Hosea uit de serie 'De kleine profeten' van Stuart Allen. Bij het behandelen van de kleine profeten is het niet de bedoeling dat we dat vers voor vers gaan doen, want dat zou veel te langdradig worden. Maar van elk boek willen we kijken wat het verband is in Gods plan en aan wie het is gericht. Daarnaast kijken we wat we ervan kunnen leren. Eerst een kleine introductie: Het Oude Testament bestaat uit drie delen: de wet, de profeten en de Geschriften. De Here Jezus zegt daarvan: Mattheus 5:17 Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om die te ontbinden, maar om te vervullen.
De Joden hebben een andere indeling dan wij, zij rekenen Jozua ook onder de profeten. In de Hebreeuwse canon bestaat het gedeelte profeten uit: Jozua, Richteren, Samuël, Koningen, Kronieken, Jesaja, Jeremia, Ezechiël en de kleine profeten. De kleine profeten vormen samen 1 boek. Deze profeten worden klein genoemd omdat ze niet veel hoofdstukken of versregels bevatten, maar dit wil niet zeggen dat ze minder belangrijk zijn dan bijv. Jesaja. Maar in de praktijk krijgen ze minder aandacht dan de grote bijbelboeken. Daniël hoort niet bij de profeten maar bij de Geschriften, omdat het te veel over de heidense volken gaat en niet over Israël. Het is belangrijk om de chronologische volgorde van de kleine profeten te weten om de profetieën goed te begrijpen. Je kunt ze indelen in drie groepen: 1) Jona, Amos, Hosea, Jesaja, Micha, Nahum. Deze 6 beslaan een periode van ongeveer 102 jaar. Dan volgt er een tijdskloof van 70 jaar waarin God stil is. 2) Jeremia, Habakuk, Zefanja, Daniël, Joël, Ezechiël, Obadja Deze 7 beslaan een periode van ongeveer 94 jaar. Dan volgt er een tijdskloof van 14 jaar, waarin God stil is. 3) Haggai, Zacharia Deze beslaan een periode van 7 jaar en dan 29 jaar kloof Maleachi, deze wordt wel de zegel van de profetie genoemd. God sprak door de profeten om te onderwijzen door bemoedigingen en waarschuwingen. De kleine profeten bestaan uit 12 profeten. Twaalf is het getal van Israël, van de twaalf stammen. Je kunt deze 12 splitsen in twee keer 6. 6 daarvan zijn gedateerd en 6 daarvan niet. gedateerd niet gedateerd Hosea Joel Amos Obadja Micha Jona Sefanja Nahum Haggai Habakuk Zacharia Maleachi Hosea is chronologisch de derde, maar in deze studiereeks houden we de bijbelse volgorde aan. beschikbaar gesteld door www.kaleo.nl n.a.v. de preken van Stuart Allen
Hosea of Hosia is afgeleid van Jozua waarvan het Grieks is Jezus, de betekenis van al deze namen is Redding. Hosea is dus één groot getuigenis dat de Here Redding is. In zijn leven getuigt hij hoe de Heer Zich aan Israël verbonden had en hoe Hij hen had gered en hoe ze Hem kwetsten door andere goden achterna te gaan. Het grote voorbeeld in deze profetie is die van het huwelijk. Dit boek is geschreven over een periode van 70 jaar. De verdeling is: Hoofdstuk 1-3 persoonlijk over de profeet en hoofdstuk 4-14 over Israël als volk. Hoe Israël Zich had gedragen wordt uitgebeeld in het leven van de profeet en de relatie met zijn vrouw. Het moet heel wat voor deze profeet geweest. Een profeet keek niet altijd alleen naar de toekomst, maar ook naar het heden. Toen Mozes geroepen werd, zei hij dat hij de opdracht niet kon doen, hij vertrouwde dus niet op God. Hierdoor verloor hij een mooie positie die God voor hem had. Als God iets van ons vraagt, zal Hij ons ook daarvoor bekwaam maken en kracht geven. Mozes wilde niet en God zei dan zal Aäron jouw profeet zijn. Een profeet is iemand die spreekt voor God. Het maakt niet uit of dat over de toekomst of het heden gaat. Maar ze konden door de Heilige Geest wel over de toekomst profeteren, met absolute nauwkeurigheid. En profetie, zegt Petrus, is als een licht, een zoeklicht dat in de duisternis iets aan het licht brengt. Hosea profeteerde over de huidige toestand van Israël en wat de Heer zou gaan doen, dit was dus niet alleen preken, maar zijn leven was een profetie. Hoofdstuk 1-3 gaan dus over de profeet en hoe zijn leven uitbeeldt wat er met het volk gebeurde. De ontrouw van het volk tegenover de trouw van God. De echtgenoot die nooit faalt in zijn liefde en een vrouw die andere minnaars achterna gaat. In hoofdstuk 4-14 wordt dit betrokken op het volk Israël. Er wordt verschrikkelijke taal gebruikt, Israël wordt een hoer genoemd, terwijl er een huwelijksrelatie was. Israël zat tussen twee grote machten; Egypte in het westen en Asyrie in het oosten. En het volk vergeet God. En God zegt: Hoe kan Ik je opgeven? Maar het volk had Hem wel opgegeven. Je ziet het beeld van een trouwe man en een ontrouwe vrouw, maar meestal is het andersom. De vrouw is trouw en de man is ontrouw en verlaat haar. Hosea is trouw en zijn vrouw is ontrouw. Het Koninkrijk van Israël was na Salomo in 2 rijken verdeeld, het zuiden heet Juda met als hoofdstad Jeruzalem en de noordelijke helft heet Israël met als hoofdstad Samaria, het wordt ook Efraïm genoemd. Dit rijk had een afgodendienst om te voorkomen dat het volk naar Juda op zou gaan naar de tempel., Hosea profeteerde in dit noordelijke rijk. Jesaja 54:4 Vrees niet, want gij zult niet beschaamd worden, en word niet schaamrood, want gij zult niet te schande worden; maar gij zult de schaamte uwer jonkheid vergeten, en den smaad uws weduwschaps zult gij niet meer gedenken. 5 Want uw Maker is uw Man, HEERE der heirscharen is Zijn Naam; en de Heilige Israëls is uw Verlosser; Hij zal de God des gansen aardbodems genaamd worden. 6 Want de HEERE heeft u geroepen, als een verlaten vrouw en bedroefde van geest; nochtans zijt gij de huisvrouw der jeugd, hoewel gij versmaad zijt geweest, zegt uw God. Jesaja 62:4 Tot u zal niet meer gezegd worden: De verlatene, en tot uw land zal niet meer gezegd worden: Het verwoeste; maar gij zult genoemd worden: Mijn lust is aan haar! en uw land: Het getrouwde; want de HEERE heeft een lust aan u, en uw land zal getrouwd worden.
beschikbaar gesteld door www.kaleo.nl n.a.v. de preken van Stuart Allen
Deze profetieën gaan over Israël dat onder het nieuwe verbond is gebracht. Ook door het bloed van Christus. Wij hebben vergeving door het bloed van Christus, maar dat geldt ook voor Israël. Lukas 22:20 Desgelijks ook den drinkbeker na het avondmaal, zeggende: Deze drinkbeker is het nieuwe testament (verbond) in Mijn bloed, hetwelk voor u vergoten wordt. Jeremia 31:31 Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal maken;
Niet alleen met individuen maar met de hele natie. Niet alleen het volk, maar ook het land is getrouwd. Gods land is gegeven aan Gods volk. Jeremia 3:14 Bekeert u, gij afkerige kinderen! spreekt de HEERE, want Ik heb u getrouwd, en Ik zal u aannemen, een uit een stad, en twee uit een geslacht, en zal u brengen te Sion. Hosea 2:16 En het zal te dien dage geschieden, spreekt de HEERE, dat gij Mij noemen zult: Mijn Man; en Mij niet meer noemen zult: Mijn Baal! Hosea 2:19 En Ik zal u Mij ondertrouwen in eeuwigheid; ja, Ik zal u Mij ondertrouwen in gerechtigheid en in gericht, en in goedertierenheid en in barmhartigheden.
Israël is de vrouw voor eeuwig. Er zijn er die zeggen dat de kerk de vrouw van God is. Hosea 2:20 En Ik zal u Mij ondertrouwen in geloof; en gij zult den HEERE kennen.
Het boek Hosea begint met de tijdsaanduiding. Hosea 1:1 Het woord des HEEREN, dat geschied is tot Hosea, den zoon van Beeri, in de dagen van Uzzia, Jotham, Achaz, Hizkia, koningen van Juda, en in de dagen van Jerobeam, zoon van Joas, koning van Israël.
Hosea zag 4 koningen, dus het gaat over een lange periode ongeveer 70 jaar. Hosea 1: 2 Het begin van het woord des HEEREN door Hosea. De HEERE dan zeide tot Hosea: Ga henen, neem u een vrouw der hoererijen, en kinderen der hoererijen; want het land hoereert ganselijk van achter den HEERE. 3 Zo ging hij henen, en nam Gomer, een dochter van Diblaim; en zij ontving; en baarde hem een zoon.
Het woord begin is hetzelfde grondwoord als begonnen in 8:10, de King James vertaald daar met sorrow, verdriet, lijden. Hosea 8:10 Dewijl zij dan onder de heidenen boelen om hoerenloon gehuurd hebben, zo zal Ik die nu ook verzamelen; ja, zij hebben al een weinig begonnen, vanwege den last van den koning der vorsten. (King James: and they shall sorrow a little for the burden of the king of princes.)
Dit gebeurt bij ongeloof van het volk. Het volk liep andere goden achterna, was ontrouw. Hosea blijft trouw aan zijn vrouw als beeld van God. Hosea 1:3 Zo ging hij henen, en nam Gomer, een dochter van Diblaim; en zij ontving; en baarde hem een zoon. 4 En de HEERE zeide tot hem: Noem zijn naam Jizreel, want nog een weinig tijds, zo zal Ik de bloedschulden van Jizreel bezoeken over het huis van Jehu, en zal het koninkrijk van het huis van Israel doen ophouden. 5 En het zal te dien dage geschieden, dat Ik Israels boog verbreken zal, in het dal van Jizreel. 6 En zij ontving wederom, en baarde een dochter; en Hij zeide tot hem: Noem haar naam Lo-ruchama; want Ik zal Mij voortaan niet meer ontfermen over het huis Israels, maar Ik zal ze zekerlijk wegvoeren. 7 Maar over het huis van Juda zal Ik Mij
beschikbaar gesteld door www.kaleo.nl n.a.v. de preken van Stuart Allen
ontfermen, en zal ze verlossen door den HEERE, hun God, en Ik zal ze niet verlossen door boog, noch door zwaard, noch door krijg, door paarden noch door ruiteren. 8 Als zij nu Lo-ruchama gespeend had, ontving zij, en baarde een zoon. 9 En Hij zeide: Noem zijn naam Lo-ammi; want gijlieden zijt Mijn volk niet, zo zal Ik ook de uwe niet zijn.
Dan trouwt Hosea Gomer en ze krijgen drie kinderen. God geeft de namen van de kinderen, want deze hebben een profetische betekenis. Jizreel betekent zowel zaaien als verstrooien. Jehu had het huis van Achab uitgeroeid, maar deed het niet voor God maar voor hemzelf en ging verder met afgoderij. De 10-stammen zouden in ballingschap worden gevoerd vanwege hun afgoderij. De twee volgende kinderen zijn een beeld van het volk in ballingschap, Lo-Ruchama en Lo-Ammi. Lo is Hebreeuws voor niet. De betekenis is dus niet ontferming en niet Mijn volk. In ballingschap was er geen ontferming meer voor het volk, het was niet meer Gods volk. God was niet meer hun God. Wat zou dat verschrikkelijk zijn als God dat tegen ons zou zeggen, dan wordt het een hopeloze zaak. Als Israël Lo-Ammi is, dan heeft God geen bemoeienis met hen en telt de tijd niet door. In Handelingen 28:28 zien we ook weer dat Israël Lo-Ammi wordt en vanaf die tijd telt de profetische tijd niet meer. De Heer had gezegd dat Hij Israël zou verstrooien als ze ongehoorzaam zouden zijn. Leviticus 26:33 Daartoe zal Ik u onder de heidenen verstrooien; en een zwaard achter u uittrekken; en uw land zal woest, en uw steden zullen een woestijn zijn. Ezechiel 12:11 Zeg: Ik ben ulieder wonderteken; gelijk als ik gedaan heb, alzo zal hun gedaan worden; zij zullen door wegvoering in de gevangenis heengaan. Ezechiel 12:14 En allen, die rondom hem zijn tot zijn hulp, en al zijn benden zal Ik in alle winden verstrooien; en Ik zal het zwaard achter hen uittrekken. 15 Alzo zullen zij weten, dat Ik de HEERE ben, wanneer Ik hen onder de heidenen verspreiden en hen in de landen verstrooien zal.
Maar hoewel ze verstrooid worden, is het niet het einde van Israël. Deuteronomium 30:1 Voorts zal het geschieden, wanneer al deze dingen over u zullen gekomen zijn, deze zegen of deze vloek, die ik u voorgesteld heb; zo zult gij het weder ter harte nemen, onder alle volken, waarheen u de HEERE, uw God, gedreven heeft; 2 En gij zult u bekeren tot den HEERE, uw God, en Zijner stem gehoorzaam zijn, naar alles, wat ik u heden gebiede, gij en uw kinderen, met uw ganse hart en met uw ganse ziel. 3 En de HEERE, uw God, zal uw gevangenis wenden, en Zich uwer ontfermen; en Hij zal u weder vergaderen uit al de volken, waarheen u de HEERE, uw God, verstrooid had. 4 Al waren uw verdrevenen aan het einde des hemels, van daar zal u de HEERE, uw God, vergaderen, en van daar zal Hij u nemen. 5 En de HEERE, uw God, zal u brengen in het land, dat uw vaderen erfelijk bezeten hebben, en gij zult dat erfelijk bezitten; en Hij zal u weldoen, en zal u vermenigvuldigen boven uw vaderen. Jeremia 31:10 Hoort des HEEREN woord, gij heidenen! en verkondigt in de eilanden, die verre zijn, en zegt: Hij, Die Israel verstrooid heeft, zal hem weder vergaderen, en hem bewaren als een herder zijn kudde. Hosea 2:22 En de aarde zal het koren verhoren, mitsgaders den most en de olie; en die zullen Jizreel verhoren. 23 En Ik zal ze Mij op de aarde zaaien, en zal Mij ontfermen over Loruchama; en Ik zal zeggen tot Lo-ammi: Gij zijt Mijn volk; en dat zal zeggen: O, mijn God!
beschikbaar gesteld door www.kaleo.nl n.a.v. de preken van Stuart Allen
Dit is het getuigenis van alle profeten. God verandert niet. Hij blijft getrouw, Hij betaalt de prijs. Hij vraagt van ons standvastigheid, is onze liefde constant voor Hem. Leven wij tot Zijn eer. Hosea 3:1 En de HEERE zeide tot mij: Ga wederom henen, bemin een vrouw, die, bemind zijnde van haar vriend, nochtans overspel doet; gelijk de HEERE de kinderen Israels bemint, maar zij zien om naar andere goden, en beminnen de flessen der druiven. 2 En ik kocht ze mij voor vijftien zilverlingen, en een homer gerst, en een halven homer gerst. 3 En ik zeide tot haar: Gij zult vele dagen na mij blijven zitten (gij zult niet hoereren, noch een anderen man geworden), en ik ook na u.
De Heer zegt nu: Bemin een vrouw. Het gaat hier om dezelfde vrouw om Gomer, die inmiddels van een ander is. Maar Hosea moet haar liefhebben, ondanks haar ontrouw. Want Hosea is een beeld van God die nog steeds van Zijn volk houdt. Hebreeen 13:8 Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en in der eeuwigheid.
Gods liefde blijft altijd hetzelfde, ook voor ons. In vers twee zien we dat Hosea zijn vrouw moet terugkopen voor het bedrag van een slaaf. Hij zet haar apart en ze zal niemands vrouw zijn. Dit is de situatie van Israël vandaag. Israël is nu niet Gods vrouw, maar het volk houdt zich ook niet bezig met afgoderij. Hosea 3:4-5 4 Want de kinderen Israels zullen vele dagen blijven zitten, zonder koning, en zonder vorst, en zonder offer, en zonder opgericht beeld, en zonder efod en terafim. 5 Daarna zullen zich de kinderen Israels bekeren, en zoeken den HEERE, hun God, en David, hun Koning; en zij zullen vrezende komen tot den HEERE en tot Zijn goedheid, in het laatste der dagen.
Deze dagen duren nu ongeveer 2000 jaar, zonder koning, zonder vorst, er is geen tempel voor offerdienst, geen afgoderij, geen priesterdienst (efod). Geen terafim, hiermee worden de geslachtsregisters bedoeld, die in de tempel lagen en op een gegeven moment aanbeden werden. Bij de verwoesting van de tempel zijn deze ook verwoest. Vanaf hoofdstuk 4 gaat het dan niet meer over Hosea maar over het volk Israël. De situatie van overspel wordt besproken. Hosea 4:1 Hoort des HEEREN woord, gij kinderen Israels! want de HEERE heeft een twist met de inwoners des lands, omdat er geen trouw, en geen weldadigheid, en geen kennis van God in het land is; 2 Maar vloeken en liegen, en doodslaan, en stelen, en overspel doen; zij breken door, en bloedschulden raken aan bloedschulden. 3 Daarom zal het land treuren, en een iegelijk, die daarin woont, kwelen, met het gedierte des velds, en met het gevogelte des hemels; ja, ook de vissen der zee zullen weggeraapt worden. 4 Doch niemand twiste noch bestraffe iemand; want uw volk is als die met den priester twisten. 5 Daarom zult gij vallen bij dag, ja, zelfs de profeet zal met u vallen bij nacht; en Ik zal uw moeder uitroeien. 6 Mijn volk is uitgeroeid, omdat het zonder kennis is; dewijl gij de kennis verworpen hebt, heb Ik u ook verworpen, dat gij Mij het priesterambt niet zult bedienen; dewijl gij de wet uws Gods vergeten hebt, zal Ik ook uw kinderen vergeten.
Het grootste probleem is gebrek aan kennis. Als we God kennen, doen we ook Zijn wil. Het gaat om een persoonlijke relatie. Jeremia 9:23 Zo zegt de HEERE: Een wijze beroeme zich niet in zijn wijsheid, en de sterke beroeme zich niet in zijn sterkheid; een rijke beroeme zich niet in zijn rijkdom; 24 Maar die zich beroemt, beroeme zich hierin, dat hij verstaat, en Mij kent, dat Ik de HEERE ben, doende weldadigheid, recht en gerechtigheid op de aarde, want in die dingen heb Ik lust, spreekt de HEERE.
beschikbaar gesteld door www.kaleo.nl n.a.v. de preken van Stuart Allen
Johannes 17:3 En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den enigen waarachtigen God, en Jezus Christus, Dien Gij gezonden hebt.
We moeten Hem steeds beter leren kennen, door de Bijbel te lezen en te bestuderen. Jesaja 1:3 Een os kent zijn bezitter, en een ezel de krib zijns heren; maar Israel heeft geen kennis, Mijn volk verstaat niet.
In hoofdstuk 9-11 zien we de gevolgen van de afgoderij, het volk zal door de vijanden Egypte en Assur in ballingschap gevoerd worden. Ze komen bij onreine volken. Ze moeten op een pijnlijke manier hun les leren. In de laatste hoofdstukken zien we dat er herstel zal komen, niet door de inspanning van het volk of door inspanning van de kerk, maar Christus zal terugkomen in grote heerlijkheid en hun redden. Zacharia 12:10 Doch over het huis Davids, en over de inwoners van Jeruzalem, zal Ik uitstorten den Geest der genade en der gebeden; en zij zullen Mij aanschouwen, Dien zij doorstoken hebben, en zij zullen over Hem rouwklagen, als met de rouwklage over een enigen zoon; en zij zullen over Hem bitterlijk kermen, gelijk men bitterlijk kermt over een eerstgeborene.
Heel het volk zal rechtvaardig zijn en onder het Nieuwe Verbond komen. Hosea 6:1 Komt en laat ons wederkeren tot den HEERE, want Hij heeft verscheurd, en Hij zal ons genezen; Hij heeft geslagen, en Hij zal ons verbinden. 2 Hij zal ons na twee dagen levend maken; op den derden dag zal Hij ons doen verrijzen, en wij zullen voor Zijn aangezicht leven. 3 Dan zullen wij kennen, wij zullen vervolgen, om den HEERE te kennen; Zijn uitgang is bereid als de dageraad; en Hij zal tot ons komen als een regen, als de spade regen en vroege regen des lands.
Na twee dagen, 2000 jaar zal Israël herrijzen. Hosea 12:6 Gij dan, bekeer u tot uw God, bewaar weldadigheid en recht, en wacht geduriglijk op uw God. Hosea 14:2 Neem deze woorden met u, en bekeer u tot den HEERE; zeg tot Hem: Neem weg alle ongerechtigheid, en geef het goede, zo zullen wij betalen de varren onzer lippen.
Ze moeten terugkeren tot de Heer. Hosea 14:3 Assur zal ons niet behouden, wij zullen niet rijden op paarden, en tot het werk onzer handen niet meer zeggen: Gij zijt onze God. Immers zal een wees bij U ontfermd worden. 4 Ik zal hunlieder afkering genezen, Ik zal hen vrijwilliglijk liefhebben; want Mijn toorn is van hem gekeerd. 5 Ik zal Israel zijn als de dauw; hij zal bloeien als de lelie, en hij zal zijn wortelen uitslaan als de Libanon. 6 Zijn scheuten zullen zich uitspreiden, en zijn heerlijkheid zal zijn als des olijfbooms, en hij zal een reuk hebben als de Libanon. 7 Zij zullen wederkeren, zittende onder zijn schaduw; zij zullen ten leven voortbrengen als koren, en bloeien als de wijnstok; zijn gedachtenis zal zijn als de wijn van Libanon. 8 Efraim! wat heb Ik meer met de afgoden te doen? Ik heb hem verhoord, en zal op hem zien; Ik zal hem zijn als een groenende denneboom; uw vrucht is uit Mij gevonden. 9 Wie is wijs? die versta deze dingen; wie is verstandig? die bekenne ze; want des HEEREN wegen zijn recht, en de rechtvaardigen zullen daarin wandelen, maar de overtreders zullen daarin vallen.
Het leger zal niet kunnen redden. Maar God zal hen redden, Hij zal hen vrijwillig liefhebben. Deze liefde wordt mooi geschetst in hoofdstuk 11:3-4 Hosea 11:3 Ik nochtans leerde Efraim gaan; Hij nam ze op Zijn armen, maar zij bekenden niet, dat Ik ze genas. 4 Ik trok ze met mensenzelen, met touwen der liefde, en was hun, als degenen, die het juk van op hun kinnebakken oplichten, en Ik reikte hem voeder toe.
beschikbaar gesteld door www.kaleo.nl n.a.v. de preken van Stuart Allen
Hier zien we het beeld van een ouder dat zijn kind leert lopen. Hosea 11:8 Hoe zou Ik u overgeven, o Efraim? u overleveren, o Israel? Hoe zou Ik u maken als Adama, u stellen als Zeboim? Mijn hart is in Mij omgekeerd, al Mijn berouw is te zamen ontstoken.
Hoe zou God Zijn volk dat Hij liefheeft als een ouder, dat Hij liefheeft als een man zijn vrouw kunnen opgeven. Hosea 14: 5 Ik zal Israel zijn als de dauw; hij zal bloeien als de lelie, en hij zal zijn wortelen uitslaan als de Libanon.
Israël wordt als een lelie, wit en puur, volkomen rein. Wat heeft Efraïm nog te doen met afgoden? God zal zorgen dat Israël vrucht zal dragen. Christus is de ware wijnstok en zonder Hem kunnen ze geen vrucht dragen. Dit geldt ook voor ons, blijf dicht bij Hem, dan zul je vruchtdragen. Hosea 14:9 Wie is wijs? die versta deze dingen; wie is verstandig? die bekenne ze; want des HEEREN wegen zijn recht, en de rechtvaardigen zullen daarin wandelen, maar de overtreders zullen daarin vallen.
Israël begreep het niet. Maar in de toekomst zullen ze het wel begrijpen. Gods liefde is onveranderlijk, voor hen en voor ons. Hij kijkt niet of iemand goed is of niet, het gaat niet om ons, maar het is Zijn genade voor iedereen. Laten we daarin rusten en werken.
beschikbaar gesteld door www.kaleo.nl n.a.v. de preken van Stuart Allen
Joël uit de serie ‘De kleine profeten’ van Stuart Allen. In de profetie van Joël wordt er gesproken over plagen, de sprinkhaan, de kaalvreter en de verslinder. De Here God gebruikt plagen om het volk bij Hem terug te brengen, want het volk had de waarheid verlaten. Het land was eerst als de hof van Eden, groen en vruchtbaar, maar alles wordt opgegeten en het wordt een woestijn. Dit gebeurde door de sprinkhanen, maar ze zijn ook symbool voor het gericht wat zal komen en van de legers door wie dat gericht wordt uitgevoerd. Deze profetie gold voor de tijd waarin ze werd gesproken, maar heeft ook nog een betekenis voor de toekomst. De tijd van Jacobs benauwdheid. In profetieën komen heden en toekomst bij elkaar. Soms is er een gedeeltelijke vervulling, soms moet die vervulling nog komen. In het tweede gedeelte van het boek Joël begint God te spreken over herstel. In alle profetieën is er sprake van oordeel en herstel. God denkt aan de beloften gedaan aan Abraham, Isaak en Jacob. Hij zal dus altijd zorgen dat er een deel overblijft. Joël 2:18 Zo zal de HEERE ijveren over Zijn land, en Hij zal Zijn volk verschonen. 19 En de HEERE zal antwoorden en tot Zijn volk zeggen: Ziet, Ik zend ulieden het koren, en den most, en de olie, dat gij daarvan verzadigd zult worden; en Ik zal u niet meer overgeven tot een smaadheid onder de heidenen. 20 En Ik zal dien van het noorden verre van ulieden doen vertrekken, en hem wegdrijven in een dor en woest land, zijn aangezicht naar de Oostzee, en zijn einde naar de achterste zee; en zijn stank zal opgaan, en zijn vuiligheid zal opgaan; want hij heeft grote dingen gedaan.
Ze zullen koren en most krijgen. Eerst niet, toen kwam de honger, door de sprinkhanen en het gebrek aan regen. Hier worden de sprinkhanen ‘die uit het Noorden’ genoemd. De oostelijke zee is de Dode Zee en de westelijke zee is de Middellandse Zee. De vijand zal gestraft worden, want hij heeft grote dingen gedaan, hij heeft zichzelf verhoogd. Daniël 8:9 En uit een van die kwam voort een kleine hoorn, welke uitnemend groot werd, tegen het zuiden, en tegen het oosten, en tegen het sierlijke land. 10 En hij werd groot tot aan het heir des hemels; en hij wierp er sommigen van dat heir, namelijk van de sterren, ter aarde neder, en hij vertrad ze. 11 Ja, hij maakte zich groot tot aan den Vorst diens heirs, en van Denzelven werd weggenomen het gedurig offer, en de woning Zijns heiligdoms werd nedergeworpen. 12 En het heir werd in den afval overgegeven tegen het gedurig offer; en hij wierp de waarheid ter aarde; en deed het, en het gelukte wel.
Een kleine hoorn, een niemand, maakte zichzelf groot. Op de helft van de tijd verbreekt hij het verbond en zet zichzelf op de troon. Daniël 11:36 En die koning zal doen naar zijn welgevallen, en hij zal zichzelven verheffen, en groot maken boven allen God, en hij zal tegen den God der goden wonderlijke dingen spreken; en hij zal voorspoedig zijn, totdat de gramschap voleind zij, want het is vastelijk besloten, het zal geschieden.
Het is geen gewoon mens. Hij zal zich verhovaardigen, dat is zichzelf grootmaken. beschikbaar gesteld door www.kaleo.nl n.a.v. de preken van Stuart Allen
Daniël 11:40 En op den tijd van het einde, zal de koning van het Zuiden tegen hem met hoornen stoten; en de koning van het Noorden zal tegen hem aanstormen, met wagenen, en met ruiteren, en met vele schepen; en hij zal in de landen komen, en hij zal ze overstromen en doortrekken.
Niemand zal hem helpen en niemand kan hem overwinnen. Maar de Heer overwint. 2 Tessalonicenzen 2:8 En alsdan zal de ongerechtige geopenbaard worden, denwelken de Heere verdoen zal door den Geest Zijns monds, en te niet maken door de verschijning Zijner toekomst;
Maar als de Heer komt, zal ook het herstel komen. Joël 2:21 Vrees niet, o land! verheug u, en wees blijde; want de HEERE heeft grote dingen gedaan. 22 Vreest niet, gij beesten des velds! want de weiden der woestijn zullen weder jong gras voortbrengen; want het geboomte zal zijn vrucht dragen, de wijnstok en vijgeboom zullen hun vermogen geven. 23 En gij, kinderen van Sion! verheugt u en zijt blijde in den HEERE, uw God; want Hij zal u geven dien Leraar ter gerechtigheid; en Hij zal u den regen doen nederdalen, den vroegen regen en den spaden regen in de eerste maand.
Er komt herstel voor het land (vs. 21), want dat was een woestijn geworden, voor de dieren (vs. 22) en voor Israël (vs. 23). In 1:18 zagen we dat het vee kreunde, omdat er droogte was, maar dat zal voorbij zijn. Er zal regen komen in goede hoeveelheden, dit is niet geestelijk maar letterlijk. De vroege regen in oktober en november. De gewone regen van december tot en met februari. En de late regen in april. God had de regen tegengehouden, maar dan zal alle regen op zijn goede tijd vallen en de grond zal vruchtbaar zijn en koren en olie geven. Joël 2:24 En de dorsvloeren zullen vol koren zijn, en de perskuipen van most en olie overlopen. 25 Alzo zal Ik ulieden de jaren vergelden, die de sprinkhaan, de kever, en de kruidworm, en de rups heeft afgegeten; Mijn groot heir, dat Ik onder u gezonden heb.
Na de gerichten zal alles hersteld zijn en het volk zal God loven. Joël 2:26 En gij zult overvloediglijk en tot verzadiging eten, en prijzen den Naam des HEEREN, uw Gods, Die wonderlijk bij u gehandeld heeft; en Mijn volk zal niet beschaamd worden tot in eeuwigheid. 27 En gij zult weten, dat Ik in het midden van Israel ben, en dat Ik de HEERE, uw God, ben, en niemand meer; en Mijn volk zal niet beschaamd worden in eeuwigheid.
Zij zullen weer Ammi, Gods volk zijn en niet meer te schande worden. Dit geldt dus voor de toekomst. Want nu is het volk Lo-Ammi. Het gaat ook niet om een tijdelijk herstel, want er staat nimmermeer. God zal in hun midden zijn. Petrus haalt Joël 2:28-32 aan in zijn toespraak in Handelingen. Op dat moment was Petrus vol van heilige Geest, dus klopt het dat hij dit aanhaalt. Maar het is wel van belang om dit gedeelte vanuit de context van Joël te lezen en te zien dat het hier gaat om het herstel van Israël.
beschikbaar gesteld door www.kaleo.nl n.a.v. de preken van Stuart Allen
Joël 2:28 Daarna zal het geschieden, dat Ik mijn Geest zal uitstorten op al wat leeft, en uw zonen en uw dochters zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen; uw jongelingen zullen gezichten zien. 29 Ook op de dienstknechten en op de dienstmaagden zal Ik in die dagen mijn Geest uitstorten. 30 Ik zal wonderen geven in de hemel en op de aarde, bloed en vuur en rookzuilen. 31
De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt. 32 En het zal geschieden, dat ieder die de naam des HEREN aanroept, behouden zal worden, want op de berg Sion en te Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de HERE gezegd heeft; en tot de ontkomenen zullen zij behoren, die de HERE zal roepen.
Handelingen 2:17 En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochters zullen profeteren, en uw jongelingen zullen gezichten zien, en uw ouderen zullen dromen dromen: 18 ja, zelfs op mijn dienstknechten en mijn dienstmaagden zal Ik in die dagen van mijn Geest uitstorten en zij zullen profeteren. 19 En Ik zal wonderen geven in de hemel boven en tekenen op de aarde beneden: bloed en vuur en rookwalm. 20 De zon zal veranderen in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en doorluchtige dag des Heren komt. 21 En het zal zijn, dat al wie de naam des Heren aanroept, behouden zal worden.
Pinksteren is het herstel van het volk. De discipelen vroegen ook: “Herstelt Gij in deze tijd het Koningschap voor Israël?” Die vraag past bij het herstel van Israël. Het is vreemd dat sommigen denken dat het hier om het begin van de kerk gaat, want het gaat hier alleen maar over Israël. Anders hadden de discipelen gevraagd: Heer, vertel ons over de kerk. Jaren later waren de apostelen verbaasd over de heidenen die toegevoegd werden, dat was uitzonderlijk, het ging immers altijd over Israël. Handelingen 2:14 Maar Petrus, staande met de elven, verhief zijn stem, en sprak tot hen: Gij Joodse mannen, en gij allen, die te Jeruzalem woont, dit zij u bekend, en laat mijn woorden tot uw oren ingaan. 15 Want deze zijn niet dronken, gelijk gij vermoedt; want het is eerst de derde ure van de dag. 16 Maar dit is het, wat gesproken is door den profeet Joel:
Ze werden ervan beschuldigd dronken te zijn, maar dat was niet het geval. Maar dit was waar Joël over gesproken had, over het herstel van Israël. Joël zegt: Daarna, na het herstel zou God in hun midden zijn (Joël 2:27). Maar Petrus zegt: in de laatste dagen, want er was nog geen herstel van Israël. Maar Israël was nog niet klaar er was alleen een gelovig overblijfsel, dus mochten de heidenen deel hebben om Israël tot jaloersheid te wekken. Pinksteren is dus een feest voor Israël, de heidenen hebben er niets mee te maken, zouden ook niet toegelaten worden, maar hebben wel een betekenis in de reeks van feesten. Joël 3 spreekt over die dagen en die tijd, de tijd van het herstel van Israël. Dan zullen alle volken geoordeeld worden op hun houding t.o.v. Israël. De volken hebben Israël verstrooid en het land verdeeld, maar het is Gods land.
beschikbaar gesteld door www.kaleo.nl n.a.v. de preken van Stuart Allen
Matteüs 25:31 En wanneer de Zoon des mensen komen zal in Zijn heerlijkheid, en al de heilige engelen met Hem, dan zal Hij zitten op den troon Zijner heerlijkheid. 32 En voor Hem zullen al de volken vergaderd worden, en Hij zal ze van elkander scheiden, gelijk de herder de schapen van de bokken scheidt. 33 En Hij zal de schapen tot Zijn rechter hand zetten, maar de bokken tot Zijn linker hand. e.v.
Hoe hebben ze Israël behandeld? Net als God zei tegen Abraham. Genesis 12:3 En Ik zal zegenen, die u zegenen, en vervloeken, die u vloekt; en in u zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden.
God zal zegenen die hen zegenden. Joël 3:12 De heidenen zullen zich opmaken, en optrekken naar het dal van Josafat; maar aldaar zal Ik zitten, om te richten alle heidenen van rondom. 13 Slaat de sikkel aan, want de oogst is rijp geworden; komt aan, daalt henen af, want de pers is vol, en de perskuipen lopen over; want hunlieder boosheid is groot. 14 Menigten, menigten in het dal des dorswagens; want de dag des HEEREN is nabij, in het dal des dorswagens. 15 De zon en maan zijn zwart geworden, en de sterren hebben haar glans ingetrokken. 16 En de HEERE zal uit Sion brullen, en uit Jeruzalem Zijn stem geven, dat hemel en aarde beven zullen; maar de HEERE zal de Toevlucht Zijns volks, en de Sterkte der kinderen Israels zijn. 17 En gijlieden zult weten, dat Ik de HEERE, uw God ben, wonende op Sion, den berg Mijner heiligheid; en Jeruzalem zal een heiligheid zijn, en vreemden zullen niet meer door haar doorgaan.
Het dal der beslissing. De Here spreekt, Hij is de hoop van Israël. Er zullen geen vreemden meer in Jeruzalem zijn, het zal volledig hersteld worden en heilig zijn voor God. Zacharia 14:20 Te dien dage zal op de bellen der paarden staan: De HEILIGHEID DES HEEREN. En de potten in het huis des HEEREN zullen zijn als de sprengbekkens voor het altaar; 21 Ja, al de potten in Jeruzalem en in Juda zullen den HEERE der heirscharen heilig zijn, zodat allen, die offeren willen, zullen komen, en van dezelve nemen, en in dezelve koken; en er zal geen Kanaaniet meer zijn, in het huis des HEEREN der heirscharen, te dien dage.
Dit is een groot doel voor Israël. Joël 3:18 En het zal te dien dage geschieden dat de bergen van zoeten wijn zullen druipen, en de heuvelen van melk vlieten, en alle stromen van Juda vol van water gaan; en er zal een fontein uit het huis des HEEREN uitgaan, en zal het dal van Sittim bewateren. 19 Egypte zal tot verwoesting worden, en Edom zal worden tot een woeste wildernis, om het geweld, gedaan aan de kinderen van Juda, in welker land zij onschuldig bloed vergoten hebben. 20 Maar Juda zal blijven in eeuwigheid, en Jeruzalem van geslacht tot geslacht. 21 En Ik zal hunlieder bloed reinigen, dat Ik niet gereinigd had; en de HEERE zal wonen op Sion.
Er zal een rivier vanuit de Tempel stromen, het water uit de Dode Zee zal vruchtbaar worden. Vers 21 zegt in een andere vertaling, Ik zal hun bloed wreken. En de Here zal blijven wonen op Sion. Structuur: 1:1 Titel A1 1:2,3 Oproep om te horen B1 1:4-13 Oordelen, toegebracht A2 1:14-2:17 Oproep tot bekering B2 2:18-3:21 Oordelen, weggenomen
beschikbaar gesteld door www.kaleo.nl n.a.v. de preken van Stuart Allen
Amos uit de serie 'de kleine profeten' door Stuart Allen Amos is ook een van de kleine profeten. Hij komt uit Juda, maar hij heeft een bediening in Israël, het tienstammenrijk. Amos 1:1 De woorden van Amos, die onder de veeherderen was van Thekoa, dewelk hij gezien heeft over Israël, in de dagen van Uzzia, koning van Juda, en in de dagen van Jerobeam, zoon van Joas, koning van Israël; twee jaren voor de aardbeving.
Deze profetie is gedateerd. Er zijn van de kleine profeten 6 gedateerd en 6 ongedateerd. Er staat specifiek bij twee jaar voor de aardbeving. Dit was een hele erge aardbeving waar 100 jaar later nog over gesproken werd door Zacharia. Zechariah 14:4 En Zijn voeten zullen te dien dage staan op den Olijfberg, die voor Jeruzalem ligt, tegen het oosten; en de Olijfberg zal in tweeën gespleten worden naar het oosten, en naar het westen, zodat er een zeer grote vallei zal zijn; en de ene helft des bergs zal wijken naar het noorden, en de helft deszelven naar het zuiden. 5 Dan zult gijlieden vlieden door de vallei Mijner bergen (want deze vallei der bergen zal reiken tot Azal ), en gij zult vlieden, gelijk als gij vloodt voor de aardbeving in de dagen van Uzzia, den koning van Juda; dan zal de HEERE, mijn God, komen, en al de heiligen met U, o HEERE!
Zoals de Here bij Zijn eerste komst weg was gegaan vanaf de Olijfberg, zo zal Hij weer terugkomen op de Olijfberg. Het is een geografische aanduiding en moet gewoon letterlijk genomen worden. Bij deze komst zal er een aardbeving zijn, maar er was dus ook al een grote aardbeving geweest tijdens Uzzia. De aardbeving was een straf van God voor Zijn volk. De opbouw van het bijbelboek is als volgt: 1:1-2:3 introductie en oordeel over de zes omringende landen 2:4-16 oordeel over Juda en Israël 3:1-6:14 drie toespraken die beginnen met “Hoort dit woord” 7:1-9:10 visioenen 7:1-3 sprinkhanen 7:4-6 vuur 7:7-9 paslood 8:1-14 korf met vruchten 9:1-10 sla het kapiteel 9:1-15 herstel Niemand komt weg met de zonden, maar God houdt Zich aan Zijn verbond. Er is een toekomst voor Zijn volk. In de tijd van Amos was er een levendige handel, waardoor er een kleine groep van rijke handelaren / leiders was, die de armen onderdrukten. De rijken hadden overdreven luxe zoals ivoren bedden, paleizen enz. terwijl er grote armoede was. God straft hiervoor. We zien dit duidelijk terug in de profetie van Amos:
beschikbaar gesteld door www.kaleo.nl n.a.v. de preken van Stuart Allen
Amos 4:1 Hoort dit woord, gij koeien van Basan! gij, die op den berg van Samaria (hoofdstad van Israël) zijt, die de armen verdrukt, die de nooddruftigen verplettert; gij, die tot hunlieder heren zegt: Brengt aan, opdat wij drinken. Amos 8:4 Hoort dit, gij, die den nooddruftige opslokt! en dat om te vernielen de ellendigen des lands; 5 Zeggende: Wanneer zal de nieuwe maan overgaan, dat wij leeftocht mogen verkopen? en de sabbat, dat wij koren mogen openen? verkleinende de efa, en den sikkel vergrotende, en verkeerdelijk handelende met bedrieglijke weegschalen; 6 Dat wij de armen voor geld mogen kopen, en den nooddruftige om een paar schoenen; dan zullen wij het kaf van het koren verkopen. Amos 2:6 Alzo zegt de HEERE: Om drie overtredingen van Israël, en om vier zal Ik dat niet afwenden; omdat zij den rechtvaardige voor geld verkopen, en den nooddruftige om een paar schoenen. Amos 5:11 Daarom, omdat gij den arme vertreedt en een last koren van hem neemt, zo hebt gij wel huizen gebouwd van gehouwen steen, maar gij zult daarin niet wonen; gij hebt gewenste wijngaarden geplant, maar gij zult derzelver wijn niet drinken.
Er is uiterlijke religie en ze denken God daarmee te behagen, maar geestelijk zijn ze zo ver mogelijk van God af. Jes. 1:10 Hoort des HEEREN woord, gij oversten van Sodom! neemt ter ore de wet onzes Gods, gij volk van Gomorra! 11 Waartoe zal Mij zijn de veelheid uwer slachtoffers? zegt de HEERE; Ik ben zat van de brandoffers der rammen, en het smeer der vette beesten, en heb geen lust aan het bloed der varren, noch der lammeren, noch der bokken. 12 Wanneer gijlieden voor Mijn aangezicht komt te verschijnen, wie heeft zulks van uw hand geeist, dat gij Mijn voorhoven betreden zoudt? 13 Brengt niet meer vergeefs offer, het reukwerk is Mij een gruwel; de nieuwe maanden, en sabbatten, en het bijeenroepen der vergaderingen vermag Ik niet, het is ongerechtigheid, zelfs de verbodsdagen. 14 Uw nieuwe maanden en uw gezette hoogtijden haat Mijn ziel, zij zijn Mij tot een last; Ik ben moede geworden, die te dragen. 15 En als gijlieden uw handen uitbreidt, verberg Ik Mijn ogen voor u; ook wanneer gij het gebed vermenigvuldigt, hoor Ik niet; want uw handen zijn vol bloed.
Het gaat God niet om de offers op zich, maar om de gesteldheid van het hart. Amos 4:4 Komt te Beth-el, en overtreedt te Gilgal; maakt des overtredens veel, en brengt uw offers des morgens, uw tienden om de drie dagen! 5 En rookt van het gedesemde een lofoffer, en roept vrijwillige offers uit, doet het horen; want alzo hebt gij het gaarne, gij kinderen Israels! spreekt de Heere HEERE. 6 Daarom heb Ik ulieden ook reinheid der tanden gegeven in al uw steden, en gebrek van brood in al uw plaatsen; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE.
Dit is een ironisch gedeelte, de Heer wil geen offers en zeker geen gedesemde (gezuurde) offers, maar het volk wil het graag zo doen. Dus krijgen ze reinheid van tanden, of te wel hongersnood, hun tanden blijven schoon, want ze hebben niets te eten. God ziet alles wat we doen, niets kunnen we voor Hem verbergen, Hij kent je hart. Maar ten tijde van Amos was het geloof een schijnvertoning. Na Salomo werd het rijk verdeeld in het tweestammenrijk en het tienstammenrijk. Omdat de tempel in Jeruzalem stond en gelovigen vanuit het noordelijke tienstammenrijk naar Juda gingen, stelden de koningen van het noordelijk rijk afgoden op in Betel en Gilgal om te aanbidden om zo het volk in het rijk te houden. De profeet haalt veel aan uit de geschiedenis van Israël. Hij kende de schriften goed.
beschikbaar gesteld door www.kaleo.nl n.a.v. de preken van Stuart Allen
Amos 3:1 Hoort dit woord, dat de HEERE tegen ulieden spreekt, gij kinderen van Israël! namelijk tegen het ganse geslacht, dat Ik uit Egypteland heb opgevoerd, Amos 5:25 Hebt gij Mij veertig jaren in de woestijn slachtofferen en spijsoffer toegebracht, o huis Israëls? Amos 7:16 Nu dan, hoor des HEEREN woord: Gij zegt: Gij zult niet profeteren tegen Israel, noch druppen tegen het huis van Izak. Amos 5:6 Zoekt den HEERE, en leeft; opdat Hij niet doorbreke in het huis van Jozef als een vuur, dat vertere, zodat er niemand zij, die het blusse in Beth-el;
Amos was een schaapsherder en hoorde niet bij de profetenschool, eigenlijk was hij een nietszeggend figuur. En hij moest vanuit Juda naar Israël naar de rijken om hen te wijzen op hun dwalingen. Amos 7:14 Toen antwoordde Amos, en zeide tot Amazia: Ik was geen profeet, en ik was geen profetenzoon; maar ik was een ossenherder, en las wilde vijgen af.
Deze vijgen (sycamorevijgen) groeiden aan een wilde vijgenboom, die overal groeiden, en om ze beter te laten rijpen moesten ze gekerfd of gekneusd worden. Een mooi beeld van Israël dat pas zal rijpen nadat het gekneusd is, Jacobs benauwdheid. Want pas als ze ten einde raad zijn, zullen ze God aanroepen en zich bekeren. Amos betekent last, hij had een zware boodschap voor het volk, een boodschap van oordeel. Het oordeel betreft de zes volken rondom en Israël en Juda zelf. Als het oordeel over de vijand wordt uitgesproken zijn ze blij, maar het komt ook over henzelf. Wij zijn door genade behouden, maar zullen eens voor de rechterstoel van Christus verschijnen. We moeten zo leven dat we Zijn goedkeuring zullen krijgen. De zes volken zijn: Fenicië met als hoofdstad Tyrus in het noordwesten. Syrië met als hoofdstad Damascus in het noordoosten. Ammon met als hoofdstad Rabba in het westen. Moab ook in het westen. Edom met als hoofdstad Bosra in het zuidwesten. De Filistijnen met als hoofdstad Gaza aan de westkust. Amos zegt: zo zegt de Here. Dat zouden de mensen vandaag ook nog wel willen zoveel zekerheid over wat de Here wil. Amos spreekt het oordeel uit over de volken die God hebben mishaagd. Hij gebruikt daarvoor een Hebreeuwse uitdrukking om drie, ja om vier. Deze uitdrukking betekent heel veel. Job 33:29 Zie, dit alles werkt God twee maal of driemaal met een man;
Hadden ze één of twee keer gezondigd, dan had de Heer nog de straf kunnen laten gaan, maar bij drie ja vier is de maat vol en zal de straf volgen. beschikbaar gesteld door www.kaleo.nl n.a.v. de preken van Stuart Allen
Amos 1:3 Alzo zegt de HEERE: Om drie overtredingen van Damaskus, en om vier zal Ik dat niet afwenden; omdat zij Gilead met ijzeren dorswagens hebben gedorst. 4 Daarom zal Ik een vuur in het huis van Hazael zenden, dat zal de paleizen van Benhadad verteren. 5 En Ik zal den grendel van Damaskus verbreken, en zal uitroeien den inwoner van Bikeat-aven, en dien, die den scepter houdt, uit Beth-eden; en het volk van Syrie zal gevankelijk weggevoerd worden naar Kir, zegt de HEERE.
Hier volgt het oordeel dat ze over zich hebben afgeroepen in 2 Kon. 8:12 en 13:3. 2 Kon. 8:12 Toen zeide Hazael: Waarom weent mijn heer ? En hij zeide: omdat ik weet, wat kwaad gij den kinderen Israëls doen zult; gij zult hun sterkten in het vuur zetten, en hun jonge manschap met het zwaard doden, en hun jonge kinderen verpletteren, en hun zwangere vrouwen opensnijden. 2 Kon. 13:3 Daarom ontstak des HEEREN toorn tegen Israël; en Hij gaf hen in de hand van Hazael, den koning van Syrië, en in de hand van Benhadad, den zoon van Hazael, al die dagen.
Benhadad is de titel voor Syrische koningen. 6 Alzo zegt de HEERE: Om drie overtredingen van Gaza, en om vier zal Ik dat niet afwenden; omdat zij Mijn volk gevankelijk hebben weggevoerd met een volkomen wegvoering, om aan Edom over te leveren. 7 Daarom zal Ik een vuur zenden in den muur van Gaza, dat zal haar paleizen verteren. 8 En Ik zal den inwoner uitroeien uit Asdod, en dien, die den scepter houdt, uit Askelon; en Ik zal Mijn hand wenden tegen Ekron, en het overblijfsel der Filistijnen zal vergaan, zegt de Heere HEERE. 9 Alzo zegt de HEERE: Om drie overtredingen van Tyrus, en om vier zal Ik dat niet afwenden; omdat zij Mijn volk met een volkomen wegvoering hebben overgeleverd aan Edom, en niet gedacht aan het verbond der broederen. 10 Daarom zal Ik een vuur zenden in den muur van Tyrus, dat zal haar paleizen verteren.
Het verbond der broederen werd gesloten in 1 Kon. 5:1 en 12. 1 Kon. 5:1 Chiram nu, de koning van Tyrus, zond zijn dienaren naar Salomo, omdat hij gehoord had, dat men hem tot koning gezalfd had in de plaats van zijn vader, want Chiram was altijd met David zeer bevriend geweest. 1 Kings 5:12 De HERE nu had Salomo wijsheid geschonken, zoals Hij hem had toegezegd. En er was vrede tussen Chiram en Salomo, en die beiden sloten een verbond. 11 Alzo zegt de HEERE: Om drie overtredingen van Edom, en om vier zal Ik dat niet afwenden; omdat hij zijn broederen met het zwaard heeft vervolgd, en zijn barmhartigheden verdorven; en dat zijn toorn eeuwiglijk verscheurt, en hij zijn verbolgenheid altoos behoudt. 12 Daarom zal Ik een vuur zenden in Theman, dat zal de paleizen van Bozra verteren.
Het bijbelboek Obadja gaat alleen over het oordeel over Edom. Edom is van Ezau, vandaar dat gesproken wordt over broederen. 13 Alzo zegt de HEERE: Om drie overtredingen der kinderen Ammons, en om vier zal Ik dat niet afwenden; omdat zij de zwangere vrouwen van Gilead hebben opengesneden, om hun landpale te verwijden. 14 Daarom zal Ik een vuur aansteken in den muur van Rabba, dat zal haar paleizen verteren; met een gejuich ten dage des strijds, met een onweder ten dage des wervelwinds. 15 En hunlieder koning zal gaan in de gevangenis, hij en zijn vorsten te zamen, zegt de HEERE. 2:1 Alzo zegt de HEERE: Om drie overtredingen van Moab, en om vier zal Ik dat niet afwenden; omdat hij de beenderen des konings van Edom tot kalk verbrand heeft. 2 Daarom
beschikbaar gesteld door www.kaleo.nl n.a.v. de preken van Stuart Allen
zal Ik een vuur in Moab zenden, dat zal de paleizen van Kerioth verteren; en Moab zal sterven met groot gedruis, met gejuich, met geluid der bazuin. 3 En Ik zal den rechter uit het midden van haar uitroeien; en al haar vorsten zal Ik met hem doden, zegt de HEERE.
Dit was wel een goede boodschap voor Israël om te horen dat de omringende landen geoordeeld zullen worden, maar dan gaat de profetie verder, en als God de volken die de waarheid niet kennen zo zal oordelen, wat dan degenen die God wel kennen. Amos 3:2 Uit alle geslachten des aardbodems heb Ik ulieden alleen gekend; daarom zal Ik al uw ongerechtigheden over ulieden bezoeken.
Wij hebben het ware Leven en dat geeft een zware verantwoordelijkheid. Wat zal Christus vinden van wat we denken en doen. Hij ziet ons en eens zullen we verantwoording af moeten leggen. We moeten de Heer vragen: als U mij door genade zoveel wilt leren, geef dan de kracht ermee om te gaan. 4 Alzo zegt de HEERE: Om drie overtredingen van Juda, en om vier zal Ik dat niet afwenden; omdat zij de wet des HEEREN verworpen, en Zijn inzettingen niet bewaard hebben; en hun leugenen hen verleid hebben, die hun vaders hebben nagewandeld. 5 Daarom zal Ik een vuur in Juda zenden, dat zal Jeruzalems paleizen verteren.
Zij hadden de inzettingen, kenden Gods wil. 6 Alzo zegt de HEERE: Om drie overtredingen van Israël, en om vier zal Ik dat niet afwenden; omdat zij den rechtvaardige voor geld verkopen, en den nooddruftige om een paar schoenen. 7 Die er naar hijgen, dat het stof der aarde op het hoofd der armen zij, en den weg der zachtmoedigen verkeren; en de man en zijn vader gaan tot een jonge dochter om Mijn heiligen Naam te ontheiligen.
Uit dit gedeelte blijkt weer hun houding ten opzichte van de armen, ze vertrapten de armen (stof op het hoofd). 8 En zij leggen zich neder bij elk altaar op de verpande klederen, en drinken den wijn der geboeten in het huis van hun goden. 9 Ik daarentegen heb den Amoriet voor hunlieder aangezicht verdelgd, wiens hoogte was als de hoogte der cederen, en hij was sterk als de eiken; maar Ik heb zijn vrucht van boven, en zijn wortelen van onderen verdelgd. 10 Ook heb Ik ulieden uit Egypteland opgevoerd; en Ik heb u veertig jaren in de woestijn geleid, opdat gij het land van den Amoriet erfelijk bezat. 11 En Ik heb sommigen uit uw zonen tot profeten verwekt, en uit uw jongelingen tot Nazireen; is dit niet alzo, gij kinderen Israels ? spreekt de HEERE. 12 Maar gijlieden hebt aan de Nazireen wijn te drinken gegeven, en gij hebt den profeten geboden, zeggende: Gij zult niet profeteren.
Ze wilden de waarheid niet horen. 13 Ziet, Ik zal uw plaatsen drukken, gelijk als een wagen drukt, die vol garven is. 14 Zodat de snelle niet zal ontvlieden, en de sterke zijn kracht niet verkloeken, en een held zal zijn ziel niet bevrijden. 15 En die den boog handelt, zal niet bestaan, en die licht is op zijn voeten, zal zich niet bevrijden; ook zal, die te paard rijdt, zijn ziel niet bevrijden. 16 En de kloekhartigste onder de helden zal te dien dage naakt heenvlieden, spreekt de HEERE.
De volgende hoofdstukken bevatten drie toespraken. Psalm 147:19 Hij maakt Jakob Zijn woorden bekend, Israël Zijn inzettingen en Zijn rechten. 20 Alzo heeft Hij geen volk gedaan; en Zijn rechten, die kennen zij niet. Hallelujah!
beschikbaar gesteld door www.kaleo.nl n.a.v. de preken van Stuart Allen
Andere volken kenden de Here niet. Maar God verkoos Israël om ze klaar te maken om de andere volken te bereiken. Amos 3:6 Zal de bazuin in de stad geblazen worden, dat het volk niet siddere? zal er een kwaad in de stad zijn, dat de HEERE niet doet ?
Het kwaad waar hier over gesproken wordt, zijn de oordelen die God voltrekt bij ongehoorzaamheid, zoals in hoofdstuk 1 werd aangekondigd. Het is niet zo dat God het kwaad gewild heeft als onderdeel van de schepping. Amos 3:14 Dat Ik, ten dage als Ik Israëls overtredingen over hem bezoeken zal, ook bezoeking zal doen over de altaren van Beth-el; en de hoornen des altaars zullen worden afgehouwen, en ter aarde vallen. 15 En Ik zal het winterhuis met het zomerhuis slaan; en de elpenbenen huizen zullen vergaan, en de grote huizen een einde nemen, spreekt de HEERE.
De luxe (zomerhuis en winterhuis) zal worden weggedaan. In de tweede toespraak vanaf 4:1, waar eerst met ironie wordt gewezen op de afgoderij van het tienstammenrijk, wordt een opsomming gegeven van oordelen die gegeven zijn om het volk te doen bekeren, maar helaas eindigen de verzen met nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE.
Dit staat in vers 6, 8, 9, 10, 11, met als belangrijke conclusie: bereid u om uw God te ontmoeten. De straffen waren om hen te doen bekeren, maar ze deden het niet. We hebben te maken met een rechtvaardig God, Die degenen die kennis hebben verantwoordelijk daarvoor houdt. Het centrum van dit bijbelboek zijn de hoofdstukken 3, 4, en 5, waarin drie toespraken staan. Amos 3:2 Uit alle geslachten des aardbodems heb Ik ulieden alleen gekend.
Uit dit vers blijkt de bijzondere positie van Israël. Maar je kunt God niet kennen zonder verantwoordelijkheid. Ze wilden wel Gods kennis en waarheid, maar het mocht hun niets kosten van hun eigen leven. Hoe meer God Zich aan ons openbaart, hoe blijer we moeten zijn met die verantwoordelijkheid. We moeten vragen om genade en kracht om meer aan God terug te kunnen geven. Van Israël werd ook veel gevraagd, ze moesten herinnerd worden aan de grote verantwoordelijkheid die ze hadden en omdat ze faalden, werden ze gestraft. Hoofdstuk 4 bevat de tweede toespraak. Deze toespraak is tegen de elite, die het geld alleen aan zichzelf besteedde. Amos 4:1 Hoort dit woord, gij koeien van Basan! gij, die op den berg van Samaria zijt, die de armen verdrukt, die de nooddruftigen verplettert; gij, die tot hunlieder heren zegt: Brengt aan, opdat wij drinken.
beschikbaar gesteld door www.kaleo.nl n.a.v. de preken van Stuart Allen
7 Daartoe heb Ik ook den regen van ulieden geweerd, als er nog drie maanden waren tot den oogst, en heb doen regenen over de ene stad, maar over de andere stad niet doen regenen; het ene stuk lands werd beregend, maar het andere stuk lands, waar het niet op regende, verdorde.
God zal de regen tegenhouden en er komt hongersnood. Hij kan het op de ene stad laten regenen en op de andere niet. God is soeverein. Hoewel de wetenschap denkt dat wonderen niet kunnen. God straft altijd met het doel dat Zijn volk zich tot Hem terugkeert, maar het blijkt uit dit gedeelte dat dat niet gebeurt. vs. 6 hongersnood vs. 8 geen regen vs. 9 brandkoren en sprinkhaan vs. 10 pest vs. 11 omkering als Sodom en Gomorra Als Gods volk zondigt, heeft God verdriet daarvan. In hoofdstuk 5 staat de derde toespraak met daarin aansporingen. Vers 4: Zoekt Mij en leeft. En niet de afgoden. God was in die tijd in Jeruzalem, daar moesten ze heen. Vers 6: Zoekt de Here en leeft, opdat Hij niet vare als een vuur in het huis van Jozef. Vers 8: God is de Schepper, Here is Zijn naam. Vers 14: Zoekt het goede en niet het kwade. Amos 5:18 Wee dien, die des HEEREN dag begeren! Waartoe toch zal ulieden de dag des HEEREN zijn? Hij zal duisternis wezen en geen licht. 19 Als wanneer iemand vlood voor het aangezicht eens leeuws, en hem ontmoette een beer; of dat hij kwam in een huis, en leunde met zijn hand aan den wand, en hem beet een slang. 20 Zal dan niet des HEEREN dag duisternis zijn, en geen licht ? En donkerheid, zodat er geen glans aan zij?
Waarom wilden ze de dag des Heeren? Ze dachten dat het hun meer macht en geld zou geven, ze waren het zicht op de waarheid kwijt. Amos 5:21 Ik haat, Ik versmaad uw feesten, en Ik mag uw verbods dagen niet rieken. 22 Want ofschoon gij Mij brandofferen offert, mitsgaders uw spijsofferen, Ik heb er toch geen welgevallen aan; en het dankoffer van uw vette beesten mag Ik niet aanzien. 23 Doe het getier uwer liederen van Mij weg; ook mag Ik uwer luiten spel niet horen. 24 Maar laat het oordeel zich daarhenen wenden als de wateren, en de gerechtigheid als een sterke beek.
God veracht hun feesten. Amos 5:25 Hebt gij Mij veertig jaren in de woestijn slachtofferen en spijsoffer toegebracht, o huis Israels ?
Nee, ze hadden afgoderij bedreven. Amos 5:27 Daarom zal Ik ulieden gevankelijk wegvoeren, ver boven Damaskus henen, zegt de HEERE, Wiens Naam is God der heirscharen.
Ze zullen weggevoerd worden in ballingschap.
beschikbaar gesteld door www.kaleo.nl n.a.v. de preken van Stuart Allen
Hoofdstuk 6 en 7 gaat dan verder tegen de rijken. In hoofdstuk 7 staan 5 visioenen, waarin we zien dat Amos pleit voor zijn volk. Net als Abraham pleitte voor de rechtvaardigen in Sodom en Gomorra en Mozes pleitte voor het volk. Amos 7:1 De Heere HEERE deed mij aldus zien; en ziet, Hij formeerde sprinkhanen, in het begin des opkomens van het nagras; en ziet, het was het nagras, na des konings afmaaiingen. 2 En het geschiedde, als zij het kruid des lands geheel zouden hebben afgegeten, dat ik zeide: Heere HEERE! vergeef toch; wie zou er van Jakob blijven staan; want hij is klein! 3 Toen berouwde zulks den HEERE; het zal niet geschieden, zeide de HEERE.
Amos pleit: Here, Here, vergeef toch! Het gebed maakt verschil. Het kan God van gedachte doen veranderen. Amos 7:4 Wijders deed mij de Heere HEERE aldus zien; en ziet, de Heere HEERE riep uit, dat Hij wilde twisten met vuur; en het verteerde een groten afgrond, ook verteerde het een stuk lands. 5 Toen zeide ik: Heere HEERE! houd toch op; wie zou er van Jakob blijven staan; want hij is klein! 6 Toen berouwde zulks den HEERE. Ook dit zal niet geschieden, zeide de Heere HEERE.
Amos pleit: Here houd toch op. Amos 7:7 Nog deed Hij mij aldus zien; en ziet, de Heere stond op een muur, die naar het paslood gemaakt was, en een paslood was in Zijn hand. 8 En de HEERE zeide tot mij: Wat ziet gij, Amos ? En ik zeide: Een paslood. Toen zeide de HEERE: Zie, Ik zal het paslood stellen in het midden van Mijn volk Israel; Ik zal het voortaan niet meer voorbijgaan. 9 Maar Izaks hoogten zullen verwoest, en Israels eigendommen verstoord worden; en Ik zal tegen Jerobeams huis opstaan met het zwaard.
Dan volgt er een tussenstuk tussen de visioenen, want men zegt tegen Amos dat hij maar terug moet gaan naar zijn eigen land, Juda, ze willen hem niet. Maar Amos antwoordt dat hij door God geroepen is om te profeteren. Dan volgende de laatste visioenen. Amos 8:1 De Heere HEERE deed mij aldus zien; en ziet, een korf met zomervruchten. 2 En Hij zeide: Wat ziet gij, Amos ? En ik zeide: Een korf met zomervruchten. Toen zeide de HEERE tot mij: Het einde is gekomen over Mijn volk Israel; Ik zal het voortaan niet meer voorbijgaan. 3 Maar de gezangen des tempels zullen te dien dage huilen, spreekt de Heere HEERE; vele dode lichamen zullen er zijn, in alle plaatsen zal men ze stilzwijgend wegwerpen.
Israël is rijp voor het einde. Ze willen zelfs geen feestdagen of sabbat meer, maar op die dagen ook handel drijven. De aardbeving wordt aangekondigd. Amos 9:1 Ik zag den Heere staan op het altaar, en Hij zeide: Sla dien knoop, dat de posten beven, en doorkloof ze allen in het hoofd; en Ik zal hun achterste met het zwaard doden; en vliedende zal onder hen niet ontvlieden, noch de ontkomende onder hen behouden worden. 2 Al groeven zij tot in de hel, zo zal Mijn hand ze van daar halen, en al klommen zij in den hemel, zo zal Ik ze van daar doen nederdalen. 3 En al verstaken zij zich op de hoogte van Karmel, zo zal Ik ze naspeuren en van daar halen; en al verborgen zij zich van voor Mijn ogen in den grond van de zee, zo zal Ik van daar een slang gebieden, die zal ze bijten. 4 En al gingen zij in gevangenis voor het aangezicht hunner vijanden, zo zal Ik van daar het zwaard gebieden, dat het hen dode; en Ik zal Mijn oog tegen hen zetten ten kwade, en niet ten goede. 5 Want de Heere HEERE der heirscharen is het, Die het land aanroert, dat het versmelte, en allen, die daarin wonen, treuren; en dat het geheel oprijze als een rivier, en verdronken worde als door de rivier van Egypte. 6 Die Zijn opperzalen in den hemel bouwt, en Zijn benden heeft
beschikbaar gesteld door www.kaleo.nl n.a.v. de preken van Stuart Allen
Hij op aarde gefondeerd; Die de wateren der zee roept, en giet ze uit op den aardbodem; HEERE is Zijn Naam.
Vers 2 en 3, het maakt niet uit waar je heengaat, de Heer is overal en zal je altijd vinden. Na alle oordelen en straffen eindigt het boek toch positief met de belofte van herstel. Want te dien dage zal de vervallen hut van David weer opgericht worden. Hand. 15:13 En nadat dezen uitgesproken waren, nam Jakobus het woord en zeide: Mannen broeders, hoort naar mij! 14 Simeon heeft uiteengezet, hoe God van meet aan erop bedacht geweest is een volk voor zijn naam uit de heidenen te vergaderen. 15 En hiermede stemmen overeen de woorden der profeten, gelijk geschreven staat: 16 Daarna zal Ik wederkeren en de vervallen hut van David weder opbouwen, en wat daarvan is ingestort, zal Ik weder opbouwen, en Ik zal haar weder oprichten, 17 opdat het overige deel der mensen de Here zoeke, en alle heidenen, over welke mijn naam is uitgeroepen, spreekt de Here, die deze dingen doet, 18 welke van eeuwigheid bekend zijn.
Israël zal een zegen zijn voor de volken tot het einde der aarde. Amos 9:15 En Ik zal ze in hun land planten; en zij zullen niet meer worden uitgerukt uit hun land, dat Ik hunlieden gegeven heb, zegt de HEERE, uw God.
beschikbaar gesteld door www.kaleo.nl n.a.v. de preken van Stuart Allen
Obadja uit de serie 'De kleine profeten' van Stuart Allen. Obadja is het kleinste Bijbelboek in het Oude Testament en het duurt maar een paar minuten om het te lezen, maar het is een deel van Gods waarheid en het gaat niet om de hoeveelheid. Het is allemaal geïnspireerd door Gods Geest. Deze profetie is ongedateerd, er wordt alleen gesproken over de verwoesting van Jeruzalem, dat zou dan door Nebukadnessar gebeurd zijn. Obadja betekent dienstknecht van de HERE en er komen verschillende Obadja’s in de Bijbel voor. Het Bijbelboek gaat alleen over één volk en de relatie van dat volk tot Israël. Obadja 1:1 Het gezicht van Obadja. Alzo zegt de Heere HEERE van Edom: Wij hebben een gerucht gehoord van den HEERE, en er is een gezant geschikt onder de heidenen: Staat op, en laat ons opstaan tegen hen ten strijde.
Het gaat over Edom. Wat weten we van Edom? Eerst moeten we weten wie ze zijn en welke plaats ze innemen in Gods plan, voordat we kunnen begrijpen wat er staat. We moeten een heel eind terug in de geschiedenis. De grenzen staan op elke kaart, ten zuiden van Israël tussen de Dode Zee en Akaba. Edom komt van Ezau en er is dus een relatie met Israël. Er wordt dus gezegd: “Israël is je broer en je gedraagt je zo?” In vers 1, 4, 8 en 18 staat “Zo zegt de Here”, het is Gods boodschap voor Edom. Genesis 25:20 En Izak was veertig jaren oud, als hij Rebekka, de dochter van Bethuel, den Syriër, uit Paddan-aram, de zuster van Laban, den Syriër, zich ter vrouw nam. 21 En Izak bad den HEERE zeer in de tegenwoordigheid van zijn huisvrouw; want zij was onvruchtbaar; en de HEERE liet zich van hem verbidden, zodat Rebekka, zijn huisvrouw, zwanger werd. 22 En de kinderen stieten zich samen in haar lichaam. Toen zeide zij: Is het zo? waarom ben ik dus? en zij ging om den HEERE te vragen. 23 En de HEERE zeide tot haar: Twee volken zijn in uw buik, en twee natiën zullen zich uit uw ingewand van een scheiden; en het ene volk zal sterker zijn dan het andere volk; en de meerdere zal den mindere dienen.
Hier kreeg Rebekka al te horen dat de twee broers met elkaar zullen strijden. Numeri 20:14 Daarna zond Mozes boden uit Kades tot den koning van Edom, welke zeiden: Alzo zegt uw broeder Israël: Gij weet al de moeite, die ons ontmoet is; 15 Dat onze vaders naar Egypte afgetogen zijn, en wij in Egypte vele dagen gewoond hebben; en dat de Egyptenaars aan ons en onze vaderen kwaad gedaan hebben. 16 Toen riepen wij tot den HEERE, en Hij hoorde onze stem, en Hij zond een Engel, en Hij leidde ons uit Egypte; en ziet, wij zijn te Kades, en stad aan het uiterste uwer landpale. 17 Laat ons toch door uw land trekken; wij zullen niet trekken door den akker, noch door de wijngaarden, noch zullen het water der putten drinken; wij zullen den koninklijken weg gaan, wij zullen niet afwijken ter rechterhand noch ter linkerhand, totdat wij door uw landpalen zullen getrokken zijn. 18 Doch Edom zeide tot hem: Gij zult door mij niet trekken, opdat ik niet misschien met het zwaard uitga u tegemoet!
Israël vroeg alleen maar om door het land te lopen, ze zouden niets eten of drinken maar over de rechte weg gaan.
19 Toen zeiden de kinderen Israëls tot hem: Wij zullen door den gebaanden weg optrekken, en indien wij van uw water drinken, ik en mijn vee, zo zal ik deszelfs prijs daarvoor geven; ik zal alleenlijk, zonder iets anders, te voet doortrekken. 20 Doch hij zeide: Gij zult niet doortrekken! En Edom is hem tegemoet uitgetrokken, met een zwaar volk, en met een sterke hand. 21 Alzo weigerde Edom Israël toe te laten door zijn landpale te trekken; daarom week Israël van hem af.
Ze willen zelfs betalen als ze water drinken, maar ze mogen er niet door. Je ziet hier de vijandigheid. 2 Kron. 28:16 Ter zelfder tijd zond de koning Achaz tot de koningen van Assyrie, dat zij hem helpen zouden. 17 Daarenboven waren ook de Edomieten gekomen, en hadden Juda geslagen en gevangenen gevankelijk weggevoerd.
Jaren later is er nog steeds bij elke mogelijkheid een aanval van Edom. Genesis 12:2 En Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken; en wees een zegen! 3 En Ik zal zegenen, die u zegenen, en vervloeken, die u vloekt; en in u zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden.
Hier is een volk dat constant vijandig is ten opzichte van Israël, dus gestraft wordt. Er blijft niemand van over. Petra is hun hoofdstad in de roze rode rotsen (Edom betekent rood). Het leek onoverwinnelijk, makkelijk te beschermen door de nauwe doortocht. Het was een erg trots en onafhankelijk volk. Obadja 1:3 De trotsheid uws harten heeft u bedrogen; hij, die daar woont in de kloven der steenrotsen, in zijn hoge woning; die in zijn hart zegt: Wie zou mij ter aarde nederstoten?
Als we denken dat we onafhankelijk van God zijn, zijn we in gevaar. Als er één zonde is, die God haat, is het trots, hoogmoed. Spreuken staat er vol van, God geeft genade aan de nederigen. Edom luisterde niet naar God. In het gezicht van Obadja zien we de houding van het volk Edom t.o.v. God. Ze zijn hoogmoedig (een houding die we nog steeds bij mensen zien). Maar zoals blijkt uit Amos 9:2 Al groeven zij tot in de hel, zo zal Mijn hand ze van daar halen, en al klommen zij in den hemel, zo zal Ik ze van daar doen nederdalen.
Niets ligt buiten de macht van God. Hij kan altijd ingrijpen. Ezechiël 25:12 Alzo zegt de Heere HEERE: Omdat Edom met enkel wraakgierigheid gehandeld heeft tegen het huis van Juda; en zij zich zeer schuldig gemaakt hebben, dat zij zich aan hen gewroken hebben: 13 Daarom, alzo zegt de Heere HEERE: Ik zal ook Mijn hand uitstrekken tegen Edom, en Ik zal mens en beest uit haar uitroeien; en zal haar tot een woestheid stellen van Theman af; en zij zullen tot Dedan toe door het zwaard vallen. 14 En Ik zal Mijn wraak doen aan Edom, door de hand van Mijn volk Israël; en zij zullen tegen Edom naar Mijn toorn en naar Mijn grimmigheid handelen; alzo zullen zij Mijn wraak gewaar worden, spreekt de Heere HEERE.
God zal Edom uitroeien. Jeremia 49:7 Tegen Edom zegt de HEERE der heirscharen alzo: Is er dan geen wijsheid meer te Theman? Is de raad vergaan van de verstandigen? Is hunlieder wijsheid onnut geworden? 8 Vliedt, wendt u, woont in diepe plaatsen, gij inwoners van Dedan! want Ik heb Ezau's verderf
over hem gebracht, den tijd, dat Ik hem bezocht heb. 9 Zo er wijnlezers tot u gekomen waren, zouden zij niet een nalezing hebben overgelaten? Zo er dieven bij nacht gekomen waren, zouden zij niet verdorven hebben zoveel hun genoeg ware? 10 Maar Ik heb Ezau ontbloot, Ik heb zijn verborgene plaatsen ontdekt, dat hij zich niet zal kunnen versteken; zijn zaad is verstoord, ook zijn broeders, en zijn naburen, en hij is er niet meer. 11 Laat uw wezen achter, en Ik zal hen in het leven behouden, en laat uw weduwen op Mij vertrouwen. 12 Want zo zegt de HEERE: Ziet, degenen, welker oordeel het niet is den beker te drinken, zullen ganselijk drinken; en zoudt gij enigszins onschuldig gehouden worden? Gij zult niet onschuldig worden gehouden, maar gij zult ganselijk drinken. 13 Want Ik heb bij Mijzelven gezworen, spreekt de HEERE, dat Bozra worden zal tot een ontzetting, tot een smaadheid, tot een woestheid, en tot een vloek; en al haar steden zullen worden tot eeuwige woestheden. 14 Ik heb een gerucht gehoord van den HEERE, en er is een gezant geschikt onder de heidenen, om te zeggen: Vergadert u, en komt aan tegen haar, en maakt u op ten strijde. 15 Want zie, Ik heb u klein gemaakt onder de heidenen, veracht onder de mensen. 16 Uw schrikkelijkheid heeft u bedrogen, en de trotsheid uws harten, gij, die woont in de kloven der steenrotsen, die u houdt op de hoogte der heuvelen! Al zoudt gij uw nest zo hoog maken als de arend, zo zal Ik u van daar nederstoten, spreekt de HEERE. 17 Alzo zal Edom worden tot een ontzetting; al wie voorbij haar gaat, zal zich ontzetten, en fluiten over al haar plagen. 18 Gelijk de omkering van Sodom en Gomorra en haar naburen, zal het zijn, zegt de HEERE; niemand zal daar wonen, en geen mensenkind daarin verkeren. 19 Ziet, gelijk een leeuw van de verheffing der Jordaan, zal hij opkomen tegen de sterke woning; want Ik zal hem in een ogenblik daaruit doen lopen; en wie daartoe verkoren is, dien zal Ik tegen haar bestellen; want wie is Mij gelijk, en wie zou Mij dagvaarden, en wie is die herder, die voor Mijn aangezicht bestaan zou? 20 Daarom hoort des HEEREN raadslag, dien Hij over Edom heeft beraadslaagd, en Zijn gedachten, die Hij gedacht heeft over de inwoners van Theman: Zo de geringsten van de kudde hen niet zullen nedertrekken! Indien hij hunlieder woning niet boven hen zal verwoesten! 21 De aarde heeft gebeefd van het geluid huns vals, van het gekrijt, welks geluid gehoord is bij de Schelfzee. 22 Ziet, hij zal opkomen en snel vliegen, als een arend, en zijn vleugelen over Bozra uitbreiden; en het hart van Edoms helden zal te dien dage wezen, als het hart ener vrouw, die in nood is.
In dit Bijbelgedeelte wordt dit ook bevestigd, er zijn veel overeenkomsten met Obadja. Sommigen zeggen dat de profeten deze dingen van elkaar kopieerden, maar soms moet de waarheid een paar keer herhaald worden om te benadrukken. Obadja 1:5 Zo er dieven, zo er nachtrovers tot u gekomen waren (hoe zijt gij uitgeroeid!), zouden zij niet gestolen hebben zoveel hun genoeg ware? Zo er wijnlezers tot u gekomen waren, zouden zij niet een nalezing hebben overgelaten ? 6 Hoe zijn Ezau's goederen nagespeurd, zijn verborgen schatten opgezocht! 7 Al uw bondgenoten hebben u tot aan de landpale uitgeleid; uw vredegenoten hebben u bedrogen, zij hebben u overmocht; die uw brood eten, zullen een gezwel onder u zetten, er is geen verstand in hem.
Hoe wordt Edom verdelgd? Het gebeurt van binnenuit door hun vredegenoten en die hun brood aten, er blijft niets van over. Obadja 1:8 Zal het niet te dien dage zijn, spreekt de HEERE, dat Ik de wijzen uit Edom, en het verstand uit Ezau's gebergte zal doen vergaan ?
Het volk van Edom stond bekend om hun wijsheid. Obadja 1:9 Ook zullen uw helden, o Theman! versaagd zijn; opdat een ieder uit Ezau's gebergte door den moord worde uitgeroeid. 10 Om het geweld, begaan aan uw broeder Jakob, zal schaamte u bedekken; en gij zult uitgeroeid worden in eeuwigheid.
Ze zullen voor altijd uitgeroeid worden, omdat ze geweld begaan hebben aan hun broeder Jakob.
Obadja 1:11 Ten dage als gij tegenover stondt, ten dage als de uitlanders zijn heir gevangen voerden, en de vreemden tot zijn poorten introkken, en over Jeruzalem het lot wierpen, waart gij ook als een van hen. 12 Toen zoudt gij niet gezien hebben op den dag uws broeders, den dag zijner vervreemding; noch u verblijd hebben over de kinderen van Juda, ten dage huns ondergangs; noch uw mond groot gemaakt hebben, ten dage der benauwdheid; 13 Noch ter poorte Mijns volks ingegaan zijn, ten dage huns verderfs; noch gezien hebben, ook gij, op zijn kwaad, ten dage zijns verderfs; noch uw handen uitgestrekt hebben aan zijn heir, ten dage zijns verderfs;
Ze hadden hun broeder moeten helpen, maar in plaats daarvan stonden ze in de weg en waren als de vijanden. 15 Want de dag des HEEREN is nabij, over al de heidenen; gelijk als gij gedaan hebt, zal u gedaan worden; uw vergelding zal op uw hoofd wederkeren.
Net als veel profeten komt ook hier de dag des Heeren voor, dan zullen de volken hun loon ontvangen, het kan soms lang duren, maar uiteindelijk komt toch het oordeel. 16 Want gelijk gijlieden gedronken hebt op den berg Mijner heiligheid, zo zullen al de heidenen geduriglijk drinken; ja, zij zullen drinken en inzwelgen, en zullen zijn als of zij er niet geweest waren.
Ze zullen geheel uitgeroeid worden, alsof zij nooit bestaan hadden. Als iets verbrandt, blijft er niets van over. 17 Maar op den berg Sions zal ontkoming zijn, en hij zal een heiligheid zijn; en die van het huis Jakobs zullen hun erfgoederen erfelijk bezitten.
Let op het contrast, bij God is er altijd ontkoming. Jacob zal uiteindelijk zijn erfdeel ontvangen. 18 En Jakobs huis zal een vuur zijn, en Jozefs huis een vlam, en Ezau's huis tot een stoppel; en zij zullen tegen hen ontbranden, en zullen ze verteren, zodat Ezau's huis geen overgeblevene zal hebben; want de HEERE heeft het gesproken. 19 En die van het zuiden zullen Ezau's gebergte, en die van de laagte zullen de Filistijnen erfelijk bezitten; ja, zij zullen het veld van Efraim en het veld van Samaria erfelijk bezitten; en Benjamin Gilead. 20 En de gevankelijk weggevoerden van dit heir der kinderen Israëls, hetgeen der Kanaanieten was, tot Zarfath toe; en de gevankelijk weggevoerden van Jeruzalem, hetgeen in Sefarad is, zij zullen de steden van het zuiden erfelijk bezitten. 21 En er zullen heilanden op den berg Sions opkomen, om Ezau's gebergte te richten; en het koninkrijk zal des HEEREN zijn.
Jeruzalem zal het centrum van de aarde zijn. De Joden zullen heersen. Het koningschap zal van de Here zijn. Hij zal regeren met Zijn volk, want alles zal gaan volgens de raad van Zijn wil.
Jona uit de serie 'De kleine profeten' van Stuart Allen. Jona is tegenwoordig een moeilijk boek. Het Modernisme accepteert het boek niet als een geschiedkundig verhaal, maar als een mythologie, allegorie of gelijkenis. Maar er zijn gelukkig ook gelovigen die Gods Woord helemaal geloven en absoluut niet twijfelen. Wanneer we twijfelen aan Jona, moeten we ook twijfelen aan de Here Jezus, want in het Nieuwe Testament verwijst Hij naar Jona als profeet. De Here Jezus zet Zijn zegel erop en ziet Jona’s geschiedenis als een beeld van Zijn dood en opstanding. Jona wordt 18 keer in het Oude en 9 keer in het Nieuwe Testament aangehaald. We weten niet zo veel over hem. 2 Koningen 14:23 In het vijftiende jaar van Amazia, den zoon van Joas, den koning van Juda, werd te Samaria koning, Jerobeam, de zoon van Joas, koning van Israel, en regeerde een en veertig jaren. 24 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; hij week niet van alle zonden van Jerobeam, den zoon van Nebat, die Israel zondigen deed. 25 Hij bracht ook weder de landpale van Israel van den ingang van Hamath, tot aan de zee van het vlakke veld; naar het woord des HEEREN, des Gods van Israel, dat Hij gesproken had door den dienst van Zijn knecht Jona, den zoon van Amitthai, den profeet, die van Gath-hefer was.
Jona komt uit Galilea uit het gebied van Zebulon. Hamat is in het noorden en de zee van het vlakke veld is de Dode Zee. Kan er uit Galilea iets goeds komen? De Here Jezus kwam uit Nazaret ook uit Galilea. En de Here Jezus vergeleek Zichzelf met Jona. Mattheus 12:40 Want gelijk Jonas drie dagen en drie nachten was in den buik van den walvis, alzo zal de Zoon des mensen drie dagen en drie nachten wezen in het hart der aarde. 41 De mannen van Nineve zullen opstaan in het oordeel met dit geslacht, en zullen hetzelve veroordelen; want zij hebben zich bekeerd op de prediking van Jonas; en ziet, meer dan Jona is hier!
De vertaling zegt hier walvis, maar het is een zeemonster er staat niet bij welk dier. Maar God beschikte een vis, desnoods schiep Hij op dat moment een vis. Gods kracht is zo groot. En het boek Jona is vol wonderen, er is een wind, een boom, een worm. Of je gelooft dat God almachtig is, of je gelooft niet in wonderen en dan hou je niet veel meer over van de Bijbel. De Here Jezus haalt de geschiedenis van Jona aan en spreekt over de mannen van Nineve als echte mensen die op zullen staan. Het is makkelijker om Gods Woord helemaal te geloven. Als je begint met iets niet te geloven, kom je op een hellend vlak, dan geloof je het volgende ook niet meer. Want drie dagen en drie nachten wordt dat letterlijk bedoeld of is het een deel van drie dagen. We moeten ervan uitgaan dat de Bijbel precies bedoelt wat ze zegt. Het klinkt heel simpel maar als de Heer iets zegt dan is dat zo. Terug naar Jona. God gaf Jona een opdracht, maar hij rende weg. De reden vinden we in hoofdstuk 4. Hij wilde niet dat de vijand zich zou bekeren. Hij was een man van God maar werd boos bij het idee dat mensen zich zouden bekeren en dat is vreemd. Misschien ook een soort gezichtsverlies, hij profeteert dat de stad zal vergaan en dat gebeurt dan niet. Jonah 4:1 Dit verdroot, Jona met groot verdriet, en zijn toorn ontstak. 2 En hij bad tot den HEERE, en zeide: Och HEERE! was dit mijn woord niet, als ik nog in mijn land was ? Daarom kwam ik het voor, vluchtende naar Tarsis; want ik wist, dat Gij een genadig en barmhartig God
zijt, lankmoedig en groot van goedertierenheid, en berouw hebbende over het kwaad. 3 Nu dan, HEERE! neem toch mijn ziel van mij; want het is mij beter te sterven dan te leven.
Assyrië was een wreed en barbaars volk, zeer gemeen t.o.v. Israël, want ze werden gebruikt om Israël te straffen. Het was voor Israël beter als dat volk gestraft zou worden. Door genade van God bleven ze voor Israël een bedreiging. Hoofdstuk 1 Jona 1:1 En het woord des HEEREN geschiedde tot Jona, den zoon van Amitthai, zeggende: 2 Maak u op, ga naar de grote stad Nineve, en predik tegen haar; want hunlieder boosheid is opgeklommen voor Mijn aangezicht. 3 Maar Jona maakte zich op om te vluchten naar Tarsis, van het aangezicht des HEEREN; en hij kwam af te Jafo, en vond een schip, gaande naar Tarsis, en hij gaf de vracht daarvan, en ging neder in hetzelve, om met henlieden te gaan naar Tarsis, van het aangezicht des HEEREN. 4 Maar de HEERE wierp een groten wind op de zee; en er werd een grote storm in de zee, zodat het schip dacht te breken. 5 Toen vreesden de zeelieden, en riepen een iegelijk tot zijn god, en wierpen de vaten, die in het schip waren, in de zee, om het van dezelve te verlichten; maar Jona was nedergegaan aan de zijden van het schip, en lag neder, en was met een diepen slaap bevangen.
Het hele plan om te vluchten was perfect, er was een boot, het leek wel Gods wil, maar dat was het niet. We moeten niet te snel denken dat als alles mee lijkt te zitten, dit Gods wil is. In vers 4 stuurt God een grote wind. Het was duidelijk dat Jona buiten Gods wil was en hij bracht daarmee andere mannen in gevaar. De mannen waren bang, maar Jona lag te slapen, volgens de Septuaginta, lag hij te snurken. Nadat hij in zee was geworpen, ging de wind liggen en God beschikte een vis en Jona was drie dagen en drie nachten in de vis. Heeft Jona al die dagen geleefd in de vis of is hij in de vis gestorven en weer levend op het land gespuugd? Jona 2:1 En Jona bad tot den HEERE, zijn God, uit het ingewand van den vis. 2 En hij zeide: Ik riep uit mijn benauwdheid tot den HEERE, en Hij antwoordde mij; uit den buik des grafs schreide ik, en Gij hoordet mijn stem. 3 Want Gij hadt mij geworpen in de diepte, in het hart der zeeën, en de stroom omving mij; al Uw baren en Uw golven gingen over mij henen. 4 En ik zeide: Ik ben uitgestoten van voor Uw ogen; nochtans zal ik den tempel Uwer heiligheid weder aanschouwen. 5 De wateren hadden mij omgeven tot de ziel toe, de afgrond omving mij; het wier was aan mijn hoofd gebonden. 6 Ik was nedergedaald tot de gronden der bergen; de grendelen der aarde waren om mij henen in eeuwigheid; maar Gij hebt mijn leven uit het verderf opgevoerd, o HEERE, mijn God!
Jona gebruikt in vers 2 het woord graf (sheol), het binnenste van de vis leek op het graf. In vers 6 heeft hij het over de groeve (verderf = shachath). Hij haalt de Psalmen aan o.a.: Psalm 18:5 Banden der hel omringden mij, strikken des doods bejegenden mij. 6 Als mij bange was, riep ik den HEERE aan, en riep tot mijn God; Hij hoorde mijn stem uit Zijn paleis, en mijn geroep voor Zijn aangezicht kwam in Zijn oren. Psalm 30:3 HEERE! Gij hebt mijn ziel uit het graf opgevoerd; Gij hebt mij bij het leven behouden, dat ik in den kuil niet ben nedergedaald. Psalm 69:2 Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op Schoschannim. Verlos mij, o God! want de wateren zijn gekomen tot aan de ziel.
Psalm 69:3 Ik ben gezonken in grondeloze modder, waar men niet kan staan; ik ben gekomen in de diepten der wateren, en de vloed overstroomt mij. Psalm 69:15 Ruk mij uit het slijk, en laat mij niet verzinken; laat mij gered worden van mijn haters, en uit de diepten der wateren. 16 Laat de watervloed mij niet overstromen, en laat de diepte mij niet verslinden; en laat den put zijn mond over mij niet toesluiten. Psalm 31:23 Ik zeide wel in mijn haasten: Ik ben afgesneden van voor Uw ogen; dan nog hoordet Gij de stem mijner smekingen, als ik tot U riep
Sheol wordt overal vertaald met graf, dus dan bedoelt Jona hier ook graf, dus geloof ik dat hij werkelijk gestorven is in de vis en daarna weer levend geworden, en daarmee een type is van de Here Jezus Die ook gestorven is en weer is opgestaan. In vers 10 zien we dat hij leeft. God geeft nieuwe kansen als je hebt gefaald. Net als Petrus die de Heer verloochend had, maar toch weer terug in dienst wordt genomen. God is een genadig God. Hoofdstuk 3 Jona gaat naar Nineve, een zeer grote stad van drie dagreizen. Er hoorde ook het vee en de landbouw bij en op de muren kon je met wagens rijden. In vers 4 roept hij op tot bekering: nog 40 dagen en dan zou het oordeel komen. Als de mensen zich bekeren, wordt het oordeel afgewend. Er is veel kracht in het Woord van God. Als wij getuigen van ons geloof, dan kan het Woord van God die persoon tot berouw brengen. Hoofdstuk 4 Jona is boos, maar is dat terecht? God is liefdevol en geeft een boom tegen de hitte. God doet heel veel in dit boek. Als je Hem accepteert als de Almachtige heb je geen probleem met dit boek. Jona 4:10 Toen zeide de HERE: Gij wildet de wonderboom sparen, waarvoor gij u geen moeite hebt gegeven en die gij niet hebt doen groeien, die in één nacht is ontstaan en in één nacht is vergaan. 11 Zou Ik dan Nineve niet sparen, de grote stad, waarin meer dan honderdtwintigduizend mensen zijn, die het onderscheid niet kennen tussen hun rechterhand en hun linkerhand, benevens veel vee?
Dit is de echte Heer, Die zelfs bezorgd is om het vee. Petrus de zoon van Jona, moest naar Joppe naar de heidenen, ook daar geeft God om. We hebben nog steeds een liefdevolle en genadig God.
Micha - Inleiding van Stuart Allen In de Bijbel komen verschillende Micha’s voor. De naam Micha betekent: Wie is Hem (de HEERE) gelijk? Het is een uitdaging. De profeet Micha was een Morastiet, dus afkomstig uit Moreset-Gad. Micha 1:1 Het woord des HEEREN, dat geschied is tot Micha, den Morastiet, in de dagen van Jotham, Achaz en Jehizkia, koningen van Juda; dat hij gezien heeft over Samaria en Jeruzalem.
Samaria is de hoofdstad van het noordelijke 10-stammenrijk (Israël) en Jeruzalem is de hoofdstad van het zuidelijke 2-stammenrijk (Juda). Micha was profeet voor beide koninkrijken. Hij is 60 jaar profeet geweest en dat is een lange tijd, Habakuk heeft maar vier maanden geprofeteerd. Maar bij Micha was de Geest des Heren 60 jaar op hem. De profetie gaat over die tijd en plaats, maar ook over de eindtijd. Hij spreekt vooral tegen de rijke en heersende klasse. Micha 1:2 Hoort, gij volken altemaal! merk op, gij aarde, mitsgaders derzelver volheid! de Heere HEERE nu zal tot een getuige zijn tegen ulieden, de Heere uit den tempel Zijner heiligheid.
De koningen gedroegen zich zeer ergerlijk door hun offers aan de afgoden. De rijken en de handelaren waren corrupt en bedrogen de armen. De Here heeft dit gezien en getuigt tegen hen. Amos moest ook als herder tegen de rijken een duidelijke boodschap brengen (zie de studie over Amos). Micha 1:3 Want ziet, de HEERE gaat uit van Zijn plaats, en Hij zal nederdalen en treden op de hoogten der aarde.
De Heere zal komen om te oordelen, vanwege de overtredingen en zonden en vanwege de afgoderij. Micha 1:4 En de bergen zullen onder Hem versmelten, en de dalen gekloofd worden, gelijk was voor het vuur, gelijk wateren, die uitgestort worden in de laagte. 5 Dit alles, om de overtreding van Jakob, en om de zonden van het huis Israëls; wie is het begin van de overtreding van Jakob? Is het niet Samaria? En wie van de hoogten van Juda? Is het niet Jeruzalem? 6 Daarom zal Ik Samaria stellen tot een steenhoop des velds, tot plantingen eens wijngaards; en Ik zal haar stenen in de vallei storten, en haar fondamenten ontdekken.
De Heere zal vernietiging brengen. Micha 1:7 En al haar gesneden beelden zullen vermorzeld worden, en al haar hoerenbeloningen zullen met vuur verbrand worden, en al haar afgoden zal Ik stellen tot een woestheid; want zij heeft ze van hoerenloon vergaderd, en zij zullen tot hoerenloon wederkeren. 8 Hierom zal ik misbaar bedrijven en huilen; ik zal beroofd en naakt gaan; ik zal misbaar maken als de draken, en treuren als de jonge struisen.
De profeet Micha zal blootsvoets gaan als Israël zich niet bekeert en zal huilen. Dan volgt er een gedeelte in de profetie die eigenlijk in het Hebreeuws zou moeten worden gelezen, want er wordt op rijm en met bepaalde woorden gesproken. Het is bijna onmogelijk
om dat op zo’n zelfde manier te vertalen. De namen hebben ook een betekenis. Deze manier werd gebruikt om aandacht te vragen voor het belang van hetgeen gezegd werd. Micha 1:9 Want haar plagen zijn dodelijk; want zij zijn gekomen tot aan Juda; hij is geraakt tot aan de poort mijns volks, tot aan Jeruzalem. 10 Verkondigt het niet te Gath,
Verkondig het niet te Gath, komt van een uitspraak van David. Als Saul en Jonathan dood zijn, mag het niet verteld worden in Gath, zodat de vijand niet erover zal juichen. Zie 2 Sam 1: 17 David nu klaagde deze klage over Saul en over Jonathan, zijn zoon; 18 Als hij gezegd had, dat men den kinderen van Juda den boog zou leren; ziet, het is geschreven in het boek des Oprechten. 19 O Sieraad van Israël, op uw hoogten is hij verslagen; hoe zijn de helden gevallen! 20 Verkondigt het niet te Gath, boodschapt het niet op de straten van Askelon; opdat de dochters der Filistijnen zich niet verblijden, opdat de dochters der onbesnedenen niet opspringen van vreugde. weent zo jammerlijk niet; wentelt u in het stof in het huis van Afra. 11 Ga door, gij inwoneres van Safir! met blote schaamte; de inwoneres van Zaanan gaat niet uit; rouwklage is te Beth-haezel; hij zal zijn stand van ulieden nemen. 12 Want de inwoneres van Maroth is krank om des goeds wil; want een kwaad is van den HEERE afgedaald, tot aan de poort van Jeruzalem. 13 Span de snelle dieren aan den wagen, gij inwoners van Lachis! (deze is der dochter Sions het beginsel der zonde ) want in u zijn Israëls overtredingen gevonden. 14 Daarom geef geschenken aan Morescheth-gaths; de huizen van Achzib zullen den koningen van Israël tot een leugen zijn. 15 Ik zal u nog een erfgenaam toebrengen, gij inwoneres van Maresa! Hij zal komen tot aan Adullam, tot aan de heerlijkheid Israëls. 16 Maak u kaal en scheer u, om uw troetelkinderen; verwijd uw kaalheid, als de arend, omdat zij gevankelijk van u zijn weggevoerd.
Afra = huis van stof Safir = mooi, schoonheid Zaanan = plaats van marcheren, naar buiten gaan klinkt als Zaanan Beth-haezel = huis van standvastigheid Maroth = bitterheid Lachis = onoverwinnelijk Morescheth-gath = eigendom van Gath Achzib = leugenachtig Maresa = dat aan het hoofd is, erfgenaam klinkt als Maresa (in herziene SV is er vertaald met bezetter). Je krijgt zinnen zoals hieronder: Huil, huil niet. Wentelt u in het stof in het huis van stof. Inwoners van schoonheid, ga naakt. Inwoners van marcheren gaan niet uit. Rouwklacht is in het huis van standvastigheid … De inwoners van bitterheid wachten op het goede … De huizen van leugenachtigheid zullen de koningen tot leugen zijn. In Lachis waren ze begonnen met de afgoderij. Je hoofd kaal maken werd gedaan door de heidense volken. Het volk Israël liet juist de baard staan, alleen in tijden van rouw niet.
Het is een moeilijk gedeelte om te begrijpen, maar God gaat Israël en Juda oordelen. Er zijn waarschuwingen dat God zal oordelen, als ze zich niet bekeren. De rijken en machthebbers hebben macht en kracht en zij zijn dus verantwoordelijk. In hoofdstuk 2 Micha 2:1 Wee dien, die ongerechtigheid bedenken, en kwaad werken op hun legers; in het licht van den morgenstond doen zij het, dewijl het in de macht van hunlieder hand is.
Dit is gericht tegen de rijken, degenen die de macht hebben. 2 En zij begeren akkers, en roven ze, en huizen, en nemen ze weg; alzo doen zij geweld aan den man en zijn huis, ja, aan een iegelijk en zijn erfenis. 3 Daarom, alzo zegt de HEERE: Ziet, Ik denk een kwaad over dit geslacht, waaruit gijlieden uw halzen niet zult uittrekken, en zo rechtop niet gaan; want het zal een boze tijd zijn. 4 Te dien dage zal men een spreekwoord over ulieden opnemen; en men zal een klagelijke klacht klagen, en zeggen: Wij zijn ten enenmale verwoest; Hij verwisselt mijns volks deel; hoe ontwendt Hij mij; Hij deelt uit, afwendende onze akkers. 5 Daarom zult gij niemand hebben, die het snoer werpe in het lot, in de gemeente des HEEREN.
Je kreeg je erfdeel door het lot en dat bleef in de familie. Dan volgt er een gedeelte tegen de valse profeten. 6 Profeteert gijlieden niet, zeggen zij, laat die profeteren; zij profeteren niet als die; men wijkt niet af van smaadheden. 7 O gij, die Jakobs huis geheten zijt! Is dan de Geest des HEEREN verkort ? Zijn dat Zijn werken ? Doen Mijn woorden geen goed bij dien, die recht wandelt ? 8 Maar gisteren stelde zich Mijn volk op, tot vijand, tegenover een kleed; gij stroopt een mantel van degenen, die zeker voorbijgaan, wederkomende van den strijd. 9 De vrouwen Mijns volks verdrijft gij, elk een uit het huis van haar vermakingen; van haar kinderkens neemt gij Mijn sieraad in eeuwigheid. 10 Maakt u dan op, en gaat henen; want dit land zal de rust niet zijn; omdat het verontreinigd is, zal het u verderven, en dat met een geweldige verderving. 11 Zo er iemand is, die met wind omgaat, en valselijk liegt, zeggende: Ik zal u profeteren voor wijn en voor sterken drank! dat is een profeet dezes volks. 12 Voorzeker zal Ik u, o Jakob! gans verzamelen; voorzeker zal Ik Israëls overblijfsel vergaderen; Ik zal het te zamen zetten als schapen van Bozra; als een kudde in het midden van haar kooi zullen zij van mensen deunen. 13 De doorbreker zal voor hun aangezicht optrekken; zij zullen doorbreken, en door de poort gaan, en door dezelve uittrekken; en hun koning zal voor hun aangezicht henengaan; en de HEERE in hun spits.
De valse profeten vertelden iets anders dan Micha, het tegenovergestelde. Ze zeiden het gaat goed met ons en er zal ons niets overkomen. Ze gedroegen zich als vijanden van God. Het oordeel staat in vers 12 en 13, ze zullen in ballingschap gaan. Hoofdstuk 3 is tegen de vorsten en priesters, de hoofden. Als de leiders fout zijn dan is het volk ook fout. Ze haten het goede en hebben het kwaad lief. Ze plunderen de armen, maar God kan dit niet toestaan. En als ze dan de Here aanroepen, zal Hij niet naar ze luisteren. In de kleine profeten zit een directe boodschap voor die tijd, maar soms is er ook nog een verdere vervulling in de toekomst. De profetie was natuurlijk voor de mensen die in die tijd leefden, anders hadden die er niets aan, maar het is toen ten dele vervuld en de uiteindelijke vervulling komt nog.
Uiteindelijk zullen alle profetieën vervuld worden, en alle problemen opgelost worden als de Here wederkomt en ingrijpt in Israël en de wereld. Dat is gebaseerd op het Nieuwe Verbond, niet het oude. Bij het Nieuwe Verbond zal God Zijn wet in hun hart leggen, dan zal Israël Zijn volk zijn. Micha 3:5 Alzo zegt de HEERE, tegen de profeten, die Mijn volk verleiden; die met hun tanden bijten, en roepen vrede uit; maar die niet geeft in hun mond, tegen dien zo heiligen zij een krijg.
Als ze te eten hebben is er vrede, maar anders komt er oorlog. 6 Daarom zal het nacht voor ulieden worden vanwege het gezicht, en ulieden zal duisternis zijn vanwege de waarzegging; en de zon zal over deze profeten ondergaan; en de dag zal over hen zwart worden.
De lamp gaat uit. 7 En de zieners zullen beschaamd, en de waarzeggers schaamrood worden; en zij zullen al te zamen de bovenste lip bewimpelen; want er zal geen antwoord Gods zijn.
De profeten hebben geen boodschap meer. 8 Maar waarlijk, ik ben vol krachts van den Geest des HEEREN; en vol van gericht en dapperheid, om Jakob te verkondigen zijn overtreding, en Israel zijn zonde.
Micha werd geleid door de Heilige Geest en had wel een boodschap. Hij moest het oordeel verkondigen en nog geen herstel. Hij had kracht nodig om dat te doen. 9 Hoort nu dit, gij hoofden van het huis Jakobs, en gij oversten van het huis Israëls! die van het gericht een gruwel hebt, en al wat recht is verkeert; 10 Bouwende Sion met bloed, en Jeruzalem met onrecht. 11 Haar hoofden rechten om geschenken, en haar priesters leren om loon, en haar profeten waarzeggen om geld; nog steunen zij op den HEERE, zeggende: Is de HEERE niet in het midden van ons? Ons zal geen kwaad overkomen. 12 Daarom, om uwentwil, zal Sion als een akker geploegd worden, en Jeruzalem zal tot steenhopen worden, en de berg dezes huizes tot hoogten eens wouds.
Sion, dat is Jeruzalem zal geoordeeld worden. In hoofdstuk 4 komt het goede nieuws: er komt herstel en zegening, omdat God zijn beloften heeft gedaan Abraham, Isaak en Jacob. Micha 4:1 Maar in het laatste der dagen zal het geschieden, dat de berg van het huis des HEEREN zal vastgesteld zijn op den top der bergen; en hij zal verheven zijn boven de heuvelen, en de volken zullen tot hem toevloeien. 2 En vele heidenen zullen henengaan, en zeggen: Komt en laat ons opgaan tot den berg des HEEREN, en ten huize van den God Jakobs, opdat Hij ons lere van Zijn wegen, en wij in Zijn paden wandelen; want uit Sion zal de wet uitgaan, en des HEEREN woord uit Jeruzalem. 3 En Hij zal onder grote volken richten, en machtige heidenen straffen, tot verre toe; en zij zullen hun zwaarden slaan tot spaden, en hun spiesen tot sikkelen; het ene volk zal tegen het andere volk geen zwaard opheffen, en zij zullen den krijg niet meer leren.
Dit gedeelte staat ook in Jesaja 2:2-4 Jesaja 2:2 En het zal geschieden in het laatste der dagen, dat de berg van het huis des HEEREN zal vastgesteld zijn op den top der bergen, en dat hij zal verheven worden boven de heuvelen, en tot denzelven zullen alle heidenen toevloeien. 3 En vele volken zullen heengaan en zeggen: Komt, laat ons
opgaan tot den berg des HEEREN, tot het huis van den God Jakobs, opdat Hij ons lere van Zijn wegen, en dat wij wandelen in Zijn paden; want uit Sion zal de wet uitgaan, en des HEEREN woord uit Jeruzalem. 4 En Hij zal rechten onder de heidenen, en bestraffen vele volken; en zij zullen hun zwaarden slaan tot spaden, en hun spiesen tot sikkelen; het ene volk zal tegen het andere volk geen zwaard opheffen, en zij zullen geen oorlog meer leren.
Sommige kritieken zeggen dat de profeten elkaar kopieerden. Maar God kan een belangrijke boodschap via verschillende profeten geven. Jesaja en Micha geven een mooi beeld van de toekomst. Velen vergeestelijken dit, maar het is letterlijk voor Israël, zelfs de geografie zal veranderen, want de Olijfberg zal splijten. Jeruzalem zal het centrum van de aarde worden, niet Londen, New York, Tokio of Moskou. Ze zullen leren dat hun hart zal veranderen. De volken zullen optrekken en zullen onderwijs krijgen van de Here. De Here zal rechtspreken. De wapens zullen verdwijnen. Wij worden bedreigd door bommen, door het vernuft van mensen, maar alleen de Here kan dit oplossen. Psalm 46 is een bemoedigende psalm maar het is vooral een profetie voor de toekomst. God zal spreken en de volken zullen zwijgen. Er zal vrede zijn, geen antisemitisme, geen dreiging dat Israël de zee zal worden ingedreven. Micha was niet de enige profeet die dit profeteerde. Zacharia 3:9 Want ziet, aangaande dien steen, welken Ik gelegd heb voor het aangezicht van Josua, op dien enen steen zullen zeven ogen wezen; ziet, Ik zal zijn graveersel graveren, spreekt de HEERE der heirscharen, en Ik zal de ongerechtigheid dezes lands op een dag wegnemen. 10 Te dien dage, spreekt de HEERE der heirscharen, zult gijlieden een iegelijk zijn naaste nodigen tot onder den wijnstok en tot onder den vijgeboom.
Dit gedeelte geldt niet voor nu, net als het Loofhuttenfeest. De Here alleen kan dit bereiken. Elia dacht dat hij alleen was overgebleven maar er waren nog 7000 gelovigen. Er is altijd een gelovig overblijfsel. In Handelingen is er op het Pinksterfeest een gelovig overblijfsel om Israël tot jaloersheid te brengen. Dat is niet het Lichaam van Christus. Uiteindelijk zal er herstel zijn niet alleen voor Israël maar voor alle volken. Micha ziet uit naar de dag dat er voor angst, oorlog etc. een oplossing zal komen (denk aan Daniël: het beeld en de steen en de beschrijving in het boek Openbaring). Micha 4:4 Maar zij zullen zitten, een ieder onder zijn wijnstok, en onder zijn vijgeboom, en er zal niemand zijn, die ze verschrikke; want de mond des HEEREN der heirscharen heeft [het] gesproken.
Micha spreekt over het (gelovig) overblijfsel in de volgende verzen: Micha 5:2-7 2 Daarom zal Hij henlieden overgeven, tot den tijd toe, dat zij, die baren zal, gebaard hebbe; dan zullen de overigen Zijner broederen zich bekeren met de kinderen Israëls. 6) En Jakobs overblijfsel zal zijn in het midden van vele volken, als een dauw van den HEERE, als droppelen op het kruid, dat naar geen man wacht, noch mensenkinderen verbeidt. 7 Ja, het overblijfsel van Jakob zal zijn onder de heidenen, in het midden van vele volken, als een leeuw onder de beesten des wouds, als een jonge leeuw onder de schaapskudden; dewelke, wanneer hij doorgaat, zo vertreedt en verscheurt hij, dat niemand redde.
Er blijft altijd een gelovige rest over, denk maar aan de tijd van Elia en Achab. Gods plan gaat door, ook al zien we dat niet altijd. Micha 4 vers 10 spreekt van verlossing uit de hand van de vijanden: Micha 4:10 Lijd smart en arbeid om voort te brengen, o dochter Sions! als een barende [vrouw]; want nu zult gij [wel] uit de stad henen uitgaan, en op het veld wonen, en tot in Babel komen, [maar] aldaar zult gij gered worden; aldaar zal u de HEERE verlossen uit de hand uwer vijanden.
Assyrie was de heerser ten tijde van Micha, maar hier wordt al gesproken over de Babylonische ballingschap, de verlossing hieruit en het regeren. Micha 4:13 Maak u op en dors, o dochter Sions! Want Ik zal uw hoorn ijzer maken, en uw klauwen koper maken, en gij zult vele volken verpletteren; en Ik zal hunlieder gewin den HEERE verbannen, en hun vermogen den Heere der ganse aarde.
Hier is sprake van de Here der ganse aarde, dat in tegenstelling tot de heer van deze tijd, nl. satan. Zie ook: Zacharia 4:14 Toen zeide Hij: Deze zijn de twee olietakken, welke voor den Heere der ganse aarde staan. Zacharia 14:9 En de HEERE zal tot Koning over de ganse aarde zijn; te dien dage zal de HEERE één zijn, en Zijn Naam één. Zacharia 6:5 En de Engel antwoordde, en zeide tot mij: Deze zijn de vier winden des hemels, uitgaande van daar zij stonden voor den Heere der ganse aarde.
De Messias: Micha 5:3 En Hij zal staan, en zal weiden in de kracht des HEEREN, in de hoogheid van den Naam des HEEREN, Zijns Gods, en zij zullen wonen, want nu zal Hij groot zijn tot aan de einden der aarde.
Hier moeten we gelijk denken aan Psalm 23, maar hier gaat het over de ware David, de sterkte des Heren. De Messias geboren in het kleine geringe Bethlehem, maar daarom juist door God gekozen, Zijn 1e komst. Micha 5:1 En gij, Bethlehem Efratha! zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda? Uit u zal Mij voortkomen, Die een Heerser zal zijn in Israël, en Wiens uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid.
In zijn 2e komst zal hij een rechtszaak aangaan en dan gaat het om een grote zaak; na 2000 jaar zal er op de 3e dag een opstanding zijn. Hosea 6:1) Komt en laat ons wederkeren tot den HEERE, want Hij heeft verscheurd, en Hij zal ons genezen; Hij heeft geslagen, en Hij zal ons verbinden. 2) Hij zal ons na twee dagen levend maken; op den derden dag zal Hij ons doen verrijzen, en wij zullen voor Zijn aangezicht leven. 3) Dan zullen wij kennen, wij zullen vervolgen, om den HEERE te kennen; Zijn uitgang is bereid als de dageraad; en Hij zal tot ons komen als een regen, als de spade regen [en] vroege regen des lands. Micha 6:1) Hoort nu, wat de HEERE zegt: Maak u op, twist met de bergen, en laat de heuvelen uw stem horen.
2) Hoort, gij bergen! den twist des HEEREN, mitsgaders gij sterke fondamenten der aarde! want de
HEERE heeft een twist (rechtszaak) met Zijn volk, en Hij zal Zich met Israël in recht begeven. 3) O Mijn volk! wat heb Ik u gedaan, en waarmede heb Ik u vermoeid? Betuig tegen Mij. 4) Immers heb Ik u uit Egypteland opgevoerd, en u uit het diensthuis verlost; en Ik heb voor uw aangezicht henen gezonden Mozes, Aäron en Mirjam. 5) Mijn volk! gedenk toch wat Balak, de koning van Moab, beraadslaagde, en wat hem Bíleam, de zoon van Beor, antwoordde; [en wat geschied is] van Sittim af tot Gilgal toe, opdat gij de gerechtigheden des HEEREN kent.
De Here spreekt over Zijn zorg voor Israël, in Egypte en daarna. In Numeri staat de geschiedenis met Balak: Numeri 22:6) En nu, kom toch, vervloek mij dit volk, want het is machtiger dan ik; misschien zal ik het kunnen slaan, of het uit het land verdrijven; want ik weet, dat, wien gij zegent, die zal gezegend zijn, en wien gij vervloekt, die zal vervloekt zijn. Numeri 23:7) Toen hief hij zijn spreuk op, en zeide: Uit Syrië heeft mij Balak, de koning der Moabieten, laten halen, van het gebergte tegen het oosten, [zeggende]: Kom, vervloek mij Jakob, en kom, scheld Israël! 8) Wat zal ik vloeken, dien God niet vloekt; en wat zal ik schelden, waar de HEERE niet scheldt?
Balak wilde dat Bileam het volk vervloekte en Bileam was dit ook van plan, maar hij komt tot de conclusie in vers 8: Hoe zou ik vervloeken die God niet vloekt en uiteindelijk zegent Bileam het volkt. De Here beschermt Zijn volk. Hoe zal het volk de Here tegemoet treden? Niet met rituelen van uiterlijke zaken als brandoffers, maar met het hart en de goede gezindheid (zie vers 8); dit is niet het evangelie maar zijn goede werken die bij gelovigen (door genade) horen. Micha 6:6) Waarmede zal ik den HEERE tegenkomen, [en] mij bukken voor den hogen God? Zal ik Hem tegenkomen met brandofferen, met eenjarige kalveren? 7) Zou de HEERE een welgevallen hebben aan duizenden van rammen, aan tien duizenden van oliebeken? Zal ik mijn eerstgeborene geven [voor] mijn overtreding, de vrucht mijns buiks [voor] de zonde mijner ziel? 8) Hij heeft u bekend gemaakt, o mens! wat goed is; en wat eist de HEERE van u, dan recht te doen, en weldadigheid lief te hebben, en ootmoediglijk te wandelen met uw God?
In Micha 7 klaagt de profeet over de situatie van Israël. Zij zijn niet goedertieren, oprecht, zij loeren op bloed, de rechter is omgekocht, zij verdraaien het recht etc. etc. Micha vertrouwt op de Here: Micha 7:7) Maar ik zal uitzien naar den HEERE, ik zal wachten op den God mijns heils; mijn God zal mij horen.
Ondanks dit alles blijft de Here trouw, Hij houdt Zijn verbond staande en zal verlossen in de toekomst. Micha 7:14) Gij [dan], weid Uw volk met Uw staf, de kudde Uwer erfenis, die alleen woont, [in] het woud, in het midden van een vruchtbaar land; laat ze weiden [in] Basan en Gílead, als in de dagen van ouds. 15) Ik zal haar wonderen doen zien, als in de dagen, toen gij uit Egypteland uittoogt. 16) De heidenen zullen het zien, en beschaamd zijn, vanwege al hun macht; zij zullen de hand op den mond leggen; hun oren zullen doof worden. 17) Zij zullen het stof lekken, als de slang; als kruipende dieren der aarde, zullen zij zich beroeren uit hun sloten; zij zullen met vervaardheid komen tot den HEERE, onzen God, en zullen voor U vrezen.
Ook hier wordt in vers 14 gesproken over een staf, de goede zorg van God, zie Psalm 23. Vers 15 spreekt over de zorg van de Here in Egypte. Vers 16 laat zien dat de heidenvolken (zoals bij de uittocht uit Egypte) beschaamd zullen worden in de toekomst. Micha’s naam betekent: Wie is Hem (de Here) gelijk en dat is ook de vraag in vers 18: Micha 7:18) Wie is een God gelijk Gij, Die de ongerechtigheid
vergeeft, en de overtreding van het overblijfsel Zijner erfenis voorbij gaat? Hij houdt Zijn toorn niet in eeuwigheid; want Hij heeft lust aan goedertierenheid.
Hij vergeeft en zal Zijn verbond met Jakob en Abraham gedenken, zie vers 20. God breekt Zijn Woord niet, Hij is gisteren, heden en tot in eeuwigheid dezelfde.
De structuur van het boek Micha n.a.v. de structuren van E. Bullinger uit de Companion Bible (vertaald in het Nederlands) A Mic 1:2-3:12 Bedreiging ........ Mic 1:2-2:13 Het volk ............... Mic 1:2-4 De komst van Jehova ..................... Mic 1:5 Beschuldiging ........................... Mic 1:6-7 Bedreiging ................................. Mic 1:8-16 Weeklacht ..................... Mic 2:1-2 Beschuldiging ........................... Mic 2:3 Bedreiging ................................. Mic 2:4-5 Weeklacht ..................... Mic 2:6 a Beschuldiging ........................... Mic 2:6 b Bedreiging ................................. Mic 2:7-11 Weeklacht ............... Mic 2:12-13 De komst van Jehova .................... Mic 3:1-4 De regeerders ........ Mic 3:5-8 De valse profeten ............... Mic 3:9-12 De heersers -- B Mic 4:1-5:15 Troost ........... Mic 4:1-5 Algemeen; Het einde ................. Mic 4:6-5:15 Gedetailleerd; De middelen ....................... Mic 4:6-5:8 Het goede gegeven ............................. Mic 4:6-7 Het overblijfsel uitverzameld ................................... Mic 4:8 Het koningschap; "But thou" ( ve''attah ) ......................................... Mic 4:9-10 a barensweeen ............................................... Mic 4:10 b Vertrek ..................................................... Mic 4:10 Verlossing ........................................................... Mic 4:11 Vijandigheid ................................................................. Mic 4:12-13 Overwinning ........................................................... Mic 5:1 Vijandigheid (Micha 4:14 NL vert.) ................................... Mic 5:2 De Koning; (Micha 5:1 NL vert.) ......................................... Mic 5:3 a barensweeen (Micha 5:2a NL vert.) ............................................... Mic 5:3-6 a Terugkeer (Micha 5:2b-5a NL vert.) ..................................................... Mic 5:6 b Verlossing (Micha 5:5b NL vert.) ............................. Mic 5:7-8 Het overblijfsel terugverzameld (Micha 5:6-7 NL vert.) ............................. Mic 5:9 Vijanden afgesneden (Micha 5:8 NL vert.) ....................... Mic 5:10-14 Het kwaad weggedaan (Micha 5:9-13 NL vert.) ............................. Mic 5:10 Slechte mensen - militairen (Micha 5:9 NL vert.) ................................... Mic 5:11 Steden (Micha 5:10 NL vert.) ............................. Mic 5:12-14 a Slechte mensen; afgodendienaars (Micha 5:11-13a NL vert.) ................................... Mic 5:14 b Steden (Micha 5:13 NL vert.) ............................. Mic 5:15 Vijanden afgesneden (Micha 5:14 NL vert.)
A Mic 6:1-7:10 Bedreiging ......... Mic 6:1-2 Oproep om te luisteren; Bergen ............... Mic 6:2 Geschil ..................... Mic 6:3-8 Vermaning ........................... Mic 6:3 Vraag van Jehova ................................. Mic 6:4-5 Jehovahs Antwoord; Wat Hij heeft gedaan ........................... Mic 6:6-7 Vraag van Jehovah ................................. Mic 6:8 Jehovahs Antwoord; Wat Israel moet doen ......... Mic 6:9 Oproep om te luisteren; Stad ............... Mic 6:10-16 Geschil ..................... Mic 6:10-12 Beschuldiging; oneerlijkheid en bedrog ........................... Mic 6:13-15 Oordeel; Verwoesting ..................... Mic 6:16 a Beschuldiging; Omri and Achab ........................... Mic 6:16 b Oordeel; verwoesting ..................... Mic 7:1-10 Weeklacht ........................... Mic 7:1-4 Kwaad beklaagd ................................. Mic 7:5-6 Oplossingen; tevergeefs ................................. Mic 7:7 Oplossing; Juist ........................... Mic 7:8-10 Het kwaad doorstaan -- B Mic 7:11-20 Troost ............ Mic 7:11-13 Herstel van Israel .................. Mic 7:14 Gebed ............ Mic 7:15-17 Onderwerping van Israels vijanden .................. Mic 7:18-20 Vergiffenis
Nahum – uit de serie de kleine profeten van Stuart Allen Het Bijbelboek Nahum bevat drie hoofdstukken, eigenlijk drie gedichten over de val en de vernietiging van het Assyrische rijk, met Nineve als hoofdstad. Het eerste gedicht is een acrostichon omdat elke zin begint met een opeenvolgende letter van het Hebreeuwse alfabet. De datum van deze profetie is in ieder geval voor de val van Nineve en na de val van NoAmmon, dus tussen 606-660 voor Chr. Het noordelijke 10-stammenrijk was in ballingschap en het zuidelijke 2-stammenrijk Juda werd onderdrukt door Assyrië, zij waren een werktuig van God vanwege de ongehoorzaamheid van Juda, maar nu worden ze door God gestraft vanwege hun wreedheid. God gebruikte twee volken om Zijn volk te straffen: Assyrië en Babylon. In musea met spullen uit die tijd kunnen we zien dat het wrede volken waren met martelwerktuigen. Maar ze waren ook hele knappe bouwers en de hangende tuinen van Babel horen bij de wereldwonderen. De muren van Nineve waren zo breed dat er 3 wagens tegelijk over konden rijden en had 1200 torens. Onoverwinnelijk, onafhankelijk en trots. Maar men rekende niet met God en dat gaat nu gebeuren. Hoofdstuk 1 begint met de basis, God is een na-ijverig God en houdt de schuldige niet onschuldig. Nahum 1:1-3
De last van Ninevé. Het boek van het visioen van Nahum uit Elkos. [aleph] Een na-ijverig God en een Wreker is de HEERE, een Wreker is de HEERE, en zeer grimmig. Een Wreker is de HEERE voor Zijn tegenstanders, en Hij handhaaft Zijn toorn jegens Zijn vijanden. De HEERE is geduldig, maar groot van kracht en Hij houdt de schuldige zeker niet onschuldig.
Het gaat om de rechtvaardigheid van de Heere, Hij moet afrekenen met de zonde, Hij vergeet de zonde niet. Maar Hij is ook genadig en langzaam tot toorn. In deze profetie gaat het niet over het oordeel over Juda, want Nineve is hun grote vijand. In vers 15 zien we dat er een goede boodschap voor Juda is en dat ze weer hun feestdagen kunnen vieren als de vijand is verslagen. Nineve was al eens gewaarschuwd dat ze na 40 dagen vernietigd zou worden (Jona 3:4), maar dat is toen niet gebeurd, want er vond een wonder plaats, de koning en de inwoners hadden berouw van hun zonden. Maar nu was er een nieuw geslacht dat weer even zondig was en dus kwam het oordeel nu wel. Nahum betekent vertroosting, na alle onderdrukking kwam er nu vertroosting voor het volk. Hij kwam uit Elkos, de plaats is niet meer bekend, sommigen denken aan Kapernaum, waarin Naum in voor komt. Hij was een tijdgenoot van Jeremia en Sefanja. Vaak zien mensen alleen de toornende God van Oude Testament, maar dat is ook de liefdevolle God van het Nieuwe Testament. Maar Hij moet afrekenen met de zonden.
God is een na-ijverig God, maar niet alleen maar jaloers, maar intens verlangend, Hij is heel erg verontrust en bezorgd over Zijn volk. Petrus zegt later ook dat God Zijn beloften zal nakomen en niet zal talmen, maar Hij is ook langzaam tot toorn. Hij kan de schuldige niet voor onschuldig houden, maar Hij heeft de weg gevonden om de zonde weg te doen, door Jezus Christus. Hoewel het gedichten zijn, zijn ze zeker waar. Het is in zeer levendige termen verwoord. Nahum 1:3-6
De HEERE is geduldig, maar groot van kracht en Hij houdt de schuldige zeker niet onschuldig. [beth] De weg van de HEERE is in wervelwind en in storm, wolken zijn het stof van Zijn voeten. [gimel] Hij bestraft de zee en maakt die droog, al de rivieren laat Hij verdrogen. [daleth] Basan en Karmel zijn verwelkt, de bloesem van Libanon is verwelkt. [he] De bergen beven voor Hem, de heuvels smelten weg, [waw] de aarde rijst op voor Zijn aangezicht, de wereld met al zijn bewoners. [zain] 6 Wie kan standhouden voor Zijn gramschap? Wie kan te midden van Zijn brandende toorn opstaan? [cheth] Zijn grimmigheid is uitgegoten als vuur, de rotsen worden door Hem stukgebroken.
Hier zien we het karakter van God, een verterend vuur. Net als in Openbaring 6:17 de dag van het lam, de dag van toorn. Het antwoord op de vragen uit vers 6 is niemand. Niemand kan bestaan, behalve als je schuilt onder het bloed. Nahum 1:7-8
[teth] De HEERE is goed, Hij is tot een vesting op de dag van de benauwdheid. [jod] Hij kent hen die tot Hem hun toevlucht nemen, en door een overstromende vloed [kaph] zal Hij een vernietigend einde maken aan zijn plaats en duisternis achtervolgt Zijn vijanden.
Bij Hem zijn we veilig, maar de vijand niet, die zal Hij vernietigen en dat gebeurde met Nineve. Nahum 1:9
Wat u ook bedenkt tegen de HEERE, Hij Zelf maakt er een vernietigend einde aan. Geen tweede keer zal de benauwdheid opkomen.
God doet alles volledig: redden, oordelen, vernietigen, daar is geen tweede keer voor nodig. Nahum 1:10
Omdat zij vervlochten zijn als dorens, en dronken als dronkaards, zullen zij volledig verteerd worden, als dorre stoppels.
Er was een dronken orgie in het paleis toen ze overvallen werden, ze waren gereed voor het vuur als dorre stoppels. Nahum 1:11
Uit u is iemand voortgekomen die kwaad bedenkt tegen de HEERE, een verderfelijke raadsman.
Sommige zien in hem de raadsman Rabsake, die bij Hizkia kwam, zie
2 Koningen 18:28-33
En de commandant stelde zich op, riep met luide stem in het Judees, en hij sprak en zei: Luister naar de woorden van de grote koning, de koning van Assyrië! Dit zegt de koning: Laat Hizkia u niet bedriegen, want hij zal u niet uit zijn hand kunnen redden. Laat Hizkia u ook niet doen vertrouwen op de HEERE door te zeggen: De HEERE zal ons zeker redden, en deze stad zal niet gegeven worden in de hand van de koning van Assyrië. Luister niet naar Hizkia, want dit zegt de koning van Assyrië: Geef u aan mij over, kom de stad uit, naar mij toe. Dan mag ieder eten van zijn eigen wijnstok en ieder van zijn eigen vijgenboom, en ieder water drinken uit zijn eigen put, totdat ik kom en u meevoer naar een land als uw eigen land, een land van koren en nieuwe wijn, een land van brood en wijngaarden, een land van olijven, van olie en van honing. Dan zult u leven en niet sterven. Luister niet naar Hizkia, want hij misleidt u door te zeggen: De HEERE zal ons redden. Hebben de goden van de volken ieder zijn eigen land ooit gered uit de hand van de koning van Assyrië?
Assyrië was de heerser over de toenmalige wereld. Maar God redde Zijn volk ten tijde van Hizkia zonder dat het volk een vinger hoefde uit te steken. Nahum 1:12
Zo zegt de HEERE: Al gaat het hun goed en al zijn zij talrijk, toch zullen zij worden weggeschoren: hij zal voorbijgaan! Ik heb u wel vernederd, maar Ik zal u niet meer vernederen.
De leiders van de wereld worden weggedaan. Nahum 1:13
Nu dan, Ik zal zijn juk van u stukbreken en uw banden verscheuren.
Hier gaat het over Juda, want u is vrouwelijk, het juk van Assyrië zal worden verbroken. Nahum 1:14
Maar wat u betreft heeft de HEERE geboden: Uw naam zal zich niet meer voortplanten. Uit het huis van uw god zal Ik de gesneden en gegoten beelden uitroeien. Ik zal uw graf toebereiden, want u bent verachtelijk.
Hier wordt met "u" Assyrië bedoeld, want het is mannelijk. De troonopvolging werd afgebroken. Nahum 1:15
Zie op de bergen de voeten van hem die het goede boodschapt, die vrede laat horen! Vier uw feestdagen, Juda, kom uw geloften na, want de verderfelijke man zal voortaan niet meer door u heen trekken, hij is helemaal uitgeroeid.
Maar dan komt de heraut met het goede nieuws. De tempeldienst kan weer hersteld worden en de feesten gevierd, want de vijand/onderdrukker is helemaal uitgeroeid. Hoofdstuk 2 In het tweede gedicht staat de ondergang van Nineve centraal. Een mooie levendige beschrijving. Nahum 2:1
De verstrooier trekt tegen u op! Bewaak de vesting, houd de weg in het oog, sterk de lendenen, zet al uw kracht in!
Dit vers is eigenlijk ironisch, Nineve moest zich versterken, want de vernietiging komt eraan. Nahum 2:2
Voorzeker, de HEERE zal de glorie van Jakob herstellen, zoals de glorie van Israël; want plunderaars hebben hen geplunderd en hun wijnranken te gronde gericht.
Israël wordt vergeleken met een wijnrank, olijfboom, vijgenboom. Dit komt ook in gelijkenissen naar voren. De Assyriërs hadden het hele land geplunderd. Nahum 2:3
Het schild van zijn helden is rood geverfd, de dappere mannen zijn in karmozijnrood gekleed. De strijdwagens schitteren als in het vuur van fakkels op de dag dat hij zich gereed maakt, en de lansen worden geschud.
God gebruikte de vijanden van Assyrië om hen te vernietigen, nl. Babylon, die stonden bekend om hun rode kleren. Ezechiël 23:14-16 Ja, zij ging nog verder met haar hoererijen: toen zij in de muur ingegrifte mannen zag, afbeeldingen van Chaldeeën, getekend in rode kleuren, die een gordel om hun middel droegen, met een overhangende tulband om hun hoofd, die er allen uitzagen als officieren, die leken op Babyloniërs uit Chaldea, hun geboorteland, werd zij op hen verliefd, zodra zij hen met eigen ogen zag, en zij stuurde gezanten naar hen toe, naar Chaldea. Nahum 2:4-7
De strijdwagens razen door de straten, ze jagen over de pleinen. Hun uiterlijk is als fakkels, als bliksemflitsen schieten ze heen en weer. Hij denkt aan zijn machtigen – struikelen zullen zij in hun wegen – zij haasten zich naar haar muur en het stormdak wordt gereedgemaakt. De poorten van de rivieren worden opengedaan; het paleis smelt weg. 7 Dit staat vast: zij wordt ontbloot, zij wordt opgebracht, terwijl haar slavinnen klagen zoals het koeren van duiven, terwijl zij zich op de borst slaan.
God zorgt voor overstromingen, zodat de vijanden Nineve konden innemen. Zij in vers 7 (Huzab in de SV) is een vrouwelijke heerser, of de koningin of een godin. Nahum 2:8-10
Ninevé is, vanaf de dagen dat het bestaat, als een watervijver, maar nu slaan zij op de vlucht! Blijf staan, blijf staan! Maar niemand keert zich om. Roof zilver, roof goud! Er komt geen einde aan de voorraad: de rijkdom aan allerlei kostbare voorwerpen! Leeg, leeggeplunderd, verwoest, het hart smelt weg en de knieën knikken, pijnscheuten zijn in al de lendenen en de gezichten van hen allen verschieten van kleur.
Zoals Assyrië alle volken heeft geplunderd en hun tempels vol lagen met goud en zilver, zo worden ze nu beroofd door Babel.
Nahum 2:11-13
Waar is nu de verblijfplaats van de leeuwen, de open plaats voor de jonge leeuwen, waar leeuw, leeuwin en leeuwenwelp rondgaan en niemand ze schrik aanjaagt? De leeuw verscheurde genoeg voor zijn welpen en wurgde voor zijn leeuwinnen, vulde zijn holen met prooi, zijn verblijfplaatsen met het verscheurde. Zie, Ik zál u, spreekt de HEERE van de legermachten: Ik zal haar strijdwagens in rook doen opgaan en verbranden, en het zwaard zal uw jonge leeuwen verteren. Ik zal uw prooi uitroeien van de aarde, en de stem van uw gezanten zal niet meer gehoord worden.
Assyrië wordt vergeleken met een leeuw, dezelfde wreedheid. Assyrië werd ook afgebeeld als een leeuw. Hoofdstuk 3 Nahum 3:1
Wee de bloedstad, een en al leugen, vol buit! Het roven houdt niet op.
Bloedstad, want ze waren moordenaars. Nahum 3:2-5
Zweepgeknal, het geluid van ratelende wielen, galopperende paarden, hotsende wagens, steigerende ruiters, vlammende zwaarden en bliksemende speren, een menigte gesneuvelden en een massa dode lichamen. Ja, aan lichamen komt geen einde, men zal struikelen over hun lichamen! Vanwege de vele hoererijen van de hoer, die verleidelijke schoonheid, meesteres in toverijen, die volken verkocht heeft met haar hoererijen, en geslachten met haar toverijen. Zie, Ik zál u, spreekt de HEERE van de legermachten: Ik zal de zomen van uw kleding optillen boven uw gezicht; Ik zal de heidenvolken uw naaktheid laten zien, de koninkrijken uw schande.
"Ik zal u" betekent eigenlijk Ik ben tegen u. Nahum vraagt om terug te kijken naar het lot van No-Ammon. Nahum 3:6-10
Ik zal weerzinwekkende dingen op u werpen, u te schande maken en u te kijk zetten. Dan zal het gebeuren dat allen die u zien, bij u vandaan zullen vluchten en zeggen: Ninevé is verwoest! Wie zal haar zijn medeleven betuigen? Waar zal ik troosters voor u zoeken? Bent u beter dan No-Amon, dat aan de rivieren ligt, met water eromheen, de zee als vestingwal, zijn muur bestaat uit zee? Cusj (Ethiopië) en Egypte waren haar kracht en er kwam geen einde aan. Put (Somalië) en Libië waren er tot uw hulp. Ook zij ging in ballingschap, in gevangenschap. Zelfs haar kleine kinderen werden verpletterd op de hoeken van alle straten. Over haar aanzienlijken wierpen zij het lot en al haar groten werden in boeien geslagen.
No-Ammon (Thebes) was ook een geweldige stad, met heel veel poorten, ook zij dachten onoverwinnelijk te zijn met de zee als bescherming. En zijn zij beter? Assyriërs waren in ieder geval erg wreed, zelfs kinderen werden verpletterd. Nahum 3:11
Ook u zult dronken worden, zich verbergen; ook u zult een vesting zoeken vanwege de vijand.
Met verbergen wordt bedoeld dat Nineve van de aardbodem verdween, pas in 1848 werden de fundamenten weer gevonden. Nahum 3:12-13
Al uw vestingen zijn vijgenbomen met vroegrijpe vruchten: als zij geschud worden, vallen ze de eter in de mond. Zie, uw volk: vrouwen zijn het, te midden van u. De poorten van uw land zullen voor uw vijanden wijd geopend worden. Vuur zal uw grendels verteren.
Het is niet helemaal duidelijk wat bedoeld wordt met vrouwen zijn het te midden van u. Of alle mannen zijn gedood of de mannen zijn zwak als vrouwen. Nahum 3:14
Put voor uzelf water voor de belegering, versterk uw vestingen. Stap in de klei en treed het leem, grijp de steenvorm.
Hier is weer een tekst met ironie, ze moesten vast stenen gaan bakken om de bressen in de muur te gaan repareren. Nahum 3:15-18
Vuur zal u daar verteren, het zwaard u uitroeien, het zal u verteren als de treksprinkhanen. Vermeerder u als de treksprinkhanen, vermeerder u als de veldsprinkhanen. U hebt uw handelaars talrijker gemaakt dan de sterren aan de hemel. De treksprinkhaan zal vervellen en wegvliegen. Uw hovelingen zijn als de veldsprinkhanen, uw ambtenaren als een sprinkhanenzwerm die zich op de omheiningen legert op koude dagen. Gaat de zon op, dan vliegen zij weg, zonder dat hun verblijfplaats bekend wordt. Waar zijn zij gebleven? Uw herders sluimeren, koning van Assyrië, uw machtigen liggen terneer. Uw volk is verstrooid over de bergen en niemand zal het bijeenbrengen.
De vijand wordt vergeleken met de plaag van sprinkhanen, wij weten niet wat dat is, maar voor mensen in het oosten is dat wel duidelijk. De leiders waren waardeloos, ze vluchten en laten het volk aan hun lot over. Nahum 3:19
Er is geen heling voor uw breuk, uw wond is pijnlijk. Allen die het gerucht over u horen, klappen om u in de handen, want over wie is uw kwaad niet voortdurend heen gekomen?
De volken die onderdrukt werden door de Assyriërs zullen klappen als Nineve valt. We zien dus dat deze profetie niet voor ons is. Het is gericht aan Assyrië, niet aan ons. We moeten de schrift niet in eerste instantie lezen in de trant van: wat heb ik eraan, maar lezen als een geadresseerde in de tijd dat het geschreven werd. Dit hoort ook bij het Woord recht snijden. God heeft een plan, maar Hij heeft niet te maken met poppen maar met mensen. Als God zegt dat Nineve verwoest zal worden en ze tonen berouw, dan gaat het oordeel niet gelijk door, maar uiteindelijk komt het wel. Er is een juiste tijd voor alles en het plan der eeuwen zal volvoerd worden op Gods tijd.
Habakuk uit de serie ‘de kleine profeten’ door Stuart Allen Sommige teksten van de kleine profeten worden aangehaald in het Nieuwe Testament. De Heere Jezus haalt de profeet Jona aan, "zoals Jona drie dagen en drie nachten in de buik van de grote vis was, zo zal de Zoon des mensen drie dagen en drie nachten in het hart van de aarde zijn" (Matt. 12:40). Paulus haalt o.a. drie keer Habakuk 2:4 aan: "de rechtvaardige zal uit geloof leven". Het boek Habakuk kunnen we als volgt indelen: 1:1 1:2-4 1:5-11 1:12-2:1 2:2-4 2:5-20 3:1-16 3:17-19
Introductie 1e klacht over de zonden antwoord van God 2e klacht antwoord van God Gods oordeel gebed conclusie
De naam Habakuk betekent 'omhelzen'. Er is niet zoveel over hem bekend. Hij was lid van het tempelkoor, zie de allerlaatste zin van het boek, en een tijdgenoot van Jeremia, dus leefde ongeveer 625 voor Christus. Het boek gaat over het bekende probleem van de zonde. Job heeft het hierover, waarom het kwaad hem treft, terwijl hij door God Zelf vroom en oprecht wordt genoemd. Maar Job weet niet wat zich in de hemelen afspeelt. Jakobus verwijst naar Job om te laten zien dat God de mensen beproeft en wat de volharding van Job uitwerkt. Asaf snapte niet waarom de goddelozen voorspoed hebben en geen problemen, terwijl kinderen van God wel problemen hebben. Totdat hij het bekijkt vanuit Gods positie. En ook Habakuk zit met de vraag 'Hoe kan God geweld gebruiken?', hoe kan een heilige God slechte instrumenten (vijandige volken) gebruiken? De Chaldeeën komen en doen verschrikkelijke dingen en dat is ook nog volgens Gods plan, maar God is niet de schepper van het kwaad. God gebruikt soms de volken om Zijn volk te straffen. Babel is het gouden hoofd, maar als Nebukadnessar zichzelf verheft, wordt hij door God vernederd. Habakuk heeft een last en hij vraagt: "Hoelang nog?" (2:6). Jesaja had diezelfde vraag: Jes. 6:1-11
In het jaar dat koning Uzzia stierf, zag ik de Heere zitten op een hoge en verheven troon, en de zomen van Zijn gewaad vulden de tempel. Serafs stonden boven Hem. Ieder had zes vleugels: met twee bedekte ieder zijn gezicht, met twee bedekte hij zijn voeten, en met twee vloog hij. De een riep tot de
ander: Heilig, heilig, heilig is de HEERE van de legermachten; heel de aarde is vol van Zijn heerlijkheid! De deurpinnen in de drempels schudden door de stem van hem die riep, en het huis vulde zich met rook. Toen zei ik: Wee mij, want ik verga! Ik ben immers een man met onreine lippen en woon te midden van een volk met onreine lippen. Mijn ogen hebben namelijk de Koning, de HEERE van de legermachten, gezien. Maar een van de serafs vloog naar mij toe, en hij had een gloeiende kool in zijn hand, die hij met een tang van het altaar had genomen. Daarmee raakte hij mijn mond aan en zei: Zie, deze heeft uw lippen aangeraakt. Zo is uw misdaad van u geweken en uw zonde verzoend. Daarna hoorde ik de stem van de Heere. Hij zei: Wie zal Ik zenden? Wie zal er voor Ons gaan? Toen zei ik: Zie, hier ben ik, zend mij. Toen zei Hij: Ga en zeg tegen dit volk: Luister voortdurend, maar u zult het niet begrijpen. Zie voortdurend, maar u zult het niet opmerken. Maak het hart van dit volk vet, en stop hun oren toe, en sluit hun ogen; anders zullen zij met hun ogen zien, en met hun oren horen, en met hun hart begrijpen en zich bekeren, en zal Hij hen genezen. Toen zei ik: Hoelang, Heere? Hij zei: Totdat de steden verwoest zijn, zodat er geen inwoner meer is, en de huizen, zodat er geen mens meer in is, en het land verworden is tot een woestenij.
Uzzia was koning en wilde zelf een reukoffer brengen, maar dat mag alleen de priester, hij werd daarom melaats, als straf van God. Alleen Christus zal zowel koning als priester zijn. Jesaja weet dat hij onreine lippen heeft, maar hij hoort Gods stem. God is almachtig en toch vraagt Hij: "Wie zal voor ons gaan?". Jesaja weet niet wat de opdracht zal zijn, maar toch zegt hij: "Zend mij". Wij zouden dat ook altijd moeten zeggen. Maar Jesaja krijgt gelijk te horen dat ze niet zullen begrijpen of opmerken. En dan vraagt hij: Hoelang? Wij weten het antwoord uit Romeinen 9-11, totdat de volheid van de heidenen is binnengegaan (Rom. 11:25). Hab. 1:1-6
De last die de profeet Habakuk gezien heeft. Strafgericht door de Chaldeeën over Juda HEERE, hoelang roep ik om hulp en luistert U niet, roep ik tot U: Geweld! en verlost U niet? Waarom doet U mij onrecht zien en aanschouwt U de moeite? Ja, verwoesting en geweld zijn tegenover mij, er ontstaat onenigheid, ruzie verheft zich. Daarom verliest de wet zijn kracht en komt het recht nooit meer tevoorschijn; want de goddeloze omsingelt de rechtvaardige, daarom komt het recht verdraaid tevoorschijn. Zie rond onder de heidenvolken en aanschouw, verbijster u, sta verbijsterd, want Ik breng in uw dagen een werk tot stand dat u niet zult geloven wanneer het verteld wordt. Want zie, Ik doe de Chaldeeën opstaan, dat grimmige en onstuimige volk, dat de breedten van de aarde doorkruist om woningen in bezit te nemen die niet van hem zijn.
Habakuk vraagt: "Waarom doet U niets?". God hoeft niet op al onze waaroms een antwoord te geven, want dat zou er geen ruimte meer zijn voor geloof en vertrouwen, en geloof en vertrouwen moeten juist groeien. God antwoordt dat er een verschrikkelijk volk zal komen. Hab. 1:7-11
Schrikwekkend en ontzagwekkend is het. Zijn recht en zijn hoogheid gaan van hem uit. Zijn paarden zijn sneller dan luipaarden, feller dan avondwolven. Zijn ruiters komen eraan in galop, zijn ruiters komen van ver aangevlogen als een arend die toeschiet om te verslinden. Ieder van hen komt om geweld te bedrijven, hun gezichten oostwaarts gericht, en men verzamelt gevangenen als zand. Ja, zelf drijft hij de spot met de koningen, vorsten zijn hem een bespotting. Zelf lacht hij om elke vesting, hij hoopt er aarde tegenop en neemt hem in.
Dan zal hij als de wind veranderen en verder trekken. Zo maakt hij zich schuldig die van zijn kracht zijn god maakt.
Nebukadnessar kwam en neemt Jeruzalem in en de schatten uit de tempel mee. God laat het toe. Is dit een antwoord op het waarom van Habakuk? Dus er volgt een tweede klacht: Hab. 1:12-2:1
Bent U niet van oudsher de HEERE, mijn God, mijn Heilige? Wij zullen niet sterven. HEERE, U hebt hem gesteld tot een oordeel. Rots, U hebt hem gegrondvest om te straffen. U bent te rein van ogen om het kwade aan te zien, moeite kunt U niet aanschouwen. Waarom aanschouwt U wie trouweloos handelen, zwijgt U, wanneer een goddeloze hem verslindt die rechtvaardiger is dan hijzelf? U maakt de mensen als vissen in de zee, als kruipende dieren, die geen heerser hebben. Hij haalt ze alle met een vishaak op, brengt ze bijeen met zijn sleepnet, en verzamelt ze met zijn werpnet. Daarom verblijdt en verheugt hij zich. Daarom offert hij aan zijn sleepnet, brengt hij een reukoffer aan zijn werpnet, want daardoor is zijn vangst groot en zijn voedsel overvloedig. Mag hij daarom zijn sleepnet blijven leegmaken, volken zonder medelijden blijven doden? Ik ging op mijn wachtpost staan, nam mijn plaats in op de vestingwal, en keek uit om te zien wat Hij in mij spreken zou en wat ik antwoorden zou op mijn aanklacht.
In de verzen 14-17 staat het kwaad beschreven. En in 2:1 vraagt Habakuk zich al af wat hij op het antwoord van God zal zeggen. Het antwoord van de Heer volgt: Hab. 2:2-4
Toen antwoordde de HEERE mij: Schrijf het visioen op, grif het duidelijk in tafelen, zodat het in het snel voorbijlopen te lezen is. Voorzeker, het visioen wacht nog op de vastgestelde tijd, aan het einde zal Hij het werkelijkheid maken. Hij liegt niet. Als Hij uitblijft, verwacht Hem, want Hij komt zeker, Hij zal niet wegblijven. Zie, zijn ziel is hoogmoedig, niet oprecht in hem, maar de rechtvaardige zal door zijn geloof leven.
God heeft alles onder controle, alles gaat op Gods tijd. Verwacht Hem, want Hij zal zeker komen. Vers 4a gaat over de vijand, die hoogmoedig is en niet oprecht, maar de rechtvaardige zal door zijn geloof leven. De aanhalingen in het Nieuwe Testament zijn veelal uit de Septuaginta, de Griekse vertaling van het Hebreeuwse Oude Testament. Er staat in de ene vertaling de rechtvaardige zal door Mijn geloof leven, in de andere Mijn rechtvaardige zal leven door Mijn rechtvaardigheid, en er staat dus de rechtvaardige zal door zijn geloof leven. Wat precies het origineel is, is niet bekend, maar het is allemaal waar. Het gaat om Gods rechtvaardigheid en om het geloof van de rechtvaardige daarin. Dat geldt voor alle tijden. In het Nieuwe Testament zien we hoe Paulus het gebruikt: Rom. 1:16-17
Want ik schaam mij niet voor het Evangelie van Christus, want het is een kracht van God tot zaligheid voor ieder die gelooft, eerst voor de Jood, en ook voor de Griek. Want de gerechtigheid van God wordt daarin geopenbaard uit geloof tot geloof, zoals geschreven is: Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven.
Het evangelie (de Heere Jezus Christus) is nog steeds in de eerste plaats voor de Jood, want ten tijde van het schrijven van de brief aan de Romeinen, was Israël nog niet terzijde gesteld. Maar hier legt Paulus uit dat het gaat om de gerechtigheid van God. Gal. 3:2-4
Dit alleen wil ik van u vernemen: Hebt u de Geest ontvangen uit de werken van de wet, of uit de prediking van het geloof? Bent u zo dwaas? U die met de Geest begonnen bent, gaat u nu eindigen met het vlees? Hebt u tevergeefs zoveel geleden? Als het toch eens tevergeefs was!
Paulus wijst de Galaten erop dat het niet gaat om werken en wet, maar om geloof en genade. Gal. 3:10-11
Want allen die uit de werken van de wet zijn, zijn onder de vloek. Er staat immers geschreven: Vervloekt is ieder die niet blijft bij alles wat geschreven staat in het boek van de wet, om dat te doen. 11 En dat door de wet niemand gerechtvaardigd wordt voor God, is duidelijk, want de rechtvaardige zal uit het geloof leven.
En dat er dus alleen rechtvaardiging is door geloof. Hebr 10:33-38 33 Nu
eens werd u zelf door smaad en verdrukkingen tot een schouwspel gemaakt, dan weer deelde u het lot van hen die zo behandeld werden. 34 Want u hebt ook medelijden gehad met mij, in mijn boeien, en de beroving van uw eigendommen met blijdschap aanvaard, in de wetenschap dat u voor uzelf een beter en blijvend bezit in de hemelen hebt. 35 Werp dan uw vrijmoedigheid niet weg, die een grote beloning met zich meebrengt. 36 Want u hebt volharding nodig, opdat u, na het volbrengen van de wil van God, de vervulling van de belofte zult verkrijgen. 37 Want: Nog een heel korte tijd en Hij Die komt, zal komen en niet uitblijven. 38 Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven, en als iemand zich onttrekt, Mijn ziel heeft in hem geen behagen.
Paulus vergelijkt het leven met een wedstrijd en er is een beloning voor degene die volhardt, maar je hebt geduld nodig. Als je Gods wil doet, krijgt je deel aan de belofte. De rechtvaardige zal uit het geloof leven, maar iemand die zich onttrekt, is dus geen rechtvaardige. God is een verterend vuur (Hebr. 12:29). Habakuk 2 begint dus eigenlijk met de geruststellende woorden van de Heer "Hij zal zeker komen", dus vertrouw op Mij, geloof in Mijn rechtvaardigheid. Dan volgen 5 weeën van Habakuk in vers 6, 9, 12, 15 en 19 die gaan over hebzucht, winstbejag, onrecht, schande en afgoderij. Maar de Heer is in Zijn heilige tempel. Wees stil voor Zijn aangezicht (Hab. 2:20). Jesaja spreekt ook 6 weeën uit en de Heere Jezus 8 in Mattheüs 24. Het derde hoofdstuk van Habakuk is een psalm. Dit kunnen we zien aan het opschrift en het onderschrift. Het opschrift heeft Op Sjigjonot, net als Psalm 7 en betekent waarschijnlijk dat het enthousiast gezongen moet worden. Hier zien we dat voor de koorleider aan het einde staat, als we dit in de Psalmen bekijken, dan wordt het vaak aan het begin gezet. Bij Psalm 56 zien we dan dat er staat op 'Duif op verre eiken', maar in de psalm zelf wordt er niets over
een duif gezegd, in de voorafgaande psalm juist wel in vers 7. Dus zouden we de zin voor de koorleider als een onderschrift van de psalm erboven moeten zien en niet als een opschrift. In hoofdstuk 3 beschrijft Habakuk Gods grootheid. En al zou er overal gebrek aan zijn, nochtans zal hij juichen. Dat had hij geleerd als antwoord op zijn vragen. Hab 3:17-19 17 Al
zal de vijgenboom niet in bloei staan en er geen vrucht aan de wijnstok zijn, al zal de opbrengst van de olijfboom tegenvallen en zullen de velden geen voedsel voortbrengen, al zal het kleinvee uit de kooi verdwenen zijn en er geen rund in de stallen over zijn – 18 ik zal dan toch in de HEERE van vreugde opspringen, mij verheugen in de God van mijn heil. 19 De HEERE Heere is mijn kracht, Hij maakt mijn voeten als die van de hinden, en Hij doet mij treden op mijn hoogten. Voor de koorleider, bij mijn snarenspel.
Zefanja – inleiding van Stuart Allen Van de kleine profeten wordt er niet veel gelezen uit Zefanja. Hij is de negende en laatste profeet voor de ballingschap. Zijn naam betekent verborgen door de Heere. Hij is waarschijnlijk geboren tijdens het koningschap van Manasse en dat was een gewelddadige koning. 2 Koningen 21:16 zegt: "Bovendien vergoot Manasse heel veel onschuldig bloed, totdat hij Jeruzalem daarmee vervuld had, van het ene einde tot het andere einde". Waarschijnlijk hebben zijn ouders hem verborgen en is hij een achterkleinkind van Hizkia. Zefanja was een tijdgenoot van Jeremia en Josia, die de afgoderij gedeeltelijk uit het land wegdeed. En het boek is waarschijnlijk geschreven voor de val van Nineve. Het boek Zefanja bevat ook weer een waarschuwing aan het volk Israël aan de volken rondom en aan het eind de belofte van herstel. We kunnen het boek als volgt indelen: 1:1-6 1:7-18 2 3:1-8 3:9-20
Oordeel. God moet de zonde straffen. Dag des Heeren. Oordeel over de volken. Oordeel over Jeruzalem. Belofte op herstel.
Zefanja 1:1-18 1 Het woord van de HEERE dat gekomen is tot Zefanja, de zoon van Cusji, de zoon van Gedalia, de zoon van Amarja, de zoon van Hizkia, in de dagen van Josia, de zoon van Amon, de koning van Juda. 2 Ik zal alles volkomen wegvagen van de aardbodem, spreekt de HEERE. 3 Ik zal mens en dier wegvagen, Ik zal de vogels in de lucht en de vissen in de zee wegvagen en de struikelblokken, samen met de goddelozen; ja, Ik zal de mensen van de aardbodem uitroeien, spreekt de HEERE.
God spreekt: Hij zal alles wegvagen, Hij zal afrekenen met de zonde. 4 Ik zal Mijn hand uitstrekken tegen Juda en tegen alle inwoners van Jeruzalem. Ik zal van deze plaats uitroeien het overblijfsel van de Baäl, de naam van de afgodspriesters, met de priesters, 5 en hen die zich neerbuigen op de daken voor het leger aan de hemel, en hen die zich neerbuigen en zweren bij de HEERE én zweren bij Malcam, 6 en die zich van de HEERE afkeren, bij Hem vandaan, en die de HEERE niet hebben gezocht en niet naar Hem hebben gevraagd.
De Baäl was de afgod van de vruchtbaarheid, waarbij immorele afgodendienst was. En er waren afgodspriesters (het Hebreeuwse woord geeft zwarte kleren aan) en de sterren werden aanbeden. Malcam is waarschijnlijk Milkom de afgod van de Ammonieten (zie 2 Koningen. 23:13). Salomo met al zijn wijsheid eindigde met afgoderij als gevolg van al de vrouwen die hij had. Je wordt beïnvloed door de mensen waar je mee omgaat. 7 Wees stil voor het aangezicht van de Heere HEERE, want nabij is de dag van de HEERE. Ja, de HEERE heeft een offer bereid, Zijn genodigden geheiligd.
Israël wordt gewaarschuwd voor de dag van de Heere, want die is nabij. Deze dag is nog steeds toekomst voor ons. Toen de profeet waarschuwde was het echt, waarom duurt het dan zolang? Als je zegt de dag des Heere komt over 3000 jaar is het geen waarschuwing. Bij Nineve werd gezegd dat de stad verwoest zou worden, maar dat ging eerst niet door omdat de mensen berouw hadden en zich bekeerden. Misschien is zoiets hier ook gebeurd.
Johannes de Doper en de Heere Jezus zeggen het koninkrijk is nabij gekomen, maar dat is ook nog niet gebeurd, vanwege het ongeloof van Israël. 8 Het zal gebeuren op de dag van het offer van de HEERE dat Ik de vorsten zal straffen, en de koningskinderen, en allen die in uitheemse kleding gekleed gaan.
De leiders van het volk worden gewaarschuwd. 9 Ook zal Ik op die dag straffen allen die over de drempel springen, die het huis van hun heren vullen met geweld en bedrog.
Het is een aparte uitdrukking over de drempel springen, het zou kunnen gaan over de god Dagon die op de drempel was gevallen en toen wilden de priesters niet meer op de drempel staan (1 Samuel 5:5). Maar het kan ook een uitdrukking zijn voor dieven. 10 En op die dag, spreekt de HEERE, zal er hulpgeroep klinken vanuit de Vispoort, gejammer vanuit het nieuwe gedeelte van de stad, en groot noodgeschrei vanuit de heuvels. 11 Weeklaag, inwoners van de Vijzelwijk, want heel het volk van kooplieden is omgebracht, allen die geld afwegen zijn uitgeroeid.
De Vijzelwijk is de handelswijk. 12 En in die tijd zal het gebeuren dat Ik Jeruzalem met lampen zal doorzoeken. Ik zal de mannen straffen die dik worden op hun droesem, die in hun hart zeggen: De HEERE doet geen goed en Hij doet geen kwaad.
Droesem wijst op wijn, de drinkers zijn ongevoelig voor God en onverschillig. 13 Daarom zal hun vermogen tot buit worden, hun huizen tot een woestenij. Zij zullen huizen bouwen, maar die niet bewonen; zij zullen wijngaarden planten, maar daarvan de wijn niet drinken. 14 De grote dag van de HEERE is nabij; hij is nabij en nadert zeer snel. Hoor, de dag van de HEERE! De held zal daar bitter schreeuwen! 15 Een dag van verbolgenheid is die dag, een dag van benauwdheid en angst, een dag van verwoesting en vernietiging, een dag van duisternis en donkerheid, een dag van donkere wolken, 16 een dag van bazuingeschal en krijgsgeschreeuw tegen de versterkte steden en tegen de hoge hoektorens. 17 Ik zal de mensen benauwen, zodat zij zullen gaan als de blinden, want zij hebben tegen de HEERE gezondigd. Hun bloed zal uitgegoten worden als stof en hun lichaam als uitwerpselen. 18 Ook hun zilver, ook hun goud zal hen niet kunnen redden op de dag van de verbolgenheid van de HEERE. Door het vuur van Zijn na-ijver zal heel dit land verteerd worden, want Hij zal zeker en spoedig een vernietigend einde maken aan alle inwoners van het land.
Hoofdstuk 2 gaat over de volken, de vijanden van Israël die geen verlangen hebben naar God. Zefanja 2:1-15 1 Onderzoek
uzelf nauwkeurig, ja onderzoek uzelf, volk zonder verlangen naar God, 2 voordat het besluit het licht ziet – een dag gaat als kaf voorbij – voordat over u komt de brandende toorn van de HEERE, voordat over u komt de dag van de toorn van de HEERE. 3 Zoek de HEERE, alle zachtmoedigen van het land, die Zijn recht uitvoeren. Zoek gerechtigheid, zoek zachtmoedigheid, misschien zult u dan verborgen worden op de dag van de toorn van de HEERE.
Gedurende heel de geschiedenis van Israël is er altijd een gelovig overblijfsel. 4 Want Gaza zal verlaten worden en Askelon tot woestenij; Asdod, midden op de dag zal men het verdrijven, en Ekron zal ontworteld worden. 5 Wee u, bewoners van het gebied aan de zee, volk van
Kretenzers, het woord van de HEERE is tegen u! Kanaän, land van de Filistijnen! Ik zal u verdelgen, zodat er geen inwoner meer is. 6 Het gebied aan de zee zal tot weiden worden met putten voor herders en kooien voor kleinvee. 7 En het gebied zal zijn voor het overblijfsel van het huis van Juda, zodat zij daarin zullen weiden. 's Avonds zullen zij in de huizen van Askelon neerliggen, want de HEERE, hun God, zal naar hen omzien en een omkeer in hun gevangenschap brengen. 8 Ik heb de smadelijke woorden van Moab gehoord en de beschimping door de Ammonieten, waarmee zij Mijn volk gesmaad hebben, zich verheven hebben tegen hun gebied. 9 Daarom, zo waar Ik leef, spreekt de HEERE van de legermachten, de God van Israël: Voorzeker, Moab zal als Sodom worden en de Ammonieten als Gomorra: een distelveld, een zoutgroeve en een woestenij tot in eeuwigheid! De rest van Mijn volk zal hen plunderen, het overblijfsel van Mijn volk zal hen in erfelijk bezit nemen. 10 Dit overkomt hun vanwege hun trots, omdat zij zich al honend verheven hebben tegen het volk van de HEERE van de legermachten. 11 Ontzagwekkend zal de HEERE voor hen zijn, want Hij zal alle goden van de aarde doen verschrompelen. Alle kustlanden van de heidenvolken zullen zich voor Hem neerbuigen, ieder vanuit zijn eigen woonplaats. 12 Ook u, Cusjieten! Gevallen door Mijn zwaard zijn zij! 13 Hij zal ook Zijn hand uitstrekken tegen het noorden en Assyrië doen ondergaan. Hij zal Ninevé tot een woestenij maken, dor als een woestijn.
Alle windstreken komen aan de beurt. Aan Abraham was belooft "Ik zal zegenen wie u zegenen en wie u vervloekt, zal Ik vervloeken". Er volgt dus een oordeel over de volken. Als de Heere terugkomt, zal Hij ook kijken hoe de volken met Israël zijn omgegaan. Het zal de volken worden verweten als vijanden van Israël zijn. God zal alle afgoden wegdoen. 14 In het midden ervan zullen kudden neerliggen, allerlei in groepen levende dieren. Zowel kauw als nachtuil zal op zijn kapitelen overnachten. Een stem zal door het venster zingen, puin zal op de drempel liggen, want het cederwerk is blootgelegd. 15 Dit is de uitgelaten stad, die zo onbezorgd woonde, die in haar hart zei: Ik en verder niemand. Hoe is zij tot een woestenij geworden, een rustplaats voor de wilde dieren! Ieder die erdoorheen trekt, sist van afschuw en gebaart met zijn hand.
De uil is een onrein dier. De stad zegt "ik ben en verder niemand", net als de naam van God, Ik ben. In Jesaja 45:5 staat: "Ik ben de HEERE, en niemand anders, buiten Mij is er geen God". Maar nu zegt de stad dit van zichzelf en zal zij tot en woestenij worden. Alle volken zullen in de toekomst opstaan tegen God, dit staat in Openbaring. Dus deze profetie is niet vervuld in de RK-kerk. God zal zelf met de opstandige stad afrekenen en Zijn vuist ballen (gebaart met zijn hand). Zef 3:1-20 1 Wee
de rebelse, de besmette, de stad die onderdrukt! 2 Zij luistert niet naar de roepstem, geen vermaning aanvaardt zij. Op de HEERE vertrouwt zij niet, tot haar God nadert zij niet. 3 Haar vorsten zijn in haar midden brullende leeuwen. Haar rechters zijn avondwolven, die tegen de morgen niets meer te knagen hebben.
De leiders van het volk onderdrukken de armen en luisteren niet naar God. De rechters zijn wolven en eten alles op. 4 Haar profeten zijn lichtzinnig, mannen vol trouweloosheid. Haar priesters ontheiligen het heilige, zij doen de wet geweld aan. 5 De rechtvaardige HEERE is in haar midden, Hij doet geen onrecht. Elke morgen brengt Hij Zijn recht aan het licht, er ontbreekt niets aan. Maar wie onrecht doet, kent geen schaamte.
De Heer is in haar midden, dit is altijd een troost. De laatste woorden van Ezechiël zijn JHWH shema, de Heer is daar. 6 Ik heb heidenvolken uitgeroeid, hun hoektorens zijn verwoest. Ik heb hun straten leeg gemaakt, niemand trekt er nog doorheen. Hun steden liggen in puin; er is niemand meer, geen enkele inwoner. 7
Ik zei: Nu zult U Mij zeker vrezen, u zult de vermaning aanvaarden, opdat haar woning niet uitgeroeid zou worden, hoe Ik haar ook gestraft heb. Toch waren zij er vroeg bij, zij hebben totaal verderfelijk gehandeld. 8 Daarom, verwacht Mij, spreekt de HEERE, op de dag dat Ik opsta om buit te halen, want Mijn oordeel is de heidenvolken te verzamelen, de koninkrijken bijeen te brengen, om over hen Mijn gramschap uit te storten, heel Mijn brandende toorn. Want door het vuur van Mijn na-ijver zal heel dit land verteerd worden.
Het oordeel staat uitgebreid beschreven in Openbaring, waar de dag des Heeren wordt beschreven. Vanaf vers 9 komt dan de ommekeer, het herstel van het volk. Als ze Hem gaan aanroepen en dienen. 9 Voorzeker, dan zal Ik bij de volken de lippen veranderen in reine lippen, zodat zij allen de Naam van de HEERE zullen aanroepen, om Hem schouder aan schouder te dienen.
Onreine lippen kunnen de Heere niet dienen. Met reine lippen of reine spraak of reine taal. Waarschijnlijk een herstel van de Hebreeuwse taal. 10 Van over de rivieren van Cusj zullen zij die vurig tot Mij bidden, het volk, overal door Mij verspreid, Mijn offer brengen. 11 Op die dag zult u niet beschaamd zijn over al uw daden waarmee u tegen Mij in opstand kwam, want dan zal Ik hen uit uw midden wegdoen die uitgelaten zijn over uw hoogmoed. Voortaan zult u zich niet meer verheffen omwille van Mijn heilige berg.
Hoe kan God zo'n volk gebruiken? Door Zijn genade. Niemand is te slecht voor Gods genade. 12 Maar Ik zal in uw midden doen overblijven een ellendig en arm volk. Zij zullen op de Naam van de HEERE vertrouwen. 13 Het overblijfsel van Israël zal geen onrecht doen en geen leugen spreken, en in hun mond zal niet gevonden worden een tong die bedriegt. Ja, zij zullen weiden en neerliggen, en niemand zal hun schrik aanjagen. 14 Zing vrolijk, dochter van Sion! Juich, Israël! Wees blij en spring op van vreugde met heel uw hart, dochter van Jeruzalem! 15 De HEERE heeft uw oordelen weggenomen, Hij heeft uw vijand weggevaagd. De Koning van Israël, de HEERE, is in uw midden: u zult geen kwaad meer zien.
Er is altijd een overblijfsel, maar uiteindelijk zal heel het volk geloven. De bezoedelde stad zal juichen, want de oordelen worden weggenomen, de Heer is in hun midden. 16 Op die dag zal tegen Jeruzalem gezegd worden: Wees niet bevreesd, Sion! Verlies de moed niet. 17 De HEERE, uw God, is in uw midden, een Held, Die verlossen zal. Hij zal Zich over u verheugen met blijdschap. Hij zal zwijgen in Zijn liefde. Hij zal Zich over u verblijden met gejuich. 18 Wie bedroefd zijn vanwege de samenkomst zal Ik verzamelen, zij zijn uit u; de smaad drukt als een last op hen. 19 Zie, in die tijd ga Ik optreden tegen al uw verdrukkers. Ik zal verlossen wie mank gaat, bijeenbrengen wie verdreven is. Ik zal hen maken tot lof en tot een naam in heel het land waar zij beschaamd waren. 20 In die tijd zal Ik u hierheen brengen, namelijk in de tijd dat Ik u zal bijeenbrengen. Voorzeker, Ik zal u maken tot een naam en tot lof onder alle volken van de aarde, wanneer Ik voor uw ogen een omkeer in uw gevangenschap breng, zegt de HEERE.
Christus is niet het hoofd van de kerk of van het lichaam. Hij is de koning van Israël. In Johannes 1 vers 50 staat: "Nathanaël antwoordde en zei tegen Hem: Rabbi, U bent de Zoon van God, U bent de Koning van Israël". Het volk Israël zal een koninklijk priestervolk of een priesterlijk koninkrijk zijn voor de volken tot aan de einde der aarde. God zal Zich verheugen over Zijn volk, Hij zal juichen. Wij juichen over de genade, maar Hij zal juichen over Zijn volk.
Nu is er veel antisemitisme, maar dan zullen de Joden lof ontvangen. Nu zijn ze verstrooid, maar God zal ze terugbrengen. Dit kunnen we niet vergeestelijken, het zal letterlijk voor hun ogen gebeuren. Er is veel oordeel in de kleine profeten, maar het volk dat faalt, krijgt veel genade. Niemand kan de toestand van Israël ongedaan maken, dat zal de Heer doen. Individuen kunnen tot geloof komen, maar God zal Zijn volk bekeren en het een nieuw hart geven. Dan zullen ze schouder aan schouder uitgaan. En God zal de satan vernietigen.
Haggai uit de serie ‘De kleine profeten’ van Stuart Allen. Haggai betekent: feestelijk. Wellicht is hij geboren op een feestdag. Hij is de 1e profeet na de ballingschap (een restauratie-profeet). Omdat het nu de tijden der heidenen is geworden, de datering is gerelateerd aan heidense koningen (daarvoor aan de koningen van Juda en Israël)! Het thema van Haggai is: de belangrijkste dingen moeten het eerst komen. Het volk kent namelijk niet de juiste prioriteit. De achtergrond van het boek. Na de koningen van Juda en Israël en hun ongehoorzaamheid volgde de straf: de ballingschap naar Babel en werd de tempel verwoest. Precies na 70 jaar ballingschap keerde een deel van het volk (ca. 50.000 zielen) terug doordat de Here het hart van Nebukadnezar neigde om hen te laten gaan. De verwoesting in Israël was groot en ontmoedigend. Er waren 2 profeten met dezelfde boodschap, die het volk aanmoedigden om tot de bouw van de (nieuwe) tempel te komen, namelijk Haggai en Zacharia. Tijdgenoten waren Nehemia en Ezra. In Haggai wordt verhaald over het leggen van de fundering van de tempel, maar daarna gebeurde er 16 jaar niets meer, door allerlei problemen. Dat was niet de wil van God. Ze zeggen Haggai 1:2 De tijd is niet gekomen, de tijd, dat des HEEREN huis gebouwd worde.
De tempel is het belangrijkste voor Israël. De Here houdt hen voor: bedenkt, dit komt 5x voor: Haggai 1:5 Nu dan, zo zegt de HERE der heerscharen, bedenkt wat u wedervaren is. Haggai 1:7 Zo zegt de HERE der heerscharen: Bedenkt wat u wedervaren is. (NBG) Haggai 2:16 Nu dan, bedenkt toch wat aan deze dag is voorafgegaan: voordat steen op steen gelegd werd aan de tempel des HEREN, Haggai 2:19 Bedenkt toch wat voorafgegaan is aan deze dag, de vierentwintigste der negende maand, van de dag aan, waarop de tempel des HEREN gegrondvest werd. Haggai 2:20 Bedenkt: Is er nog zaad in de schuur?
Satan wil niet dat we (be)denken. Haggai is de bode des Heren en boodschapt, krachtens de boodschap des Heren tot het volk (Haggai 1:13). Haggai ontving in 4 maanden 4 profetieen: Haggai 1:1 In het tweede jaar van den koning Darius, in de zesde maand, op den eersten dag der maand, geschiedde het woord des HEEREN, door den dienst van Haggai, den profeet, tot… Haggai 2:1 In de zevende maand, op den een en twintigsten der maand, geschiedde het woord des HEEREN door den dienst van den profeet Haggai, zeggende: Haggai 2:10 Op den vier en twintigsten dag der negende maand, in het tweede jaar van Darius, geschiedde het woord des HEEREN door den dienst van den profeet Haggai, zeggende:
Haggai 2:20 Het woord des HEEREN nu geschiedde ten tweeden male tot Haggai, op den vier en twintigsten der maand, zeggende:
Dat is dus binnen korte tijd. De tijdsspanne bij Hosea was bijvoorbeeld 60 jaar. Hoofdstuk 1: Vers 1-11 De Here zegent zijn volk niet meer, omdat zij de tempel niet bouwen. 6
Haggai 1:6 Gij zaait veel, en gij brengt weinig in; gij eet, maar niet tot verzadiging; gij drinkt, maar niet tot dronken worden toe; gij kleedt u, maar niet tot uw verwarming, en wie loon ontvangt, die ontvangt dat loon in een doorgeboorden buidel.
Vers 12-15 Het volk luistert, en 4
Haggai 1:14 En de HEERE verwekte den geest van Zerubbabel, den zoon van Sealthiel, den vorst van Juda, en den geest van Josua, den zoon van Jozadak, den hogepriester, en den geest van het ganse overblijfsel des volks; en zij kwamen en maakten het werk in het huis van den HEERE der heirscharen, hun God.
de Here wekt hun geest op en dat werkt iets uit: ze gaan aan de slag met de bouw Hoofdstuk 2: Haggai spreekt en vraagt: Haggai 2:3-4 Wie is onder ulieden overgebleven, die, dit huis in zijn eerste heerlijkheid 4 gezien heeft, en hoedanig ziet gij hetzelve nu ? Is dit niet als niets in uw ogen ? Doch nu, wees sterk, gij Zerubbabel ! spreekt de HEERE; en wees sterk, gij Josua, zoon van Jozadak, hogepriester ! en wees sterk, al gij volk des lands ! spreekt de HEERE; en werkt, want Ik ben met u, spreekt de HEERE der heirscharen;
Vergelijk dit met:
2
Ezra 3:12 - 4:1 Maar velen van de priesteren, en de Levieten, en hoofden der vaderen, die oud waren, die het eerste huis gezien hadden, dit huis in zijn grondlegging voor hun ogen zijnde, weenden met luider stem; maar velen verhieven de stem met gejuich en met vreugde. 13 Zodat het volk niet onderkende de stem van het gejuich der vreugde, van de stem des geweens van het volk; want het volk juichte met groot gejuich, dat de stem tot van verre gehoord werd.
De Here bemoedigt en zegt: wees strek, want ik ben met u: 4
Haggai 2:4 Doch nu, wees sterk, gij Zerubbabel ! spreekt de HEERE; en wees sterk, gij Josua, zoon van Jozadak, hogepriester ! en wees sterk, al gij volk des lands ! spreekt de HEERE; en werkt, want Ik ben met u, spreekt de HEERE der heirscharen;
Vers 6 t/m 9 is een moeilijk gedeelte. 6
Haggai 2: Want alzo zegt de HEERE der heirscharen: Nog eens, een weinig tijds zal het 7 zijn; en Ik zal de hemelen, en de aarde, en de zee, en het droge doen beven. Ja, Ik zal al de heidenen doen beven, en zij zullen komen tot den Wens aller heidenen, en Ik zal, dit huis met 8 heerlijkheid vervullen, zegt de HEERE der heirscharen. Mijn is het zilver, en Mijn is het 9 goud, spreekt de HEERE der heirscharen. De heerlijkheid van dit laatste huis zal groter worden, dan van het eerste, zegt de HEERE der heirscharen; en in deze plaats zal Ik vrede geven, spreekt de HEERE der heirscharen.
Vers 7: de wens van de heidenen is heil, maar dat zal niet komen totdat de Here Jezus terug komt en vrede brengt.
Vers 9 De uiterlijke heerlijkheid van deze tempel (inclusief de verbouwing van Herodes) is niet groter dan de tempel van Salomo, maar doordat de Here Jezus hier in kwam is de heerlijkheid groter. Het is Gods huis als de Here er is! Vers 9 zegt: Haggai 2:9 en in deze plaats zal Ik vrede geven, spreekt de HEERE der heirscharen.
Vers 11 t/m 20 gaat over de onreinheid en ongehoorzaamheid , maar vanaf de dag van gehoorzaamheid zal de Here zegenen (vers 20).
Vers 21 t/m 24: de woorden aan Zerubbabel; zie de profetie van Daniel. Structuur: De eerste en de tweede profetie A1 1:1-4 Afkering wegens verwaarlozing/erzuim B1 1:5-11 Straf en schaarsheid C1 1:12-2:5 Gehoorzaamheid en bemoediging D1 2:6-9 “Ik zal doen beven” De derde en de vierde profetie A2 2:10-14 Afkeuring wegens verwaarlozing/verzuim B2 2:15-17 Straf en schaarsheid C2 2:18,19 Gehoorzaamheid en bemoediging D2 2:20-23 “Ik zal bewegen”
Zacharia – inleiding van Stuart Allen Het Bijbelboek Zacharia lijkt op het Bijbelboek Haggai, de datering scheelt maar een paar maanden. Het volk Israël is 70 jaar in Babel vanwege hun zonden en afgoderij en ze gaan nu weer terug om Jeruzalem en de tempel te herbouwen. Er zijn twee profeten Haggai en Zacharia, er zijn twee leiders Jozua, de hogepriester en Zerubbabel en in de boeken Ezra en Nehemia wordt ook over deze periode geschreven. Door de werking van God ging een deel van het volk (ca. 50.000) weer terug, de tempel en Jeruzalem waren ruïnes en ze moesten het gaan herbouwen (Ezra en 2 Kron. 36). Het werk stopte 16 jaar door tegenslagen en teleurstellingen. Ze waren hun eigen huizen mooi en comfortabel aan het maken en ze vergaten Gods huis, daardoor kon er geen zegen komen. Zacharia roept het volk en hun leiders op tot gehoorzaamheid, zodat er wel zegen zal volgen. Het boek gaat over het herstel van Jeruzalem na de verwoesting door Nebukadnessar en het oordeel over Babylon. Een sleutelwoord is 'Jeruzalem' want het komt meer dan 40x voor. Degenen die dit vergeestelijken, snappen het dan niet meer. In dit Bijbelboek zien we: Jeruzalem is de stad van God. Babel is de stad van satan. De Heere Jezus is de Spruit (Deze naam komt vier keer voor in het Oude Testament en verwijzen naar de vier Evangeliën). Er worden 8 visioenen beschreven die de profeet in 1 nacht krijgt en de 1e hoort bij de 8e, de 2e bij de 7e, de 3e bij de 6e en de 4e bij de 5e. 1e visioen: de Man op het rode paard. De vier paarden zijn Gods engelen. De valse priester is onverschillig. De aarde is stil, want God oordeelt. 2e visioen: de horens en de smeden. De vier horens (heidense machten). 3e visioen: de Man met het meetsnoer. 4e visioen: de hogepriester Jozua. Jozua is de vertegenwoordiger van het volk. 5e visioen: de gouden kandelaar en de twee olijfbomen. e 6 visioen: de vliegende boekrol. 7e visioen: de vrouw in de efa. 8e visioen: de vier wagens. Twee vrouwen en een efa. Twee maten - meten Jeruzalem en de boekrol Twee getuigen - Jozua en Zerubbabel en herinneren ons aan de twee getuigen uit het boek Openbaring. Na de 8 visioenen komen 4 boodschappen, die beginnen met het Woord van de Heer kwam tot Zacharia. Daarna volgen twee lasten, waarvan de 1e gaat over de 1e komst van de Heer en de 2e over de 2e komst van de Heer. Het boek is een boodschap voor die tijd, maar alles is nog niet volledig vervuld. Als alles toekomst zou zijn, dan had het geen zin voor die tijd, maar het is duidelijk dat niet alles vervuld is. Zacharia 1:1
Er zijn verschillende personen in de Bijbel die Zacharia heten, de naam betekent De Heere herinnert. Het volk Israël was in ballingschap maar de Heere is ze niet vergeten, Hij denkt aan Zijn belofte aan Abraham, Izak en Jakob, want Hij heeft een doel met hen. In Ezra 5:1 staat de zoon van Iddo, hier staat de zoon van Berechja, de zoon van Iddo. Iddo is dus de grootvader, maar het is niet ongebruikelijk dat de kleinzoon ook de zoon genoemd werd, wellicht was zijn vader vroeg gestorven. De Heere van de legermachten is een term die rond de 50 keer voorkomt in dit boek. God is niet alleen majestueus maar heeft oneindig veel dienaren tot Zijn beschikking, zoals we zien in Openbaring. Openbaring 5:11 11 En ik zag, en hoorde een geluid van vele engelen rondom de troon, van de dieren en van de ouderlingen. En hun aantal bedroeg tienduizenden tienduizendtallen en duizenden duizendtallen. De term tienduizenden tienduizendtallen, geeft ontelbaar aan. Satan heeft ook dienaren zoals we kunnen lezen in Daniël, waar de engel van God werd tegengehouden door een engel van satan. In de hemel is een strijd bezig. Zacharia 1:3 is een terugkerende oproep van de Heere: Keer terug naar Mij. Deze roep is voor Israël, niet voor de heidenen, als ze van God afdwalen. Ze moesten terugkeren om door God gebruikt te kunnen worden. Deuteronomium 4:30 30 Wanneer u in benauwdheid zult zijn en al deze dingen u getroffen hebben, in later tijd, dan zult u terugkeren naar de HEERE, uw God, en Zijn stem gehoorzamen. 2 Kronieken 6:26 26 Als de hemel gesloten is en er geen regen komt, omdat zij tegen U gezondigd hebben, en zij op deze plaats bidden, Uw Naam belijden en zich van hun zonde bekeren, omdat U hen vernederde, Nehemia 1:8-9 8 Denk toch aan het woord dat U Uw dienaar Mozes geboden hebt: Als u ontrouw bent, zal Ik u overal onder de volken verspreiden. 9 Maar als u zich tot Mij bekeert en Mijn geboden in acht neemt en die houdt – al bevonden uw verdrevenen zich aan het einde van de hemel, vandaar zal Ik hen bijeenbrengen en hen brengen naar de plaats die Ik gekozen heb om daar Mijn Naam te laten wonen. 'Als zij zich bekeren' is een thema wat ook veel voorkomt in Handelingen, zoals bij de toespraak van Petrus. Ze zullen zien Wie ze hebben doorstoken, dan kan God ze gebruiken voor Zijn plan dat Hij had vanaf het begin. Als het volk zich bekeert, zal God Zich tot hen keren (vers 3). In vers 4 en 5 zien we dat de vaderen niet luisterden. Dan beschrijft de profeet 8 visioenen of nachtgezichten. Het eerste visioen is van de Man op het rode paard. Wat doe je met symbolen? Gokken wat het zou kunnen betekenen of schrift met schrift vergelijken. De symbolen vertegenwoordigen iets. In openbaring zien we ook een man op een rood paard. Waarom tussen mirten?
De profeet vroeg veel om uitleg en dat helpt ons. In het eerste visioen zien we verschillende personen die spreken, de Engel, de Heere, de paarden (dit zijn engelen) en de profeet. Engelen zijn boodschappers van de Heere, maar de Engel des Heeren is de Heere zelf. De Man tussen de mirten is de Engel van de Heere, vgl. vers 10 met vers 11. De Engel van Heere vraagt aan de Heere hoelang het duurt voordat Jeruzalem weer hersteld wordt. Habakuk vraagt ook: hoelang? En Jesaja in 6:11. De profeten waren begaan met hun volk en wilden dat er een einde kwam aan de erbarmelijke situatie waarin ze waren. De Heere antwoordt met goede, troostrijke woorden. De mirt is een boom en Israël wordt vaak met bomen vergeleken, zoals de vijgenboom, olijfboom en de wijnstok. Het woord mirt is in het Hebreeuws hadas, een andere vorm van dit woord Hadassa kennen wij als de Hebreeuwse naam voor Esther (Esther betekent ster). De mirten stonden in de diepte. Psalm 69:16 16 Laat de watervloed mij niet overspoelen, de diepte mij niet verslinden, de put zijn mond boven mij niet sluiten. Israël was in Babylon vanwege een oordeel over hun zonden, maar nu spreekt de Heer troostrijke woorden (vers 13). Jeruzalem zal hersteld worden zie Zacharia 2:12 en 3:2, Jeruzalem is door God verkozen. Jeruzalem zal het centrum zijn van Gods plan, op zowel geografisch, commercieel, religieus en sociaal gebied. En als God kiest wat kan de mens doen en wat kan satan dan doen. In Zacharia 1 vers 14 en 8:2 staat dat God Zich met grote na-ijver ingezet heeft voor Jeruzalem en Sion. God is niet onverschillig. In hoofdstuk 1:11 staat dat het land stil is, maar eigenlijk wordt er onverschillig mee bedoeld. En de heidenvolken uit vers 15 zijn ook onverschillig (zorgeloos) t.a.v. het lot van Israël. Maar de Heere wil dat Zijn huis herbouwd wordt, want Hij wil daar wonen. Het werk was gestopt, maar ze moesten het afmaken. En Hij zal het meetlint over Jeruzalem uitspannen. Het tweede visioen gaat over horens Een hoorn is een teken van een volk met macht, in Openbaring wordt ook gesproken over horens (hoofdstuk 7 en 10). De vier horens zijn dan vier naties die Juda, Israël en Jeruzalem verstrooid hebben. Dat zijn de Assyriërs, Babyloniërs, Perzen en Grieken geweest, of Babyloniërs, Perzen, Grieken en Romeinen. De vier smeden (Engels engravers) uit vers 20 komen met kracht en geweld om de horens van de heidenvolken neer te werpen, want God vervloekt die Israël vervloeken. Dan is elke volgende macht een smid die de voorgaande verslaat. Het derde visioen gaat over de Man met het meetsnoer. God claimt Jeruzalem voor Zichzelf. Want Christus zal daar uiteindelijk regeren over heel de aarde, over alle volken voor altijd. Jeruzalem was verwoest door Nebukadnessar. De jongeman uit vers 4 is Zacharia. In de toekomst heeft Jeruzalem geen muur meer nodig, want dan zal God Zelf het beschermen. De tempel zal worden herbouwd, een zichtbaar teken van Zijn glorie. De Heere roept het volk op te vluchten uit het noorden, dat is Babylon, want de handelsroute, de begaanbare weg ging via het noorden. Hij had gezegd dat het volk verspreid zou worden, maar ze zouden ook weer terug worden gebracht. In vers 8 zien we dat Gods volk Zijn oogappel is, je oogappel is zeer kostbaar (in de grondtekst staat Mijn).
Deuteronomium 32:9-10 9 Want het deel van de HEERE is Zijn volk, Jakob is het gebied dat Zijn eigendom is. 10 Hij vond hem in een woestijngebied, in een woeste, huilende wildernis. Hij omringde hem, Hij onderwees hem, Hij beschermde hem als Zijn oogappel. Het is beeldspraak maar een heel mooi beeld. Wie u aanraakt, raakt Mijn oogappel aan, dit is in dezelfde lijn als wie u zegent, zegen Ik, en wie u vervloekt, vervloek Ik. Saulus vervolgde Gods volk dus God Zelf en daarom zegt de Heer, Saul, Saul, waarom vervolgt u Mij? In vers 9 "beweeg Mijn hand" is Ik schud Mijn vuist. Vers 10 gaat dan over het herstel en is een vertroosting. Dit herstel zal pas vervuld worden bij de tweede komst. Als Hij in hun midden woont. Vers 11 spreekt over vele heidenvolken. Jesaja 19:23-24 23 Op die dag zal er een gebaande weg zijn van Egypte naar Assyrië. De Assyriërs zullen in Egypte komen en de Egyptenaren in Assyrië. De Egyptenaren zullen samen met de Assyriërs de HEERE dienen. 24 Op die dag zal Israël de derde zijn naast Egypte en Assyrië, een zegen in het midden van de aarde. Op die dag is er nog een bestemming voor Assyrië en Egypte, maar er zijn nog veel meer volken op de aarde. Het heilige land in vers 12 kun je niet vergeestelijken, het gaat over Israël en Jeruzalem. Dan klinkt in vers 13 "Wees stil", want God gaat aan het werk, dan moet iedereen stil zijn en zal iedereen het zien. Het vierde visioen gaat over de hogepriester Jozua die voor de Engel van de Heere staat. Jozua representeert Israël. Israël moet gereinigd worden, om bruikbaar te zijn. Wat kan een zondaar doen? Niets, behalve God aanroepen. God laat een stukje zien van de strijd der eeuwen met de tegenstander. Jozua staat voor de Engel en satan staat er als aanklager. De Heer heeft Zijn legermachten, maar satan heeft ook zijn engelen met kracht van de duisternis, totdat hij vernietigd wordt. We hebben geen strijd tegen mensen. We zien hier een glimp van deze strijd. Wij waren vroeger ook in de macht der duisternis, maar Paulus zegt dat wij daaruit verlost zijn en overgebracht in het koninkrijk van de Zoon Zijner liefde. In dit visioen zien we de tegenstelling. God verkiest, Hij redt uit het vuur, want Israël was 70 jaar in het vuur van de ballingschap geweest. In vers 3 de vuile kleren geven aan dat hij niet geschikt was om voor God te werken. Het bloed van Christus reinigt ons. In vers 4 blijkt dat Jozua zelf hier niets aan kan veranderen, maar God zegt: Ik zal. God geeft feestkleren, de gerechtigheid van God. 2 Petrus beschrijft ook een nieuwe hemel en aarde waar gerechtigheid heerst. In vers 5 krijgt de hogepriester een reine tulband. Als het volk zou bekeren, kon God hen gebruiken en zouden ze een kanaal van zegen zijn voor heel de aarde. In vers 7 duiden de woorden "omgang met die hier staan" op de vrije toegang met de engelen. Het duidt op het betere vaderland (het hemels Jeruzalem) uit Hebreeën 11, dat beloofd is aan de geloofsgetuigen. In vers 8 wonderteken zijn types van de waarheid. Een spruit is nieuw leven vanuit een wortel. Spruit komt 4x voor als een openbaring van de Heere Jezus, net als in de 4 evangeliën in het Nieuwe Testament. Hier wordt gezegd Mijn Knecht, de Spruit = Marcus, hoe en wat Hij deed (niet wat Hij zei).
Jeremia 23:5 heeft het over de Spruit Die als Koning zal heersen, wat overeenkomt met Mattheüs wat geschreven is voor en over Israël, over hun Koning. Deze Koning zal in Jeruzalem rechtvaardig heersen. Zacharia 6:12 zegt zie de Man, Zijn naam is Spruit. De Man, de mens wordt beschreven in Lukas waarin het geslachtsregister teruggaat tot Adam. De Mens heeft medelijden en gevoel voor de menigte. Hij kent onze zwakheden. Jesaja 4:2 benadrukt God geopenbaard in het vlees, vergelijk Johannes 1:1: God was het Woord. In vers 9 gaat het over zeven ogen, als we kijken naar 4:10b zien we dat het de ogen van de Heere zijn en als we dan kijken naar Openbaring dan zijn het de zeven geesten of engelen voor Zijn troon. God ziet alles en Hij wil dat Jeruzalem herbouwd wordt en de ongerechtigheid weggenomen wordt. Vers 19 onder de vijgenboom geeft een toestand van vrede aan (Micha 4:4), niemand zal hen bang maken. De Joden zijn altijd verstrooid geweest, maar dan zullen ze veilig wonen, dit is maar gedeeltelijk vervuld in de dagen van Zacharias. Het vijfde visioen over de gouden kandelaar en de twee olijfbomen. Eerst moet er reiniging zijn en dan licht. Licht betekent getuigenis. De Heere Jezus Christus is het licht van de wereld. Wij dragen het licht, Hij "is" het licht. Wij zijn een getuige, in de tempel wordt dat uitgebeeld door de kandelaar. De centrale buis geeft de olie, God Zelf, de armen zijn het volk. In Openbaring wordt gesproken over 7 kandelaren, de 7 gemeenten, Israël is dus nog verspreid. Als er 1 kandelaar is met 7 armen is Israël verenigd. De olijfbomen (vers 3) zien we ook in Openbaring, de twee getuigen. Het zijn de leiders Jozua en Zerubbabel. Wanneer satan heerst zullen twee getuigen door God opgewekt worden, zodat de wereld geen excuus heeft. In vers 4 vraagt de profeet weer naar de betekenis. Vers 6: Zerubbabel is een olijfboom en alle kracht komt van de Heer, door Zijn Geest. De grote berg uit vers 7 die symbool staat voor problemen, wordt een vlakte, God rekent er mee af. Ondanks alle tegenstand zal de tempel herbouwd worden. Eerst gereinigd en dan krachtig gemaakt. Er was maar een gedeelte van het volk teruggegaan om Jeruzalem te herbouwen. Nu is er ook een klein groepje die God gelooft en volgt, maar het is Zijn werk, Hij geeft de wasdom en vrucht. God ziet hen en bemoedigt hen. In vers 11 en 12 zien we dat de profeet steeds weer vraagt wat de betekenis is. Wat zijn de olijfbomen (vers 13)? Het zijn de twee gezalfden en dat zijn Jozua en Zerubbabel, de twee leiders. Zij staan de Heere van heel de aarde bij. In Zacharia 14:9 zien we dat de Heere Koning zal worden over heel de aarde en de Heere de Enige zal zijn, namelijk de Heere Jezus Christus. Hij zal Koning over de hele aarde zijn omdat de Heere van de legermachten het heeft gezegd. Het kan lang duren, maar het gebeurt. Hij doet het via Zijn volk, dat niet altijd luistert, maar Hij heeft geduld, Hij is dezelfde toen en nu en voor altijd. In hoofdstuk vijf zien we het zesde (de vliegende boekrol) visioen en zevende visioen. De boekrol is 20 el lang en 10 el breed. Deze zelfde maten zien we terug in de tempel bij de voorhal. Er wordt in dit visioen een vloek uitgesproken over ieder die steelt. Er werd in die tijd namelijk niet goed gezorgd voor de weduwen, de wezen en de armen en dat wordt stelen genoemd. En men legt een valse eed af. Deze twee dingen komen voor in de tien woorden, dus waarschijnlijk staan die in de boekrol. Weggevaagd worden (vers 3) is het Hebreeuwse woord naqah, dat in Jeremia 49:12 vertaald wordt met onschuldig houden:
Jeremia 49:12 12 Want zo zegt de HEERE: Zie, zij die niet verdienden om de beker te moeten drinken, moeten hem beslist drinken. Zou u dan in enig opzicht voor onschuldig gehouden worden? U zult niet voor onschuldig gehouden worden, maar u moet hem beslist drinken! Zacharia 5:3 3 Toen zei Hij tegen mij: Dit is de vloek die zal uitgaan over heel het land. Volgens deze vloek zal namelijk ieder die steelt, vanhier weggevaagd worden, en volgens deze vloek zal ieder die een valse eed aflegt, vanhier weggevaagd worden. Hij die steelt en hij die een valse eed aflegt blijft onschuldig, maar dat is tegen Gods wet. God zal de zonden straffen (vers 4). Het zevende visioen gaat over de vrouw in de efa. Ooievaren zijn onrein. Het land Sinear is Babylon. Het land waar het volk in ballingschap was (geweest). De vrouw krijgt een huis daar, een permanente plaats. Maar Israël mocht zich daar niet settelen, want dat was niet het beloofde land. Maar er waren er van het volk die in Babel wilden blijven, vanwege de handel en de welvaart. In het boek Openbaring zien we dat Babel zal herleven, het gaat niet alleen om de stad maar ook waar het voor staat, de tegenstand tegen God. De stad zal in de toekomst letterlijk herbouwd worden, het is onderdeel van het grote conflict der eeuwen. We kunnen dat niet vergeestelijken. Ook Paulus waarschuwt voor de machten van de duisternis. Onze enige verdediging is het Woord van God. Vrouwe Goddeloosheid uit vers 8 kunnen we vergelijken met de hoer Babylon uit Openbaring. Er zijn twee steden belangrijk Jeruzalem, de stad van God en Babylon de stad van satan. In het einde der tijden komt alles openbaar en tot een climax. In Jeremia 50 en 51 wordt een profetie over Babel uitgesproken. In vers 4 staat dat de Israëlieten de Heere, hun God zullen zoeken, dit is nog maar gedeeltelijk vervuld. Dus het zal nog gebeuren in die dagen en in die tijd. Je moet verlost zijn om deel te hebben aan een deel van het Koninkrijk. In vers 18-20 zegt de Heere dat Hij Babel zal straffen en het volk terug zal brengen en hun zonden niet meer gevonden zullen worden, dit is ook nog niet het geval, want het volk is nog steeds LoAmmi. Maar als ze onder het nieuwe verbond zijn gebracht, zullen ze vergeving ontvangen. Het offer van de Heere Jezus is voldoende om alle zonden te vergeven. Openbaring 18:9 9 En de koningen van de aarde die hoererij met haar bedreven hebben en losbandig geleefd hebben, zullen huilen en rouw over haar bedrijven, wanneer zij de rook van haar verbranding zullen zien. Openbaring 18:18 18 en zij riepen toen zij de rook van haar verbranding zagen: Welke stad was aan deze grote stad gelijk? Jeremia 51:8 8 Plotseling is Babel gevallen en stukgebroken. Weeklaag erover. Haal balsem tegen zijn pijn, misschien zal het genezen. Jesaja 47:9 9 Maar deze beide dingen zullen u overkomen in een ogenblik, op één dag: verlies van kinderen en weduwschap. Ze zullen in volle omvang over u komen, vanwege uw vele toverijen en uw zeer talrijke bezweringen.
Jeremia 51:25 25 Zie, Ik zál u, berg die te gronde richt, spreekt de HEERE, u, die heel de aarde te gronde richt! Ik zal Mijn hand tegen u uitstrekken, Ik zal u van de rotsen afrollen en Ik zal u maken tot een berg die in brand staat. Jeremia 51:58 58 Zo zegt de HEERE van de legermachten: De brede muur van Babel zal zeker geslecht worden, en zijn hoge poorten zullen met vuur aangestoken worden. Zo hebben de volken zich voor niets moe gemaakt, de natiën voor vuur – en zij zijn afgemat. Als je Openbaring vergelijkt met Jesaja en Jeremia, zie je dat het niet symbolisch wordt bedoeld. Ook is dit alles nog niet met Babel gebeurd, in 1 uur zal het verwoest worden. Jesaja 13 vers 6, 9, 11 en 19 zegt dat Babel verwoest zal worden en niet meer bewoond. Dit is ook nooit gebeurd, want Petrus schreef vanuit Babel. Het is dus nog niet vervuld. Babel zal vernietigd worden in 1 dag door vuur op de dag des Heeren en nooit meer bewoond worden. Israël zal terugkeren naar het beloofde land. De stad Babel moet dus nog hersteld worden om in de toekomst vernietigd te kunnen worden. Als Bagdad iets uitgebreid wordt dan ligt het op het grondgebied van Babel, het hoeft niet zo te zijn, maar het kan. Symbolen zijn niet letterlijk, maar wat ze betekenen is wel letterlijk. God heeft het zo geschreven dat de nieuwsgierigen niet weten wat de toekomst is. Wij zouden het graag willen weten. Het achtste visioen gaat over vier wagens. De vier wagens (vers 5) zijn de vier winden, de vier engelen. God is de Heere van de legermachten en legermachten zijn engelen. Winden en engelen zijn nooit een mens. Ze trekken het land door, ze bewaken het plan van God, het zijn de 4 paarden uit Openbaring 6. Jozua vertegenwoordigt het volk met alle zonden en werd gereinigd. Ze konden God niet dienen door eigen kracht, maar ze moesten gereinigd worden door de Heer en dienen met Zijn kracht. Wij kunnen ook niet in eigen kracht iets doen, maar in de kracht van de Heer. Wij hebben geen excuus, want Hij zal ons alles geven wat we nodig hebben in Zijn dienst in het lichaam van Christus. De kronen (vers 11) zijn voor de priesters, ze zullen een koninklijk priesterschap zijn. Ze moeten het volk leiden als het gereinigd is. En ze hebben spullen nodig om de tempel te herbouwen. In vers 11 krijgt de hogepriester Jozua meerdere kronen, vergelijk Openbaring 19 vers 11 en 12, waar over diademen in meervoud wordt gesproken. Dit koning/priesterschap is tijdens de tempel van Ezechiël. We zagen het ook al bij Melchisedek. Gods koninkrijk kan pas komen als de zonde weg is, dus als Christus priester en koning is. Zefanja had zijn huis geopend en dat werd beloond. Als de tempel klaar is, zullen de heidenen daarin komen en met hun welvaart meedoen aan het in stand houden van de tempel (Jes. 60:10 en 11). Na de visioenen komen we bij het volgende deel van dit Bijbelboek en dat bestaat uit vier boodschappen van de Heer. Deze boodschappen beginnen met: het Woord van de Heer kwam tot Zacharia. Ze staan in 7:1 en 8 en 8:1 en 18. Alle vier de boodschappen hebben met de problemen van Israël te maken. Na 70 jaar ballingschap komt er een tijd van herstel en herbouw van Jeruzalem en de tempel. Maar er zijn veel ontmoedigingen. God stuurt Zacharia en Haggai om het volk te bemoedigen. Het herstel duurde 16 jaar en in het boek Ezra kunnen we lezen dat het klaar is.
Zacharia 7:1-7 Het huis van God in vers 2 is de plaats Bethel. Mannen gaan naar de priesters met de vraag: "Moet ik in de vijfde maand blijven treuren en afzonderen?" Gedurende de ballingschap had het volk gevast en nu ze terug waren in het land vroegen ze zich af of ze dat nog steeds moesten doen. Dan geeft God antwoord. Hij vraagt: deed u het voor Mij? Er is geen opdracht in de wet die zei dat ze moesten vasten. Ze hadden het zelf bedacht, ze treurden voor zichzelf en God vraagt voor wie deed je dit, want je hebt het zelf ingesteld en in vers 6 zien we dan: 'deed je dit niet voor jezelf?' We doen dingen die we graag zelf willen, die ons aanspreken, maar we vragen niet wat God wil. Je kan God alleen dienen op de manier zoals Hij het zegt. Want dan is er vrede en kunnen ze gerust wonen (vers 7). Jesaja 1:14 14 Uw nieuwemaansdagen, uw feestdagen haat Ik met heel Mijn ziel; ze zijn Mij tot last; Ik ben het moe om ze te dragen. Maar aan de andere kant deden ze niet wat wel in de wet stond. Zacharia 7:8-14 Ze dachten dat als ze zich aan de rituelen hielden dat ze verder konden doen wat ze wilden. Ze waren oneerlijk, dus zegt de Heer: vel een betrouwbaar oordeel. En ze waren slecht voor de weduwen en wezen. Ze keerden zich af van God en altijd heeft door de profeten het woord geklonken: bekeer u en Ik keer mij tot u. Maar ze stopten hun oren toe. Het gaat hier niet om heidenen, maar om Gods eigen volk. Ze maakten hun hart hard als diamant (vers 12), zie ook Jeremia 17. Aan het einde van Handelingen zien we hetzelfde volk en dezelfde reactie, ze stopten hun oren dicht en maakten hun hart zwaar. En nog steeds is dit volk doof en hard van hart. Maar als het Nieuwe Verbond van kracht zal worden, dan zal God Zijn hart in hun binnenste geven en zal hun hart van steen vervangen worden door een hart van vlees. Als ze de Heere Jezus Christus zullen zoeken. Ezechiel 11:19-20 19 Ik zal hun één hart geven en een nieuwe geest in uw binnenste geven. Ik zal het hart van steen uit hun vlees wegdoen en hun een hart van vlees geven, 20 zodat zij in Mijn verordeningen gaan en Mijn bepalingen in acht nemen en die houden. Dan zullen zij Mij een volk zijn, en zal Ík hun een God zijn. Doordat het volk niet wilde luisteren, ontstaat er grote verbolgenheid bij de Heer en zien we in vers 13 dat omdat zij niet luisterden, God niet naar hen luistert. Wat een rijkdom voor ons dat we mogen weten dat God altijd naar ons luistert. Zacharia 8:1-17 De herbouw was gestokt door tegenwerking, maar God wil ze bemoedigen: Hij zal in Jeruzalem wonen; oude mensen en kinderen op het plein zijn een beeld van vrede, rust en veiligheid. De Heer vraagt: zou iets te wonderlijk zijn? Net als toen aan Sara een zoon beloofd werd. We hebben te maken met de Almachtige. Deze kracht staat ook achter ons, de opstandingskracht. Deze geweldige God gaat Israël helpen. De verzen 7 en 8 zijn in de tijd van Zacharia maar gedeeltelijk vervuld. Maar ze waren wel een bemoediging, net als vers 9: Grijp moed. Als ze ongehoorzaam zijn, gaat alles mis. De Joden zijn een vloek geweest onder de heidenvolken, maar als ze gehoorzamen, zal alles voorspoedig worden. Zacharia 8:18-23
Het vasten zal vreugde worden, want als het Koninkrijk aanbreekt, is er geen verdriet meer. Welke hoogtijdagen waren het dat er gevast werd in de vierde, vijfde, zevende en tiende maand. Het gaat om droevige gebeurtenissen, nationale rampen, zoals: 1) De vierde maand - de belegering van Jeruzalem door Nebukadnessar 2) De vijfde maand - het in ballingschap gevoerd worden 3) De zevende maand - de vernietiging van de tempel 4) De tiende maand - de moord op Gedalia Jeremia 41:1-2 1 Het gebeurde echter in de zevende maand dat Ismaël, de zoon van Nethanja, de zoon van Elisama, iemand van koninklijken bloede, en de bevelhebbers van de koning en tien mannen met hem, naar Gedalia, de zoon van Ahikam, in Mizpa kwamen. Samen gebruikten zij daar de maaltijd in Mizpa. 2 Toen stond Ismaël, de zoon van Nethanja, op, met de tien mannen die bij hem waren, en zij sloegen Gedalia, de zoon van Ahikam, de zoon van Safan, dood met het zwaard. Zo bracht hij hem ter dood die de koning van Babel over het land had aangesteld. Maar er zal een tijd komen dat de volken zullen optrekken naar Jeruzalem. Micha 4:1-2 1 Het zal echter in het laatste der dagen geschieden dat de berg van het huis van de HEERE vast zal staan als de hoogste berg van de bergen, en dat hij verheven zal worden boven de heuvels, en dat de volken ernaartoe zullen stromen. 2 Vele heidenvolken zullen op weg gaan en zeggen: Kom, laten wij opgaan naar de berg van de HEERE, naar het huis van de God van Jakob; dan zal Hij ons onderwijzen aangaande Zijn wegen, en zullen wij Zijn paden bewandelen. Want uit Sion zal de wet uitgaan en het woord van de HEERE uit Jeruzalem. Deze profetie is het tegenovergestelde van de situatie vandaag. Dan willen ze Gods waarheid leren. Als alle volken God gaan gehoorzamen, zal de aarde er heel anders uit gaan zien. Israël zal in zijn positie hersteld worden en getuigen van God (vers 23). God heeft alles onder controle. Want het zondeprobleem is opgelost door de ware Hogepriester, Die ook zal regeren als Koning, de Heere Jezus Christus. Het laatste deel van het boek Zacharia bestaat uit twee lasten (hoofdstuk 9-11 en 12-14). De eerste gaat over de eerste komst van de Heere Jezus, de tweede over de tweede komst van de Heere Jezus Christus. Dit gedeelte bevat veel moeilijkheden, maar als we de grote lijnen kunnen begrijpen, is dat al geweldig. De eerste last gaat over Syrië. In vers 8 zegt God dat Hij als een wacht rond Zijn huis is. Vaak is er een gedeeltelijke vervulling in de tijd dat de profetie werd uitgesproken (Alexander de Grote heeft Jeruzalem niet veroverd) en een volledige in de toekomst (Armageddon). In de geschiedenis hebben velen geprobeerd de Joden uit te roeien, maar Gods plan moest nog doorgaan, dus het is niet gelukt. In vers 7 het bloed wijst op offers. Vers 9 is vervuld in Mattheüs 21:1-9. Hij kon rijden op een dier wat nog niet eerder bereden was, normaal word je er dan afgegooid, maar de Heer niet. Hij is zachtmoedig, zo'n koning zag je nooit eerder. Paulus zegt het ook in de brief aan de Filippenzen: Hij dacht aan anderen, laat die gezindheid in u zijn!
Wanneer de Heere Jezus Christus Koning zal zijn, is er vrede (vers 10). De wereld wil vrede en probeert van alles om het te bewerkstelligen, maar het is er niet. Maar als Hij Koning is, zullen alle problemen worden opgelost. Psalm 72:7-8 7 In zijn dagen zal de rechtvaardige tot bloei komen; er zal grote vrede zijn, tot de maan er niet meer is. 8 Hij zal heersen van zee tot zee, van de rivier de Eufraat tot de einden der aarde. Deze tekst is gedeeltelijk vervuld bij Salomo, maar zal volledig vervuld worden bij de wederkomst van Christus. De put waar geen water in is, heeft betrekking op Babel, van waaruit het volk vrijgelaten was. Nu moesten ze terugkomen en de stad herbouwen. Uiteindelijk zullen ze schitteren als edelstenen, want God houdt van Zijn volk, zowel het aardse als het hemelse. Hoofdstuk 10 gaat over de leiders, de herders. Ze moeten vragen om regen en dit is letterlijk, want dat hadden ze nodig. De afgodsbeelden in vers 2 is de vertaling van het Hebreeuwse terafim. Het kan zijn dat daarmee de borstplaten van de hogepriester worden bedoeld, ze waren een voorwerp van afgoderij geworden en zijn toen vernietigd. Verder wordt het woord ook gebruikt voor afgodsbeelden in zijn algemeen. Uit Juda zal de hoeksteen komen. En een tentpin is om dingen aan op te hangen, je kunt eraan hangen/rusten. Vers 5 ze zullen strijden, maar niet in eigen kracht, de Heere zal met hen zijn. Ze waren verstoten, maar zullen zijn als niet verstoten. Vers 8 God zal ze als een herder naar Zich toe fluiten. Vers 9 Ze zullen terugkeren, er komt herstel. Micha 7:15 15 Als in de dagen toen u uit het land Egypte trok, zal Ik het wonderen doen zien. God zal het nog één keer doen. Hij zal Zijn volk terug brengen. Hoofdstuk 11 is een heel moeilijk hoofdstuk. Van Libanon tot de Jordaan komt er een Romeinse invasie. Zacharia moet een herder zijn over 'slacht'schapen, want er komt een oordeel. Hosea 1:6 6 Zij werd opnieuw zwanger, en zij baarde een dochter. Daarop zei Hij tegen hem: Geef haar de naam Lo-Ruchama, want Ik zal Mij voortaan niet meer ontfermen over het huis van Israël, want ik zal hen zeker wegvoeren. Maar er is altijd een gelovig overblijfsel. In vers 7 wordt gesproken over twee stokken: lieflijkheid (genade) en samenbinding (eenheid). Maar beide stokken worden door de Heere verbroken. Ezechiel 37:16-19 16 En u, mensenkind, neem een stuk hout voor uzelf en schrijf daarop: Voor Juda, en voor de Israëlieten, zijn metgezellen. Neem dan een ander stuk hout en schrijf daarop: Voor Jozef, het stuk hout van Efraïm, en van heel het huis van Israël, zijn metgezellen. 17 Breng ze dan bij elkaar, het ene bij het andere, tot één stuk hout, zodat ze in uw hand één worden. 18 Als
dan uw volksgenoten tegen u zeggen: Wilt u ons niet vertellen wat deze dingen voor u betekenen? 19 Spreek dan tot hen: Zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik zal het stuk hout van Jozef nemen, dat zich in de hand van Efraïm bevindt, en van de stammen van Israël, zijn metgezellen, en Ik zal het bij het stuk hout van Juda voegen, en Ik zal ze tot één stuk hout maken. Ze zullen in Mijn hand één worden. In Ezechiël worden twee stukken hout weer één, maar dat gaat over de toekomst. Wie de drie herders zijn uit vers 8 is niet duidelijk, er zijn wel meer dan 40 verklaringen, dus kies maar uit, maar ik weet het niet. Met het breken van de stok Lieflijkheid wordt het verbond verbroken. De Heer krijgt als loon dertig zilverstukken, in Exodus 21:32 kunnen lezen dat dat de prijs is van een slaaf. Mattheus 27:6-10 6 De overpriesters pakten de zilveren penningen en zeiden: Het is niet geoorloofd die in de offerkist te leggen, omdat het bloedgeld is. 7 En nadat zij beraadslaagd hadden, kochten zij daarvan de akker van de pottenbakker als begraafplaats voor de vreemdelingen. 8 Daarom wordt die akker tot op de dag van vandaag bloedakker genoemd. 9 Toen is vervuld wat gesproken is door de profeet Jeremia: En zij hebben de dertig zilveren penningen genomen, de waarde van de Geschatte, Die zij geschat hadden uit de Israëlieten, 10 en zij hebben die gegeven voor de akker van de pottenbakker, zoals de Heere mij bevolen heeft. Het is ook het bedrag dat Judas kreeg voor het verraden van de Heere Jezus. Het woord dat in vers 13 wordt vertaald met pottenbakker is eigenlijk een algemeen woord voor werker. Het is afhankelijk van de grondstof of hij een houtbewerker, pottenbakker of zilversmid of iets dergelijks is. In dit geval lijkt het beter als het een zilversmid is, want je geeft hem terug wat hij gemaakt heeft. Mattheüs zegt 'door de profeet Jeremia', terwijl Zacharia het zegt, dit kan zijn omdat in het boek Jeremia de profetie van Zacharia is opgenomen, maar we hoeven niet voor alles een verklaring te hebben. In de verzen 15-17 wordt dan een slechte/dwaze herder beschreven, die niet om de schapen geeft. In 2 Thessalonicenzen wordt hetzelfde monster beschreven in verband met het einde der tijden. Daniël zegt hierover dat hij eerst goed zal doen en dan een gruwel wordt. Maar de heerlijkheid van de Heer zal dit overwinnen. 2Thessalonicenzen 2:5-10 5 Herinnert u zich niet dat ik u deze dingen zei, toen ik nog bij u was? 6 En u weet wat hem nu weerhoudt, opdat hij op zijn eigen tijd geopenbaard wordt. 7 Want het geheimenis van de wetteloosheid is al werkzaam. Alleen is er iemand die hem nu weerhoudt, totdat hij uit het midden verdwenen is. 8 En dan zal de wetteloze geopenbaard worden. De Heere zal hem verteren door de Geest van Zijn mond en hem tenietdoen door de verschijning bij Zijn komst; 9 hem, wiens komst overeenkomstig de werking van de satan is, met allerlei kracht, tekenen en wonderen van de leugen, 10 en met allerlei misleiding van de ongerechtigheid in hen die verloren gaan, omdat zij de liefde voor de waarheid niet aangenomen hebben om zalig te worden. In hoofdstuk 12 gaat het over de tweede last. De tweede last is toekomst voor ons, het gaat over de wederkomst van de Heer op de Olijfberg. Als Hij terugkomt, zal het Koninkrijk komen. Het gaat dus over Israël in de eindtijd. Het is eigenlijk geschiedenis die vooruit geschreven is.
Alle volken zullen optrekken tegen Jeruzalem, dit is het echte Armageddon. Sommigen zeggen dat de Eerste of de Tweede Wereldoorlog Armageddon was, maar hier wordt het ware Armageddon beschreven en dat ligt nog in de toekomst. Alle volken worden verzameld om ze te vernietigen. Alles gaat naar een climax. De bedwelmende beker uit vers 2 is een gifbeker. Jeruzalem is een bedwelmende beker en een steen. De volken zullen zich bezeren aan Jeruzalem. Het probleem van het Midden-Oosten kan nooit door de heidense volken worden opgelost. God heeft een plan met de volken rondom Jeruzalem. Je ziet aan de ene kant wat de volken willen en aan de andere kant wat Gods plan is. De volken zullen zich bezeren aan Jeruzalem, want ze kunnen het probleem niet oplossen. We zien in deze laatste hoofdstukken elke keer de woorden 'op die dag' (vs. 3, 4, 6, 8, 9, 11, 14; 13:1; 14:4, 8, 9 en 13). Het gaat dus om een bepaalde tijd. God zal de volken wegvagen. Alles draait om Jeruzalem, de stad van God. Degenen die dit vergeestelijken of beweren dat de duizendjaren al zijn begonnen, kunnen hier zien dat het letterlijk is. Ook het feit dat Zijn voeten zullen staan op de Olijfberg. Er zijn er ook die beweren dat deze profetie al gedeeltelijk vervuld is, maar hij zal nog een keer volledig vervuld moeten worden. Het zal allemaal nog gaan gebeuren. In vers 4 en 7 zien we dat de Heere Zijn volk eerst zal verlossen en beschermen omwille van de vaderen. God heeft een plan met Zijn volk. Ze zullen tot Hem worden teruggebracht. Ze zijn doof en blind en dat zal veranderd moeten worden, anders zijn ze onbruikbaar. Maar als ze Hem zien die ze hebben doorstoken, zullen hun ogen open gaan. Er zijn al heel veel individuele Joden tot geloof gekomen, maar dan zal het volk als geheel geloven. In vers 10 komt de godheid van Christus naar voren, want God spreekt hier en zegt ze zullen Mij zien die ze doorstoken hebben. Sommige vertalingen hebben Hem zien i.p.v. Mij zien. Het lijkt wel of alle teksten waarin de godheid van Christus naar voren komt, ter discussie staan vanwege verschillen in de grondteksten en het lijkt of satan ook op dit terrein strijd voert met God. Het volk moet echt berouw krijgen en zich bekeren. Toen ze Christus kruisigden, kruisigden ze hun Redder, Koning-priester. Maar vers 10 zegt dat ze bitter zullen klagen, ze zullen echt berouw hebben en zich bekeren. Ieder geslacht afzonderlijk. Daarna komt de reiniging (13:1). Ezech 36:24-29, 33 24 Ik zal u uit de heidenvolken halen en u uit alle landen bijeenbrengen. Dan zal Ik u naar uw land
brengen. 25 Ik zal rein water op u sprenkelen en u zult rein worden. Van al uw onreinheden en van al uw stinkgoden zal Ik u reinigen. 26 Dan zal Ik u een nieuw hart geven en een nieuwe geest in uw binnenste geven. Ik zal het hart van steen uit uw lichaam wegnemen en u een hart van vlees geven. 27 Ik zal Mijn Geest in uw binnenste geven. Ik zal maken dat u in Mijn verordeningen wandelt en dat u Mijn bepalingen in acht neemt en ze houdt. 28 U zult wonen in het land dat Ik uw vaderen gegeven heb, u zult een volk voor Mij zijn en Ík zal een God voor u zijn. 29 Ik zal u verlossen van al uw onreinheden. Ik zal roepen tegen het koren en Ik zal het veel doen worden: Ik zal u geen hongersnood opleggen … 33 Zo zegt de Heere HEERE: Op de dag dat Ik u reinig van al uw ongerechtigheden, zal Ik de steden doen bewonen en zullen de puinhopen herbouwd worden.
Ze zullen gereinigd worden met rein water, het hoort bij het Nieuwe Verbond, als ze Gods Geest en wet in hun binnenste zullen hebben. Er staat steeds 'Ik zal', God zal het doen, ze kunnen het niet zelf. Hij zal de noodzakelijke reiniging doen, de afgoden moeten weg en ook de valse leiders moeten weg. Net als Maleachi zegt in zijn profetie. God weet wie in mogen gaan en wie niet. Niemand kan op eigen kracht ingaan, God zal schiften.
Vanaf vers 7 in hoofdstuk 13 gaat het over de noodzakelijke dood van de Herder. Mijn Metgezel, is eigenlijk die het meest naast is, Zijn Zoon. De kleinen zijn letterlijk de nederigen. Hoofdstuk 14 gaat dan over de toekomst van Jeruzalem. Alle volken zullen tegen Jeruzalem trekken en Jeruzalem zal weer vernietigd worden. Jeruzalem, Jeruzalem … Hoe vaak heb Ik uw kinderen bijeen willen brengen, op de wijze waarop een hen haar kuikens bijeenbrengt onder haar vleugels; maar u hebt niet gewild! De onwil van de mens kan nooit het plan van God dwarsbomen. In vers 3 staat dat dan de Heere uit zal trekken, wat heeft de mens of welk volk voor kans tegen de Heere? De Christus zal wederkomen, Zijn parousia, en Hij zal staan op de Olijfberg in Israël, niet in Engeland of Amerika. Een aardbeving zal de Olijfberg in tweeën splijten. Dit is letterlijk, als je dit wil vergeestelijken, wat moet je er dan van maken? Dalen zullen omhoog gaan en bergen zullen dalen. Het volk moet vluchten in het dal. Want de Heere komt met Zijn heiligen, dat zijn Zijn engelen. Maar wij weten niet de dag nog het uur. In vers 6 en 7 staat dat dan de lichten zullen weggaan, zon, maan en sterren zullen geen licht meer geven. Er zal iets bijzonders gebeuren wat grote angst teweeg zal brengen. Maar God zal het licht zijn. Er komt een rivier vanuit Jeruzalem van de Middellandse Zee naar de Dode Zee naar de golf van Akaba. De Dode Zee zal vruchtbaar worden en Jeruzalem wordt een belangrijke havenstad, waar alle schepen naar het oosten langs moeten. Vergelijk ook Psalm 46 en Ezechiël 47. We moeten dit niet vergeestelijken. De tempel zal komen op een hoge plaats. In vers 9 zien dat het Koninkrijk is gekomen. Het land wordt een vlakte en Jeruzalem hoog erboven. Het land ligt nu heel erg onder zeeniveau, maar het zal veranderen. Jeruzalem is veilig om te wonen, maar de plaag uit vers 12 lijkt wel op de gevolgen van de atoombom. Men maakt zich zorgen over de overbevolking op deze aarde en plannen steden onder zee of op zee, maar dat zal niet meer nodig zijn. Maar God zal Zijn volk bewaren. Het Loofhuttenfeest zal gevierd worden tijdens de 1000 jaar. Alles zal heilig zijn. Er zal geen Kanaäniet meer wonen. Alles zal worden geschift. Het gaat heel anders dan de mensen bedenken. Het lichaam van Christus heeft hier geen deel aan, maar het is wel belangrijk om te weten om een goed zicht te krijgen op Gods plan. Kom Heer Jezus, kom. Want Hij is de Enige die rechtvaardig kan heersen.
Maleachi - inleiding van Stuart Allen De naam Maleachi betekent Mijn bode of boodschapper. Er worden 5 boodschappers genoemd. Mal 1:1 Een last, het woord van de HEERE tot Israël, door de dienst van Maleachi. Mal 2:7 Voorzeker, de lippen van een priester moeten kennis bewaren, uit zijn mond moet men onderwijs in de wet zoeken, want hij is een gezant van de HEERE van de legermachten. Mal 3:1 Zie, Ik zend Mijn engel, die voor Mij de weg bereiden zal. Plotseling zal naar Zijn tempel komen die Heere, Die u aan het zoeken bent, de Engel van het verbond, in Wie u uw vreugde vindt. Zie, Hij komt, zegt de HEERE van de legermachten. Mal 4:5 Zie, Ik zend tot u de profeet Elia, voordat de dag van de HEERE komt, die grote en ontzagwekkende dag. Maleachi, betekent mijn bode. De priester in het Oude Testament deed meer dan offeren, hij was een leraar, een gezant, boodschapper van de Heere. Mijn engel verwijst naar Johannes de Doper, de Engel van het verbond is de Heere Zelf. De profeet Elia is ook een boodschapper. Boden wordt gebruikt voor engelen, dienende geesten. De Heer is de Heer der heerscharen, dat zijn miljoenen engelen, ontelbaar. En het wordt ook gebruikt voor mensen, boodschappers van de Heer. Dit Bijbelboek komt uit de tijd 470-460 voor Christus. De tempel was af en de tempeldienst hersteld. Bij Ezra moesten ze de tempel nog herbouwen, dus dit boek is daarna. Nehemia ging over huwelijk en scheiding. Neh 13:23 Ook zag ik in die dagen Joden die Asdoditische, Ammonitische en Moabitische vrouwen bij zich hadden doen wonen. Neh 13:27-28 27 Zullen wij dan naar u luisteren door al dit grote kwaad te doen door onze God ontrouw te zijn door uitheemse vrouwen bij u te doen wonen? 28 Een van de zonen van Jojada, de zoon van Eljasib, de hogepriester, was een schoonzoon van Sanballat, de Horoniet. Daarom joeg ik hem bij mij weg. Jozua en Zerubbabel hebben dit geregeld, meestal duurde een hervorming of opleving niet langer dan dertig jaar, het ging op en neer. Gods volk luistert en dan weer niet. Na Jozua en Zerubbabel vallen ze weer terug. En God heeft zo veel geduld, met ongelovigen, maar zeker met Zijn volk. Ze waren afvallig, d.w.z. opzettelijk van de waarheid afkeren, moedwillig afstand nemen. En dit gold vooral de priesters en leiders, maar ook het volk. De priesters hadden grote invloed en ze volharden in offeren van oude of gebrekkige dieren. Ze pleegden overspel en fraudeerden.
Mal 3:5 Ik zal naar u toe komen voor het oordeel. Ik zal een snelle Getuige zijn tegen de tovenaars, tegen de overspelers, tegen hen die valse eden afleggen en tegen hen die het loon van een dagloner met geweld inhouden, die het recht van weduwe, wees en vreemdeling ombuigen, en Mij niet vrezen, zegt de HEERE van de legermachten. Ze hielden zich niet aan de religieuze wetten, waren profaan. Ze hielden zich niet aan de burgerlijke wetten. Ze hielden zich niet aan de sociale, morele wetten, m.b.t. tot hun familie, overspel. Ze hielden zich niet aan de materiële wetten, ze roofden van God, gaven niet de tienden. Er worden vragen gesteld in dit boek: waarin, waarom, waardoor. Mal 1:2 Ik heb u liefgehad, zegt de HEERE, maar u zegt: Waarin hebt U ons liefgehad? Was Ezau niet de broer van Jakob? spreekt de HEERE. Toch heb Ik Jakob liefgehad, Mal 1:6 Een zoon eert zijn vader en een slaaf zijn heer. Als Ik dan een Vader ben, waar is de eerbied voor Mij? En als Ik een Heer ben, waar is de vrees voor Mij? zegt de HEERE van de legermachten tegen u, priesters die Mijn Naam verachten. Maar u zegt: Waardoor verachten wij Uw Naam? Mal 1:7 Doordat u onrein brood op Mijn altaar brengt. En u zegt: Waardoor maken wij U onrein? Doordat u zegt: De tafel van de HEERE, die is verachtelijk. Mal 2:14 Dan zegt u: Waarom? Omdat de HEERE Getuige is tussen u en de vrouw van uw jeugd, tegen wie ú trouweloos handelt, terwijl zíj toch uw metgezellin en de vrouw van uw verbond is. Mal 2:17 U vermoeit de HEERE met uw woorden, toch zegt u: Waarmee vermoeien wij Hem? Doordat u zegt: Iedereen die kwaad doet, is in de ogen van de HEERE goed, Híj is hen genegen. Of: Waar is de God van het oordeel? Mal 3:7 Sinds de dagen van uw vaderen bent u afgeweken van Mijn verordeningen, en hebt u ze niet in acht genomen. Keer terug naar Mij, en Ik zal naar u terugkeren, zegt de HEERE van de legermachten. Maar u zegt: In welk opzicht moeten wij terugkeren? Mal 3:8 Zou een mens God beroven? Werkelijk, u berooft Mij! En dan zegt u: Waarvan beroven wij U? Van de tienden en het hefoffer! Mal 3:14 U zegt: God dienen is nutteloos! Wat voor nut heeft het dat wij onze taak ten behoeve van Hem vervullen en dat wij in het zwart gaan voor het aangezicht van de HEERE van de legermachten? Steeds maar vragen, het volk is zich totaal niet bewust. De heidenen hadden ontzag voor de Naam van de Heere, maar het volk niet. Mal 1:6 Een zoon eert zijn vader en een slaaf zijn heer. Als Ik dan een Vader ben, waar is de eerbied voor Mij? En als Ik een Heer ben, waar is de vrees voor Mij? zegt de HEERE van de legermachten tegen u, priesters die Mijn Naam verachten. Maar u zegt: Waardoor verachten wij Uw Naam? Mal 1:11
Want vanwaar de zon opkomt tot waar hij ondergaat, zal Mijn Naam groot zijn onder de heidenvolken; in elke plaats zal aan Mijn Naam een reukoffer gebracht worden, en een rein graanoffer. Voorzeker, Mijn Naam zal groot zijn onder de heidenvolken, zegt de HEERE van de legermachten. Mal 1:14 Ja, vervloekt is de bedrieger die een mannetjesdier in zijn kudde heeft, en een gelofte doet, maar aan de Heere offert wat geschonden is! Voorzeker, Ik ben een groot Koning, zegt de HEERE van de legermachten, en Mijn Naam is ontzagwekkend onder de volken. Mal 2:2 Als u niet luistert en als u het niet ter harte neemt om Mijn Naam eer te geven, zegt de HEERE van de legermachten, zal Ik de vloek onder u zenden en uw zegeningen vervloeken. Ja, Ik heb ze al vervloekt, want u neemt het niet ter harte. Mal 3:16 Dan spreken zij die de HEERE vrezen, ieder tot zijn naaste: De HEERE slaat er acht op en luistert. Er is een gedenkboek geschreven voor Zijn aangezicht, voor wie de HEERE vrezen en wie Zijn Naam hoogachten. Mal 4:2 Maar voor u die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan en onder Zijn vleugels zal genezing zijn; en u zult naar buiten gaan en dartelen als kalveren uit de stal. De boodschap van het boek: God is boos omdat ze het slechte offeren. We moeten Hem het beste geven van wat we hebben. Mal 1:8 En als u een blind dier ten offer brengt: Dat is niet erg! En als u een kreupel of ziek dier ten offer brengt: Dat is niet erg! Bied het maar eens aan uw landvoogd aan. Zou hij u goedgezind zijn of u ter wille zijn? Dit zegt de HEERE van de legermachten. Een kreupel dier zou je niet aanbieden aan de landvoogd maar ze geven het wel aan God. Mal 1:10 Was er ook maar iemand onder u die de deuren zou sluiten, dan zou u niet zonder reden Mijn altaar aansteken. Ik heb geen welgevallen in u, zegt de HEERE van de legermachten, en een graanoffer uit uw hand aanvaard Ik niet. Ze zouden beter de deuren van de tempel kunnen sluiten, want geen offerdienst is nog beter dan iets slechts offeren. Mal 1:12-14 12 Maar u ontheiligt hem, wanneer u zegt: De tafel van de Heere, die is onrein, en wat zij oplevert, haar voedsel, is verachtelijk. 13 Verder zegt u: Zie, wat een vermoeienis! Maar u zou het kunnen wegblazen, zegt de HEERE van de legermachten. U brengt wat geroofd, kreupel en ziek is. Als u dat graanoffer brengt, zou Ik dat uit uw hand aanvaarden? zegt de HEERE. 14 Ja, vervloekt is de bedrieger die een mannetjesdier in zijn kudde heeft, en een gelofte doet, maar aan de Heere offert wat geschonden is! Voorzeker, Ik ben een groot Koning, zegt de HEERE van de legermachten, en Mijn Naam is ontzagwekkend onder de volken. Ze vinden het vermoeiend, ze halen hun neus er voor op (wegblazen). Mal 2:1 Nu dan, tot u komt dit gebod, priesters!
Het is gericht aan de leiders, de priesters. Mal 2:2 Als u niet luistert en als u het niet ter harte neemt om Mijn Naam eer te geven, zegt de HEERE van de legermachten, zal Ik de vloek onder u zenden en uw zegeningen vervloeken. Ja, Ik heb ze al vervloekt, want u neemt het niet ter harte. I.p.v. zegen die volgt op gehoorzaamheid komt er de vloek. Mal 2:4 Dan zult u weten dat Ik dit gebod tot u gezonden heb, opdat Mijn verbond met Levi blijven zou, zegt de HEERE van de legermachten. Num 25:11-13 11 Pinehas, de zoon van Eleazar, de zoon van de priester Aäron, heeft Mijn grimmigheid over de Israëlieten afgewend, doordat hij zich in hun midden met ijver voor Mij heeft ingezet, zodat Ik de Israëlieten niet in Mijn na-ijver vernietigd heb. 12 Zeg daarom: Zie, Ik geef hem Mijn verbond van vrede: 13 hij, en zijn nageslacht na hem, zullen het verbond van het eeuwige priesterschap hebben, omdat hij zich voor zijn God heeft ingezet en verzoening voor de Israëlieten heeft gedaan. Er was een verbond met Levi, de priesters moeten onderwijzen en rechtspreken. Deut 17:8-11 8 Als bij de rechtspraak een zaak voor u te moeilijk is, bij geschilpunten binnen uw poorten met betrekking tot bloedvergieten, rechtsvordering of geweldpleging, dan moet u opstaan en naar de plaats gaan die de HEERE, uw God, zal uitkiezen. 9 Dan moet u naar de Levitische priesters gaan, en naar de rechter die er in die dagen is, en hen raadplegen. Zij zullen dan een gerechtelijke uitspraak voor u doen. 10 En u moet handelen overeenkomstig de uitspraak die zij u bekendmaken, vanuit die plaats die de HEERE zal uitkiezen. U moet nauwlettend handelen overeenkomstig alles wat zij u leren. 11 Overeenkomstig de wetsregel die zij u leren, en overeenkomstig het vonnis dat zij voor u uitspreken, moet u handelen. U mag van de uitspraak die zij u bekendmaken, niet afwijken, naar rechts of naar links. God houdt de leiders verantwoordelijk voor de fouten van het volk. Mal 2:11 Juda handelt trouweloos en er wordt een gruweldaad gedaan in Israël en in Jeruzalem. Want Juda ontheiligt het heilige van de HEERE, dat Hij liefheeft: hij is met de dochter van een vreemde god getrouwd. Adam had één vrouw tot zijn dood, dat was de bedoeling. Bij scheiding krijgt satan een kans. In Nehemia zien we dat de vrouwen buiten het volk afgoderij brengen, daarom moeten ze binnen het volk trouwen. Salomo eindigt met afgoderij omdat hij vrouwen uit de omringende volken trouwde. Mal 2:14-16 14 Dan zegt u: Waarom? Omdat de HEERE Getuige is tussen u en de vrouw van uw jeugd, tegen wie ú trouweloos handelt, terwijl zíj toch uw metgezellin en de vrouw van uw verbond is. 15 Heeft Hij er niet maar één gemaakt, hoewel Hij nog geest over had? En waarom die ene? Hij zocht een goddelijk nageslacht. Daarom, wees op uw hoede met uw geest, en
handel niet trouweloos tegen de vrouw van uw jeugd. 16 Want de HEERE, de God van Israël, zegt dat Hij het wegsturen van de eigen vrouw haat, hoewel men het geweld bedekt met zijn gewaad, zegt de HEERE van de legermachten. Wees dus op uw hoede met uw geest en handel niet trouweloos. God maakte één vrouw voor Adam, en Hij haat scheiding. Hij had goddelijk nageslacht voor Zijn plan in gedachten. Satan wilde dat nageslacht verpesten. Er is strijd tussen het nageslacht van Eva en dat van satan. Het 1e kind was niet van God, Kaïn was van de satan. Hij was uit de boze. Hoe dat is gegaan, weten we niet. Eva dacht dat ze een kind van God had. Dat dit de verlosser zou zijn. Vanaf dit moment zijn er twee zaden. God begon opnieuw bij Noach. We weten niet altijd hoe dingen gaan. God wil Zijn nageslacht bewaren, dus moesten ze binnen het volk trouwen en niet scheiden. De Heere Jezus moest steeds demonen uitdrijven, satan zal steeds proberen het plan van God te dwarsbomen. Mal 2:17 U vermoeit de HEERE met uw woorden, toch zegt u: Waarmee vermoeien wij Hem? Doordat u zegt: Iedereen die kwaad doet, is in de ogen van de HEERE goed, Híj is hen genegen. Of: Waar is de God van het oordeel? Het volk zegt: God oordeelt toch niet, dus doe wat je wil. Mal 3:1 Zie, Ik zend Mijn engel, die voor Mij de weg bereiden zal. Plotseling zal naar Zijn tempel komen die Heere, Die u aan het zoeken bent, de Engel van het verbond, in Wie u uw vreugde vindt. Zie, Hij komt, zegt de HEERE van de legermachten. 2 Maar wie zal de dag van Zijn komst verdragen? Wie zal bij Zijn verschijning standhouden? Want Hij is als vuur van een edelsmid, en als zeep van de blekers. Johannes de doper en de Heere Jezus zijn engelen, boodschappers. Elke Jood verwacht de Messias. Hij zal oordelen met vuur en zeep. Zach 13:9 Ik zal dat derde deel in het vuur brengen en het louteren, zoals men zilver loutert. Ik zal het beproeven, zoals men goud beproeft. Het zal Mijn Naam aanroepen en Ík zal het verhoren. Ik zal zeggen: Dit is Mijn volk; en zij zullen zeggen: De HEERE is mijn God. Dan 11:35 Van de verstandigen zullen er struikelen, om hen te louteren, te reinigen en zuiver wit te maken tot de tijd van het einde, want het wacht nog tot de vastgestelde tijd. Dan 12:10 Velen zullen gereinigd, zuiver wit gemaakt en gelouterd worden. De goddelozen echter zullen goddeloos handelen en geen enkele van de goddelozen zal het begrijpen, maar de verstandigen zullen het begrijpen. In Jacobs benauwdheid zal het volk gereinigd en gered worden. Mal 3:5 Ik zal naar u toe komen voor het oordeel. Ik zal een snelle Getuige zijn tegen de tovenaars, tegen de overspelers, tegen hen die valse eden afleggen en tegen hen die het loon van een dagloner met geweld inhouden, die het recht van weduwe, wees en vreemdeling ombuigen, en Mij niet vrezen, zegt de HEERE van de legermachten.
Ze vrezen God niet dus doen alles wat niet mag. Mal 3:6 Want Ík, de HEERE, ben niet veranderd, ú, kinderen van Jakob, bent daarom niet omgekomen. God verandert niet. Mal 3:7 Sinds de dagen van uw vaderen bent u afgeweken van Mijn verordeningen, en hebt u ze niet in acht genomen. Keer terug naar Mij, en Ik zal naar u terugkeren, zegt de HEERE van de legermachten. Maar u zegt: In welk opzicht moeten wij terugkeren? Als ze zich bekeren, komt de zegening. Er is altijd de oproep, bekeer u. Maar ze vragen in welk opzicht? Wij behoren Hem toe, ons lichaam, ons bezit, onze tijd. Mal 3:10-12 10 Breng al de tienden naar het voorraadhuis, zodat er voedsel in Mijn huis is. Beproef Mij toch hierin, zegt de HEERE van de legermachten, of Ik niet de vensters van de hemel voor u zal openen, en zegen over u zal uitgieten, zodat er geen schuren genoeg zullen zijn. 11 Ik zal ter wille van u de kaalvreter bestraffen, zodat hij de vrucht van de aardbodem bij u niet te gronde richt, en de wijnstok op het veld bij u niet zonder vrucht zal blijven, zegt de HEERE van de legermachten. 12 Alle heidenvolken zullen u gelukkig prijzen, want u zult een aangenaam land zijn, zegt de HEERE van de legermachten. God wil ze zegenen. Hij zegt: beproef Mij. Maar Hij moet lang wachten. Mal 3:14 U zegt: God dienen is nutteloos! Wat voor nut heeft het dat wij onze taak ten behoeve van Hem vervullen en dat wij in het zwart gaan voor het aangezicht van de HEERE van de legermachten? Ze vonden God dienen nutteloos. Mal 3:16-18 16 Dan spreken zij die de HEERE vrezen, ieder tot zijn naaste: De HEERE slaat er acht op en luistert. Er is een gedenkboek geschreven voor Zijn aangezicht, voor wie de HEERE vrezen en wie Zijn Naam hoogachten. 17 En zij zullen voor Mij, zegt de HEERE van de legermachten, op de dag die Ik maken zal, een persoonlijk eigendom zijn. Ik zal hen sparen, zoals een man zijn zoon spaart die hem dient. 18 Dan zult u opnieuw het onderscheid zien tussen een rechtvaardige en een goddeloze, tussen wie God dient en wie Hem niet dient. Maar er is altijd een gelovig overblijfsel. Mal 4:1 Want zie, die dag komt, brandend als een oven. Dan zullen alle hoogmoedigen en allen die goddeloosheid doen, stoppels worden. En de dag die komt, zal ze in vlam zetten, zegt de HEERE van de legermachten, Die van hen wortel noch tak zal overlaten. Bij de wederkomst zal er oordeel zijn over de hoogmoedigen en de goddeloosheid. Het wordt met vuur verbrand, er blijft niet van over.
Mal 4:4-6 4 Denk aan de wet van Mozes, Mijn dienaar, die Ik hem geboden heb op Horeb voor heel Israël, aan de verordeningen en de bepalingen. 5 Zie, Ik zend tot u de profeet Elia, voordat de dag van de HEERE komt, die grote en ontzagwekkende dag. 6 Hij zal het hart van de vaders tot de kinderen terugbrengen, en het hart van de kinderen tot hun vaders, opdat Ik niet zal komen en de aarde met de ban zal slaan. Johannes de Doper kwam in de geest van Elia. Hij leek op Elia en leefde als Elia. Hij bereidt de weg. Als je het aanvaardt. De voorwaarde voor het Koninkrijk was dat het volk het aanvaardde, dan was Johannes Elia geweest. Maar nu moet "Elia" nog komen. In Openbaring 11 wordt gesproken over twee getuigen. 1 is Elia die de hemel kon openen. 2 is Mozes die water in bloed kon veranderen. Elia is opgenomen en Mozes heeft geen graf. Ze werden beiden gezien op de berg van de verheerlijking. God verandert niet, Hij is genadig en Zijn beloften komen uit. Wij moeten de gelegenheden benutten vanwege de genade van God.