Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Plannaam: Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o. IMRO-nummer: NL.IMRO.0213.BPEECE380000-on02 Plantype: bestemmingsplan
Status Voorontwerp Ontwerp Vastgesteld In werking treding
Datum -
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Ontwerp
1
Inhoudsopgave
Toelichting
4
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding planherziening 1.2 Ligging, begrenzing en juridische status van het plangebied 1.3 De opzet van het bestemmingsplan
4 4 4 7
Hoofdstuk 2 Gebiedbeschrijving 2.1 Historie 2.2 Ruimtelijke en functionele structuur 2.3 Verkeersstructuur 2.4 Groenstructuur
8 8 8 9 9
Hoofdstuk 3 Beleidskader 3.1 Rijksbeleid 3.2 Provinciaal beleid 3.3 Regionaal beleid 3.4 Gemeentelijk beleid
10 10 11 13 14
Hoofdstuk 4 Onderzoek 4.1 Milieu 4.2 Externe veiligheid 4.3 Waterparagraaf 4.4 Archeologie & cultuurhistorie 4.5 Flora en fauna 4.6 Distributie-planologisch onderzoek centrum Eerbeek 4.7 Vormvrije m.e.r.-beoordeling
20 20 28 30 31 33 34 35
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving 5.1 Inleiding 5.2 Stedenbouwkundige visie centrum Eerbeek 5.3 Planbeschrijving Bedrijvenzone Burgerslocatie
37 37 37 40
Hoofdstuk 6 Juridische aspecten en planverantwoording 6.1 Inleiding 6.2 Opzet van de regels 6.3 Verantwoording van de regels 6.4 Handhaving
42 42 42 43 45
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid 7.1 Economische uitvoerbaarheid 7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
46 46 46
Bijlagen bij de toelichting Bijlage 1 Omgevingsaspectenstudie Bijlage 2 Verkeerseffectenonderzoek Bijlage 3 Archeologisch bureauonderzoek Bijlage 4 Natuurtoets Bijlage 5 Distributie-planologisch onderzoek centrum Eerbeek
49 50 51 52 53 54
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Ontwerp
2
Regels
55
Hoofdstuk 1 Artikel 1 Artikel 2
Inleidende regels Begrippen Wijze van meten
56 56 60
Hoofdstuk 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6
Bestemmingsregels Bedrijf Tuin Verkeer - Verblijfsgebied Wonen
61 61 64 65 66
Hoofdstuk 3 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13
Algemene regels Anti-dubbeltelregel Algemene bouwregels Algemene gebruiksregels Algemene aanduidingsregels Algemene afwijkingsregels Algemene wijzigingsregels Algemene procedureregels
69 69 70 71 72 73 74 75
Hoofdstuk 4 Artikel 14 Artikel 15
Overgangs- en slotregels Overgangsrecht Slotregel
76 76 77
Bijlage bij de regels Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten Bijlage 2 Lijst van aan-huis-gebonden bedrijfsactiviteiten
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
78 79 80
Ontwerp
3
Toelichting Hoofdstuk 1 1.1
Inleiding
Aanleiding planherziening
Door de bedrijfsverplaatsing van Machinefabriek Kersten en transportbedrijf Burgers Logistics is een aanzienlijk deel van het centrumgebied van Eerbeek vrijgekomen. Het vrijkomen van deze bedrijfslocaties was de aanleiding om het gehele centrumgebied van Eerbeek te herstructuren tot een goed functionerend en aantrekkelijk winkel-, woon- en verblijfsgebied. Hiertoe is het proces in het voorjaar van 2005 gestart. Na de start van het proces is in eerst instantie ruimte gegeven voor het opstellen van enkele belangrijke beleidsnota’s die de basis hebben gevormd voor de "Structuurvisie centrumgebied Eerbeek" welke eind 2009 is vastgesteld door de gemeenteraad. De Structuurvisie centrumgebied Eerbeek is een integraal plan en beschrijft hoe het centrumgebied van Eerbeek vorm moet gaan krijgen. De voornaamste ambitie hierbij is een heldere hoofdstructuur van het centrumgebied waarbij sprake is van onderlinge samenhang en wederzijdse versterking zodat gekomen kan worden tot een goed functionerend en aantrekkelijk winkel- woon- en verblijfsgebied. Voor het centrumgebied van Eerbeek zijn meerdere bestemmingsplannen in voorbereiding. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in ontwikkelingsgerichte en conserverende bestemmingsplannen. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de herontwikkeling van een beperkt deel van de Burgerslocatie (zie afbeelding 1.2) waarbij lichte vormen van bedrijvigheid (een 'bedrijvenzone') worden gerealiseerd als overgang tussen de bestaande bedrijven op het bedrijventerrein Eerbeek Zuid en de toekomstige woningbouw op de Burgerslocatie. Tevens voorziet het voorliggende bestemmingsplan in de planologische kaders voor de realisatie van de nieuwe Stationsstraat. Een deel van het plangebied van voorliggend bestemmingsplan, de 'bedrijvenzone', maakte eerder onderdeel uit van het plangebied van het bestemmingsplan 'Eerbeek Centrum, deelgebied Burgerslocatie'. Naast de 'bedrijvenzone' voorziet het bestemmingsplan 'Eerbeek Centrum, deelgebied Burgerslocatie' in een woningbouwontwikkeling. Op basis van het huidige geurbeleid is het ontwikkelen van geurgevoelige objecten zoals woningen op een deel van de Burgerslocatie niet zondermeer mogelijk. De gemeente Brummen werkt momenteel het provinciaal beleid uit in een gemeentelijke beleidsnotitie industriële geur en ruimtelijke ordening die specifiek geldt voor de situatie in Eerbeek. Omdat de vaststelling van deze beleidsnotitie later dit jaar pas is gepland en men met de ontwikkeling van de 'bedrijvenzone' en de nieuwe Stationsstraat nog dit jaar wil aanvangen, is besloten hiervoor een separaat bestemmingsplan op te stellen. In dit bestemmingsplan wordt op perceelsniveau vastgelegd welke bouw- en gebruiksmogelijkheden er zijn voor wat betreft de 'bedrijvenzone' en de nieuwe Stationsstraat. Qua plansystematiek is zoveel mogelijk aangesloten bij de algemeen gehanteerde bestemmingsplansystematiek van de gemeente Brummen. Door hierop aan te sluiten ontstaat een zo uniform mogelijke bestemmingsplansystematiek, en daarmee een duidelijk en eenduidig toetsingskader in de gehele gemeente Brummen.
1.2
Ligging, begrenzing en juridische status van het plangebied
1.2.1
Ligging en begrenzing van het plangebied
Het plangebied betreft een deel van de voormalige locatie van het transportbedrijf Burgers Logistics, de huidige Stationsstraat en de direct daaraan grenzende gronden, de woningen aan het Beekpad 5 en 7 en een klein deel van de voormalige Kerstenlocatie. Het plangebied is gelegen in het zuidoosten van de kern Eerbeek. De navolgende afbeelding geeft globaal de ligging van het te plangebied in het centrum van Eerbeek weer.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
4
Afbeelding 1.1
Globale ligging plangebied in de kern Eerbeek
De Structuurvisie centrumgebied Eerbeek voorziet in het herstructureren van het gehele centrumgebied. Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op een gedeelte van het te herstructureren gebied. De onderstaande afbeelding geeft de deelgebieden weer zoals deze in de Structuurvisie centrumgebied Eerbeek zijn onderscheiden. Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op een beperkt deel van deelgebied A, D en E, het plangebied wordt tevens weergegeven in de navolgende afbeelding.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
5
Afbeelding 1.2
Deelgebieden Structuurvisie centrumgebied Eerbeek (Bron: Gemeente Brummen)
Concreet wordt het plangebied aan de noordzijde begrensd door het thans braakliggende terrein van het voormalig transportbedrijf Burgers Logistics (het toekomstig woongebied), De Wasacker en enkele panden aan de Coldenhovenseweg, de achterzijde van enkele percelen aan de Stuijvenburchstraat en de Kerstenlocatie. Aan de oostzijde wordt het plangebied begrenst door de Loubergweg en aan de zuidzijde loopt de plangrens van het gebied evenwijdig met de spoorlijn tot aan de Stuijvenburchstraat. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding. 1.2.2
Huidig planologisch regiem
De vigerende bestemmingsplannen binnen het plangebied zijn:
"Eerbeek Herziening 1961" (vastgesteld op 17 april 1961); "Eerbeek-zuid 1971" (vastgesteld op 26 maart 1981) en "Eerbeek-zuid 1971 (herziening voorschriften" (vastgesteld op 28 april 1977); "Eerbeek Oude Dorp 1984 (vastgesteld op 28 februari 1985). "Eerbeek Oude Dorp 2000 (vastgesteld op 27 september 2001).
Op basis van de bovengenoemde bestemmingsplan zijn de gronden in het plangebied bestemd als "Handel en nijverheid klasse C", "Verkeersdoeleinden Klasse A", "Verkeersdoeleinden Klasse B", "Open bebouwing", "Voorerf zonder bebouwing" en "Verkeersdoeleinden Klasse C". Het voert te ver om uitgebreid alle voornoemde bestemmingen van de gronden in detail toe te lichten en weer te geven. Centraal in de bestemmingsplannen staat het gebruik van gronden ten behoeve van de functies als handel en nijverheid (bedrijfsdoeleinden), verkeer en wonen. Op 4 november 2010 heeft de gemeenteraad van Brummen besloten een voorbereidingsbesluit te nemen voor het gehele projectgebied van centrumplan voor het dorp Eerbeek. Op 3 november 2012 is een nieuw voorbereidingsbesluit voor het gehele centrumgebied in werking getreden. Het plangebied maakt hier onderdeel van uit. Na het onherroepelijk worden van voorliggend bestemmingsplan zullen de hiervoor aangegeven bestemmingsplannen (voor wat betreft het plangebied waar voorliggend bestemmingsplan betrekking op heeft) en de daarin opgenomen bestemming komen te vervallen en worden vervangen door een nieuwe bestemming.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
6
1.3
De opzet van het bestemmingsplan
1.3.1
De bij het plan behorende stukken
Het bestemmingsplan “Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.” bestaat uit de volgende stukken:
verbeelding (tek.nr. NL.IMRO.0213.BPEECE380000-on02) en een renvooi; regels (met bijbehorende bijlagen).
Op de verbeelding is de bestemming van de in het plan begrepen gronden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. 1.3.2
Leeswijzer
Na deze inleiding wordt in Hoofdstuk 2 een beschrijving van het gebied gegeven. In Hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het rijks-, provinciaal-, regionaal- en gemeentelijk beleid beschreven. In Hoofdstuk 4 passeren alle relevante milieuthema's zoals bodem, geluid, luchtkwaliteit geur en bedrijvigheid de revue en wordt tevens aandacht besteed aan de aspecten betreffende externe veiligheid, de waterhuishouding, archeologie & cultuurhistorie, flora en fauna en de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Hoofdstuk 5 bevat de planbeschrijving en de daarbij behorende uitgangspunten en doelstellingen, ruimtelijke hoofdopzet en planaspecten. In Hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de planopzet en in Hoofdstuk 7 wordt tot slot ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
7
Hoofdstuk 2 2.1
Gebiedbeschrijving
Historie
Eerbeek is een kransesdorp bestaande uit twee enken, de Noorderenk en de Molenenk, die worden gescheiden door de beek. De beek stroomt van zuid naar noord dwars door het centrum en bevat kwalitatief goed water. De structuur van Eerbeek kenmerkt zich door lijnpatronen. Linten en essen zijn belangrijke en nog steeds herkenbare structuren in het dorp. In Eerbeek is het veranderingsproces van een deel van de lintbebouwing door de aanwezigheid van de papierindustrie versneld gegaan. De historische linten naar en rond de essen bezitten nog agrarische kenmerken. De linten maken deel uit van de hoofdstructuur van Eerbeek en stralen een hoge ruimtelijke kwaliteit uit. De essen zijn cultuurhistorisch belangrijk en in de Eerbeekse situatie nog zeer gaaf. De karakteristiek komt vooral tot uitdrukking in de open ruimtes, de zelfstandige plaatsing van de bebouwing en in het individuele karakter van de panden. Eerbeek is ontstaan op de plek langs de Eerbeekse Beek waar deze vanuit het Veluwe massief het lager gelegen gebied binnenstroomt. Vroeger liep de beek door richting het noorden, tegenwoordig gaat de beek ter hoogte van het bedrijventerrein deels ondergronds. De Eerbeekse Beek is een belangrijk element voor het dorp. De omgeving van deze beek was geschikt voor de vestiging van o.a. papiermolens. De papierindustrie is al eeuwenlang zeer kenmerkend voor Eerbeek. De papierindustrie levert echter geen belangrijke historische landmarks meer op. De ontwikkeling van de papierindustrie is gevolgd door het realiseren van grootschalige woonbebouwing waardoor beide functies (wonen en werken) dicht op elkaar zijn gesitueerd. Herstructurering biedt een kans om een duurzame buffer te creëren tussen beide functies.
2.2
Ruimtelijke en functionele structuur
2.2.1
Ruimtelijke structuur en functies
Het plangebied bestond uit een deel van de bebouwing en verhardingen van het voormalig transportbedrijf Burgers Logistics, de huidige Stationsstraat (en daarmee de kruising Stationsstraat Coldenhovenseweg) en de direct daaraan grenzende gronden, de woningen aan het Beekpad 5 en 7 en een klein deel van de voormalige Kerstenlocatie. De gronden behorende bij het voormalig transportbedrijf Burgers Logistics waren functioneel ingericht ten behoeve van deze vorm van bedrijvigheid. Alle bebouwing van het voormalig transportbedrijf is inmiddels gesloopt. Door het vrijkomen van deze locatie komt een deel (excentrisch gelegen) van het centrumgebied van Eerbeek vrij voor herontwikkeling. De huidige Stationsstraat wordt voornamelijk gebruikt om de daaraan gevestigde functies te kunnen bereiken. De Stationsstraat wordt niet gebruik als doorgaande route en kent een rommelig straatbeeld, mede doordat aan de zijde van het spoor veelal wordt geparkeerd. De woningen aan het Beekpad 5 en 7 (en de daarbij behorende omliggende gronden) worden ook als zodanig gebruikt. Het deel van de Kerstenlocatie is in de huidige situatie braakliggend. 2.2.2
Bebouwing
Op de Burgerslocatie was voorheen sprake van grootschalige bebouwing en verharding ten behoeve van het voormalige transportbedrijf. Deze bebouwing sloot niet goed aan bij het kleinschalige karakter van de omliggende omgeving. Eén en ander blijkt ook uit de luchtfoto in afbeelding 2.1 waarop de grootschalige bebouwing van het voormalig transportbedrijf in relatie tot een deel van het centrumgebied van Eerbeek is weergegeven.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
8
Afbeelding 2.1
Luchtfoto deel centrumgebied Eerbeek (Bron: Gemeente Brummen)
Ook op de Kerstenlocatie was voorheen sprake van bebouwing ten behoeve van Machinefabriek Kersten. Deze bebouwing is enkele jaren geleden reeds gesloopt waardoor nu sprake is van een braakliggend perceel. De overige binnen het plangebied voorkomende bebouwing bestaat uit de woningen en daarbij behorende bijgebouwen aan het Beekpad 5 en 7.
2.3
Verkeersstructuur
In het plangebied zelf is momenteel geen doorgaande wegenstructuur aanwezig. De Stationsstraat is geen doorgaande weg maar wordt voornamelijk gebruikt ter ontsluiting van de aan deze weg gelegen functies. Langs de randen van de Stationsweg is veelal sprake van parkeerplaatsen. Het plangebied grenst wel direct aan de Loubergweg en aan de spoorlijn Apeldoorn-Dieren. De Loubergweg vervult een belangrijke functie als ontsluitingsweg voor het industrieterrein Eerbeek Zuid. De spoorlijn Apeldoorn-Dieren wordt niet meer door regulier treinverkeer gebruikt.
2.4
Groenstructuur
Binnen het plangebied is geen sprake van enige groenstructuren. Het hier voorheen aanwezige groen, welke niet als waardevol aangemerkt kon worden, is inmiddels verwijderd.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
9
Hoofdstuk 3
Beleidskader
3.1
Rijksbeleid
3.1.1
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland; Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat; Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland ( de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:
Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (weg, spoor en vaarwegen) die door Oost Nederland lopen. Dit onder andere ten behoeve van de mainports Rotterdam en Schiphol; Het formuleren van een integrale strategie voor het totale rivierengebied van Maas en Rijntakken (Waal, Nederrijn, Lek en de IJssel, deelprogramma rivieren van het Deltaprogramma) en de IJsselvechtdelta (deelprogramma's zoetwater en rivieren) voor waterveiligheid in combinatie met bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, natuur, economische ontwikkeling en woningbouw; Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden (zoals de Veluwe); Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen van het tracé voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet.
3.1.2
Toetsing aan het rijksbeleid
Geconstateerd wordt dat de in dit bestemmingsplan besloten herstructurering van een deel van de Burgerslocatie tot bedrijvenzone en de aanleg van de nieuwe Stationsstraat in overeenstemming is met het rijksbeleid. Met het voorliggende project zijn geen rijksbelangen in het geding. Derhalve wordt geconcludeerd dat wordt voldaan aan de uitgangspunten zoals verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
10
3.2
Provinciaal beleid
3.2.1
Streekplan Gelderland 2005
3.2.1.1 Uitgangspunten Streekplan Gelderland 2005 Op 20 september 2005 is het Streekplan Gelderland 2005 in werking getreden. In het Streekplan Gelderland 2005 wordt het motto van de Nota Ruimte "decentraal wat kan, centraal wat moet" vertaald naar het provinciale niveau "lokaal wat kan, provinciaal wat moet". Het streekplan kent een selectieve beleidsinzet op die zaken die van provinciaal belang zijn. Daarbij hoort een grotere beleidsvrijheid en eigen verantwoordelijkheid voor gemeenten voor die zaken die van lokaal belang zijn. Het streekplan kent het onderscheid tussen de provinciale hoofdstructuur en het multifunctionele gebied. Voor het multifunctionele gebied geldt in het algemeen dat dit het domein is van de gemeenten en dat dit gebied een beperkte bemoeienis van de provincie kent. 3.2.1.2 Generiek beleid Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Om krachtige steden en vitale regio's te bevorderen zijn de belangrijkste uitgangspunten “bundeling van verstedelijking aan/nabij infrastructuur” en het “organiseren in stedelijke netwerken". Binnen een stedelijk netwerk streeft de provincie naar een bundeling van stedelijke functies. Dit bundelingsbeleid moet bijdragen aan efficiënt ruimtegebruik en aan een versterking van draagvlak van een kwalitatief hoogwaardig voorzieningenniveau. Stedelijke netwerken moeten aantrekkelijk, sterk en goed bereikbaar zijn. In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen bestaand bebouwd gebied en stedelijke uitbreiding. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand gebied (herstructurering, intensivering en revitalisering). Het plangebied is op basis van de beleidskaart ruimtelijke structuur aangewezen als "Overig bebouwd gebied". De onderstaande afbeelding omvat een uitsnede van de "Beleidskaart ruimtelijke structuur".
Afbeelding 3.1
Uitsnede Beleidskaart ruimtelijke structuur (Bron: Provincie Gelderland)
Bij transformaties (functieverandering van plekken) in bestaand bebouwd gebied gelden de volgende aanknopingspunten:
bij gunstige openbaar vervoer locaties: passende publieksfuncties; bij gunstige weglocaties: gemengde of specifieke (werk)functies (met goede wegontsluiting); hinderlijke/verouderde werkfuncties in de woonomgeving transformeren naar woonfuncties.
3.2.1.3 Regiospecifiek beleid De regionale samenwerkingsverbanden van gemeenten hebben op verzoek van de provincie begin 2004 bouwstenen aangereikt voor het gebiedsspecifiek beleid in het streekplan. Deze bouwstenen zijn door de regio's aangereikt in de vorm van regionale structuurvisies. Deze visies zijn gebaseerd op een analyse van ruimtelijke structuren, de waardering daarvan (het zogenaamde 'ruimtelijk structuurbeeld')
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
11
en de ruimtelijke opgaven of ambities (het programma) voor de accommodatie van de ruimtebehoefte. De visies zijn verwoord in beleidsaanbevelingen en -kaarten en geven de – door de regio's – gewenste ruimtelijke ontwikkeling weer voor de komende streekplanperiode, vaak met een doorkijk naar de langere termijn. De visies gaan vooral in op de gewenste verstedelijking en de daarbij passende positie van de stedelijke kernen en netwerken en op de opgaven voor het landelijk gebied. De gemeente Brummen is gelegen binnen de regio “Stedendriehoek “. Voor de regio Stedendriehoek refereert het streekplan dan ook sterk aan de structuurvisie Ruimtelijk structuurbeeld 2030 stedelijk netwerk Stedendriehoek. Voor het versterken van het regionaal stedelijk netwerk Stedendriehoek is bundeling het leidend principe. Dit houdt in dat het regionale programma voor wonen, werken en voorzieningen zoveel mogelijk gebundeld moet worden binnen het stedelijk netwerk. De regio Stedendriehoek kiest voor verdere herstructurering en intensivering van bestaand stedelijk gebied. 3.2.1.4 Werken De provincie wil bijdragen aan het voldoen aan de ruimtelijke voorwaarden voor een succesvolle economische ontwikkeling. Dit betekent onder andere het voorzien in een aanbod aan bedrijventerreinen dat past bij de geraamde regionale behoefte. Duurzame kwaliteit, concentratie en bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik zijn hierbij kernbegrippen. Ook in het bedrijfsleven is sprake van voortgaande schaalvergroting. Clustering van diverse soorten bedrijvigheid in stedelijke gebieden vermindert de kwetsbaarheid voor economische conjunctuurbewegingen. Bij bundeling van werkfuncties valt onderscheid te maken naar de omvang van publieks-/werknemersstromen (= meer centrale, goed bereikbare locaties) en van goederenstromen (= ligging aan ontsluitende infrastructuur weg/water of op specifieke terreinen bijvoorbeeld in verband met milieuzonering). De noodzaak tot uitbreiding van bestaande bedrijventerreinen of de ontwikkeling van nieuwe moet worden bezien in relatie tot de mate waarin met inbreiding en/of herstructurering van bestaande terreinen ruimte voor bedrijvigheid kan worden gevonden. Wanneer dit niet het geval is dient de ontwikkeling van bedrijventerreinen ruimtelijk te worden geconcentreerd en gebundeld op de beste locaties en dus zoveel mogelijk aan te sluiten bij bestaande stedelijke gebied en infrastructuur. 3.2.2
Ruimtelijke verordening Gelderland
Met een ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan ruimtelijke plannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen. De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan op deze regels afstemmen. Met betrekking tot de in voorliggend bestemmingsplan besloten ontwikkeling zijn met name artikel 2.2 en artikel 5 van belang. Deze artikelen gaan met name in op het toestaan van nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken. De verordening gaat niet expliciet in op de aanleg van nieuwe infrastructuur op lokale schaal. Artikel 2.2 geeft -kort samengevat- aan dat: in een bestemmingsplan nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken slechts is toegestaan binnen bestaand bebouwd gebied. Artikel 5 luidt: 5.1: In een bestemmingsplan wordt vestiging van grootschalige detailhandelvoorzieningen alleen binnenstedelijk of perifeer toegestaan. 5.2: In aanvulling op het bepaalde in 5.1, kunnen grootschalige detailhandelvoorzieningen slechts op perifere locaties worden toegestaan, indien deze vanwege specifieke ruimtelijke eisen - volumineuze goederen - en veiligheidseisen binnenstedelijk moeilijk inpasbaar zijn.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
12
5.3: In een bestemmingsplan wordt vestiging van detailhandel in voedings- en genotsmiddelen op perifere locaties niet toegestaan. De in dit bestemmingsplan besloten herstructurering voldoet aan hetgeen gesteld in de Ruimtelijke Verordening Gelderland. Er is sprake van een ontwikkeling in bestaand bebouwd gebied waarbij op lichte vormen van bedrijvigheid worden toegestaan. Tevens wordt perifere detailhandel toegestaan. In tegenstelling tot het centrumgebied leent deze locatie zich, mede door de uitstekende bereikbaarheid, goed voor perifere detailhandel. Reguliere dagelijkse detailhandel wordt in de regels van dit bestemmingsplan uitgesloten. Hiermee is het initiatief in overeenstemming met de Ruimtelijke verordening Gelderland. Hier wordt tevens opgemerkt dat de provincie Gelderland de kracht en waarde van de herstructureringsopgave in het gehele centrumgebied van Eerbeek heeft erkent en hier in de vorm van een ISV-subsidie aan bij te willen dragen. 3.2.3
Toetsing aan het provinciaal beleid
De herontwikkeling van een deel van de Burgerslocatie met lichte bedrijvigheid (en perifere detailhandel) sluit goed aan op het provinciaal beleid om door middel van inbreiding/ herstructurering van bestaande terreinen ruimte te vinden voor bedrijvigheid (in dit geval lichte bedrijvigheid). Met de aanleg van de nieuwe Stationsstraat wordt zorg gedragen voor een goede wegontsluiting van de nieuwe ontwikkeling en de toekomstige woningen op de Burgerslocatie. Geconcludeerd wordt derhalve dat de in dit bestemmingsplan besloten herontwikkeling in overeenstemming is met het provinciaal beleid zoals verwoord in het Streekplan Gelderland 2005 en de Ruimtelijke verordening Gelderland.
3.3
Regionaal beleid
3.3.1
Regionale Structuurvisie de Voorlanden – regio Stedendriehoek
De raad van de gemeente Brummen heeft op 26 november 2009 de Regionale Structuurvisie De Voorlanden van de Stedendriehoek en de Aanvulling Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 voor het bundelingsgebied gewijzigd vastgesteld. Ook de raden van de andere gemeenten in de Stedendriehoek (Apeldoorn, Lochem, Deventer, Epe, Voorst en Zutphen) hebben deze visies vastgesteld. Met de Regionale Structuurvisie De Voorlanden legt de regio Stedendriehoek de ruimtelijke visie voor het landelijk gebied voor de komende twintig jaar vast. Samen met de in 2007 vastgestelde Regionale Structuurvisie van het Bundelingsgebied ontstaat zo een samenhangend richtinggevend kader voor beleid en uitvoering. Voor het versterken van het regionaal stedelijk netwerk Stedendriehoek is bundeling het leidende principe. Dit houdt in dat het regionale programma voor wonen, werken en voorzieningen zoveel mogelijk gebundeld moet worden gerealiseerd binnen het stedelijk netwerk. De kern Eerbeek maakt onderdeel uit van De Voorlanden. Ook De Voorlanden kunnen worden opgevat als een netwerk, of beter, als een stelsel van overlappende netwerken van dorpen, buurtschappen en agrarische en toeristische ondernemingen. De Voorlanden liggen op het grensvlak van verschillende invloedssferen. Epe tussen Apeldoorn en Zwolle, Lochem als poort naar de Achterhoek en Brummen en Eerbeek als stapstenen naar de regio Arnhem-Nijmegen en De Liemers. Eerbeek is aangewezen als 'dynamische kern'. Met betrekking tot de voorgenomen herstructurering is in de regionale structuurvisie het navolgende opgenomen: Met het vrijkomen van gronden in het centrum van Eerbeek ligt er nu een unieke kans voor gebiedsontwikkeling. Een gebiedsontwikkeling, waarbij de bestaande papierindustrie zich binnen de voor haar gezoneerde geluidsruimte duurzaam kan ontwikkelen. Daarnaast komt er ruimte voor nieuwe economische activiteiten, verbetert de ontsluiting, krijgt het winkelbestand een kwaliteitsimpuls, is er ruimte voor nieuwe publieke voorzieningen en een woningbouwprogramma.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
13
Waar het gaat om bedrijvigheid in en om de steden en dorpen in het bundelingsgebied zet het regionale beleid voor De Voorlanden hierbij in op kwaliteitsimpulsen op het niveau van kernen als Lochem, Epe, Vaassen, Eerbeek en Brummen. Waar mogelijk dient niet-hinderlijke locale bedrijvigheid in de dorpen zelf aanwezig te zijn, die daarmee een bijdrage levert aan de levendigheid en leefbaarheid. 3.3.2
Toetsing aan het regionaal beleid
In het voorliggende geval is sprake van de herontwikkeling van een deel van de Burgerslocatie met lichte vormen van bedrijvigheid en de aanleg van de nieuwe Stationsstraat. Voor wat de bedrijvigheid is sprake van niet-hinderlijke vormen van bedrijvigheid (max. categorie 2) met een zeer beperkte milieubelasting voor de directe omgeving. De nieuwe Stationsstraat wordt aangelegd en vormt de ontsluiting voor de bedrijvenzone en de toekomstige woningbouwlocatie op de Burgerslocatie. Geconcludeerd wordt dat de in dit bestemmingsplan besloten herstructurering in overeenstemming is met de beleidsuitgangspunten zoals verwoordt in de Regionale Structuurvisie De Voorlanden – regio Stedendriehoek.
3.4
Gemeentelijk beleid
3.4.1
Ruimtelijke ontwikkelingsvisie "Gemeente Brummen Ligt op groen"
3.4.1.1 Algemeen De gemeenteraad van Brummen heeft op 28 september 2006, de ruimtelijke ontwikkelingsvisie "Gemeente Brummen, Ligt op groen" vastgesteld. Het doel van de ruimtelijke ontwikkelingsvisie is sturing te geven aan de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. De visie vormt het beleids- en toetsingskader voor ontwikkelingen op het gebied van natuur en landschap, water, toerisme en recreatie, sociaal maatschappelijke structuur, wonen, werken, voorzieningen en verkeer. Centraal in de visie staan de groene kwaliteiten van de gemeente Brummen. Brummen is een prachtige landelijke gemeente met veel mooie plekken. Dit groene karakter is het vertrekpunt voor toekomstige ontwikkelingen. De gemeente kiest voor een strategie waarbij de bestaande groene kwaliteiten van onze gemeente het referentiepunt zijn. Hierbij wordt zoveel mogelijk recht gedaan aan de bestaande verschillen in het landschap, maar ook aan de mogelijkheden voor ontwikkelingen in onze gemeente. De ruimtelijke ontwikkelingsvisie behelst een lange termijnvisie (Strategische visie tot 2030) en de korte termijnvisie (periode 2005 tot 2015). Samen vormen ze de ruimtelijke ontwikkelingsvisie "Ligt op Groen". In de ontwikkelingsvisie wordt het beleid voor herstructureringslocaties, inbreidingslocaties en uitbreidingslocaties beschreven. 3.4.1.2 Strategische Visie 2030 De Strategische Visie 2030 omvat de hoofdlijnen van het beleid voor de (middel)lange termijn. De gemeente kiest hierin voor een positie die zich ruimtelijk en functioneel onderscheidt van de omliggende gemeenten. Zo ontstaat in regionaal verband diversiteit, complementariteit en identiteit. Om dit te bereiken wordt aangesloten op de onderscheidende kwaliteiten. Voor de gemeente Brummen is de groene kwaliteit het vertrekpunt; het is dé identiteitsdrager van de gemeente. De bestaande groene kwaliteiten worden behouden en nieuwe ontwikkelingen ingezet ter versterking van deze groene kwaliteiten. Voor het plangebied van het bestemmingsplan zijn de volgende strategische beleidsuitspraken essentieel:
Er vinden geen ontwikkelingen plaats die de beschermde natuurgebieden aantasten; Ook in de kernen zijn groene kwaliteiten van groot belang. Intensivering van het ruimtegebruik mag dan ook niet ten koste gaan van de groene identiteit en nieuwe ontwikkelingen versterken ons groene karakter; De gemeente wil de leefbaarheid optimaliseren; Er wordt ruimte gereserveerd op de bedrijventerreinen om knelpunten in de kernen en het buitengebied (verplaatsing), bedrijvigheid wordt geconcentreerd op bedrijventerreinen; Groei en differentiatie van werkgelegenheid door nieuwe vormen van werkgelegenheid met een ‘groen’ profiel of die een relatie heeft met het landschap;
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
14
Bereikbaarheid is essentieel en dit wordt dan ook behouden. Er is een aantal maatregelen noodzakelijk om op termijn de bereikbaarheid te garanderen. Daarbij wordt gestreefd naar oplossingen die de leefbaarheid verbeteren.
3.4.1.3 Ruimtelijke visie 2005-2015 In de Ruimtelijke Visie 2005-2015 worden de keuzes gedifferentieerd naar deelgebieden en uitgewerkt in projecten. Voor de toekomstige ontwikkeling van de kern Eerbeek worden de volgende hoofduitgangspunten gehanteerd:
inzetten op het versterken van de ruimtelijke structuur en identiteit van de kern; ruimte voor opwaardering en herstructurering, met aandacht voor (passende) menging van functies; benutten van de potentie op inbreidings- en herstructureringslocaties: - zoeken naar meerwaarde; - rekening houden met maat en schaal bebouwing; - het groene karakter van het woonmilieu versterken. zorgvuldig vormgeven van en passende functies plaatsen in de overgangen tussen de kernen en het buitengebied met bijzondere aandacht voor de ‘entrees’; onderzoeken of het realiseren van een ‘lightrail’ over het bestaande spoortracé een reële optie is.
Bedrijvigheid De gemeente streeft naar het handhaven van de bestaande bedrijvigheid. Dit is van essentieel belang voor het behoud van de werkgelegenheid in de gemeente. Wel wordt een onderscheid gemaakt tussen de bedrijven die verspreid in de woonomgeving liggen en bedrijven op een bedrijventerrein. Functiemenging is zeer goed mogelijk. Bedrijfsmatige activiteiten met een lichte milieuhinder (categorie 1 of 2 of daarmee gelijk te schakelen) zijn mengbaar met de woonfunctie. Het bedrijventerrein Eerbeek-Zuid kent een geluidzone welke over een deel van het centrumgebied van Eerbeek is gelegen. Hier is in het voorliggende bestemmingsplan rekening mee gehouden. 3.4.1.4 Werken De gemeente Brummen streeft naar groei en differentiatie van werkgelegenheid en ziet met name groeikansen in nieuwe vormen van werkgelegenheid met een ‘groen’ profiel of werkgelegenheid die een relatie heeft met het landschap. Zo biedt de gemeente Brummen volop ruimte voor nieuwe recreatieve initiatieven. Ook kleinschalige werkgelegenheid als beroepen en bedrijven aan huis laten we toe in de woonomgeving en de centra van de kernen Brummen en Eerbeek krijgen een impuls . 3.4.2
Structuurvisie centrumgebied Eerbeek
3.4.2.1 Algemeen De "Structuurvisie centrumgebied Eerbeek" is op 26 november 2009 vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Brummen. De Structuurvisie centrumgebied Eerbeek is een integraal plan en beschrijft hoe het centrumgebied van Eerbeek vorm moet gaan krijgen. De voornaamste ambitie hierbij is een heldere hoofdstructuur van het centrumgebied waarbij sprake is van onderlinge samenhang en wederzijdse versterking zodat gekomen kan worden tot een goed functionerend en aantrekkelijk winkel- woon- en verblijfsgebied. In de structuurvisie worden een vijftal deelgebieden onderscheiden, te weten:
Deelgebied A: omgeving Stuijvenburchstraat; Deelgebied B: omgeving Loenenseweg; Deelgebied C: omgeving Oranje Nassauplein; Deelgebied D: Stationsomgeving; Deelgebied E: Burgerslocatie.
Afbeelding 3.2. geeft de ligging van de diverse deelgebieden weer.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
15
Afbeelding 3.2
Deelgebieden Structuurvisie centrumgebied Eerbeek (Bron: Gemeente Brummen)
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op een beperkt deel van deelgebied A, D en E: Burgerslocatie. In Hoofdstuk 5 wordt uitgebreid ingegaan op de invulling van het plangebied. In deze paragraaf wordt niet specifiek ingegaan op dit deelgebied maar wordt de structuurvisie integraal behandeld. 3.4.2.2 Uitgangspunten en doelstellingen Het centrum dient een visitekaartje voor Eerbeek te zijn waarin de hechte relatie en de dynamiek tussen het centrum en de aanwezige industrie herkenbaar is. Om dit te kunnen realiseren heeft de gemeente Brummen uitgangspunten en doelstellingen geformuleerd op het gebied van ruimtelijke structuur en kwaliteit, functionele structuur, en verkeer en parkeren. Het voert te ver om alle uitgangspunten en doelstellingen uitgebreid toe te lichten. In het algemeen kunnen de volgende doelstellingen geformuleerd worden:
Het realiseren van een kwalitatief hoogwaardig centrumgebied dat onderscheidend en concurrerend is. Binnen het centrumgebied realiseren van een “hart van Eerbeek”; nabij de beek en de Stuijvenburchstraat. Het centrumgebied dient het meest compacte gebied te zijn, dat wil zeggen: Een grote diversiteit en veelheid aan functies op een relatief beperkte oppervlakte; meervoudig grondgebruik (winkels en woningen).
3.4.2.3 Structuurvisie integraal De structuurvisie dient de verschillende toekomstige ontwikkelingen van de kern Eerbeek optimaal te verwerken binnen de bestaande ruimtelijke en stedenbouwkundige situatie. Flexibiliteit in programma en uitvoering zijn daarbij belangrijke elementen. Door in te grijpen in de bestaande structuur is het functioneel ruimtegebruik optimaal benut en worden er nieuwe kwaliteiten toegevoegd aan het centrum van Eerbeek.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
16
Ruimtelijke structuur De bestaande lintstructuur is uitgangspunt geweest bij de ontwikkeling van het concept voor het nieuwe centrum. Verbindingen tussen de verschillende structuren vormen een web waarbij de knooppunten benut worden om rustpunten of verbijzonderingen te creëren. Door bestaande lijnen te benadrukken of te interpreteren worden nieuwe verbanden gelegd tussen het spoor, de beek, het lint en het plein. De drie belangrijkste lijnen binnen de kern Eerbeek worden versterkt door de functionele eigenschappen te benadrukken en te verbijzonderen; het spoortraject als culturele route, de beek als recreatieve route en het lint van de Stuijvenburchstraat vormt de winkelroute. Deze structuren worden niet alleen benoemd maar ook ruimtelijk zo vormgegeven dat er een versterking ontstaat van de daadwerkelijke beleving. Functionele structuur De winkelroute en het spoor vormen de kapstok waaraan de verscheidene functies zijn opgehangen. De winkelstructuur begint vanaf de kruising Loenenseweg-W. Einthovenstraat tot de kruising Stuijvenburchstraat-Wasacker met een “belangrijke” concentratie aan de Stuijvenburchstraat. Het plein vormt het hart van het centrum. De parkeerroute langs het spoor wordt ingevuld als cultuurroute en bouwt voort op de bestaande kwaliteiten van de recreatieve en culturele kwaliteiten van het historische spoortraject. Toekomstige ontwikkelingen met een cultureel en maatschappelijk karakter zouden zich rondom dit gebied moeten concentreren. Wonen als belangrijke functie binnen het centrumgebied krijgt de nodige aandacht en kwaliteit. De woningen in het centrumgebied concentreren zich boven de voorzieningen en zullen veelal bestaan uit appartementen die daarmee een aanvulling vormen op het bestaande woningbouwprogramma. Het bestemmingsplan 'Eerbeek Centrum, deelgebied Kerstenlocatie' voorziet in deze woningen. Dorps wonen is geconcentreerd aan de oostzijde van het centrum op de voormalige Burgerslocatie en vormt een geleidelijke overgang naar de bestaande kleinschalige bebouwingsstructuur. Afbeelding 3.3 geeft deels de beoogde functionele structuur schematisch weer.
Afbeelding 3.3
Functionele structuur: wonen (Bron: Gemeente Brummen)
Wat betreft de afbeelding 3.3 wordt opgemerkt dat voorliggend bestemmingsplan voor wat betreft de invulling van het gebied afwijkt van de structuurvisie. Dit omdat het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de realisatie van lichte vormen van bedrijvigheid op het aan het bedrijventerrein Eerbeek Zuid grenzende deel van de Burgerslocatie. Hiervoor is gekozen omdat de realisatie van woningen direct grenzend aan dit bedrijventerrein zou kunnen leiden tot eventuele belemmeringen voor het bedrijventerrein. Daarnaast is hiervoor gekozen met het oog op het kunnen realiseren van een goed woon- en leefklimaat voor wat betreft de toekomstige woningbouw op deze locatie.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
17
Door een ruimtelijke en functionele overgangszone te creëren met lichte vormen van bedrijvigheid worden de belangen van het bedrijventerrein beter geborgd en heeft de nieuwe te realiseren bedrijfsbebouwing een afschermende werking, zowel visueel als qua geluidsbelasting, tot het achterliggende woongebied op de Burgerslocatie Verkeer en parkeren Het verkeer speelt een prominente rol binnen het functioneren van het centrum van Eerbeek. Om in te spelen op toekomstige ontwikkelingen en om voldoende flexibiliteit binnen het plangebied te verwezenlijken, is gekozen voor een opzet waarbij het straatprofiel toegepast is op tweerichtingsverkeer. Hiermee wordt voorkomen dat onnodige verkeersbewegingen ontstaan en zwaar en doorgaand verkeer door woonwijken wordt geleid. De hoofdverkeersroute wordt gevormd door de driehoek Stuijvenburchstraat, Loubergweg en een nieuwe ontsluiting langs het spoor. De woningen aan de oostzijde (toekomstige woningbouw Burgerslocatie, ten noorden van het plangebied van voorliggend bestemmingsplan) zijn bereikbaar middels woonstraten met deels langsparkeren. Ook voor wat betreft het aspect verkeer en parkeren geldt dat de beoogde verkeers- en parkeerstructuur niet geheel in overeenstemming is met de structuurvisie. Uitgangspunt hierbij is en blijft het creëren van een goede verkeers- en parkeerstructuur welke recht doet aan de bestaande structuur. Door ontwikkelingen die de afgelopen tijd hebben plaatsgevonden en voortschrijdend inzicht is de stedenbouwkundige hoofdopzet zoals verwoord en verbeeld in de structuurvisie op enkele punten gewijzigd. Deze wijzigingen betreffen:
De Eerbeekse Beek blijft op de huidige plek liggen en wordt dus niet verlegd. Uit nader onderzoek en overleg met het Waterschap blijkt dat het verleggen van de Eerbeekse Beek onhaalbaar is. Het gedeelte van het “Burgersterrein” dat binnen de 55dB(A) contour van de geluidszone rondom het industrieterrein Eerbeek-Zuid ligt krijgt geen woonbestemming, maar wordt bestemd voor lichte bedrijvigheid (qua milieucategorie). Hier voorziet voorliggend bestemmingsplan in. De ontsluiting van het centrum wordt op een enkel punt aangepast. De Stationsstraat wordt evenwijdig langs het spoor doorgetrokken tot aan de Loubergweg. Deze weg wordt de hoofdontsluiting vanaf deze zijde van het centrum. Doorgaand verkeer wordt niet meer door de nieuwe woonwijk geleid. De doorgetrokken Stationsstraat vormt tevens de grens tussen de zone met lichte bedrijvigheid (qua milieucategorie) langs het spoor en het ten noorden van het plangebied gelegen woongebied op de Burgerslocatie.
In hoofdstuk 5, de planbeschrijving, wordt nader ingegaan op bovengenoemde wijzigingen. 3.4.3
Groenstructuurplan 'Eerbeek, meer dan een beek'
Het gemeentebestuur van Eerbeek wil de kenmerkende groenstructuren graag in stand houden. Het Groenstructuurplan heeft als doel deze waardevolle groenstructuren te beschermen en geeft richting aan een effectief en efficiënt beheer dat rekening houdt met de verschillende kwaliteiten die gewenst zijn. Sinds 1989 is Eerbeek gegroeid en hebben ontwikkelingen op aandachtsvelden als milieu, veiligheid, gebruik, verkeer en recreatie niet stil gestaan. In het Groenstructuurplan wordt met deze aspecten rekening gehouden. Om het openbaar groen van Eerbeek op het gewenste niveau te krijgen en te houden wordt een driesporen beleid beschreven: versterken groenstructuur, verbeteren beeldkwaliteit en het ondersteunend beleid. 1. Versterken groenstructuur De groenstructuur wordt beschermd door deze over te nemen in het bestemmingsplan. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen structureel groen en niet-structureel groen. Het structureel groen is voornamelijk een afgeleide van de stedenbouwkundige structuur en is van belang voor alle inwoners van Eerbeek. Het niet-structureel groen is vooral het openbare groen in de woonstraten. Voor het niet-structureel groen zijn inrichtings -en beheeruitwerkingen opgenomen in het Groenstructuurplan
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
18
2. Verbeteren beeldkwaliteit Om het karakter van de verschillende onderdelen van Eerbeek beter tot hun recht te laten komen worden verschillende onderhoudsniveaus benoemt. Zo zou het groen in het dorpscentrum en deels de hoofdontsluitingswegen intensiever kunnen worden onderhouden en het groen in de dorpsranden extensiever. Voor het groen in de woonwijken wordt een basisniveau gehanteerd. Dit basisniveau is voor een groot deel gelijk aan het huidige onderhoudsregime van geheel Eerbeek. Slechts op enkele punten wordt nu extensief beheerd. 3. Ondersteunend beleid Dit beleid beschrijft de uitgangspunten en de randvoorwaarden voor het ecologische groen, boombeheer, bosbeheer, uitgifte en zelfbeheer, het speelbeleid, milieuvriendelijk beheer en het voorkomen van overlast veroorzaakt door hondenuitwerpselen. 3.4.4
Toetsing aan het gemeentelijk beleid
De voorgenomen ontwikkelingen binnen het plangebied zijn in overeenstemming met de beleidsuitgangspunten om het centrum van Eerbeek te voorzien van een kwaliteitsimpuls. Er is sprake van een herstructurering van een deel van de Burgerslocatie waarbij een ruimtelijke en functionele overgangszone wordt tussen het achterliggende industrieterrein Eerbeek-Zuid en het toekomstig woongebied wordt gerealiseerd. Ter ontsluiting van deze gebieden wordt de nieuwe Stationsstraat aangelegd. Met de nadere uitwerking van de plannen voor deze herstructurering zal rekening worden gehouden met de inrichtings- en beheeruitwerkingen vanuit het Groenstructuurplan. Geconcludeerd wordt dat de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
19
Hoofdstuk 4 4.1
Onderzoek
Milieu
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening. In deze paragraaf worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, geluid luchtkwaliteit en bedrijvigheid. In het kader van de herontwikkeling van het gehele centrumgebied is een omgevingsaspectenstudie uitgevoerd. Dit onderzoek vormt de basis voor deze milieuparagraaf. Voor een nadere toelichting op de in deze paragraaf aan bod komende milieuaspecten wordt dan ook verwezen naar het onderzoeksrapport welke is opgenomen in Bijlage 1 bij deze toelichting. 4.1.1
Bodem
Bij het opstellen, wijzigen of herzien van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hier inzicht in te verkrijgen is een historisch onderzoek door middel van archiefonderzoek uitgevoerd. Dit historisch onderzoek is opgenomen in bijlage 9 van de in Bijlage 1 opgenomen omgevingsaspectenstudie. In het plangebied zijn reeds meerdere bodemonderzoeken uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn door de gemeente beschikbaar gesteld. Uit de bodemonderzoeken is gebleken dat er direct grenzen aan het plangebied sprake was van verontreinigingslocaties. Delen van de verontreinigingslocatie 1 en 2 zijn gelegen binnen het plangebied van voorliggend bestemmingsplan. De verontreinigingslocaties binnen het centrumgebied van Eerbeek worden weergegeven in afbeelding 4.1.
Afbeelding 4.1
Verontreinigingslocaties centrum Eerbeek (Bron: Aveco de Bondt)
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
20
Sanering van verontreinigingslocatie 1 heeft reeds plaatsgevonden. In het kader van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen zal hier – afhankelijk van het beoogde gebruik – een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. Sanering van verontreinigingslocatie 2 vindt plaats voordat de nieuwe Stationsstraat wordt aangelegd. De kosten hiervoor zijn opgenomen in de grondexploitatie en vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. 4.1.2
Geluid
4.1.2.1 Wettelijk kader De normstelling voor geluid in het algemeen is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Deze geeft de normen voor industrielawaai (op een geluidsgezoneerd industrieterrein), wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai. Luchtvaartlawaai is niet in de Wet geluidhinder, maar in de Wet luchtvaart (Wlv) geregeld. Binnen de zones van industrieterreinen, wegen en spoorwegen dient bij het realiseren van geluidsgevoelige bestemmingen of bij het ontwikkelen van industrieterreinen, wegen en spoorwegen een akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden. 4.1.2.2 Industrielawaai 4.1.2.2.1 Algemeen Direct ten zuidwesten van het plangebied is het gezoneerde industrieterrein Eerbeek-Zuid gelegen. Rondom het industrieterrein is een geluidzone vastgesteld. Een geluidzone is de grens waarvoor geldt dat de cumulatieve geluidsbelasting van alle bedrijven gelegen op het industrieterrein op 5 meter hoogte niet meer bedraagt dan 50 dB(A) etmaalwaarde. In het gebied buiten de zonegrens voldoet de geluidsbelasting aan de voorkeurswaarde (50 dB(A)) voor industrielawaai en is realisatie van geluidsgevoelige objecten zondermeer mogelijk. In het gebied binnen de zonegrens is de geluidsbelasting hoger dan de voorkeurswaarde en is realisatie van nieuwe geluidsgevoelige objecten alleen mogelijk als een hogere waarde wordt verleend door het bevoegd gezag. De hogere waarde kan onder bepaalde voorwaarden worden verleend. De hogere waarde voor nieuwbouw kan echter niet meer bedragen dan 55 dB(A). Binnen de 55 dB(A) contour van het industrieterrein is realisatie van geluidsgevoelige objecten derhalve niet zondermeer mogelijk. De betreffende zonegrens en 55 dB(A) contour is weergegeven in de afbeelding 4.1. In de zonegrens en contour is nog een beperkte groeiruimte voor de bedrijven verwerkt. Dat houdt in dat de geluidsbelasting op dit moment in werkelijkheid lager kan zijn.
Afbeelding 4.2
Geluidscontouren industrieterrein Eerbeek-Zuid (Bron: Gemeente Brummen)
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
21
4.1.2.2.2 Situatie plangebied Het plangebied is deels gelegen binnen de zone grens van het industrieterrein. Bij de planontwikkeling is rekening te houden met de zonegrens en de daarbij behorende 55 dB(A) contour door binnen het plangebied geen bedrijfswoningen toe te staan. Op deze wijze blijft de groeiruimte voor de bedrijven ook daadwerkelijk beschikbaar. In de regels en op de verbeelding is daarnaast ook nog de gebiedsaanduiding "geluidzone - industrie" opgenomen. De gebiedsaanduiding voorziet in de instandhouding en bescherming van de beschikbare geluidsruimte. Binnen deze zone zijn geluidsgevoelige objecten uitsluitend toegestaan indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeurswaarde of een verkregen hogere waarde. 4.1.2.3 Wegverkeerslawaai 4.1.2.3.1 Algemeen In de Wet geluidhinder wordt beschreven dat alle wegen een zone hebben, uitgezonderd een aantal situaties waaronder wegen met een snelheid van ten hoogste 30 km/uur. De zone is een gebied waarbinnen, voor een ontwikkeling van een geluidgevoelige bestemming, nader akoestisch onderzoek verplicht is. De breedte van de zone, aan weerszijde van de weg, is afhankelijk van het aantal rijstroken en de aard van de omgeving: stedelijk of buitenstedelijk. 4.1.2.3.2 Situatie plangebied Binnen het plangebied worden bedrijfswoningen niet toegestaan en worden ook geen andere geluidsgevoelige objecten mogelijk gemaakt. Wel bevinden zich er een aantal bestaande woningen langs/nabij de Stationsstraat. De nieuwe Stationsstraat wordt deels opnieuw aangelegd en krijgt een andere functie (doorgaand verkeer mogelijk in plaats van doodlopend). De maximum snelheid blijft wel 30 km/uur. De etmaalintensiteiten op deze weg nemen daardoor toe tot maximaal 400 motorvoertuigen per etmaal. Gelet op de verkeersintensiteit van de overige wegen in het centrumgebied betreft dit een relatief lage verkeersintensiteit. Door de korte afstand van de bestaande woningen tot de nieuwe Stationsstraat en de toepassing van klinkerverharding, levert deze lage verkeersintensiteit wel een geluidsbelasting op die net boven de voorkeurswaarde ligt. Vanwege de ligging in een centrumomgeving wordt deze als geluidsbelasting aanvaardbaar beschouwd (ook conform het gemeentelijk beleid). 4.1.2.4 Railverkeerslawaai 4.1.2.4.1 Algemeen In het Besluit geluidhinder is bepaald dat spoorwegen een zone kennen. Indien er een bestemmingsplan wordt opgesteld en er is in (de nabijheid van) het plangebied een spoorweg aanwezig, dan kan het noodzakelijk zijn om een akoestisch onderzoek te verrichten. De spoorlijn Apeldoorn-Dieren betreft een lijn voor de stoomtrein. Deze spoorlijn wordt niet door regulier treinverkeer gebruikt. De spoorlijn heeft wel een geluidszone. In de ‘Regeling zonekaart spoorwegen’ is een zone van 100 m aan weerszijden van het spoor opgenomen. 4.1.2.4.2 Situatie plangebied In het voorliggende geval worden binnen het plangebied geen geluidsgevoelige objecten toegestaan. Het aspect railverkeerslawaai vormt derhalve geen belemmering en het verrichten van een akoestisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. 4.1.2.5 Conclusie ten aanzien van geluid Het plangebied is grotendeels gelegen binnen de zonegrens van het industrieterrein. Hoewel dit bestemmingsplan niet voorziet in de realisatie van geluidsgevoelige objecten worden wel rekening gehouden met deze zonegrens. Op deze wijze is verzekerd dat de groeiruimte voor de bedrijven ook daadwerkelijk beschikbaar blijft en gewaarborgd is.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
22
Ten aanzien van de aspecten wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai wordt opgemerkt dat er geen sprake is van de realisatie van geluidsgevoelige objecten. Ook leidt de aanleg van de nieuwe Stationsstraat niet tot een onaanvaardbare geluidsbelasting op de gevels van de nabij gelegen bestaande woningen. Ook deze aspecten vormen derhalve geen belemmering voor de realisatie van het voorgenomen plan. 4.1.3
Luchtkwaliteit
4.1.3.1 Beoordelingskader Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit. In de Wet luchtkwaliteit staan ondermeer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:
Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen); Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).
4.1.3.1.1 Besluit en de Regeling niet in betekenende mate Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip “niet in betekenende mate” is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:
woningen: 1500 met een enkele ontsluitingsweg; woningen: 3000 met twee ontsluitingswegen; kantoren: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak met een enkele ontsluitingsweg.
Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden. 4.1.3.1.2 Besluit gevoelige bestemmingen Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen. De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig. 4.1.3.2 Situatie plangebied Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de realisatie van lichte vormen van bedrijvigheid en de aanleg van de nieuwe Stationsstraat. De nieuwe Stationsstraat gaat met name dienst doen als ontsluitingsweg voor de bedrijvenzone en de nieuwe woningen op de Burgerslocatie. Voor wat betreft het aspect luchtkwaliteit zal deze weg op zichzelf geen extra verkeersbewegingen genereren, anders dan ten gevolge van de bedrijvenzone, de woningbouw op de Burgerslocatie en de verkeersbewegingen die in de huidige situatie ook al plaatsvinden. Aan de hand van de NIBM rekentool van het ministerie is bekeken wat de invloed is van deze vormen van bedrijvigheid op de luchtkwaliteit. Uit het verkeerseffectenonderzoek, welke is opgenomen in Bijlage 2 bij deze toelichting, blijkt dat deze "bedrijvenstrook" circa 760 motorvoertuigen per etmaal genereert. Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
23
Zoals blijkt uit de voorgaande tabel blijkt, heeft het aantal extra verkeersbewegingen (waarbij het aandeel vrachtverkeer ruim is aangehouden) als gevolg van de realisatie van de bedrijvenzone (de woningbouwontwikkeling zit besloten in een separaat bestemmingsplan) een ondergeschikt effect op de luchtkwaliteit. Het project is derhalve aan te merken als een project welke “niet in betekenende mate bijdraagt” aan de luchtverontreiniging. Verder blijkt uit de jaarlijkse rapportage van de luchtkwaliteit dat er, in de omgeving van het plangebied, langs wegen geen overschrijdingen van de grenswaarden aan de orde zijn. Een overschrijding van de grenswaarden is ook in de toekomst niet te verwachten. Tot slot wordt geconcludeerd dat deze ontwikkeling niet wordt aangemerkt als een gevoelige bestemming in het kader van luchtkwaliteit. 4.1.3.3 Conclusie ten aanzien van luchtkwaliteit Gezien het vorenstaande is aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit niet noodzakelijk. 4.1.4
Geur
4.1.4.1 Industrie 4.1.4.1.1 Beleidskader Het landelijk geurbeleid is vastgelegd in de brief van de Minister van VROM d.d. 30 juni 1995. Op basis van die brief is in de Nederlandse emissierichtlijn lucht (NeR) en systematiek voor het bestrijden van geurhinder opgenomen. Het algemeen uitgangspunt van het geurbeleid is het voorkomen van (nieuwe) geurhinder. Daarvan afgeleid is de volgende beleidslijn te geven:
als er geen hinder is, zijn maatregelen niet nodig; als er wel hinder is, worden maatregelen op basis van BBT afgeleid; voor bepaalde branches is het hinderniveau bepaald en in een bijzondere regeling vastgelegd; de mate van hinder die nog acceptabel is, wordt vastgesteld door het bevoegd gezag.
Centraal staat een afwegingsproces dat is gericht op het vaststellen van het acceptabel hinderniveau. Dat acceptabel hinderniveau wordt per situatie vastgesteld door het bevoegde bestuursorgaan. Om nieuwe knelpunten voor geurhinder te voorkomen heeft de provincie Gelderland een manier van werken ontwikkeld voor het toepassen van bepaalde normen voor geur in de ruimtelijke ordening. In het document “Industriële geur & Ruimtelijke ordening” (sept. 2007) heeft de provincie een werkwijze opgenomen om geurknelpunten in de ruimtelijke ordening te voorkomen. In dat document is de streefwaarde, de richtwaarde en de bovenwaarde van de geurbelasting bepaald. De waarden voor woongebieden zijn strenger dan die voor werkgebieden. De gemeente Brummen werkt de provinciale beleidsnotitie “industriële geur en ruimtelijke ordening” uit in een gemeentelijke beleidsnotitie industriële geur en ruimtelijke ordening die specifiek geldt voor de situatie in Eerbeek”. Deze beleidsnotitie bevat het toetsingskader op basis waarvan de gemeente bepaalt of het geurhinderniveau in het plangebied acceptabel is.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
24
4.1.4.1.2 Situatie plangebied Binnen het plangebied is sprake van de realisatie van enkele lichte vormen van bedrijvigheid. Hoewel voor woningen strengere waarden worden gehanteerd dan voor bedrijven worden bedrijven ook aangemerkt als geurgevoelige objecten. Buiten het plangebied zijn enkele bedrijven gevestigd die geurhinder kunnen veroorzaken. In het kader van een bestemmingsplan moet worden beoordeeld of een goed woon- en leefklimaat is geborgd rekening houdend met cumulatie. In onderhavige situatie is sprake van twee papierfabrieken (MayrMelnhof en DS Smith) waar vergelijkbare processen plaatsvinden met vergelijkbare uitgangsstoffen. In afbeelding 4.3 worden de cumulatieve geurcontouren van de vergunde rechten van Mayr-Melnhof en DS Smith weergegeven.
Afbeelding 4.3
Cumulatieve geurcontouren van Mayr-Melnhof en DS Smith (Bron: Gemeente Brummen)
Voor wat betreft bedrijvigheid (werkgebieden) mag de geurbelasting, voor zover nog geen ander 3 gemeentelijk beleid is vastgesteld, niet meer bedragen dan 10 ge/me . Het plangebied is gelegen 3 buiten de cumulatieve geurcontour van 10 ge/m van beide bedrijven. Het is derhalve te verwachten dat er voor wat betreft de ontwikkeling in het plangebied sprake zal zijn van een aanvaardbaard woon- en leefklimaat. De bedrijven Mayr- Melnhof en DS Smith worden daarnaast ook niet belemmerd in hen bedrijfsvoering door de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling. Opgemerkt wordt dat de in voorbereiding zijnde gemeentelijke beleidsnotitie wordt aangegeven dat voor nieuwe geurgevoelige functies uit de categorie 'werken', waarbij wordt uitgegaan van een 3 maximaal toelaatbare geurbelasting van 30 ge/m , in Eerbeek geen beperkingen gelden. 4.1.4.2 Veehouderijen In het bestemmingsplan Buitengebied (vastgesteld 2009) zijn de bestaande agrarische bedrijven als zodanig bestemd en hebben zij een agrarisch bouwperceel toegewezen gekregen. Uit de verbeelding behorend bij dat bestemmingsplan is gebleken dat binnen een afstand van 1 kilometer van het plangebied geen agrarische bedrijven zijn bestemd. Vanwege die afstand en de maximale geuremissie van veehouderijen, mag worden geconcludeerd dat de geurhinder vanwege veehouderijen geen belemmering oplevert voor dit bestemmingsplan. Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
25
4.1.4.3 Conclusie ten aanzien van geur Het aspect geur vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van enkele lichte vormen van bedrijvigheid in het plangebied. Andersom worden bestaande (agrarische) bedrijven niet belemmerd in hen bedrijfsvoering door de realisatie van deze bedrijvigheid. Wegen zijn niet geurgevoelig. 4.1.5
Bedrijvigheid
4.1.5.1 Algemeen In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient in ruimtelijke plannen rekening te worden gehouden met afstemming tussen gevoelige functies en milieuhinderlijke functies. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen functies kunnen de richtlijnen in de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering" (2009) gehanteerd worden. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is. Hoewel de richtafstanden in 'Bedrijven en milieuzonering' indicatief zijn, worden deze afstanden wel als harde eis gezien door de Raad van State bij de beoordeling of bedrijven op een passende afstand van woningen worden gesitueerd. 4.1.5.2 Gebiedstypering In de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' worden, binnen gebieden waar sprake is van een duidelijke scheiding van functies, een tweetal gebiedstypen te onderscheiden; 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'. Een ‘rustige woonwijk’ is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor. Van een ‘gemengd gebied’ is sprake indien direct naast woningen andere functies voorkomen zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook de aanwezigheid van verkeersaders kan een hogere milieubelasting in het gebied veroorzaken dan aanwezig is in een rustige woonwijk. In het voorliggende geval is het plangebied getypeerd als ’gemengd gebied’. Redenen daarvoor zijn dat in de bestaande en de beoogde toekomstige situatie: a. Het plangebied de ruimtelijke en functionele overgangszone tussen het achterliggende industrieterrein Eerbeek-Zuid en het nieuwe woongebied op de Burgerslocatie vormt; b. De vast te stellen nieuwe geluidszone vanwege het bedrijventerrein Eerbeek- Zuid het plangebied overlapt. De toegestane geluidsbelasting binnen die zone brengt al een hogere milieubelasting met zich mee dan behorend bij een rustige woonwijk; c. Het verkeer op de Loubergweg brengt ook een hogere milieubelasting met zich mee dan de milieubelasting behorend tot een ‘rustige woonwijk’. Uit geluidsonderzoek (zie de in Bijlage 1 opgenomen Omgevingsaspectenstudie) is dat gebleken. 4.1.5.3 Situatie plangebied 4.1.5.3.1 Algemeen Aan de hand van de VNG uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" is onderzoek verricht. Bij het realiseren van nieuwe bestemmingen dient immers gekeken te worden naar de omgeving waarin de nieuwe bestemmingen gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen een rol: 1. past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking); 2. laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking).
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
26
In het kader van milieuzonering wordt enkel gekeken naar de nieuwe bedrijvigheid in relatie tot omliggende functies en andersom. De aanleg van de nieuwe wegen bedoeld voor wegverkeer, zoals de nieuwe Stationsstraat, is hierin niet meegenomen. Hier wordt in deze subparagraaf derhalve niet nader op ingegaan. 4.1.5.3.2 Externe werking Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ontwikkeling. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast. Het voorliggende bestemmingsplan laat in het plangebied lichte vormen van bedrijvigheid uit maximaal de milieucategorie 2 toe. Lichte vormen van bedrijvigheid uit categorieën 1 en 2 zijn in principe passend in of direct grenzend aan een woonomgeving en kennen, op basis van het omgevingstype 'gemengd gebied', een maximale richtafstand van 10 m. Indien wordt uitgegaan van de bestaande situatie blijkt dat de dichtstbijzijnde woning is gelegen aan de Stationsstraat 4. De afstand tussen het plangebied (tevens de rand van het bestemmingsvlak waarbinnen de lichte vormen van bedrijvigheid worden toegestaan) en de gevel van deze woning bedraagt circa 12 meter. In de toekomstige situatie wordt het overige deel van de Burgerslocatie ontwikkeld als woongebied. In het bestemmingsplan 'Eerbeek Centrum, Burgerslocatie', het bestemmingsplan dat voorziet in de ontwikkeling van het overige deel van de Burgerslocatie als woningbouwlocatie, is rekening gehouden met de realisatie van lichte vormen van bedrijvigheid in het plangebied. Zo is in de regels van het bestemmingsplan bepaald dat woningen uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak en is het bouwvlak overal op meer dan 10 meter uit de grens van het plangebied gelegd. Gezien het feit dat:
de lichte vormen van bedrijvigheid die dit bestemmingsplan mogelijk maakt in principe passend zijn in of direct grenzend aan een woonomgeving; en voldaan wordt aan de, op basis van het omgevingstype 'gemengd gebied', aan te houden richtafstanden; wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van een aantasting van het woon- en leefklimaat van de nieuwe en bestaande gevoelige functies in en om het plangebied. 4.1.5.3.3 Interne werking Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functies binnen het plangebied hinder ondervinden van bestaande functies in de omgeving. De lichte vormen van bedrijvigheid die binnen het plangebied gerealiseerd worden zijn niet als milieugevoelig aan te merken. Van enige vorm van hinder is dan ook geen sprake. 4.1.5.4 Conclusie ten aanzien van bedrijvigheid Het plangebied Eerbeek Centrum wordt getypeerd als ‘gemengd‘ gebied zoals omschreven in de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’. Bij de toetsing in deze subparagraaf is daarmee rekening gehouden en zijn de richtafstanden tot gemengd gebied gehanteerd. Uit de toetsing is gebleken dat de bedrijvigheid die voorliggend bestemmingsplan mogelijk maakt geen aantasting van het woon- en leefklimaat van de nieuwe en bestaande gevoelige functies in en om het plangebied veroorzaakt.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
27
4.2
Externe veiligheid
4.2.1
Algemeen
Externe veiligheid omvat het beheersen van de risico’s voor de omgeving door de productie, de opslag en het gebruik van gevaarlijke stoffen (binnen bedrijven) en door het transport van gevaarlijke stoffen (via wegen, waterwegen, spoorwegen en buisleidingen). De externe veiligheidsrisico’s worden bepaald enerzijds door de mogelijke effecten die een calamiteit met gevaarlijke stoffen kan hebben en anderzijds door de kans dat een calamiteit optreedt. De normering voor de externe veiligheid rond bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De opslag van vuurwerk is uitgesloten van het Bevi en valt onder het Vuurwerkbesluit. De externe veiligheidsnormering rond vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het water en het spoor is geregeld middels de door samenwerkende ministeries opgestelde circulaire: de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. In deze circulaire wordt een met het Bevi vergelijkbare systematiek geadviseerd. De circulaire wordt waarschijnlijk in 2012 vervangen door het Besluit transportroutes externe veiligheid (Bevt). Dat besluit zal nagenoeg dezelfde methodiek bevatten als de huidige circulaire. Het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is geregeld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In dat besluit wordt eveneens aangesloten op de systematiek van het Bevi. 4.2.2
Plaatsgebonden risico en groepsrisico
Het externe veiligheidsrisico wordt uitgedrukt in twee grootheden, het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) is gedefinieerd als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting of transportas zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval binnen die inrichting of transportas waarbij een gevaarlijke stof is betrokken. Het groepsrisico (GR) is gedefinieerd als de cumulatieve kans per jaar dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van een inrichting of transportas in één keer het dodelijk slachtoffer worden van een incident met gevaarlijke stoffen binnen de inrichting of op de transportas. Bij de bepaling van het groepsrisico wordt, in tegenstelling tot het plaatsgebonden risico, de feitelijke situatie van de omgeving betrokken, zoals: bevolkingsdichtheid, aard van de bebouwing en zelfredzaamheid. 4.2.3
Toetsing
4.2.3.1 Algemeen In afbeelding 4.4 is een uitsnede van de provinciale risicokaart weergegeven, waarop de risicobronnen zijn aangegeven die van invloed kunnen zijn op de haalbaarheid van het plan.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
28
Afbeelding 4.4
Uitsnede risicokaart (Bron: Provincie Gelderland)
In de nabijheid van het plangebied is een hogedruk aardgasleiding gelegen. Tevens bevindt zich in de nabijheid van het plangebied Schut Hoes Cartons (Loubergweg 21). Op beide wordt hierna nader ingegaan. 4.2.3.2 Hogedruk aardgasleiding Op ongeveer 150 m van de grens van het plangebied is een hogedruk aardgasleiding gelegen met een diameter van 6 inch en een druk van 40 bar. Uit de adviesnotitie van het Projectbureau Externe Veiligheid Regio Stedendriehoek (opgenomen in bijlage 7 van de in Bijlage 1 opgenomen omgevingsaspectenstudie) is gebleken dat de 10-6 plaatsgebonden risicocontour op de leiding is gelegen. Het plangebied is dus ruim buiten de PR contour gelegen, waardoor het plan aan de grenswaarde van de Bevb voldoet. Tevens blijkt dat het plangebied ruim buiten de maximale effectafstand van de aardgasleiding is gelegen, zodat de leiding geen belemmering oplevert voor dit bestemmingsplan besloten ontwikkelingen. Een nadere groepsrisico bepaling is niet noodzakelijk 4.2.3.3 Schut Hoes Cartons BV Uit de milieuvergunning is gebleken dat het bedrijf niet meer dan 10.000 kg gevaarlijke stoffen mag opslaan. Daarmee is de externe veiligheidssituatie vanwege het bedrijf tot een aanvaardbaar niveau teruggebracht en controleerbaar. De externe veiligheidssituatie rondom het bedrijf levert geen belemmeringen op voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkelingen. 4.2.3.4 Conclusie ten aanzien van externe veiligheid De aanwezigheid van een hogedruk aardgasleiding buiten de grenzen van het plangebied levert geen belemmeringen op voor de ontwikkeling in het plangebied. De opslag van gevaarlijke stoffen bij Schut Hoes Cartons BV is niet van dien aard en omvang dat zij de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling belemmeren.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
29
Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving ter zake van externe veiligheid.
4.3
Waterparagraaf
4.3.1
Watertoets
In het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) wordt gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in ruimtelijke plannen worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater). In deze waterparagraaf wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets). 4.3.2
Vigerend beleid en uitgangspunten
Het streven naar een veilig, gezond en duurzaam waterbeheer staat landelijk in de belangstelling. Thema's zoals 'water in de stad' en 'water als ordenend principe' zijn als speerpunten aangegeven in het vigerende beleid zoals vastgelegd in de Vierde Nota Waterhuishouding, de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw (WB21), de Handreiking Watertoets en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW). De provincie Gelderland heeft haar beleid ten aanzien van water vastgelegd in het Waterplan Gelderland 2010-2015.Waterschap Veluwe heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in haar Waterbeheersplan 2010-2015. De gemeente Brummen heeft de beleidsuitgangspunten van het waterschap Veluwe meegenomen bij het opstellen van het in 2010 vastgestelde GRP 2011-2016 en het in 2011 vastgestelde afkoppelplan. Bij het opstellen van beide plannen is het waterschap Veluwe nauw betrokken geweest. Op basis van het beleid van de diverse overheden en het startoverleg met het waterschap Veluwe van 25 april 2012 gelden er voor centrumplan de volgende uitgangspunten/voorwaarden ten aanzien van het aspect water:
Bij nieuwe ontwikkelingen in het centrum een gescheiden rioolstelsel voor hemelwater (IT-riool) en vuilwater aanleggen; Het IT riool dient te voorzien in een bergingscapaciteit van minimaal 10 mm/m met een streefwaarde van 20 mm/m; Voor de lozing van hemelwater op de Eerbeekse beek is een watervergunning nodig; De Eerbeekse Beek dient de bestemming water te krijgen; In de planvorming rekening houden met de beschermingszone vanuit de keur van de Eerbeekse Beek. Indien wordt gebouwd binnen de beschermingszone dient een watervergunning te worden aangevraagd.
4.3.3
Water in relatie tot het plangebied
4.3.3.1 Algemeen Het plangebied grenst aan het centrumgebied van Eerbeek en ligt binnen het bestaand stedelijk gebied. Het plangebied is grotendeels verhard geweest. Het gebied ligt niet binnen de zoekgebieden voor waterberging zoals deze staan weergegeven in het Streekplan Gelderland. 4.3.3.2 Grondwater Uit de bodematlas blijkt dat het grondwaterpeil in het plangebied niet bekend is. De gronden rondom het plangebied kennen een grondwaterpeil welke relatief ver onder het maaiveld is gelegen. Op basis van de bodematlas van de provincie Gelderland is vast te stellen dat de Gemiddeld Hoogste
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
30
Grondwaterstand (GHG) rondom het plangebied is gelegen tussen de 1,60 en 2 meter dan wel meer dan 3 meter (ten oosten) onder maaiveld. Er zijn in het plangebied en de directe omgeving geen gevallen van (grond)wateroverlast bekend. In de bodematlas van de provincie Gelderland ligt het plangebied in een zone met matig tot sterke infiltratie. Op basis van de lage grondwaterstanden en het feit dat het plangebied is gelegen in een zone met matig tot sterke infiltratie kan gesteld worden dat de ondergrond in het plangebied geschikt is voor infiltratie. Het voorliggende plan heeft geen invloed op de grondwaterstand en het grondwater zal geen overlast veroorzaken in het plangebied. 4.3.3.3 Oppervlaktewater Het plangebied ligt op enkele honderden meters van de Eerbeekse Beek. Dit betreft een zogenaamde A-watergang met een keurzone. In de huidige situatie wordt er geloosd worden op de Eerbeekse Beek via overstorten in het vuilwaterriool. Door de vervanging van het huidige riool door een gescheiden rioolstelsel voor hemelwater en vuilwater verbetert de kwaliteit van het water in de Eerbeekse Beek. Naast de Eerbeekse Beek is er geen oppervlakte water aanwezig in de directe nabijheid van het plangebied. 4.3.3.4 Natuur Binnen en nabij het plangebied komt geen waterafhankelijke natuur voor. Hierdoor heeft het plan geen nadelige gevolgen voor waterafhankelijke natuur. 4.3.3.5 Hemelwaterafvoer (DWA en RWA) In het plangebied ligt op dit moment geen gescheiden rioolstelsel. Het hemelwater van het verhard oppervlak, zowel bebouwing als oppervlakteverharding, wordt geloosd op het vuilwaterriool. Bij grote hoeveelheden vindt er overstort plaats op de Eerbeekse Beek. Dit is geen wenselijke situatie. Onderdeel van het centrumplan betreft de vervanging van het bestaande vuilwaterriool door een gescheiden stelsel met een Infiltratieriool. Het IT-riool zal net zoals in de huidige situatie een overstort hebben op de Eerbeekse Beek. Verdere uitwerking van het rioolstelsel vindt plaats in de vorm van een rioleringsplan die wordt besproken met het Waterschap Veluwe. 4.3.4
Conclusie
Door de in deze paragraaf beschreven omgang met water is er geen sprake van negatieve effecten van het plan op de waterhuishouding. Bij de technische planuitwerking wordt rekening gehouden met de eisen van het waterschap t.a.v. de bergingscapaciteit van het IT-riool. In het kader van het vooroverleg is de watertoets ter beoordeling aan het Waterschap Veluwe voorgelegd. De opmerkingen van het Waterschap zijn verwerkt in dit bestemmingsplan danwel worden meegenomen bij de verdere technische uitwerking van de plannen.
4.4
Archeologie & cultuurhistorie
4.4.1
Archeologie
4.4.1.1 Algemeen Op grond van de Monumentenwet dient er in ruimtelijke plannen rekening gehouden te worden met archeologische waarden. Een initiatiefnemer dient zorg te dragen voor archeologisch onderzoek als er archeologische waarden verstoord kunnen worden als gevolg van bodemingrepen die bij de realisatie. In de ruimtelijke onderbouwing van bestemmingsplannen moeten eventueel aanwezige archeologische waarden in beeld worden gebracht en kan archeologisch vooronderzoek nodig zijn. Of er ook vooronderzoek nodig is hangt af van aanwezige reeds bekende archeologische waarden en de verwachtingswaarde.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
31
4.4.1.2 Archeologisch onderzoek In het voorliggende geval heeft Transect een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor het gehele centrumgebied van Eerbeek. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 3 bij deze toelichting. De conclusies en het advies voortkomend uit dit archeologisch bureauonderzoek zijn hierna opgenomen. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar het gehele archeologisch onderzoeksrapport. Het plangebied ligt op een daluitspoelingswaaier, die uit grofzandige en matig tot sterk grindrijke zandafzettingen bestaat. De afzettingen zijn glooiend afgezet en dateren uit het Weichselien (115.000 10.000 jaar geleden). De top hiervan heeft tot in de Middeleeuwen (450 - 1500 na Chr.) het maaiveld gevormd. Afhankelijk van de hoogteligging hebben zich in de top van de smeltwaterafzettingen veld-, haar- en holtpodzolen gevormd. Uit archeologisch onderzoek blijkt dat het gebied in ieder geval in de Romeinse tijd (12 voor Chr. - 450 na Chr.) en Vroege Middeleeuwen (450 - 1050 na Chr.) bewoond was, getuige onder andere een grafveld. Aangenomen mag worden dat ook in de vroege prehistorie, vanaf het Laat Paleolithicum B (18000 - 8800 voor Chr.), de mens zich in het gebied liet zien en zijn sporen heeft achtergelaten in de vorm van resten van tijdelijke en (semi-) permanente nederzettingen. Pas in de Late Middeleeuwen (1050 - 1500 na Chr.) en Nieuwe tijd (1500 na Chr. - heden) is op de grofzandige en grindhoudende smeltwaterafzettingen een enk aangelegd, de Molenenk, en heeft zich vervolgens een plaggendek ontwikkeld (enkeerdgrond). Het plaggendek heeft ter hoogte van de Stuijvenburgstraat een dikte van circa 80 cm. Uit archeologisch onderzoek aan de Stuijvenburchstraat en uit het bouwarchief van de gemeente Brummen, blijkt dat de bodem in deelgebied E aanzienlijk is verstoord. In deelgebied E mag voor wat betreft de fabrieks- c.q. bedrijfshallen en bijgebouwen ervan uit worden gegaan, dat de bodem tot ten minste 1 m onder maaiveld is verstoord, zodat hier naar alle waarschijnlijkheid geen archeologische resten in situ voorkomen (mede gezien de diepteligging van archeologische resten aan de Stuijvenburchstraat 25 tussen 80 en 90 cm onder maaiveld). Voor het fabrieks- c.q. bedrijfsgebouwencomplex in deelgebied E is het bouwarchief van de gemeente Brummen geraadpleegd, zodat met grote mate van zekerheid kan worden geconcludeerd dat zich hier geen archeologische waarden meer in situ bevinden. 4.4.1.3 Conclusie Het bevoegd gezag heeft de gehele Burgerslocatie vrijgegeven. Op basis van het uitgevoerde bureauonderzoek blijkt afdoende dat het gehele terrein dermate verstoord is door het gebruik van het terrein in de afgelopen tientallen jaren zodat hier naar alle waarschijnlijkheid geen archeologische resten in situ voorkomen (mede gezien de diepteligging van archeologische resten aan de Stuijvenburchstraat 25 tussen 80 en 90 cm onder maaiveld). Ook in de overige tot het plangebied behorende gronden (o.a. de nieuwe Stationsstraat en woningen aan het Beekpad 5 en 7) zijn de archeologische waarden aangetast c.q. gedeeltelijk verstoord door ploegen, bestaande infrastructuur en/of (voorheen aanwezige) bebouwing. Hoewel de reikwijdte van de bodemverstoringen in deze gebieden moeilijk is in te schatten, wordt niet verwacht dat hier sprake is van archeologische waardevolle waarden. 4.4.2
Cultuurhistorie
4.4.2.1 Algemeen Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten. De bescherming van cultuurhistorische elementen is vastgelegd in de Monumentenwet 1988. Deze wet is vooral gericht op het behouden van historische elementen voor latere generaties. De gemeente Brummen heeft een gemeentelijke monumentenlijst. Daarnaast wordt het bestemmingsplan getoetst aan het streekplan, waarmee het provinciale beleid leidend is voor de cultuurhistorische monumentenzorg in de gemeente.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
32
4.4.2.2 Onderzoeksresultaten cultuurhistorie Op basis van de Gelderse cultuurhistorische kaart van de provincie Gelderland blijkt dat er in of rondom het plangebied geen cultuurhistorische waarden voorkomen. Binnen het plangebied is, zo blijkt uit de gemeentelijke monumentenlijst, tevens geen sprake van gemeentelijke- of rijksmonumenten. 4.4.2.3 Conclusie In en rondom het plangebied is geen sprake van cultuurhistorische waarden of monumenten. Het aspect cultuurhistorie vormt derhalve geen belemmering.
4.5
Flora en fauna
4.5.1
Algemeen
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet. In het kader van de ontwikkelingen op de Burgerslocatie, het plangebied beslaat slechts een beperkt gedeelte van de gehele Burgerslocatie, is een natuurtoets uitgevoerd. Deze natuurtoets is opgenomen in Bijlage 4 bij deze toelichting. In 4.5.2, 4.5.3 en 4.5.4 zijn de resultaten en de conclusies van deze natuurtoets verwerkt. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen het onderzoeksrapport. Ten aanzien van de overige tot het plangebied behorende gronden wordt opgemerkt dat deze gronden veelal verhard zijn, dienst doen als tuin behorende bij de woningen aan het Beekpad 5 en/of 7, dienst doen als parkeerplaats of braakliggend zijn. Deze gronden zijn, gelet op de terreingesteldheid, ongeschikt voor beschermde flora. Gelet op kenmerken en het gebruik van deze gronden is er evenmin sprake van een foerageergebied. Van een negatief effect van de ingrepen in het gebied op de flora en fauna lijkt dan ook geen sprake. In verband daarmee is het uitvoeren van een natuurtoets of het aanvragen van een ontheffing op de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet voor deze gronden niet noodzakelijk. Tevens is er voor wat betreft de geplande ingrepen in dit deel van het plangebied geen sprake van negatieve effecten op beschermde natuurgebieden. 4.5.2
Gebiedsbescherming
4.5.2.1 Algemeen Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 beschermd. De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De EHS is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van de EHS geldt het 'nee, tenzij'principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten. 4.5.2.2 Natura 2000-gebieden In de nabijheid van het plangebied zijn de Natura 2000-gebieden "Veluwe" en "Landgoederen Brummen" gelegen. De afstand van het plangebied tot aan het Natura 2000-gebied "Veluwe" is circa 1 kilometer en de afstand van het plangebied tot aan het Natura 2000-gebied "Landgoederen Brummen" is circa 2 kilometer. In de nabijheid van het plangebied zijn de Natura 2000-gebieden "Veluwe" en "Landgoederen Brummen" gelegen. De afstand van het plangebied tot aan het Natura 2000-gebied "Veluwe" is circa 1 kilometer en de afstand van het plangebied tot aan het Natura 2000-gebied "Landgoederen Brummen" is circa 2 kilometer. Gezien de afstand tussen het plangebied en de Natura 2000-gebieden zijn ruimtelijke, fysische, mechanische en direct menselijke effecten op de soorten en habitats waarvoor de Natura 2000gebieden zijn aangewezen redelijkerwijs uit te sluiten.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
33
Een toename van verkeersbewegingen zou echter kunnen leiden tot een toename van de uitstoot (en daarmee de depositie van) stikstof. Elke toename betekent een verslechtering van de situatie. Voor ieder project waarbij sprake is van een toename van de stikstofdepositie vanaf 0,5 mol/ha/jaar of hoger in de beschermde gebieden is een vergunning nodig. Op basis van het verkeersonderzoek van Goudappel Coffeng (zie Bijlage 2) is het effect van de verkeersbewegingen op de stikstofdepositie beoordeeld. Zowel de autonome verkeersontwikkeling (toekomst zonder plan) als de autonome verkeersontwikkeling met verkeersaantrekkende werking van het plan (toekomst met plan) hebben een afname van de stikstofemissie ten opzichte van de huidige situatie tot gevolg. De stikstofdepositie zal derhalve ook afnemen. Door de afname van de stikstofdepositie is geen sprake van een negatief effect op Natura 2000 gebieden en geen nadere berekeningen nodig. 4.5.2.3 EHS Het plangebied ligt gelegen buiten de EHS. Derhalve is dit aspect buiten beschouwing gelaten 4.5.3
Flora- en faunawet
Uit de toetsing aan de Flora- en faunawet blijkt dat in het plangebied géén negatieve effecten op beschermde soorten te verwachten zijn. Reden hiervoor is het feit dat de locatie waar de bedrijvenzone wordt gerealiseerd momenteel braak ligt. Hier ontbreken natuurwaarden en zijn effecten op voorhand niet aan de orde. De ingreep heeft, mits de ontwikkellocatie niet verruigt, géén invloed op beschermde soorten. Voor een nadere toelichting op het vorenstaande wordt verwezen naar de in bijlage 10 van de in Bijlage 1 opgenomen omgevingsaspectenstudie. 4.5.4
Conclusie
Er hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden in het kader van de Ff-wet en er hoeven geen compenserende en/of mitigerende maatregelen genomen te worden. Tevens heeft de voorgenomen ontwikkeling geen negatief effect op beschermde natuurgebieden.
4.6
Distributie-planologisch onderzoek centrum Eerbeek
4.6.1
Algemeen
In 2006 is een DPO uitgevoerd voor de kernen Brummen en Eerbeek. In 2009 is er een actualisatie op dit DPO geweest voor de kern Eerbeek. In 2012 is het DPO nogmaals geactualiseerd. Hiervoor zijn verschillende parameters en cijfers aangepast voor het berekeningen van het groeipotentieel van de detailhandel. Dit is gebeurd op basis van beschikbaar cijfermateriaal en aannames/inschattingen. De uitkomsten geven een indicatie van de situatie in 2011 en in 2020 van onder- en overbewinkeling van de dagelijkse en niet-dagelijkse detailhandel. Dit geactualiseerde onderzoek is opgenomen in Bijlage 5 bij deze toelichting. 4.6.2
Groeipotentieel dagelijkse sector
Er is sprake van overbewinkeling van de dagelijkse detailhandel. Het percentage in 2020 is echter afgenomen ten opzichte van het percentage overbewinkeling in 2006. In vergelijking met de situatie in 2011 is de overbewinkeling nog iets teruggedrongen (met 6%). In 2020 is er circa 1.500 m2 te veel aan m2 ten behoeve van de dagelijkse detailhandel. 4.6.3
Groeipotentieel niet-dagelijkse sector
Er is sprake van onderbewinkeling van de niet-dagelijkse detailhandel. In 2020 is dit percentage flink afgenomen in relatie tot de situatie in 2006 en 2011.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
34
2
De onderbewinkeling van niet-dagelijkse detailhandel in 2020 bedraagt slechts 1%. Dit is 122 m vvo 2 aan niet-dagelijkse detailhandel dat nog kan worden toegevoegd. Bij dit aantal m is rekening gehouden met de nieuwbouw aan de Loenenseweg, de Stuijvenburchstraat/Illinckstraat, het Kerstenterrein en het Burgersterrein. Met leegstand is nog geen rekening gehouden. 2
2
Anno 2011 staat er 340 m vvo aan winkelareaal leeg. Dit aantal m vvo kan worden aangewend voor 2 de niet-dagelijkse detailhandel. Dit betekent in 2020 dat er sprake is van een teveel van 218m vvo aan niet-dagelijkse detailhandel bij invulling van de leegstaande panden. Dit zeer geringe overschot aan niet-dagelijkse detailhandel wordt door de gemeente aanvaardbaar geacht. 4.6.4
Conclusie
In het voorliggende geval is in de planregels opgenomen dat reguliere detailhandel in het plangebied niet is toegestaan. Uitsluitend bedrijven in de categorie 1 en 2 en perifere detailhandel wordt op basis van dit bestemmingsplan toegestaan. Reguliere detailhandel (dagelijkse detailhandel) wordt niet toegestaan en is aangemerkt als strijdig gebruik.
4.7
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
4.7.1
Kader
Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (betreft de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in bijlage D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'. Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst die beneden de drempelwaarden vallen een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets, die dus een nieuw element is in de m.e.r.-regelgeving, wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk; belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.
De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:
de kenmerken van het project; de plaats van het project; de kenmerken van de potentiële effecten.
4.7.2
Onderzoek
In het plangebied is sprake van de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. Ontwikkelingen met een schaalgrootte als de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling worden over het algemeen niet gezien als een m.e.r.- plichtige activiteit omdat deze pas geldt bij: 1. een oppervlakte van 100 hectare of meer, 2. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of 2 3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m of meer. Gelet op de kenmerken van het project (zoals het karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Uit het ecologisch onderzoek (opgenomen in Bijlage 4 bij deze toelichting) blijkt dat, als gevolg van de
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
35
ontwikkeling van de gehele Burgerslocatie (waarvan het plangebied van voorliggend bestemmingsplan slechts een beperkt deel omvat), gezien de afstand en de aard van de beoogde ingreep geen negatieve effecten te verwachten zijn op Natura 2000-gebieden. Op basis hiervan, en op basis van de overige in dit hoofdstuk aan bod gekomen milieu- en omgevingsaspecten, wordt geconcludeerd worden dat het milieubelang van de ontwikkeling in voldoende mate is afgewogen en dat er geen nadelige effecten zijn te verwachten. 4.7.3
Conclusie
Het plan is niet binnen een kwetsbaar of waardevol gebied gelegen en heeft ook geen belangrijke nadelige milieugevolgen voor de omgeving waardoor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling in het betreffende gebied niet m.e.r.-plichtig is.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
36
Hoofdstuk 5 5.1
Planbeschrijving
Inleiding
De voor het centrum van Eerbeek ontwikkelde structuurvisie geeft de beoogde stedenbouwkundige ontwikkeling van het centrumgebied van Eerbeek voor de lange termijn aan. Onderhavig bestemmingsplan geeft het juridisch planologisch kader voor een van de deelprojecten van het Centrumplan, de bedrijvenzone op de Burgerslocatie en de aanleg van de nieuwe Stationsstraat. Omdat de plannen onderdeel uitmaken van het totale centrumplan wordt in paragraaf 5.2 eerst een beschrijving gegeven van de hoofdlijnen van het centrumplan. In deze beschrijving komt tevens de nieuwe Stationsstraat aan bod. Gezien de relatief beperkte planologische betekenis van deze ingreep en het feit dat deze nieuwe weg van belang is voor het totale centrumplan wordt hier geen aparte paragraaf aan gewijd maar wordt ook dit in deze paragraaf integraal behandeld. De ontwikkeling van de bedrijvenzone op de Burgerslocatie wordt wel afzonderlijk toegelicht. In paragraaf 5.3 is een beschrijving gegeven van de plannen voor deze bedrijvenzone.
5.2
Stedenbouwkundige visie centrum Eerbeek
5.2.1
Ruimtelijke structuur
Uitgangspunt voor het centrumplan van Eerbeek is het versterken van de bestaande structuur, het benutten van bestaande kwaliteiten en het creëren van nieuwe verbindingen die extra kwaliteit brengen voor de beleving van het centrum van Eerbeek. De bestaande lintstructuur is uitgangspunt geweest bij de ontwikkeling van de plannen voor het nieuwe centrum. Ruimte voor verblijven is de belangrijkste kwaliteit die worden toegevoegd aan het centrum van Eerbeek. Dit wordt onder meer vormgegeven door het opwaarderen van Stuijvenburchplein die een prominente rol krijgt in het centrum van Eerbeek. In afbeelding 5.1 is de nieuwe ruimtelijke structuur visueel weergegeven
Afbeelding 5.1
Beoogde ruimtelijke structuur
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
37
5.2.2
Functionele structuur
Het kernwinkelgebied begint vanaf de kruising Loenenseweg-W. Einthovenstraat tot de kruising Stuijvenburchstraat-Wasacker met een “belangrijke” concentratie aan het Stuijvenburchplein. Belangrijke winkelfuncties en trekkers zoals de supermarkten zijn bronpunten. Deze zijn gesitueerd op belangrijke knooppunten binnen de centrumstructuur. Door de verandering van de verkeerstructuur wordt het verblijfsgebied vergroot met het gedeelte van de Coldenhovenseweg gelegen tussen de Stationsstraat en de Stuijvenburchstraat. Het Stuijvenburchplein vormt het hart van het centrum. Perifere detailhandel is gelet op haar ruimtelijke uitstraling niet gewenst in het kernwinkelgebied. Hiervoor wordt ruimte geboden in de zone langs de spoorlijn op de voormalige Burgerslocatie. Deze zone is uitermate geschikt voor perifere detailhandel en kleinschalige bedrijvigheid en zorgt door haar ligging vlakbij het kernwinkelgebied voor een toegevoegde waarde voor de reguliere detailhandel in het kernwinkelgebied. 5.2.3
Verkeer en parkeren
Parkeren en verkeer zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er is gezocht naar een oplossing die recht doet aan de bestaande structuur van het spoor en de Stuijvenburchstraat. De hoofdverkeersroute wordt gevormd door de driehoek Stuijvenburchstraat, Wasacker en de nieuwe Stationsstraat. De bestaande woningen aan de Stationsstraat 5/5a zullen worden gesloopt ten gunste van de ontsluiting van de nieuwe Stationsstraat naar de Wasacker. Deze nieuwe Stationsstraat wordt doorgetrokken vanaf de Stuijvenburchstraat langs het spoor tot aan de Loubergweg. Hierdoor wordt de Stuijvenburchstraat ontlast van verkeer waardoor de ruimtelijke en functionele invulling van de Stuijvenburchstraat als belangrijkste straat in het centrum wordt versterkt. Tevens kan deze weg dienst doen als ontsluitingsweg voor de woningbouwontwikkeling en de nieuwe bedrijvenzone op de Burgerslocatie. Een andere wijziging in de verkeerstructuur is de doorgaande gebiedsontsluitingsweg over het parkeerterrein op de Wasacker. Deze weg verbindt de Stuijvenburchstraat met de Stationsstraat. De functie van de Coldenhovenseweg als gebiedsontsluitingsweg wordt hierdoor verminderd, waardoor voetgangers een veel prominentere rol kunnen krijgen. Het kernwinkelgebied wordt hierdoor een autoluw voetgangersgebied. Het gedeelte van de Wasacker gelegen tussen de Coldenhovenseweg en het parkeerplein wordt afgesloten voor gemotoriseerd verkeer. De winkels blijven goed bereikbaar voor laden en lossen. Op de driehoek Stuijvenburchstraat, Wasacker en de Stationsstraat sluiten de belangrijkste doorgaande verkeersstructuren aan richting de omliggende wijken van Eerbeek. De keuzes die zijn gemaakt ten aanzien van de verkeer en parkeren zijn mede gebaseerd op het door Goudappel Coffeng uitgevoerde onderzoek. Het onderzoeksrapport is opgenomen in Bijlage 2 bij deze toelichting. Afbeeldingen 5.2 en 5.3 geven de gewenste verkeer- en parkeerstructuur weer.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
38
Afbeelding 5.2
Beoogde verkeersrouting
Afbeelding 5.3
Beoogde parkeerstructuur
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
39
5.3
Planbeschrijving Bedrijvenzone Burgerslocatie
Het gedeelte van de voormalige Burgerslocatie gelegen tussen de doorgetrokken Stationsstraat en de spoorlijn wordt bestemd voor lichte bedrijvigheid (qua milieucategorie). Hierdoor ontstaat een ruimtelijke en functionele overgangszone tussen het achterliggende industrieterrein Eerbeek-Zuid en het nieuwe woongebied. De nieuwe te realiseren bedrijfsbebouwing zorgt voor een afschermende werking, zowel visueel als qua geluidsbelasting. Bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 kunnen zich vestigen in de bedrijvenstrook. Reguliere detailhandel is hier niet toegestaan, gelet op de ligging buiten het kernwinkelgebied. Perifere detailhandel wordt juist wel toegestaan. Met perifere detailhandel worden onder andere bouwmarkten, tuincentra, autobedrijven en keukencentra bedoeld. Dergelijke bedrijven hebben gelet op de aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig voor de uitstalling en zijn uit dien hoofde niet gewenst binnen het kernwinkelgebied. De ligging vlakbij het kernwinkelgebied van Eerbeek zorgt wel voor een toegevoegde waarde voor de reguliere detailhandel in het kernwinkelgebied. De maximale bouwhoogte is afgestemd op de maximale bouwhoogten in het woongebied en bedraagt 13 meter. De maximale bouwhoogte op het naastgelegen industrieterrein Eerbeek-Zuid bedraagt 18 meter. Dit versterkt de functie van overgangszone tussen het industrieterrein en het woongebied. Om de ruimtelijke kwaliteit te waarborgen vindt buitenopslag van goederen plaats op het zij- en/of achter erf van de bedrijven, waardoor deze activiteiten visueel goed kunnen worden ingepast. De benodigde parkeerplaatsen bij de bedrijven worden op eigen terrein gerealiseerd. Het benodigde aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de gemeentelijke parkeernota, zodra bekend is welke bedrijven zich er zullen vestigen. Toetsing vindt plaats via de door de gemeente af te geven omgevingsvergunningen. Voor deze locatie is een apart beeldkwaliteitplan opgesteld. Het beeldkwaliteitplan legt de inrichtings-en architectonische uitgangspunten vast, die niet of niet voldoende in het bestemmingsplan geregeld kunnen worden. Het beeldkwaliteit plan is enerzijds het toetsingskader voor de ruimtelijke uitwerking van dit gebied. Dit toetsingskader wordt gehanteerd door de gemeente Brummen en door de welstandscommissie bij de beoordeling van de bouwplannen. Anderzijds geldt dit document als inspiratiedocument voor de architecten/ontwikkelaars voor de inrichting en uitstraling van dit gebied. Het beeldkwaliteitplan wordt na vaststelling door de gemeenteraad onderdeel van de gemeentelijke welstandsnota. De in het beeldkwaliteitplan genoemde criteria gelden als toetsingskader voor de binnen het gebied te realiseren bouwwerken, waarvoor een aanvraag om omgevingsvergunning wordt ingediend.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
40
Afbeelding 5.4
Impressie mogelijke invulling plangebied
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
41
Hoofdstuk 6 6.1
Juridische aspecten en planverantwoording
Inleiding
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid, de milieu- en omgevingsaspecten en de voorgenomen ontwikkeling. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het opstellen van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels.
6.2
Opzet van de regels
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. Ook de Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) is vanaf deze datum verplicht. De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid. Met de SVBP2008 is in dit plan rekening gehouden, evenals met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die op 1 oktober 2010 in werking is getreden. Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken: 1. 2. 3. 4.
Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten); Bestemmingsregels; Algemene regels (o.a. afwijkingen); Overgangs- en slotregels.
6.2.1
Inleidende regels
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:
Begrippen ( Artikel 1) In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.
Wijze van meten (Artikel 2) Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
6.2.2
Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in o.a.: I. Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan: II. Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage, etc.); III. Afwijkingen van de gebruiks- en bouwregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bestemmingen en bouwregels.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
42
6.2.3
Algemene regels
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
Anti-dubbeltelregel (Artikel 7) Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.
Algemene bouwregels (Artikel 8) Dit artikel bevat algemene regels voor het ondergronds bouwen. Eén en ander met bijbehorende maatvoering. Daarnaast zijn in dit artikel regels opgenomen dat bij eventuele afwijkingen de maatvoering mag worden aangehouden, zoals die bestond op het moment van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.
Algemene gebruiksregels (Artikel 9) In dit artikel worden de algemene gebruiksregels beschreven. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit brengt met zich mee dat de bestemmingsomschrijving van de te onderscheiden bestemming helder en duidelijk moet zijn
Algemene aanduidingsregels (Artikel 10) In de algemene aanduidingsregels is in het voorliggende geval een zone 'geluidzone - industrie' opgenomen in verband met het nabijgelegen industrieterrein Eerbeek-Zuid. Deze zone is weergegeven op de verbeelding. Deze zone voorziet in de instandhouding van de groeiruimte, voor wat betreft geluid, van de op het industrieterrein aanwezige bedrijven (zie ook subparagraaf 4.1.2).
Algemene afwijkingsregels (Artikel 11) In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken. In gevallen is gebruikmaking van deze afwijkingsmogelijkheden verbonden aan nadere criteria.
Algemene wijzigingsregels(Artikel 12) Dit artikel beschrijft de algemene wijzigingsregels. Deze regels maken het mogelijk om het plan te wijzigen en geringe wijzigingen aan te brengen voor wat betreft het overschrijden van bestemmingsgrenzen en het aanpassen van de opgenomen bepalingen in het plan indien er sprake is van wetgeving waarna verwezen wordt en welke na het ter inzage leggen van het ontwerp plan wordt gewijzigd.
Algemene procedureregels (Artikel 13) In dit artikel wordt de procedure voor het stellen van een nadere eis beschreven.
6.2.4
Overgangs- en slotbepalingen
In Hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.
6.3
Verantwoording van de regels
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
43
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. In het voorliggende geval is er in het plangebied sprake van globale bestemmingen. Hiervoor is gekozen omdat de stedenbouwkundige invulling van het gebied momenteel nog niet exact bekend is. Globale bestemmingen bieden daarbij de gewenste flexibiliteit, zonder dat de rechtszekerheid van omwonenden en belanghebbenden wordt aangetast, die noodzakelijk is bij een ontwikkelingsgericht plan met een dergelijke omvang en looptijd als het voorliggende bestemmingsplan. In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld. Bedrijf (Artikel 3) Functie De gronden gelegen in de overgangszone tussen het bedrijventerrein en het nieuwe woongebied hebben de bestemming "Bedrijf" gekregen. Binnen deze bestemming zijn bedrijven tot en met de categorie 1 en 2 toegestaan. Reguliere detailhandel (in het DPO dagelijkse detailhandel genoemd) is hier niet toegestaan en wordt aangemerkt als strijdig gebruik. Perifere detailhandel (in het DPO niet-dagelijkse detailhandel genoemde) is binnen deze bestemming wel toegestaan. Tevens is deze bestemming bedoeld voor geluidswerende voorzieningen en verkeers-, verblijfs- en parkeervoorzieningen. Binnen de bestemming "Bedrijf" zijn geen bedrijfswoningen toegestaan. Bebouwingsmogelijkheden In de bouwregels is onderscheid gemaakt tussen regels voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen 13 meter. Het maximale bebouwingspercentage van een bouwperceel mag maximaal 70% bedragen. De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter mag bedragen indien deze worden opgericht achter de voorgevel. Voor de voorgevel mogen erfafscheidingen tot een maximale bouwhoogte van 1 meter worden gebouwd. De bouwhoogte van bedrijfsinstallaties, antennes, (tuin)verlichting, vlaggenmasten, geluidwerende voorzieningen en andere vergelijkbare bouwwerken mag maximaal 8 meter bedragen. Tuin (Artikel 4) Functie De bestemming 'Tuin' is toegekend aan de (voor)tuinen behorende bij de woningen aan het Beekpad 5 en 7. Op gronden met deze bestemming zijn tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen toegestaan. Eén en ander met de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde waterlopen en waterpartijen. Bebouwingsmogelijkheden Binnen deze bestemming zijn uitsluitend aan- en/of uitbouwen en erkers toegestaan bij het hoofdgebouw. Eén en ander is verbonden aan een aantal voorwaarden. Tot slot zijn binnen deze bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan met een maximale bouwhoogte van 1 meter. Hier kan van worden afgeweken in het geval van vlaggenmasten. Deze mogen een maximale bouwhoogte hebben van 8 meter.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
44
Verkeer - Verblijfsgebied ( Artikel 5) Functie De nieuwe Stationsstraat en de daaraan grenzende gronden zijn bestemd als 'Verkeer Verblijfsgebied'. Gronden met deze bestemming zijn onder andere bedoeld voor zowel wegen, straten, en paden, parkeervoorzieningen en voet- en rijwielpaden. Bebouwingsmogelijkheden Uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden binnen deze bestemming 2 toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 3 meter en een maximale oppervlakte van 30 m . Ook bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn binnen deze bestemming toegestaan. Eén en ander is verbonden aan maximale bouwhoogten. Wonen (Artikel 6) Functie De bestemming 'Wonen' is toegekend aan de woonpercelen aan het Beekpad 5 en 7 en is bedoeld voor het wonen en het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep. Eén en ander met daarbij behorende tuinen en erven en terreinen, nutsvoorzieningen, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, parkeervoorzieningen, waterlopen en waterpartijen. Bebouwingsmogelijkheden Qua bouwregels is onderscheid gemaakt in hoofdgebouwen, aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De bestaande hoofdgebouwen zijn opgenomen binnen een bouwvlak. Dit bouwvlak mag volledig worden bebouwd. Aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak. De oppervlakte aan aan- en/of uitbouwen die nog gebouwd kunnen worden binnen het bouwvlak gaat niet ten koste van de maximaal toegestane oppervlakte van 2 70 m . Tevens mogen binnen deze bestemming, verbonden aan een maximale maatvoering, bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht.
6.4
Handhaving
Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het plangebied. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (bouwactiviteiten en gebruik van gronden en gebouwen) getoetst. Middels het stelsel van vergunningsverlening worden de regels toegepast. Als blijkt dat zonder of in afwijking van de regels activiteiten plaatsvinden, is handhaving in enge zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen. Handhaving heeft echter alleen zin wanneer de noodzaak en het nut hiervan kunnen worden aangetoond, een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) heeft plaatsgevonden en draagvlak onder betrokkenen kan worden verkregen voor het beleid. Het college van burgemeester en wethouders van Brummen heeft op 10 mei 2010 de notitie "“Integraal handhavingsbeleid fysieke leefomgeving gemeente Brummen 2011–2015 " vastgesteld. In deze notitie wordt onder meer aandacht besteed aan de beginselplicht tot handhaving, welke plaatsvindt op basis van prioritering en toezichtstrategie. Daar waar mogelijk c.q. noodzakelijk vindt handhaving integraal plaats. Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen kan niet alleen plaatsvinden via publiekrechtelijke, maar ook via de strafrechtelijke weg. In de regels is daartoe de zogenaamde strafbepaling opgenomen, waarin overtredingen van de regels worden aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, aanhef en lid 2 van de Wet op de Economische Delicten. Bij ernstige overtredingen zal handhaving ook via de strafrechtelijke weg plaatsvinden. De opsporingsambtenaren van de gemeente of politie zullen in die gevallen proces-verbaal van de overtreding maken. Het (reguliere) bestuursrechtelijk traject zal gelijktijdig worden ingezet.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
45
Hoofdstuk 7 7.1
Uitvoerbaarheid
Economische uitvoerbaarheid
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad besluit dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd en het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is. In het voorliggende geval verzorgt de gemeente de gronduitgifte waardoor het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Tevens is er geen aanleiding nadere eisen en regels te stellen. Gelet hierop wordt besloten geen exploitatieplan vast te stellen bij onderhavig bestemmingsplan. De gemeente heeft voor het centrumplan een grondexploitatie opgesteld. Onderhavig plangebied maakt hier deel van uit. De provincie heeft een subsidie beschikbaar gesteld voor het centrumplan. De gemeenteraad heeft besloten een financiële bijdrage te doen aan het plan om de grondexploitatie sluitend te maken.
7.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
7.2.1
Inspraakprocedure
Voorheen behoorde een deel van het plangebied van voorliggend bestemmingsplan tot de bestemmingsplannen "Eerbeek Centrum, deelgebied Burgerslocatie" en "Eerbeek Centrum, deelgebied Kerstenlocatie". Deze bestemmingsplannen hebben als voorontwerpbestemmingsplan van 19 juni 2012 tot en met 30 juli 2012 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn drie inspraakreacties ingediend die betrekking hebben op beide plannen. Deze inspraakreacties hebben geen betrekking op de bedrijvenzone op de Burgerslocatie danwel de nieuwe Stationsstraat. De drie inspraakreacties zullen daarom worden meegenomen in de procedure van de bestemmingsplannen “Centrumplan Eerbeek – deelgebied woongebied Burgerslocatie” en “Centrumplan Eerbeek – deelgebied Kerstenlocatie”. 7.2.2
Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro zijn vier reacties op de voorontwerp bestemmingsplannen 'Eerbeek Centrum, deelgebied Burgerslocatie' en 'Eerbeek Centrum, deelgebied Kerstenlocatie' ingediend. Voor zover de vooroverleg reacties betrekking hebben op onderhavig bestemmingsplan zijn ze onderstaand samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie: 7.2.2.1 Veluwsche Stoomtrein Maatschappij B.V. afdeling infra, Rijnstraat 68, 7332 AX Apeldoorn (ingekomen 30-07-2012 (per mail) / RD12.0106) 1. De Veluwsche Stoomtrein Maatschappij (VSM) is van mening dat bij de planvorming rekening moet worden gehouden met de geluidsemissie van de VSM spoorlijn en er derhalve een nader akoestisch onderzoek noodzakelijk is. Reactie gemeente De gemeente heeft het voorstel om nader onderzoek te doen naar de geluidsemissie van de VSM spoorlijn ter harte genomen. De resultaten van dit nader onderzoek zijn opgenomen in de Omgevingsaspectenstudie van Aveco de Bondt. De gemeente acht de geluidsbelasting op de geplande nieuwe geluidgevoelige functies als gevolg van de VSM spoorlijn aanvaardbaar. De toelichting op het bestemmingsplan is hierop aangevuld.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
46
2. In het deelgebied Kerstenlocatie is de mogelijkheid vastgelegd parallel aan de spoorlijn een weg aan te leggen. De VSM is van mening dat de aansluiting van deze weg op de Stuijvenburchstraat niet direct naast de spoorlijn zou moeten liggen, om onduidelijke verkeerssituaties te voorkomen. De bestemming wegen zou als een zuidoostelijkere aansluiting op de Stuijvenburchstraat ingetekend moeten worden. Reactie gemeente Op basis van het door Goudappel Coffeng uitgevoerde onderzoek 'Plan Eertbeeck, verkeer en parkeren' is gekozen voor een verkeersstructuur (inclusief een nieuwe Stationsstraat), waarbij deze Stationstraat parallel aan het spoor loopt vanaf de Stuijvenburchstraat tot aan de Loubergweg. Deze verbinding is echter niet de primaire oost-westverbinding (deze wordt gevormd door de Stuijvenburchstraat zelf), maar moet gezien worden als weg van de laagste orde, die de (parkeer)voorzieningen in het centrum rechtstreeks ontsluit. De geplande aansluiting van de Stationstraat op de Stuijvenburchstraat draagt bij aan het gewenste karakter van de weg als hoofdwinkelstraat, waarop een 30 km/h-regime geldt. Ter hoogte van de Stuijvenburchstraat buigt de Stationstraat van het spoor af om haaks aan te sluiten op de Stuijvenburchstraat. De aansluiting komt daarmee voldoende ver van het spoor te liggen waardoor de aansluiting geenszins bijdraagt aan het creëren van een onduidelijke verkeerssituatie. 3. Het deelgebied Kerstenlocatie ligt gedeeltelijk over de gronden van de VSM. De VSM zou graag een dubbelbestemming (spoorwegdoeleinden) zien, met de daarbij gebruikelijke voorwaarden en mogelijkheden. Met name voor spoorwegtechnische installaties en gebouwtjes. Reactie gemeente Uit onderzoek blijkt dat de “nieuwe Stationsweg” op een tweetal locaties op grond in eigendom van VSM is gesitueerd. Deze gronden hebben/krijgen de bestemming “Verkeer – verblijfsgebied” De ene locatie is nabij de kruising Loubergweg en de spoorlijn. Dit betreft een gedeelte van de percelen kadastraal bekend gemeente Hall, sectie E, nummers 7073 en 1779. De andere locatie ligt aan het Beekpad en betreft een gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente Hall, sectie E nummer 3163. De VSM heeft een aanbod ontvangen om deze gronden te verkopen. De gronden in eigendom van VSM gelegen onder/nabij de spoorlijn vallen buiten de grenzen van onderhavig bestemmingsplan. Deze gronden maken deel uit van het bestemmingsplan “Eerbeek Centrum – deelgebied Stuijvenburchstraat eo” waarin ze worden bestemd als “Verkeer – Railverkeer”. 7.2.2.2 Gelders Genootschap, Postbus 68, 6800 AB Arnhem, (ingekomen 23-07-2012 / 12.005655 / 12.005656) 1. In het bestemmingsplan is gerefereerd aan een stedenbouwkundige ontwikkeling, maar deze is inhoudelijk (juridisch) niet overgenomen. Er is gekozen voor globale bestemmingen. Er zijn geen kwalitatieve aspecten opgenomen. Het geheel leidt tot een grootschalige bestemmingsvlek die nader ingevuld moet worden. Naar mening van het Gelders Genootschap is het bestemmingsplan zeer summier en zonder ruimtelijke onderbouwing, zodat het voor de sturing en beoordeling van de ruimtelijke kwaliteit nauwelijks handvatten biedt. Het is wenselijk een koppeling te maken naar de ruimtelijke kwalitatieve uitgangspunten en verwachtingen. Bijvoorbeeld door op te nemen dat, gekoppeld aan het stedenbouwkundig plan, de nadere ruimtelijke invulling plaatsvindt op basis van bijvoorbeeld een beeldkwaliteitplan Reactie gemeente In beginsel behoort het tot de beleidsvrijheid van de gemeenteraad om de mate van gedetailleerdheid van een plan te bepalen. Het systeem van de Wet ruimtelijke ordening brengt mee dat in een bestemmingsplan globale bestemmingen met rechtstreekse bouwtitels kunnen worden opgenomen die niet meer behoeven te worden uitgewerkt. De bestemmingsplannen zijn een juridische vertaling van de Structuurvisie Centrumgebied Eerbeek. Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
47
Het globale bestemmingsplan biedt daarmee het kader waarbinnen de gemeente in samenwerking met marktpartijen en in goed overleg met de Adviesgroep Centrum Eerbeek gezamenlijk tot een goede ruimtelijke inrichting kan komen op basis van de meest actuele inzichten. Teneinde te komen tot een hoogwaardige ruimtelijke en architectonische kwaliteit van de bebouwing zullen voor de te onderscheiden deelgebieden afzonderlijke beeldkwaliteitsplannen worden opgesteld. Deze zal gelijktijdig met het ontwerp bestemmingsplan ter inzage worden gelegd. Het Gelders Genootschap wordt betrokken bij het opstellen van de beeldkwaliteitsplannen. 7.2.3
Zienswijzenprocedure
P.M.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
48
Bijlagen bij de toelichting
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
49
Bijlage 1
Omgevingsaspectenstudie
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
50
Bijlage 2
Verkeerseffectenonderzoek
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
51
Bijlage 3
Archeologisch bureauonderzoek
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
52
Bijlage 4
Natuurtoets
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
53
Bijlage 5
Distributie-planologisch onderzoek centrum Eerbeek
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Toelichting
Ontwerp
54
Regels
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Regels
Ontwerp
55
Hoofdstuk 1 Artikel 1
Inleidende regels
Begrippen
1.1 plan: het bestemmingsplan "Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o." van de gemeente Brummen; 1.2 bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0213.BPEECE380000-on02 met de bijbehorende regels (en bijlagen); 1.3 aan huis gebonden bedrijf: bedrijfsmatige activiteit voorkomend in milieucategorie 1 of 2, danwel een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, zoals een kapsalon of schoonheidssalon; evenwel met uitzondering van een seksinrichting; 1.4 aan huis gebonden beroep: een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is, zoals arts, notaris of advocaat; evenwel met uitzondering van prostitutie; 1.5 aanbouw: een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar er functioneel onderdeel van uitmaakt; 1.6 aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.7 aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.8 afvalcontainer: container voor het gescheiden inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen (d.w.z. afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, behoudens voor zover het ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreft, die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen). 1.9 bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde; 1.10 bedrijf: een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen; 1.11 bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak; 1.12 bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.13 bijgebouw: een met het hoofdgebouw verbonden (wel of niet vanuit het hoofdgebouw te bereiken) of daarvan vrijstaand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw, in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht ten dienste staat van het hoofdgebouw; Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Regels
Ontwerp
56
1.14 bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 1.15 bouwgrens: de grens van een bouwvlak; 1.16 bouwlaag: een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van zolder en kelder; 1.17 bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.18 bouwperceelgrens: een grens van een bouwperceel; 1.19 bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten; 1.20 bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond bedoeld om ter plaatse te functioneren; 1.21 detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; 1.22 evenement: een één of meerdaagse voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak; 1.23 functie: doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan, is toegestaan; 1.24 gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.25 geluidsgevoelige gebouwen: gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder; 1.26 geluidwerende voorzieningen: geluidsreducerende constructie of bouwwerk in de vorm van voorzieningen zoals geluidsschermen, geluidswallen of aan deze constructies gelijk te stellen bouwwerken of constructies; 1.27 hoofdgebouw: gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is; 1.28 jongerenontmoetingsplaats (JOP): een door het gemeentebestuur als zodanig aangewezen of ingerichte voor jongeren bedoelde openbare locatie, al dan niet met voorzieningen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Regels
Ontwerp
57
1.29 kunstwerk een in bouwkundige zin, door mensenhanden gemaakt (civiel technisch) bouwwerk, zoals onder andere aquaducten, bruggen, dijken, tunnels en viaducten; 1.30 mantelzorg: het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband; 1.31 nutsvoorzieningen: voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatiediensten, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling; 1.32 ondergronds bouwwerk: (een gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen beneden peil; 1.33 ondergrondse bouwdiepte; vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend; 1.34 overkapping: een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak; 1.35 parkeervoorzieningen: elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer; 1.36 peil: a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld. 1.37 perceelsgrens: een grenslijn tussen percelen onderling; 1.38 perifere detailhandel: detailhandel in ABC-goederen (auto's, boten en caravans), tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting waaronder meubels, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling (en uit dien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden); 1.39 prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; 1.40 seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of op een kennelijk bedrijfsmatige wijze seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar; 1.41 speelvoorzieningen: een voorziening bestemd voor vermaak of ontspanning waarbij uitsluitend van zwaartekracht of van fysieke kracht van de mens gebruik wordt gemaakt; 1.42 straatmeubilair: de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halte aanduidingen, parkeer- en verkeersregulerende constructies, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaards, papierbakken, zitbanken, plantenbakken, communicatievoorzieningen en gedenktekens;
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Regels
Ontwerp
58
1.43 uitbouw: een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar er functioneel onderdeel van uitmaakt; 1.44 verbeelding: de verbeelding van het bestemmingsplan "Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.", bestaande uit de kaarten; 1.45 voorgevellijn: de lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan; 1.46 woning: een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Regels
Ontwerp
59
Artikel 2 2.1
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
Afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens: de kortste afstand van het bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens. Bebouwd oppervlak van een bouwperceel: de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen; Bebouwingspercentage: het oppervlak dat met bouwwerken mag worden bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming; Breedte, diepte c.q. lengte van gebouwen: tussen de buitenwerkse (hoofd)gevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren. De bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. De goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel met uitzondering van dakkapellen en wolfseinden. De inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. De oppervlakte van een bouwwerk:
voor gebouwen: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; voor bouwwerken zonder wanden of met één wand (open overkappingen en daarmee vergelijkbare bouwwerken geen gebouwen zijnde): het overdekte en/of bebouwde grondoppervlakte (gemeten loodrecht onder het dakoppervlak en/of bouwwerk).
2.2 Uitzondering bij wijze van meten: Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,50 meter bedraagt.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Regels
Ontwerp
60
Hoofdstuk 2 Artikel 3 3.1
Bestemmingsregels
Bedrijf
Bestemmingsomschrijving
De voor "Bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1 , met uitzondering van: 1. zoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen; 2. vuurwerkbedrijven; 3. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieu-effectrapportage. b. perifere detailhandel; c. geluidswerende voorzieningen; d. wegen, paden en parkeervoorzieningen; met de daarbij behorende: e. f. g. h. i. j.
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde; tuinen, erven en terreinen; groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting; nutsvoorzieningen; waterlopen en waterpartijen; boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2
Bouwregels
3.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens 0 meter mag bedragen indien de gebouwen aaneengebouwd worden; b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is aangegeven; c. het bebouwingspercentage van het bouwperceel bedraagt maximaal 70%. 3.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 meter, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 2 meter mag bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevellijn maximaal 1 meter mag bedragen; b. in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van bedrijfsinstallaties, antennes, (tuin)verlichting, vlaggenmasten, geluidwerende voorzieningen en andere vergelijkbare bouwwerken maximaal 8 meter bedragen. 3.3
Nadere eisen
3.3.1
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing: a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken; b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving; c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving; d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Regels
Ontwerp
61
e. ter waarborging van de sociale veiligheid; f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.' 3.3.2
Procedureregels
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis zijn de procedureregels in artikel 13.1 van toepassing. 3.4
Afwijken van de bouwregels
3.4.1
Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: a. artikel 3.2.1 onder a voor het verkleinen van de afstand van de gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens tot 0 meter; b. artikel 3.2.1 onder b voor het vergroten van de bouwhoogte van gebouwen tot maximaal 15 m; c. artikel 3.2.1 onder d voor het vergroten van het bebouwingspercentage tot maximaal 80%. 3.4.2
Afwegingskader
Een afwijking als bedoeld in artikel 3.4.1 is slechts mogelijk, mits: a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad; b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad; c. geen sprake is van een onevenredige aantasting van de bouw- en gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van nabijgelegen aangrenzende gronden en bouwwerken. 3.5
Specifieke gebruiksregels
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken, dan wel te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in 3.1 gegeven bestemmingsomschrijving. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden ten behoeve van: a. de buitenopslag van goederen voor de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfsgebouwen; b. detailhandel, niet zijnde perifere detailhandel als bedoeld in 3.1 onder a; 3.6
Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1
Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 onder a voor het toestaan van een ander bedrijf in de categorieën 1 en 2 maar die niet genoemd is in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1, mits: a. het bedrijf voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf in genoemd in betreffende categorie; b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden. 3.6.2
Afwegingskader
Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen in elk geval de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens wordt gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Regels
Ontwerp
62
3.7
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het toestaan van een bedrijf dat is opgenomen in categorie 3.1 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1, dan wel een bedrijf die gelijk gesteld kan worden met een bedrijf van categorie 3.1, mits: a. het bedrijf voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf in genoemd in betreffende categorie; b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden. 3.7.1
Afwegingskader
Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen in elk geval de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens wordt gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Regels
Ontwerp
63
Artikel 4 4.1
Tuin
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen; met de daarbij behorende: b. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde; c. waterlopen en waterpartijen. 4.2
Bouwregels
4.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. op of in de gronden zijn uitsluitend aan- en/of uitbouwen en erkers toegestaan op de gronden voor de voorgevellijn van het hoofdgebouw dan wel op minimaal 1,5 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw; b. de breedte van de aan- en/of uitbouw dan wel aangebouwd bijgebouw dan wel de aan- en/of uitbouw bedraagt maximaal 50% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw waaraan het bijgebouw dan wel aan- en/of uitbouw is aangebouwd; c. de hoogte van een aan- en/of uitbouw en aangebouwde bijgebouwen mag maximaal 4 meter bedragen, maar mag niet hoger dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw zijn; d. de maximale diepte van aan de voorgevel aangebouwde erker en aan- en/of uitbouwen bedraagt 1,2 meter e. de maximale diepte van aan de zijgevel aangebouwde bijgebouw en aan- en/of uitbouwen bedraagt 1,5 meter. 4.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a. er zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan met een maximale bouwhoogte van 1 meter; b. in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van vlaggenmasten maximaal 8 meter bedragen.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Regels
Ontwerp
64
Artikel 5 5.1
Verkeer - Verblijfsgebied
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d.
wegen, straten en paden; parkeervoorzieningen; voet- en rijwielpaden; evenementen met een maximum van drie per jaar en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen;
met de daarbij behorende: e. f. g. h. i. j.
nutsvoorzieningen; gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde; groenvoorzieningen; kunstwerken; speelvoorzieningen, met uitzondering van een jongerenontmoetingsplaats; waterlopen en waterpartijen.
5.2
Bouwregels
5.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 meter en een maximale oppervlakte van 30 m². 5.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag 5 meter bedragen; b. in afwijking van het bepaalde in onder a mag de maximale bouwhoogte van lichtmasten en portalen 12 meter bedragen; c. in afwijking van het bepaalde in onder a mag de maximale bouwhoogte van een antenne-installatie 15 meter bedragen. 5.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 onder i en sublid 5.2.2 teneinde een jongeren ontmoetingsplaats te realiseren, met dien verstande dat: a. de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde maximaal 5 meter mag bedragen en de 2 oppervlakte maximaal 30 m ; b. de locatie waar de betreffende voorziening wordt gerealiseerd op een goede wijze bereikbaar is vanaf de openbare weg; c. in de directe omgeving van de voorziening voldoende openbare verlichting aanwezig is; d. de plaatsing van het bouwwerk, geen gebouw zijnde geen onevenredige hinder of gevaar voor het verkeer mag opleveren; e. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Regels
Ontwerp
65
Artikel 6 6.1
Wonen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen; b. het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep; met de daarbij behorende: c. d. e. f. g.
tuinen en erven en terreinen; nutsvoorzieningen; gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde; parkeervoorzieningen; waterlopen en waterpartijen.
6.2
Bouwregels
6.2.1
Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd waarbij het aantal woningen niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven; b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd; c. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven. 6.2.2
Aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen: a. de gezamenlijke oppervlakte aan aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen mag maximaal 70 m² per woning bedragen, mits de bebouwde oppervlakte van het bouwperceelgedeelte achter de voorgevellijn niet meer bedraagt dan 60%; b. indien de bouwmogelijkheden voor het hoofdgebouw in het bouwvlak niet volledig zijn benut, mag het niet benutte deel van het bouwvlak worden gebruikt voor de realisatie van aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen zonder dat dit ten koste gaat van de onder a genoemde oppervlaktenorm; c. een aan- en/of uitbouw dan wel een bijgebouw mag uitsluitend vanaf 3 meter achter de voorgevellijn van de woning worden gebouwd; d. de maximale goot- en bouwhoogte van aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen bedragen respectievelijk 3 en 6 meter; e. de afstand tussen de aan- en/of uitbouw dan wel het aangebouwde bijgebouw en de achterliggende bouwperceelgrens moet minimaal 8 meter bedragen; f. aan- en/of uitbouwen mogen tevens gebruikt worden ten behoeve van de woonfunctie; g. in afwijking van het bepaalde onder e en onverminderd het bepaalde onder a en b geldt dat binnen deze afstand een aan- en/of uitbouw dan wel een aangebouwd bijgebouw is toegestaan van 2 maximaal 10 m . 6.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a. bouwwerken geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd worden. Overkappingen mogen echter uitsluitend achter de voorgevellijn gebouwd worden; b. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt per 2 bouwperceel maximaal 40 m , met dien verstande, dat het achter de voorgevellijn aanwezige voor de hoofdbestemming bestemde erf voor niet meer dan 60% wordt bebouwd; c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 meter, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 2 meter mag bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevellijn maximaal 1 meter mag bedragen.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Regels
Ontwerp
66
6.2.4
Uitoefening aan huis gebonden beroep
Voor het uitoefenen van een aan huis gebonden beroep gelden de navolgende bepalingen: a. de woonfunctie moet primair blijven, in die zin dat maximaal 40% van het totale vloeroppervlakte van de woning voor dat doel mag worden gebruikt, met een maximum van 50 m² per woning; b. degene die gebruiker is van de woning, moet ook degene zijn die het aan huis gebonden beroep uitoefent; c. vrijstaande bijgebouwen mogen niet worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf. 6.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing: a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken; b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving; c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving; d. ter waarborging van de verkeersveiligheid; e. ter waarborging van de sociale veiligheid; f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding. 6.4
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: a. sublid 6.2.1 onder b voor het bouwen van een hoofdgebouw tot minimaal 2 m afstand tot de zijdelingse perceelsgrens indien de op de verbeelding aangeduide bouwvlakken op grotere afstand van de zijdelingse perceelsgrens zijn geprojecteerd en indien het bouwperceel in kwestie aan die zijde en ter hoogte van het hoofdgebouw grenst aan openbaar gebied, waarop een bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' of daarmee vergelijkbare bestemming rust; Hierbij worden de op de verbeelding aangegeven aanduidingen in acht genomen. b. sublid 6.2.2 onder e voor een afstand tot minimaal 3 m tussen gebouw en perceelsgrens, indien op de hieraan grenzende achterliggende gronden ter hoogte van het geplande bijgebouw en/of aanen/of uitbouw, geen woningbouw mogelijk is en daarop een bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied', of daarmee vergelijkbare bestemming rust; Hierbij worden de op de verbeelding aangegeven aanduidingen in acht genomen. 6.5
Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 voor: a. de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, mits de woonfunctie in overwegende mate wordt behouden en de ruimtelijke uitwerking in overeenstemming is met de woonfunctie, dan wel geen ernstige hinder voor de omgeving wordt veroorzaakt. Dit betekent dat: 1. het medegebruik van ondergeschikte betekenis moet zijn en maximaal 40% van het totale vloeroppervlakte van de woning voor dat doel mag worden gebruikt, met een maximum van 50 m2 per woning; 2. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven; 3. de woning moet blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening; 4. degene die het aan huis gebonden bedrijf uitoefent ook de gebruiker is van de woning; 5. slechts bedrijven toelaatbaar zijn, die behoren tot milieucategorie 1 en 2 van de als Bijlage 2bijgevoegde Lijst van aan-huis-gebonden bedrijfsactiviteiten; 6. geen onevenredige verstoring mag plaatsvinden van de voorzieningenstructuur; 7. geen detailhandel mag plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop – als ondergeschikte nevenactiviteit – van producten die ter plaatse zijn vervaardigd, dan wel direct verband houden met het aan huis gebonden bedrijf; 8. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling, casu quo niet onevenredig veel extra verkeer wordt aangetrokken;
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Regels
Ontwerp
67
9. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de parkeerbalans, casu quo primair op eigen terrein moet worden geparkeerd door gebruiker en bezoekers; 10. reclame- uitingen beperkt moeten blijven een en ander conform de wettelijke bepalingen; 11. het bij de woning behorende bouwperceel niet mag worden gebruikt voor werkzaamheden en opslag ten behoeve van het aan huis gebonden bedrijf; 12. vrijstaande bijgebouwen niet mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf; b. de bewoning van een deel van het hoofdgebouw en/of bijgebouwen als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat: 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg, hetgeen aangetoond dient te worden door een verklaring van een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige; 2. op het perceel een woning aanwezig dient te zijn; 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven; 4. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend; 5. inwoning in beginsel plaatsvindt, bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; 6. in afwijking van het bepaalde onder 5 is het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is en het bijgebouw op maximaal 10 meter van het hoofdgebouw staat; 2 7. maximaal 60 m van hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning; 8. burgemeester en wethouders kunnen de omgevingsvergunning intrekken indien de noodzaak vanuit oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Regels
Ontwerp
68
Hoofdstuk 3 Artikel 7
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Regels
Ontwerp
69
Artikel 8 8.1
Algemene bouwregels
Algemene regels
Geen bouwwerk of complex van bouwwerken mag worden opgericht indien daarvoor een bestaand bouwwerk of complex van bouwwerken met daarbij behorende perceel, hetzij niet langer zou blijven voldoen aan het plan, hetzij in grotere mate zou gaan afwijken van het plan. 8.2
Algemene regels met betrekking tot ondergronds bouwen en ondergrondse werken
8.2.1
Ondergrondse werken
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden geen beperkingen. 8.2.2
Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze planregels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen: a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak of daar waar bovengrondse gebouwen aanwezig zijn; b. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter; c. bij het berekenen van de blijkens de verbeelding of van het in de planregels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken mede in aanmerking genomen voor zover niet gebouwd wordt onder een bovengronds bouwwerk. 8.2.3
Afwijking
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.2.2 sub b voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarden dat: a. de waterhuishouding niet wordt verstoord; b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden; c. het woongenot of de gebruiksmogelijkheden op de belendende percelen niet onevenredig wordt aangetast.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Regels
Ontwerp
70
Artikel 9 9.1
Algemene gebruiksregels
Gebruiksverbod
a. Het is verboden de gronden en de bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aangegeven bestemming(en), zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. b. Het is verboden bouwwerken, voor het bouwen waarvan op grond van de bestemmingsbepaling bij een omgevingsvergunning is afgeweken, te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met het doel, waarvoor bij die omgevingsvergunning is afgeweken. 9.2
Geoorloofd gebruik
Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Regels
Ontwerp
71
Artikel 10 10.1
Algemene aanduidingsregels
geluidzone - industrie
10.1.1 Aanduidingomschrijving De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder. 10.1.2 Bouwregels In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (Artikel 3 tot en met Artikel 6) mag enkel een nieuw geluidsgevoelig gebouw worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van deze geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Regels
Ontwerp
72
Artikel 11
Algemene afwijkingsregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken: a. van de planregels voor het in geringe mate overschrijden van het bouwvlak, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; b. van de planregels voor de bouw van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen en abri's, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, mits: 1. het bruto-vloeroppervlak niet groter is dan 25 m²; 2. dat bestaat uit één bouwlaag; 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 meter; c. van de planregels voor het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde tot maximaal 5 meter, mits: 1. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast; 2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd wordt; d. van de planregels ten behoeve van het oprichten van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van maximaal 20 meter; e. van de planregels ten behoeve van het oprichten van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 40 meter; f. van de regels betrekking hebbende op woningen voor het uitbreiden van de woning met een afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg met dien verstande dat: 2 1. de bebouwingsmogelijkheden met niet meer dan 30 m in één bouwlaag worden overschreden; 2. de afhankelijke woonruimte met de woning is verbonden en er geen zelfstandige woning gerealiseerd wordt; 3. het karakter van de omringende bebouwingsstructuur niet mag worden aangetast; 4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden; 5. de bereikbaarheid voor algemene en nutsvoorzieningen moet zijn gewaarborgd, evenals de bereikbaarheid voor hulpdiensten; 6. er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Regels
Ontwerp
73
Artikel 12 12.1
Algemene wijzigingsregels
Wijzigingsregels
a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot; b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot; c. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Regels
Ontwerp
74
Artikel 13 13.1
Algemene procedureregels
Procedureregels voor het stellen van een nadere eis
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis ex artikel 3.6, lid 1 sub d, van de Wet ruimtelijke ordening, is de volgende procedure van toepassing: a. een ontwerp van een besluit tot het stellen van een nadere eis ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende ten minste twee weken voor belanghebbenden ter inzage ter gemeentesecretarie; b. burgemeester en wethouders geven voorafgaand aan deze terinzagelegging, kennis van het ontwerpbesluit en de terinzagelegging ervan in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan huisbladen die in de gemeente verspreid worden; c. in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk en / of mondeling zienswijzen omtrent het ontwerpbesluit kunnen indienen bij burgemeester en wethouders; d. de overeenkomstig het vorige lid ingediende zienswijzen worden betrokken bij het besluit omtrent de voorgenomen nadere eis.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Regels
Ontwerp
75
Hoofdstuk 4 Artikel 14 14.1
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
14.1.1 Algemeen Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 14.1.2 Afwijking Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. 14.1.3 Uitzondering Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 14.2
Overgangsrecht gebruik
14.2.1 Algemeen Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 14.2.2 Verbod Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 14.2.3 Onderbroken gebruik Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 14.2.4 Uitzondering Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Regels
Ontwerp
76
Artikel 15
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.' van de gemeente Brummen. Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van
De griffier,
De voorzitter,
………………
………………
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Regels
Ontwerp
77
Bijlage bij de regels
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Regels
Ontwerp
78
Bijlage 1
Staat van Bedrijfsactiviteiten
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Regels
Ontwerp
79
Staat van Bedrijfsactiviteiten CATEGORIE
OMSCHRIJVING nummer
SBI-2008
10, 11 1052 1071
2 1
10821
3
14 141
-
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m²
2 2 2
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer)
2
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken
2
1 2 1 2 2 2 1
16 162902
-
58 581 18129 1814 1814 1813 1814 182
-
A B
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA Uitgeverijen (kantoren) Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen Grafische afwerking Binderijen Grafische reproduktie en zetten Overige grafische aktiviteiten Reproduktiebedrijven opgenomen media
20 2120 2120
0 2
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN Farmaceutische produktenfabrieken: - verbandmiddelenfabrieken
2
26, 28, 33 26, 28, 33
A
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie
2
-
VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH. Elektrotechnische industrie n.e.g.
2
26, 27, 33 293
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie
2
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 Fabricage van munten, sieraden e.d. Muziekinstrumentenfabrieken Sociale werkvoorziening
1 2 2 2
45, 47 451, 452, 454 453
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires
2 2
46 461 4622 4634 4635 4636 4637 4638, 4639 464, 46733 46499 46499 46499 4673 4673 4674 4674 4676 466, 469
GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING Handelsbemiddeling (kantoren) Grth in bloemen en planten Grth in dranken Grth in tabaksprodukten Grth in suiker, chocolade en suikerwerk Grth in koffie, thee, cacao en specerijen Grth in overige voedings- en genotmiddelen Grth in overige consumentenartikelen Grth in vuurwerk en munitie: - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton - munitie Grth in hout en bouwmaterialen: - algemeen: b.o. <= 2000 m² Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: - algemeen: b.o. < = 2.000 m² Grth in overige intermediaire goederen Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.
26, 32, 33
-
26, 32, 33
A
31 9524 321 322 32991
2
-
0 1 5 0 2 0 2
47 4752 4778 952
-
50, 51 50, 51 52 52109 5221 5222 5229
1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN Bouwmarkten, tuincentra, hypermarkten Detailhandel in vuurwerk tot 10 ton verpakt Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen)
2 1 1
A
VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren)
1
B 1
DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) Autoparkeerterreinen, parkeergarages Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) Expediteurs, cargadoors (kantoren)
2 2 1 1
53 61
A
POST EN TELECOMMUNICATIE Telecommunicatiebedrijven
1
41, 68 41, 68
A
VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED Verhuur van en handel in onroerend goed
1
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN Personenautoverhuurbedrijven Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g.
2 2
63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 74203
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING Foto- en filmontwikkelcentrales
2
59 931
F
CULTUUR, SPORT EN RECREATIE Sportscholen, gymnastiekzalen
2
96 9313, 9604
-
OVERIGE DIENSTVERLENING Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden
2
77 7711 772
-
Bijlage 2
Lijst van aan-huis-gebonden bedrijfsactiviteiten
Eerbeek Centrum- deelgebied bedrijvenzone Burgerslocatie en Stationsstraat e.o.
Regels
Ontwerp
80
Lijst van aan-huis-gebonden bedrijfsactiviteiten bij de bestemming Wonen
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN - BONT Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer)
10 10 30
20 205
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, - RIET, KURK E.D. 10 10 30 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN 22 - OPGENOMEN MEDIA 221 Uitgeverijen (kantoren) 2222.6 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 2223 A Grafische afwerking 2223 B Binderijen 2225 Overige grafische aktiviteiten 223 Reproduktiebedrijven opgenomen media VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN - EN INSTRUMENTEN Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten 33 A e.d.
0 10 0 30 30 0
VISUEEL BODEM LUCHT
18 182
VERKEER
30 0
30
2
1G
1 1 1
10
30
2
2G
2
0
30
2
1G
1
GEVAAR
GELUID
GEUR - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN Vervaardiging van wijn, cider e.d.
GROOTSTE AFSTAND CATEGROIE
15 1593 t/m 1595
AFSTANDEN IN METERS EN INDICES
STOF
OMSCHRIJVING
nummer
SBI-CODE
30 C 0
0 0 0 0 0 0
10 30 10 30 30 10
0 0 0 0 10 0
10 1 30 2 10 1 30 2 30 D 2 10 1
1P 1P 1G 2G 2G 1G
1 2 B 1 1 1 B 1
30 0
30
0
30
2
1G
1
33
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN 36 - N.E.G. 361 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 362 Fabricage van munten, sieraden e.d. 363 Muziekinstrumentenfabrieken
0 10 10 30 10 10 30 10 30
0 10 10
10 30 30
1 2 2
1P 1G 2G
1 1 B 2
51 511
- GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING Handelsbemiddeling (kantoren)
0
0
10
0
10
1
1P
1
52 527
- DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen)
0
0
10
10
10
1
1P
1
- LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING Pensions Cateringbedrijven
10 0 10 0
10 10 30 C 10
10 30
1 2
2P 1 1 G/P 1
0
0
10
0
10
1
2P
1
- DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) Reisorganisaties Expediteurs, cargadoors (kantoren)
0 0 0
0 0 0
10 10 10
0 0 0
10 1 10 1 10 D 1
2P 1P 1P
1 1 1
- POST EN TELECOMMUNICATIE Post- en koeriersdiensten
0
0
30 C 0
30
2
2P
1
0
0
10 C 0
10
1
1P
1
55 5511, 5512 5552
61, 62 - VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT 61, 62 A Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) 63 6322, 6323 633 634 64 641
65, 66, 67 - FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN 65, 66, 67 A Banken, verzekeringsbedrijven
70 - VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED 70 A Verhuur van en handel in onroerend goed
0
0
10
0
10
1
1P
1
72 - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE 72 A Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d.
0
0
10
0
10
1
1P
1
30 R 30 0 10
2 1
1P 1P
1 1
73 731 732
- SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek
74 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING 74 A Overige zakelijke dienstverlening: kantoren 7481.3 Foto- en filmontwikkelcentrales 91 9111 92 921, 922 9251, 9252
30 10 30 0 0 10
0 0 10 0
10 0 30 C 10
10 D 1 30 2
2P 2G
1 1 B
- DIVERSE ORGANISATIES Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren)
0
0
10
10
1
1P
1
- CULTUUR, SPORT EN RECREATIE Studio's (film, TV, radio, geluid) Ateliers, e.d.
0 0
0 0
30 C 10 10 0
30 10
2 1
2G 2P
1 1
0 0 0 0
0 0 0 0
30 0 10 0 10 0 10 C 0
30 2 10 1 10 1 10 D 1
1G 1P 1P 1P
1 1 1 1
93 - OVERIGE DIENSTVERLENING 9301.3 A Wasverzendinrichtingen 9301.3 B Wasserettes, wassalons 9302 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten 9305 B Persoonlijke dienstverlening n.e.g.
0