Eerste herziening Groenzone
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
Inhoudsopgave
Toelichting
5
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 De bij het plan behorende stukken. 1.3 Plangebied 1.4 Vigerende bestemmingsplannen 1.5 Opzet van de toelichting
6 6 6 7 7 7
Hoofdstuk 2 Beleidskader 2.1 Inleiding 2.2 Rijksbeleid 2.3 Provinciaal beleid 2.4 Gemeentelijk beleid
9 9 9 11 13
Hoofdstuk 3 Plangebied 3.1 Huidige situatie 3.2 Toekomstige situatie
15 15 15
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden 4.1 Geluidhinder 4.2 Luchtkwaliteit 4.3 Externe veiligheid 4.4 Bodemkwaliteit 4.5 Bedrijvigheid 4.6 Water 4.7 Ecologie 4.8 Archeologie
18 18 18 18 19 20 20 25 26
Hoofdstuk 5 Juridische planopzet 5.1 Algemeen 5.2 Toelichting op de regels
29 29 29
Hoofdstuk 6
Economische uitvoerbaarheid
32
Hoofdstuk 7
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
33
Regels
35
Hoofdstuk 1 Artikel 1 Artikel 2
Inleidende regels Begrippen Wijze van meten
36 36 40
Hoofdstuk 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9
Bestemmingsregels Agrarisch - Weide Recreatie Verkeer Water Wonen Leiding - Gas Leiding - Water
41 41 43 45 46 47 49 51
2
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
Artikel 10
Waterstaat - Waterkering
53
Hoofdstuk 3 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14 Artikel 15 Artikel 16
Algemene regels Anti-dubbeltelbepaling Algemene bouwregels Algemene gebruiksregels Algemene afwijkingsregels Algemene wijzigingsregels Algemene procedureregels
54 54 55 56 57 58 59
Hoofdstuk 4 Artikel 17 Artikel 18 Artikel 19
Overgangs- en slotregels Overgangsrecht bouwwerken Overgangsrecht gebruik Slotregel
60 60 61 62
Bijlagen bij de regels Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
63 64
3
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
4
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
Toelichting
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
5
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
Hoofdstuk 1 1.1
Inleiding
Aanleiding
De gemeenten Pijnacker-Nootdorp en Berkel en Rodenrijs werken samen met de provincie Zuid-Holland aan de ontwikkeling van de Groenzone Berkel-Pijnacker inclusief de Bergboezem en polder Oude Leede. Deze groenzone maakt onderdeel uit van het gezamenlijke project 'Groenblauwe Slinger'. De Groenblauwe Slinger heeft tot doel het evenwicht tussen stad en land te bewaren en waar nodig te herstellen. Daarnaast vervult het gebied in toenemende mate allerlei ecologische en recreatieve functies voor de omliggende steden. Deze ambities zijn reeds in een eerder stadium vertaald in het ter plaatse geldende bestemmingsplan 'Groenzone Berkel-Pijnacker'. Voorliggend plangebied betreft Plandeel 4 van de Groenblauwe Slinger en is grofweg gelegen tussen Zoetermeer en Pijnacker. Hiervoor is door de Dienst Landelijk Gebied een Definitief Ontwerp opgesteld voor de toekomstige invulling. Op een aantal punten wijkt dat ontwerp af van wat er in het geldende bestemmingsplan 'Groenzone Berkel-Pijnacker' hierover was vastgelegd. Dat betreft met name de tracés van watergangen. Dit bestemmingsplan heeft tot doel om dit Definitief Ontwerp planologisch-juridisch mogelijk te maken middels een herziening van een deel van het thans geldende bestemmingsplan 'Groenzone Berkel-Pijnacker'. Voorliggend bestemmingsplan is conform de meest recente wet- en regelgeving, zoals de Wet ruimtelijke ordening en de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) opgesteld. Dit bestemmingsplan voldoet daarnaast aan de geldende AMvB's, zoals het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht.
1.2
De bij het plan behorende stukken.
Het bestemmingsplan 'Eerste herziening Groenzone', bestaat uit de volgende stukken: verbeelding (tek. no.NL.IMRO.1926.he00130042-1001); toelichting; regels. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en kunnen enkel in samenhang met elkaar 'gelezen' worden. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
6
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
1.3
Plangebied
Globaal wordt het plangebied omsloten door de bebouwing aan de Keulseweg en de Reesloot aan de noordzijde, en door de bebouwing aan de Berkelseweg aan de oostzijde. In de zuidoosthoek grenst het gebied aan de N470 en de zuidrand wordt gevormd door de steilrand van het kleiplateau. Aan de westzijde grenst het onderzoeksgebied aan het in aanleg zijnde bedrijventerrein Boezem II.
Afbeelding - Ligging plangebied
1.4
Vigerende bestemmingsplannen
Voor het plangebied zijn twee bestemmingsplannen deels van toepassing. Dit betreft hoofdzakelijk het bestemmingsplan 'Groenzone Berkel-Pijnacker, zoals vastgesteld op 23 februari 2006. Voor een zone ten westen van de Molenlaan geldt het bestemmingsplan 'Katwijkerbuurt', zoals vastgesteld op 13 juni 2013.
De bovenstaande bestemmingsplannen worden in voorliggend bestemmingsplan deels samengevoegd en voorzien van één set eenduidige regels die aansluiten bij de recente inzichten binnen de gemeente Pijnacker-Nootdorp.
1.5
Opzet van de toelichting
De inhoud van de toelichting is als volgt opgebouwd: In hoofdstuk 2 wordt vervolgens ingegaan op het relevante rijks-, provinciaalregionaal- en gemeentelijk beleid.
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
7
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
De kenschets van het plangebied (zie hoofdstuk 3) bestaat onder meer uit een beschrijving van de huidige en toekomstige situatie van het plangebied. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de randvoorwaarden. De gevolgen van zowel milieutechnische als planologische randvoorwaarden voor het plangebied worden geanalyseerd. In de juridische planopzet (hoofdstuk 5) wordt een toelichting gegeven op de wijze waarop het juridische deel van het bestemmingsplan (regels en verbeelding) is vormgegeven. De afsluitende hoofdstukken van de toelichting gaan nader in op de economische (hoofdstuk 6) en maatschappelijke (hoofdstuk 7) haalbaarheid van het plan.
8
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
Hoofdstuk 2 2.1
Beleidskader
Inleiding
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de inhoud van het ruimtelijk relevante beleid op rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk schaalniveau. Dit beleid vormt het kader waarbinnen het huidige gebruik en nieuwe ontwikkelingen plaats dienen te vinden. Het beschreven beleidskader is daarmee één van de bouwstenen voor de visie op het plangebied en de opzet van de juridische regelingen.
2.2
Rijksbeleid
2.2.1
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
Per 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Een van de centrale uitgangspunten is de scheiding tussen beleid en normstelling. Het beleid wordt in eerste aanzet vormgegeven in een structuurvisie en is juridisch alleen nog bindend voor de rijksoverheid. Naast integraal planologisch beleid, kunnen bij Algemene Maatregel van Bestuur regels worden gesteld omtrent bestemmingsplannen. De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau, in die zin dat respectievelijk provinciale inpassingsplannen en gemeentelijke bestemmingsplannen daarop moeten worden afgestemd. De kaders van het nieuwe rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. In het kader van de nahangprocedure kunnen in de SVIR nog opmerkingen en wensen van de Tweede Kamer worden verwerkt. De structuurvisie vervangt de Nota Ruimte en heeft als credo "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig". In de SVIR zijn 13 nationale belangen gedefinieerd, waaronder het versterken van de mainportfuncties en het verbeteren van de rijksinfrastructuur, het behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora en fauna. De belangrijkste nationale belangen die relevant zijn voor dit bestemmingsplan zijn als volgt geformuleerd: Efficiënt gebruik van de ondergrond In de ondergrond moet onder andere rekening gehouden worden met archeologie, ondergrondse rijksinfrastructuur (tunnels en buisleidingen) en de bescherming van de grondwaterkwaliteit en -kwantiteit; Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's Het rijk en de waterschappen beschermen en verbeteren de waterkwaliteit door het treffen van fysieke maatregelen, het uitgeven van vergunningen en handhaving. Luchtkwaliteit, geluidsoverlast, wateroverlast, waterkwaliteit, bodemkwaliteit en het transport van gevaarlijke stoffen kennen een grote samenhang met de andere nationale belangen. Om toekomstige kosten en maatschappelijke schade te voorkomen, moeten bij ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen de milieueffecten worden afgewogen; Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten Landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten geven identiteit aan een gebied. Bovendien zijn culturele voorzieningen en cultureel erfgoed van groeiend belang voor
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
9
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
de concurrentiekracht van Nederland. Het rijk blijft verantwoordelijk voor het cultureel en natuurlijk UNESCO Werelderfgoed, kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en het maritieme erfgoed. Het beleid ten aanzien van landschap laat het rijk over aan de provincies; Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten Om flora- en faunasoorten in staat te stellen om op lange termijn te overleven en zich te ontwikkelen zijn vanuit ruimtelijk oogpunt twee zaken essentieel: het behoud van leefgebieden en de mogelijkheden om zich te kunnen verplaatsen tussen leefgebieden.
Het voorliggende bestemmingsplan houdt rekening met vier nationale belangen. De aansluiting met de uitgangspunten uit de nationale structuurvisie wordt gecreëerd door het opnemen van (beschermende) dubbelbestemmingen voor in het gebied voorkomende buisleidingen. Middels het nieuwe inrichtingsplan wordt het aanwezige cultuurhistorische landschap behouden, versterkt en beleefbaar gemaakt. Het verbeteren van de milieukwaliteit wordt ook middels dit bestemmingsplan nagestreefd, doordat de verschillende milieueffecten worden afgewogen. 2.2.2
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van kracht geworden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen en vormt de normstelling vanuit het rijk. Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken. In de loop van 2012 is het besluit aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de ecologische hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer. Ook zal het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving worden opgenomen. In dit bestemmingsplan spelen geen nationale belangen een rol die zijn opgenomen in het Barro. De regels uit het Barro zijn dan ook niet van toepassing op dit bestemmingsplan. 2.2.3
Nationaal Waterplan 2009-2015
Het Nationaal Waterplan is op 12 december 2009 vastgesteld en is het formele rijksplan voor het nationale waterbeleid. In de Waterwet is vastgelegd dat het rijk dit plan eens in de zes jaar opstelt. Het huidige plan geldt voor de periode 2009-2015. Het is de opvolger van de Vierde Nota waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het plan bevat tevens de stroomgebiedbeheerplannen die op grond van de Kaderrichtlijn Water zijn opgesteld. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening is het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten tevens aan te merken als structuurvisie. Het Nationaal Waterplan heeft betrekking op het gehele watersysteem van Nederland, zowel oppervlaktewater, grondwater, als de bijbehorende waterkeringen, oevers en dergelijke. Het kabinet kiest voor een strategie die bestaat uit "meebewegen, weerstand bieden, kansen pakken", adaptieve aanpak en samenwerking binnen en buiten het waterbeheer.
10
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
Meebewegen, weerstand bieden, kansen pakken Voor een duurzaam en integraal waterbeleid is het belangrijk om waar nodig en mogelijk water de ruimte te geven en mee te bewegen met en gebruik te maken van natuurlijke processen, zoals dit bijvoorbeeld wordt toegepast bij Ruimte voor de Rivier. Met een gebiedsgerichte aanpak is het vaak mogelijk om het waterbeheer te verbeteren en tegelijk te werken aan versterking van de economie en de leefomgeving, tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. Adaptieve aanpak Het kabinet anticipeert met een adaptieve aanpak op toekomstige ontwikkelingen (klimaatverandering, effectiviteit van maatregelen, etc.). Daarmee kunnen adequate maatregelen genomen worden, maar kunnen deze ook aangepast worden aan nieuwe inzichten of veranderende ontwikkelingen. Samenwerking binnen en buiten het waterbeheer Waterbeheer is een gezamenlijk proces van rijk, provincies, gemeenten en waterschappen. Betrokkenheid van alle relevante partijen, zowel publiek als privaat, bij zowel het definiëren van de opgaven als het vinden van oplossingen vindt het kabinet van groot belang. De samenwerking binnen stroomgebieden staat centraal bij de werkwijze van de onderlinge overheden.
Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in paragraaf 4.6. Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan.
2.3
Provinciaal beleid
2.3.1
Provinciale structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' (2013)
De geactualiseerde structuurvisie uit januari 2013 bevat de ambities van provinciaal belang voor de periode tot 2020 met een doorkijk naar 2040. Ook de aanpak om samen met andere partijen de doelen te bereiken komt aan de orde. Het accent daarbij ligt op sturing vooraf en sturing op kwaliteit. De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil de provincie bereiken door middel van realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.
Het plangebied is geheel gelegen in 'recreatiegebied' en wordt omgeven door de stads- en dorpsgebieden van Pijnacker en Zoetermeer. Daarnaast grenst het gebied aan glastuinbouwbedrijvengebieden.
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
11
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
Afbeelding - Uitsnede functiekaart Provinciale structuurvisie
Het recreatiegebied tussen de stedelijke gebieden van Pijnacker, Nootdorp en Zoetermeer heeft tot doel stad en land beter met elkaar verbinden. De ligging nabij de stad biedt kansen voor verbetering van de recreatiemogelijkheden voor veel inwoners. Het recreatiegebied dient vorm te krijgen door zogenaamde 'regioparken' en samenhangend netwerk van groenblauwe verbindingen zoals stedelijke parken, sport- en volkstuincomplexen. Het bestemmingsplan speelt volledig in op de ambities voor dit deelgebied. Hiertoe krijgt het plangebied hoofdzakelijk een recreatieve bestemming, met een functieaanduiding natuur. Daarnaast worden bestaande functies ingepast, waaronder een tweetal woningen, een gemaal en een weide. 2.3.2
Verordening Ruimte Zuid-Holland (2013)
Voor de uitvoering van het eigen provinciaal ruimtelijk belang, zoals neergelegd in 'Visie op Zuid-Holland', heeft de provincie diverse mogelijkheden voorhanden. Een groot deel van de gewenste ontwikkelingen zal worden bereikt door goed en gezamenlijk overleg, het inzetten van financiële middelen, stimulerende maatregelen, afspraken en overeenkomsten etc. Voor zover echter daarmee de gestelde doelen niet of niet volledig kunnen worden bereikt, beschikt elke overheidslaag over eigen wettelijke bevoegdheden/instrumenten op grond van het uitgangspunt: geen verantwoordelijkheid zonder bijbehorende bevoegdheden. Voor een aantal belangen is daarbij geconstateerd dat doorwerking en borging het beste via het instrument van de provinciale verordening kan plaatsvinden. Het gaat daarbij met name om zaken die generiek van aard zijn (relevant voor alle gemeenten of een bepaalde groep gemeenten) en in eerste instantie vooral een werend of beperkend karakter hebben. Voor meer ontwikkelingsgerichte zaken of projecten die slechts in één gemeente spelen zijn andere instrumenten, zoals de proactieve aanwijzing en het inpassingsplan, meer geschikt. In de verordening zijn echter ook regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en de toelichting van bestemmingsplannen. De verordening heeft slechts betrekking op een
12
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
beperkt aantal onderwerpen.
Voor dit bestemmingsplan is de ligging als 'gebied buiten de bebouwingscontouren' van belang. Bestemmingsplannen dienen bestemmingen uit te sluiten die nieuwvestiging of uitbreiding van stedelijke functies mogelijk maken.
Het bestemmingsplan voldoet aan de uitgangspunten/regels van de Verordening aangezien geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen worden toegestaan.
2.4
Gemeentelijk beleid
2.4.1
PIT! Structuurvisie Pijnacker-Nootdorp 2009
De Pit! Structuurvisie is het bestuurlijke document dat richting geeft aan de inzet van gemeentelijke en juridische bevoegdheden en vormt hét centrale document voor het gemeentelijk ruimtelijk beleid. De visie biedt aansturing op integrale beleidsvorming en een afwegingskader voor bestemmingsplanherziening, particuliere verzoeken en het gebruik van bepaalde GREXinstrumenten. De gemeentelijke structuurvisie sluit daarmee aan bij de basisfilosofie van de Wet ruimtelijke ordening: In het beleid nadenken over de wijze waarop de gemeente regie wil voeren op ontwikkelingen. In het bestemmingsplan en exploitatieplan de juridische en financiële kaders regelen die de gemeente in staat stellen deze regie waar te maken. Op 30 oktober 2008 heeft de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp besloten om bij het opstellen van de wettelijk verplichte structuurvisie de bestaande Nota Integrale toekomstvisie (Pit!) uit 2005 als vertrekpunt te nemen. Inhoudelijk is de visie slechts op een beperkt aantal punten geactualiseerd. Vanaf 1 januari is de visie ook digitaal beschikbaar volgens de digitale standaarden. Met de vorming van de nieuwe gemeente Pijnacker-Nootdorp was de behoefte ontstaan aan een nieuwe strategische visie op de toekomst. In de twee oude gemeenten waren keuzes gemaakt over de inrichting en ontwikkeling van de gemeenten tot aan ongeveer 2010. De kern daarvan was een forse groei in woningen en bedrijven, waardoor Pijnacker-Nootdorp zou groeien naar zo'n 55.000 inwoners, en op lange termijn naar 64.000. De visies waren herijkt en samengebracht tot één nota 'Plan integrale toekomstvisie' (Pit!).
In het kader van dit bestemmingsplan zijn met name de doelstellingen en uitgangspunten met betrekking tot de onderwerpen groen, water en recreatie van belang. Groen Bijna het gehele buitengebied van de gemeente, het glas uitgezonderd, maakt onderdeel uit van de Groenblauwe Slinger. In aansluiting op De Balij volgt de Groenzone Berkel-Pijnacker. De Groenzone is het centrale en smalste deel van de Groenblauwe Slinger. Het is het deel dat het sterkste gaat veranderen. De Groenzone zal transformeren naar een waterrijk natuur- en recreatiegebied. Het gebied is circa 350 ha groot. Dit wordt beschreven in het masterplan Groenzone. Insteek is om in 2013 gereed te zijn met de basisinrichting. Daarna kan het gebied verder uitgroeien
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
13
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
tot een volwaardig en aantrekkelijk gebied voor dier, mens en plant. In het uitvoeringsprogramma 2010 is ook als geplande activiteit het 'beginnen met Groenzone Berkel-Pijnacker (580 ha)' benoemd. Water In de gemeente Pijnacker-Nootdorp speelt water een belangrijke rol. De gemeente ligt namelijk in één van de laagst delen van Nederland. Het laagste punt binnen de gemeente bevindt zich op ongeveer 5,5 meter. Een ingewikkeld systeem van watergangen, boezemstelsels en pompen zorgt ervoor dat het water op peil blijft en voorkomt overstromingen. Uitgangspunt is om water langer vast te houden voordat het wordt afgevoerd. Voor nieuwe gebieden geldt een waterbergingsnorm. Om het waterhuishoudingsysteem in de gemeente op orde te houden hebben de gemeente en het Hoogheemraadschap Delfland een gemeentelijk waterplan opgesteld. Het waterplan heeft tot doel knelpunten in het huidige watersysteem op te lossen en in te spelen op nieuwe ontwikkelingen. Recreatie Het landschap rondom Pijnacker wordt omringd door stedelijk gebied. Om te voorzien in ontspanningsmogelijkheden voor de inwoners van deze kernen is een aantrekkelijk recreatief gebied van essentieel belang. Om de aantrekkelijk van de recreatieve gebieden te vergroten wordt gestreefd naar een samenhangend geheel van doorlopende recreatieve routes en een goede bereikbaarheid van de recreatieve zones.
Met voorliggend plangebied wordt de realisering van het definitief ontwerp van deelproject 4 van de Groenzone Berkel-Pijnacker mogelijk gemaakt. Hiermee wordt ook voldaan aan de visie ten aanzien van water en recreatie. 2.4.2
Welstandsnota
In de Woningwet is vastgelegd voor welke bouwwerkzaamheden een vergunning nodig is. Bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) is bepaald welke bouwwerken omgevingsvergunningvrij zijn en voor welke bouwwerken een omgevingsvergunning aangevraagd moet worden. Alle vergunningplichtige bouwwerken dienen in principe te worden getoetst aan welstandseisen. Ook de gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft in juni 2004 voor haar grondgebied een Welstandsnota opgesteld. Deze is gewijzigd in december 2007. Op basis van overeenkomsten in functionele, stedenbouwkundige en/of architectonische kenmerken heeft de gemeente eenentwintig deelgebieden onderscheiden. Per welstandsgebied is een samenhangend beoordelingskader opgesteld, waarin de volgende onderdelen aan de orde komen: korte beschrijving van het gebied; samenvatting van het beleid; aanvullende beleidsinstrumenten; voor het gebied geldende welstandsregime; welstandscriteria.
Bij eventuele verbouwingen en aanpassingen aan de bestaande woningen in het plangebied, zal voldoen worden aan de welstandscriteria uit de Welstandsnota.
14
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
Hoofdstuk 3 3.1
Plangebied
Huidige situatie
Het plangebied is gelegen in de droogmaking van de Oude polder van Pijnacker. Het verkavelingspatroon is hier strak en rechthoekig en de slootdichtheid is vrij groot door de aanwezigheid van kwel. De bebouwing concentreert zich voornamelijk in linten langs de boezems, zoals langs de Katwijkerlaan ten noorden van het plangebied. Karakteristiek hierbij zijn de dubbellinten, waarbij de hoofdweg langs de boezemvaart ligt en de secundaire weg lager in de poldervlakte. Het plangebied bestaat thans voornamelijk uit agrarische percelen, die over het algemeen in gebruik zijn als weidegronden voor met name veeteelt. Op de locatie zijn verschillende sloten, dammen en kavelpaden aanwezig. Het gebied wordt doorsneden door enkele wegen, waaronder de noord-zuid lopende Molenlaan. Aan de Molenlaan zijn nog enkele woningen gelegen die ook onderdeel uitmaken van het plangebied. Hier is tevens een oude molenstomp en een gemaal gelegen, dat het water uit de droogmakerij opmaalt naar de hoger gelegen boezem.
3.2
Toekomstige situatie
De 'Groenzoom' is onderdeel van een geplande recreatieve en ecologische verbinding tussen Midden Delfland en het Groene Hart. Voor Plandeel 4, voorliggend plangebied, is door de Dienst Landelijk Gebied op 19 maart 2013 een Definitief Ontwerp opgesteld.
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
15
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
De westzijde van de Molenlaan krijgt een meer-identiteit door hier een eiland te maken. Omdat de Berkelse Vaart niet in verbinding komt te staan met het water van de Balij, voorkomt het water om het eiland heen dat de Berkelse Vaart hier doodloopt. Verder blijft dit deel hoofdzakelijk grasland, dat vanwege de geringe drooglegging vrij nat zal blijven. Dit kan een gunstig effect hebben op de vegetatie. Verder zal het gebied ingericht worden als polderlandschap. Het binnengebied blijft voor een groot deel bestaan uit grasland. Hier heerst het oer-Hollands beeld van openheid en koeien in de wei. Daarbij worden enkele paden in het polderlandschap gemarkeerd door een korte rij knotwilgen. De groene randen vormen de hoofdstructuur van het plan. De 'buitenrand' van de Groenzoom wordt gevormd door de nieuw te graven ‘Berkelse Vaart’, met brede rietoevers en begeleid door een lage kade met een dubbele bomenrij (de ‘Berkelse Kade’). De buitenrand bestaat uit lange lijnen en strakke vormen. De 'binnenrand' daarentegen is losser en grilliger van vorm. Het kleiplateau aan de zuidzijde vormt met een hoogteverschil van circa twee meter een duidelijke begrenzing van het polderlandschap. Bovenop de rand van het kleiplateau komt een dichte beplanting, op het talud en de teen van het talud worden losse bomen en boomgroepen aangebracht. De Berkelse Vaart met kade vormt de hoofdader van het gebied. De ecologische verbinding en de natte en droge recreatieve verbindingen verlopen via deze ader. De Berkelse Vaart wordt een vaart van ruim twintig meter breed en krijgt een flinke rietoever van circa vijftien meter. De Berkelse Vaart vormt de drager van het gebied, zowel ecologisch als recreatief. De vaart loopt van het zuidwesten, draait om het Kleihoogt heen en loopt verder in het noordwesten richting de Balij.
16
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
De Berkelse Kade is de kade langs de Berkelse Vaart. Het vormt de grens tussen de bewoningslinten langs de Keulseweg en de Reesloot enerzijds en de rust van de Groenzoom anderzijds. De kade wordt 17 meter breed, met in het midden een 3,5 meter breed fietsen wandelpad. Aan weerszijden hiervan wordt een bomenrij (Winterlindes) aangeplant, die na enige jaren het beeld van een lange laan zal oproepen. Vanaf de oostelijk gelegen Berkelse kade kijk je over een bestaande sloot naar de voormalige molen. Deze zichtas wordt sterker gemaakt door de bruggen en dammen in de sloot op te ruimen en de sloot te verbreden. Bij het aanbrengen van de beplanting wordt rekening gehouden met deze zichtas. Ten behoeve van de recreatieve functie zullen enkele wandel- en fietspaden in het gebied worden aangelegd. Het fietspad aan de oost-, west- en noordzijde zal worden begeleid door een nieuwe bomenrij.
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
17
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
Hoofdstuk 4 4.1
Randvoorw aarden
Geluidhinder
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect 'geluid'. Het bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden tot het bouwen van geluidgevoelige bebouwing. Het aspect geluid leidt dus niet tot een belemmering.
4.2
Luchtkw aliteit
Sinds 2007 is de nieuwe Wet luchtkwaliteit in werking getreden. In deze wet zijn grenswaarden opgenomen die bindend zijn voor de overheid. In de wet wordt aangegeven dat bij uitoefening van bestuurlijke bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit ten aanzien van een bepaalde luchtverontreinigende stof de betreffende grenswaarden in acht moeten worden genomen. Omdat grenswaarden bindend zijn, stellen ze beperkingen aan activiteiten waardoor overschrijding van de grenswaarden voor de buitenluchtkwaliteit geldt. De grenswaarden moeten derhalve worden betrokken bij de ruimtelijke planvorming (luchtparagraaf in bestemmingsplan). Bij ministeriële regeling (de regeling Niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin (onder andere) het vaststellen van een bestemmingsplan in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van deze gevallen is het niet noodzakelijk luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren.
Ontwikkelingen Dit bestemmingsplan is ten aanzien van het wonen conserverend van aard. De gemeente voert ieder jaar een inventarisatie uit van de luchtkwaliteit langs de wegen in de gemeente Pijnacker-Nootdorp. Uit de meest recente inventarisatie is gebleken dat er geen sprake is van overschrijdingen van de wettelijke grenswaarden. Bovendien biedt het bestemmingsplan geen mogelijkheden tot het bouwen van woningen. Dit leidt dus niet tot een toename van het verkeer. De toename van fiets- en wandelverkeer zal ook niet leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Voorliggend bestemmingsplan heeft geen consequenties voor het aspect luchtkwaliteit.
4.3
Externe veiligheid
Externe veiligheid is het werkveld dat zich bezighoudt met de risico's als gevolg van ongevallen met gevaarlijke stoffen. In dat kader zijn vier onderwerpen van belang: bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi); bedrijven die op grond van overige milieuwetgeving afstandsnormen voor veiligheid bezitten, zoals het Vuurwerkbesluit of het Activiteitenbesluit (bv. propaantanks); het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor en water; het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Risicovolle bedrijven binnen/nabij het plangebied
18
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
Binnen het plangebied Eerste herziening Groenzone zijn geen risicovolle bedrijven met een risicocontour die buiten de inrichting valt. Transport gevaarlijke stoffen binnen/nabij het plangebied De gemeente Pijnacker-Nootdorp beschikt over een aangewezen wegennet voor routeplichtige stoffen op grond van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. De route voor gevaarlijk transport is gelegen op bedrijventerrein Ruijven en bevindt zich op grote afstand van het plangebied, waardoor het geen gevolgen heeft voor dit bestemmingsplan
De provinciale weg N470 is op een klein stuk na, op grondgebied van de gemeente Pijnacker-Nootdorp, niet aangewezen als route transport gevaarlijke stoffen. Op de N470 kan incidenteel wel transport van gevaarlijke stoffen plaats vinden, via een ontheffing. Dit zal met name de bevoorrading van propaantanks zijn. Voor de N470 binnen de gemeente zijn geen gegevens beschikbaar. Voor het bestemmingsplan N470 2012 is op basis van (naar 2012 opgehoogde) transportgegevens van aanvoerende provinciale wegen uit Delft, Lansingerland en Zoetermeer een (naar 2012 opgehoogde) schatting gemaakt. Hierin wordt geconcludeerd dat voldaan wordt aan de vuistregels voor het plaatsgebonden risico, wat betekent dat de N470 geen 10-6 contour (plaatsgebonden risicocontour) heeft. De aantallen GF3 transporten worden niet gehaald, wat wil zeggen dat er geen berekening (en een eventuele verantwoording) van het groepsrisico aan de orde is.
Over de A12 worden ook gevaarlijke stoffen vervoerd. Echter, het plangebied ligt op voldoende afstand, waardoor het geen gevolgen heeft voor dit bestemmingsplan.
Buisleidingen binnen/nabij het plangebied Door het plangebied loopt een waterleiding en een hogedruk-aardgasleiding. Beide leidingen inclusief beschermingszone zijn in dit bestemmingsplan opgenomen middels een dubbelbestemming.
4.4
Bodemkw aliteit
Om de bodem voor langere tijd te willen gebruiken, moeten we de bodem op de juiste manier benutten en beschermen. Naast het beschermen van de milieuhygiënische bodemkwaliteit hecht de gemeente waarde aan de overige functionele bodemkwaliteiten. Onder functionele bodemkwaliteiten wordt verstaan de draagkwaliteit, informatiekwaliteit, regulatiekwaliteit en productiekwaliteit. Deze kwaliteiten hebben onder andere betrekking op warmte/koude opslag, cultuurhistorische betekenis, levende bodem of geothermische energie. Hoe de gemeente omgaat met de bodem is vastgelegd in de bodemnota.
Voor het plangebied zijn diverse bodemonderzoeken verricht: Vooronderzoek Plandeel 4 Groenzoom, Arcadis, 10 oktober 2012. Conclusie: een groot aantal verdachte locaties (dammen, gedempte sloten en paden) zijn geïdentificeerd. Asbestinvenatrisatie ten behoeve van verwijdering van beschoeiing op het perceel
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
19
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
nabij de Berkelseweg 28 te Pijnacker, CSO, 24 december 2012. Het ligt niet in de lijn der verwachting, dat in de aanwezige duiker asbest zal worden aangetroffen, aangezien deze uit een metalen koker bestaat. Op het perceel zijn geen andere objecten aanwezig dan de beschoeiing, hierdoor is geen noodzaak voor een van een aanvullend destructief type B inventarisatieonderzoek. Verkennend bodem- en asbestonderzoek, CSO, 19 februari 2013. Verdachte deellocaties uit het vooronderzoek zijn verder onderzocht. Voor één locatie wordt aanbevolen de verontreiniging, voor zover nodig in het kader van de inrichting, te saneren door op basis van een BUS-melding. Ter plaatse van de overige onderzochte deellocaties binnen het plangebied is nergens sprake van een geval van ernstige verontreiniging, de aangetoonde verontreinigingen brengen geen onaanvaardbare risico's met zich mee. Verkennend waterbodemonderzoek, CSO, 25 juni 2013. Onderzoek uitgevoerd ter plaatse van de watergangen waarvan bij het hoogheemraadschap geen waterbodemkwaliteitsgegevens beschikbaar zijn. Tijdens het veldonderzoek zijn geen bijzonderheden waargenomen, de grond is vrij toepasbaar. Voorliggend bestemmingsplan heeft derhalve geen consequenties voor het aspect bodemkwaliteit.
4.5
Bedrijvigheid
Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en tegelijkertijd dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden. Een belangrijk hulpmiddel dat door gemeenten wordt gebruikt om ruimtelijke ordening en milieu op gemeentelijk niveau af te stemmen in een bestemmingsplan is de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering'.
Voorliggend bestemmingsplan ziet niet in het toevoegen van nieuwe woningen of bedrijvigheid. Zodoende vormt het aspect milieuzonering geen belemmering voor voorliggend bestemmingsplan.
4.6
Water
Ruimtelijke plannen worden in toenemende mate getoetst aan diverse waterstaatkundige aspecten, zoals waterafvoer en waterkwaliteit. In deze waterparagraaf wordt ingegaan op de waterhuishouding in het gebied. 4.6.1
Waterbeleid
Nationaal Waterplan 2009-2015 Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de 4e Nota Waterhuishouding uit 1998 en hét rijksplan voor het waterbeleid in Nederland. Water krijgt een meer prominente rol bij de inrichting van Nederland. De beleidslijnen van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw en het Nationaal bestuursakkoord Water, die inspelen op de verwachte klimaatsveranderingen, zijn een belangrijke impuls voor de koers van het nieuwe waterbeleid. Het hoofdthema is: Nederland, een veilige en leefbare delta, nu en in de toekomst. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid en de Stroomgebiedbeheerplannen op grond van de Europese Kaderrichtlijn Water.
Het Hoogheemraadschap van Delfland In juli 2008 is door het Hoogheemraadschap van Delfland de strategienota Keuzes maken,
20
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
kansen benutten opgesteld. In deze nota formuleert het Hoogheemraadschap zijn visie en strategie om te komen tot een duurzaam waterbeheer in de periode 2010 - 2015, met een doorkijk naar 2025. De Strategienota vormt de basis voor het opstellen van het nieuwe waterbeheerplan. Delfland heeft de zorg voor veilige dijken, het vasthouden, bergen en afvoeren van oppervlaktewater, een goed beheer van het grondwater, een chemisch en ecologisch goede waterkwaliteit, en het transporteren en zuiveren van afvalwater. Bij stedelijke vernieuwing wordt gestreefd naar duurzame bouwvormen. In het huidige plangebied worden nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Wanneer deze zich voordoen dan dient het aspect water nader te worden onderzocht. Gedacht moet worden aan dingen, zoals: kruipruimteloos bouwen; gescheiden systemen van riolering en oppervlaktewater, waarbij het schone regenwater zal worden geïnfiltreerd in de bodem, of rechtstreeks worden afgevoerd naar het oppervlaktewater.
Waterhuishoudkundig raamplan kern Pijnacker In 2006 is voor de kern Pijnacker een raamplan voor de waterhuishouding (Raamplan wateropgave Pijnacker 3 april 2006) opgesteld. In het raamplan wordt een voorstel voor de waterhuishoudkundige inrichting opgesteld voor een groot gebied, dat verscheidene ruimtelijke plannen omvat. Het doel van het Waterhuishoudkundig raamplan is het ontwerpen van een goed functionerend, veilig en robuust watersysteem voor de kern Pijnacker dat voldoet aan de door Delfland opgelegde norm voor de waterberging. Tevens wordt in het raamplan de randvoorwaarden aangegeven voor verdere uitwerking van de waterhuishoudkundige inrichting van deelgebieden. 4.6.2
Watertoets
Algemeen Om te voorkomen dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen een negatief effect hebben op het watersysteem moet bij het opstellen van een bestemmingsplan een watertoets plaatsvinden. De watertoets is een proces waarbij vanaf het begin van de planvorming de verschillende wateraspecten worden beoordeeld op de gevolgen voor het watersysteem. Het doel van de watertoets is een betere en evenwichtige afstemming tussen waterbeheer (kwantiteit en kwaliteit) en ruimtelijke plannen. Wanneer knelpunten worden gesignaleerd, moeten alternatieve en/of compenserende maatregelen worden genomen in zowel de planontwikkeling als bij de uitvoering. Bij elk ruimtelijk plan gaat Delfland na of bestaande waterknelpunten kunnen worden opgelost en of er kansen zijn voor het realiseren van een veekrachtiger, robuuster en veiliger watersysteem. In de waterparagraaf geeft de gemeente aan hoe invulling wordt gegeven aan het waterbeleid. Naast de effecten en maatregelen voor het watersysteem wordt ook het doorlopen proces en de gemaakte afspraken beschreven. Bovendien worden de resultaten van de watertoets vastgelegd in de waterparagraaf.
Rol van water Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet de rol van water mede bepalend zijn, zodat er bijvoorbeeld voldoende ruimte is voor waterberging. Daarnaast kunnen nieuwe ontwikkelingen mogelijkheden bieden om knelpunten op te lossen of specifieke wensen te realiseren.
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
21
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
Klimaatverandering De komende jaren wordt een klimaatsverandering voorzien, waarbij buien intensiever worden en daarnaast meer droge perioden optreden. Tijdens intensieve buien moet in korte tijd veel water worden afgevoerd vanuit de polders in de gemeente via het boezemstelsel naar de zee. Bij intensieve buien neemt de afvoerpiek toe. Doordat in de gemeente meer verhard oppervlak wordt aangelegd, zal het neerslagwater sneller in de sloten terecht komen dan in een gebied met veel weilanden. Hierdoor neemt de afvoerpiek nog meer toe. Als het watersysteem de afvoerpiek niet meer kan verwerken, treedt wateroverlast op. Zonder aanvullende maatregelen zal in de komende jaren de kans op wateroverlast daarom steeds meer toenemen.
Plangebied en type ruimtelijke ontwikkeling Het plangebied is gelegen ten zuiden van de Katwijkerlaan. Met de uitvoering van het definitief ontwerp wordt de ruimtelijke kwaliteit van het gebied verbeterd.
De huidige en toekomstige waterstaatkundige situatie Centraal in het watersysteem staat het gemaal (bij de molenstomp aan de Molenlaan) dat het water uit de droogmakerij opmaalt naar de hoger gelegen boezem. In het huidige watersysteem bestaat het Groenzoomgebied grofweg uit twee peilvakken. De noordoosthoek wordt gestuwd en watert af op het peilvak dat in verbinding en op gelijk peil staat met de maalkom van het gemaal. Verder wateren diverse kleine peilgebiedjes in het lint Katwijkerlaan/Keulseweg af via bovengenoemde peilgebieden. En ook een deel van Zoetermeer (HH Schieland) en een waterberging van het kassengebied wateren via de zuidelijke (primaire) watergang af naar het gemaal. Het plangebied ligt in de Droogmaking in de Oude Polder van Pijnacker. De Droogmaking in de Oude Polder van Pijnacker bestaat uit zeven peilgebieden. Feitelijk is de droogmaking een onderdeel van de Oude Polder, al liggen de peilen circa 2,5 m dieper dan van de Oude Polder, tussen circa NAP -5,65 m en NAP -5,15 m. De Droogmaking in de Oude Polder van Pijnacker watert af via een het gemaal aan de Molenlaan op het uitwateringskanaal van de Oude Polder van Pijnacker.
22
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
Toekomstig watersysteem Het watersysteem in het deel ten zuiden van de Katwijkerbuurt zal met de realisatie van de Groenzoom wijzigen. De hoofdwatergang zal deels worden verlegd. Tevens komt een flexibel peil waarbij pas water wordt ingelaten wanneer het laagste peil wordt bereikt en water afgevoerd wordt bij het hoogste peil. Hierdoor ontstaat een natuurlijk peilverloop. De bebouwingslinten langs de Keulseweg en Katwijkerlaan behouden hun huidige peil. Dit in verband met de (hoogte van de) huidige bebouwing. De bestaande en nieuwe hoofdwatergangen zullen bestemd worden als 'Water'.
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
23
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
Veiligheid en waterkeringen Het waarborgen van de veiligheid is een belangrijke taak van het Hoogheemraadschap van Delfland. Hiervoor moeten de waterkeringen aan de normen voldoen. In een waterparagraaf wordt dan ook aandacht besteed aan waterkeringen. Binnen het plangebied ligt een Polderkade met een kern- en beschermingszone. Deze waterkering inclusief kern- en beschermingszone is in dit bestemmingsplan geregeld middels een dubbelbestemming. Waterkwaliteit en ecologie Delfland is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het watersysteem en de ecologische condities daarvan. Daarom vraagt Delfland om in de waterparagraaf in te gaan op: 1. de huidige watersysteemkwaliteit inclusief de ecologische toestand en de waterkwaliteitsdoelen voor het gebied; 2. de verwachte effecten van nieuwe ontwikkelingen op de watersysteemkwaliteit en ecologie, alsmede voorgestelde maatregelen om de verontreiniging van oppervlaktewater te voorkomen, de watersysteemkwaliteit te verbeteren en de ecologie te beschermen en te behouden; 3. de huidige situatie voor afvoer van hemelwater (riolering, afkoppelen) en de effecten van toekomstige ontwikkelingen hierop. Ad 1. Het Waterplan 2010-2013 - Helder (over) Water, is op 17 november 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. In dit plan zijn ook uitgangspunten opgenomen over de waterkwaliteit in relatie met de ecologische en recreatieve functies. Voor het plangebied zijn delen aangegeven als een locatie met natuur- en/of recreatieve waarde. Deze gronden
24
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
zullen in het bestemmingsplan worden bestemd als Recreatie met aanduiding natuur en maken deel uit van de Groenzoom. Voor wat betreft de waterkwaliteitsdoelen worden geen negatieve effecten voorzien. Er wordt gestreefd naar het principe van geen achteruitgang zoals genoemd in de Kaderrichtlijn water. Delfland kan vanuit de programma's Kaderrichtlijn Water en Ecologie concreet aanduiden welke ecologische waterkwaliteitsdoelen worden nagestreefd en wat deze concreet inhouden. Ad 2. In het gebied worden geen nieuwe, potentieel verontreinigende functies voorzien, die vanuit het oogpunt van waterkwaliteit bijzondere aandacht vragen. Voor de ecologische doelstellingen verwijzen wij naar de paragraaf over ecologie die in dit bestemmingsplan is opgenomen. Ad 3. In het gebied worden geen grootschalige functiewijzigingen voorzien. Ten aanzien van de situatie van de afvoer van hemelwater zijn geen bijzonderheden te vermelden. Het uitgangspunt is wel dat het water van schoon naar vuil stroomt.
Afwatering en riolering De gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft sinds 2009 alle panden aangesloten op de riolering. Daarbij is de verbrede zorgplicht ingevoerd en zullen vanaf 1 januari 2009 geen ongezuiverde lozingen, van zowel huishoudelijk afvalwater als bedrijfsafvalwater, op het oppervlaktewater meer plaatsvinden. Dit heeft een positieve uitwerking op de waterkwaliteit.
Beheer en onderhoud Watergangen dienen overeenkomstig de richtlijnen ook bereikbaar te zijn voor beheer en onderhoud. Het Hoogheemraadschap is verantwoordelijk voor het onderhoud van de hoofdwatergangen. De overige watergangen worden onderhouden door de aangelanden. Het Hoogheemraadschap controleert de staat van onderhoud van de overige watergangen. In het bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de eisen van het Hoogheemraadschap inzake beheer en onderhoud. Wateren met een breedte tussen de vijf en tien meter moeten aan beide kanten kunnen worden onderhouden. Hiervoor zijn aan weerszijden van de wateren onderhoudsstroken met een breedte van vier meter. Wanneer het water breder is dan tien meter moeten de wateren varend onderhouden worden. Bij varend onderhoud zijn aan weerszijden onderhoudsstroken nodig van een meter.
4.7
Ecologie
In Nederland is de bescherming van natuurwaarden in twee wetten geregeld, namelijk in de Flora- en faunawet (2002) en in de Natuurbeschermingswet (1998). De Flora- en faunawet is gericht op de bescherming van soorten, terwijl de Natuurbeschermingswet gericht is op de bescherming van leefgebieden.
Gebiedsbescherming De bescherming van gebieden is geregeld via de Natuurbeschermingswet 1998 of via bestemmingsplannen van de gemeenten. De Natuurbeschermingswet bepaald wat er wel en niet mag in de beschermde natuurgebieden. Activiteiten die mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor de natuurwaarden mogen niet plaats vinden zonder vergunning. Verder is iedereen verplicht zorgvuldig om te gaan met natuurgebieden, de zogenaamde zorgplicht.
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
25
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
Soortenbescherming De Flora- en Faunawet beschermt een groot aantal in het wild levende planten- en diersoorten, ook buiten beschermde natuurgebieden. Op grond van de Flora en faunawet is het verboden beschermde planten te vernielen of te beschadigen, beschermde dieren te verstoren, verwonden of te doden. Daarnaast is het verboden rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten te beschadigen, weg te nemen of te vernielen. Ontheffing van deze regels is onder voorwaarde mogelijk voor onder andere bouwprojecten.
Ecologisch onderzoek Door het ecologisch adviesbureau Viridis is een natuuronderzoek Groenzoom Pijnacker-Nootdorp uitgevoerd, ten behoeve van de beoogde nieuwe inrichting van het plangebied. Geconcludeerd wordt dat het plangebied buiten een straal van 3 km van beschermde gebieden als Natura 2000-gebieden en Ecologische Hoofdstructuur ligt. Nationaal Landschap ’t groene Hart ligt op ruim 1,5 km afstand van het plangebied. Een toetsing in het kader van de Natuurbeschermingswet en Nee, tenzij-regime is niet noodzakelijk. Ten aanzien van de flora- en faunawet wordt geconcludeerd dat de voorgenomen werkzaamheden negatieve effecten op kleine modderkruiper en eventueel aanwezige broedvogels kunnen veroorzaken. Het is noodzakelijk om mitigerende maatregelen uit te voeren om een overtreding van de Flora- en faunawet ten aanzien van kleine modderkruiper en broedvogels te voorkomen: Indien sloten waarin kleine modderkruipers voorkomen worden gedempt dienen de kleine modderkruipers voorafgaande aan de demping weggevangen en verplaatst te worden. Bij voorkeur wordt gewerkt volgens de gedragscode Flora- en faunawet voor Waterschappen om mitigerende maatregelen uit te voeren. Indien het niet mogelijk is om volgens de gedragscode te werken en de mitigatie uit te voeren is het noodzakelijk een ontheffing aan te vragen van de Flora- en faunawet; Verstoring van broedende vogels moet altijd voorkomen worden.
4.8
Archeologie
Archeologie Wettelijk kader Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Dit is een herziening van de Monumentenwet 1988. Met deze herziening zijn de belangrijkste bevoegdheden aangaande de archeologie bij de gemeente neergelegd. De gemeenteraad is op grond van de Monumentenwet verplicht bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden. Om dit te kunnen onderbouwen dient de gemeente er voor te zorgen dat de archeologische waarden en verwachtingen binnen het gemeentelijk grondgebied bekend zijn. Deze waarden en verwachtingen zijn aangegeven op een voor de gemeente opgestelde Archeologische Verwachtings- en Beleidsadvieskaart, die op basis van archeologische waarnemingen en vondsten, landschappelijke en historische gegevens tot
26
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
stand is gekomen.
Waarden en verwachtingen Voor de gemeente Pijnacker-Nootdorp is in september 2009 een Archeologische Verwachtings- en Beleidskaart opgesteld. De Archeologische Verwachtings- en Beleidskaart geeft op perceelsniveau aan welke archeologisch bekende waarde of welke verwachting van toepassing is. Op basis daarvan kan in een vroeg stadium van ruimtelijke planvorming gekeken worden of en hoe archeologische waarden beschermd kunnen/moeten worden: middels aanpassing van het plan of het behoud van informatie door opgraven. Bij elke voorgenomen activiteit om de bodem te verstoren in een gebied met archeologische waarde of verwachting moet namelijk in een zo vroeg mogelijk stadium worden bepaald of een nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Afbeelding - Uitsnede Pijnacker-Nootdorp
Archeologische
Verwachtings-
en
Beleidskaart
gemeente
Binnen het plangebied liggen geen zones met bekende archeologische waarden, zoals bekende archeologische vindplaatsen of archeologische monumenten. Conform de Archeologische Verwachtings- en Beleidskaart ligt de zuidelijke rand van het plangebied binnen de archeologische verwachtingswaarde 'middelhoog/laag'. Hier is het beleid om archeologisch onderzoek uit te voeren voor bodemingrepen van 200 m2 en meer. De gronden worden echter bestemd voor Recreatie, Agrarisch-Weide en Wonen. Binnen deze bestemmingen worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die groter dan 200 m2 zijn. Zodoende is het niet noodzakeljik om een dubbelbestemming voor mogelijk aanwezige archeologische waarden op te nemen.
Cultuurhistorie
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
27
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
De molenrestant gelegen aan de Molenlaan 10 is aangewezen als Rijksmonument. De molenrestant functionerend thans als elektrisch gemaal en woning. Middels de Monumentenwet wordt de bescherming van rijksmonumenten reeds geregeld. Om die reden is hiervoor geen regeling in het bestemmingsplan opgenomen.
28
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
Hoofdstuk 5 5.1
Juridische planopzet
Algemeen
Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de in de Wet algemene bepalingen overgangsrecht geformuleerde uitgangspunten. Daarnaast is het plan opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012) en de Wabo. Het bestemmingsplan voldoet hiermee aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Voor de verbeelding van de geometrische plaatsbepaling (voorheen plankaart) heeft de Grootschalige Basis Kaart Nederland (GBKN) als onderlegger gediend. Deze bestaat uit één kaartblad. Inhoudelijk is aansluiting gezocht bij het geldende bestemmingsplan 'Groenzone Berkel-Pijnacker'. In de lijn van dat plan zijn bestemmingen toebedeeld en ingevuld, waarmee recht wordt gedaan aan de geldende mogelijkheden. Daarnaast is nauwgezet aangesloten bij de thans gebruikelijke wijze van bestemmen, zoals het aanliggende bestemmingsplan Katwijkerbuurt (2013).
Verbeelding geometrische plaatsbepaling Op de verbeelding wordt met lijnen, coderingen en arceringen aan gronden een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn op de verbeelding met aanduidingen nadere regels aangegeven. De verbeelding is volgens IMRO 2012 (Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2012) getekend. Dit is een eenduidige en technische methode voor het tekenen van kaarten. Hiermee kan ruimtelijke informatie eenvoudig digitaal uitgewisseld worden met andere overheden en samenwerkingspartners. Tevens maakt deze methode het mogelijk om het plan via internet te raadplegen.
Regels De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
5.2
Toelichting op de regels
De regels zijn onderverdeeld in een viertal hoofdstukken, te weten: Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk
1 2 3 4
-
Inleidende regels Bestemmingsregels Algemene regels Overgangs- en slotregels
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
29
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
5.2.1
Inleidende regels
Hoofdstuk 1 omvat de verklaring van de belangrijkste begrippen, welke in hoofdstuk 2 en 3 worden gebruikt. Daarnaast bevat dit hoofdstuk bepalingen op welke wijze de grondoppervlakte, hoogte, breedte en dergelijke van de bouwwerken moeten worden gemeten. 5.2.2
Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 geeft de omschrijving van de diverse in het bestemmingsplan aangegeven bestemmingen, met daarbij nadere bouwregels in de vorm van maximaal toelaatbare aantallen, situering, toegestane voorzieningen en dergelijke.
Agrarisch - Weide De gronden die in het geldende bestemmingsplan 'Groenzone Berkel-Pijnacker' de bestemming 'Weide' hadden, zijn in het voorliggende bestemmingsplan voorzien van de bestemming 'Agrarisch - Weide'. De bestemming is gericht op het gebruik als weide en hobbymatig, niet-bedrijfsmatig grondgebonden agrarisch gebruik. Tevens is extensieve openluchtrecreatie toegestaan, met ook voet-, fiets- en ruiterpaden. Via een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders zijn bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden toegelaten. Er zijn uitsluitend andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen, van ten hoogste 1 m toegelaten.
Recreatie In navolging van het geldende bestemmingsplan is voor de meeste gronden in het plangebied de bestemming 'Recreatie' opgenomen. Deze bestemming is vooral gericht op extensieve openluchtrecreatie, zoals bedoeld in het Definitief Ontwerp van de Dienst landelijk gebied. Daarbij maken watergangen, voet-, fiets- en ruiterpaden en parkeerplaatsen deel uit van de bestemming. Om de instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden te verzorgen, is tevens de aanduiding 'natuur' opgenomen op deze gronden. Via een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders zijn bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden toegelaten. Binnen deze bestemming zijn alleen overige bouwwerken toegestaan. Verder is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor gebouwen ten dienste van beheer en onderhoud.
Verkeer Voor de bestaande verkeersstructuur in het plangebied is de bestemming 'Verkeer' opgenomen. Dat betreft in dit plangebied uitsluitend de Molenlaan. De overige paden en fiets- en voetpaden worden in de andere bestemmingen (Recreatie en ook Agrarisch-Weide) mogelijk gemaakt. Er mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van de verkeersbestemming, zoals lichtmasten, informatieborden, abri's en straatmeubilair.
Water Voor de bestaande (en nieuwe) hoofdwatergangen is de bestemming 'Water' opgenomen. Binnen deze bestemming zijn tevens de oevers, bruggen en taluds meegenomen. Om die reden zijn ook bij de bestemming behorende andere bouwwerken toegelaten, zoals
30
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
duikers, bruggen aanlegplaatsen.
en
beschoeiingen,
met
uitzondering
van
steigers
en
andere
Wonen In navolging van het geldende bestemmingsplan 'Groenzone Berkel-Pijnacker' zijn aan de Molenlaan gronden aangewezen voor 'Wonen'. Verder is het bestaande gemaal als zodanig aangeduid. Direct ten zuiden van dit gemaal is in de regels tevens een fiets- en voetpad mogelijk gemaakt. Binnen ieder bestemmingsvlak is één woning toegestaan. De inhoud en de goot- en bouwhoogte van de woningen zijn vastgelegd in de regels. Ook voor de aan- of uitbouwen en bijgebouwen zijn de maten vastgelegd in de regels. Daarbij zijn de maatvoeringen uit het geldende bestemmingsplan 'Groenzone Berkel-Pijnacker' gehanteerd. Verder zijn de in de gemeente gebruikelijke mogelijkheden geboden. Zo is bij recht beroep aan huis toegelaten, terwijl er voor de uitoefening van een bedrijf aan huis een afwijkingsmogelijkheid bestaat.
Dubbelbestemmingen De bestemmingen 'Leiding - Gas', 'Leiding - Water' en 'Waterstaat - Waterkering' betreffen dubbelbestemmingen waarin de bescherming van de aanwezige leidingen, respectievelijk waterkeringen zijn geregeld. Voor de eerste twee genoemde dubbelbestemmingen is deze bescherming geregeld door middel van een omgevingsvergunningplicht voor met name het aanleggen van werken en het verrichten van werkzaamheden, die de belangen van die dubbelbestemmingen zouden kunnen schaden. Er mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van de betreffende leiding. Daarnaast zijn burgemeester en wethouders bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het bouwen voor de onderliggende bestemming. In dat kader wordt vooraf advies ingewonnen van de leidingbeheerder. Voor de bescherming van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' geldt de Keur van het Hoogheemraadschap van Delfland.
5.2.3
Algemene regels
Het derde hoofdstuk van de regels bevat een aantal bepalingen welke op de bestemmingen van hoofdstuk 2 van toepassing zijn. Dit zijn onder meer de algemene bouwregels, algemene gebruiksregels en algemene afwijkingsregels, de algemene ontheffingsregels en de algemene wijzigingsregels. 5.2.4
Overgangs- en slotregels
In het laatste hoofdstuk zijn de Overgangs- en Slotregels opgenomen, zoals die door het Besluit ruimtelijke ordening en SVBP2012 zijn voorgeschreven.
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
31
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
Hoofdstuk 6
Economische uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een ontwerp-bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening in de plantoelichting van een bestemmingsplan minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, deze verhaald moeten kunnen worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkeling. Een en ander dient te worden vastgesteld in privaatrechtelijke overeenkomsten met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijk met het bestemmingsplan moet worden vastgelegd. Het voorliggende bestemmingsplan maakt de realisering van het Definitief Ontwerp van de Dienst Landelijk Gebied mogelijk. De gemeente is eigenaar van deze percelen. Voor de ontwikkelingen op deze percelen is kostenverhaal dus niet nodig. Op de overige percelen worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Een exploitatieplan kan ook worden opgesteld om locatie-eisen te kunnen stellen. In het plangebied is daar echter geen sprake van. Gelet op het voorgaande hoeft dan ook geen exploitatieplan te worden opgesteld en is voldaan aan de wettelijke vereisten ten aanzien van de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
32
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
Hoofdstuk 7
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Voorontwerp-bestemmingsplan Ten behoeve van de inspraak zal het voorontwerp-bestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage worden gelegd in het gemeentekantoor te Pijnacker. Uitkomsten hiervan zullen in dit hoofdstuk worden opgenomen.
Ontwerp-bestemmingsplan Vervolgens zal het ontwerp-bestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage worden gelegd. Uitkomsten hiervan zullen in dit hoofdstuk worden opgenomen.
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
33
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
34
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
Regels
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
35
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
Hoofdstuk 1 Artikel 1
Inleidende regels
Begrippen
In dit plan wordt verstaan onder: 1.1
het plan:
het bestemmingsplan Eerste herziening Groenzone met identificatienummer NL.IMRO.1926.he00130042-1001 van de gemeente Pijnacker-Nootdorp; 1.2
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij bijbehorende bijlagen; 1.3
aan- of uitbouw:
een al of niet voor bewoning bestemd gebouw dat aan een woning is aangebouwd en daarmee in directe verbinding staat; 1.4
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.5
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.6
ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde; 1.7
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde; 1.8
bebouwingspercentage:
de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak; 1.9
bedrijf:
inrichting voor de bedrijfsmatige uitoefening van industrie, ambacht, handel, vervoer of nijverheid, uitgezonderd inrichtingen: a. voor het winnen van water, grondstoffen, olie en windenergie; b. waarop het Besluit glastuinbouw of het Besluit landbouw milieubeheer van toepassing is; c. voor het zuiveren van stedelijk afvalwater, in beheer bij een waterschap of gemeente of in exploitatie bij een rechtspersoon die door het bestuur van een waterschap of een gemeente met de zuivering van stedelijk afvalwater is belast; d. voor afvalstort; 1.10
bedrijf aan huis:
het in de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten:
36
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
1. die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, danwel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving, 2. die geen horeca of detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit, en 3. waaronder eveneens zijn begrepen kinderopvang, alsmede de beroepen van schoonheidsspecialist, kapper en pedicure; 1.11
beroep aan huis:
het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, in de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie; 1.12
bestaand bouwwerk:
een bouwwerk, dat: a. op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is, of; b. na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvrage voor dat tijdstip is ingediend; 1.13
bestaande maat:
maat, zoals die bestaat of rechtens mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan; 1.14
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak; 1.15
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.16
bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak; 1.17
bijgebouw:
een bij een woning behorend gebouw, zoals een garage, berging of hobbyruimte, dat niet in directe verbinding staat met de woning en dat indien vrijstaand van de woning, niet voor bewoning is bestemd; 1.18
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
37
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
1.19
bouwlaag:
voor verblijf geschikt deel van een gebouw, gelegen tussen twee opeenvolgende vloeren of tussen een vloer en plat dak. Een kap/schuin dakvlak, vliering, zolder, souterrain, alsmede een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap/schuin dakvlak, worden niet als een afzonderlijke bouwlaag beschouwd. Alleen ingeval een dakopbouw breder is dan tweederde van de pandbreedte, wordt dit als een aparte bouwlaag geteld. Onder het 'theoretisch profiel van een kap' wordt verstaan de ruimte binnen een kap met schuine zijden waarvan de hellingshoek tenminste 20 en maximaal 60 graden bedraagt; 1.20
bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden; 1.21
brutovloeroppervlakte:
de vloeroppervlakte, gemeten conform NEN 2580, van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw; 1.22
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; in dit plan wordt niet als detailhandel aangemerkt een horecabedrijf alsmede het uitsluitend via internet aanbieden van diensten en producten, waarbij ter plaatse geen uitstallings- en verkoopruimte aanwezig is voor rechtstreekse verkoop en aflevering aan consumenten; 1.23
erker:
een ruimte op de begane grond in een gebouw die buiten de gevel van het gebouw uitsteekt; 1.24
extensieve openluchtrecreatie:
vormen van recreatief medegebruik van het agrarisch en/of natuurgebied door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknick-plaatsen en strandjes; 1.25
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.26
hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is; 1.27
onderkomen:
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;
38
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
1.28
pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is; 1.29
peil:
a. de hoogte van de kruin van de weg: in geval van een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan die weg grenst en de onderzijde van de hoofdtoegang op maximaal 0,25 m boven of onder de hoogte van de kruin is gelegen; a. de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw: in andere gevallen; 1.30
raamprostitutiebedrijf:
een prostitutiebedrijf, waarbij prostituees zich aanbieden aan het publiek door zich opvallend aan een raam aan de straat te vertonen; 1.31
seksinrichting:
een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf en raamprostitutiebedrijf; 1.32
verbeelding:
de weergave van de bestemmingen van een bestemmingsplan conform het gestelde in de Regeling Standaarden Ruimtelijke Ordening 2012 (?!?). Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze verstaan; 1.33
voorgevel:
de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel; 1.34
voorgevelrooilijn:
de lijn die buitenwerks loopt langs de voorgevel van een gebouw en/of de denkbeeldige lijn in het verlengde van die lijn; 1.35
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
39
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerkmet uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 2.2
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; 2.3
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; 2.4
de inhoud van een bouwwerk:
boven peil, tussen de buitenwerkse gevelvlakken, harten van scheidsmuren en buitenwerkse dakvlakken, met inbegrip van erkers en met inbegrip van dakkapellen; in geval van een gebouw waarvan de hoofdtoegang is gelegen in het talud of op de kruin van een dijk, wordt de ruimte onder peil doch boven het laagst gelegen aansluitende terrein meegerekend; voor zover een kelder geheel of gedeeltelijk is gelegen onder peil doch boven het laagst gelegen aansluitende terrein, wordt de gehele kelder meegerekend bij de inhoud van een gebouw; 2.5
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
40
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
Hoofdstuk 2 Artikel 3 3.1
Bestemmingsregels
Agrarisch - Weide
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Weide' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. weide, b. hobbymatig, niet-bedrijfsmatig grondgebonden agrarisch gebruik, c. extensieve openluchtrecreatie voor zover de onder a en b bedoelde functies niet onevenredig worden aangetast, d. fiets- en voetpaden en ruiterpaden, en e. sloten en andere watergangen. 3.2
Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen uitsluitend andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 1 m mag bedragen, worden gebouwd. 3.3
Specifieke gebruiksregels
Een gebruik in strijd met de bestemming is in ieder geval het gebruik van gronden als bedoeld in lid 3.1, als paardenbak. 3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 3.4.1
Omgevingsvergunningplicht
Behoudens het bepaalde in sublid 3.4.2, is het verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren: a. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; b. verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van gronden; c. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen; d. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur; e. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters; f. vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben; g. werken en werkzaamheden, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten, die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolge hebben; h. definitief omzetten van grasland in bouwland, anders dan ten behoeve van herinzaai.
3.4.2
Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht
Het in sublid 3.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden: a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud; b. werken en werkzaamheden, waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
41
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen vergunning was vereist; 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende vergunning; c. werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 3.4.1, onder d, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist; d. werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 3.4.1, onder f, voor zover de APV daarop van toepassing is; e. het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen.
3.4.3
Toelaatbaarheid van werken of werkzaamheden
De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 3.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
42
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
Artikel 4 4.1
Recreatie
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. extensieve openluchtrecreatie, b. instandhouding en ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden, ter plaatse van de aanduiding 'natuur', c. instandhouding en ontwikkeling van watergangen, sloten en andere waterpartijen, waterberging in geval van calamiteiten, en kades, d. wegen, fiets- en voetpaden en ruiterpaden, en e. parkeerplaatsen, groenvoorzieningen en bij een en ander behorende overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van waterbeheer. 4.2
Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.1, mogen uitsluitend worden gebouwd: a. windmolens ten behoeve van waterbeheer, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen; b. andere bouwwerken ten behoeve van waterbeheer, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen; c. overige andere bouwwerken, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen, behoudens lichtmasten, verkeerstekens en wegwijzers, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen. 4.3
Afwijken van de bouwregels
4.3.1
Afwijking gebouwen voor beheer en onderhoud
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 4.2, ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van de bestemming, zoals schuilgelegenheden en bergingen, mits de noodzaak daarvan is aangetoond en de in lid 4.1 bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast. Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen: a. de oppervlakte van elk gebouw mag niet meer dan 30 m² bedragen, en de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 150 m²; b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen. 4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 4.4.1
Omgevingsvergunningplicht
Behoudens het bepaalde in sublid 4.4.2, is het verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren: a. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; b. verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van gronden; c. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen; d. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur; e. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
43
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
f.
vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben; g. werken en werkzaamheden, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten, die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolge hebben; h. definitief omzetten van grasland in bouwland, anders dan ten behoeve van herinzaai. 4.4.2
Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht
Het in sublid 4.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden: a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud; b. werken en werkzaamheden, waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan: 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen vergunning was vereist; 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende vergunning; c. werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 4.4.1, onder d, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist; d. werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 4.4.1, onder f, voor zover de APV daarop van toepassing is; e. het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen. 4.4.3
Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden
Werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 4.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien: a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in lid 4.1 bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind; b. voor zover burgemeester en wethouders dat nodig achten, advies is ingewonnen van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige.
44
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
Artikel 5 5.1
Verkeer
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen, met ten hoogste twee rijstroken, b. voorzieningen, zoals in- en uitvoeg- en opstelstroken, bushaltes en geluidwerende voorzieningen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, c. parkeerstroken en -voorzieningen, d. fiets- en voetpaden en ruiterpaden, e. bermen en andere groenvoorzieningen, f. watergangen, bruggen en duikers, en g. nutsvoorzieningen. 5.2
Bouwregels
5.2.1
Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in lid 5.1, mogen uitsluitend worden gebouwd: a. ondergeschikte gebouwen en andere bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals abri's en telefooncellen, en b. bij de bestemming behorende andere bouwwerken, zoals lichtmasten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties en straatmeubilair, waartoe mede gerekend worden onder- en bovengrondse containers voor huishoudelijke afvalstoffen en fietsenstallingen en -rekken. 5.2.2
Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 5.2, gelden de volgende bepalingen: a. van gebouwen mag de oppervlakte niet meer dan 20 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen; b. de bouwhoogte van licht- en andere masten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties mag niet meer dan 10 m bedragen en van overige andere bouwwerken niet meer dan 3 m.
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
45
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
Artikel 6 6.1
Water
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. watergangen, waterpartijen, met daarbij behorende taluds, kades en oevers, b. waterhuishouding, en c. instandhouding en ontwikkeling van natuurwaarden. 6.2
Bouwregels
6.2.1
Toegestane bouwwerken
Op de gronden als bedoeld in lid 6.1, mogen uitsluitend worden gebouwd: a. bij de bestemming behorende andere bouwwerken, zoals duikers, bruggen, kademuren, beschoeiingen, een en ander uitgezonderd steigers en andere aanlegplaatsen, en b. bij aangrenzende wegen behorende andere bouwwerken zoals bruggen en duikers ten behoeve van in- en uitritten en paden. 6.2.2
Bouwen
De bouwhoogte van bouwwerken als bedoeld in sublid 6.2.1, mag niet meer dan 5 m bedragen.
46
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
Artikel 7 7.1
Wonen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen, met inbegrip van beroep aan huis; b. een gemaal, ter plaatse van de aanduiding 'gemaal'; c. een fiets- en voetpad uitsluitend ter plaatse van het bestemmingsvlak waarbinnen de aanduiding 'gemaal' voor komt.
7.2
Bouwregels
7.2.1
Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in lid 7.1, mogen uitsluitend worden gebouwd: a. woningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en andere bouwwerken, zoals bruggen, duikers, erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair worden gebouwd; b. ter hoogte van de aanduiding 'gemaal' bij een gemaal behorende bebouwing.
7.2.2
Woningen
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen: a. binnen elk bestemmingsvlak mag het aantal woningen niet meer dan één bedragen; b. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag niet minder dan 3 m bedragen; c. de inhoud van een woning inclusief de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 750 m³ bedragen; d. de goothoogte en bouwhoogte van woningen mogen niet meer bedragen dan 6 m respectievelijk 10 m;
7.2.3
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen: a. aan- of uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd, op ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn van de betreffende woning; b. de gezamenlijke oppervlakte van aan- of uitbouwen en bijgebouwen mag bij elke woning, onverminderd het bepaalde in lid 7.2.2 onder c, niet meer bedragen dan: 1. 50% van de gezamenlijke oppervlakte van de bij die woning behorende gronden, buiten de oorspronkelijke woning, 2. doch niet meer dan 50 m²; c. van aan- of uitbouwen en bijgebouwen mag de goothoogte niet meer bedragen dan 2,7 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m; d. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen.
7.2.4
Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen: a. De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
47
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
bouwwerken
max. bouwhoogte
pergola's
3m
erf- of perceelafscheidingen achter de 2 m voorgevelrooilijn, op een terrein waarop een gebouw staat overige erf- of perceelafscheidingen
1m
overige andere bouwwerken
2m
7.3
Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming 'Wonen' is de uitoefening van beroep aan huis toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis mag, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis als bedoeld in sublid 7.4.1 niet meer bedragen dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, en in ieder geval niet meer dan 75 m².
7.4
Afwijken van de gebruiksregels
7.4.1
Afwijking bedrijf aan huis
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.1, ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis, mits: a. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van een bedrijf aan huis, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van een beroep aan huis als bedoeld in lid 7.3, niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, en in ieder geval niet meer dan 75 m²; b. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt; c. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden; d. parkeren op eigen terrein plaatsvindt, en e. de bedrijfsactiviteiten door hun aard, omvang en visuele aspecten, het woonkarakter van de woning en het milieu van de omgeving niet onevenredig aantasten.
48
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
Artikel 8 8.1
Leiding - Gas
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor gastransportleiding en daarbij behorende voorzieningen, met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas'. 8.2
Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 8.1, mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen, uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken ten behoeve van de betreffende leiding. 8.3
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 8.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de desbetreffende andere bestemming van deze gronden, mits: a. de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten, en b. ter zake daarvan vooraf advies van de betreffende leidingbeheerder is ingewonnen. 8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 8.4.1
Omgevingsvergunningplicht
Behoudens het bepaalde in sublid 8.4.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; b. verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van gronden; c. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere tijen; d. uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk; e. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur; f. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters; g. het indrijven van voorwerpen in de grond. 8.4.2
Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht
Het in sublid 8.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken of werkzaamheden: a. werken of werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud; b. werken of werkzaamheden waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan: 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist; 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning. c. werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 8.4.1, onder e, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist.
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
49
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
8.4.3
Toelaatbaarheid van werken of werkzaamheden
Werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 8.4.1 , zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen: a. geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en b. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
50
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
Artikel 9 9.1
Leiding - Water
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor watertransportleiding en daarbij behorende voorzieningen, met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - water'. 9.2
Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 9.1, mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen, uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken ten behoeve van de betreffende leiding. 9.3
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 9.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de desbetreffende andere bestemming van deze gronden, mits: a. hierdoor geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en b. ter zake daarvan vooraf advies van de betreffende leidingbeheerder is ingewonnen. 9.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
9.4.1
Omgevingsvergunningplicht
Behoudens het bepaalde in sublid 9.4.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren: a. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; b. verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van gronden; c. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen; d. uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk; e. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur; f. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters; g. het indrijven van voorwerpen in de grond. 9.4.2
Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht
Het in sublid 9.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden: a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud; b. werken en werkzaamheden waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan: 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist; 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning; c. werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 9.4.1, onder e, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist.
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
51
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
9.4.3
Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden
Werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 9.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen: a. geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en b. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
52
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
Artikel 10 10.1
Waterstaat - Waterkering
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterkering en waterhuishouding, met de daarbij behorende voorzieningen. 10.2
Bouwregels
10.2.1 Bouwbepalingen 'Waterstaat - Waterkering' In afwijking van het overigens in deze regels bepaalde ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, zijn op en in de gronden als bedoeld in lid 10.1, toegestaan andere bouwwerken, zoals keermuren, bakens en lichten, ten dienste van en behorende bij de in dat lid bedoelde doeleinden. 10.2.2 Bouwbepalingen samenvallende bestemmingen Het bouwen krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 10.1, mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering omtrent de belangen van de waterkering en de waterhuishouding. 10.3
Specifieke gebruiksregels
10.3.1 Gebruiksbepalingen 'Waterstaat - Waterkering' In afwijking van het overigens in deze regels bepaalde ten aanzien van het gebruik krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, zijn op en in de gronden als bedoeld in lid 10.1, toegestaan voorzieningen, geen bouwwerk zijnde, en gebruiksvormen ten dienste van en behorende bij de in dat lid bedoelde doeleinden. 10.3.2 Gebruiksbepalingen samenvallende bestemmingen Het gebruik krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 10.1, mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering omtrent de belangen van de waterkering en de waterhuishouding.
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
53
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
Hoofdstuk 3 Artikel 11
Algemene regels
Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
54
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
Artikel 12 12.1
Algemene bouw regels
Bestaande afmetingen
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte of inhoud van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels als maximum is toegestaan, geldt die bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte of inhoud, in afwijking daarvan als maximaal toegestaan. 12.2
Bestaande afstanden
In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige grens van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels als minimum is voorgeschreven, geldt die bestaande afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
55
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
Artikel 13 13.1
Algemene gebruiksregels
Strijdig gebruik
Een gebruik in strijd met het bestemmingsplan is in ieder geval het gebruik van: a. gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting; b. onbebouwde gronden: 1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden; 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en produkten, tenzij dit gebruik verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.
56
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
Artikel 14
Algemene afw ijkingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning in afwijking van het plan te verlenen: a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m en de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen; b. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen en paden en ligging van bestemmings- en aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen.
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
57
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
Artikel 15 15.1
Algemene w ijzigingsregels
Algemene wijzigingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het wijzigen van de ligging van grenzen van bestemmingsvlakken en van aanduidingen zodanig, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven.
58
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
Artikel 16
Algemene procedureregels
In de gevallen dat in deze regels toepassing van deze procedurebepalingen is voorgeschreven, gelden de volgende bepalingen: a. het ontwerp-besluit omtrent nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende zes weken voor een ieder ter inzage; b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze; c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid van belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het ontwerp-besluit naar voren te brengen bij burgemeester en wethouders; d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
59
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
Hoofdstuk 4 Artikel 17
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht bouw w erken
1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
60
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
Artikel 18
Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
61
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
Artikel 19
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Eerste herziening Groenzone.
62
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
Bijlagen bij de regels
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
63
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten Deze bijlage is ontleend aan "Bedrijven en milieuzonering", Sdu Uitgevers bv, Den Haag (2009). Categorale bedrijfsindeling (v1; d.d. 2009) AFSTANDEN IN METERS SBI-CO OMSCHRIJVING DE
INDICES
GEU STO GEL GEVAAR CAT VERK BO LUCH R F UID EGO EER DEM T RIE
Tabel 1: Bedrijv en 01
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
016
Dienstverlening landbouw:
016
algemeen (o.a. 30 loonbedrijven): b.o. > 500 m²
10
50
10
3.1 2
016
algemeen (o.a. 30 loonbedrijven): b.o.<= 500 m²
10
30
10
2
016
plantsoenendiensten en 30 hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m²
10
50
10
3.1 2
016
plantsoenendiensten en 30 hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m²
10
30
10
2
1
0162
KI-stations
30
10
30
0
2
1
03
VISSERIJVISTEELTBEDRIJVEN
0312
Binnenvisserijbedrijven
50
0
50
10
3.1 1
032
Vis- en schaaldierkwekerijen
032
- visteeltbedrijven
50
0
50
0
3.1 1
t.b.v.
10, 11 VERVAARDIGING VOEDINGSMIDDELEN DRANKEN 101, 102
Slachterijen en vleesverwerking:
101, 102
slachterijen pluimveeslachterijen
64
de
1
EN
VAN EN overige en 100 0
100 50
R
3.2 2
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
101
vleeswarenen 100 0 vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m²
100 50
101
vleeswarenen 50 vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m²
0
50
30
3.1 1
101
vleeswarenen 30 vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m²
0
50
10
3.1 1
101, 102
- loonslachterijen
50
0
50
10
3.1 1
108
- vervaardiging van snacks en 50 vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m²
0
50
10
3.1 2
102
Visverwerkingsbedrijven:
102
- verwerken anderszins: p.o. 100 10 <= 1000 m²
50
30
3.2 1
102
- verwerken anderszins: p.o. 50 <= 300 m²
10
30
10
3.1 1
1031
Aardappelproducten fabrieken:
1031
- vervaardiging van snacks 50 met p.o. < 2.000 m²
10
50
50
1032, 1039
Groentefruitconservenfabrieken:
1032, 1039
- jam
50
10
100 10
3.2 1
1032, 1039
- groente algemeen
50
10
100 10
3.2 2
1032, 1039
- met koolsoorten
100 10
100 10
3.2 2
1051
Zuivelproducten fabrieken:
1051
- melkproducten v.c. < 55.000 t/j
fabrieken 50
0
100 50
R
3.2 2
1052
Consumptie-ijsfabrieken: p.o. 50 > 200 m²
0
100 50
R
3.2 2
1052
consumptie-ijsfabrieken: 10 p.o. <= 200 m²
0
30
1071
Broodfabrieken, broodbanketbakkerijen:
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
R
R
3.2 2
3.1 1
en
0
2
1
en
65
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
1071
- v.c. < 7500 kg meel/week, 30 bij gebruik van charge-ovens
1071
- v.c. >= 7500 kg meel/week
1072
Banket, biscuitkoekfabrieken
10821
Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
10821
10
30
10
2
1
100 30
100 30
3.2 2
en 100 10
100 30
3.2 2
cacaoen 100 30 chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m²
50
30
3.2 2
10821
cacaoen 30 chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m²
10
30
10
2
10821
- Suikerwerkfabrieken zonder 100 30 suiker branden: p.o. > 200 m²
50
30
10821
- suikerwerkfabrieken zonder 30 suiker branden: p.o. <= 200 m²
10
30
10
2
1073
Deegwarenfabrieken
30
10
10
3.1 2
1083
Koffiebranderijen theepakkerijen:
1083
- theepakkerijen
100 10
30
10
3.2 2
1089
Soep- en soeparomafabrieken:
1089
- zonder poederdrogen
100 10
50
10
3.2 2
1102 t/m 1104
Vervaardiging van wijn, cider 10 e.d.
0
30
0
2
1107
Mineraalwaterfrisdrankfabrieken
0
100 50
13
VERVAARDIGING TEXTIEL
131
Bewerken en textielvezels
50
100 30
3.2 2
132
Weven van textiel:
132
- aantal weefgetouwen < 50
10
10
100 0
3.2 2
133
Textielveredelingsbedrijven
50
0
50
3.1 2
66
50
R
1
3.2 2 1
en
en 10
R
1
3.2 3
VAN spinnen
van 10
10
B
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
139
Vervaardiging textielwaren
van 10
0
50
10
3.1 1
139, 143
Vervaardiging van gebreide en 0 gehaakte stoffen en artikelen
10
50
10
3.1 1
14
VERVAARDIGING KLEDING; BEREIDEN VERVEN VAN BONT
141
Vervaardiging kleding van leer 30
0
50
0
3.1 1
141
Vervaardiging van kleding en 10 -toebehoren (excl. van leer)
10
30
10
2
142, 151
Bereiden en verven van bont; 50 vervaardiging van artikelen van bont
10
10
10
3.1 1
15
VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING)
151
Lederwarenfabrieken kleding en schoeisel)
(excl. 50
10
30
10
3.1 2
152
Schoenenfabrieken
50
10
50
10
3.1 2
16
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
16101
Houtzagerijen
0
50
100 50
16102
Houtconserveringsbedrijven:
16102
- met zoutoplossingen
10
30
50
1621
Fineerplaatmaterialenfabrieken
162
Timmerwerkfabrieken, 0 vervaardiging overige artikelen van hout
162
Timmerwerkfabrieken, 0 vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m²
VAN EN
162902 Kurkwaren-, rietvlechtwerkfabrieken 17
VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN
1712
Papier- en kartonfabrieken:
1712
- p.c. < 3 t/u
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
50
B
3.1 2
B
100 10
3.2 3
B
30
100 0
3.2 2
30
50
0
3.1 1
10
30
0
2
30
50
30
R
L
3.2 2
10
en 100 30
en 10
R
2
1
3.1 1
67
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
172
Papierkartonwarenfabrieken
en 30
30
100 30
R
3.2 2
17212
Golfkartonfabrieken:
17212
- p.c. < 3 t/u
30
30
100 30
R
3.2 2
58
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
1811
Drukkerijen van dagbladen
30
0
100 10
3.2 3
B
1812
Drukkerijen (vlakrotatie-diepdrukkerijen)
en 30
0
100 10
3.2 3
B
18129
Kleine drukkerijen kopieerinrichtingen
en 10
0
30
0
2
1
B
1814
Grafische afwerking
0
0
10
0
1
1
1814
Binderijen
30
0
30
0
2
2
1813
Grafische zetten
en 30
0
10
10
2
2
B
1814
Overige grafische activiteiten 30
0
30
10
2
2
B
182
Reproductiebedrijven opgenomen media
0
10
0
1
1
19
AARDOLIE-/STEENKOOLVERW ERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN
19202
Smeeroliënvettenfabrieken
0
100 30
R
3.2 2
B
L
20
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN
2120
Farmaceutische produktenfabrieken:
2120
- formulering en geneesmiddelen
10
50
50
R
3.1 2
B
L
2120
- verbandmiddelenfabrieken
10
30
10
2052
Lijmplakmiddelenfabrieken:
2052
- zonder dierlijke grondstoffen 100 10
3.2 3
B
L L
reproductie
205902 Fotochemische produktenfabrieken
0
en 50
afvullen 50 10
2
2
en 100 50
50
10
100 50
R
3.2 3
B
205903 Chemische 50 kantoorbenodigdhedenfabrieke n
10
50
R
3.1 3
B
68
L
50
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
22
VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF
221102 Loopvlakvernieuwingsbedrijve n: 221102 - vloeropp. < 100 m²
50
10
30
30
2219
Rubber-artikelenfabrieken
100 10
50
50
222
Kunststofverwerkende bedrijven:
222
productie van 50 verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen
30
50
30
3.1 2
23
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALKEN GIPSPRODUKTEN
231
Glasfabrieken:
231
- glas en glasprodukten, p.c. < 30 5.000 t/j
30
100 30
3.2 1
231
Glasbewerkingsbedrijven
10
30
50
10
3.1 1
232, 234
Aardewerkfabrieken:
232, 234
- vermogen elektrische ovens 10 totaal < 40 kW
10
30
10
2
232, 234
- vermogen elektrische ovens 30 totaal >= 40 kW
50
23612
Kalkzandsteenfabrieken:
23612
- p.c. < 100.000 t/j
10
2362
Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken
2363, 2364
Betonmortelcentrales:
2363, 2364
- p.c. < 100 t/u
2365, 2369
Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips:
2365, 2369
- p.c. < 100 t/d
237
Natuursteenbewerkingsbedrijv en:
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
3.1 1 R
3.2 1
L
1
L
100 30
3.2 2
L
50
100 30
3.2 2
50
50
100 30
3.2 2
10
50
100 10
3.2 3
10
50
100 50
R
3.2 2
69
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
237
- zonder breken, zeven en 10 drogen: p.o. > 2.000 m²
30
100 0
3.2 1
237
- zonder breken, zeven en 10 drogen: p.o. <= 2.000 m²
30
50
0
3.1 1
2391
Slijpen fabrieken
polijstmiddelen 10
30
50
10
3.1 1
2399
Minerale n.e.g.
produktenfabrieken 50
50
100 50
3.2 2
25, 31 VERVAARD. EN REPARATIE VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.) 251, 331
Constructiewerkplaatsen
251, 331
- gesloten gebouw
30
30
100 30
3.2 2
251, 331
- gesloten gebouw, p.o. < 200 30 m²
30
50
10
3.1 1
255, 331
Smederijen, lasinrichtingen, 50 bankwerkerijen e.d.
30
100 30
3.2 2
B
255, 331
Smederijen, lasinrichtingen, 30 bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m²
30
50
10
3.1 1
B
2561, 3311
Metaaloppervlaktebehandeling sbedrijven:
2561, 3311
- algemeen
50
50
100 50
3.2 2
B
2561, 3311
- metaalharden
30
50
100 50
3.2 1
B
2561, 3311
- lakspuiten en moffelen
100 30
100 50
R
3.2 2
B
L
2561, 3311
- scoperen (opspuiten van 50 zink)
50
100 30
R
3.2 2
B
L
2561, 3311
- thermisch verzinken
100 50
100 50
3.2 2
B
L
2561, 3311
- thermisch vertinnen
100 50
100 50
3.2 2
B
L
2561, 3311
mechanische 30 oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten)
50
100 30
3.2 2
B
2561, 3311
- anodiseren, eloxeren
10
100 30
3.2 2
B
70
50
B
L
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
2561, 3311
chemische 50 oppervlaktebehandeling
10
100 30
3.2 2
B
2561, 3311
- emailleren
100 50
100 50
3.2 1
B
2561, 3311
- galvaniseren (vernikkelen, 30 verchromen, verzinken, verkoperen ed)
30
100 50
3.2 2
B
2562, 3311
Overige industrie
metaalbewerkende 10
30
100 30
3.2 1
B
2562, 3311
Overige metaalbewerkende 10 industrie, inpandig, p.o. <200 m²
30
50
10
3.1 1
B
259, 331
Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.
30
30
100 30
3.2 2
B
259, 331
Overige 30 metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m²
30
50
10
3.1 1
B
30
30
100 30
3.2 2
B
26, VERVAARDIGING 28, 33 KANTOORMACHINES COMPUTERS
VAN EN
26, 28, Kantoormachines33 computerfabrieken reparatie
en 30 incl.
10
30
2
R
L
27, VERVAARDIGING VAN 28, 33 MACHINES EN APPARATEN 27, 28, Machine33 apparatenfabrieken reparatie:
en incl.
27, 28, - p.o. < 2.000 m² 33
10
1
26, VERVAARDIGING VAN OVER. 27, 33 ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH. 272
Accumulatorenbatterijenfabrieken
293
Elektrotechnische n.e.g.
en 100 30 industrie 30
10
100 50
3.2 2
30
2
10
B
L
1
26, 33 VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH.
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
71
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
261, 263, 264, 331
Vervaardiging van audio-, 30 video- en telecom-apparatuur e.d. incl. reparatie
0
50
30
3.1 2
B
2612
Fabrieken bedrading
10
50
30
3.1 1
B
0
30
0
2
30
10
100 30
30
50
voor
26, VERVAARDIGING 32, 33 MEDISCHE EN APPARATEN INSTRUMENTEN
gedrukte 50 VAN OPTISCHE EN
26, 32, Fabrieken voor medische en 30 33 optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie 29
VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
293
Auto-onderdelenfabrieken
30
VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS)
301, 3315
Scheepsbouwreparatiebedrijven:
301, 3315
- houten schepen
30
301, 3315
- kunststof schepen
100 50
100 50
302, 317
Wagonbouwspoorwegwerkplaatsen:
302, 317
- algemeen
50
30
100 30
309
Rijwielmotorrijwielfabrieken
en 30
10
100 30
3099
Transportmiddelenindustrie n.e.g.
30
30
31
VERVAARDIGING MEUBELS EN GOEDEREN N.E.G.
310
Meubelfabrieken
50
9524 321
72
R
1
3.2 2
en 10
3.1 2
B
3.2 2
B
3.2 2
B
3.2 2
B
100 30
3.2 2
B
50
100 30
3.2 2
B
Meubelstoffeerderijen b.o. < 0 200 m²
10
10
0
1
1
Fabricage van sieraden e.d.
10
10
10
2
1
R
en
R
VAN OVERIGE
munten, 30
B
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
322
Muziekinstrumentenfabrieken 30
10
30
10
2
323
Sportartikelenfabrieken
30
10
50
30
3.1 2
324
Speelgoedartikelenfabrieken
30
10
50
30
3.1 2
32991
Sociale werkvoorziening
0
30
30
0
2
32999
Vervaardiging van goederen n.e.g.
10
50
30
3.1 2
35
PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
35
bio-energieinstallaties electrisch vermogen MWe:
overige 30
<
2
1
50
35
- covergisting, verbranding en 100 50 vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie
100 30
R
3.2 2
L
35
- vergisting, verbranding en 50 vergassing van overige biomassa
50
100 30
R
3.2 2
L
35
Elektriciteitsdistributiebedrijv en, met transformatorvermogen:
35
- < 10 MVA
0
0
30
10
2
1
B
35
- 10 - 100 MVA
0
0
50
30
3.1 1
B
35
- 100 - 200 MVA
0
0
100 50
3.2 1
B
35
Gasdistributiebedrijven:
35
- gas: reduceer-, compressor-, 0 meet- en regelinst. Cat. A
0
10
10
1
1
35
gasdrukregelmeetruimten (kasten gebouwen), cat. B en C
en 0 en
0
30
10
2
1
35
gasontvang-verdeelstations, cat. D
en 0
0
50
50
35
Warmtevoorzieningsinstallatie s, gasgestookt:
35
- stadsverwarming
30
10
100 50
3.2 1
35
- blokverwarming
10
0
30
2
35
windmolens:
35
- wiekdiameter 20 m
0
0
100 30
36
WINNING EN VAN WATER
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
10
R
3.1 1
1
3.2 1
DISTRIBUTIE
73
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
36
Waterwinning-/ bedrijven:
bereiding-
36
bereiding chloorbleekloog e.d. straling
36
Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
36
- < 1 MW
36
- 1 - 15 MW
met 10 en/of
0
50
30
3.1 1
0
0
30
10
2
0
0
100 10
3.2 1
41, 42, Bouwbedrijven algemeen: b.o. 10 43 > 2.000 m²
30
100 10
3.2 2
B
41, 42, - bouwbedrijven 43 b.o. <= 2.000 m²
algemeen: 10
30
50
10
3.1 2
B
41, 42, Aannemersbedrijven met 10 43 werkplaats: b.o. > 1000 m²
30
50
10
3.1 2
B
41, 42, - aannemersbedrijven met 0 43 werkplaats: b.o.< 1000 m²
10
30
10
2
1
B
10
2
2
B
1
41, BOUWNIJVERHEID 42, 43
45, 47 HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS 451, 452, 454
Handel in auto's en 10 motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven
0
30
451
Handel in vrachtauto's (incl. 10 import en reparatie)
10
100 10
3.2 2
45204
Autoplaatwerkerijen
10
30
100 10
3.2 1
45204
Autobeklederijen
0
0
10
10
1
45204
Autospuitinrichtingen
50
30
30
30
45205
Autowasserijen
10
0
30
0
2
3
453
Handel in automotorfietsonderdelen -accessoires
en 0 en
0
30
10
2
1
46
GROOTHANDEL HANDELSBEMIDDELING
EN
461
Handelsbemiddeling (kantoren)
0
10
0
1
1
4621
Grth in akkerbouwprodukten 30 en veevoeders
30
50
30
4622
Grth in bloemen en planten
10
30
0
74
0
10
R
R
1
3.1 1
B
L
3.1 2 2
2
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
4623
Grth in levende dieren
50
10
100 0
3.2 2
4624
Grth in huiden, vellen en leder 50
0
30
0
3.1 2
46217, Grth in ruwe tabak, groenten, 30 4631 fruit en consumptie-aardappelen
10
30
50
R
3.1 2
4632, 4633
Grth in vlees, vleeswaren, 10 zuivelprodukten, eieren, spijsoliën
0
30
50
R
3.1 2
4634
Grth in dranken
0
0
30
0
2
2
4635
Grth in tabaksprodukten
10
0
30
0
2
2
4636
Grth in suiker, chocolade en 10 suikerwerk
10
30
0
2
2
4637
Grth in koffie, thee, cacao en 30 specerijen
10
30
0
2
2
4638, 4639
Grth in overige voedings- en 10 genotmiddelen
10
30
10
2
2
464, 46733
Grth in overige 10 consumentenartikelen
10
30
10
2
2
46499
Grth in vuurwerk en munitie:
46499
consumentenvuurwerk, 10 verpakt, opslag < 10 ton
0
30
10
V
2
2
46499
consumentenvuurwerk, 10 verpakt, opslag 10 tot 50 ton
0
30
50
V
3.1 2
46499
- munitie
0
30
30
2
2
46711
Grth in vaste brandstoffen:
46711
klein, verzorgingsgebied
50
50
30
3.1 2
46713
Grth minerale olieprodukten 100 0 (excl. brandstoffen)
30
50
3.2 2
10
100 10
3.2 2
0
lokaal 10
46722, Grth in metalen 46723 -halffabrikaten
en 0
4673
Grth in hout bouwmaterialen:
en
4673
- algemeen: b.o. > 2000 m²
0
10
50
10
3.1 2
4673
- algemeen: b.o. <= 2000 m²
0
10
30
10
2
46735
zand en grind:
46735
- algemeen: b.o. > 200 m²
0
30
100 0
3.2 2
46735
- algemeen: b.o. <= 200 m²
0
10
30
2
4674
Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
0
B
1
1
75
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
4674
- algemeen: b.o. > 2.000 m²
0
0
50
10
3.1 2
4674
- algemeen: b.o. < = 2.000 m² 0
0
30
0
2
46751
Grth in chemische produkten
50
10
30
100 R
3.2 2
46752
Grth in kunstmeststoffen
30
30
30
30
2
1
4676
Grth in overige intermediaire 10 goederen
10
30
10
2
2
4677
Autosloperijen: b.o. > 1000 10 m²
30
100 30
3.2 2
B
4677
- autosloperijen: b.o. <= 1000 10 m²
10
50
10
3.1 2
B
4677
Overige groothandel in afval 10 en schroot: b.o. > 1000 m²
30
100 10
3.2 2
B
4677
- overige groothandel in afval 10 en schroot: b.o. <= 1000 m²
10
50
10
3.1 2
B
466
Grth in apparaten:
466
machines bouwnijverheid
de 0
10
100 10
3.2 2
466
- overige
0
10
50
0
3.1 2
466, 469
Overige grth 0 (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.
0
30
0
2
47
DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
4791
Postorderbedrijven
0
0
50
0
3.1 2
952
Reparatie t.b.v. particulieren 0 (excl. auto's en motorfietsen)
0
10
10
1
1
55
LOGIES-, MAALTIJDENDRANKENVERSTREKKING
562
Cateringbedrijven
10
0
30
10
2
1
49
VERVOER OVER LAND
493
Taxibedrijven
0
0
30
0
2
2
493
Touringcarbedrijven
10
0
100 0
3.2 2
494
Goederenwegvervoerbedrijven 0 (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m²
0
100 30
3.2 3
494
- Goederenwegvervoerbedrijv 0 en (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m²
0
50
30
3.1 2
495
Pomp- en compressorstations 0 van pijpleidingen
0
30
10
2
76
machines voor
R
1 B
en
2
EN
1
B
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
52
DIENSTVERLENING HET VERVOER
T.B.V.
52242
Laad-, losoverslagbedrijven binnenvaart:
en t.b.v.
52242
- stukgoederen
52102, Distributiecentra, 52109 koelhuizen
0 pak-
en 30
100 50
R
3.2 2
10
50
50
R
3.1 2
0
30
10
2
2
0
2
3
52109
Opslaggebouwen opslagruimte)
5221
Autoparkeerterreinen, parkeergarages
10
0
30
5221
Stalling van vrachtwagens 10 (met koelinstallaties)
0
100 30
3.2 2
53
POST EN TELECOMMUNICATIE
531, 532
Post- en koeriersdiensten
0
0
30
0
2
2
61
Telecommunicatiebedrijven
0
0
10
0
1
1
61
zendinstallaties:
61
- LG en MG, zendervermogen 0 < 100 kW (bij groter vermogen: onderzoek!)
0
0
100
3.2 1
61
- FM en TV
0
0
0
10
1
1
61
- GSM en UMTS-steunzenders 0 (indien omgevingsvergunningplichtig)
0
0
10
1
1
77
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
7711
Personenautoverhuurbedrijven 10
0
30
10
2
2
7712, 7739
Verhuurbedrijven transportmiddelen personenauto's)
voor 10 (excl.
0
50
10
3.1 2
773
Verhuurbedrijven voor 10 machines en werktuigen
0
50
10
3.1 2
772
Verhuurbedrijven voor 10 roerende goederen n.e.g.
10
30
10
2
62
COMPUTERSERVICEEN INFORMATIETECHNOLOGIE
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
(verhuur 0
10
B
L
B
2
77
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
62
Computerserviceen 0 informatietechnologie-bureau's e.d.
58, 63 Datacentra 72
SPEURONTWIKKELINGSWERK
721
Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk
722
Maatschappijgeesteswetenschappelijk onderzoek
0
10
0
1
1
0
0
30
0
2
1
30
10
30
30
2
1
0
10
0
1
1
10
30
30
3.1 1
B
0
30
10
2
2
B
0
10
0
1
2
0
0
50C 0
3.1 1
30
0
10
0
2
3.1 2
EN
en 0
R
63, OVERIGE ZAKELIJKE 69tm7 DIENSTVERLENING 1, 73, 74, 77, 78, 80tm8 2 812
Reinigingsbedrijven gebouwen
voor 50
74203
Fotofilmontwikkelcentrales
82992
Veilingen voor huisraad, kunst 0 e.d.
84
OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN
8425
Brandweerkazernes
en 10
37, MILIEUDIENSTVERLENING 38, 39 3700
rioolgemalen
381
Vuilophaal-, 50 straatreinigingsbedrijven e.d.
30
50
10
381
Gemeentewerven (afval-inzameldepots)
30
50
30
382
Afvalverwerkingsbedrijven:
382
- kabelbranderijen
100 50
30
382
- pathogeen afvalverbranding 50 (voor ziekenhuizen)
382
- oplosmiddelterugwinning
78
30
10
100 0
R
1
3.1 2
B
10
3.2 1
B
30
10
3.1 1
10
30
R
3.2 1
L L
B
L
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
382
- verwerking fotochemisch en 10 galvano-afval
1
B
382
Composteerbedrijven:
382
- belucht v.c. < 20.000 ton/jr 100 100
100 10
3.2 2
B
59
CULTUUR, RECREATIE
591, 592, 601, 602
Studio's geluid)
0
30
10
2
931
Skelter- en kartbanen, in een 10 hal
0
50
10
3.1 2
931
Sportscholen, gymnastiekzalen 0
0
30
0
2
96
OVERIGE DIENSTVERLENING
96011
Wasserijen strijkinrichtingen
en 30
0
50
30
3.1 2
96011
Tapijtreinigingsbedrijven
30
0
50
30
3.1 2
96012
Chemische ververijen
en 30
0
30
30
96013
Wasverzendinrichtingen
0
0
30
96013
Wasserettes, wassalons
0
0
9602
Kappersbedrijven schoonheidsinstituten
en 0
9313, 9604
SPORT
(film,
TV,
10
30
30
R
2
EN radio, 0
wasserijen
2
2
0
2
1
10
0
1
1
0
10
0
1
1
Fitnesscentra, badhuizen en 10 sauna-baden
0
30
0
2
1
9609
Dierenasiels en -pensions
0
100 0
3.2 1
9609
Persoonlijke n.e.g.
0
10
1
30
dienstverlening 0
R
2
2
Tabel Opslagen installaties
L
0
L B
L
1
2: en
0
OPSLAGEN
1
butaan, propaan, LPG (in tanks):
1
- bovengronds, < 2 m³
-
-
-
30
2
-
1
- bovengronds, 2 - 8 m³
-
-
-
50
3.1
-
1
- bovengronds, 8 - 80 m³
-
-
-
100
3.2
-
1
- ondergronds, < 80 m³
-
-
-
50
3.2
-
2
niet reactieve gassen (incl. zuurstof), gekoeld
-
-
50
3.1
-
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
79
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
3
brandbare vloeistoffen (in tanks):
3
- ondergronds, K1/K2/K3-klasse
10 -
-
10
1
-
B
3
- bovengronds, K1/K2-kl.: < 10 m³
10 -
-
50
3.1
-
B
3
- bovengronds, K1/K2-kl.: 10 - 1000 30 m³
-
100
3.2
-
B
3
- bovengronds, K3-klasse: < 10 m³
10 -
-
10
2
-
B
3
- bovengronds, K3-klasse: 10 - 1000 30 m³
-
50
3.1
-
B
4
Overige gevaarlijke stoffen in tanks:
4
- bovengronds < 10 m³ en onder 10 drempelwaarde BRZO
-
10
1
-
4
overige opslagen drempelwaarde BRZO
-
50
3.1
-
5
Gevaarlijke stoffen (incl. bestrijdingsmiddelen) in emballage of in gasflessen:
5
- kleine hoeveelheden < 10 ton
-
-
-
10
1
-
5
- beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau
-
-
30
2
-
6
ontplofbare stoffen en munitie:
6
- < 250.000 patronen en < 25 kg NEM (netto explosieve massa) overig gevarensubklasse 1.4
-
-
10
1
-
6
- >= 250.000 patronen en >= 25 kg NEM (netto explosieve massa) overig gevarensubklasse 1.4
-
-
30
2
-
8
kunstmest, niet explosief
50 -
30
3.1
-
11
INSTALLATIES
12
gasflessenvulinstallaties propaan)
100
3.2
2
13
laadschoppen, shovels, bulldozers
30 30 50
10
3.1
1
14
laboratoria:
14
- chemisch / biochemisch
30 0
30
10
2
1
14
- medisch en hoger onderwijs
10 0
30
10
2
1
15
luchtbehandelingsinst. detailhandel
t.b.v. 10 0
10
0
1
1
16
keukeninrichtingen
30 0
10
0
2
1
17
koelinstallaties freon ca. 300 kW
0
0
50
0
3.1
1
18
koelinstallaties ammoniak < 400 kg
0
0
30
10
2
1
80
onder 30 -
-
(butaan, 10 0
30
D
D
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
Eer ste her ziening Gr oenzone(voor ontwer p)
19
koelinstallaties ammoniak > 400 kg
0
50
50
3.1
1
20
total energy installaties (gasmotoren) 10 0 ca. 100 kW
50
10
3.1
1
21
afvalverbrandingsinstallatie, kleinschalig
10 50 50 0
30
D
3.2
1
22
noodaggregaten elektriciteitsopwekking
30
10
D
2
1
23
verfspuitinstallaties emailleerovens
en moffel- en 50 30 50
30
3.1
1
24
vorkheftrucks met verbrandingsmotor 10 10 50
0
3.1
1
25
vorkheftrucks, elektrisch
0
10 30
0
2
1
26
transformatoren < 1 MVA
0
0
10
10
1
1
28
vatenspoelinstallaties
50 10 50
30
3.1
1
29
hydrofoorinstallaties
0
0
30
0
2
1
30
windmolens:
31
- wiekdiameter 20 m
0
0
100 30
3.2
1
31
stookinstallaties>900kW vermogen:
32
- gas, < 2,5 MW
10 0
30
10
2
1
32
- gas, 2,5 - 75 MW
30 0
50
30
3.1
1
32
- olie, < 2,5 MW
30 0
30
10
2
1
32
- olie, 2,5 - 75 MW
30 10 50
30
3.1
1
32
- kolen, 2,5 - 75 MW
30 10 100 30 0
3.2
1
32
stoomwerktuigen
0
50
30
D
3.1
1
33
luchtcompressoren
10 10 30
10
D
2
1
34
liftinstallaties
0
0
10
10
1
1
35
motorbrandstofpompen zonder LPG
30 0
30
10
2
2
NL.IMRO.1926.he00130042-1001
0
t.b.v. 10 0
L
L
B
thermisch
0
L
B
81