% Helemaal mee eens
33%
8% 60%
17%
80%
100%
Helemaal mee oneens
website.
N= 24. Bron: O&S ’s-
Desondanks heeft een aantal respondenten opmerkingen om de website verder te verbeteren. Die opmerkingen hebben bijvoorbeeld betrekking op het feit dat de website een portal is. Maar ook ziet men graag meer (actuele) informatie en meer interactie: » “Alle informatie over wat het Jongerenloket aan dienstverlening te bieden heeft. www.takeoffnow.nl is een soort portal. Achter deze portal zou er volop informatie beschikbaar moeten zijn voor jongeren die de website bezoeken. Dat is nu niet het geval.” » “Meer interactie. Website is te statisch. Meer filmpjes, nieuwtjes, etc.” Concluderend (De aanpak van) de zeventien projecten die voor werkloze jongeren met een korte afstand tot de arbeidsmarkt zijn gestart, zijn niet overgedragen. Noch binnen, noch buiten de regio. Er hebben minder jongeren aan meegedaan dan verwacht en alleen de jongerenloketten in het Entreon en Maasland worden voortgezet. Desondanks worden zowel de maatwerktrajecten als de jongerenloketten een paar keer genoemd als ‘meest succesvolle’ project.
4.5
Werkloze jongeren met grote afstand tot de arbeidsmarkt
De laatste doelgroep zijn de werkloze jongeren met een grote afstand tot de arbeidsmarkt (de kwetsbare jongeren). Een belangrijk deel van deze kwetsbare jongeren (zowel nieuwe inschrijvingen als het zittend bestand) moet een passend aanbod krijgen om hun talenten te blijven ontwikkelen. 11
In totaal zijn er 9 aanvullende projecten voor deze doelgroep gestart. Aanvullend, omdat deze jongeren zich ook inschreven bij de jongerenloketten (zie paragraaf 4.4). Het beoogd aantal deelnemers was ruim 600. Eind december 2011 hebben er in totaal 431 jongeren deelgenomen. Vooral aan het project Baanbonus hebben minder jongeren deelgenomen dan van te voren verwacht. In totaal was er ruim anderhalf miljoen euro beschikbaar voor de kwetsbare jongeren. Begroting Project Ambitie # Realisatie # Realisatie deelnemers dec. 2011 (€) (€) Regionale projecten Willen = Kunnen
100
78
573.000
2)
Nieuw perspectief bij terugkeer
25
45
40.000
40.000
Zicht op zelfstandig ondernemerschap. ZO!
10
10
32.500
32.500
Pilot Sterk in Werk
18
16
94.071
3)
Baanbonus
250
89
450.000
2)
Interventiesubsidie
30
57
54.000
2)
24
23
24.600
3)
4Sure 2010
10
9
70.000
70.000
4Sure 2011
10
9
70.000
70.000
Werk en Oriëntatie 2010
20
30
40.000
40.000
Werk en Oriëntatie 2011
30
12
60.000
34.000
Jongeren in beeld
80
53
50.000
3)
607
431
1.558.171
ESF TRIJN
Entreon Wij gaan aan de slag: Four Star
WVS NO
Totaal 1) 2) 3)
11
Eindafrekening is ontvangen, maar nog niet definitief afgerond Project is afgelopen, maar facturen / declaraties komen nog binnen Project loopt nog door in 2012
Sommige projecten hebben meerdere schooljaren gedraaid. Maar tellen dan voor één. 25
Hoofddoelen gehaald Van alle projecten – op één na – is het hoofddoel in meer of mindere mate gehaald. Bij Willen = Kunnen en Baanbonus geeft de projectleider aan dat de doelstelling deels gehaald is. Deels omdat de geplande aantallen niet gehaald zijn. Het project waarbij de projectleider aangeeft dat het hoofddoel niet gehaald is, is ‘Sterk in werk’. Reden hiervoor is dat het project pas in december 2011 gestart is. Er is tijd voor nodig om te kunnen zeggen of de doelstelling wel of niet gehaald is. Van de overige 6 projecten is de doelstelling (ruimschoots) gehaald. Ook andere resultaten Alle projectleiders geven aan dat er ook andere resultaten behaald zijn. Deze resultaten zijn zeer divers van aard. Zo noemt men bijvoorbeeld de persoonlijke groei van deelnemers, een betere samenwerking tussen de partijen en dat de problematiek duidelijker is geworden. » “Persoonlijke groei deelnemers, nieuwe regionale economische activiteiten, goede PR regio.” » “Verbetering samenwerking tussen de partijen.” » “Er is wat meer duidelijkheid ontstaan bij partijen dat er binnen de jeugdzorg een potentiële groep kwetsbare jongeren is die specifieke aandacht nodig heeft wat betreft scholing en werk.” » “De problematiek van deze jongeren is duidelijker geworden. Zo blijkt dat de bestaande trajecten schuldhulpverlening niet altijd goed aansluiten op de behoeften van de jongeren.” Enkele aanpakken overgedragen Projectleiders van drie projecten geven aan dat de aanpak is overgedragen aan andere partijen binnen de regio. Dit zijn ‘Zo! Zicht op toekomst door zelfstandig ondernemerschap’, ‘Nieuw perspectief bij terugkeer’ en ‘Jongeren in beeld’. Partijen die hier genoemd worden zijn respectievelijk de gemeente ’s-Hertogenbosch, de Werkpleinen en (vanuit de gemeente Oss) de regio Uden / Veghel en het Land van Cuijk. De aanpak van ‘Zo! Zicht op toekomst door zelfstandig ondernemerschap’ is ook overgedragen aan geïnteresseerde partijen buiten de regio. Drie projecten voortgezet Vooralsnog worden twee projecten voortgezet. ‘Zo! Zicht op toekomst door zelfstandig ondernemerschap’ en ‘Jongeren in beeld’. De financiering hiervan geschiedt uit reguliere middelen en/of uit incidentele middelen. Eigen evaluaties Naar drie van de negen projecten is een aparte evaluatie uitgevoerd; ‘Willen = Kunnen’, Baanbonus en de Interventiesubsidie. 12
In de eindevaluatie van ‘Willen = Kunnen’ wordt geconcludeerd dat er door de jongerenloketten te weinig jongeren aangemeld zijn voor dit project. Er was op de werkvloer te weinig bekendheid en draagvlak. Er is door het management van gemeente en UWV WERKbedrijf te weinig gestuurd op het behalen van de resultaten. En de uitval van jongeren gedurende het project is redelijk groot. Ook wordt geconstateerd dat de inzet van werving van vacatures door het UWV WERKbedrijf geen resultaat heeft opgeleverd. 13
In de eindevaluatie van Baan Bonus worden twee redenen gegeven voor de lagere aantallen e deelnemers; 1) onbekendheid met de regeling en 2) de economische crisis in de 2 helft van 2011. Daarnaast wordt geconcludeerd dat: • De opzet van de Baan Bonus goed is geweest. Een punt om nog eens te heroverwegen is subsidie verstrekken aan het realiseren van leerbanen voor kwetsbare jongeren.
12
Eindevaluatie Willen = Kunnen. ’s-Hertogenbosch, januari 2012.
13
Eindevaluatie BaanBonus. ’s-Hertogenbosch, januari 2012. 26
•
•
De inzet van de Scholingsbonus voor sommige werkgevers een duidelijke stimulans was om de nieuwe medewerker een opleiding te bieden. Hierdoor is de positie van de jongeren versterkt binnen hun nieuwe werkomgeving. PR een blijvend punt van aandacht is tijdens de uitvoering. Zorg dat in de artikelen in de pers de criteria goed zijn uitgelegd. 14
Als algemene conclusies voor de Interventiesubsidie worden in de evaluatie de volgende twee punten genoemd: • De interventiesubsidie is een ‘goed lopende’ subsidie. Voortdurend worden aanvragen ingediend. De Interventiesubsidie wordt door aanvragers en klankbordleden ervaren als een goed instrument om jongeren op weg te helpen. Daarnaast biedt het beleidsinput voor gemeenten: structurele problemen, blinde vlekken, zwaktes in het netwerk. • De verwachting is dat de Interventiesubsidie blijvend nodig is. Er zullen altijd jongeren door de mazen van het net vallen, zeker in het licht van toekomstige bezuinigingen en wetswijzigingen. Professionals rondom kwetsbare jongeren geven aan dat zij hierin de gemeente een coördinerende rol toedichten. Overigens wordt de Interventiesubsidie één keer genoemd als meest succesvolle project: » “Hiermee is een groot aantal jongeren geholpen richting school of werk én zijn witte vlekken/knelpunten in het reguliere aanbod in beeld gebracht.” Concluderend Aan de negen - aanvullende - projecten voor de doelgroep kwetsbare jongeren hebben in totaal 431 jongeren deelgenomen. Dit is minder dan verwacht. Vooral het project BaanBonus trok minder deelnemers. Volgens de eigen evaluatie lag dit vooral aan de onbekendheid met de regeling en de e economische crisis in de 2 helft van 2011. Desalniettemin is van bijna alle projecten de hoofddoelstelling gehaald, en zijn er ook andere resultaten te benoemen. (De aanpak van) drie projecten is overgedragen aan andere partijen. En twee van de projecten worden ook voortgezet. Deelnemende jongeren aan het woord » ‘Ga iets doen, blijf niet stilstaan, want dan kom je niet verder en nu kan het nog. Ook ik lig niet meer tot ’s middags in mijn bed.’ Devin, 21 jaar, Berlicum. Willen=Kunnen. » ‘Ik heb nu meer doorzettingsvermogen. Vroeger gaf ik door stress en drukte snel op.’ FrankWillem, 25 jaar, Oss. Werk & Oriëntatie. » ‘Scholing en werken doe je voor jezelf. Hoe eerder je begint, hoe sneller je kunt starten met het echte leven.’ Liiban, 23 jaar, Oss. 4Sure. 4.6
Deelnemers
In totaal hebben er in 2,5 jaar tijd ruim 13.800 jongeren deelgenomen aan de 45 projecten. De meeste aan projecten voor werkloze jongeren met korte afstand tot de arbeidsmarkt. De minste aan projecten voor jongeren met grote afstand tot de arbeidsmarkt. Voor met ontslag bedreigde jongeren in een reguliere baan zijn geen projecten opgezet (zie paragraaf 4.3).
14
Evaluatie Interventiesubsidie kwetsbare jongeren Noordoost-Brabant. PSW, januari 2012. 27
Doelgroep
Ambitie # deelnemers
Realisatie # dec. 2011
Schoolgaanden met stage of leerwerkplek
1.591
2.393
Schoolverlaters
5.835
4.869
Met ontslag bedreigde jongeren in een reguliere baan Werkloze jongeren met korte afstand tot de arbeidsmarkt Werkloze jongeren met grote afstand tot de arbeidsmarkt
Totaal
-
-
10.133
6.158
607
431
18.166
13.851
Figuur 12 Aantal beoogde deelnemers per doelgroep en aantal deelnemers eind december 2011. Bron: tertaalrapportages.
In het onderzoek is aan betrokkenen gevraagd of zij vinden dat alle vijf de doelgroepen voldoende aandacht hebben gekregen. De helft van de respondenten vindt van wel, ongeveer een derde weet het niet of heeft hier geen mening over. De zeven respondenten die van mening zijn dat niet alle doelgroepen voldoende aandacht hebben gekregen, noemen vooral: met ontslag bedreigde jongeren in een reguliere baan (4x) en schoolgaanden met stage (BOL) of een leerwerkplek (BBL) (3x). Overigens konden de respondenten op deze vraag meerdere doelgroepen noemen.
Vindt u dat er voldoende aandacht is geweest voor deze vijf doelgroepen?
50%
0% Ja
Nee
20%
18%
40%
60%
32%
80%
100%
Weet niet / geen mening
Figuur 13 Vindt u dat er voldoende aandacht is geweest voor de vijf onderscheiden doelgroepen van beleid? N= 38. Bron: O&S ’s-Hertogenbosch.
4.7
Kort samengevat • • • • •
• • •
In totaal zijn er tussen mei 2009 en december 2011 45 projecten geweest. Deze projecten waren gericht op vijf prioritaire doelgroepen. Aan deze 45 projecten hebben ruim 13.800 jongeren deelgenomen. Dertien van deze projecten waren voor schoolgaanden met stage of leerwerkplek. Hier hebben ongeveer 2.400 jongeren aan meegedaan. Zes projecten waren voor schoolverlaters. In totaal hebben hier ruim 4.800 jongeren aan deelgenomen. Voor met ontslag bedreigde jongeren in een reguliere baan zijn geen projecten opgezet. Voor deze doelgroep ontvangt het mobiliteitscentrum Noordoost-Brabant rechtstreeks middelen van het ministerie van SZW. Verder zijn er ook sectorale crisispunten. Zeventien projecten zijn opgezet voor werkloze jongeren met korte afstand tot de arbeidsmarkt. Hier deden de meeste jongeren aan mee: ruim 6.100. En de overige negen projecten zijn opgezet voor werkloze jongeren met grote afstand tot de arbeidsmarkt. Hier deden ruim 400 jongeren aan mee. Over het algemeen denken de geïnterviewden dat er voor alle vijf de doelgroepen voldoende aandacht is geweest.
28
5.
Uitvoering
In dit hoofdstuk ligt de nadruk op de uitvoering van het actieplan. Zo wordt bijvoorbeeld meer inzicht gegeven in hoe betrokkenen de regionale samenwerking hebben ervaren en wat men vindt van het schaalniveau. Maar ook of men vindt dat de stuurgroep en het PMT hun werk goed hebben gedaan.
5.1
Regionale samenwerking
Partners Alle respondenten is de vraag voorgelegd of de deelname van hun organisatie heeft geleid tot een intensievere samenwerking met bestaande partners. Driekwart van de respondenten heeft hier bevestigend op geantwoord. Op de vraag met welke partners dit dan was, werden veelal verschillende regiogemeenten en het onderwijs genoemd: » “Opleidingsinstituten en regiogemeenten” » “Onderwijs, gemeenten” » “Gemeente Oss” Daarnaast werden ook bijvoorbeeld het UWV, COLO, BZW, re-integratiebedrijven en welzijnsinstanties één of meerdere malen genoemd. Ook is gevraagd of de deelname aan het regionale actieplan heeft geleid tot samenwerking met nieuwe partners. Hier antwoordde bijna de helft (45%) ‘ja’ op. De antwoorden op de vraag wie deze nieuwe partners dan waren, varieerden. Meer dan één keer werden werkpleinen, reintegratiebedrijven en bedrijven/ondernemers genoemd: » “Nieuwe re-integratie-aanbieders” » “Andere werkpleinen, waaronder Rivierenland en Waalwijk” » “Aantal bedrijven”
Heeft de deelname van uw organisatie geleid tot een intensievere samenwerking met bestaande partners?
18%
Heeft de deelname van uw organisatie geleid tot samenwerking met nieuwe partners?
42%
0% Nee
Ja
74%
20%
8%
45%
40%
60%
13%
80%
100%
Weet niet / geen mening
Figuur 14 Heeft de deelname van uw organisatie aan het regionale actieplan geleid tot een intensievere samenwerking met bestaande partners / nieuwe partners? N= 38. Bron: O&S ’s-Hertogenbosch.
Schaalniveau Bij de start van de aanpak jeugdwerkloosheid vond de samenwerking vooral plaats in twee subregio’s. Namelijk de regio ’s-Hertogenbosch en de WVS-regio Noordoost-oost. Later is er voor gekozen om deze twee subregio’s samen te voegen. En dus samen te werken in de hele regio Noordoost-Brabant.
29
Ziet u de samenwerking in de hele regio NoordoostBrabant als een meerwaarde?
11% 0%
Nee
Ja
68% 20%
40%
21% 60%
80%
100%
Weet niet / geen mening
Figuur 15 Bij de start van de aanpak jeugdwerkloosheid vond de samenwerking vooral plaats in subregio’s (regio ’sHertogenbosch en WVS-regio Noordoost-oost). Nu in de hele regio Noordoost-Brabant. Ziet u dit als een meerwaarde? N= 38. Bron: O&S ’s-Hertogenbosch.
Ruim tweederde van de respondenten ziet de keuze om te gaan samenwerken in de hele regio Noordoost-Brabant als een meerwaarde. Daar worden verschillende redenen voor genoemd, zoals: Uniformiteit / eenduidigheid » “Eenduidiger beleid in de hele regio.” » “Uniform naar buiten treden. Uitwisselbaarheid wordt groter en er kan een inhoudelijke slag gemaakt worden in kader van kennis delen en nieuwe kennis delen.” Kennisuitwisseling » “Het is heel belangrijk om dit probleem op grote schaal aan te pakken en elkaar hierin te kunnen ondersteunen. Je kan leren van elkaar.” » “Verhoogt de kennisuitwisseling” Arbeidsmarktbeleid » “De koppeling met regionaal arbeidsmarktbeleid is zinvol” » “De schaal van de regio Noordoost-Brabant past prima op de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en de aansturing van arbeidsmarktbeleid” Efficiency » “Er was veel overlap.” » “Lokale problemen kun je ook regionaal oplossen. Je spreekt elkaars taal. Het bedrijfsleven is niet alleen lokaal georganiseerd maar (boven)regionaal. Met een gezamenlijk regionaal beleid kan efficiëntie-slag gemaakt worden.” » “De uitvoeringskosten zijn verminderd” De respondenten die aangaven geen meerwaarde te zien in de samenwerking in de hele regio Noordoost-Brabant, gaven vooral aan de regio te groot te vinden: » “Te grote regio. Kans dat gemeenten toch eigen keuzes maken op sub-regionaal niveau” » “De grootschaligheid heeft voor de doelgroep in die zin geen toegevoegde waarde. Samenwerking op grote schaal leidt vaak tot bureaucratie en vertraging in processen.” Duurzaamheid Bijna 40% van de respondenten denkt dat de gerealiseerde regionale samenwerking duurzaam is. Ongeveer een kwart is daar sceptischer over. Zo denken een paar mensen dat de samenwerking vrij snel na afloop zal verwateren, iets meer mensen verwachten dat dit na één of twee jaar het geval zal zijn. Bijna een derde verwacht ‘iets anders’. Zij zijn overwegend positief over de samenwerking, maar zien ook een aantal ‘mitsen en maren’: » “De wil om samen te werken is er absoluut; de middelen om tot een gedegen samenwerking te komen lijken op te drogen.”
30
» »
“Er zijn kansen, de samenwerking is echter fragiel en moet verder verstevigd worden in een situatie met majeure transities.” “Kan duurzaam zijn mits we er met zijn allen in blijven investeren”
Is de gerealiseerde regionale samenwerking op de 5% schaal van Noordoost-Brabant duurzaam?
18%
0%
20%
39%
40%
29%
60%
80%
8%
100%
Nee, de samenwerking zal waarschijnlijk vrij snel na afloop verwateren De eerste één of twee jaar wel, daarna waarschijnlijk niet meer Ja, ik verwacht dat er sprake zal zijn van blijvende samenwerking Anders, namelijk Weet niet / geen mening Figuur 16 Denkt u dat de gerealiseerde regionale samenwerking op de schaal van Noordoost-Brabant duurzaam is? N= 38. Bron: O&S ’s-Hertogenbosch.
5.2
Projectorganisatie
De organisatie van de regionale aanpak jeugdwerkloosheid bestaat uit een stuurgroep en een Project Management Team (PMT). De stuurgroep stelt ieder jaar het actieplan vast. Zij stelt de kaders voor de beoordeling van de projecten en de verdeling van de middelen vast. Indien er middelen zijn toegekend aan de twee subregio’s, vindt de besluitvorming in die twee subregio’s plaats. De regionale stuurgroep bewaakt de voortgang van de bereikte resultaten. Het PMT geeft sturing aan het project en de twee ESFaanvragen. Het PMT informeert betrokkenen uit de regio over de voortgang van de regionale aanpak. WVS verzorgt de beschikkingen, subsidieverstrekking en uitbetaling aan projecten in de regio Noordoost-oost. De gemeente ’s-Hertogenbosch verzorgt dit voor de regionale projecten en projecten uit de regio Entreon. Overigens werden de plannen ingediend door de partners. Duidelijke projectstructuur Op de vraag of de gekozen projectstructuur duidelijk was, is overwegend positief geantwoord. Ruim tweederde is het hier (helemaal) mee eens. Een kwart geeft aan de projectstructuur niet duidelijk te vinden.
Ik vind de gekozen projectstructuur heel duidelijk
16%
53%
0%
20%
40%
3% 60%
Helemaal mee eens
Mee eens
Niet eens, niet oneens
Mee oneens
Helemaal mee oneens
Weet niet / geen mening
21% 80%
3% 5% 100%
Figuur 17 Percentage dat het (helemaal) eens / oneens is met de stelling ‘Ik vind de gekozen projectstructuur heel duidelijk’. N= 38. Bron: O&S ’s-Hertogenbosch.
Men antwoordt iets positiever op de stellingen over het PMT dan op de stellingen over de stuurgroep. Zo vindt ruim tweederde van de respondenten dat (1) de aansturing door het PMT prima is verlopen en (2) dat het PMT gedurende het project de informatie heeft verstrekt die men nodig had. Het aandeel dat vindt dat de regionale stuurgroep goed sturing heeft gegeven, is iets lager. Maar desondanks is bijna 60% hier tevreden over. 31
Ik vind dat de regionale stuurgroep goed sturing heeft gegeven
5%
Ik vind dat het PMT gedurende het project de informatie heeft verstrekt die ik nodig had
8%
63%
13%
53%
Ik vind dat de aansturing door het PMT prima is verlopen 0%
53%
18%
20%
40%
11% 16%
16% 60%
13% 5% 8%
5% 13%
80%
Helemaal mee eens
Mee eens
Niet eens, niet oneens
Mee oneens
Helemaal mee oneens
Weet niet / geen mening
100%
Figuur 18 Percentage dat het (helemaal) eens / oneens is met de stellingen over de stuurgroep en het PMT. N= 38. Bron: O&S ’s-Hertogenbosch.
Ruim 60% vindt dat de procedure voor aanvraag van projecten duidelijk is. Een paar respondenten zijn het hiermee oneens. Zo gaf iemand bijvoorbeeld aan dat 2 jaar geleden de structuur van besluitvorming (voor hem/haar) niet helder was. En dat dit veel vertraging gaf in het opstarten van projecten. Zoals gezegd verzorgt WVS de beschikkingen, subsidieverstrekking en uitbetaling aan projecten in de regio Noordoost-oost. De gemeente ’s-Hertogenbosch verzorgt dit voor de regionale projecten en projecten uit de regio Entreon. Volgens de respondenten is dit over het algemeen goed gedaan. Ruim een kwart van de respondenten geeft aan dit niet te weten of hier geen mening over te hebben. Een enkeling is kritisch. Bijvoorbeeld over de trage start in de regio Oss.
Ik vind dat de gemeente ’s-Hertogenbosch de administratieve taken goed heeft uitgevoerd Ik vind dat WVS de administratieve taken goed heeft uitgevoerd
13%
47%
8%
45%
0%
20%
11% 16%
40%
29%
5%
60%
Helemaal mee eens
Mee eens
Niet eens, niet oneens
Mee oneens
Helemaal mee oneens
Weet niet / geen mening
26% 80%
100%
Figuur 19 Percentage dat het (helemaal) eens / oneens is met de stellingen over de administratieve taken. N= 38. Bron: O&S ’s-Hertogenbosch.
Convenantmiddelen De regionale stuurgroep heeft in december 2011 de begroting 2012 vastgesteld. Door de goedkeuring van een aantal nieuwe projecten in oktober 2011 door de regionale stuurgroep is het niet mogelijk om het project financieel af te ronden op 31 december 2011. De definitieve financiële afrekening vindt plaats in het najaar van 2012. December 2010 heeft de stuurgroep besloten hoe er gehandeld moet worden als er bij de eindafrekening blijkt dat er sprake is van onderbenutting: » Als er nog sprake is van een economische crisis wordt op dat moment door de regionale stuurgroep (of diens opvolger) bepaald welke doelgroep het meeste last heeft van deze crisis; » Als er geen sprake meer is van een economische crisis worden de gelden besteed aan kwetsbare jongeren. Voor deze doelgroep is het altijd lastig om een goede plek te verwerven op de arbeidsmarkt.
32
2009
2010
2011
1.900.000
3.017.000
865.821
2012
2013
Totaal
Inkomsten (€) Convenant ESF voorschot JAN
5.782.821
395.000
395.000
ESF eindafrekening JAN
395.000
ESF voorschot TRIJN
395.000
640.000
640.000
ESF afrekening TRIJN Kwetsbare jongeren
640.000
640.000
100.000
Totaal inkomsten
100.000
1.900.000
3.512.000
1.505.821
395.000
640.000
7.952.821
1.900.000
3.064.059
1.176.479
1.172.283
640.000
7.952.821
Uitgaven (€) Totaal uitgaven
Figuur 20 Financieel overzicht convenantperiode (september 2009 – december 2011) en ESF (2009 – 2013). Bron: 3e tertaal rapportage 2011.
In totaal was er ruim € 7,9 miljoen beschikbaar voor het hele traject. De uitgaven zijn als volgt verdeeld: 91% voor projecten, 7% aan de projectorganisatie en 2% voor de borging van de regionale samenwerking. Aan betrokkenen is een aantal stellingen over de convenantmiddelen voorgelegd. Verreweg het positiefst antwoordt men op de stelling ‘Ik vind het een goede keuze dat de convenantmiddelen op een gegeven moment regionaal verdeeld zijn’. Bijna driekwart is het hier (helemaal) mee eens. 45% vindt dat de convenantmiddelen goed zijn besteed, en bijna een derde vindt dat de ESF subsidies voor de juiste projecten zijn aangevraagd. Overigens is de groep die het (helemaal) oneens is met deze drie stellingen niet groot; respectievelijk 3%, 13% en 11%. Redenen die de respondenten hiervoor geven zijn verschillend. Zo vindt bijvoorbeeld iemand dat er relatief veel geld is gegaan naar organiserend vermogen op de werkpleinen, de jongerenloketten en de bemanning daarvan. En dat hij/zij nauwelijks ziet welke concrete trajecten dit heeft opgeleverd. Maar ook twijfelt iemand of de keuze voor de huidige verdeling van de gelden meer heeft opgeleverd dan wanneer de gelden subretinaal zouden zijn verdeeld.
Ik vind dat de ESF subsidies voor de juiste projecten zijn aangevraagd
5%
Ik vind het een goede keuze dat de convenantmiddelen op een gegeven moment regionaal verdeeld zijn
5%
Ik vind dat de convenantmiddelen goed zijn besteed
8% 0%
24%
39%
11%
68% 37% 20%
13% 3% 11% 37%
40%
21%
60%
Helemaal mee eens
Mee eens
Niet eens, niet oneens
Mee oneens
Helemaal mee oneens
Weet niet / geen mening
13% 5% 80%
100%
Figuur 21 Percentage dat het (helemaal) eens / oneens is met de stellingen over de convenantmiddelen en ESF subsidies. N= 38. Bron: O&S ’s-Hertogenbosch.
5.3
Rapportcijfer
Ten slotte is aan alle betrokkenen een rapportcijfer voor de regionale aanpak jeugdwerkloosheid in onze regio gevraagd. Dus zowel aan de projectleiders, stuurgroep, projectmanagementteam als aan de overige betrokkenen. Het laagste rapportcijfer was een 5; het hoogste een 9. Beide werden één keer gekozen. Het gemiddelde rapportcijfer was een 7,4. Overigens waren de gemiddelde rapportcijfers van (1) de projectleiders, (2) de stuurgroep en het PMT en (3) de overige betrokkenen ongeveer gelijk aan elkaar.
33
Figuur 22 Rapportcijfer voor de regionale aanpak jeugdwerkloosheid in de regio Noordoost-Brabant. N= 47.
5.4 •
•
• •
•
• •
Kort samengevat De samenwerking binnen de regio Noordoost-Brabant is – op het gebied van jeugdwerkloosheid – duidelijk versterkt. Betrokkenen geven aan dat er intensiever is samengewerkt met bestaande partners, maar ook dat men met nieuwe partners is gaan samenwerken. De keuze om in de hele regio te gaan samenwerken is een goede geweest. Veel betrokkenen zien die als een meerwaarde. Daar worden verschillende redenen voor genoemd: eenduidigheid, kennisuitwisseling, regionaal arbeidsmarktbeleid en efficiency. Men is er nog niet van overtuigd dat de samenwerking duurzaam is. Een aantal betrokkenen ziet nog ‘mitsen en maren’. Overigens is de wil om samen te werken wel aanwezig. De gekozen projectstructuur – met een stuurgroep en PMT - vindt men over het algemeen duidelijk. Ook over de aansturing door de stuurgroep en het PMT is men over het algemeen positief. In totaal was er ruim 7,9 miljoen euro beschikbaar voor het hele traject. Hiervan is 91% naar de projecten gegaan, 7% naar de projectorganisatie en 2% naar de borging van de regionale samenwerking. Bijna driekwart vindt het een goede keuze dat de convenantmiddelen op een gegeven moment regionaal zijn verdeeld. Als gemiddelde rapportcijfer wordt een 7,4 gegeven.
34
6.
Conclusies en aanbevelingen
In dit afsluitende hoofdstuk worden kort de conclusies nog eens bij elkaar gezet. En worden enkele tips voor de toekomst gegeven. We moeten namelijk blijven investeren in onze jeugd: Zonder Jeugd Geen Brabant!
6.1
Projectontwikkeling en –uitvoering
45 projecten gestart In totaal zijn er tussen mei 2009 en december 2011 45 projecten geweest. 19 zijn er ‘preventief’ geweest, 26 voor werkloze jongeren. Deze projecten zijn te verdelen in vier ‘type’ projecten: • Opzetten en verstevigen van nieuwe loketten voor schoolgaande en werkloze jongeren, • Experimenteren met andere interventies voor werkloze en schoolgaande jongeren, • Subsidies geven voor behoud leerbanen / omgekeerde leerroute / creëren banen, • Versterken of uitbreiden van bestaande activiteiten. Meer dan 13.000 jongeren doen mee In totaal hebben er meer dan 13.000 jongeren meegedaan aan één of meerdere projecten. En zijn er ruim 8.800 jongeren geplaatst op een baan, leerwerkbaan of stage. Desondanks is de ambitie (de jeugdwerkloosheid eind december 2011 op hetzelfde niveau als mei 2009) niet gehaald. Vooral de laatste drie maanden van 2011 neemt de jeugdwerkloosheid in onze regio flink toe. Projectontwikkeling had beter gekund Partners konden plannen indienen voor projecten. Een aantal betrokkenen geeft aan dat de ontwikkeling van de projecten beter had gekund. Maar dat hetzelfde geldt voor de implementatie van de ontwikkelde projecten: » “Vooraf betere informatie over en voor de implementatie van de projecten. Projecten worden nu op te grote afstand van de uitvoering bedacht zonder nadenken over de mogelijkheden voor de uitvoering.” Definieer duidelijk je doelgroep In de praktijk bleek het af en toe lastig dat verschillende partners met verschillende definities van de doelgroepen werkten. Soms werden er jongeren aangedragen voor een bepaald project. Die kwamen dan wel door de eerste screening, maar niet door de tweede screening (van een andere partner).
6.2
Samenwerken
Actieplan zorgde voor focus op jeugdwerkloosheid Het actieplan heeft er voor gezorgd dat er binnen de regio Noordoost-Brabant meer aandacht was voor de jeugd. Vóór het actieplan was de aandacht meer verdeeld. Nu was er meer focus en daardoor meer onderlinge samenwerking tussen de verschillende betrokken partijen. » “De problematiek van de jongeren is beter in beeld gebracht.” » “De lijnen tussen de organisaties zijn korter geworden, er is een goede bestuurlijke samenwerking ontstaan, en er is een groot aantal jongeren geholpen/geplaatst.” Noodzaak gevoeld Verschillende betrokkenen van het eerste uur gaven aan sterk gevoeld te hebben dat er nú iets gedaan moest worden aan de verwachte groei van de jeugdwerkloosheid. En dat partijen dat niet alleen voor elkaar zouden krijgen, maar dat er samengewerkt móest worden. Ook uit de landelijke
35
evaluatie blijkt dat die ‘sense of urgency’ én het actief aanwakkeren daarvan door het ministerie, de projectleider in de regio en bestuurders hebben gewerkt als een vliegwiel. Betere samenwerking belangrijk pluspunt Een van de in het onderzoek gestelde vragen was: “Wat is volgens u het grootste pluspunt van de regionale samenwerking?” Het antwoord van veel betrokkenen ging over de betere samenwerking tussen de betrokken partijen. Niet alleen tussen de 3 O’s, maar ook met andere partijen. Men heeft het netwerk beter in beeld en is beter op de hoogte van wat andere organisaties doen op het gebied van jongeren. » “Effectievere en efficiëntere samenwerking.” » “Partijen weten elkaar makkelijker te vinden.” Samen sterk Ook relatief vaak werd het ‘samen sterk’ principe genoemd. Het verstevigen van de banden onderling. Niet ‘ieder voor zich’, maar zoveel mogelijk ‘wij allemaal samen’. Daarbij is het wel belangrijk om af te spreken wie wat doet, en wat je van elkaar kunt verwachten. » “Samen sterk. Ieder heeft eigen krachten en mogelijkheden. Samenwerking leidt tot bundeling van deze krachten en maakt ons slagvaardiger.” » “I.v.m. vaak multidisciplinaire problematiek sta je samen sterker en kunnen zaken integraal worden aangepakt om kans op plaatsing te vergroten.” Kennisuitwisseling Een andere belangrijke meerwaarde was de kennisuitwisseling. Het gebruik maken van elkaars expertise. Overigens zijn hier ook enkele kritische opmerkingen over gemaakt. Men had het gevoel dat de kennisuitwisseling nog optimaler had gekund. Bijvoorbeeld door meer publiciteit en ruchtbaarheid aan bepaalde projecten te geven. » ‘Elkaars expertise gebruiken. Creativiteit ontwikkelen om de gestelde doelen te realiseren.” » “Optimaal gebruik kunnen maken van elkaars expertise, projecten, uitwisseling van projecten en netwerk.” Werkgevers er beter bij betrekken Het is een bewuste keuze geweest om partners projecten in te laten dienen. Dit betekent dat er ‘aanbodgericht’ gewerkt is. Het is de vraag of de werkgevers er niet beter bij betrokken hadden kunnen / moeten worden. En daarmee meer aandacht te hebben voor ‘de vraag’. Overigens wordt daarbij wel de kanttekening gemaakt dat het voor werkgevers lastig is om langer dan drie maanden vooruit te kijken. Daarnaast vragen een aantal betrokkenen zich af of een vertegenwoordiging van BZW in de stuurgroep wel voldoende is. Zou men geen bijeenkomsten met werkgevers kunnen organiseren om te horen wat er speelt en waar vraag naar is?
6.3
Organisatiestructuur
Tevredenheid over structuur en opzet Betrokkenen hebben aangegeven tevreden te zijn over de structuur en opzet van het regionaal actieplan. Hierbij wordt zowel de keuze voor een stuurgroep en een PMT bedoeld, als de keuze voor de prioritaire doelgroepen. Stuurgroep gaf goed sturing De meerderheid van de betrokkenen vindt dat de stuurgroep goed sturing heeft gegeven. Ook de stuurgroep zelf is redelijk tevreden over haar eigen rol. Een paar stuurgroepleden geven zelf aan dat sommige dingen beter hadden gekund. De sturing op hoofdlijnen ging goed; men is kritischer over zichzelf. Zo geeft iemand aan dat het inzetten van de eigen expertise beter had gekund, een ander
36
zegt dat hij pro-actiever met projecten had kunnen komen. Ook geeft men aan dat er soms sprake was van ‘stokpaardjes’. Overigens heeft iedereen waardering voor de inzet en betrokkenheid voor de voorzitter van de stuurgroep: Bart Eigeman. Maar PMT was ‘de motor’ Door alle betrokkenen – zeker ook door de stuurgroep – wordt erkend dat het PMT ‘de motor’ was. Het PMT heeft er flink aan getrokken. Daarbij hebben velen hun waardering uitgesproken voor de projectleider Karin van Meer. Die is een belangrijke verbindende factor geweest.
6.4
Regionale aanpak
Regionale aanpak heeft meerwaarde De meeste betrokkenen vinden de regionale aanpak nuttig. Het heeft een meerwaarde om in de hele regio op een actieve manier de jeugdwerkloosheid aan te pakken. De arbeidsmarkt is tenslotte ook groter dan één gemeente. Bovendien kunnen jongeren van allerlei gemeenten nu instromen op projecten die specifiek voor hen zijn ontwikkeld. Er is in de regio veel van elkaar geleerd. » “Dat niet iedereen voor zich het wiel gaat uitvinden. En voor kleinere gemeenten is samenwerking handig om een bepaald volume te kunnen halen bij een bepaald project.” » “In het bewerkstellen dat jongeren met een behoorlijke achterstand op de arbeidsmarkt een gezamenlijke verantwoordelijkheid is en dat er langzamerhand een ontschotting heeft plaatsgevonden tussen onderwijs, overheid en werkgevers!” Toch ook kwetsbaar Bijna de helft van de respondenten denkt dat de gerealiseerde regionale samenwerking duurzaam is. Ongeveer een kwart is daar sceptischer over. Zo denken een paar mensen dat de samenwerking vrij snel na afloop zal verwateren, een paar mensen verwachten dat dit na één of twee jaar het geval zal zijn. Ook is een aantal betrokkenen overwegend positief over de samenwerking, maar ziet men desondanks een paar ‘mitsen en maren’.
6.5
Vervolg
De regionale stuurgroep jeugdwerkloosheid bestaat niet meer. Er komt een nieuw regionaal platform economie – onderwijs – arbeidsmarkt. Dit onder leiding van de Bossche wethouder van Olden. Vanuit deze eindevaluatie nog enkele aanbevelingen die we dit nieuwe regionale platform mee willen geven: Regionale samenwerking komt niet vanzelf tot stand Eén van de redenen dat onze regio zo snel van start kon gaan, was dat men voortborduurde op bestaande netwerken. Men had elkaar dan ook snel gevonden en er is snel actie ondernomen door iedereen. Gedurende 2,5 jaar is deze samenwerking alleen maar hechter geworden. Samenwerking met partners die men al kende werd sterker, en er werden nieuwe partners gevonden. Maak bij het nieuwe regionale platform gebruik van deze gerealiseerde samenwerking. Blijf met elkaar in gesprek! Drie niveaus Richt je bij dit nieuwe platform op drie niveaus. Met ieder een eigen taak: 1. Richten (= sturen) 2. Inrichten (= organiseren) 3. Verrichten (= uitvoeren)
37
Werk dialooggericht De aanpak jeugdwerkloosheid is ‘aanbodgericht’ geweest. In de toekomst zou er meer aandacht moeten zijn voor de werkgevers in de regio. Waar is vraag naar? Ga daarom actief in gesprek met werkgevers om aanbod en vraag goed op elkaar af te stemmen. Werk dialooggericht!-
38
Bijlage 1 Overzicht respondenten Nicole van der Aa, gemeente Oss Ton van den Bersselaar, actieplan Leerbanen Harrie van den Brand, praktijkonderwijs John Broeders, schilders^cool Robyn Bruggeman, jongerenloket Entreon Jos Canton, WVS-NB Marcel van Dijck, gemeente Landerd Glenn van Dijk, UWV WERKbedrijf Jeroen van der Eerden, stichting Oosterpoort Bart Eigeman, gemeente ‘s-Hertogenbosch Monique Genevace, UWV WERKbedrijf Marc Geurts, gemeente Oss Han van Helmond, Kenteq Margriet Hidding, Weener Groep Joop Janssen, Nehem Mario Karssemakers, de Rietlanden Toon Kerkhof, ISD Optimisd Stephanie Kuijper, ROC de Leijgraaf Edith van der Leegte, IBN Karianne Marcellis, gemeente Uden Karin van Meer, gemeente ‘s-Hertogenbosch Carl de Meester, gemeente ‘s-Hertogenbosch Rein Merkx, Revabo Maaike Mesman, gemeente Oss Mérie Michels, COLO Hans Migchielsen, gemeente ’s-Hertogenbosch Paulina Molhoek, gemeente Vught Christa van Oorsouw, gemeente Oss Nicole Peeters, ISD Optimisd Huub Penders, gemeente Boxtel René Peters, gemeente Oss Jan Peters Rit, UWV WERKbedrijf Otto Poelen, gemeente Cuijk Eugène Princée, BZW Leida Rasing, gemeente ’s-Hertogenbosch Ingrid Remmers, Weener Groep Thea van Rijbroek, Calibris Judith Robben, WSD-groep René Savelsberg, ROC de Leijgraaf Véronique Scharenborg, gemeente ’s-Hertogenbosch Henjo Segbars, Michaëlschool Rudy Slegers, gemeente ’s-Hertogenbosch Jaap de Smit, stichting Oosterpoort Peer van Summeren, ROC de Leijgraaf Jan Swinkels, jongerenloket Entreon Guusje Verhoeven, gemeente ‘s-Hertogenbosch Henny Wibbelink, gemeente ’s-Hertogenbosch Eric van Woesik, ROC KW1C Ton Wouters, UWV WERKbedrijf
39