Eenmalig magazine bij feestelijke afronding Amerongse Bovenpolder
De 27 mei 2016
natuur
heeft de
Deelgebied
Kwelmoeras Oost Deelgebied
Kwelmoeras West Deelgebied
Rivierkwelgeul
tijd
natuur
De heeft de
tijd
14
20
8
27
30
38
44
Inhoudsopgave 5 6 8 10 12 14
Voorwoord Kaart plangebied Interview Willie Tiggeloven Tijdlijn 25 jaar Amerongse Bovenpolder Interview Henk Boom Interview Aart de Ruiter
Kwelmoeras Oost 17 18 20 23
Interview Sjors Hein Dwars door de seizoenen Interview Hugo Spitzen Interview De Recreant
Kwelmoeras West 27 29
Interview Albin Hunia Column ’Over 5000 padden en achtergebleven vissen’
Inhoudsopgave
30 33
Interview Gerrit Rijneveld Interview De Vogelaar
Rivierkwelgeul 35 38 42 43 44 47 49 50
Artikel uit ‘De levende Natuur’ Interview Jaring van Rooijen en Ben Peeters Interview Marinus Bokhorst Column ’Toplocatie voor glanshaverhooiland en kwartelkoning’ Interview Dennis Koster en Dennis van de Waardt Interview Hugo Spitzen en Gerrit Rijneveld Column ’Ganzenopvanggebied’ Interview De Dorpsbewoner
51
Colofon
3
Gebieds kaart
Amerongse Bovenpolder
4 4
Kaart gebied
Voorwoord Jaring van Rooijen
Trots op de
grootste natuurparel De natuur heeft de tijd Van het opstellen van een plan tot de daadwerkelijke uitvoering heeft 25 jaar geduurd. Er werden in de afgelopen jaren vele ‘hobbels’ genomen en successen gevierd. Nu is het project klaar en tijd voor een terugblik op onze samenwerking om dit gebied nog unieker en mooier te maken door de aanleg van kwelmoeras, nieuwe natuur en een rivierkwelgeul. Zo is de Amerongse Bovenpolder omgevormd voor een bestendige toekomst voor flora en fauna in dit overgangsgebied tussen de Nederrijn en de Utrechtse Heuvelrug.
Samen meer
Jaring van Rooijen Projectleider Amerongse Bovenpolder 2006-2016
U bent begonnen met het lezen van dit eenmalige magazine dat we uitgeven ter gelegenheid van de afsluiting van het project Amerongse Bovenpolder. De provincie Utrecht beschouwt de Amerongse Bovenpolder terecht als haar grootste natuurparel in de uiterwaarden. Het is een gaaf gebied, gelegen op een unieke locatie tussen stuwwal en rivier, met een grote diversiteit aan biotopen. Het is een Natura 2000-gebied met hoge actuele waarden, kortom: een topgebied voor de natuur.
Voorwoord
Vanuit de ministeries van Economische Zaken en Infrastructuur & Milieu is NURGbudget vrijgemaakt voor het realiseren van nieuwe natuur. De kwelgeul is hersteld met tot doel om de waterkwaliteit te verbeteren en is mede gefinancierd vanuit Kader Richtlijn Water (KRW) in opdracht van Rijkswaterstaat. En voor het maken van leefgebieden voor zeldzame planten en dieren droeg de provincie Utrecht bij vanuit Agenda Vitaal Platteland.
Betrokken mensen De uitvoering van het hele project zou niet mogelijk zijn geweest zonder de gepassioneerde inzet van de vele medewerkers van de inmiddels opgeheven voormalige Dienst Landelijk Gebied (DLG), de provincie Utrecht, Het Utrechts Landschap, Staatsbosbeheer, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) en Rijkswaterstaat, en van ondersteunende ingenieursbureaus Arcadis en Grontmij (Sweco) en de aannemers Boskalis en Van de Wetering. We zetten deze medewerkers graag in het zonnetje in dit magazine, en staan samen stil bij het mooie resultaat dat is bereikt. Ik wens u veel leesplezier en hoop dat u geniet van de foto’s die in de loop van de jaren zijn gemaakt en in dit magazine een plek hebben gekregen. Ook hoop ik dat u in de toekomst nog vaak mag genieten van de resultaten van dit prachtige project, waar ik met een uiterst tevreden gevoel op terugkijk. Ik prijs me gelukkig dat ik er de afgelopen tien jaar projectleider van mocht zijn.
5
Plangebied
Uitvoering in de Amerongse Bovenpolder
Afdrukdatum en tijd: 13-okt-2010 10:47:40 0
225
450
675
900 m.
Schaal 1:19,880
LNV - Aan deze kaart kunnen geen rechten ontleend worden. Topografie: (c) AVV,DLG,TDK
Motivatie is
nooit een probleem geweest Interview Willie Tiggeloven
De Amerongse Bovenpolder kwam voort uit het programma Nadere Uitwerking Rivierengebied (NURG) dat in 1993 startte. Willie Tiggeloven, programmamanager NURG, is vanaf 2000 betrokken en het werk nog lang niet zat. “De projecten zijn uitdagend, complex en nooit klaar. Na een aantal jaren moet je soms opnieuw ingrijpen.”
Wat is de NURG? “Die NURG gaat ver terug. In de jaren negentig kwam de Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening, waarin stond dat een aantal gebieden een nadere uitwerking nodig had. Daaronder was ook het rivierengebied, en dat leidde tot NURG: Nadere Uitwerking Rivierengebied. Ik zeg meestal: Natuurontwikkeling Uiterwaarden Rivierengebied, want daar komt het op neer, en dat snappen mensen tenminste.”
Natuur stond dus centraal. Hoe kreeg de NURG vorm? “Dat de uiterwaarden meer bestemd moesten worden voor natuur was al vastgelegd in het Plan Ooievaar uit de jaren 80. In 1993 ondertekenden de ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Verkeer en Waterstaat daarvoor echt een samenwerkingsovereenkomst met NURG. Hierin stond dat er in het uiterwaardengebied 7000 ha nieuwe natuur moest komen. In 1997 werd dat opnieuw bekrachtigd. Het rijk zei daarmee: ‘Wij zien natuurontwikkeling als een opgave van het rijk en zijn ook bereid ervoor te betalen.’ Ze spraken een 50-50 financiering af. Wat meespeelde is dat het vlak daarvoor hoogwater was geweest. Als eerste moesten daarom de dijken worden opgehoogd en sterker worden gemaakt. Kun je dan niet meteen ook kijken of je natuurontwikkeling mee kunt nemen?, werd gezegd. Dankzij die aanpak zijn eind jaren negentig heel veel natuurprojecten gerealiseerd, een impuls voor het programma. Uiteindelijk is de 7000 hectare van NURG verdeeld over 55 projecten langs de IJssel, de Nederrijn-Lek, de Waal en het bedijkte deel van de Maas. De Amerongse Bovenpolder is er één van.”
8
Interview Willie Tiggeloven
De Kader Richtlijn Water was echt een geschenk uit de hemel.
Toen moesten jullie aan het werk? “Er werden twee uitvoerende partijen aangewezen: Rijkswaterstaat (RWS) en Dienst Landelijk Gebied (DLG), RWS voor projecten met een zware waterveiligheidscomponent en DLG voor de natuurprojecten. Zo zijn we aan de slag gegaan - tot DLG in 2015 werd opgeheven. Besloten werd dat Staatsbosbeheer een logische partij zou zijn om de NURG-projecten af te maken en te beheren. In 2020 zouden ze allemaal klaar moeten zijn.”
Waren er hobbels op de weg? “Rond 2006/2007 werd het geld een beetje minder. Met de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) was een hele geldstroom vrijgekomen, maar die werd herijkt. Voor een aantal projecten was geen geld meer voor het laatste zetje. De redding kwam vanuit de Kader Richtlijn Water (KRW), echt een geschenk uit de hemel. We zijn erin geslaagd de KRW te koppelen aan NURG, ook in de Amerongse Bovenpolder. Daardoor kon uiteindelijk deelgebied Kwelgeul worden afgemaakt.”
Hoe blijf je gemotiveerd in zo’n langlopend project? “Motivatie is nooit een probleem geweest. Ik ben al sinds 2000 zeer nauw betrokken bij NURG en ik denk dat dat tot mijn pensioen over vijf jaar zo blijft. De projecten zijn heel uitdagend, complex vaak, en dat maakt het werken leuk. En ze zijn nooit klaar. Na een aantal jaren moet je soms weer opnieuw ingrijpen, zijn er weer nieuwe inzichten. Af en toe is het ook wel een domper geweest hoor, die financiering. Er wordt veel geld in het vooruitzicht gesteld, maar gaandeweg het proces valt dat soms tegen. Maar uiteindelijk krijg je het dan toch weer met
Interview Willie Tiggeloven
andere geldstromen voor elkaar. Eerst de KRW, straks komt weer het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Dat maakt het wel tot een boeiende wereld.”
Wat was belangrijk tijdens de uitvoering van NURG? “De afstemming met verschillende partners. Het gaat in NURG bijvoorbeeld om bijzondere natuur, gebonden aan de rivieromstandigheden. Maar dat moet wel goed afgestemd worden met de provincies, zodat de natuur ook aansluit bij hun natuurdoelen. Maar ook contact met andere partijen was belangrijk. Het luistert heel nauw. Elke ingreep die je doet heeft invloed op het riviersysteem: een extra opstuwing op de ene plek moet je elders compenseren door grond weg te graven. Want de hoogwaterveiligheid moet geborgd zijn. Je moet ook kijken of een ingreep er niet toe leidt dat er te weinig water nog door de hoofdwatergang loopt zodat de scheepvaart in de problemen komt.”
Hoe kijk je terug op NURG? “Er zijn door NURG veel mooie projecten ontstaan die breed waardering krijgen. Zeker in het buitenland wordt met aandacht gevolgd hoe we erin slaagden om natuur met waterveiligheid te combineren. Bovendien: Nederland ligt in een delta, je vindt hier een type natuur dat niet zomaar ergens anders voorkomt. Onze uiterwaarden zijn wat dat betreft veel bijzonderder dan de Veluwe. Veel gebieden langs de rivieren zijn ook aangewezen als Natura 2000-gebied.” Ik ben ook trots op al die mensen die het hebben gedaan. Bij zo’n lang project komen altijd heel veel mensen voorbij. Soms moesten mensen weg, met pijn in het hart. En er kwamen nieuwe mensen bij, die weer heel snel ingewerkt raakten. Het was gewoon een soepel proces en een heel mooi project.”
9
Tijdlijn 25 jaar
Amerongse Bovenpolder 1992
2016
Enkele mijlpalen van het project
1992 Start programma ‘Nadere Uitwerking Rivierengebied’ (NURG)
1994 Ontwikkelingsvisie Noordoever – Nederrijn
1998 Deelgebieduitwerking Noordoever Nederrijn
1999 Inrichtingsvisie Amerongse Bovenpolder en inrichtingsplan kwelmoerassen Oost en West
2000 Starthandeling kwelmoeras Oost door staatssecretaris Faber (LNV) en gedeputeerde Robbertsen (provincie Utrecht)
10
2002 Oplevering kwelmoeras Oost door gedeputeerde Lokker (provincie Utrecht)
2007 Starthandeling kwelmoeras West door gedeputeerde Lokker (provincie Utrecht)
2010 Oplevering kwelmoeras West door gedeputeerde Bart Krol (provincie Utrecht) en Ad van Hees (Staatsbosbeheer)
2011 Starthandeling rivierkwelgeul door Theo v.d. Gazelle (RWS) en Peter Heij (DLG)
2016 Oplevering rivierkwelgeul en daarmee het hele NURG/KRW-project Amerongse Bovenpolder
Tijdlijn
ontwerp Amerongse Bovenpolder en Elsterbuitenwaarden uit ontwikkelingsvisie Noordoever Nederrijn
inrichtingsvisie Amerongse Bovenpolder
1998
1999
Het was ook niet niks, een plan voor zo’n groot gebied, dat zou je nu niet gauw meer doen.
We wilden dat bestuurders
gevoel kregen bij een gebied Interview Henk Boom
Meer dan 25 jaar geleden is het al dat Henk Boom, senior projectleider bij de provincie Utrecht, betrokken raakte bij de eerste plannen voor de ‘Noordoever Nederrijn’, zoals het toen heette. Het ging om alle uiterwaardengebied tussen de stuw bij Amerongen aan de westkant en Arnhem aan de oostkant, verdeeld over twee provincies. Waaronder dus ook de Amerongse Bovenpolder. Boom mocht namens de provincie Utrecht de kar trekken.
12
In 1990 startte het project als onderdeel van het Nadere Uitwerking Rivierengebied (NURG). Lang geleden dus, maar Boom weet het nog goed. “Het was in de tijd van Plan Ooievaar, toen de denkbeelden over het rivierengebied en de riviernatuur begonnen te veranderen. Ook was onze provincie behoorlijk natuur-minded. Vervolgens kwamen de landelijke plannen voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), en daarna het NURG, dus het plan begon onder een gelukkig gesternte. Mensen stonden open voor natuurontwikkeling, ook langs de rivieren. Wel dacht de agrarische sector er anders over, want er ging natuurlijk wel landbouwgrond verloren. Dus er lag een grote uitdaging om vervangende agrarische grond binnendijks te vinden.”
Interview Henk Boom
De voorbereiding heeft aardig wat tijd gekost, realiseert Boom zich. “Maar vergeet niet: het was ook niet niks, een plan voor zo’n groot gebied, dat zou je nu niet gauw meer doen. Maar het heeft zeker ook zijn voordelen gehad, want ondanks de vrij lange tijd, verliep het proces in de Amerongse Bovenpolder zonder echt grote problemen. Natuurlijk, er waren wel agrariërs die er kritisch tegenaan keken, maar met het bieden van goede alternatieven zijn we daar goed uitgekomen.”
Schaatsen op het kwelmoeras
Alles afgraven De hoogwaters van ’93 en ’95 waren op een bepaalde manier gunstig, maar ook weer niet. “Vlak erna lag ons project even stil, omdat onduidelijk was wat de consequenties waren. Maar het zorgde in elk geval dat iedereen besefte dat er íets moest gebeuren. Al snel startte Rijkswaterstaat met het programma Ruimte voor de Rivier. En als je dan toch wat ging doen aan berging en doorstroming van rivierwater, dan kon natuurontwikkeling daar best op meeliften, dachten we. Anderzijds bestonden de oorspronkelijke plannen voor Ruimte voor de Rivier vooral uit ‘alle uiterwaarden afgraven zodat ze kunnen doorstromen’. Dus er was nog wel wat voor nodig voordat die twee visies bij elkaar kwamen.” De ambitie was groot, van de plannen voor ‘Noordoever Nederrijn’. In 1992 werd een Ontwikkelingsvisie gepresenteerd, die in 1998 leidde tot een deelgebiedenuitwerking (zie kader). Boom: “We hebben uitgebreid de tijd genomen om die visie en uitwerking op te stellen. Zo namen we bestuurders en de projectgroep altijd mee op excursie het gebied in. Ik weet nog goed dat we een veldbezoek deden, in de tijd vóór tomtoms en mobiele telefoons. Ik had de chauffeur van ons busje in detail geïnstrueerd waar hij ons na onze wandeling weer moest oppikken. Dacht ik. Maar toen we daar aankwamen: geen busje. Toen heb ik ergens een fiets geleend en ben het gebied rond gaan fietsen, tot ik hem vond. Uiteindelijk konden we, een uur later dan gepland, weer naar huis. Maar het was in elk geval ook voor die bestuurders een uiterwaard die ze niet snel zouden vergeten. En daar ging het ons om, dat ze gevoel kregen bij een gebied.”
Uiteindelijk is Boom blij met de Amerongse Bovenpolder zoals die er nu ligt. Hij gaat er regelmatig wandelen, of, als fervent ijsliefhebber, schaatsen. “Een paar jaar terug schaatste ik op het kwelmoeras. Er lag sneeuw, ik keek uit op het kasteel, en als ik de andere kant op schaatste lag daar het prachtige decor van de stuwwal. Een plaatje!” Na het plannen maken gaf Boom overigens het stokje over aan de uitvoerders. “Daar ben ik verder niet echt betrokken bij geweest. Maar als ik het eindresultaat van nu vergelijk met de plannen van toen, dan zie ik heel veel overeenkomsten. En daar ben ik best een beetje trots op!”
Deelgebieden in Noordoever Nederrijn (van west naar oost) • Amerongse Bovenpolder • Elster Buitenwaarden • Palmerswaard • Blauwe Kamer • Plasserwaard
Juweeltje
• Bovenste Polder onder Wageningen
De Amerongse Bovenpolder, van alle deelgebieden het meest westelijke, had al een prachtige uitgangssituatie. “Het was al een juweeltje vanwege de prachtige stroomdalvegetaties die er voorkwamen. En het is bijzonder dat de uiterwaard zo dicht op de stuwwal ligt, waardoor er fantastische mogelijkheden zijn voor kwelvegetaties, door kwel vanuit rivier én stuwwal.”
• Renkumse Benedenwaard
Interview Henk Boom
• Doorwerthse Waarden • Stuweiland Driel • Rosandepolder
13
De drie deelprojecten hebben geen enkele zienswijze opgeleverd, dat is wel eens anders.
Geen
‘doorsnee’ gebied
Het kostte behoorlijk wat tijd en creativiteit om alle puzzelstukjes van het project Amerongse Bovenpolder passend te krijgen, vertelt Aart de Ruiter. Hij bracht voor Dienst Landelijk Gebied (DLG) de plannen voor de kwelgeul en deelgebied West van schets naar de uitvoering. “De tijd dat projecten top-down konden worden gerealiseerd, was voorbij. Hier was het: roeien met de riemen die we hebben.” Met succes.
14
Interview Aart de Ruiter
Eind jaren negentig waren de schetsen klaar voor de natuurontwikkeling in de Amerongse Bovenpolder. Idee was, vertelt De Ruiter, om deze plannen in de geest van Plan Ooievaar groots en meeslepend uit te gaan rollen. “De omstandigheden waren ook veelbelovend: we hadden veel grond in eigen bezit en er waren al behoorlijk wat natuurwaarden aanwezig.”
Tafelbrede vergunning De aanleg van het oostelijke deel eind jaren negentig, onder leiding van Sjors Hein vanuit DLG, verliep dan ook voortvarend. “We begonnen daarmee in de tijd dat het heel normaal was om natuurontwikkelingsprojecten te realiseren. Maar de bureaucratische last was heel wat zwaarder tegen de tijd dat deelgebied West werd opgepakt, en al helemaal toen de kwelgeul in uitvoering kwam. Er waren steeds meer regels bijgekomen en vergunningen nodig. De vergunning van kwelmoeras Oost paste nog in één map, maar de mappen met de vergunning voor aanleg van de kwelgeul besloegen een hele tafel.”
Interview Aart de Ruiter
Bij het baggeronderzoek voor de kwelgeul werd bijvoorbeeld verontreiniging met arseen aangetroffen. “Niet ongewoon voor een uiterwaard, het gaat om een natuurlijk proces ”, zegt De Ruiter, “maar er was net daarvoor nieuw beleid over verwerking van arseen in zandwinputten ontwikkeld. Er ging flink wat tijd zitten om te motiveren dat we de bagger veilig binnen het gebied konden verwerken.” Het project kreeg in de loop van de jaren ook te maken met veranderende financieringsbronnen. Binnen het programma NURG moest bezuinigd worden. Het betekende dat DLG op zoek moest naar andere geldpotten. Die werden onder meer gevonden in de Kader Richtlijn Water van Rijkswaterstaat. De Ruiter: “Met die nieuwe bronnen kregen we te maken met hele andere verantwoordelijkheidsstructuren en werkwijzen. RWS beschouwde DLG als een ‘uitvoerende partij’, dus we moesten meer tijd steken in het opstellen van voortgangsrapportages van het project.”
Aannemers verdienen ruimte Een lange looptijd en een veranderde tijdsgeest. Als de langst betrokkenen vanuit DLG bij de Amerongse Bovenpolder leerde De Ruiter twee lessen die ook te maken hebben met ‘de tijd’. Ten eerste, en dat zegt hij met veel nadruk, moet je als opdrachtgever aannemers veel tijd gunnen om de markt te verkennen voor de afzet van klei en zand. “Ga alsjeblieft niet zelf als overheid bepalen waar af te graven grond voor moet worden gebruikt. Geef partijen de ruimte en dus de tijd om de beste marktprijs te vinden, anders is het echt zonde.”
Oude meidoorns Hij gaat regelmatig terug naar projecten waar hij aan meewerkte. Amerongen bezoekt hij graag in mei, als de meidoorns bloeien. Die kregen in de dertien jaar dat hij betrokken was steeds meer aandacht. “Cultuurhistorie werd in de loop van het planproces belangrijker. Naast de oude meidoorns, was er aandacht voor het behouden van het oorspronkelijke bodemreliëf in met name het westelijk deelgebied van Staatsbosbeheer Mensen met hart voor archeologie en cultuurhistorie waren bij aanvang beducht dat wij als natuurontwikkelaars overal rücksichtslos grote grazers in zouden jagen die oude profielen beschadigen. De tijd dat er zo gedacht werd is wel voorbij. In de Amerongse Bovenpolder hebben we alleen maisakkers afgegraven. In de andere delen zie je de oude komgronden en hanken nog mooi terug.” De Ruiter is ook tevreden dat het project op veel maatschappelijke draagvlak kon rekenen. “De drie deelprojecten hebben in een periode van tien jaar geen enkele zienswijze opgeleverd. Dat maak ik wel eens anders mee. Het is wat mij betreft een maatstaf voor het draagvlak. Kijk ook maar eens wat er op internet te vinden is over de Bovenpolder of ga er eens lopen op een mooie zaterdag, dan zie je dat de polder populair is bij natuurminnend Nederland.” Het duurde lang, maar straks vormen alle polders en rivierprojecten samen één langgerekte groene zone langs de rivier van Wijk bij Duurstede tot aan Wageningen. Bij de Elsterbuitenwaard is het Utrechts Landschap nog bezig met grondverwerving, weet hij, “maar dan sluit het lange groene lint zich uiteindelijk.”
Zijn advies sluit aan bij wat het project voor DLG extra bijzonder maakte. “Bij de aanleg van het westelijke kwelmoeras was het de eerste keer dat we werkten met een geïntegreerd contract. In plaats van het zelf te bepalen hoe de uitvoering moest gaan, vroegen we aan de markt: we willen in dit gebied zo veel mogelijk kwelminnende flora tot ontwikkeling laten komen, wat is jullie aanpak voor een maximaal rendement?” De aannemer die uit de bus kwam kon een negatieve aanneemsom bieden, dat wil zeggen dat de uitvoering van dit deel van het project zelfs geld opleverde. Een unieke situatie. De Ruiter: “Staatsbosbeheer had eerst wel wat twijfels over de beheerbaarheid van het ontwerp van de aannemer, want het land werd nogal hobbelig uitgegraven. Maar het zal langzaamaan verzanden en steeds minder geaccidenteerd worden.” De tweede les die hij trok is dat het loont om tijd te steken aan de voorkant van een project. “We leren steeds beter om vooraf tijd te maken om te formuleren wat we willen, daar met samenwerkingspartners over te praten en de aanbesteding zo goed mogelijk voor te bereiden. Ja, dat kost meer tijd, maar het is zeker waard.”
Interview Aart de Ruiter
15
Kwelmoeras Oost
inrichtingsplan Kwelmoeras Oost
16
Kwelmoeras Oost
Met welk doel zijn jullie aan de slag gegaan? “Het ontwerp was al een heel eind gevorderd toen ik betrokken raakte, dus ik heb vooral meegewerkt bij de aanbesteding en uitvoering. Het uitgangspunt van het plan was: zoveel mogelijk kwelwater proberen op te vangen, want dat water liep voorheen eigenlijk zo de rivier in. Het is uiteindelijk één groot, laag gebied geworden, een kwelmoeras met dwarsliggende slootjes. Dit zou ecologisch zo hoogwaardig mogelijk zijn.”
Wat was bijzonder aan het project? “We hebben eigenlijk gewoon een stuk weiland voor het grootste deel afgegraven. Bijzonder was dat het ons in het begin gelukt is om wat grond te verkopen die gebruikt is voor aanleg van dijken. Daardoor was de aanbesteding redelijk gunstig. Uiteindelijk hebben we zelfs geld overgehouden. Dat gebeurt bijna nooit.”
Hoe ging de uitvoering?
Gewoon een
heel
goed project Interview Sjors Hein
Sjors Hein werkte twee jaar bij Dienst Landelijk Gebied (DLG) en kreeg de aanbesteding van het kwelmoeras Oost in de Amerongse Bovenpolder op zijn bordje. Dat was geen straf, zegt hij terugkijkend.
“Het hele proces liep gesmeerd. Het gebied was ook maar klein, heel anders dan de kwelgeul. We hadden een goede aannemer aan Boskalis. Arcadis heeft als onafhankelijke intermediair de directievoering gedaan: het bestek opgesteld, de aanbesteding. DLG had in eerdere opdrachten al met zowel de aannemer als Arcadis samengewerkt. Dat ging dus heel gelikt. Ik vond die professionele samenwerking heel prettig. We hadden oog voor elkaars belangen, we wisten wat we aan elkaar hadden en er werden geen flauwe grappen uitgehaald. Daardoor is het gelukt het project binnen de tijd en binnen het budget af te ronden. Het is gewoon een heel goed project geweest.”
Geen problemen met omwonenden? “Die waren er volgens mij niet. Het gebied ligt natuurlijk ook prachtig en mooi afgeschermd tussen het kasteel en de heuvelrug. Voordat wij begonnen waren er al wat gronden aangekocht voor de rivierkwelgeul. We hebben volgens afspraak informatieborden en bankjes neergezet. En het Utrechts Landschap verzorgde de communicatie met bewoners. Dat heeft heel goed uitgepakt. Het meest jammere is misschien dat we een vogelkijkhut hadden neergezet die binnen een paar weken helemaal beklad was. Maar verder ging het heel soepel.”
Waar ben je trots op? “Het mooiste aan dit project vond ik het idee dat je ecologisch echt iets goeds maakt. De Amerongse Bovenpolder heeft daarvoor natuurlijk de ideale omstandigheden. Dat is echt uniek voor Nederland, zandgronden die van de heuvelrug zo de rivier inlopen, die vind je nergens. En het is verder natuurlijk gewoon een prachtige plek. Vergaderen op locatie was nooit een straf!”
Interview Sjors Hein
17
ingang Elst Herfst Winter
Hoog Water
Dwars door de
Eind Zomer 18
Lente
het Uitzicht punt Lente Herfst
seizoenen Winter
Hoog Water
19
Een bever trekt zich
niks aan van peilbeleid Interview Hugo Spitzen
Opeens was hij er, vorig jaar. Een bever. De Amerongse Bovenpolder is voor deze soort dan ook een perfect leefgebied, dat zag beheerder Hugo Spitzen van Het Utrechts Landschap meteen. “Veel wilgen, daar houden bevers van.” Spitzen had hem alleen niet verwacht, zo ver bij de rivier vandaan. De bever trok zich niets aan van beheerplan en peilbeleid en bouwde meteen een flinke dam. Het laat zien hoe de natuur moeilijk te voorspellen is in de Amerongse Bovenpolder. Spitzen vertelt hoe er steeds wordt bijgestuurd, in de plannen én met het beheer.
20
“Als je bij het pontje een stukje de polder inloopt en dan uitkijkt richting de Utrechtse Heuvelrug. Dat is zo’n fantastisch beeld!”. De Amerongse Bovenpolder is een van de 38 gebieden die onder het beheer vallen van Hugo Spitzen, en een van zijn favorieten. “De Amerongse Bovenpolder is een van de grotere én een van de mooiste gebieden die wij als Utrechts Landschap beheren”, zegt hij. Bij de vogels was het oostelijke kwelmoeras al tijdens de aanleg populair. De kwartelkoning zat er al te broeden toen de graafmachines nog bezig waren, in het voorjaar van 2001. De werkzaamheden moesten er voor worden stilgelegd. Maar eind 2001 reden de laatste graafmachines de polder uit: de basis voor het kwelmoeras was klaar. Een perfecte leefomgeving voor kwelminnende planten en amfibieën. Dat was althans de bedoeling. In 2006 en 2007 werd een evaluatieonderzoek gedaan (zie kader). “In de praktijk viel de waterkwaliteit nogal tegen”, vertelt Spitzen. “De hoogstaande rivier bleek de kwel terug te duwen en overstroomde het moeras een paar keer. En op een groot deel van de bodem ligt klei in plaats van zand. Het werd duidelijk dat we de kwelgerelateerde flora die we beoogden niet zouden realiseren.” De plannen werden aangepast. Voor kwelgebonden soorten als de kamsalamander werden elders drie aparte poelen gegraven. In het nieuwe beheerplan werd meer ingezet op slikkige oevers en rietkragen: goed voor steltlopers en karekiet. Daar hoort ook een strak peilbeheer bij. Spitzen: “Voordat de wilgen pluizen moet het peil omhoog om wilgenopschot te voorkomen. En als het riet rijpt moet het peil juist omlaag, zodat het riet de kans krijgt zich te ontwikkelen.”
Interview Hugo Spitzen
We moeten potenties een beetje helpen om tot uiting te komen
Plussen en minnen
Dankbaar werk
“Het probleem met de waterkwaliteit hadden we deels kunnen voorzien”, denkt Spitzen. Een leerpunt. Maar het laat ook zien dat natuur niet tot in detail ontworpen kan worden. Zoals de onverwachte komst van de – zeer actieve - bever in de polder laat zien. Spitzen: “Hij heeft meteen een dam gebouwd waardoor het waterpeil ruim 50 cm is gestegen.” Met een ecologische scan werden de plussen en minnen van zijn aanwezigheid op een rij gezet. “We hebben besloten om niet in te grijpen. Dat betekende dat we een aantal trekvogels niet meer zien die droogvallende oevers nodig hebben in de nazomer en in het voorjaar”, zegt Spitzen. “Er zijn ook aanzienlijk minder plevieren en ruiters. Vogelaars vinden dat jammer. Aan de andere kant is er door dat hoge peil meer plasdrasgebied bijgekomen, wat gunstig is voor broedvogels als de watersnip.”
Natuur is moeilijk te voorspellen, wil Spitzen maar zeggen. Wat niet betekent dat er niet wordt ingegrepen. “De Amerongse Bovenpolder is procesnatuur, maar niet op een dogmatische manier”, zegt hij. “De invloed van de rivier zorgt voor allerlei gradiënten en met het kwelwater biedt dat heel veel natuurpotentie. Denk aan blauwgraslanden of glanshaverhooilanden, met alle bijzondere plantensoorten die daarbij horen. Die moet je dan ook terugzien, vind ik. We moeten potenties een beetje helpen om tot uiting te komen.”
Interview Hugo Spitzen
Hij noemt in dat kader de grote grazers. Die zorgen voor een mooi mozaïek van vegetaties, maar ze komen niet op alle plekken waar de beheerders ze graag zien. Daarom wordt het grasland onderlangs aanvullend gemaaid.
21
“Dat is dankbaar werk”, zegt Spitzen, “na drie keer maaien staat de rietorchis alweer uitbundig te bloeien.” De graasdruk is opgevoerd om de wilgenopslag te beperken, maar andere delen worden daardoor juist weer te kaal. Iedere twee, drie jaar gaat daarom een flink deel van de kudde naar de slager, vertelt Spitzen. “Op deze manier krijg je dynamiek in de tijd. Je hebt jaren waarin het wat ruiger is, met brandnetels en distels waar insecten goed kunnen overwinteren. En in de jaren waarin de kudde aangroeit is het gladder, wat weer gunstig is voor weidevogels. In ieder stadium zijn er andere soorten die profiteren. Zo bootsen we natuurlijke dynamiek en natuurlijke processen na.”
Spel Het is een soort spel: inspelen op de natuurontwikkelingen die zich voordoen. Even verderop in de Blaauwe Kamer bijvoorbeeld broedt een grote kolonie lepelaars. “Het is daar overvol. We zien ze hier al foerageren”, vertelt Spitzen. “Daarom hebben we een landtong doorgegraven, zodat er een eilandje is ontstaan. Dat raakt natuurlijk begroeid met wilg. Het is echt een kwestie van tijd voordat dit een nieuwe broedlocatie wordt. En de oevers zijn weer een goede broedplek voor pionierssoorten als kluut en zandplevier.” En wat is de grootste verrassing? “Vorig jaar zag ik hier voor het eerst een zeearend”, vertelt Spitzen. Ik stond op de uitkijktoren en daar kwam hij recht op me afvliegen, tot op tien meter afstand. Hij veegde meteen de hele polder leeg, er was geen gans meer te bekennen. Dat maakt indruk. Voor mij is dat de kroon op het werk.”
Artikel Hendrike Geessink Dit interview is deels gebaseerd op het artikel ’t Kwelmoeras in de Amerongse Bovenpolder (2010). Daarin beschrijft Hendrike Geessink van Stichting Het Utrechts Landschap de ontwikkelingen in het oostelijke kwelmoeras tot 2010. Ook geeft ze een overzicht van de soorten die er werden aangetroffen:
2006* • Vissen Baars, bittervoorn, blankvoorn, blauwband, brasem, driedoornige stekelbaars, giebel, karper, kleine modderkruiper, paling, riviergrondel snoek, tiendoornige stekelbaars, vetje, winde. • Vogels 30 broedvogels, waaronder 8-10 Rode Lijstsoorten. Blauwborst, roodborsttapuit, bosrietzanger, sprinkhaanrietzanger en rietgors zijn vooruitgegaan. 235 territoria. Steltlopers: minder vanwege peilbeheer Viseters: foerageergebied voor grote zilverreiger en lepelaar. Moerasvogels: snor en grote karekiet hebben territoria. • Amfibieën Kleine aantallen bruine kikker, meerkikker, middelste groenekikker, poelkikker, kleine watersalamander, gewone pad, rugstreeppad. De kamsalamander is niet aangetroffen.
2015 In 2015 is de Amerongse Bovenpolder opnieuw geïnventariseerd, de officiële tellingen gegevens zijn pas eind 2016 gereed. Duidelijk is wel dat bijzondere soorten er goed gedijen: Waterral (3-5 paar), blauwborst (9 paar), rietzanger (vele), sprinkhaanzanger (vele), gele kwikstaart (5-10 paar), watersnip (4 paar), kievit (20-25 paar, ging wel achteruit t.o.v. 2006), grote karakiet. Grote groepen baardmannetjes (aanwezig tot in het voorjaar). Ook zit de bruine kiekendief, ransuil , snor en boomvalk er. De roerdomp is soms territoriaal aanwezig, zoals in 2013 in het grote moeras. * Bron artikel Hendrike Geessink in ‘Dorp & Natuur’, tijdschrift van de vereniging voor Dorp en Natuur Amerongen – Leersum, nummer 54 - najaar 2010
Hendrike Geessink
22
Interview Hugo Spitzen
zee
Langs een van pinksterbloemen “Ik loop hier deze week al voor de vierde keer. Het is nu zo prachtig met die zee van pinksterbloemen. Je ziet hier van alles, reeën, hazen, laatst nog een lepelaar. Die zat hier in z’n eentje. En vorige week zag ik verderop bij de kwelgeul meerdere watersnippen, dat is erg bijzonder.” “We hebben het hier op de voet gevolgd. In het begin dachten veel Amerongers: ‘Wat gaan ze hier in hemelsnaam doen?’ Maar de natuur herstelt zich snel, die neemt het altijd gauw over.” “In het begin was er weerstand tegen de plannen. Veel mensen vonden het agrarisch gebied wel mooi. Ze hadden er ook geen beeld van hoe het er na een paar jaar uit zou gaan zien.” “Mensen waren ook bang dat er met de moerassen veel extra muggen zouden komen. Dat valt heel erg mee. Wij kijken vanuit ons slaapkamerraam op het oostelijk kwelmoeras. Meer last van muggen hebben we eigenlijk niet. We hebben er vooral heel veel vogels bij gekregen! ”
Vorige week zag ik hier zelfs watersnippen
“Wat ze hier mooi gedaan hebben is er dat maar een bescheiden aantal paden zijn, maar dat je wel echt het gevoel hebt lekker rond te kunnen struinen. Het gebied is ook niet overlopen met mensen. Vaak kom ik niemand tegen als ik hier wandel.” “Nu met de pinksterbloemen en als straks de meidoorn bloeien, zal dat wel anders zijn. Het is hier echt op z’n mooist als alles weer ontluikt.” Dick en Susan bewoners van Amerongen
Interview De Recreant
23
Kwelmoeras West
Starthandeling
Oplevering
24
Kwelmoeras West
1999
2006
Uitvoeringsfoto’s
Kievietsei
26
Collage
Toekomstbeeld
Geef aannemers de
ruimte Interview Albin Hunia
Aannemers uitdagen met een creatief plan te komen in plaats van zelf een gedetailleerd plan maken: het project gaat er niet sneller van, maar het levert wel uitstekende resultaten op, vindt Albin Hunia. Als projectleider bij Dienst Landelijk Gebied (DLG) werkte hij van 2004 tot 2006 als eerste met deze nieuwe wijze van aanbesteden in de Amerongse Bovenpolder.
Met welke opgave ging je aan de slag? “In 2004 was deelgebied Oost al aangelegd, het deel van Utrechts Landschap met een spectaculair uitkijkpunt. In de wandelgang is dit deel grappend ‘de Arcadis-vingers’ gaan heten: het is ontworpen als natuurlijk systeem met sloten in de vorm van vingers. Het is er uiteindelijk wat kunstmatig uit gaan zien, maar dat neemt niet weg dat er prachtige natuur is ontwikkeld. De vraag was, gaan we dat aan de westkant ook zo doen? De opgave daar was niet wezenlijk anders: een stuk dynamische riviernatuur terugbrengen in een gebied dat door de landbouw een heel ander gezicht had gekregen. Ook wilden we het kwelwater onder de dijk door naar de oppervlakte brengen, zodat je minder voedselrijke omstandigheden krijgt, goed voor stroomdalgraslanden of nog schralere grond.”
Wat was bijzonder aan het project? “Er moest natuurlijk een ontwerp komen. We wisten dat we te maken zouden krijgen met veel grondverzet, met vervuiling en met veiligheid omdat we gingen graven in de buurt van een dijk. Het project moest ook betaalbaar blijven. We hebben er toen voor gekozen om op een andere manier aan te besteden.
Interview Albin Hunia
27
Traditioneel maakte je als opdrachtgever een gedetailleerd plan. Vervolgens vroeg je partijen in de markt: wie heeft de beste prijs voor dit werk? Nu wilden we gebruik maken van de creativiteit van de aannemers. We hebben de markt gevraagd met plannen te komen en gaven alleen de uitkomst mee: een kwelmoeras van minimaal en maximaal zo en zo diep. De aannemer zou dan de verantwoordelijkheid krijgen om met alle risico’s om te gaan, maar kreeg óók de mogelijkheden om winst te maken. Er zat namelijk veel klei in de grond.”
En, hoe is dat bevallen? “Het was een heel avontuur. We hadden bij DLG nog bijna nooit zo’n groot werk op zo’n manier aanbesteed. We kregen zeer gunstige offertes, met ook grote verschillen. Sommige aannemers zagen goede kansen om die klei te verkopen en konden laag inschrijven. Uiteindelijk hebben we de offertes eerst op kwaliteit beoordeeld en daarna op prijs.”
Wat heb je ervan geleerd? “Dat het echt meerwaarde heeft om de belangen en creativiteit van marktpartijen te benutten. Zij hebben op onderdelen nou eenmaal meer verstand van hoe je met risico’s als vervuiling omgaat en wat de grond oplevert. Het betekent wel wat voor de tijd. In het verleden duurde het voortraject altijd lang: eerst plannen maken, dan een hydrologische voorstudie, dan wilde iedereen er zich nog eens tegenaan bemoeien, dan moesten alle vergunningen worden aangevraagd. Maar als eenmaal de schop in de grond kon, ging het snel. Nu kostte het al veel tijd om een ontwerp te krijgen en de aannemer aan het werk te zetten, maar ook het uitvoeringstraject duurde vrij lang. We kozen er namelijk voor de aannemer de tijd gegeven de grond te vermarkten, waardoor niet alles in een keer is weggegraven.”
Had het sneller gemoeten, vind je?
hoogwater: nu moeten we ook echt wat gaan doen! Bizar dat je dan nog niet door kunt pakken. Je wilt weten hoe dat komt en wat je eraan kunt doen, maar dat is lastig. Soms moet je een proces ook gewoon de tijd geven. Neem de kwelgeul. Die moesten we in de schaduw van de steenfabriek aanleggen met twee doelen: meer water kwijt kunnen bij hoog water, maar vooral meer natuurwinst boeken. Ben je een paar jaar bezig, gaat de steenfabriek ineens weg. Dan verandert je hele speelveld, en toch kun je dat niet voorzien.”
Had je achteraf gezien dingen anders aangepakt? “Rijkwaterstaat was een dominante factor, die had een grotere rol mogen krijgen. Zij had namelijk altijd het laatste woord. Als een plek meer water door moet kunnen laten, dan kunnen wij wel willen dat er opgaande wilgen komen voor bevers, maar als dat niet kan voor de veiligheid dan houdt het op. We hadden nadrukkelijker kunnen kijken wie de spelers zijn en minder op kleiner schaalniveau kijken wat nodig is voor natuurdoeltypen.”
Waar ben je trots op? “Dat het gelukt is om een stap voorwaarts te zetten om samen te werken met commerciële partijen. En dat op een transparante manier die ook bij een overheid past.”
Soms moet je een proces ook gewoon de tijd geven
“Dit soort projecten duurt sowieso lang. Het is de vraag of het korter kan. Het NURG-programma loopt tot 2020. Terwijl de gedachte in de jaren ‘90 was, na het
Voor uitvoering
28
Na uitvoering
Interview Albin Hunia
COLUMN
Over 5000 padden en achtergebleven vissen René Schuurmans, ecoloog, Staatsbosbeheer Utrecht-oost
“De blauwband veroverde razendsnel bijna heel West-Europa’”
De paddenwerkgroep van de Vereniging Dorp en Natuur uit Leersum en Amerongen zette in 2015 maar liefst 5000 amfibieën over vanuit de bosrand naar de Amerongse Bovenpolder, en weer terug. De padden waren op weg naar de kwelmoerassen in de polder. Die zijn met hun ondiepe stukken en fraai begroeide oevers namelijk uitermate geschikt voor de voortplanting van amfibieën (en van vissen). Om het moeras te bereiken moesten de padden echter de drukke N225 oversteken. Een gevaarlijke tocht, waar Dorp en Natuur ze bij hielp. De twee kwelmoerassen zijn in 2001 en 2009 aangelegd, zowel in het oostelijke als westelijk deel van de Bovenpolder, in het terrein van het Utrechts Landschap en Staatsbosbeheer. In de Amerongse Bovenpolder komt namelijk kwelwater vanuit de Utrechtse heuvelrug aan de oppervlakte. Dit water viel als regenwater op de hogere zandgronden, werd door het zand gefilterd en stroomde
Column
ondergronds af naar de veel lager gelegen polder. De Bovenpolder zal bij een zeer hoge waterstand in de Rijn onder water komen te staan. Via de verbrede en uitgediepte nevenstroom loopt de polder dan tot aan de winterdijk heel geleidelijk vol. Daarmee komen uiteraard ook vissen mee. Als de polder weer leegloopt, zal een deel van de vissen in de kwelmoerassen en kwelpoelen achterblijven en zich daar voortplanten. Bij bemonstering bleek dat de meest voorkomende soort in de kwelpoelen de blauwband was. Deze vissoort kwam mee met andere Aziatische vissoorten in Roemenië werden uitgezet. Via de Donau, het Donau-Rijn kanaal
en de Rijn heeft de blauwband razendsnel bijna heel West-Europa veroverd. In 1992 is hij voor het eerst waargenomen in Nederland en sinds 2011 in de Bovenpolder. Bij dezelfde bemonstering van het water van de poelen zijn ook drie Rode Lijstsoorten aangetroffen: de winde, bittervoorn en het vetje, en twee Flora- en faunawetsoorten: de bittervoorn en de kleine modderkruiper. De rijkdom aan amfibieën en vissen verklaart ook waarom veel vogelsoorten graag in de kwelmoerassen bivakkeren. De blauwe reiger, grote zilverreiger, kleine zilverreiger, ooievaar en lepelaar zijn er vaak te vinden en soms zit ook de geoorde fuut er. Een extra voordeel van de kwelmoerassen voor de watervogels is dat sommige plaatsen met een grote kwelstroom niet dichtvriezen. Het kwelwater heeft namelijk een temperatuur van 4 tot 10 graden Celsius. Er is dus bijna altijd wel een plek met open water te vinden waar gefoerageerd kan worden.
29
Verrassend
vogelmoeras
Interview Gerrit Rijneveld
Een ruig en bonkig gebied, zo omschrijft Gerrit Rijneveld van Staatsbosbeheer het westelijke kwelmoeras in de Amerongse Bovenpolder. Slecht toegankelijk voor mensen, maar des te beter voor water- en oevervogels. Een prachtig natuurgebied is het geworden, al is het niet in alle opzichten wat hij voor ogen had. “Veiligheidsaspecten gaven bij de aanleg vaak de doorslag. In het beheer proberen we de kwelinvloed toch zo goed mogelijk te benutten. Met verrassend resultaat!”
30
Ruig en moerassig Het westelijk kwelmoeras is aangelegd als tweede fase van het project de Amerongse Bovenpolder, na het oostelijke deel. Het is een ruig en moerassig gebied, met her en der waterplasjes, wilgen en plukken riet. Een perfect leefgebied voor allerlei soorten water- en oevervogels. “Toch is het niet de natuur geworden die we in de oorspronkelijke plannen voor ogen hadden,” vertelt Gerrit Rijneveld. “De kwelinvloed in dit gebied is groot. Dat betekent dat er veel potentie is voor schrale graslanden, zoals zeggevegetaties en dotterbloemhooilanden. En al bloeien her en der wel dotterbloemen, in plaats van de schrale graslanden met bijzondere plantensoorten zie je vooral moerassige ruigtevegetatie.”
Interview Gerrit Rijneveld
Het gebied zou in de oorspronkelijke plannen worden afgegraven tot op de diepere kleilagen. Daarop zouden zich, onder invloed van het kwelwater, spontaan schrale graslanden kunnen ontwikkelen. Een beheer van maaien en afvoeren zou de grond nog verder verschralen. Tegen de zomer van 2009 vertrokken de graafmachines. Maar in plaats van een glad maaiveld lieten ze een bonkig en slecht begaanbaar gebied achter. Ook onbegaanbaar voor maaimachines, zodat een beheer van maaien en verschralen niet mogelijk bleek.
Nadruk op zand en klei “Na de afgraving moest de toplaag van klei weer worden teruggesmeerd”, vertelt Rijneveld. “Daardoor is de bodem niet alleen veel rijker, maar ook veel meer geaccidenteerd dan beoogd.” Het waterschap eiste een bovenlaag van klei op de zandlagen in verband met de veiligheid, om het risico van watergeleiding van de zandlagen onder de dijk door te voorkomen. Dat veiligheid de doorslag geeft is begrijpelijk, vindt Rijneveld, maar het is ook een leerpunt. Vooral in het proces.“ De Amerongse Bovenpolder is een gebied waarbij veel partijen betrokken zijn en waar dus veel verschillende belangen spelen. Uiteindelijk is de nadruk erg komen te liggen op zand en klei. Het was achteraf misschien handiger geweest om al die belangen van tevoren open naast elkaar op tafel te leggen. Dan kun je zin in samenhang bekijken en integraal afwegen. Misschien hadden we dan voor een andere plek kunnen kiezen waar we hadden kunnen inzetten op kwelnatuur. Nu zaten we al vast aan deze locatie. Of we hadden in een eerder stadium kunnen besluiten om de bodem
Het westelijk kwelmoeras is een echte aanwinst: een prachtig mozaïek van terreintypes op een klein oppervlakte.
af te graven tot bijvoorbeeld vijftig centimeter bóven de zandlaag. Ook dan hadden we een ander type begroeiing gekregen dan op dan schrale zandgrond, maar we hadden dan wel een onaangeroerde bodemstructuur gehad waarop de natuurlijke vegetatie zich beter kan ontwikkelen. En een bodem die minder hobbelig is, en dus beter toegankelijk.”
Mozaïek Het westelijke kwelmoeras is een mozaïek geworden van plukken riet, wilg, ruigte, grazige vegetatie en water. Grote grazers houden de begroeiing bij. Er is daarnaast een vrij intensief beheer nodig om het gebied open te houden: het moet handmatig worden vrijgemaakt van houtopslag. “Het is een uitdaging om met dit andere type beheer toch de kwel te benutten”, zegt Rijneveld. “De kwelafhankelijke plantensoorten zijn zeker te vinden, maar meer gemêleerd en in een andere mate.”
Kleiner en opener Hij wil niet zeggen dat dat erg is, benadrukt Rijneveld. Want al is het uiteindelijk een ander type natuur geworden, het past heel goed in het geheel van de Amerongse Bovenpolder. “Kleiner en opener dan het oostelijke deel van de polder, met minder riet en meer plasdrasgebied. Een echte aanwinst voor het gebied: ontzettend divers. Een prachtig mozaïek van terreintypes op een relatief klein oppervlakte. Je vindt er watervogels als de winter- en zomertaling, pijlstaart en slobeend. Ook de lepelaar, blauwborst en het paapje voelen zich er goed thuis. En het is een ware trekpleister voor steltlopers als de kleine plevier, kluut, kemphaan en watersnip.”
Panoramaview vanaf de dijk
Tijdens uitvoering
Na uitvoering
Voor uitvoering
32
Na uitvoering
Collage
Regelmatig in het gebied om te
vogelen
“Ik kom regelmatig in de Amerongse Bovenpolder, ik fiets er graag naar toe vanuit Leersum waar ik ben opgegroeid. Het is een mooi gebied en ik vind het leuk om terug te gaan naar plekken die ik van vroeger ken. Tijdens mijn studie kwam het nooit zo van vogelen, ik was toen vooral druk met andere dingen. Nu vind ik het juist lekker om de rust op te zoeken.
Fotograaf aangeleverde foto: Anna van Ommeren
Ik las dat hier kluten zouden komen en dacht: eerst maar eens zien! Maar ze zitten er echt.
Toen het oostelijke kwelmoeras net was aangelegd, stond ik vaak vanaf de uitkijktoren naar vogels te kijken. Nu het daar dieper is geworden ga ik liever naar het westelijke deel. Daar heb je meer kans om doortrekkers te zien, dat vind ik spannender. Wat ik vorige week heb gezien? Een bosruiter en een zwarte ruiter bijvoorbeeld. Het mooie van de Amerongse Bovenpolder is dat het veel groter is dan de meeste natuurontwikkelingsprojecten, vaak gaat het maar om een klein nieuw stukje natuur. Het is hier ook niet druk. Ik deel sinds kort wat ik tegenkom op waarneming.nl, zodat andere mensen ook weten wat hier allemaal zit. Zo heb ik het gevoeld ik ook nuttig bezig ben. Als er ergens al vijf man staat met grote telescopen, vind ik dat niet nodig. Het was bijzonder om hier de visarend te zien, maar ik vond het vooral leuk om hier voor het eerst kluten aan te treffen. Ik las ooit op de bordjes bij de uitkijktoren dat hier kluten zouden komen en ik dacht toen: ‘nou, eerst nog maar eens afwachten’. Maar toen ik later terugging zag ik ze inderdaad. Ze zitten er volgens mij pas sinds de natuurontwikkelingsprojecten, in ieder geval zijn hier nu sowieso meer vogelsoorten dan vroeger!” Yorick Smakman
Interview De Vogelaar
33
Rivierkwelgeul
34
Rivierkwelgeul
Meer ruimte voor
flora & fauna
in Amerongse Bovenpolder De Amerongse Bovenpolder is het uiterwaardengebied langs de Nederrijn tussen de voormalige steenfabriek bij Elst en het stuwcomplex bij Amerongen. In deze uiterwaard is een rivierkwelgeul gegraven met daaromheen kwelmoerassen. Zo is er een meer natuurlijk landschap ontstaan waar flora en fauna, die oorspronkelijk bij een riviergebied horen, zich kunnen ontwikkelen.
Toekomstbeeld
Wat is er zo bijzonder aan dit gebied?
Waarom een kwelgeul?
Op de overgang tussen de Nederrijn en de Utrechtse Heuvelrug ligt de Amerongse Bovenpolder. Door deze overgang van rivierklei naar de hoge zandgronden is dit een uniek Natura2000-gebied van 450 hectare. De uiterwaard is een belangrijk rust- en foerageergebied voor de Kleine Zwaan, Kolgans, Meerkoet en de Kievit. In het soortenrijke glanshaverhooilanden vind je vogelsoorten die in natte, ruige graslanden leven zoals de Porseleinhoen en de Kwartelkoning. Op de overgangen naar de hogere zandgronden zijn nog restanten hardhoutooibos. Een prima leefomgeving voor de IJsvogel die graag leeft in bosrijke watergebieden met voldoende vis.
De kwelgeul vangt vanuit noordelijke (Utrechtse Heuvelrug) en zuidelijke richting (de Nederrijn) schoon kwelwater op en dit stroomt parallel aan de Nederrijn langzaam in westelijke richting weg. Dankzij deze kwelgeul ontstaat er een optimaal leefgebied voor planten en dieren die van stilstaand en langzaam stromend water houden, zoals Alver en Winde (vissen), fonteinkruiden (waterplanten) en Ringslang. Ook worden bijzondere soorten verwacht als de Rivierrombout (libelle) en Woudaap (vogel). Vissen kunnen vanaf de Nederrijn door de Amerongse Bovenpolder naar de Elsterbuitenwaard zwemmen.
Wat is er gedaan om de natuur nog mooier te maken?
Het beheer van dit gebied is in handen van Het Utrechts Landschap, Staatsbosbeheer en Hoogheemraad De Stichtse Rijnlanden.
Om dit gebied nog unieker en mooier te maken en de natuurwaarden te verhogen is er een zes kilometer lange kwelgeul gemaakt. Rondom deze geul zijn plasdras zones gerealiseerd. Ook zijn er voor meer dan 6 hectare paaiplaatsen voor vissen gecreëerd en is er een vistrap geplaatst. Het grootste deel van het project is gerealiseerd in 2012. De afronding van het totale project vond plaats eind 2015.
Artikel uit De Levende Natuur
Beheer
Bewerking van het artikel uit De Levende Natuur van Arthur van der Linden – voormalig DLG dd. januari 2012 www. delevendenatuur.nl Via www.natuurtijdschriften.nl/record/580360 kunt u het originele artikel ‘Meer ruimte voor vissen in Amerongse Bovenpolder’ downloaden.
35
natuur altijd
De herstelt zich eigenlijk
Interview Jaring van Rooijen en Ben Peeters
Een zeldzaam zonnige dag in april 2016; de lente zet zijn beste beentje voor. Een goed moment om door de Amerongse Bovenpolder te wandelen met projectleiders Jaring van Rooijen (Staatsbosbeheer) en Ben Peeters (aannemer Boskalis Nederland) en te horen hoe het ‘driedelige natuurontwikkelingsproject’ is gerealiseerd. Dat had letterlijk heel wat voeten in de aarde. Maar, zegt Jaring: “Je gaat rigoureus te werk, en dan ziet het er eerst dramatisch uit. Maar de natuur herstelt zich eigenlijk altijd. De natuur heeft de tijd.” 38
Kwelgeul: gered van de bezuinigingen 2007: Kwelmoeras Oost was al een tijdje opgeleverd en kwelmoeras West bijna in uitvoering, toen de voorbereidingen voor de kwelgeul door de crisis ineens vergeefse moeite dreigden te zijn geweest. Jaring: “Net toen we de markt op wilden voor de aanbesteding van de kwelgeul, werd er bezuinigd. Door alle projecten ging een streep als ze niet als doel hadden de hoogwaterstand van rivieren te verlagen. Door dit project dus ook. Daar stonden we dan.” De projectgroep liet zich niet uit het veld slaan en zocht andere financieringsbronnen. Met resultaat. Jaring: “De doelstellingen van ons NURG-project bleken prima te passen binnen de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) van Rijkswaterstaat (RWS). DLG had veel ervaring met rivierprojecten en RWS zocht een uitvoeringsorganisatie voor de KRW-opgave Nederrijn. Deze match redde in 2009 de uitvoering van de laatste fase van het project.”
project ‘Machinistenschool Elst’. Dat zou een betere ruimtelijke inpassing opleveren. Bovendien waren we dan in totaal goedkoper uit en konden ons project ermee financieren. Dit was helaas een brug te ver voor RWS, die gebonden was aan een planologische kernbeslissing voor Ruimte voor de Rivier Nederrijn.” Maar toen veranderde in 2010 het speelveld: de steenfabriek sloot. Nieuwe ronde, nieuwe kansen. Jaring: “Wij hadden in de luwte van de steenfabriek een hoogwatervrije vluchtplaats (HVP) gepland. Toen RWS de steenfabriek aankocht, wilden we die HVP aan laten sluiten bij het plateau van de steenfabriek: de ‘sigaar’. Met deze ‘verlengde sigaar’ kon veel overtollige grond gebruikt worden in onze HVP en hoefde niet afgevoerd te worden. Onze kans bleek voor RWS echter een raakvlakrisico, samenwerking zat er niet in. ‘Regel maar wat met de aannemer’, zeiden ze. Gelukkig werd dat ‘onze’ aannemer Boskalis die het hele gebied wel als een geheel zag. De HVP konden we zo met gesloten beurs realiseren.” Ben: “Zo hebben we werk met werk gemaakt.”
Ook de provincie Utrecht sprong bij met de toekenning van de subsidie ‘Leefgebiedenbenadering’. Zo kon het verder. Gekozen werd te werken met een geïntegreerd contract: door de aannemer meer vrijheid te geven, kon van zijn know how en slimmigheden gebruik worden gemaakt. Dat bood ook financieel voordeel. Jaring: “Tijdens een workshop ‘Slimme dingen’ hadden we als bezuinigingsmogelijkheid bedacht de aannemer een paar jaar extra tijd te geven om de klei te vermarkten. Dat zou een betere prijs opleveren. Dat kon ook: het project had in 2011 klaar kunnen zijn, maar voor uitvoering van de KRW-maatregelen hadden we tot eind 2015 de tijd.” Ben: “Zo konden wij effectiever inschrijven. Maar extra tijd maakt het ook ingewikkelder. Kun je eindelijk aan de slag, wordt er bijvoorbeeld een beschermde diersoort gevonden. We laten altijd een ecoloog meekijken, want je wilt niet, als het materieel al klaar ligt, alsnog stilgelegd worden. Meestal gaat het goed, alleen zijn we beducht voor de kwartelkoning. We mogen niet in het dijkseizoen en niet in het broedseizoen werken, dus dan resten augustus en september. De kwartelkoning broedt pas in juli. Als je die hoort, dan stoppen we; binnen een straal van 500 meter wordt er dan niet meer gewerkt.”
Hoogwatervluchtplaats naast de steenfabriek: de sigaar? Jaring: “We wilden de uitvoering van de Amerongse Bovenpolder koppelen aan het Ruimte voor de Rivier-
Interview Jaring van Rooijen en Ben Peeters
Jan Hendrik Dronkers
@DronkersJH • 11 juni 2013 14:01 Net RWS Oost-Ned bezocht. Samenwerken doe je niet door een ander jouw instrumentarium op te leggen. Hierin kan RWS nog groeien!
De Put van Schoonhoven als amoebe ‘Werk met werk maken’ is een rode draad in de Amerongse Bovenpolder. Met het gebaggerde materiaal uit de Hank kon bijvoorbeeld een oude zandwinningsput (de Put van Schoonhoven) verondiept worden en een grotere ecologische waarde krijgen. Ben: “We hebben in het deelplan van de HVP de put iets uitgebreid. Met het extra gewonnen zand hebben we de rest van de put afgedekt en ondieper gemaakt. Voordeel is dat je alleen in de put werkt en het omliggende landschap niet verstoort. En de grond uit de put kon gebruikt worden in HVP.” Wat ook speelde was de kans op het aantreffen van vervuiling. Ben: “In uiterwaarden gaat het dan vooral om minerale olie en zware metalen. Onder voorwaarden kun je die grond nog wel nuttig toepassen. De zandwinningsput stamt uit de jaren 50 van de vorige eeuw, toen was men nog niet zo milieubewust. Het was al snel: gooi er maar sloopmateriaal van wegen of andere projecten in. Daarom hebben we de put uitgebreid buiten de oude cirkel. Het lijkt nu net een amoebe.”
39
Gassnuffelpaal midden in de uiterwaard Her en der door het gebied staan snuffelpalen van de Gasunie, die zorgden voor een onaangename verrassing. Ben: “De gasleidingen voor de steenfabriek lagen in de uiterwaard, dwars op de nieuwe geul. We dachten dat we er overheen konden, maar de leidingen lagen hoger dan op de tekening van de leidingbeheerder, een tegenvaller.” Jaring: “Dan is de vraag: wie is verantwoordelijk? Bij een geïntegreerd contract moet de aannemer zorgen dat hij op de hoogte is en waar nodig het ontwerp aanpast. Wij leveren wel zoveel mogelijk informatie.” Ben: “Dat is soms moeilijk. Er wordt verwacht dat je in een half jaar tijd van alles op de hoogte bent, terwijl de opdrachtgever er al tien jaar werkt. We hebben het opgelost met een kunstwerk, maar hadden eigenlijk een eenvoudiger oplossing voor ogen.” Jaring: “Je hebt tegen- en meevallers. Bij meevallers zeggen wij ook niet: hier willen we van meeprofiteren. Ik denk dan met name aan de gekozen oplossing HVP-put die ongetwijfeld gunstig is geweest voor de aannemer. Voor mij telt dan het resultaat.”
Het moerasgebied tussen kwelmoeras Oost en de rivierkwelgeul werd ‘meegenomen’ Jaring: “Dit moerasgebied vormt de link tussen moerasgebied Oost en de geul en is er extra bijgekomen. Het gebied was een grote wens van Utrechts Landschap, maar was afgevallen vanwege die bezuinigingen.” Ben: “Het moeras bestaat uit een paar lobben met natuurvriendelijke oevers, die uit komen in de nieuw
40
uitgegraven geul. De grond die we afgroeven konden we weer gebruiken voor de HVP. Dat maakte het makkelijk om het moeras weer op te nemen in de plannen.” Jaring: “Als we het moeras later alsnog hadden willen ontwikkelen, zou het weer jaren kosten. Nu was het al meegenomen in de vergunningen en in een paar maanden klaar voor een fractie van de kosten. “
Steilranden en passeerbare plekken in de kwelgeul: voor vogels en vissen Ben: “De nieuw gegraven geul heeft verschillende paaiplaatsen en is helemaal vispasseerbaar én veepasseerbaar. Dankzij betonplaten kan het vee de geul op één plek oversteken. Ook de stuw verder stroomopwaarts is vispasseerbaar. Ook hebben we ijsvogelwanden gemaakt, drie door een steilrand af te steken en één met een omgetrokken boom, waarbij de kluit als steilrand fungeert. We zagen twee dagen geleden dat één steilrand inderdaad in gebruik is.” Jaring: “En er zit een bever! Als het goed is hebben wij de condities zo gemaakt dat de natuur er nu vanzelf gebruik van gaat maken. Boswachter Hugo kan nu verder!”
Grens met project Elst: trots! Jaring: “Tijdens de ‘Slimme dingen-workshop’ in 2009, waren we met de boot de ‘Blauwe Bever’ op excursie. Juist bij de grens met het project Elst kreeg ik de vraag: wat is jouw droombeeld over 10 jaar? ‘Ik ben trots als je dan niet kunt zien dat dit ooit twee verschillende projecten waren’, zei ik toen. Volgens mij is dat gelukt! Daar staan we ook even bij stil als we hier op 27 mei weer voorbijvaren, het glas heffen en terugkijken op dit mooie project.”
Interview Jaring van Rooijen en Ben Peeters
Collage
41
Rivierkwelgeul verbindt
water&mens Een goede waterkwaliteit is belangrijk, daarom is sinds 2000 de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. Daarin zijn afspraken gemaakt die ervoor moeten zorgen dat uiterlijk in 2027 het water in alle Europese landen voldoende schoon (chemisch op orde) en gezond (ecologisch in evenwicht) is. Rijkswaterstaat werkt samen met regionale partners, zoals provincies, gemeenten, waterschappen, natuur- en belangenorganisaties aan schoon en gezond water. In de regio Oost-Nederland vindt die samenwerking plaats vanuit een Partnerprogramma. “Door specialistische kennis en ervaring van de verschillende partners samen te brengen, pakken we noodzakelijke aanpassingen voor de natuur in het rivierengebied beter en integraal aan. Ook spelen we beter in op lokale belangen.”
“Bijzonder aan samenwerken is dat je elkaars taal moet leren spreken. Dat gaat soms soepel en soms kost het wat meer tijd. In dat kader ben ik er zeer content mee dat in de Amerongse Bovenpolder de rivierkwelgeul effectief en op tijd is gerealiseerd. Dat zegt wat over onze samenwerking.” Marinus Bokhorst, technisch manager bij het Kaderrichtlijn Water Partnerprogramma van Rijkswaterstaat is voorstander van het werken met regionale waterbeheerders. “Natuur kent geen grenzen, maar laat juist volledige verbondenheid zien. Alleen door met alle partijen goed af te stemmen en zaken uit te voeren, maak je van zo’n project een succes.”
42
Nederrijn perfecte kraamkamer De rivierkwelgeul in de Amerongse Bovenpolder ondersteunt de KRW ambitie voor gezond water. De geul is een effectieve schakel tussen de Nederrijn en de wateren in de uiterwaarden. “Met deze geul vergroten we het aantal kilometers ondiep stromend water. Dat is goed nieuws voor de vissen. Ze hebben als het ware een parkeerplaats in de kwelgeul gekregen. Er is namelijk een aanzienlijk paai- en opgroeigebied voor riviervissen aangelegd. Het is de perfecte kraamkamer voor jonge visjes. Juist voor de Nederrijn is dit belangrijk omdat voor de riviervis nog niet wordt voldaan aan de doelstellingen van KRW.”
Dubbel winst: op tijd en groter “Met het slimme ontwerp van deze rivierkwelgeul hebben we een nog groter gebied voor vissen kunnen aanleggen dan oorspronkelijk was beschreven in het Beheerplan Rijkswateren. Nog een terrein waarop we winst hebben geboekt. Door samen te werken, bereik je meer en presteert iedere partner beter. Dat is voor ons allen leuk, maar het grotere doel is natuurlijk dat de natuur optimaal profiteert. Wat dat betreft mag de samenwerking naar mijn mening nog intensiever bij dit soort projecten!”
Artikel RWS, Marinus Bokhorst
COLUMN
Toplocatie voor glanshaverhooiland en kwartelkoning René Schuurmans, ecoloog, Staatsbosbeheer Utrecht-oost
Langs de grote rivieren in Nederland komt op een paar plaatsen een bijzonder type bloemrijk grasland voor, namelijk het glanshaverhooiland. Voor een glanshaverhooiland moet in de bodem behalve rivierklei ook zand te vinden zijn, en meestal zijn dit de plekken waar de oeverbanken van oude rivierlopen liggen. In het oostelijke deel van de provincie Utrecht is de Amerongse Bovenpolder-West daarvoor een absolute toplocatie. In die hooilanden groeien planten die steeds zeldzamer geworden zijn, zoals wilde cichorei, grote bevernel, pastinaak beemdkroon of grote ratelaar. Ze worden allemaal gerekend tot de ‘stroomdalflora’. De meest interessante hooilanden ontstaan als er geen bemesting plaatsvindt. Het is daarom zaak af te zien van het traditionele begrazingsbeheer, want ook runderen produceren de nodige mest. Voor de glanshaverhooilanden is het belangrijk dat ze op tijd worden gemaaid. Dat kan alleen maar in een korte periode. Voor een optimaal beheer kan de maaimachine er pas vlak na 15 juni doorheen. Eerder maaien is niet verstandig, omdat de zaadvorming bij de planten dan nog niet is afgerond. Veel later maaien is óók niet verstandig, het zaad valt dan op de grond en wordt opgegeten door allerlei dieren. Aan het maaien kleeft een dilemma, want het hoge gras is de
Column
uit het terrein zijn vertrokken. Het beheer hier is dus echt ‘maatwerk leveren’.
“Veel bomen worden gekapt voor een betere doorstroming, gelukkig niet in de Bovenpolder.” ideale schutplaats voor een van onze meest zeldzame vogels: de kwartelkoning. Ook voor deze soort is de Amerongse polder namelijk dé toplocatie langs de Nederrijn. Als wandelaar zul je de vogels zelden zien, want ze zijn erg schuw. Dat ze er wel degelijk zitten, weten we van de specialisten. Zij horen ‘s avonds de heel karakteristieke roep van de kwartelkoning mannetjes. Zo wordt duidelijk wat het aantal territoria is en waar die precies liggen in het terrein. Per territorium wordt twee tot drie ha grasland later gemaaid, zodat de koppels en hun jongen voldoende beschutting hebben tegen vossen en roofvogels. De Flora- en faunawet geeft aan dat deze stukken grasland pas gemaaid mogen worden na 15 augustus. De vogels zijn dan weer
Een extra mooi bewaard kenmerk van de Bovenpolder zijn de prachtige meidoornbomen die in de herfst vol donkerrode bessen zitten. Bij een laagstaande zon kleuren de bomen prachtig in het warme strijklicht. Tot de Tweede Wereldoorlog kwamen in alle uiterwaarden hagen van meidoorn voor. Zij zorgden er met hun doorns voor dat het vee de weides niet uitliep. Na de oorlog zijn veel heggen gerooid en vervangen door drie lagen prikkeldraad. Natuurbeheerders streven er naar de meidoornheggen te bewaren daar waar het mogelijk is. In de uiterwaarden is daarvoor instemming van Rijkswaterstaat vereist. Die geeft juist de laatste jaren veel aandacht aan een betere doorstroming van de rivieren bij hoog water. Veel bomen worden daarom gekapt. Gelukkig niet in de Bovenpolder. Overtollig water wordt hier via de verbrede en verdiepte Hank, dwars door de polder afgevoerd naar de Amerongse stuw in de Rijn. Veel bezoekers willen de uitbundige bloei van de planten van nabij meemaken. Van 1 april tot 1 oktober is in de polder daarom een vier kilometer lange wandelroute uitgemaaid. Wandelaars krijgen vanaf deze route een goed beeld van de schoonheid van het terrein. De route begint bij de weg naar het Amerongse veer, ter hoogte van de achterzijde van kasteel Amerongen.
43
peilen en kunstwerken Over
Interview Dennis Koster en Dennis van de Waardt
Een bont scala aan organisaties was actief bij in de herinrichting van de Amerongse Bovenpolder. Zo ook het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR). In een buitendijks gebied als dit, gaat Rijkswaterstaat over de waterkwaliteit en daarmee is HDSR alleen bevoegd gezag voor de kwantiteit. Maar dat is belangrijk genoeg om jarenlang intensief betrokken te zijn.
Een van de taken van HDSR was te borgen dat de juiste peilen tijdens en na het project ingesteld worden en een goede waterafvoer gegarandeerd blijft, vertellen veldbeheerder Dennis Koster en regiobeheerder Dennis van de Waardt. “Binnendijks valt kwaliteit ook onder onze verantwoordelijkheid, maar in dit buitendijkse gebied staat Rijkswaterstaat daarvoor”, zegt Van de Waardt. Koster: “Die kwaliteit hangt natuurlijk voor een deel samen met de maatregelen voor kwantiteit. Want kwaliteit gaat niet alleen over chemie, maar zeker ook over ecologie. En bijvoorbeeld voor vismigratie is het heel belangrijk hoe je je stuwen inricht.” Peilbeheer is essentieel, want binnen het gebied zijn er meerdere functies aanwezig die elk hun eigen eisen stellen aan de waterpeilen. Het watersysteem wordt met name gevoed door kwel vanuit de Nederrijn. Er is sprake van een verval van bijna 3 meter, legt Van de Waardt uit.
Voor vismigratie is het heel belangrijk hoe je je stuwen inricht.
44
Interview Koster en Van de Waardt
We moesten nu bedenken welke randvoorwaarden we aan een stuw moesten stellen. Dat was andere koek.
“Door de vizierstuw in de Nederrijn, helemaal aan de westkant van het gebied, wordt de rivier opgestuwd tot +6 m NAP. Onder die stuw is dat +3 m NAP. De kwelwatergeul watert net voorbij de stuw af, en dat moet ook wel, want het peil is binnen de Amerongse Bovenpolder overal lager dan die +6 m in de rivier.” Het verloop binnen de kwelgeul gaat via een aantal stuwtjes. “De zomerkade houdt normaal gesproken het rivierwater buiten”, vult Koster aan. “Bij dreigend hoogwater, als het peil bij Lobith +14.50 is en een verdere stijging wordt verwacht, zetten we de verschillende coupures open die in de zomerkade zitten. We laten het gebied inunderen. Dat zal gemiddeld ongeveer eens in de 10 jaar zijn. Daarnaast is de zomerkade op een aantal punten verlaagd door de overhoogte weg te halen. Op die verlaagde plekken hebben we het talud verflauwd, zodat er ook daadwerkelijk water overheen kan lopen zonder de dijk te ondermijnen.”
Anders aanbesteden Het proces van dit plan had een langdurig, en ook wel wonderlijk verloop, vindt Koster, die er al jaren bij betrokken is. “Er is een lange voorgeschiedenis met heel veel overleg om tot een plan te komen. Vervolgens ging de geldkraan dicht en lag het project een tijd stil. Uiteindelijk is er een oplossing gevonden door het slim aan te besteden via het concept Design & Construct. Dat betekent dat je niet een kant-en-klaar bestek aanbesteedt met een gedetailleerde planning, maar een lijst van randvoorwaarden opstelt. De inschrijvende aannemer mag dan zelf verzinnen hoe en wanneer hij het project wil uitvoeren, zolang hij maar binnen die kaders blijft.” Dat pakte qua financiën goed uit. “De aannemer had de vrijheid om de werkzaamheden zo te faseren dat hij
Interview Koster en Van de Waardt
klei afgroef op het moment dat hij het ergens goed kon afzetten. Dat is natuurlijk veel lucratiever dan dat hij het langdurig in depot moet leggen.” Voor HDSR was die nieuwe vorm van aanbesteden wel even wennen. Van de Waardt: “We zijn gewend om te zeggen: we willen een stuw die er zus en zo uitziet. En nu moesten we ineens bedenken welke randvoorwaarden we daarvoor moesten stellen: een stuwende werking van zoveel centimeter, vispasseerbaarheid, hoe moet het systeem functioneren, enzovoorts. Dat is toch hele andere koek.”
Eindelijk opgeleverd Uiteindelijk kwam de aannemer niet met hele revolutionaire nieuwe oplossingen, maar dat is niet erg, vinden Koster en Van de Waardt. Het enige wat echt anders werd dan ze zelf hadden bedacht is de uitloop van de kwelgeul. Koster: “Daar lag eerst een stortstenen uitloop die 1 meter peilverschil overbrugde. Die werkte stuwend, maar was lastig passeerbaar voor vissen. De aannemer heeft nu het laatste stuk van de geul teruggegeven aan de natuur, en iets verder stroomopwaarts in de geul een vispasseerbaar stuwtje gelegd.” Op 19 april was de officiële oplevering van de aannemer. En omdat HDSR de vergunningen moet controleren en straks verantwoordelijk is voor een deel van het beheer, waren Van de Waardt en Koster daarbij. Koster: “Wij schonen de hoofdwatergangen en beheren het peil met de bijbehorende kunstwerken: stuwtjes, coupures en de inlaat.” Een beetje gek voelt die oplevering wel, vindt Van de Waardt. “Sommige stuwtjes liggen er al twee jaar, dus we hebben natuurlijk allang gezien dat ze werken. Maar goed, dat hoort erbij, nu het echt helemaal klaar is.” En al heeft het lang geduurd, over het resultaat zijn ze allebei dik tevreden. Koster: “Het is de breedste uiterwaard in het HDSR-beheergebied en het is prachtig geworden!”
45
46 46
Collage
Kwelgeul is
tafeltje dekje voor de visarend
Een natte sliert natuur - zo omschrijft Hugo Spitzen van Utrechts landschap de bijna zes kilometer lange kwelgeul in de Amerongse Bovenpolder. De kwelgeul kwam tot stand door een bestaande waterloop aan te passen, een oude rivierstrang uit te baggeren en een heel nieuw stuk geul aan te leggen. Spitzen en zijn collega Gerrit Rijneveld van Staatsbosbeheer zagen er al snel veel vis - en daarmee veel vogels- op af komen.
Interview Spitzen en Rijneveld
Interview Spitzen en Rijneveld
Hugo Spitzen weet het nog goed. Toen de aannemer de kwelgeul begon te graven zag hij de kwel meteen als fonteintjes omhoog komen. “De geul vulde zich snel met de beste kwaliteit water die je je kunt voorstellen. Er trok meteen al heel veel vis in”. Na een hele dag graven lag de nieuwe geul er ideaal bij: een flauw aflopend winterbed, met slingerend daardoorheen een smal en dieper zomerbed om het kwelwater af te voeren. “Ook de visarend ontdekte dat de omstandigheden hier ideaal zijn. Voor hem is het er tafeltje dekje. Het is een prachtig gezicht om hem boven de geul te zien jagen”, zegt Spitzen.
47
Paaiplaatsen Dat was ook precies de bedoeling van de geul, legt Gerrit Rijneveld van Staatsbosbeheer uit. “De geul is aangelegd om paaiplaatsen te bieden aan vissoorten uit de rivier. Er zijn meerdere lobben in aangelegd, met flauwe taluds en hagen erlangs voor schaduw. Vanuit de rivier kunnen vissen in- en uitzwemmen.” De geul is gestuwd, maar met vistrappen waardoor hij passeerbaar is. Vissen weten de geul al goed te vinden, al moet nog gemonitord worden of dat ook de soorten zijn waarvoor de geul bedoeld is. En de tijd zal moeten leren of vissen er ook succesvol zullen paaien. Rijneveld: “De hagen die zijn aangelegd om schaduwrijke paaiplaatsen te creëren liggen wel erg ver van het water. Het winterbed, dat alleen buiten de paaitijd overstroomt, is namelijk erg breed. En ook heeft het waterschap nog een schouwstrook nodig. Die hagen zullen dus wel erg hoog moeten worden om enig effect te hebben.” Het is een voorbeeld van hoe bij de aanleg soms geschipperd moest worden tussen verschillende belangen.
Natuurlijke overgang De kwelgeul heeft ook de functie van natuurlijke overgang naar de omgeving, met rietzones en moeras. “Het beeld dat we daarbij voor ogen hadden is al helemaal aanwezig,” zegt Rijneveld. “Kluten en goudplevieren zaten er meteen te broeden en de ondiepe, slikkige delen zijn meteen al erg in trek bij steltlopers.” En waar de kwel intreedt, is de geul altijd ijsvrij. Dat maakt het de perfecte leefomgeving voor ijsvogels en andere overwinterende soorten. Omdat het winterbed zo nu en dan overstroomt kunnen moerasvegetaties ontstaan die aantrekkelijk zijn voor de waterral en lepelaar. Rijneveld: “Bij voldoende begrazing kunnen ook steltlopers als de watersnip en de tureluur hier terecht. De rietontwikkeling moet nog verder op gang komen, daar gaan rietvogels als de rietzanger, blauwborst en kleine karekiet van profiteren.”
Weinig beheer De geul is nog vers. Het waterschap houdt hem op diepte, maar verder wordt er nog niet veel aan beheerd. Het is ook niet de bedoeling om in de toekomst intensief te gaan beheren, vertellen Spitzen en Rijneveld. “We hebben geprobeerd om riet te zaaien”, vertelt Spitzen. “Dat is nog best ingewikkeld met alle ganzen en grazers in het gebied. Dit jaar kijken we hoe de rietontwikkeling gaat en welke maatregelen we eventueel kunnen treffen om de rietgroei te bevorderen. Toen de geul net klaar was vestigde zich een bever in het gebied. Die haalt aardig wat wilgen om, dat is alvast goed voor de rietontwikkeling.”
48
We hebben geprobeerd riet te zaaien. Dat was best ingewikkeld met ganzen en grazers in de buurt.
Interview Spitzen en Rijneveld
COLUMN
Ganzenopvanggebied René Schuurmans, ecoloog, Staatsbosbeheer Utrecht-oost
In alle wintermaanden zijn er vanaf de Rijndijk en de weg naar het veer, enorme aantallen kolganzen en grauwe ganzen te zien. Jaarlijkse tellingen tonen aan dat het er in februari meestal zo’n 6000 zijn. Ook de aantallen brandganzen en Canadese ganzen in de polder zijn groot en hun aantal neemt nog jaarlijks toe. De Canadese ganzen zitten vooral in het deel dicht bij de Amerongse stuw. Het zijn hoofdzakelijk dieren uit het hoge noorden die hier overwinteren. Al die ganzen moeten uiteraard eten en dat levert regelmatig aanzienlijke schade op. Op de meeste landbouwgronden in ons land mogen de ganzen daarom worden verjaagd en/of bejaagd. Agrarische bedrijven wijzen soms beschuldigend naar de beheerders van natuurterreinen. De ganzen eten in de ochtendschemering op de ingezaaide akkers, maar verblijven de rest van de dag bij duizenden in
Column
“Ganzen vinden het prima dat de koeien op stal blijven staan!” de natuurterreinen. Natuurlijk kan een agrariër bij aantoonbare schade vergoeding krijgen van de overheid, maar daarmee heeft hij dat jaar het weiland nog niet terug of is nog steeds de oogst verloren. Als tegemoetkoming aan de kritiek vanuit de landbouwsector heeft de overheid voor de opvang van wintergasten daarom extra ‘ganzenopvanggebieden’ ingesteld. In de provincie Utrecht zijn onder andere de uiterwaarden in de Amerongse Bovenpolder-West daarvoor aangewezen. Het vee gaat hier begin oktober de polder uit en mag er pas in april weer in. Het terrein is om deze reden ook voor bezoekers gesloten van oktober tot april.
Gewoonlijk vliegen de wintergasten in februari en maart weer terug naar het noorden, naar Scandinavië en Rusland. Maar steeds vaker blijft een deel van de populaties hier ook broeden en overzomeren. Dat lijkt raar, want in de vorige eeuw vlogen de vogels wèl terug. Wat de terreinbeheerders opvalt, is dat de ganzen een grote voorkeur lijken te hebben voor graslanden waar geen begrazing plaatsvindt. Koeien komen bij sommige agrarische bedrijven nauwelijks meer buiten. Door het ontbreken van het vee vinden de ganzen er een overmaat aan vers gras. En de omkering van de bedrijfsvoering in het boerenbedrijf – de koeien blijven met honderden op stal blijven en de boer brengt het gras naar de koeien toe - leidt tot veel minder onrust in de uiterwaarden. Ganzen vinden dat prima! Ze lijken optimaal van deze nieuwe omstandigheden te profiteren.
49
Botten en
potscherven “Bij de voorbereiding voor de aanleg van het westelijke kwelmoeras, zijn er veel boringen gedaan om te kijken of er archeologische verschijnselen of voorwerpen aanwezig waren. Er werd onvoldoende gevonden, dus amateurarcheologen kregen de mogelijkheid om archeologisch interessante zaken op te sporen. Dat was voor ons een mooie kans om de afgravingen kwelmoeras te gaan volgen.
Opgegraven kaak
Zodra de graafmachines van de aannemer weer een stuk hadden afgegraven liepen mijn collega’s Cees Jansen, Gijs van de Pol en ik het nieuw afgegraven deel na, al dan niet met een detector. Daarbij letten we op grijze verkleuringen en voorwerpen in de bodem. We kunnen namelijk aan een verkleuring van de bodem zien of de grond al eerder is bewerkt. Cees ontdekte zo de resten van een afvalput die uitdrukkelijk uit de twaalfde eeuw dateert. Dat was op deze plek, een meter of zes uit de kant. We vonden er veel botten en potscherven van het zogeheten Pingsdorf- en Paffrath-aardewerk. De put hoorde bij een boerenerf. Boerenerven in de uiterwaarden uit die tijd zijn nauwelijks bekend of onderzocht, dus de vondst was van archeologisch belang. Er zijn in deze polder door alle graafwerkzaamheden nauwelijks cultuurhistorische waarden verloren gegaan. Wel is er een deel van de oeverwal van de oude Rijn afgegraven. Toch vind ik dat er een duidelijke winsituatie is, want er is een prachtig natuurgebied in ontwikkeling. Er loopt een wandelroute langs en die lopen we regelmatig. Als de meidoorns bloeien is deze route van uitzonderlijke schoonheid.” Henk van het Loo Bodemkundige en lid van de Vereniging voor Dorp en Natuur Amerongen
Interview De Dorpsbewoner 50
Fotograaf aangeleverde foto: Henk van het Loo
We ontdekten resten van een afvalput uit de twaalfde eeuw in de uiterwaarden, heel bijzonder!
50
Colofon Eenmalig magazine van Staatsbosbeheer ter gelegenheid van de feestelijke afsluiting van het project Amerongse Bovenpolder, 27 mei 2016
Begeleiding: Jaring van Rooijen, Annemieke van den Berg, Arjan Telkamp - Staatsbosbeheer
Teksten:
Communicatiebureau de Lynx: Marjel Neefjes, Lotty Nijhuis, Florien Kuijper, Miranda Koffijberg
Fotografie:
Met dank aan Rene Schuurmans, Annemieke van den Berg en Jaring van Rooijen. Beeldmateriaal uit DLG archief en Beeldbank Staatsbosbeheer
Vormgeving: GoedBeginnen.nl - Amersfoort
Drukwerk:
Tuijtel BV - Hardinxveld-Giessendam
Oplage:
500 exemplaren
27 mei 2016
Uniek gebied De afgelopen jaren is er veel werk verzet in de Amerongse Bovenpolder. Nu is het werk klaar en tijd voor een terugblik op onze samenwerking om dit gebied nog unieker en mooier te maken door de aanleg van kwelmoeras, nieuwe natuur en een kwelgeul. Zo is de Amerongse Bovenpolder omgevormd voor een bestendige toekomst voor flora en fauna in dit overgangsgebied tussen de Nederrijn en de Utrechtse Heuvelrug.
Smallepad 5, 3811 MG Amersfoort | 030 692 6111 | www.staatsbosbeheer.nl