EENZAAMHEID EN BEWEGINGSARMOEDE ONDER DE 65-PLUSSERS GOOR ‘Een adviserend onderzoeksrapport om eenzaamheid en bewegingsarmoede tegen te gaan onder de 65-plussers in Goor’
In opdracht van: Gemeente Hof van Twente Onderzoeker: Maikel Rijnenberg December 2013
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
Afstudeeronderzoek: ‘Een adviserend onderzoeksrapport om eenzaamheid en bewegingsarmoede tegen te gaan onder de 65-plussers in Goor’
Afstudeeronderzoek Hanze Instituut voor Sportstudies, Groningen In opdracht van de gemeente Hof van Twente Onderzoeker: Maikel Rijnenberg Begeleiders: Martijn Harbers Martin Slagers Datum: december 2013
Pagina 1
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
Voorwoord Mijn naam is Maikel Rijnenberg, student aan het Hanze Instituut voor Sportstudies. Ter afronding van mijn opleiding Sportmanagement heb ik mijn stageopdracht uitgevoerd bij de Overijsselse gemeente Hof van Twente. De gemeente Hof van Twente bestaat uit zes kernen met een totaal van 35,293 inwoners. In mijn afstudeeronderzoek staat eenzaamheid en bewegingsarmoede onder de 65-plussers in Goor centraal. De aanleiding van dit onderzoek is om de gemeente Hof van Twente en de zorg- en welzijnsinstellingen te voorzien van informatie over de situatie omtrent dit probleem. De gemeente zet met haar beleid in op kwetsbare doelgroepen waartoe de 65-plussers met bewegingsarmoede en eenzaamheidsgevoelens worden gerekend. Met gerichte informatie over dit probleem zijn er aanbevelingen geschreven hoe dit kan worden tegengegaan. Met behulp van dit onderzoek is in kaart gebracht of er eenzaamheid- en bewegingsarmoede bestaat onder de 65-plussers in de kern Goor. Met dit onderzoek is in kaart gebracht hoe zij gesignaleerd, bereikt en gestimuleerd kunnen worden om weer te kunnen participeren in de samenleving. Tijdens het uitvoeren en opstellen van dit onderzoek heb ik ondersteuning gekregen van twee begeleiders van de gemeente Hof van Twente. Mijn dank gaat voornamelijk uit naar mijn stagebegeleiders Martijn Harbers en Martin Slagers. Bedankt voor hun support, tijd en informatie tijdens mijn stageperiode. Daarnaast wil ik in het algemeen de overige collega’s van de gemeente Hof van Twente bedanken voor de hulp die zij hebben geleverd tijdens mijn onderzoek. Mijn dank gaat ook uit naar Nieuwe Bond voor Ouderen, De Zonnebloem, Carintreggeland, Stichting Welzijn en Ouderen, fysiotherapeuten Goor, combinatiefunctionaris van Slochteren, Sportservice Overijssel en huisartsenpraktijk de Oliphant die tijd voor mij hebben vrijgemaakt om een interview af te nemen.Vanuit de opleiding Sportmanagement wil ik mijn afstudeerbegeleider Gerco van Dalfsen bedanken voor het leveren van tussentijdse feedback. Veel leesplezier gewenst. Met sportieve groet, Maikel Rijnenberg
Pagina 2
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
Managementsamenvatting Dit onderzoek is geschreven om de gemeente Hof van Twente en de zorg- en welzijnsinstellingen in Goor te voorzien van informatie over de situatie omtrent de problemen bewegingsarmoede en eenzaamheidsgevoelens onder de 65-plussers in deze kern. Eenzaamheid kan uiteindelijk leiden tot een sociaal isolement en een negatief effect op de gezondheid. Ook als men onvoldoende beweegt kan dit gezondheidsproblemen opleveren. Mensen zullen in de toekomst zelfredzamer moeten worden, meer participeren in de maatschappij en moeten de kracht in eerste instantie zoeken in zichzelf en de samenleving. Deze drie speerpunten zijn terug te vinden in de beleidsplannen van de gemeente Hof van Twente. Deze drie speerpunten hebben een directe relatie met de twee begrippen, bewegingsarmoede en eenzaamheid, die in dit onderzoek centraal staan. Het blijkt dat mensen beter participeren in de maatschappij als zij voldoende sociale contacten hebben en voldoen aan de beweegnorm. De onderzoeksvraag van dit onderzoek luidt als volgt; ‘’Op welke manier(en) kunnen de gemeente Hof van Twente en de zorg- en welzijnsinstellingen eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers tegengaan?’’ Met deze onderzoeksvraag zijn aanbevelingen geschreven om deze problemen tegen te gaan. De resultaten zijn verkregen vanuit literatuurstudie, een enquête die is afgenomen onder alle 65-plussers in Goor en interviews met professionals op het gebied van welzijn en zorg in Goor. Uit dit onderzoek is gebleken dat 65-plussers in Goor kampt met bewegingsarmoede, een overgewichtsprobleem en eenzaamheidsgevoelens. Om eenzaamheid en bewegingsarmoede tegen te gaan is dit onderzoek afgerond met conclusies en aanbevelingen op basis van de verkregen onderzoeksresultaten. Goor heeft op dit moment verschillende activiteiten om eenzaamheid en bewegingsarmoede tegen te gaan. Dit gebeurt in buurthuizen zoals de Trekpleister, ouderensociëteit, Tuinputter, wijkvoorziening ‘t Doesgoor en verzorgingstehuizen zoals de Stoevelaar en de Herfstzon. Op het gebied van bewegen kunnen de 65-plussers zwemmen, fietsen, wandelen en deelnemen aan Meer Bewegen voor Ouderen. Ondanks dat er vele activiteiten zijn is het voor de zorgprofessionals niet altijd even duidelijk wat de 65-plussers aan activiteiten kunnen doen. Deze zorgprofessionals kunnen kwetsbare doelgroepen signaleren en doorverwijzen. Wanneer dit voor de zorgprofessionals al als lastig wordt ervaren kan men er min of meer vanuit gaan dat dit voor de 65-plussers ook het geval is. Op dit moment worden de kwetsbare burgers te weinig gesignaleerd in Goor en als ze gesignaleerd zijn vindt er niet altijd een effectieve opvolging plaats. Uit dit onderzoek is ook gebleken dat vrijwilligerswerk een positieve bijdrage kan leveren aan het terugdringen van eenzaamheidsgevoelens. Door de 65-plussers een nuttige dagbesteding te geven zoals vrijwilligerswerk nemen ze weer deel in de maatschappij en onderhouden ze contacten. Om de problemen eenzaamheid en bewegingsarmoede onder de 65-plussers te bestrijden wordt aanbevolen om meer in gezamenlijkheid op te trekken. Een middel hiervoor is het platformoverleg, een overleg tussen de zorg- en welzijnsinstellingen en vrijwilligers dat één keer per half jaar plaatsvindt. Aanbeveling is om dit frequenter te laten plaatsvinden. Door gezamenlijke doelen te bespreken kunnen de instellingen onderling afspraken maken, zorgen voor een betere taakverdeling en goede afstemming met elkaar. Eén van de onderwerpen die besproken kunnen worden in dit overleg is het signaleren van kwetsbare ouderen. Door een signaleringsprocedure in de gezamenlijkheid te ontwikkelen kunnen kwetsbare doelgroepen effectiever gesignaleerd worden. Met behulp van deze procedure weten alle instellingen welke stappen ze moeten zetten wanneer kwetsbare burgers gesignaleerd worden. Aan de hand van cursussen en workshops die in gezamenlijkheid gevolgd kunnen worden kan de expertise op dit gebied verder worden uitgebreid/aangevuld. Anderzijds kan door organisaties meer wijkgericht te laten werken beter worden gesignaleerd in de wijk. Ouderen weten bij welke instelling ze een oplossing kunnen vinden voor hun vragen of problemen. Dit zorgt ervoor dat de drempel verlaagd wordt en hierdoor zijn kwetsbare ouderen eerder geneigd om contact te leggen. Door activiteiten in de gezamenlijkheid te ontwikkelen en te promoten ontstaat er voor burgers één centraal punt waar ze moeten zoeken. De kans op een overlap aan aanbod wordt hiermee voorkomen en zorgt tevens voor een effectieve en efficiënte aanpak op het gebied van promotie van de activiteiten. Dit kan door middel van een gezamenlijke flyer, poster of een website. Huisartsen en fysiotherapeuten zijn een ingang waar kwetsbare burgers zich kunnen melden. Het is aan te bevelen om deze band tussen huisartsen/fysiotherapeuten en zorg- en welzijnsinstellingen te versterken/aan te halen zodat hierover goede afspraken worden gemaakt. Vrijwilligerswerk werkt bevorderend tegen eenzaamheidsgevoelens. Door de mogelijkheden naar vrijwilligerswerk overzichtelijk te benaderen en actief vrijwilligers te werven wordt vrijwilligerswerk gestimuleerd en effectiever ingezet. De kwetsbare doelgroepen worden mede door de vergrijzing steeds groter. In gezamenlijkheid kunnen de zorgen welzijnsinstellingen elkaar versterken en kwalitatief betere dienstverlening aanbieden om zodoende kwetsbare doelgroepen beter te ondersteunen.
Pagina 3
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
Inhoudsopgave Voorwoord ..............................................................................................................................2 Managementsamenvatting .....................................................................................................3 1.
Inleiding...........................................................................................................................6
2. Technisch kader .................................................................................................................8 2.1 Onderzoeksstrategie .....................................................................................................8 2.2 Dataverzamelingsmethode .........................................................................................10 3. Gemeente Hof van Twente ...............................................................................................12 3.1 3.2
Achtergrondinformatie ............................................................................................12 Beleid gemeente Hof van Twente ...........................................................................20
4. Theoretisch kader .............................................................................................................14 4.1 Eenzaamheid ..............................................................................................................14 4.1.1 Relatie eenzaamheid en sociaal isolement ...........................................................14 4.1.2 Oorzaken en gevolgen sociaal isolement .............................................................15 4.1.3Signaleren van sociaal isolement ..........................................................................23 4.1.4 Bereiken van sociaal isolement ............................................................................16 4.2.5 Interventies ...........................................................................................................17 4.2 Bewegen .....................................................................................................................18 4.2.1 Definitie sport en bewegen ...................................................................................18 4.2.2 Definitie bewegingsarmoede ................................................................................19 4.2.3 Gevolgen bewegingsarmoede ..............................................................................19 4.2.4 Motieven en drempels om te bewegen .................................................................20 4.2.5Populaire activiteiten .............................................................................................20 4.2.6 Gezondheid ..........................................................................................................20 4.3 Relatie tussen eenzaamheid en bewegen ...................................................................21 5. Resultaten ........................................................................................................................22 5.1 BMI, beweegnorm, gezondheid en eenzaamheid ........................................................22 5.2 Resultaten activiteiten .................................................................................................24 5.3 Resultaten motieven ...................................................................................................25 5.4 Resultaten frequentie van activiteiten ..........................................................................26 5.5 Resultaten zelfredzaamheid ........................................................................................34 5.6 Resultaten voorzieningen ............................................................................................35 6.
Conclusie ......................................................................................................................29
7.
Aanbevelingen ..............................................................................................................34
8.
Discussie .......................................................................................................................36
9.Bronvermelding .................................................................................................................44 10.Bijlagen ...........................................................................................................................39 Bijlage 1. Woordenlijst ......................................................................................................39 Bijlage 2. Demografische ontwikkeling Hof van Twente ....................................................41 Bijlage 3. Profielen sociaal isolement ................................................................................43 Bijlage 4. Interventies eenzaamheid en sociaal isolement.................................................45
Pagina 4
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
Bijlage 5. Beweegnormen .................................................................................................48 Bijlage 6. Enquête .............................................................................................................49 Bijlage 7. Resultaten enquête ...........................................................................................54 Bijlage 8. Resultaten motieven ..........................................................................................57 Bijlage 9: Motieven om niet deel te nemen ........................................................................58 Bijlage 10. Resultaten frequentie van de activiteiten .........................................................59 Bijlage 11. Gebruik van de voorzieningen .........................................................................61 Bijlage 12. Zelfredzaamheid..............................................................................................62 Bijlage 13. Flyer seniorenactiviteiten .................................................................................64
Pagina 5
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
1. Inleiding Net voor de lunch kregen twee bouwvakkers de opdracht om werkzaamheden te verrichten in het huis van een 74-jarige vrouw. Na drie keer aanbellen deed er niemand open. De vorige keren dat dezelfde bouwvakkers langskwamen ging de deur ook niet open, daarom was er een brief gestuurd met een aankondiging dat ze langs zouden komen. Aangezien de bouwvakkers nu ook niks vernamen van de 74-jarige vrouw, belden zij de politie, die vervolgens het stoffelijk overschot vond van de bejaarde vrouw. De buurtbewoners van de 74-jarige vrouw hadden haar al sinds de wisseling van de euro niet meer gezien. De hierboven geschetste situatie, die in november 2013 daadwerkelijk plaatsvond, illustreert de ernst van sociaal isolement. Sociaal isolement is moeilijk te meten. Daarom is in dit onderzoek gekozen om eenzaamheid onder ouderen in kaart te brengen. Eenzaamheid kan als gevolg hebben dat men in een sociaal isolement terecht komt. ‘Eenzaamheid treft veel Nederlanders’, luidt een krantenkop in Trouw (2013). Dit is een veelvoorkomend probleem waar men niet altijd bij stil staat. In een landelijk onderzoek GGD Twente (2010) is gebleken dat van de bijna 3 miljoen gepensioneerde Nederlanders, bijna 10% zeer eenzaam is. Naast eenzaamheid is overgewicht ook eenopkomend probleem onder ouderen. Sociaal isolement kan een gevolg zijn van eenzaamheid en dit kan op termijn een groot probleem worden in de maatschappij. Een ieder ervaart in zijn leven eenzaamheid, maar langdurige eenzaamheid is vooral ‘gevaarlijk’. Dit kan uiteindelijk leiden tot kosten voor de maatschappij. De relatie tussen sociaal isolement en eenzaamheid wordt in dit onderzoek uitgelegd. In dit onderzoek zijn er verbindingen gelegd tussen theorie en praktijk om te onderzoeken wat hiertegen gedaan kan worden. Volgens CBS Statline (2012) heeft meer dan helft van de Nederlandse 65-plussers overgewicht en ruim 1 op de 8 zelfs ernstig overgewicht. Ouderen met overgewicht zijn minder mobiel en hebben volgens het onderzoek van TNO (2011) een hogere kans op gezondheidsproblemen. Mensen met gezondheidsproblemen hebben moeite om op bezoek te gaan en om bezoek te ontvangen, waardoor de kans groter is dat zij zich eenzaam voelen of zelfs in een sociaal isolement terecht komen. Gezien de demografische ontwikkelingen neemt de bevolkingsgroei af en komen er meer ouderen door de vergrijzing. Door de vergrijzing bestaat de kans dat het percentage van het aantal 65-plussers met overgewicht en eenzaamheid toeneemt. LANDELIJKE ONTWIKKELINGEN Mensen zullen in de toekomst zelfredzamer moeten worden, meer moeten participeren in de maatschappij en moeten de kracht in eerste instantie zoeken in de samenleving. Waar er in het verleden door de overheid nog veel werd gefaciliteerd voor burgers, zullen zij in de toekomst meer op zoek moeten gaan naar eigen oplossing in hun eigen omgeving. Er wordt van burgers verwacht dat ze langer zelfstandig blijven wonen. Op dit gebied vindt er momenteel een verschuiving van taken plaats. De gemeente wordt straks verantwoordelijk voor de jeugdzorg, participatiewet en de begeleiding uit de AWBZ. Dit stelt de gemeente in staat om lokaal beleid te ontwikkelen wat aansluit op behoeften van de inwoners. Probleemformulering ‘In de gemeente Hof van Twente zijn ouderen een kwetsbare doelgroep die te maken hebben met maatschappelijke problemen zoals sociaal isolement, bewegingsarmoede en gezondheidsproblemen.’ DOELSTELLING VAN HET ONDERZOEK Het onderzoek is geschreven voor de gemeente Hof van Twente met als doel inzicht te geven en handvatten te bieden aan zorg- en welzijnsinstellingen om eenzaamheid en bewegingsarmoede onder ouderen tegen te gaan. Er is onderzocht of deze twee problemen een relatie hebben met elkaar en of je door middel van bewegingsactiviteiten eenzaamheid kunt tegengaan. Er is een 0-meting uitgevoerd van beide aspecten. Met behulp van deze statistieken kan in de toekomst onderzocht worden of er door de interventies een progressie is geboekt. Er is een deskresearch uitgevoerd waarin te vinden is hoe deze problemen gesignaleerd en gemeten kunnen worden. Er is onderzocht wat de motieven zijn van de 65-plussers woonachtig in Goor en is de vraag onder de doelgroep naar mogelijke activiteiten onderzocht zodat zorg- en welzijnsinstellingen hierop kunnen anticiperen. De zorginstellingen in de gemeente Hof van Twente zijn meegenomen in dit onderzoek om van hun werkwijze te leren en inzicht te verkrijgen welke activiteiten er op dit moment al zijn. Met dit onderzoek worden de zorg- en welzijnsinstellingen van een advies voorzien waarin te vinden is welke aspecten het beste kunnen worden ingezet om het hoogste haalbare / gewenste effect te bereiken.
Pagina 6
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
BELANGRIJKSTE RESULTATEN VAN DIT ONDERZOEK: - Inzicht in eenzaamheid onder ouderen. - Inzicht of er een relatie aanwezig is tussen bewegingsactiviteiten en eenzaamheid. - Inzicht in de leefstijl van ouderen. - Inzicht in de mogelijke motieven om meer te gaan bewegen en hoe hierop kan worden geanticipeerd. - Een 0-meting van de leefstijl van ouderen waarin het sociale en beweegaspect worden uitgelicht. - Advies aan de zorg- en welzijnsinstellingen hoe ze ouderen (nog) beter kunnen bereiken. Voor het bereiken van deze resultaten is de onderstaande onderzoeksvraag geformuleerd. Onderzoeksvraag: ‘’Op welke manier(en) kunnen de gemeente Hof van Twente en de zorg- en welzijnsinstellingen eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers tegengaan?’’ De bovenstaande hoofdvraag is uit te splitsen in een aantal deelvragen. Deze vragen zijn hieronder weergegeven. Deelvraag 1: ‘’In welke mate komt eenzaamheid voor onder 65-plussers woonachtig in Goor?’’ Deelvraag 2: ‘’In welke mate komt bewegingsarmoede voor onder 65-plussers woonachtig in Goor?’’ Deelvraag 3: ‘’Wat wordt er op dit moment in Goor verricht aan activiteiten om eenzaamheid en bewegingsarmoede tegen te gaan onder 65-plussers?’’ Deelvraag 4: ‘’Hoe kunnen 65-plussers woonachtig in Goor met eenzaamheidsgevoelens of kampen met bewegingsarmoede gesignaleerd en gestimuleerd worden om te participeren in de maatschappij?’’ Leeswijzer Het rapport is onderverdeeld in meerdere hoofdstukken. Allereerst wordt het technisch kader uitgelegd en de toegepaste methoden van het onderzoek beschreven, zoals de onderzoekspopulatie, de onderzoeksprocedure, de wijze van gegevensverzameling, de gebruikte meetinstrumenten en de wijze waarop de gegevens zijn geanalyseerd. In hoofdstuk 3 worden de achtergronden van het onderzoek weergegeven. Dit hoofdstuk bestaat uit een toelichting op de achtergrond van de gemeente Hof van Twente en haar, voor dit onderzoek relevante, beleidsplannen. In hoofdstuk 4 wordt het theoretisch kader uitgelicht en de onderwerpen eenzaamheid, sociaal isolement en bewegingsarmoede gedefinieerd. In hoofdstuk 5 volgen de resultaten die zijn verkregen uit de steekproef en de enquêtes. Vanuit deze resultaten zijn er conclusies getrokken in hoofdstuk 6 om tot aanbevelingen te komen in hoofdstuk 7. Vervolgens komen in hoofdstuk 8 de discussiepunten aan bod, alsmede aanbevelingen voor een vervolgonderzoek.
Pagina 7
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
2. Technisch kader In dit hoofdstuk is de methodologie van het onderzoek uiteengezet. Er wordt ingegaan op de onderzoekstrategie en de dataverzamelingsmethode, waarbij de keuzes met betrekking tot de onderzoeksmethoden wordt onderbouwd. Verder worden de onderzoekspopulatie, locatie, respons, representativiteit, betrouwbaarheid en validiteit van het onderzoek toegelicht.
2.1 Onderzoeksstrategie In dit empirisch onderzoek is gebruik gemaakt van zowel een kwantitatieve als een kwalitatieve onderzoeksmethode. Er is bewust voor deze combinatie gekozen om onderzoeksresultaten te verkrijgen van een grote groep mensen en inzicht te krijgen in de belevingswereld van een selecte groep, namelijk de 65plussers woonachtig in Goor. Dit onderzoek is verkennend, beschrijvend, verklarend en ontwerpend van aard. Mede door de antwoorden is een ontwerpend adviesplan ontwikkeld. In dit adviesplan zijn adviezen uitgewerkt hoe de gemeente Hof van Twente in samenwerking met de zorg- en welzijnsinstellingen in Goor eenzaamheid en bewegingsarmoede tegen kunnen gaan. Onderzoeksvraag: ‘’Op welke manier(en) kunnen de gemeente Hof van Twente en de zorg- en welzijnsinstellingen eenzaamheid en bewegingsarmoede tegengaan?’’ De bovenstaande onderzoeksvraag is gesplitst in een aantal deelvragen. Deze vragen zijn hieronder weergegeven, inclusief uitleg over het doel van de vraag. Deelvraag 1: ‘’In welke mate komt eenzaamheid voor onder 65-plussers woonachtig te Goor?’’ Dit is een verkennende en beschrijvende deelvraag en in dit geval is er gebruik gemaakt van kwantitatief onderzoek in de vorm van selecte steekproef, afgenomen onder de 65-plussers die geregistreerd staan als zijnde woonachtig in Goor. Deze enquête is namens de gemeente Hof van Twente in samenwerking met de zorg- en welzijnsinstellingen in Goor verspreid om de respons te vergroten. De respons is bijgehouden en berekend. Daarnaast is er door middel van fieldresearch een volledig ongestructureerd interview afgenomen met zorgprofessionals van Carintreggeland, het Rode Kruis, De Zonnebloem, Stichting Welzijn en Ouderen, een huisarts, combinatiefunctionaris gericht op sport voor ouderen, lesgever GALM en MBvO activiteiten in Zwolle, een fysiotherapeut en de Nieuwe Bond voor Ouderen om dieper op de materie in te gaan en te leren van hun ervaringen. De eenzaamheidsschaal van Gierveld & Kamphuis (1985) is hiervoor gebruikt om dit te meten. Naast de eenzaamheidsschaal zijn ook de Sociale Steun Lijst-Interacties die ontworpen is door van Sonderen, Eijk, & Kempen (2012) en MasteryScale van Pearlin & Schooler (1978) in dit onderzoek verwerkt zodat er gekeken kon worden of er mogelijke verbanden zijn. Met behulp van deze twee vragen is onderzocht in welke mate de burgers zelfstandig kunnen functioneren. Opgemerkt is dat dit een gevoelig vraagstuk is wat in de praktijk ontkend kan worden. Hier is rekening mee gehouden doordat de respondenten de enquête anoniem konden invullen. De resultaten worden vergeleken met de informatie die vanuit het theoretische kader is verzameld zoals landelijke informatie en onderzoeken van de GGD. Hiermee wordt er meer duidelijkheid verschaft over de oorzaken van het probleem en welke acties andere gemeenten op dit gebied in gang hebben gezet. Er is een 0-meting gemaakt van de eenzaamheidsgevoelens onder ouderen in Goor zodat dit in de toekomst gemonitord kan worden.
Pagina 8
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
Deelvraag 2: ‘’In welke mate komt bewegingsarmoede voor onder 65-plussers woonachtig in Goor?’’ Met deze verkennende en beschrijvende deelvraag is gebruik gemaakt van een kwantitatief onderzoek in de vorm van een selecte steekproef. In de steekproef zijn de criteria van de beweegnormen(TNO, 2000)verwerkt. Met behulp van deze gestandaardiseerde vragenlijst kan berekend worden hoeveel procent van de ouderen voldoen aan de beweegnorm van de NNGB. Wanneer iemand niet voldoet aan deze beweegnorm heeft deze persoon bewegingsarmoede. Via het onderzoek van TNO zijn de landelijke percentages onderzocht / in kaart gebracht zodat er een koppeling gemaakt kan worden met dit onderzoek. Met behulp van deze gegevens is er onderzocht of er een relatie is tussen eenzaamheid en bewegen. Er is gebruik gemaakt van een kwalitatief onderzoek in de vorm van een diepte interview met medewerkers van zorg- en welzijnsinstellingen. Via deze weg is er dieper op de informatie ingegaan en onderzocht welke interventies succesvol zijn op het gebied van bewegingsarmoede. Deelvraag 3: ‘’Wat wordt er op dit moment in Goor verricht aan activiteiten om eenzaamheid en bewegingsarmoede tegen te gaan onder de 65-plussers?’’ Dit is een verkennende en beschrijvende deelvraag. Voor het onderzoek is het essentieel om inzicht te verkrijgen welke organisaties er zijn en wat ze doen op het gebied van sociale- en bewegingsactiviteiten. Er is contact gezocht met Stichting Welzijn en Ouderen, Rode Kruis, Nieuwe Bond voor Ouderen, De Zonnebloem, Carinreggeland, NBvO, een huisarts en een fysiotherapeut om hier meer informatie over in te winnen. Dit is gedaan met behulp van volledig ongestructureerd interview met zorgprofessionals waarin een aantal vragen zijn verwerkt gericht op het activiteitenaanbod. Via dit interview is onderzocht hoe ze gestimuleerd kunnen worden om deel te nemen, hoe en welke activiteiten worden aangeboden, via welke wegen de promotie wordt verricht en hoe ze ervoor zorgen dat de doelgroep blijft komen. In de selecte steekproef die is verspreid onder alle 65-plussers in Goor, zijn er vragen opgesteld met betrekking tot welke huidige activiteiten de ouderen beoefenen, welke ze eventueel nog meer willen beoefenen en van welke voorzieningen ze gebruik maken. Het uiteindelijke resultaat van deze deelvraag is dat de motieven in kaart zijn gebracht en hoe dit kan aansluiten op een passend activiteitenaanbod. Tot slot is Sportservice Overijssel benaderd in het kader van sportstimuleringsprojecten die zij initiëren voor ouderen. Deelvraag 4: ‘’Hoe kunnen 65-plussers woonachtig in Goor gesignaleerd en gestimuleerd worden om te participeren in de maatschappij?’’ Dit is een ontwerpende deelvraag. Met deze vraag wordt advies verstrekt aan de zorg- en welzijnsinstellingen van de gemeente Hof van Twente. Met behulp van een volledig ongestructureerd interview, die is afgenomen met professionals van zorg- en welzijnsinstellingen die eerder zijn benoemd in deelvraag 1, is er onderzocht hoe de doelgroep gestimuleerd kan worden. Zij zijn bekend met de groep en weten wat de wensen en behoeften van hun zijn. Er is gekeken naar de werkwijze van de zorg- en welzijnsinstellingen en onderzocht op welke manier er betere zorg kan worden verleend. In het volledig ongestructureerd interview is onderzocht hoe zorgprofessionals op dit moment de kwetsbare ouderen signaleren en bereiken. Aan de hand van deze gegevens is er advies verstrekt om ze in de toekomst vroegtijdig te signaleren en te bereiken. In de selecte steekproef zijn er vragen opgesteld om de wensen en behoeften te onderzoeken van de doelgroep om een gericht advies te ontwikkelen. Met deze beantwoording van de deelvragen is onderzocht in welke mate eenzaamheid en bewegingsarmoede voorkomt onder 65-plussers woonachtig in Goor en hoe dit kan worden tegengegaan. Hiermee is een antwoord verkregen op de hoofdvraag.
Pagina 9
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
2.2 Dataverzamelingsmethode Om de mate van eenzaamheid en bewegingsarmoede onder de inwoners van Goor ouder dan 65 jaar te onderzoeken is een kwantitatief onderzoek het meest geschikt. Hiermee worden deelvraag één, twee en drie beantwoord. Kwantitatief onderzoek Om de mate van eenzaamheid en bewegingsarmoede in Goor onder de inwoners van 65 jaar en ouder in kaart te brengen is een kwantitatief onderzoek het meest geschikt. Met een gestandaardiseerde vragenlijst is eenzaamheid en bewegingsarmoede in beeld gebracht. Met deze methode wordt de anonimiteit gewaarborgd van de respondenten. Anonimiteit is in dit onderzoek gunstig, want er wordt gevraagd naar een gevoelig onderwerp (Czaja, 2005). De kans op een betrouwbaar antwoord is dan groter. Om dit onderzoek te verrichten is gebruik gemaakt van een selecte steekproef. De onderzoekspopulatie bestaat uit mensen van 65 jaar en ouder woonachtig in Goor. Een aantal ouderen maakt gebruik van computer dus is er gekozen tussen een combinatie van een online enquête en een schriftelijke enquête. De enquête is per post verstuurd naar alle 65plussers woonachtig in Goor. In de bijgaande brief is uitleg gegeven over dit onderzoek, zodat ouderen het belang hiervan inzien. Er is een retourenvelop bijgevoegd zodat de ouderen de enquête per post konden terugsturen. Om de respons te vergroten zijn alle zorg- en welzijnsinstellingen benaderd om de ouderen te stimuleren om de enquête in te vullen en te retourneren. In de enquête is een verwijzing opgenomen naar de website van de gemeente Hof van Twente waar de respondenten de enquête online konden invullen. Verder is er een persbericht in de lokale krant geplaatst met daarin een vermelding over het onderzoek en een oproep om deel te nemen. Voor het samenstellen van de vragenlijst is gebruik gemaakt van bestaande vragenlijsten. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van de vragenlijst van GGD Twente (2010). Binnen het onderzoek van de GGD Twente (2010) is de eenzaamheidsschaal gebruikt van Gierveld & Kamphuis (1985), PearlinMasteryScale van Pearlin & Schooler (1989) en SSL-I van Van Eijk, Kempen, & Sonderen (1994). Voor de vragen gericht op de beweegnormen zijn de vragenlijsten van TNO (2000) gebruikt. De respondenten konden in de enquête hun contactgegevens noteren indien ze willen dat iemand contact met ze opneemt. Kwalitatief onderzoek Om informatie te verkrijgen van de zorginstellingen zijn er volledig ongestructureerde interviews afgenomen met zorgprofessionals. Bij het volledig ongestructureerde interview staat de formulering van de vragen, de volgorde, en de antwoordalternatieven per vraag niet vast. Er is een brede open vraag, met de instructie om door te vragen tot de onderzoeker weet wat hij wil weten. Er is gekozen om zorgprofessionals te interviewen om zodoende meer achtergrondinformatie te verkrijgen. Onderzoekspopulatie en onderzoekplaats Het onderzoek richt zich op mensen van 65 jaar en ouder die woonachtig zijn in Goor. Dit zijn op 1-10-2013 in totaal 2756 op mensen. Respons en non-respons De kans was aanwezig dat een selecte groep mensen de enquête niet terug zou sturen (Czaja & Blair, 2005). Het is moeilijk om eenzaamheid te bespreken met mensen. Het is namelijk nog steeds een taboe in de samenleving en er wordt weinig over gesproken. Het is een gevoelig onderwerp waardoor de kans bestaat dat een gedeelte van de 65-plussers besluiten om de enquête niet te retourneren. De enquête is verspreid naar 2756 inwoners van Goor ouder dan 65 jaar. Er zijn ongeveer 1050 enquêtes retour gekomen, maar aangezien er een aantal te laat zijn ingeleverd of onvoldoende zijn ingevuld zijn deze niet verwerkt in het onderzoek. De respons ligt hoger dan verwacht en dit komt vermoedelijk door de samenwerking met de zorg- en welzijnsinstellingen. In totaal zijn er 948 enquêtes verwerkt met een responspercentage van 34,40%.
Pagina 10
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
Betrouwbaarheid en validiteit Betrouwbaarheid heeft verband met de rechtlijnigheid en consistentie van het onderzoek. Validiteit wordt gebruikt om aan te geven in hoeverre ook daadwerkelijk het verschijnsel wordt gemeten dat wordt onderzocht (Gratton, Jones, & Robinson, 2007). Om de betrouwbaarheid van dit onderzoek te vergroten zijn een aantal stappen ondernomen voor zowel het afnemen van de enquête als het interview. Om voor voldoende respons te zorgen is contact gezocht met alle zorginstellingen, zodat zij de ouderen kunnen attenderen om de enquête in te vullen. Voor het interview is contact gezocht met alle zorg- en welzijnsinstellingen in Goor. Ook is er voorafgaand aan het interview benadrukt dat de interviews met zorgvuldigheid worden behandeld, zodat de geïnterviewde zich vrij voelt om openlijk te reageren. Na afloop van het interview heeft de geïnterviewde een verslag van het interview ontvangen. Ondanks dat de stemming van de respondenten kan verschillen wordt dit gecompenseerd door het hoge responspercentage. Met de validiteit is er gekeken naar de methode van informatieanalyse. De validiteit wordt gewaarborgd door gestandaardiseerde vragenlijsten te gebruiken. Met het computerprogramma SPSS zijn koppelingen gemaakt om te onderzoeken of er verbanden zijn tussen de antwoorden. Via deze weg meet de onderzoeker wat er gemeten moet worden.
Pagina 11
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
3. Gemeente Hof van Twente In dit hoofdstuk wordt de gemeente Hof van Twente en in het bijzonder de kern Goor uitgelicht. Hieronder verstaan wij achtergrondinformatie met betrekking tot de ligging en de inwoners. Vervolgens is in hoofdlijnen het beleid van de gemeente uitgelicht om te onderzoeken in hoeverre de gemeente op het gebied van eenzaamheid en bewegingsarmoede al actief is. Het advies kan het beleid van de gemeente Hof van Twente daarin mogelijk nog verder ondersteunen. Mede door dit onderzoek kunnen de zorg- en welzijnsinstellingen in de gezamenlijkheid volgens het beleid van de gemeente en dit advies de eenzaamheid en bewegingsarmoede onder ouderen nog beter tegengaan.
3.1
Achtergrondinformatie
De gemeente Hof van Twente is een jonge en dynamische gemeente met ongeveer 35.000 inwoners gelegen in het groene hart van Twente. De gemeente bestaat ,naast een uitgestrekt buitengebied, uit de kernen Bentelo, Delden, Diepenheim, Goor, Hengevelde en Markelo.
Figuur 1. Plattegrond van de gemeente Hof van Twente (Gemeente Hof van Twente, 2013)
Goor is de grootste kern in de gemeente Hof van Twente met 12.430 inwoners. Het gemeentehuis is ook gevestigd in deze kern. In elke kern zijn voldoende mogelijkheden voor de inwoners om een sport te beoefenen. Daarnaast is een uitgebreid sportaanbod aanwezig in de gemeente Hof van Twente. De stad Goor bestaat dit jaar 750 jaar en heeftKoning Willem Alexander en Koningin Maxima mogen verwelkomen. De populairste sport in Goor is voetbal en ondanks dat de stad maar 12.430 inwoners heeft beschikt het over drie voetbalverenigingen. De drie voetbalverenigingen zijn gelijkwaardig aan elkaar en bevinden zich allen in de vierde klasse in dezelfde competitie. De stad biedt haar inwoners veel mogelijkheden om te sporten. Jaarlijks vinden evenementen plaats zoals een wielerronde, de paardenmarkt, Goorse avond en het grote Goors school en volksfeest.
Pagina 12
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
Hof van Twenteis een uitgestrekte gemeente volgens (Wikipedia, 2013). Het beschikt in vergelijking met andere gemeentes in Nederland over relatief gezien veel vierkante meters per inwoner. Buiten de kernen is veel natuur en platteland te vinden. In de kernen zelf is de sociale betrokkenheid hoog. Dit heeft mede te maken met het Noaberschap in deze streek van het land. Kenmerkend van het Noaberschap is dat mensen steun bieden aan elkaar wanneer ze dit nodig hebben. In de kleine kernen is ditNoaberschap nadrukkelijker aanwezig dan in de grootste kern Goor. Toekomst Volgens een prognose van de Gemeente Hof van Twente (2013) zal het inwonersaantal in 2033 dalen van 35.000 naar 33.000. Het aantal 75 + neemt toe met 72%wat inhoudt dat in de gemeente Hof van Twente sprake is van vergrijzing. Het dalen van het inwoneraantal komt door de ontgroening. Er worden minder kinderen geboren in deze periode en het aantal 0-14 jarigen daalt met 26%. Dit probleem heerst niet alleen in de gemeente Hof van Twente, maar ook op landelijk niveau. Een gevolg van de vergrijzing is dat problemen op het gebied van eenzaamheid en bewegingsarmoede naar verwachting toe zullen nemen. Meer informatie hierover is te vinden in bijlage 11.2
3.2 Beleid gemeente Hof van Twente In het Beleidskader Welzijn(2013 - 2016) zijn richtlijnen opgesteld voor het beleid voor de komende vier jaar. De gemeente zet met dit beleid in op de speerpunten het benutten van de kracht van de samenleving, het versterken van de zelfredzaamheid en het bevorderen van maatschappelijke participatie. Voortkomende uit dit beleidskader zijn vier beleidsnotities opgesteld voor de beleidsterreinen Jeugd, Cultuur, Zorg en Sport. In deze beleidsnotities zijn de speerpunten uit het beleidskader Welzijn vertaald naar concrete acties. In deze notities is weergegeven waar in de praktijk op wordt ingezet. In alle deelnotities staat voorop om in het bijzonder jeugd, kwetsbaren en ouderen te ondersteunen. In het kader van de probleemstelling van dit onderzoek ligt de focus in het bijzonder op het participeren van ouderen in de samenleving. Om dit te realiseren heeft de gemeente in haar programma diverse projecten gestart en ondersteunt zij verenigingen en instellingen met subsidies om het participeren aan de samenleving en de leefbaarheid onder de genoemde doelgroepen te bevorderen. Om deze doelen te bereiken heeft de gemeente een rijk voorzieningenaanbod van sporthallen, gymzalen, cultuurhuizen, zwembaden enzovoorts. De gemeente heeft op basis van het beleidskader en de beleidsnotities richtlijnen opgesteld voor het verlenen van subsidies waarin weergegeven wordt voor welke activiteiten er subsidie kan worden verkregen. Mede door de subsidies worden er activiteiten georganiseerd gericht op ontmoeten, bewegen en gezondheid om mensen te stimuleren te participeren in de maatschappij. Kortom wordt met behulp van subsidies gepoogd om bewegingsarmoede en eenzaamheid in Hof van Twente tegen te gaan. De beleidsregels hebben betrekking op het jaar 2014. De eerste conclusie is dat veel verenigingen en instellingen de weg hebben gevonden en hierop een beroep doen. Er zijn hierdoor meer initiatieven ontstaan voor kwetsbare doelgroepen en dan in het bijzonder voor ouderen. Mede door dergelijke subsidies wordt eenzaamheid en bewegingsarmoede onder deze doelgroep tegengegaan. Daarnaast worden verschillende stichtingen op het gebied van ouderenwerk, vrijwilligerswerk, mantelzorg enzovoorts gesubsidieerd voor burgers die het op eigen kracht niet redden. Voor de meeste burgers is een steuntje in de rug net voldoende. Daarnaast heeft een deel van de burgers behoefte aan ondersteuning en doet een beroep op de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) waar zij door middel van algemene, collectieve en een relatief klein deel gebruik zullen maken van specialistische voorzieningen. Laatstgenoemd is een vangnet voor mensen die het op eigen kracht of door middel van ondersteuning door verschillende stichtingen niet redden. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de Wmo ligt bij de gemeente. Meer informatie over het beleid en de subsidies is te vinden op de website van de gemeente Hof van Twente.
Pagina 13
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
4. Theoretisch kader In dit hoofdstuk worden de twee kernbegrippen eenzaamheid en bewegingsarmoede uitgelegd aan de hand van literatuuronderzoek. Er is bewust gekozen om een koppeling te maken tussen deze twee termen om te onderzoeken hoe door middel van bewegingsactiviteiten ouderen uit het sociaal isolement gehaald kunnen worden. In paragraaf 4.1 wordt eenzaamheid uitgelicht, een voorloper van sociaal isolement, en in paragraaf 4.2 wordt bewegen uitgelicht. Tot slot van dit theoretisch kader volgt er een conclusie over beide begrippen en is er een koppeling gemaakt tussen deze twee begrippen.
4.1 Eenzaamheid Eenzaamheid is een maatschappelijk probleem dat in de toekomst door de vergrijzing vermoedelijk groter wordt. Gezien de landelijke ontwikkelingen met betrekking tot de WMO dienen de gemeentes hierop te anticiperen. Mensen met eenzaamheidsgevoelens hebben minder contacten waarop ze een beroep kunnen doen waardoor ze eerder professionele hulp zoeken. In de volgende paragraaf wordt de relatie tussen sociaal isolement en eenzaamheid uitgelegd. Wat verstaan we onder eenzaamheid en wanneer zit nou iemand in een sociaal isolement? Daarna wordt er overgegaan naar de oorzaken en gevolgen van sociaal isolement. Een groot probleem is het signaleren en bereiken van de sociaal geïsoleerden. Het is een doelgroep die niet makkelijk contacten legt waardoor ze moeilijk bereikt kunnen worden. Mochten ze eenmaal gesignaleerd en bereikt zijn dan dienen er interventies toegepast te worden.Om iemand te helpen is het essentieel dat er een gerichte aanpak wordt gehanteerd. Dit kan door te kijkenbinnen welk profiel iemand past om daaraan vervolgens een interventie aan te koppelen. In dit hoofdstuk worden de vier hoofdthema’s in kaart gebracht, namelijk het definiëren, signaleren, bereiken en de interventies.
Definieren
Signaleren
Bereiken
Interventies
Figuur 2. Procedure om eenzaamheid tegen te gaan.
4.1.1 Relatie eenzaamheid en sociaal isolement Een veelgemaakte fout in de praktijk is dat mensen eenzaamheid verwarren met sociaal isolement. Eenzaamheid is een subjectief ervaren van een onplezierig of ontoelaatbaar gemis aan (kwaliteit van) bepaalde sociale relaties. Eenzaamheid is te onderscheiden in twee verschillende categorieën namelijk: Emotionele eenzaamheid Emotionele eenzaamheid treedt op als iemand een hechte, intieme band mist met één ander persoon, in de meeste gevallen een levenspartner. (Fokkema & Van Tilburg, 2006). Sociale eenzaamheid Sociale eenzaamheid is gekoppeld aan een tekort aan sociale integratie, het ontbreken van contacten met mensen waarmee men bepaalde gemeenschappelijke kenmerken deelt, zoals vrienden en vriendinnen. (Fokkema & Van Tilburg, 2006)
Pagina 14
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
Het kan zijn dat het aantal contacten dat men heeft met andere mensen geringer is dan men wenst. Volgens van Tilburg & de Jong Gierveld(2007) kan het zo zijn dat de kwaliteit van de gerealiseerde relaties achterblijft bij de wensen. Sociaal isolement kan op zeer uiteenlopende wijze geïnterpreteerd worden. Onderzoekers gebruiken verschillende termen om sociaal isolement te definiëren. In dit onderzoek wordt onder sociaal isolement verstaan:“het ontbreken van ondersteunende relaties in het persoonlijke leven. Hierbij gaat het om persoonlijke relaties met familie, vrienden en bekenden waar mensen in geval van nood op terug kunnen vallen voor praktische, emotionele of gezelschapssteun’’.(Machielse, 2006) Naast sociaal isolement en eenzaamheid zijn er nog twee categorieren waarin je mensen kunt delen. In figuur 3 zijn de categorien weergegeven. Groot netwerk van relaties Niet eenzaam Eenzaam
(A) Sociaal weerbaren (C) Eenzamen
Klein netwerk van relaties (B) Contactarmen (D) Sociaal geïsoleerden
Figuur 3. Kwaliteit en omvang van relaties (Machielse A. , 2006)
Mensen die sociaal weerbaar zijn beschikken in tegenstelling tot de mensen met een sociaal isolement over een netwerk met personen die hen kan ondersteunen. In deze benadering staat de mate van sociale steun die iemand kan genereren centraal. (Machielse, Hortulanus, & Meeuwesen, 2003)Contactarmen zijn personen die geen last hebben van eenzaamheidgevoelens, maar een zeer klein netwerk hebben.Bij deze groep is de situatie zeer kwetsbaar. Als één van de aanwezige contacten wegvalt, wordt er een beroep gedaan op iemands sociale vaardigheden om nieuw contact met dezelfde kwaliteit tot stand te brengen. In dit geval bestaat het risico op een sociaal isolement. Iemand die in een sociaal isolement zit hoeft zich niet eenzaam te voelen. Dit geldt ook andersom en iemand die zich eenzaam voelt hoeft niet in een sociaal isolement te zitten. De categorien zijn met elkaar verbonden en in het ergste geval beland iemand in een sociaal isolement. Daarom wordt in het theoretisch kader sociaal isolement uitgelicht aangezien deze groep het grootste beroep zullen doen in het kader van de WMO ontwikkelingen. (Buijssen & Adriaansen, 2005) Eenzaamheid komt op alle leeftijden voor. Volgens het onderzoek van TNS NIPO(2012) blijkt dat 41% van de Nederlanders zich matig eenzaam voelen. Een percentage van 6% voelt zich ernstig eenzaam en zelfs 5% voelt zich zeer ernstig eenzaam. Dit zijn landelijke cijfers genomen over de gehele bevolkingsgroep. Uit een onderzoek van de GGD Twente(2010) gericht op ouderen voelt 40% zich eenzaam waarvan 34% zich matig eenzaam en 4% zich ernstig eenzaam en 2% voelt zich zeer ernstig eenzaam. Dit percentage ligt lager dan het landelijke gemiddelde. Uit het hetzelfde onderzoek van de GGD Twente(2010) is gebleken dat naarmate men ouder wordt de eenzaamheidsgevoelens toenemen.
4.1.2Oorzaken en gevolgen sociaal isolement Uit het onderzoek van Machielse, Hortulanus, & Meeuwesen (2003) blijkt dat er geen cruciale factor vast te stellen is over het ontstaan, het verklaren of het voorspellen van een sociaal isolement. In veel gevallen is sprake van een opsomming van persoonlijke problemen. Het gaat dan bijvoorbeeld om problematiek met betrekking tot de gezondheid, opleiding en werk of financiën. In veel gevallen is deze problematiek al vroeg in het leven begonnen, bijvoorbeeld door problematische omstandigheden in de vroegere gezinssituatie. In sommige gevallen zijn er bepaalde omstandigheden of gebeurtenissen die een negatieve spiraal in gang hebben gezet, zoals het overlijden van een dierbare, een echtscheiding, het verlies van werk of een verhuizing. Het bestaande netwerk is door genoemde gebeurtenissen kleiner geworden of helemaal verdwenen. Wanneer mensen niet in staat zijn om nieuwe relaties aan te gaan om benodigde steun te realiseren kunnen ze de regie over hun leven verliezen waardoor ze in een sociaal isolement komen. (Machielse, 2011). Dat mensen in een sociaal isolement komen kan ook te maken hebben met de persoonlijkheid zelf. In het onderzoek van Machielse, Hortulanus&Meeuwesen (2003) wordt een onderscheid gemaakt tussen intrapersoonlijke en interpersoonlijke oorzaken. Bij intrapersoonlijke oorzaken wordt er gedacht aan de mate waarin de persoon beschikt over sociale vaardigheden en dit geeft de weerbaarheid aan in hoeverre negatieve levenservaringen kan verwerken. Het gaat hierbij om sociale contacten en netwerken. Als er gesproken wordt van interpersoonlijke oorzaken dan spelen maatschappelijke processen in de samenleving een rol bij de vereenzaming; de steeds verdergaande individualisering met een sterke nadruk op zelfredzaamheid, het wegvallen van traditionele samenlevingsverbanden en gebroken gezinssamenstellingen zijn enkele van deze processen. Sociaal isolement hangt nauw samen met de wijze waarop de Nederlandse samenleving zich heeft ontwikkeld.(Hortulanus, Meeuwesen, & Machielse, 2003)
Pagina 15
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
Wanneer mensen geen sociale contacten hebben heeft dat een negatieve invloed op de levenskwaliteit. Het vormt een ernstige bedreiging voor de gezondheid.(Sarason & Duck, 2001) Volgens Machielse (2006) is het voor de gezondheid en het welbevinden van iedere oudere noodzakelijk om een sociaal netwerk te hebben. Zo kunnen zij rekenen op de hulp en de steun van anderen. Zo zijn er twee vormen van sociale steun, namelijk de praktische steun en de emotionele steun. De praktische steun houdt in dat de ouderen advies of concrete hulp krijgen van derden. Bij de emotionele steun krijgen ouderen het gevoel dat iemand om hen geeft en dat ze hun persoonlijke problemen ergens kwijt kunnen. Naarmate het sociale isolement langer duurt is er vaak een neerwaartse spiraal te zien waarbij problemen ontstaan op andere levensterreinen, zoals verslavingen, schulden of vervuiling. (Machielse A. 2011).
4.1.3 Signaleren van sociaal isolement Een groot vraagstuk om sociaal isolement in kaart te brengen is het bereiken en signaleren van de doelgroep. Wanneer de problemen opstapelen, raken de relaties met de sociale omgeving steeds meer verstoord. De sociaal geïsoleerden trekken zich steeds verder terug. In veel gevallen weten ze de weg niet te vinden naar professionele instellingen en vertonen ze zorgvermijdend gedrag. (Machielse, Hortulanus, & Meeuwesen, 2003). Om een neerwaartse spiraal te doorbreken, is (professionele) hulp of begeleiding van anderen noodzakelijk. Ze komen via de natuurlijke instroom binnen bij het maatschappelijk werk of het ouderenwerk, vanwege praktische problemen of na een ingrijpende gebeurtenis zoals een afnemende gezondheid of het overlijden van een partner. De hulpverlener kan aan de van hand signaleneenzaamheid of een (dreigend) sociaal isolement constateren. Met name bij ingrijpende veranderingen in de leefsituatie van cliënten is aandacht voor hun sociale omgeving van belang. Juist dan vormt een goed functionerend netwerk een hulpbron. Sociaal geïsoleerden bij wie het isolement structureel is geworden, zijn minder snel in beeld bij de hulpverlening. Ze zijn gewend geraakt aan het oplossen van hun eigen problemen en hebben hier manieren voor gevonden. Zodra zij zichzelf niet meer redden dan worden de problemen opgestapeld en wordt hun problematiek zichtbaar. De melding komt vaak van derden, zoals buren, wijkagent, huisarts, huishoudelijke hulp of een huismeester, maar heeft dan al een dieptepunt bereikt. Wanneer deze situaties eerder worden gesignaleerd, kunnen sociaal geïsoleerden tijdig geholpen worden. (Machielse, 2011)
4.1.4 Bereiken van sociaal isolement Sociaal geïsoleerden hebben weinig inzicht in hun eigen situatie, schamen zich voor hun isolement of weten niet dat ze hulp kunnenkrijgen bij deze problematiek. Anderen willen bewust geen hulp en mijden alle vormen vanhulp of ondersteuning. Ze hebben strategieën ontwikkeld om met hun situatie om te gaan; zeontkennen hun problemen, vermijden contacten met anderen en trekken zich steeds verder uit desamenleving terug. De noodzaak om iets aan hun situatie te doen, wordt steeds minder gevoeld.Met name de meeste kwetsbaren vertonen vaak zorgmijdend gedrag volgens Machielse (2006)Dit is vooral het geval bij de groep met een structureel sociaal isolement die moeilijk wordt bereikt. Een belangrijke oorzaak van het slechte bereik is een versnippering van het aanbod van organisaties, dit maakt het voor de doelgroep niet overzichtelijk waar de hulp te vinden is voor hun sociale problemen en welke het beste past bij hun behoeftes. Volgens Doorn (2006) zal er binnen deze organisaties een signaleringsnetwerk samengesteld moeten worden met leden vanuit verschillende sectoren zoals welzijn, wonen, gezondheidszorg en de civil society. Ze moeten procedures ontwikkelen om ze te vroegtijdig signaleren en te ondersteunen om de sociaal geïsoleerden uit het isolement te halen. Er zal vraaggericht te werk moeten gaan en doorverwezen worden naar de geschikte oplossing zodat de desbetreffende persoon weer contacten verkrijgt. Een belangrijke voorwaarde waarop wordt gewezen is dat in zo’n netwerk duidelijk is welke partij de regie op zich neemt en dat er een beter bereik komt van de doelgroep die niet via een natuurlijke weg bij de reguliere hulpverlening komt. De taak van de gemeenteis vaak om deze netwerksturing vorm te geven en om een passend ondersteuningsaanbod te creëren (via subsidiëring).
Pagina 16
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
4.2.5 Interventies Om een succesvolle interventie te ontwikkelen dien je eerst naar het individu te kijken. Er is nog geen onderzoek verricht waarin een duidelijk beeld wordt gegeven welke interventies ook daadwerkelijk effectief zijn. Deskundigen geven aan dat interventies gericht zijn op het vergroten van het netwerk door deelname aan ontmoetings- en recreatieve activiteiten. Daarvan is niet bewezen of eenzaamheid minder ernstig wordt of zelfs verdwijnt. De interventie moet aansluiten op de oorzaak en achtergrond van het individu, dit kan door vraaggericht te werken. Dit geeft Machielse (2013) aan in een korte vraag die gesteld is per mail. Om een geschikte interventie toe te passen heeft Machielse (2011) een hulpmiddel ontwikkelt om de heterogeniteit van de doelgroep inzichtelijk te maken en welke categorieën zijn te onderscheiden. De profielen zijn gebaseerd op twee factoren die cruciaal van belang zijn, namelijk de duur van het isolement en de motivatie gericht met betrekking tot de sociale participatie. Een combinatie van deze twee indicatoren levert acht profielen op die de uitgangssituatie van een cliënt mogelijk kan maken. In figuur 4 zijn de categorieën en profielen te vinden. De mogelijkheden om de situatie te verbeteren verschillen per categorie. Bij de eerste twee categorieën (dreigend en situationeel isolement) gaat het om mensen die tijdelijk ondersteuning nodig hebben vanwege ingrijpende levensgebeurtenissen of tegenslagen. Bij de overige twee categorieën (structureel isolement en psychiatrische problematiek) is het complexer en is een langdurige en intensieve ondersteuning nodig, waarbij naast het isolement ook andere zaken worden aangepakt. In onderstaand tabel is weergegeven welke type interventies nodig zijn voor welk categorie isolement. Voor het vinden van een passende interventie is participatie in sociale verbanden noodzakelijk. Het kan hierbij gaan om contacten met een partner, familie, vrienden en buren (informele verbanden) of om deelname van het verenigingsleven of vrijwilligers werk (formele verbanden). Onderstaand tabel geeft mogelijke interventies weer, maar in de praktijk is het niet zo dat de interventies voor een bepaald profiel hetzelfde zijn. De acht profielen zijn gericht door termen die een dominante overlevingsstrategie weergeven. Actieven voelen zich prettig als ze een actief sociaal leven hebben; Geborgen zoeken een beschermend netwerk waarin ze zich veilig en beschermd voelen; Afhankelijken zoeken geborgenheid in een afhankelijkheidsrelatie; Achterblijven verlangen naar de emotionele steun van een hechte relatie; Compenseerder vullen het gebrek aan persoonlijke contacten in door functionele activiteiten; Buitenstaander functioneren het liefst buiten de reguliere samenleving; Hoopvollen hebben veel behoefte aan contacten en hopen dat hun situatie ten goede zal keren; Overlevers hebben de moed opgegeven en zijn uitsluitend bezig met overleven; (Machielse, 2011)
Figuur 4. Interventies om sociale participatie te stimuleren.(Machielse 2011)
In dit onderzoek is het niet mogelijk om profielen te koppelen aan personen, aangezien dit niet kan met een steekproef. Hier dient iemand een gesprek met de persoon in kwestie aan te gaan.
Pagina 17
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
4.2 Bewegen Zoals in de vorige paragraaf beschreven staat kunnen activiteiten ervoor zorgen dat mensen uit een sociaal isolement gehaald kunnenworden. Is het ook daadwerkelijk zo dat mensen die deelnemen aan bewegingsactiviteiten minder eenzaamheidsgevoelens hebben? Of is dit een veronderstelling? In de gemeentelijke beleidsplannen zoals beleidskader Welzijn en beleidsnotitie Sport is te vinden dat de gemeente inzet op meer bewegen onder kwetsbare doelgroepen zoals ouderen. Mede door deze paragraaf krijgt de onderzoeker inzicht in bewegingsarmoede zodat er zodoende een koppeling kan worden gemaakt met eenzaamheid. Hoewel sport en bewegen bekende begrippen zijn en iedereen weet wat ermee wordt bedoeld, is het niet makkelijk duidelijke definities te geven. Wat is eigenlijk het verschil tussensport en bewegen? Als je sport ben je aan het bewegen maar als je beweegt betekent het niet automatisch dat je aan het sporten bent. Om het verschil duidelijk te maken, zal eerst het begrip sport uiteen worden gezet. Vervolgens wordt het begrip bewegingsarmoede besproken en de gevolgen. Bewegingsarmoede brengt namelijk gezondheidsproblemen met zich mee. In de gemeente Hof van Twente zijn onderzoeken verricht door Sportservice (2012) over de motieven om te gaan sporten en de mogelijke drempels. Deze worden vergeleken met dit onderzoek om te onderzoeken of er overeenkomsten zijn en om een passend adviesplan te schrijven. Om in te spelen op de wensen en behoeftes van de ouderen worden de populaire sporten/activiteiten onderzocht. Deze cijfers zijn onderzocht / in kaart gebracht en zijn er verbinding gelegd in de conclusie van dit onderzoek. Tot slot volgt er een paragraaf met betrekking tot de gezondheid om aan te geven dat het noodzakelijk is dat ouderen meer bewegen.
4.2.1 Definitie sport en bewegen Volgens Van Dale (2013) kan sport omschreven worden als een fysieke krachtmeting (bijvoorbeeld zwemmen), fysiek spel (bijvoorbeeld voetbal) of denkspel (bijvoorbeeld schaken) dat op reglementaire wijze in competitieverband of recreatief gespeeld kan worden. Hoewel iedereen 'weet' wat met sport bedoeld wordt, is het lastig om hiervan een eensluidende definitie te geven. De term evolueert continu om nieuwe activiteiten die men als sport ervaart onder deze noemer te brengen. Sporten zijn meestal activiteiten gebaseerd op fysieke beweging gebruikmakend van karakteristieken als kracht, snelheid, behendigheid en denkvermogen. Bewegen Om bewegen te definiëren wordt er gebruik gemaakt van de Nederlandse Norm Gezond bewegen. Wanneer iemand voldoet aan deze normen beweegt de desbetreffende persoon voldoende. De criteria van de beweegnomen zijn te vinden in figuur 5. Uit de cijfers van het Trendrapport (2010/2011) blijkt dat in 2010 61% van de Nederlandse bevolking van 18 jaar en ouder voldoet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB).Verder blijkt dat 5,5% van de Nederlandse bevolking inactief is. De personen in de groep inactievelingen bewegen geen enkele dag 30 minuten matig intensief, dit is voornaamste doelgroep die gestimuleerd moet worden meer te gaan bewegen en te sporten.
NNGB Norm 55+55-plussers: een half uur matig intensieve lichamelijke activiteit op ten minste vijf, maar bij voorkeur alle dagen van de week. Voor niet-actieven, zonder of met lichamelijke beperkingen, is elke extra hoeveelheid lichaamsbeweging meegenomen (Kemper E. , 2000).
Figuur 5. NNGB normen(TNO, 2000)
65+ die voldoen aan de NNGB Volgens het onderzoek van TNO (2011) voldoet 52,8% aan de beweegnorm van de NNG op landelijk niveau. In het onderzoek van de GGD Twente (2010) geven 57% van de ouderen aan te voldoen aan de beweegnorm in Hof van Twente. Dit is hoger dan het landelijke gemiddelde van 52,8. Mannen bewegen meer dan vrouwen en er is sterke afname naar mate ze ouder worden. Inactieve 65+ Wanneer iemand geen enkele dag in de week 30 minuten beweegt wordt deze persoon beschouwd als inactief. Het percentage inactieve ouderen is volgens TNO (2010) in de periode 2000-2009 gedaald van 19% naar 12%. %. Er zijn geen gegevens beschikbaar over het percentage dat inactief is in Hof van Twente.
Pagina 18
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
4.2.2 Definitie bewegingsarmoede Van bewegingsarmoede wordt gesproken als niet voldaan wordt aan de Nederlandse Norm voor Gezond Bewegen (NNGB). Volgens deze norm dienen 55- plussers dagelijks een half uur matig intensief lichamelijk actief te zijn en minimaal twee maal per week activiteiten uit te voeren die gericht zijn op het verbeteren of handhaven van lichamelijke fitheid (kracht, lenigheid, coördinatie).(Kemper, Post, Twisk , & Van Mechelen, 2010)
4.2.3 Gevolgen bewegingsarmoede Personen die te weinig sporten en/of bewegen hebben een grotere kans op verschillende gezondheidsproblemen zoals hart- en vaatziekten en diabetes type 2 (TNO, 2011). Uiteindelijk kunnen deze gezondheidsproblemen leiden tot vroegtijdig overlijden. Uit onderzoek blijkt dat wanneer de hele bevolking voldoende beweegt het voortijdige sterftecijfer daalt met 20-30%. (Department of health, 2004)Daarnaast heeft onvoldoende sporten en bewegen nadelige gevolgen voor de economie. De directe kosten in de vorm van de uitgaven voor de volksgezondheid stijgen. Daar komen de indirecte kosten in de vorm van arbeidsongeschiktheid en verzuim bij waardoor de uiteindelijke kosten op kunnen lopen volgens Van Mechelen & Propper, 2007. Gezien beleidskader Welzijn (2013-2016) is het dus noodzakelijk dat mensen meer bewegen zodat ze minder beroep doen op de professionele zorg. Verder heeft sport een maatschappelijke functie waardoor ook de politiek zich meer gaat interesseren voor het sportbeleid. Niet alleen wordt er gedebatteerd over het verankeren van sport en bewegen in de samenleving. Daarnaast stimuleert de overheid tot samenwerking tussen de sportsector en onder andere de bedrijvensector en onderwijssector om sport in te zetten als middel om de gezondheid en leefbaarheid te bevorderen. Dit is ook weer terug te zien in de beleidsnotitie Sport (2014 - 2017) waarin staat dat een sportvereniging een belangrijke functie vervult in de samenleving. Meer inzicht in de factoren die het beweeggedrag beïnvloeden is dan ook gewenst. Niet alleen om de gezondheid van de bevolking te verbeteren maar ook om de leefbaarheid van de samenleving te bevorderen.
4.2.4 Motieven en drempels om te bewegen In dit onderzoek is gekozen om de motieven en de drempels te onderzoeken om inzicht te verkrijgen hoe de doelgroep gestimuleerd kan worden om te participeren aan activiteiten. Door in te spelen op de wensen en behoeftes van de doelgroep zal dit voor een stimulans zorgen. In het onderzoek van Sportservice Overijssel (2012) zijn de motieven om te sporten onderzocht. In dit onderzoek is de sportmotivatie uitgesplitst naar geslacht. Vrouwen sporten meer vanuit gezondheidsredenen om af te slanken en om er gezond uit te zien. Mannen sporten meer vanuit het prestatie-oogpunt en vinden het competitie-element belangrijker. Uit het onderzoek van Sportservice Overijssel (2012) is gebleken dat naarmate men ouder wordt, de redenen ‘advies van de arts/fysiotherapeut’, ‘plezier’ en ‘lekker buiten zijn’ belangrijker zijn om te gaan sporten en worden motieven zoals ‘afslanken’, ‘conditie’ en ‘prestatie’ minder. Deze omslag geldt dus voor de doelgroep 65 jaar en ouder. Naarmate men meer overgewicht heeft, zijn de motieven ‘advies van de arts/fysiotherapeut’ en ‘afslanken’ belangrijke beweegredenen en worden de motieven ‘plezier’ en ‘gezelligheid/sociale contacten’ minder, terwijl deze motieven juist een positief effect hebben op het blijven sporten en bewegen. Dit geldt ook voor de mensen met een beperking en/of een chronische aandoening. In het onderzoek van Sportservice Overijssel (2012) is in het bewegen duidelijk een verschil tussen zelfstandig wonende 65-74-jarigen en 75-plussers. Mensen van 75 jaar en ouder die niet voldoen aan de combinorm hebben veel minder vaak de intentie om nog te gaan bewegen. Ze zien het belang er minder van in, missen vaker de sociale steun om te gaan bewegen en kunnen zichzelf er ook niet meer toe zetten. De groep 75-plussers zijn in het algemeen ook vaker inactief (geen enkele dag nog30 minuten matig intensieve beweging) en brengen hun tijd grotendeels zittend door. Zelfstandig wonende ouderen zijn wel veel actiever dan ouderen in een instelling. Hoewel die laatste groep gemiddeld een hoge leeftijd hebben, is leeftijd voor hen geen onderscheidende factor als het gaat om inactiviteit. Sekse en motorische beperkingen wel: vrouwen en mensen met motorische beperkingen zijn vaker minder actief.In Rapportage Sport (2010)is weergegeven dat niet sportende 65- plussers zichzelf te oud vinden om te sporten, hebben naar eigen mening al genoeg andere lichaamsbeweging of vinden dat hun gezondheid het niet meer toelaat. Ouderen die wel sporten doen dit voor de gezondheid, plezier, verbeteren van de conditie of om de gezelligheid. Vooral het plezier is in deze levensfase belangrijker geworden dan bij de mensen jonger dan 65 jaar.De voornaamste reden om niet meer te gaan bewegen is dat men een lichamelijke beperking heeft. Dit wordt door 23% van de ouderen genoemd. De overige redenen spelen slechts in geringe mate een rol. Een klein aantal gaf aan het te druk te hebben, bewegen niet leuk te vinden of niemand te hebben om mee samen te gaan.
Pagina 19
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
4.2.5 Populaire activiteiten Uit het onderzoek van Sportservice Overijssel (2012) is gebleken dat onder de doelgroep 65-75 jaar wandelsport het meest wordt beoefend met 34%. Dit onderzoek is gericht op 18 tot en met 75 jaar, dus zijn de oudere doelgroepen niet meegenomen. Fietsen (29%), Fitness (23%), zwemsport (15%) en tennis (11%) is ook erg populair onder de doelgroep. Een kanttekening is wel dat de vraagstelling was welke sporten de ondervraagden het afgelopen jaar hebben beoefend. Dus wanneer iemand maar één keer een sport heeft beoefend dan staat de sport gelijk als wanneer iemand een bepaalde sport vaker heeft beoefend. De frequentie telt dus niet mee in dit onderzoek.
4.2.6 Gezondheid Bewegen heeft een directe invloed op je gezondheid. Wanneer men niet voldoet aan de beweegnormen is de kans aanwezig dat men overgewicht krijgt. Dit geldt niet voor iedereen want er zijn mensen die hier aanleg voor hebben en eerder snel overgewicht krijgen. Vandaar is het onderwerp overgewicht uitgelicht in dit onderzoek. Overgewicht is een veelvoorkomend probleem. Met name de ouderen met ernstig overgewicht lopen directe gezondheidsrisico’s. Gezond voelen Uit landelijke cijfers van het CBS (2012) blijkt dat ongeveer de helft van de Nederlanders boven de 75 jaar zich gezond voelt. Dit geldt zowel voor mannen als voor vrouwen. In de leeftijdsgroep 65-75 jaar ligt dit percentage iets hoger: rond de 60%. Hoewel veel ouderen gezondheidsproblemen hebben, beoordelen zij hun eigen situatie niet als ongezond. Men accepteert dat een verslechtering van de gezondheid bij de leeftijd hoort. De ervaren gezondheid lijkt niet zozeer samen te hangen met de aan/of afwezigheid van ziekten, maar meer met factoren die te maken hebben met welbevinden, zingeving, sociale contacten en de mate waarin men in staat is zelf problemen op te lossen. In het onderzoek van GGD Twente (2010) blijkt dat 71% van de ouderen zijn/haar gezondheid als goed tot uitstekend ervaart. Dit cijfer is natuurlijk subjectief en ligt boven de landelijke gemiddelde. Met het toenemen van de leeftijd wordt het oordeel over de eigen gezondheid anders. De groep 65-75 jaar oordeelt positiever over de eigen gezondheid dan de 85-plussers. Een percentage van 34% geeft aan beperkingen te hebben. Naarmate men ouder wordt nemen de beperkingen toe. Van de 85+ heeft 66% beperkingen en hierdoor hebben ouderen moeite met dagelijkse werkzaamheden. Een percentage van 36%geeft aan een aantal dagelijkse werkzaamheden niet meer te kunnen doen.(GGD Twente, 2010) Overgewicht Overgewicht is echter vaak het resultaat van een ongezonde leefstijl en wordt daarom in dit hoofdstuk besproken. In de Nederlandse maatschappij is overgewicht een veel voorkomend probleem, zowel bij kinderen, als bij volwassen en ouderen. Het voorkomen van overgewicht neemt toe met de leeftijd en neemt pas af op hogere leeftijd. Volgens het CBS (2012) heeft 57% van de Nederlandse 65-plussers licht tot matig overgewicht en 15% ernstig overgewicht. In Twente ligt het percentage van licht tot matig overgewicht lager dan het landelijke gemiddelde met 46% volgens GGD Twente (2010). Het percentage ernstig overgewicht ligt hoger met één procent en ligt op 15%. Onder mannen komt overgewicht meer voor dan vrouwen, alhoewel vrouwen over het algemeen meer ernstig overgewicht hebben. Relatie sporten met eenzaamheid Er zijn weinig onderzoeken te vinden die de relatie beschrijven tussen eenzaamheid en sporten onder ouderen. Uit een onderzoek van Wirtz (2002) is gebleken dat sporten een effect heeft op eenzaamheid. De conclusie die getrokken kan worden is dat vooral individuele sporten gerelateerd zijn aan zowel een gemiddeld lagere emotionele als sociale eenzaamheid bij zowel mannen als vrouwen. Mannen die groepssport beoefenen zijn gemiddeld minder sociaal eenzaam dan mannen die niet sporten. Dit verschil is niet significant te zien bij vrouwen. Uit het onderzoek kan geconstateerd worden dat de effecten van sporten op eenzaamheid over de lange termijn uitdoven. Er is vooral op de korte termijn een relatie tussen sporten en eenzaamheid.
Pagina 20
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
4.3 Relatie tussen eenzaamheid en bewegen Uit het theoretisch kader is gebleken dat er bewegingsarmoede is onder de doelgroep ouderen, dit kan weer leiden tot overgewicht en dit kan voor gezondheidsproblemen zorgen. Een ander groot probleem is sociaal isolement. Dit is een term die vaak wordt verward met eenzaamheid. Iemand kan zich eenzaam voelen, maar hoeft niet in een sociaal isolement te zitten. Daarnaast hoeft iemand die in een sociaal isolement zit niet eenzaam te zijn. Toch zijn beiden een kwetsbare doelgroep aangezien bij beiden de kans aanwezig is dat ze geen netwerk hebben waar ze naar toe kunnen om hun problemen op te lossen. Een gevolg hiervan is dat zij in geval van problemen eerder een beroep zullen doen op de overheid dan wel de zorgverzekeraar. Ditzelfde geldt voor de groep die kampt met bewegingsarmoede. Er is uit onderzoek van Wirtz(2002)gebleken dat er een relatie is tussen sporten en eenzaamheid, maar dit is vooral voor de korte termijn. Mensen voelen zich een kleinere tijd minder eenzaam, maar na verloop van tijd nemen de eenzaamheidsgevoelens weer toe. Door het deelnemen aan sportactiviteiten kan eenzaamheid worden tegengaan en in combinatie daarmee het overgewichtsprobleem. Kortom kan dit een middel zijn om ervoor te zorgen dat mensen een netwerk opbouwen en minder beroep doen op de zorg. In hoofdstuk 3 is aangegeven dat de gemeente in haar beleid inzet om zowel eenzaamheid als bewegingsarmoede tegen te gaan. De gemeente investeert in de samenleving op basis van de doelstellingen opgenomen in het beleidskader Welzijn en de daaruit voortvloeiende beleidsnotities zodat burgers meer gebruik gaan maken van hun eigen kracht. Dit zal naar verwachting leiden tot een minder groot beroep dan wel minder grote toename op zorg. Er worden subsidies verstrekt aan verenigingen en instellingen om initiatieven te ontwikkelen gericht op de doelstellingen zelfredzaamheid vergroten, vergroten van de sociale participatie en versterken van de kracht van de samenleving. Conclusies theoretisch kader Hieronder is een opsomming te vinden van de belangrijkste conclusies uit het theoretisch kader. Eenzaamheid - Vanuit het onderzoek van TNS NIPO (2012) blijkt dat 41% van de Nederlandse bevolking zich matig eenzaam voelt. Een percentage van 6% voelt zich ernstig eenzaam en zelfs 5% voelt zich zeer ernstig eenzaam. In het onderzoek van de GGD Twente (2010) is weergegeven dat het percentage dat zich matig eenzaam voelt ligt op 31%, ernstig eenzaam op 4% en zeer ernstig eenzaam op 2%. - Eenzaamheid neemt toe naarmate men ouder wordt.(GGD Twente, 2010) -Signaleren van kwetsbare groepen is lastig. Door wijkgericht te werken en multidisciplinaire teams samen te stellen vanuit verschillende beleidsterreinen ontstaat een nauwe samenwerking. Hierdoor kan je in de gezamenlijkheid signaleren. - Wanneer mensen geen sociale contacten hebben heeft dat een negatieve invloed op de levenskwaliteit. Het vormt een ernstige bedreiging voor de gezondheid. (Sarason & Duck, 2001) - Elk individu is anders en zo dienen de individuen ook geholpen te worden, maatwerk. Er zijn vier verschillende categorieën waaruit acht profielen komen waarin je mensen kunt indelen. Dit betekent niet dat als je een persoon hebt ingedeeld je direct een gerichte interventie beschikbaar hebt. De profielen kunnen dienen als uitgangssituatie met betrekking tot de sociale participatie. Er dient vraaggericht te werk te gaan en vooral bij die personen die structureel in een isolement zitten. (Machielse, 2011) Bewegen - Onder de doelgroepen zijn de sporten fietsen, fitness, zwemsport en tennis populair. - Uit het onderzoek van TNO(2011) is gebleken dat een percentage van 57% van de ouderen aan de beweegnorm voldoet. - Het percentage inactieve ouderen ligt op 12% volgens (TNO, 2011). - Een percentage van 57% van de 65-plussers heeft licht tot matig overgewicht en 15% zelfs overgewicht volgens het CBS Statline (2012). Het onderzoek van de GGD Twente (2010) wijst uit dat het percentage overgewicht in Twente ligt op 46% en het percentage ernstig overgewicht ligt op 15%. - Personen die te weinig sporten en/of bewegen hebben een grotere kans verschillende gezondheidsproblemen zoals hart- en vaatziekten en diabetes type 2. (TNO, 2011) - Uit onderzoek blijkt dat wanneer de hele bevolking voldoende beweegt het voortijdige sterftecijfer daalt met 20-30%. (Department of health, 2004)
Pagina 21
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
5. Resultaten In dit hoofdstuk worden de resultaten uitgelicht die zijn verkregen uit de enquêtes. Van de 949 respondenten is een kleine meerderheid een vrouw. In totaal is 52% van de respondenten een vrouw en 48% een man. Van de respondenten zit meer dan de helft in de leeftijdscategorie tussen de 65 en 74 jaar. In totaal bevindt 36% zich in de leeftijdscategorie tussen de 75 en 84 jaar en 7% is 85-plusser. Deze cijfers komen overeen met bijlage 2 waarin de populatie te vinden is van de 65-plussers woonachtig in Goor. Er is gekozen om relaties te leggen in dit hoofdstuk tussen BMI, beweegnormen, gezondheid en eenzaamheid om tot een goede conclusie te komen. Dit zijn tevens ook de onderwerpen die centraal staan in dit onderzoek. Belangrijkste resultaten: - Een percentage van 45% van de 65-plussers in Goor heeft licht tot matig overgewicht. Een percentage van 13% heeft ernstig overgewicht. - Een percentage van 47% van de 65-plussers in Goor heeft bewegingsarmoede waarvan 13% zelfs inactief is. -In Goor heeft 44% van de 65-plussers eenzaamheidsgevoelens. Hiervan is zelfs 11% ernstig tot zeer ernstig eenzaam. - Ruim tien procent van de 65-plussers in Goor is niet zelfredzaam en kan niet zelfstandig de dagelijkse werkzaamheden verrichten. - In Goor zijn er activiteiten om eenzaamheid en bewegingsarmoede tegen te gaan, maar deze zijn onbekend bij de doelgroep en bij de zorgprofessionals.
5.1 BMI, beweegnorm, gezondheid en eenzaamheid In deze paragraaf worden de gegevens weergegeven die verkregen zijn vanuit de steekproef met betrekking tot de essentiële onderwerpen BMI, beweegnorm, gezondheid en eenzaamheid. In de volgende paragrafen worden de vragen behandeld uit de steekproef en is er onderzocht of er een relatie aanwezig is tussen BMI, beweegnorm, gezondheid en eenzaamheid. De N die staat weergegeven in de resultaten staat voor het aantal respondenten. Aangezien de getallen zijn afgerond kan het zijn dat het aantal hoger of lager is dan 100. BMI Totaal Man Vrouw 65 t/m 75 t/m 85N=927) 74 84 plussers Ondergewicht 1 0 2 1 1 3 Gezond 42 40 43 41 43 44 gewicht Licht tot matig 45 49 40 45 43 41 overgewicht Ernstig 13 11 15 14 13 12 overgewicht Figuur 6. Berekening van de BMI van 65-plussers woonachtig in Goor in percentages.
In het landelijke onderzoek van CBS(2012) blijkt dat 57% van de Nederlandse 65-plussers licht tot matig overgewicht heeft. Uit hetzelfde onderzoek kampt 15% met ernstig overgewicht. Uit de steekproef van dit onderzoek komt naar voren dat het percentage in Goor lager ligt en hebben 45% van de 65-plussers licht tot matig overgewicht en 13% ernstig overgewicht. De gegevens die zijn verkregen uit dit onderzoek komen overeen met het onderzoek van de GGD Twente(2010). Met de leeftijd neemt het percentage overgewicht af. Er is een klein significant verschil tussen de BMI en het geslacht. Mannen hebben een hoger percentage met licht tot matig overgewicht en vrouwen een hoger percentage gezond gewicht en ernstig overgewicht. Beweegnorm (N=944) Inactief
Totaal 13
Man
Vrouw 47
53
65 t/m 74 jaar 10
75 t/m 84 jaar 16
85-plussers 19
Voldoen niet aan de 34 46 54 36 32 29 beweegnorm Voldoen aan de 53 50 50 54 52 52 beweegnorm Figuur 7. Percentage van 65-plussers woonachtig in Goor die voldoet aan de beweegnorm van de NNGD
Uit figuur 7 blijkt dat 53% van de respondenten voldoen aan de beweegnorm. Dit ligt iets lager dan de 56% dat de GGD Twente (2010) aangaf in haar onderzoek. Het landelijke gemiddelde ligt volgens TNO(2011) gelijk aan het percentage van dit onderzoek. Een percentage van 13% is inactief. Dit percentage ligt iets hoger dan het landelijke gemiddelde van 12% volgens TNO(2011). Naarmate men ouder wordt dan stijgt het percentage inactievelingen. Bij een leeftijd van 65 tot en met 74 jaar is één op de tien inactief en dit is verdubbeld bij de 85-plussers.
Pagina 22
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
In figuur 8 is weergegeven hoe de respondenten hun eigen gezondheid beoordelen. Het percentage van de ouderen dat zijn/haar gezondheid als goed tot uitstekend ervaart ligt in dit onderzoek op 64%, dus 3% hoger dan uit het onderzoek van de GGD Twente (2010). Uit het onderzoek van SOEK (2012) ligt dit percentage op 65%. Naarmate men ouder wordt ervaren de respondenten dat de gezondheid afneemt. Van de respondenten in de leeftijd van 65 tot en met 74 jaar ervaart ruim 80% hun gezondheid als goed tot uitstekend, dit percentage ligt nog maar op 45% bij de 85-plussers. Er is een significant verschil tussen het geslacht. De mannen voelen zich gezonder dan vrouwen. Gezondheid Totaal Man Vrouw 65 t/m 75 t/m 84 85(N=922) 74 jaar jaar plussers Slecht 4 3 4 3 2 10 Matig 22 17 28 16 29 45 Goed 55 58 52 58 53 36 Zeer goed 13 15 11 15 12 5 Uitstekend 7 7 6 9 4 5 Figuur 8. Beoordeling van de gezondheid van de 65-plussers woonachtig in Goor in percentages.
Uit dit onderzoek is gebleken dat ruim 40% zich matig tot sterk eenzaam voelt. Eén op de tien ouderen heeft ernstige of zelfs zeer ernstige eenzaamheidsgevoelens. Dit komt overeen met het onderzoek van TNS NIPO(2013)en het aantal ligt 6% hoger dan het onderzoek van de GGD Twente(2010). In figuur 9 is weergegeven dat naarmate men ouder wordt men zich ook eenzamer voelt, dit concludeerde de GGD Twente(2010) ook. Vrouwen hebben volgens dit onderzoek meer eenzaamheidsgevoelens dan mannen. Een mogelijke oorzaak hiervan is dat de levensverwachting in de Hof van Twente van vrouwen (84) hoger is dan mannen (79) volgens de GGD Twente(2010). Eenzaamheid Totaal Man Vrouw 65 t/m 74 (N=906) jaar Niet eenzaam 56 57 54 60 Matig eenzaam 33 34 32 32 Ernstig 6 5 8 3 Eenzaam Zeer ernstig 5 5 7 4 eenzaam Figuur 9. Percentage 65-plussers met eenzaamheidsgevoelens.
75 t/m 84
85-plussers 52 33 9
37 40 11
6
12
In figuur 10 is de relatie weergegeven tussen eenzaamheid en gezondheid. Er is een significant verschil tussen ervaren van de eigen gezondheid en eenzaamheidsgevoelens. Van de respondenten die hun eigen gezondheid slecht of matig ervaart voelt 52% zich zeer ernstig eenzaam en 17% zich niet eenzaam. Relatie eenzaamheid met gezondheid Slecht Matig Goed (N=888) Niet eenzaam 2 15 59 Matig eenzaam 6 28 53 Ernstig eenzaam 2 45 45 Zeer ernstig eenzaam 14 38 28 Figuur 10. Percentage ouderen met eenzaamheidsgevoelens.
Zeer goed 16 10 8 12
Uitstekend 9 4 0 8
In figuur 11 blijkt dat mensen die voldoen aan de beweegnorm zich gezonder voelen. Er is een duidelijk verschil weergegeven tussen de inactievelingen en de mensen die voldoen aan de beweegnorm. Er is geen duidelijke relatie aanwezig tussen eenzaamheidsgevoelens en de beweegnorm. 60 50 40 30 20 10 0
Inactief
Voldoet niet aan de beweegnorm
Figuur 11. Relatie tussen gezondheid en de beweegnorm in percentages. (N=882)
Pagina 23
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
5.2 Resultaten activiteiten Totaal
Man
Vrouw
65 t/m 75 t/m 8574 jaar 84 jaar plussers Geen 14 43 57 47 38 15 Fietsen 67 51 49 59 35 5 Beweegtuin 1 42 58 54 39 8 Tuinieren 54 50 50 60 34 6 MBvO 6 43 57 49 46 5 Jeu de Boules 3 30 70 65 23 12 Zwemmen 11 43 57 56 36 8 Wandelen 41 47 53 61 32 7 Fitness 9 56 44 60 35 5 Tennis 8 50 50 59 36 5 Figuur 12. Activiteiten die beoefend worden in percentages. (N=949)
In totaal nemen 133 respondenten aan geen enkele activiteit deel. De rest van de respondenten hebben één of meerdere activiteiten aangegeven. De top vier populairste activiteiten zijn: fietsen (67%), tuinieren (54%), wandelen (41%) en zwemmen (11%). Ook tuinieren wordt in dit geval gedefinieerd als bewegingsactiviteit. Dit komt overeen met het onderzoek van Sportservice Overijssel (2012) waaruit is gebleken dat fietsen (29%), Fitness (23%), Zwemmen (15%) en tennis 11(%) populair zijn onder de doelgroep. Alleen de percentages hiervan liggen lager. De frequentie van het beoefenen van de activitieten is niet meegenomen in dit onderzoek, dit kan een oorzaak zijn van het verschil tussen dit onderzoek en het onderzoek van Sportservice Overijssel (2012). Naarmate men ouder wordt neemt de deelname aan de activiteiten af. Van de respondenten heeft 59% aangegeven dat ze fietsen in de leeftijd 65 tot en met 74 jaar. Bij het bereiken van een leeftijd van 85 jaar ligt dit percentage op 5%. In bijlage 7 is een staafdiagram te vinden waarin wordt weergegeven welke bewegingsactiviteiten de ouderen nog meer willen beoefenen. Hieruit is gebleken dat een percentage ouderen meer zouden willen gaan fietsen (12%), wandelen (9%) en zwemmen (7%). Uit het interview met eenfysiotherapeutkomt naar voren dat bewegen te weinig wordt gestimuleerd onder ouderen. Hij vindt dit belangrijk als fysiotherapeut aangezien er veel mensen komen met gezondheidsproblemen die het gevolg zijn van bewegingsarmoede. Ook een huisarts geeft aan in het interview dat een groot gedeelte van de doelgroep van 65-plussers bewegingsarmoede heeft. Beiden hebben niet in kaart welke mogelijke bewegingsactiviteiten ze kunnen aanbieden en verbinden ze door naar Stichting Welzijn en Ouderen. Voor ouderen is het een grote stap om contact op te nemen met een ‘onbekend’ iemand volgens de huisarts. Volgens ouderenconsulent van Stichting Welzijn en Ouderen kan de samenwerking tussen SWO en de huisartsen beter, maar vanwege de vele werkzaamheden van de huisartsen is dit lastig te realiseren. Voor een medewerker van Carintreggeland was het lastig om alle (bewegings) activiteiten in beeld te brengen die in Goor aanwezig zijn. De huisarts gaf ook aan niet bekend te zijn met de activiteiten en mogelijkheden. In juli 2013 heeft de medewerker van Carintreggeland een flyer ontwikkeld om de bekendheid van de activiteiten onder de ouderen te promoten. Dit is gedaan in samenwerking met Rode Kruis, Stichting Welzijn en Ouderen, Carintreggeland en SV Hector. De activiteiten van de Nieuwe Bond voor Ouderen en de Zonnebloem zijn niet verwerkt in de flyer aangezien er destijds nog geen contact was gezocht met hun. Daarnaast zijn de activiteiten die wekelijks plaatsvinden in de Trekpleister en de ouderensociëteit niet verwerkt in de flyer die te vinden is in bijlage 13. Relaties: Er is een significante relatie tussen BMI en deelname aan activiteiten. Mensen met een hogere BMI wandelen minder. De mensen met overgewicht nemen minder deel aan activiteiten.
Pagina 24
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
5.3 Resultaten motieven In figuur 13 wordt weergeven wat de motieven zijn van ouderen om deel te nemen aan bewegingsactiviteiten. Respondenten konden meerdere opties aanvinken bij deze vraag. Driekwart van de respondenten heeft 80 aangegeven dat ze deelnemen aan activiteiten 60 74 vanwege lichaamsbeweging/gezondheid. Zes op 61 40 de tien ouderen hebben aangegeven buiten te 43 41 20 15 willen zijn. De gezelligheid en de activiteit is ook 0 erg belangrijk volgens een percentage van 40%. Uit het interview met een medewerker van Carintreggeland en lesgevers van GALM en MbvO activiteiten blijkt is het sociale aspect erg belangrijk tijdens de activiteiten. Gezelligheid zorgt ervoor dat de doelgroep blijft terugkomen. Figuur 13. Beweegmotieven van de 65-plussers Het percentage dat beweegt vanwege het plezier woonachtig in Goor in percentages. en leuke activiteit neemt af naarmate men ouder wordt. Dit komt overeen met het onderzoek van Sportservice Overijssel (2012). Om mensen te werven voor de activiteiten dient er een nauwe samenwerking te komen tussen organisaties vanuit verschillende beleidsterreinen volgens combinatiefunctionaris van Slochteren. De organisaties dienen kwetsbare ouderen te signaleren en in gezamenlijkheid op zoek te gaan naar de oplossing. Huisartsen en fysiotherapeuten zijn een voornaamste bron om ouderen te signaleren. Het verstrekken van advies kan als stimulans dienen voor ouderen. Wanneer ouderen inzien dat bewegen de gezondheid bevordert zijn ze eerder geneigd om deel te nemen aan activiteiten.
Beweegmotieven (N =913)
Relaties: Naarmate men een hogere BMI heeft nemen de motieven te weten advies van een arts /fysiotherapeut, gezelligheid/ sociale contacten toe. Mensen die voldoen aan de beweegnorm geven aan dat ze lichaamsbeweging belangrijk vinden. Merkwaardig is dat het percentage dat aangeeft te sporten vanwege de lichaamsbeweging/gezondheid hoger ligt bij de groep die niet voldoet aan de beweegnorm dan bij de groep die hieraan wel voldoet. Eén op de drie Inactievelingen geven aan dat zij lichaamsbeweging/gezondheid belangrijk vinden. Van de respondenten die de gezondheid slecht tot matig ervaren geeft 40% aan dat ze bewegen vanwege advies van een arts of fysiotherapeut. Dit percentage ligt op 10% bij de respondenten die de gezondheid als zeer goed ervaren. Het sociale aspect vindt bijna de helft van de respondenten belangrijk. Er is een klein significant verschil tussen de relatie eenzaamheid en de motieven. Mensen met ernstig tot zeer ernstige eenzaamheidsgevoelens geven aan dat ze het minder belangrijk vinden te bewegen vanwege het sociale aspect. Motieven om niet deel te nemen In bijlage 7 is een figuur te vinden waaruitblijkt dat één op de drie respondenten heeft aangegeven niet deel te nemen aan de activiteiten, aangezien zij aangeven al voldoende lichaamsbeweging hebben. Dit komt overeen met het onderzoek van de GGD Twente (2010) en Rapportage sport (2010). Een percentage van 15% heeft aangegeven niet te kunnen deelnemen aangezien de gezondheid het niet toelaat. Relaties: Er is een significant verschil tussen de beweegnorm en de motieven om niet te sporten. Ongeveer 40% van de respondenten die niet voldoen aan de beweegnorm geven aan dat ze vinden dat ze voldoende bewegen. Bijna één op de drie van de nietactievelingenvindt dit ook. Naarmate men minder beweegt geven meer respondenten aan dat de gezondheid het niet toelaat. Zelfs één op de twee van de nietactievelingen geven dit aan.
Pagina 25
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
5.4 Resultaten frequentie van activiteiten In figuur 14is het percentage weergegeven van de respondenten die dagelijks of wekelijks de activiteiten beoefenen. Het percentage dat in de onderstaand figuur één keer per maand of nooit aangevinkt is niet verwerkt in onderstaande tabel. Ruim zes op de tien ouderen fietst of wandelt dagelijks of wekelijks. Bijna 60% maakt dagelijks of wekelijks gebruik van het internet. Dit percentage ligt in het onderzoek van de GGD Twente (2010) op 44%. Een percentage van bijna 60 % heeft aangegeven dat zij dagelijks of één keer per maand bezoek ontvangen. Dit houdt dus in dat vier op de tien respondenten hebben aangegeven dat ze één keer per maand of zelfs nooit op bezoek gaan. Bij de leeftijdscategorie 75 t/m 84 jaar geeft nog maar 50 % aan dagelijks of één keer per maand bezoek te ontvangen. Ditzelfde geldt voor bezoek ontvangen en dit zijn verontrustende cijfers. Deze gegevens komen overeen met het onderzoek van de GGD Twente (2010).Uit het onderzoek blijkt dat ruim 80% geen enkele sport dagelijks of wekelijks beoefenend. Een reden hiervoor kan zijn dat sporten een ruim begrip is, dat door iedereen anders geïnterpreteerd kan worden. Bijna 70% geeft aan nooit vrijwilligerswerk te doen of verenigingsactiviteiten. Naarmate men ouder wordt neemt de frequentie van de activiteiten af. Ook sociale activiteiten zoals op bezoek gaan of bezoek ontvangen nemen af. Er is een significant verschil weergegeven tussen mannen en vrouwen. Mannen zijn namelijk actiever dan vrouwen. Dagelijks of één keer per maand
Totaal
Man
Vrouw
65 t/m 74
75 t/m 84
85-plusser
Op bezoek gaan
56
58
54
63
50
38
Bezoek ontvangen
59
60
57
64
54
51
Wandelen
66
69
63
71
61
45
Fietsen
66
70
62
57
58
33
Verenigingsactiviteiten
28
33
22
31
26
14
Vrijwilligerswerk
27
29
25
33
20
10
Ouderensport
15
12
18
16
15
6
Overige sporten
22
24
21
28
17
7
Hobby uitvoeren
35
42
29
42
26
14
Tuinieren
49
58
39
52
47
20
Klusjes bij anderen
10
14
7
14
5
3
Internetten / e-mailen
57
66
48
68
48
19
Figuur 14. Activiteiten die de respondenten wekelijks of dagelijks beoefenen in percentages
Relaties In bijlage 11 zijn de relaties weergegeven tussen de frequentie van de activiteiten en onderwerpen zoals BMI, eenzaamheid, de beweegnorm en de gezondheid. Er is een significant verschil tussen de frequentie van de activiteiten en de eenzaamheidsgevoelens. Naarmate men meer activiteiten onderneemt nemen de eenzaamheidsgevoelens af. Dit geldt voor alle aangegeven activiteiten. Verenigingsactiviteiten en vrijwilligerswerk hebben een positief effect op eenzaamheidsgevoelens. Er is een significante relatie weergegeven tussen vrijwilligerswerk/verenigingsactiviteiten en eenzaamheid. Mensen die vrijwilligerswerk verrichten of deelnemen aan verenigingsactiviteiten hebben minder eenzaamheidsgevoelens. Dit blijkt ook uit het onderzoek van TNS (2013).Ruim 70% van de respondenten die dagelijks vrijwilligerswerk verrichten voelen zich niet eenzaam, tegenover 50% die nooit vrijwilligerswerk verricht. De relatie tussen verenigingsactiviteiten en eenzaamheid ligt gelijk aan het vrijwilligerswerk. Er is ook een significante relatie tussen internet en eenzaamheid. Het verschil tussen eenzaamheidsgevoelens van de respondenten die dagelijks op het internet zitten en respondenten die vrijwel nooit op het internet zitten bedraagt bijna 20%. Van de mensen die dagelijks of wekelijks op bezoek gaan geeft 73% aan geen eenzaamheidsgevoelens te hebben. Wanneer men één keer per maand of nooit op bezoek gaat is dit percentage nog maar 18%.
Pagina 26
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
5.5 Resultaten zelfredzaamheid In de beleidsplannen wordt gesproken over het vergroten van de zelfredzaamheid van de burgers. Dit is terug te vinden in de werkwijze van vele organisaties die zelfredzaamheid van burgers stimuleren. In figuur 15 wordt weergegeven welke dagelijkse werkzaamheden de 65-plussers in Goor niet zelfstandig kunnen verrichten. Het percentage dat in de leeftijdscategorie is weergegeven geldt over de gehele categorie leeftijdscategorie en niet over het totaal. Dus 6% van respondenten in de leeftijd van 65 t/m 74 kunnen niet zelfstandig warm eten klaarmaken. Gemiddeld kan één op de tien van de respondenten niet zelfstandig de dagelijkse werkzaamheden verrichten. Vooral met dagelijkse werkzaamheden zoals kleren wassen en strijken, zwaar huishoudelijk werk zoals tillen en tuinieren, boodschappen doen en bedden verschonen en/of opmaken geven de respondenten aan veel moeite te hebben. Uit dit onderzoek blijkt dat één op de vijf respondenten niet met het openbaar vervoer kan reizen en 21% heeft hier moeite mee. Een percentage van 15% heeft geen eigen vervoer. Dit kan een drempel zijn voor ouderen om deel te nemen aan activiteiten volgens een medewerker van Carintreggeland. Mannen zijn over het algemeen zelfredzamer dan vrouwen volgens dit onderzoek. Naarmate men ouder wordt neemt de zelfredzaamheid sterk af. Bij een leeftijd tussen de 65 en 74 jaar geeft één op de tien aan zelfstandig kleren te kunnen wassen en te strijken en dit aantal bij de 85-plussers ligt op één op de zes. Dit is een groot significant verschil en hieruit blijkt dat 85-plussers minder vitaal zijn. Totaal
Man
Vrouw
65 t/m 74
Ontbijt of lunch klaarmaken
4
5
3
Warm eten klaarmaken
10
13
8
Licht huishoudelijk werk
8
7
9
Zwaar huishoudelijk werk
16
18
Kleren wassen en strijken
19
Boodschappen doen
75 t/m 84
3
85-plusser
4
12
12
34
3
9
38
18
10
19
46
19
18
10
25
60
23
12
15
Bedden verschonen en/of opmaken
13
17
29
6
Eigen vervoer
15
9
20
7
20
48
Openbaar vervoer
21
15
28
13
28
55
6
14
29
67
16
49
Figuur 15. Percentage van het aantal 65-plussers dat niet zelfstandig dagelijkse werkzaamheden kunnen verrichten.
Relaties: Er is een significante relatie weergegeven in bijlage 12 tussen de respondenten die niet zelfstandig de werkzaamheden kunnen verrichten en overgewicht. Mensen met licht tot matig overgewicht en ernstig overgewicht zijn minder zelfredzaam. Een percentage van 17% van de respondenten die zelfstandig kleren kunnen wassen heeft een gezond gewicht. Dit percentage ligt op 26% voor mensen met ernstig overgewicht. Dit verschil is bij alle werkzaamheden zichtbaar. Er is vooral een groot verschiltussen eigen- en openbaar vervoer. Van de mensen die hebben aangegeven hulp nodig te hebben van anderen bij hun dagelijkse werkzaamheden is er een relatie zichtbaar met eenzaamheidsgevoelens. Mensen die de werkzaamheden niet zelfstandig kunnen uitvoeren voelen zich eenzamer. Een percentage van 5% die hulp nodig heeft met licht huishoudelijk werk voelt zich niet eenzaam. Het percentage dat zich zeer eenzaam voelt ligt 15% hoger. Ook dit is zichtbaar bij alle werkzaamheden. Er zijn ook relaties zichtbaar tussen de beweegnorm en gezondheid. Mensen die voldoen aan de beweegnorm zijn zelfredzamer, dit geldt ook voor de mensen die hun gezondheid als goed ervaren.
Pagina 27
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
5.6 Resultaten voorzieningen In de vraag die gesteld is in de steekproef ishet gebruik van de voorzieningen voor ouderen meegenomen. Het gebruik van de voorzieningen ligt erg laag, behalve voor de financiële hulp. Ongeveer éénderde van alle ouderen maakt gebruik van financiële hulp. De meeste ouderen kennen onderstaande welzijnsvoorzieningen. Meest onbekend is de ouderenadviseur; 7% van de ouderen kent deze voorziening niet en de mogelijkheid om via deze weg hulp of advies in te winnen. Een percentage van 6% heeft nog nooit gehoord van de eettafel. Driekwart van de ouderen heeft geen behoefte aan sport- of bewegingsactiviteiten. Nooit van gehoord Eettafel
6
Nee, geen behoefte aan 88
Nee, maar zou ik wel willen gebruiken 3
Ja, gebruik ik wel eens
Maaltijdverstrekking
2
87
2
Ouderenadviseur
7
83
6
4
Financiële hulp
1
61
6
32
Sport- of bewegingsactiviteiten Recreatieve activiteiten
3
77
10
11
1
70
8
21
3 7
Figuur 16. Percentages van het aantal 65-plussers dat in welke mate gebruik maakt van de voorzieningen.
Met het stijgen van de leeftijd neemt het gebruik van specifieke ouderen voorzieningen gericht op 65-plussers toe. De stijgingverschilt per voorziening. Grootste stijgers zijn; financiële hulp (van 28% naar 46%), maaltijdverstrekking (van 3% naar 27%) en recreatieve activiteiten (van 19% naar 29%). Vooral na het 85e levensjaar is er een flinke stijging in voorzieningengebruik. Deze stijgers zijn gelijk aan het onderzoek van de GGD Twente(2010). Van alle respondenten in de leeftijdscategorie 65 t/m 74 jaar maakt 28% gebruik van financiele hulp. Dit percentage ligt bij de 85-plussers op 46%. Ja, gebruik ik wel eens
Totaal
65 t/m 74 jaar 2 3 2 28 9
75 t/m 84 jaar
85plussers
Eettafel 3 4 12 Maaltijdverstrekking 7 11 27 Ouderenadviseur 4 7 12 Financiële hulp 32 37 46 Sport- of 11 14 9 bewegingsactiviteiten Recreatieve activiteiten 21 19 22 29 Figuur 17. Percentages van het aantal 65-plussers die gebruik maken van de voorzieningen.
Eén op de tien respondenten wil gebruik maken van sport- of bewegingsactiviteiten en/of recreatieve activiteiten. Ongeveer 5% van de ouderen hebben aangegeven gebruik te willen maken van de ouderenadviseur en financiële hulp. Naarmate men ouder wordt geven de respondenten aan meer gebruik te willen maken van de eettafel en ouderenadviseur. De andere voorzieningen nemen af. Er is een significante relatie tussen eenzaamheid en de voorzieningen. Mensen met eenzaamheidsgevoelens geven vaker aan nog nooit van de activiteiten te hebben gehoord en geven vaker aan gebruik te willen maken van de voorzieningen. Nee, maar zou ik wel willen gebruiken Eettafel Maaltijdverstrekking Ouderenadviseur Financiële hulp Sport- of bewegingsactiviteiten
Totaal 3 2 6 6 10
65 t/m 74 jaar 2 2 5 7 9
75 t/m 84 jaar 4 3 7 5 13
85plussers 3 2 6 2 5
Recreatieve activiteiten 8 7 11 5 Figuur 18. Percentages van het aantal 65-plussers die gebruik willen maken van de voorzieningen.
Pagina 28
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
6. Conclusie De conclusies zijn getrokken aan de hand van de verkregen resultaten en onderzochte theorieën. Deze informatie is vergeleken en naast elkaar gezet waaruit op basis van de voor aanvang van het onderzoek gestelde vragen, de volgende conclusies volgen. De conclusies zijn per deelvraag beschreven. Deelvraag 1:‘’In welke mate komt eenzaamheid voor onder 65-plussers woonachtig Goor?’’ In het theoretisch kader is weergegeven dat eenzaamheid een groot probleemis in Nederland. Dit is een taboe in de samenleving waarover weinig wordt gesproken. Ook in Goor zijn eenzame ouderen aanwezig en het percentage eenzamen ligt bijna gelijk aan het landelijke gemiddelde. Een percentage van 33% van de 65plussers voelt zich matig eenzaam, 6% voelt zich ernstig eenzaam en zelfs 5% voelt zich zeer ernstig eenzaam en dit is een totaal van 44%. Dit houdt dus concreet in dat 105 van de 949 respondententenminste acht van de elf stellingen van de eenzaamheidsschaal, een gestandariseerde vragenlijst om eenzaamheidsgevoelens te meten, negatief hebben beantwoord. De vragenlijst die gehanteerd is om eenzaamheidsgevoelens te meten is terug te vinden in bijlage 6. Door de vergrijzing zal eenzaamheid in de toekomst een groter maatschappelijk probleem worden. Volgens een prognose van de gemeente Hof van Twente (2013) stijgt het aantal 75-plussers in de periode van 2014 tot en met 2033 met 72%. Uit het onderzoek van GGD Twente (2010) en ook uit de resultaten die zijn verkregen uit dit onderzoek blijkt dat naarmate men ouder wordt de eenzaamheidsgevoelens toenemen. Het percentage met eenzaamheidsgevoelens zal dus groter worden mits hiertegen niets wordt gedaan. Eenzaamheidheidsgevoelens hebben een negatieve invloed op de levenskwaliteit volgens Sarason & Duck(2001). Het kan zelfs een ernstige bedreiging vormen voor de gezondheid. De respondenten die hebben aangegeven eenzaamheidsgevoelens te hebben in dit onderzoek voelen zich minder gezond. Er is een groot significant verschil in dit onderzoek weergegeven om de relatie te bevestigen tussen eenzaamheid en gezondheid. Bijna één op de vijf van de niet eenzamelingen beoordelen hun gezondheid slecht of matig. Naarmate men zich ernstig tot zeer ernstig eenzaam voelt ervaart de helft zijn gezondheid slecht of matig. Sociaal isolement is een term die nauw samen hangt met eenzaamheid en in de praktijk worden deze twee termen vaak verward. Iemand die in een sociaal isolement zit hoeft zich niet eenzaam te voelen en iemand die zich eenzaam voelt hoeft niet in een sociaal isolement te zitten. Mensen met eenzaamheidsgevoelens kunnen uiteindelijk in een sociaal isolement terecht komen. Dit is een kwetsbare groep die moeilijk te bereiken en te signaleren is. Eenzame ouderen kunnen zorgmijdend gedrag tonen en de problemen worden pas zichtbaar als ze geëscaleerdzijn. Op dat moment is deze problematiek moeilijk te behandelen en kost het veel tijd en geld om de onstane problemen op te lossen. Uit het onderzoek van Machielse, Hortulanus, & Meeuwesen (2003) blijkt dat er geen cruciale factor vast te stellen is over het ontstaan, het verklaren of het voorspellen van een sociaal isolement. In veel gevallen is het een opsomming van persoonlijke problemen. Deze problematiek is al vroeg in het leven begonnen. In sommige gevallen zijn er bepaalde omstandigheden of gebeurtenissen die de oorzaak zijn van sociaal isolement, zoals het overlijden van een dierbare. In Goor heeft ruim 40% van de ouderen eenzaamheidsgevoelens. Dit probleem heeft een negatieve invloed op de levenskwaliteit. Het is dus belangrijk om dit tegen te gaan. Ik merk het ook aan het feit dat ze een praatpaal zoeken.Veel mensen nemen contact op om de kleinste ongemakken. Je merkt dat ze hun verhaal kwijt willen. Als ik vraag wat ze hier dan aan doen, aan deze eenzaamheid, is dat vaak niet veel: ze vinden het moeilijk om zelf het initiatief te nemen Huisarts
Pagina 29
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
Deelvraag 2: ‘’In welke mate komt bewegingsarmoede voor onder 65-plussers woonachtig in Goor?’’ De NNGB Norm die is vastgesteld voor 65-plussers ligt op minimaal 5 dagen per week matig intensief bewegen. Wanneer iemand niet voldoet aan deze norm dan is er sprake van bewegingsarmoede. Wanneer iemand minder dan 1 dag per week beweegt dan is er sprake van inactiviteit. In dit onderzoek blijkt dat 53% van de respondenten voldoet aan de beweegnorm. Dit houdt dus in dat 47% van de respondenten kampen met bewegingsarmoede en hiervan is 13% inactief. De percentages liggen gelijk aan het landelijke onderzoek van TNO (2011) en het regionale onderzoek van GGD Twente (2010). Naarmate men ouder wordt neemt het percentage dat voldoet aan de beweegnorm af. Bij een leeftijd van 65 tot en met 74 jaar is één op de tien inactief en dit is verdubbeld bij de 85-plussers. Mensen die kampen met bewegingsarmoede hebben een hogere kans op gezondheidsproblemen. Personen die te weinig bewegen en/of sporten hebben een grotere kans op hart- en vaatziekten en diabetes 2 volgens TNO (2011). Dit kan leiden tot minder zelfredzaamheid en uiteindelijk vroegtijdig overleiden. Uit een prognose van Department of Health (2004) blijkt dat wanneer de hele bevolking voldoende beweegt het voortijdige sterftecijfer daalt met 20-30%. De respondenten uit dit onderzoek die aan de beweegnorm voldoen voelen zich gezonder. Bewegingsarmoede kan een oorzaak zijn van overgewicht. Het is een onderwerp dat vaker besproken en behandeld wordt dan eenzaamheid. Het percentage overgewicht neemt toe onder elke doelgroep en ook onder de 65-plussers. Uit dit onderzoek blijkt dat 45% van de 65-plussers kampt met licht tot matig overgewicht en 13% met ernstig overgewicht. Dit zijn ruim 100 van de 927 respondente. De percentages uit dit onderzoek komen overeen met het landelijke onderzoek van CBS (2012) en GGD Twente (2010). In Goor kampt 47% van de 65-plussers met bewegingsarmoede. Dit is een mogelijke oorzaak dat 45% van deze groep licht tot matig overgewicht heeft en 13% ernstig overgewicht. Dit kan resulteren in gezondheidsproblemen. Het is dus belangrijk om dit tegen te gaan.
De 65-plussers met overgewicht groeit letterlijk en figuurlijk als kool, letterlijk en figuurlijk. Er is een duidelijk verschil tussen nu en tien jaar geleden. Alles wat er nu wordt aangeschaft aan hulpmiddelen is obesitasproof. Denk hierbij aan rolstoelen, krukken, rollators, geen drempels en hulpmiddelen bij toilet en douche. Manager van Carintreggeland Medewerker van Carintreggeland
Pagina 30
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
Deelvraag 3: ‘’Wat wordt er op dit moment in Goor verricht aan activiteiten om eenzaamheid en bewegingsarmoede tegen te gaan onder de 65-plussers in Goor?’’ De gemeente zet met het beleidskader Welzijn 2014-2017 en de daaruit voortvloeiende beleidsnotities in op de speerpunten het benutten van de kracht van de samenleving, het versterken van de zelfredzaamheid en het bevorderen van maatschappelijke participatie. De gemeente zet zich in om onder andere eenzaamheid en bewegingsarmoede tegen te gaan. Op basis van geformuleerd beleid kunnen verenigingen en instellingen een beroep doen op subsidies waarmee deze twee problemen worden tegengegaan. Er zijn gesubsidieerde instellingen zoals Stichting Welzijn en Ouderen en Servicepunt Vrijwilligers Hof van Twente waar ouderen terecht kunnen met hun zorgvragen. Daarnaast worden er structurele subsidies verstrekt aan andere instellingen die activiteiten realiseren op het gebied van ontmoeting en beweging. Sinds 2014 zijn er nieuwe éénmalige subsidies ingevoerd om nieuwe initiatieven te stimuleren om kwetsbare doelgroepen en in het bijzonder ouderen te helpen. Onbekendheid activiteiten In Goor zijn er activiteiten om eenzaamheid en bewegingsarmoede tegen te gaan. Een overzicht van een aantal van deze activiteiten zijn weergegeven in bijlage 13.Uit interviews met een fysiotherapeut en een huisart komt naar voren dat niet alle ouderen bekend zijn met deze activiteiten. De activiteiten zijn verspreid door heel Goor bij verschillende organisaties. Het komt zo nu en dan voor dat deze activiteiten elkaar overlappen. Voor een geinterviewd medewerker van Carintreggeland was het lastig om inzicht te krijgen in het totaal aanbod aan activiteitengericht op ouderen in Goor. Wanneer dit voor de zorgprofessionals al als lastig wordt ervaren dan kan men er vanuit gaan dat dit voor de 65-plussers ook het geval is. Dit gaven meerdere zorgprofessionals aan in een interview. Eenzaamheid Stichting Welzijn en Ouderen verricht interventies om eenzaamheid tegen te gaan. Wanneer iemand de leeftijd van 77 jaar bereikt legt de SWO per brief contact met de vraag of een gesprek met een ouderenconsulent gewenst is. Als er een consulent op gesprek mag komen wordt er gekeken wat de wensen en behoeften zijn van de desbetreffende persoon. Uit dit gesprek kan naar voren komen dat een persoon bewegingsarmoede heeft of in een sociaal isolement zit. Door vraaggericht te werken verwijst SWO de personen door naar de juiste instellingen. Op het gebied van sociaal isolement is de Zonnebloem actief door middel van een maatjesproject. Ouderen met eenzaamheidsgevoelens krijgen vrijwilligers op bezoek om weer in contact te komen met mensen. Er zijn diverse voorzieningen waar 65-plussers elkaar kunnen ontmoeten en recreatieve activiteiten kunnen beoefenen. Dit gebeurd in buurthuizen zoals de Trekpleister, ouderensociëteit, Tuinputter en wijkvoorziening ‘t Doesgoor en verzorgingstehuizen zoals de Stoevelaar en de Herfstzon. Bewegingsarmoede Er zijn verschillende bewegingsactiviteiten om bewegingsarmoede tegen te gaan. Begin 2014 zijn er buurtsportcoaches aangesteld om bewegen te stimuleren. Carintreggeland heeft één buurtsportcoach aangesteld om ouderen meer te laten bewegen. Qua voorzieningen beschikt Hof van Twente over een ruim aanbod. Er zijn verschillende sportvoorzieningen waar verenigingen ouderenactiviteiten aanbieden. Zo zijn er bijvoorbeeld zwemlessen, fietstochten, Meer Bewegen voor Ouderen (MBVO), georganiseerde loopclubjes en fitnessmogelijkheden. De meest populaire bewegingsactiviteiten onder de 65-plussers in dit onderzoek zijn fietsen, tuinieren, wandelen en zwemmen. De respondenten hebben aangegeven in de toekomst meer te willen fietsen, wandelen, en zwemmen. Daarbij wordt opgemerkt dat zwembad de Whee in Goor nog open is tot de zomer van 2014. Bijna 100 respondenten hebben aangegeven dat ze zwemmen en bijna zeventig respondenten zouden dit in de toekomst willen beoefenen. Deze groep zal vanaf de zomer 2014 moeten uitwijken naar Markelo. Uit het interview met een medewerker van Carinreggeland, een huisarts en een fysiotherapeut komt naar voren dat de afstand een drempel kan zijn om deel te nemen aan een activiteit. De afstand tussen Goor en het zwembad in Markelo is 6 km en dit kan een drempel zijn voor deze ouderen. Naarmate men ouder wordt neemt de frequentie van de activiteiten af. Dit geldt ook voor sociale activiteiten zoals op bezoek gaan of bezoek ontvangen. Uit dit onderzoek is gebleken dat mannen actiever zijn dan vrouwen.
Pagina 31
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
Ongeveer 40% van de respondenten die niet voldoen aan de beweegnorm geven aan dat ze vinden dat ze voldoende bewegen. Bijna één op de drie van de inactievelingen heeft dezelfde mening. Naarmate men minder beweegt geven meer respondenten aan dat de gezondheid het niet toelaat. Zelfs één op de twee van de inactievelingengeven dit aan. Uit dit onderzoek is gebleken dat de respondenten die meer activiteiten ondernemen minder eenzaamheidsgevoelens hebben. Dit geldt voor alle aangegeven activiteiten. Verenigingsactiviteiten en vrijwilligerswerk hebben een positief effect op de afname van eenzaamheidsgevoelens. Uit dit onderzoek blijkt dat de respondenten die vrijwilligerswerk verrichten minder eenzaamheidsgevoelens hebben. Om de activiteiten in kaart te krijgen heb ik veel moeten telefoneren en met instanties om de tafel gezeten. Het was me wel duidelijk dat degene die wat aanbieden dit met veel enthousiasme doen maar vaak niet weten wat er nog meer georganiseerd wordt in Goor. Als het voor mij al een klus is geweest dan lijkt het me voor de ouderen onder ons, helemaal niet te doen. Medewerker van Carintreggeland
Pagina 32
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
Deelvraag 4: ‘’Hoe kunnen 65-plussers in Goor die zich bevinden in een sociaal isolement of kampen met bewegingsarmoede gesignaleerd, bereikt en gestimuleerd worden om te participeren in de maatschappij?’’ Uit dit onderzoek is gebleken dat één op de tien 65-plussers in Goor moeite heeft met alle dagelijkse werkzaamheden. Uit de steekproef is ook gebleken dat mensen die de werkzaamheden niet zelfstandig kunnen uitvoeren zich eenzamer voelen. De mensen die voldoen aan de beweegnorm zijn zelfredzamer, dit geldt ook voor de mensen die hun gezondheid als goed ervaren. Als mensen dus in contact komen met andere mensen en zodoende een netwerk opbouwen en meer gaan bewegen dan worden ze ook zelfredzamer. Deze 65plussers in Goor die kampen met bewegingsarmoede of die zich bevinden in een sociaal isolement dienen eerst gesignaleerd te worden om vervolgens gestimuleerd te worden om te participeren in de maatschappij. Signaleren De gemeente Hof van Twente zet zich in om de leefbaarheid te verbeteren in haar kernen. De kern Goor is aangewezen als één van de woonservicegebieden. Dit houdt in dat alle voorzieningen aanwezig zijn op het gebied van ontmoeting, dagactiviteiten, informele zorg, praktische en huishoudelijke diensten, gezondheidsdiensten informatie en vervoer. Professionals uit verschillende werkvelden kunnen problemen vroegtijdig signaleren. Dit vindt ook Doorn (2006) die dit een signaleringsnetwerk noemt in zijn onderzoek. De wijk heeft één aanspreekpunt waardoor de wijkbewoners problemen kan doorgeven aan het wijkteam. Hierdoor wordt beter ingespeeld op de wensen en behoeften van de wijkbewoners en kunnen zij zelf met initiatieven komen om de sociale cohesie in de wijk te bevorderen. Om de kwetsbare ouderen te signaleren dienen er procedures ontwikkeld te worden volgens (Doorn, 2006) die een wijkteam kan hanteren. Vooral sociaal geïsoleerden tonen zorgmijdend gedrag volgens Machielse (2006) waardoor ze moeilijk te signaleren zijn. Signaleren van de doelgroep is ook een probleem in Hof van Twente volgens het laatste platformoverleg (2013). Dit is een bijeenkomst georgansieerd door SWO tussen alle zorg- en welzijnsinstellingen in Hof van Twente. Om mensen te werven voor de activiteiten dient er een nauwe samenwerking te komen tussen organisaties vanuit verschillende werkvelden volgens ervaringsdekundige van Slochteren. In ditzelfde interview kwam naar voren dat dat de huisartsen en fysiotherapeuten een signaleringsfunctie hebben en de mensen doorverwijzen naar de bewegingsactiviteiten. Dit blijkt een succesvol systeem. Bereiken Nadat kwetsbare burgers gesignaleerd zijn kunnen ze via een wijkteam bereikt worden. Een wijkteam heeft kortere lijntjes met de buurtbewoners en kan ze makkelijker bereiken via buurtbewoners, vrienden en familie. Een ander middel om de kwetsbare burgers te bereiken is het internet. Een percentage van 60% maakt dagelijks of wekelijks gebruik van het internet. Het internet is een middel om ouderen te bereiken en te attenderen over instellingen of activiteiten. Op het internet is er nog geen overzichtelijke website waarin informatie te vinden staat voor de 65-plussers in Goor. Stimuleren Elk individu is anders en zo dienen de individuen ook geholpen te worden. Dit geldt overigens vooral bij sociaal geïsoleerden en mensen met bewegingsarmoede. Om een gerichte interventie te ontwikkelen die aansluit bij de wensen en de behoeften van sociaal geïsoleerden dient er wensgericht te worden gewerkt. De desbetreffende persoon kan ingedeeld worden in één van de acht profielen die Machielse (2011) heeft ontwikkelt. Dit kan als richtlijn dienen voor welke interventie mogelijk is, want dit verschilt per individu. Er dient gekeken te worden naar de motieven van de doelgroep. Uit dit onderzoek blijkt dat de voornaamste beweegmotieven lichaamsgezondheid/beweging, lekker buiten zijn, gezelligheid en de activiteit zelf zijn. Wanneer ouderen inzien dat bewegen de gezondheid bevordert zijn ze eerder geneigd om deel te nemen aan de activiteiten volgens combinatiefunctionaris van Slochteren (2013). Dit blijkt ook uit dit onderzoek. Naarmate men een hoger BMI heeft of een slechte gezondheid is het voornaamste beweegmotief advies opvolgen van een arts of een fysiotherapeut. Goed gesprek met een vertrouwenspersoon, wil je echt bij iemand binnenkomen zijn soms meerdere gesprekken noodzakelijk, een eventueel vervolg dient goed aan te sluiten bij die persoon (anders teveel weerstand). Fysiotherapeut
Pagina 33
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
7. Aanbevelingen Naar aanleiding van dit onderzoek is de onderzoeker tot een aantal aanbevelingen gekomen. Met een neutrale blik is er gekeken naar de huidige werkwijze van de gemeente Hof van Twente en de zorg- en welzijnsinstellingen. De aanbevelingen geven tevens antwoord op de onderzoeksvraag die als volgt luidt: Onderzoeksvraag: ‘’Op welke manier(en) kunnen de gemeente Hof van Twente en de zorg- en welzijnsinstellingen eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers tegengaan?’’ Door middel van het theoretisch kader, resultaten die zijn verkregen uit de interviews, de steekproef en bevindingen in het werkveld zijn de volgende aanbevelingen tot stand gekomen. - Platformoverleg Elk half jaar vindt er een platformoverleg plaatst georganiseerd door de SWO. Aanbeveling is om een dergelijk platformoverleg frequenter te laten plaatsvinden. Het is van belang om tot gemeenschappelijke doelen te komen om van daaruit onderwerpen/thema’s nader uit te diepen. Naar aanleiding van deze overleggen dienen afspraken te worden gemaakt en vastgelegd in verslagen. Het platformoverleg kan inhoudelijke samenwerking aangaan op verschillende niveaus te weten strategisch, tactisch en operationeel en op het gebied van verschillende beleidsterreinen. De rollen, taken en verantwoordelijkheden dienen verdeeld te worden om dit platform goed te laten functioneren. Tijdens het platformoverleg kunnen er verschillende onderwerpen worden ingebracht. Er dient dan gekeken te worden naar de juiste disciplines/partijen die aanwezig moeten zijn zoals onder meer de gemeente, zorg, welzijn en overige, afhankelijk van het doel en het beleidsterrein. - Signaleren in gezamenlijkheid Aanbeveling is om in het kader van signaleren meer gezamenlijk op te treden. Samenwerking tussen de verschillende partijen zoals SWO, Zonnebloem, Carintreggeland en het Rode Kruis kunnen via deze weg samen meer bereiken/realiseren. De praktijk laat zien dat instellingen op verschillende manieren interventies toepassen. Aanbeveling is om deze op elkaar af te stemmen en op eenduidige en meest effectieve wijze kwetsbare doelgroepen te signaleren. De wijze waarop en de procedure dient in gezamenlijkheid tot stand te komen, al dan niet als onderwerp in het platformoverleg. Aan de hand van cursussen en workshops die gezamenlijk worden gevolgd kan op dit gebied de expertise verder worden uitgebreid/aangevuld. Mede hierdoor worden de krachten gebundeld en kan in gezamenlijkheid het probleem op een zo doelmatig mogelijke manier worden tegengegaan. - Wijkgericht werken De gemeente zet in op wijkserviceteams. In Delden is sinds 2010 een wijkserviceteam actief. In een wijkteam zitten professionals en vrijwilligers vanuit verschillende werkvelden. Door burgers in een wijkteam te betrekken maak je ze verantwoordelijk voor wat er gebeurt in de wijk. Op deze manier heb je een tussenstation waarmee je de burgerproblemen eerder kunt signaleren en tegengaan. Wijkbewoners hebben een aanspreekpunt waar ze met hun eigen problemen terecht kunnen. Door wijkgericht te werken kunnen de wensen en behoeften van de burgers beter in beeld worden gebracht zodat hier beter op kan worden geanticipeerd. - Promoten van activiteiten Burgers hebben behoefte aan overzichtelijkheid. Dit kan een onderwerp zijn in het platformoverleg. Het is belangrijk dat er één centraal punt voor burgers is waar zij het activiteitenaanbod kunnen vinden. Afstemming van het aanbod kan heel goed in het platformoverleg plaatsvinden zodat er een divers aanbod ontstaat en er geen overlap is. Hierdoor ontstaat een dienstverlening die kwalitatief goed is, duidelijk en dat zal naar verwachting ook kosten kunnen besparen. En centraal aanbod zorgt voor meer naamsbekendheid en genereert uiteindelijk meer deelnemers. Mensen zullen actief worden benaderd en kunnen beter bereikt worden. Promotie kan verricht worden door een gezamenlijke flyer, poster of een seniorenmagazine te ontwerpen waarin alle instellingen en activiteiten staan weergegeven. Een ander relatief goedkoop middel is het ontwikkelen van een internetwebsite. Uit dit onderzoek is gebleken dat een percentage van 60% gebruik kan maken van het internet. De mensen die niet direct worden bereikt zullen indirect bereikt worden door familieleden, vrienden en buurtbewoners.
Pagina 34
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
- Samenwerking met huisartsen en fysiotherapeuten Uit dit onderzoek is gebleken dat huisartsen en fysiotherapeuten een ingang zijn waar zich kwetsbare ouderen met zorgproblemen melden. Uit het interview met een huisarts eneen fysiotherapeut is gebleken dat zij kwetsbare ouderen signaleren en uiteindelijk doorverwijzen naar desbetreffende welzijnsinstellingen. De ouderen dienen zelf contact op te nemen met de desbetreffende welzijnsinstelling, maar dit is voor velen een drempel. Vanaf dat moment is het voor de huisartsen en fysiotherapeuten onbekend wat er vervolgens mee gebeurd, of niet mee gebeurd. De kwetsbare doelgroep wordt daarmee mogelijk uit het oog verloren. Het is aan te bevelen om deze band tussen huisartsen/fysiotherapeuten en zorg- en welzijnsinstellingen te versterken/aan te halen zodat hierover goede afspraken worden gemaakt. Hierdoor wordt de drempel verlaagd voor de doelgroep om contact te leggen met een welzijnsinstelling en kan er worden gezocht naar diensten die aansluiten bij de behoeften van de ouderen. - Vrijwilligerswerk Het is wetenschappelijk bewezen dat vrijwilligerswerk bevorderend werkt tegen eenzaamheidsgevoelens wat ook uit dit onderzoek blijkt. Een percentage van 27% van de respondenten verricht op dit moment vrijwilligerswerk. De eerste stap is om alle mogelijkheden van vrijwilligerswerk in beeld te brengen. De doelgroep dient actiever benaderd te worden. Dit zou kunnen door de betreffende doelgroep actief aan te schrijven om mee in gesprek te komen. De organisaties kunnen gestimuleerd worden om actiever vrijwilligers te werven die al deelnemen aan de activiteiten. Door middel van trainingen en/of cursussen kan deze groep worden opgeleid. In het kader van samenwerken dient informatie met betrekking tot het aanbod van vrijwilligers besproken te worden in het platformoverleg.
Pagina 35
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
8. Discussie In het hoofdstuk discussie wordt ingegaan op de tekortkomingen, veranderingen of eventuele fouten van het onderzoek, maatschappelijke relevantie en vervolgonderzoek. Hoofd- en deelvragen herschreven Gaandeweg dit onderzoek is de hoofdvraag herschreven en twee deelvragen. In eerste instantie zou dit onderzoek geschreven worden om het project Wijkvoorziening ’t Doesgoor van handvaten te voorzien, maar tijdens dit onderzoek is naar voren gekomen dat het effectiever was om dit breder aan te pakken. Vanwege deze motivatie is de hoofdvraag herschreven en zijn de aanbevelingen geschreven voor de zorg- en welzijnsinstellingen in Goor. Dit sluit beter aan op de wensen en behoeften van de zorg- en welzijnsinstellingen en hierdoor heeft de onderzoeker een rapport ontwikkelt die aansluit op de vraag van het werkveld. Vraagstelling enquête Tijdens het verwerken van de resultaten kwam de onderzoeker erachter dat er een beter resultaat verkregen zou zijn als een aantal vragen op een andere manier waren gesteld. Een voorbeeld hiervan is dat de bekendheid en gebruik van de voorzieningen in Goor niet duidelijk in kaart is gebracht. De Masteryscale die verwerkt is in de enquête was voor de respondenten te moeilijk om te beantwoorden, dus dit is niet verwerkt in de resultaten. Reëele tijdsplanning en inkaderen Het onderzoek heeft ruim zes maanden geduurd, dit terwijl de onderzoeker in het plan van aanpak aangaf hier maar 4 maanden voor nodig te hebben. Dit was een onrealistische tijdsplanning Maatschappelijke relevantie Het onderzoek is maatschappelijk gerelateerd aan de huidige problemen die de maatschappij kent. Gezien de landelijke statistieken kampt elke gemeente met bewegingsarmoede en eenzaamheidsgevoelens onder de burgers. Gezien de ontwikkelingen op het gebied van Wmo zullen de burgers langer zelfstandiger moeten functioneren, dus is de gezondheid een maatschappelijke kwestie. Er is via dit onderzoek inzicht gekregen in welke mate bewegingsarmoede en eenzaamheid voorkomt onder de 65-plussers in Goor en aanbevelingen hoe dit percentage kan worden teruggebracht. Vervolgonderzoek Voor een vervolgonderzoek zou het interessant zijn om te onderzoeken naar welke voorzieningen en activiteiten de 65-plussers gaan. Dit is niet duidelijk genoeg in kaart gebracht met behulp van dit onderzoek. Hierdoor kan je bekijken als gemeente zijnde wat nou daadwerkelijk effectieve activiteiten zijn en met de gegevens die zijn gegenereerd in dit onderzoek kan je vergelijkingen maken. Als gemeente zou zorg- en welzijnsinstellingen beter kunnen adviseren en stimuleren naar mogelijke activiteiten.
Pagina 36
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
9. Bronvermelding Beleidskader Welzijn . (2013 - 2016). Beleidskader Welzijn 2013 - 2016. Gemeente Hof van Twente: Gemeente Hof van Twente. Beleidsnotitie Sport . (2014 - 2017). Beleidsnotitie Sport 2014 - 2017. Gemeente Hof van Twente: Gemeente Hof van Twente. Boeije, H. (2005). Analyseren in kwalitatief onderzoek. Den Haag: Boom Lemma Uitgevers. Buijssen, H., & Adriaansen, M. (2005). Hulpverlening aan mantelzorgers. Een leerboek voor verpleegkundigen. Amsterdam: Boom. CBS. (2013, 10 09). CBS. Opgeroepen op 10 09, 2013, van CBS: www.cbs.nl CBS Statline. (2012). CBS Statline. CBS Statline: CBS Statline. Christiaans, H. (2004). Methodologie van technischwetenschappelijk.Lemna: Utrecht. Czaja, R. (2005). Designing Surveys: A Guide to Decisions and Procedures. Thousand Oaks: Pine Forge Press. Department of health. (2004). Active kids are healthy kids: Australia’s physical.Canberra: Commonwealth of Australia. Doorn, L. (2006). Handreiking. Signaleringsnetwerken voor sociaal geïsoleerde. Utrecht: NIZW Sociaal beleid. Fokkema, T., & Van Tilburg, T. (2006). Aanpak van eenzaamheid: Helpt het? Den Haag: Interdisciplinair Demografisch Instituut. Gemeente Hof van Twente. (2011). leefbaarheidsonderzoek Hof van Twente . Gemeente hof van Twente: Gemeente hof van Twente. Gemeente Hof van Twente. (2013). Accommodatievisie 2014-2033. Goor: Gemeente Hof van Twente. Gemeente Hof van Twente. (2013). Beleidsnotitie Zorg 2014 - 2017. Goor: Gemeente Hof van Twente. Gemeente Hof van Twente. (2014 - 2017). Beleidsnotitie Accommodaties. Goor: Gemeente Hof van Twente. GGD Twente. (2010). Gezond ouder worden. Enschede: GGD Twente. Gibbens, A. (2002). Runaway world. How globalisation is reshaping our lives. London: Profile Books. Gierveld, J., & Kamphuis, F. (1985). The development of a Rasch-type loneliness-scale. Applied Psychological Measurement. Gratton, C., & Jones, I. (2007). Onderzoeksmethoden Voor Sport Studies. Groningen: Hanze Instituut voor Sportstudies. Hortulanus, R., Meeuwesen, L., & Machielse, A. (2003). Een studie over sociale contacten en sociaal isolement in Nederland. Den Haag: Elsevier. Kemper, E. (2000). Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGD). Leiden: TNO. Kemper, H., Post, G. B., Twisk , J. W., & Van Mechelen, W. (2010). Lifestyle and obesity in adolescence and young adulthood: results from the Amsterdam Growth And Health Longitudinal Study (AGAHLS). International Journal of Obesity Related Metabolic Disorder. Hampshire: Macmillan Press. Lazarus, R., & Folkman, S. (1987). Correlates of social support receipt. Journal of Personality and Social Psychology. San Francisco: National Institute of Mental Health. Machielse, A. (2006). Onkundig en onaangepast: Een theoretisch perspectief op sociaal. Utrecht: Jan van Arkel. Machielse, A. (2011). Sociaal isolement bij ouderen: Een typologie als richtlijn. Machielse, A. (2013, 09 05). Mailcontact met Anja Machielse. Vragen m.b.t. sociaal isolement. Goor, Overijssel, Nederland. Machielse, A., & Hortulanus, R. (2011). Sociaal isolement bij ouderen: Op weg naar. Amsterdam: SWP. Machielse, A., Hortulanus, R., & Meeuwesen, L. (2003). Sociaal Isolement. Een studie over sociale contacten en sociaal isolement in Nederland. Elsevier Overheid: Den Haag. Pagina 37
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
Mazeland, E. (2013, 11 10). Onderzoek m.b.t. eenzaamheid en bewegingsarmoede. (M. Rijnenberg, Interviewer) Mullier Instituut. (2010). Rapportage Sport. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau/ W.J.H. Mulier Instituut. Nieuwe Bond voor Ouderen. (2013, 10 3). Nieuwe Bond voor Ouderen. Opgeroepen op 10 3, 2013, van Nieuwe Bond voor Ouderen: http://www.nbvon.nl/ Pearlin, L., & Schooler, C. (1978). Masterty. National.Institute of Mental Health. Journal of Health and Social Behavior. Pearlin, L., & Schooler, C. (1989). Pearlin Mastery Scale. Pearlin. Robson, C. (2002). Real World Research. Sarason, B., & Duck, S. (2001). Close personal relationships. New York: John Wiley. Slochteren, H. v. (2013, 08 16). Onderzoek m.b.t. eenzaamheid en bewegingsarmoede. (M. Rijnenberg, Interviewer) Smit, A. (2013, 11 15). Interview m.b.t. sociaal isolement en bewegingsarmoede. (M. Rijnenberg, Interviewer) SOEK. (2012). Samen op eigen kracht. Goor: Gemeente Hof van Twente. Sportservice Overijssel. (2012). Fit en gezond Overijssel. Zwolle: Sportservice Overijssel. SWO. (2013, 10 18). Notulen platformoverleg. Notulen platformoverleg. Goor, Gemeente Hof van Twente, Nederland: SWO. Tinneke, F., & van Tilburg, T. (2006). Eenzaam en dan? De (on)mogelijkheden van interventies bij ouderen. Den Haag: NDI. TNO. (2000). Bewegen en gezondheid. Delft: TNO. TNO. (2010). Trendrapport 2009/2010. Den Haag: TNO. TNO. (2011). Trendrapport 2010/2011. Delft: TNO. TNS. (2013). Eenzaamheid en vrijwilligerswerk. TNS. TNS NIPO. (2012). Eenzaamheid in Nederland. TNS NIPO. Trouw. (2013, 09 30). Eenzaamheid treft veel Nederlanders. Trouw, p. 1. Van Dale. (2007). Van Dale Etymologisch woordenboek . Van Dale: Utrecht. Van Eijk, L., Kempen, G., & Sonderen, F. (1994). Een korte schaal voor het meten van sociale steun bij ouderen: de SSL12-I. Van Mechelen, W., & Propper, K. (2007). Effectiveness and economic impact of worksite interventions to promote physical activity and healthy diet. Amsterdam: Department of Public and Occupational Health. Van Sonderen, E., Eijk, L., & Kempen, G. (2012). Sociale Steun Lijst-Interacties (SSL-I). Groningen: RUG Groningen. van Tilburg, T., & de Jong Gierveld, J. (2007). Zicht op eenzaamheid: achtergronden, oorzaken en aanpak. Assen: Koninklijke van Gorcum. van Tilburg, T., & de Jong Gierveld, J. (2007). Zicht op eenzaamheid: Achtergronden, oorzaken en aanpak. Wending, A. (2013, 10 26). Onderzoek m.b.t. bewegingsarmoede en eenzaamheid. (M. Rijnenberg, Interviewer) Wesslink, R. (2013, 11 11). Onderzoek m.b.t. eenzaamheid en bewegingsarmoede. (M. Rijnenberg, Interviewer) Wikipedia. (2013, 07 18). Wikipedia. Opgeroepen op 11 20, 2013, van Wikipedia: http://nl.wikipedia.org/wiki/Hof_van_Twente Willems, A. (2013, 10 1). Interview m.b.t. sociaal isolement en bewegingsarmoede. (M. Rijnenberg, Interviewer) Wirtz, F. (2002). Individuele en groepssport en de relatie met emotionele en sociale eenzaamheid bij ouderen. Amsterdam: Vrije universiteit Amsterdam. WMO. (2013). WMO-beleidsplan 2013-2016. Goor: Gemeente Hof van Twente.
Pagina 38
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
10. Bijlagen Bijlage 1. Woordenlijst Bewegingsarmoede: Van bewegingsarmoede wordt gesproken als niet voldaan wordt aan de Nederlandse Norm voor Gezond Bewegen (NNGB). Eenzaamheid Eenzaamheid is een subjectief ervaren van een onplezierig of ontoelaatbaar gemis aan (kwaliteit van) bepaalde sociale relaties Civil society: De burgermaatschappij of civil society of maatschappelijk middenveld kan bondig worden omschreven als het institutionele domein van vrijwillige associaties. Het is een aanduiding van organisaties of instituties buiten de sfeer van de overheid, de markt en de verbanden van familie en vrienden. Contactarmen: De contactarmen zijn personen die geen last hebben van eenzaamheidgevoelens, maar een zeer klein netwerk hebben. Emotionele eenzaamheid Emotionele eenzaamheid treedt op als iemand een hechte, intieme band mist met één ander persoon, in de meeste gevallen een levenspartner. Emotionele steun Bij de emotionele steun krijgen ouderen het gevoel dat iemand om hen geeft en dat ze hun persoonlijke problemen ergens kwijt kunnen Inerpersoonlijke oorzaken: Wanneer maatschappelijke processen in de samenleving een rol bij de samenleving; de steeds verregaande individualisering met een sterke nadruk op zelfredzaamheid, het wegvallen van traditionele samenlevingsverbanden gebroken gezinssamenstellingen zijn enkele van deze processen. Intrapersoonlijke oorzaken: De mate waarop de persoon beschikt over sociale vaardigheden en in hoeverre die negatieve levenservaringen kan verwerken. Kwantitatief onderzoek: Onderzoek waarbij vragenlijsten worden ingevuld door verschillende cliënten (soms vult een interviewer deze vragenlijsten samen met de cliënten in). Hiermee geven de cliënten met cijfers aan wat hun ervaring met de zorg- en dienstverlening van de organisatie is en wordt duidelijk hoe goed of hoe slecht de cliënten de zorg- en dienstverlening. Kwalitatief onderzoek: Onderzoek naar opvattingen, meningen, gedragingen en gevoelens van personen over een duidelijk omschreven onderwerp. Men hanteert daarbij kwalitatieve methoden, zoals interview, (participerende) observatie, gespreksgroep en delphi-methode. De resultaten zijn niet te kwantificeren (in cijfers uit te drukken) en niet te generaliseren. Noaberschap: Noaberschop (Twents) of naoberschap (Achterhoeks en Drents) (Nederlands: nabuurschap) zijn de gezamenlijke noabers (buren) in een kleine sociale, overwegend agrarische gemeenschap. Binnen de noaberschap geldt de noaberplicht. Dit houdt in een verplichting, de noabers (in een ruime zin des woords) bij
Pagina 39
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
te staan in raad en daad indien dat nodig is. NNGB Norm: Dit is de beweegnorm die aangeeft in welke mate mensen bewegen. Praktische steun De praktische steun houdt in dat de ouderen advies of concrete hulp krijgen van derden Sociale eenzaamheid Sociale eenzaamheid is gekoppeld aan een tekort aan sociale integratie, het ontbreken van contacten met mensen waarmee men bepaalde gemeenschappelijke kenmerken deelt, zoals vrienden en vriendinnen. Sociaal isolement: Het ontbreken van ondersteunende relaties in het persoonlijke leven. Sociaal weerbaar: Mensen die sociaal weerbaar zijn beschikken over een netwerk met personen die hen kan ondersteunen. BMI: CBS: GALM: GGD: NBvO: NNGB: MBvO: SWO:
Body Mas Index Centraal bureau voor Statistiek Groninger Actief Leven Model Gemeenschappelijke gezondheidsdienst Nieuwe Bond voor Ouderen Nederlandse Norm Gezond Bewegen Meer Bewegen voor Ouderen Stichting Welzijn en Ouderen
Pagina 40
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
Bijlage 2. Demografische ontwikkeling Hof van Twente Zoals hiervoor aangegeven richt het onderzoek zich op de inwoners van Goor ouder dan 65 jaar. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen in verschillende leeftijdscategorieën ouderen.
Verdeling van de leeftijdscategorieënvan 65 jaar en ouder 2% 5% 12%
36%
65-70 71-75 76-80 81-85
20%
86-90 91 en ouder
25%
Figuur 19. Leeftijdscategorieën van 65-plussers in Goor. (Gemeente Hof van Twente 2013)
In totaal wonen er 2647 in Goor van 65 jaar en ouder. Om de doelgroep af te bakenen is er een onderverdeling gemaakt tussen de leeftijdscategorieën van 65 jaar en ouder. Er is gekozen om te werken met een verschil van 5 jaar per leeftijdscategorie aangezien een 65 jarige vitaler is dan iemand van 75 jaar. In bovenstaande cirkeldiagram is te zien dat de grootste groep inwoners 65 tot en met 70 jaar is. Daarna volgt de groep 71 tot en met 75 jaar. Deze twee categorieën samengevoegd zijn ongeveer 61 procent van het totaal aan ouderen van 65 jaar en ouder. Dit zal de doelgroep zijn waarop B-sportive de meeste winst kan behalen. Deze doelgroep is vitaler, net gepensioneerd en zijn nog zoekende wat ze willen doen met hun vrije tijd. De doelgroep 65 tot en met 75 jaar zal de hoofddoelgroep worden waarop dit onderzoek zich gaat richten. Er wordt daarnaast ook aandacht besteed aan de overige doelgroepen in het onderzoek. In de toekomst zal deze doelgroep groter worden vanwege de vergrijzing. De hoofddoelgroep 65 – 75 jaar wordt in het onderzoek in het bijzonder uitgelicht.
Pagina 41
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
Figuur 20. Prognose samenstelling bevolking (CBS, 2013).
Zoals je in onderstaand tabel kan zien wordt de groep ouderen steeds groter. Er is een duidelijke verschuiving te zien tussen de verschillende leeftijdscategorieën. In 2028 zijn er rond de 1,9 miljoen 75 + terwijl dit aantal lag in 1983 op 1,1 miljoen. Deze ontwikkeling vindt ook lokaal plaats in de gemeente Hof van Twente In onderstaand tabel is een prognose te zien tot 2033. Het bevolkingsaantal daalt van circa 35.000 inwoners in 2013 naar circa 33.000 in 2033 (een daling van 6%). De natuurlijke aanwas blijft achter doordat de sterftecijfers en geboortecijfers in toenemende mate overtreffen. * Ontgroening: er worden minder kinderen geboren in Hof van Twente, in de periode 2013-2033 daalt het aantal 0-14 jarigen met 26%. * Vergrijzing: het aantal oudere inwoners groeit. In de periode 2013-203 stijgt het aantal 75 + met 72%
Figuur 21. Prognose samenstelling bevolking (CBS, 2013).
Pagina 42
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
Bijlage 3. Profielen sociaal isolement Elk individu is anders en dit geldt ook voor de sociaal geïsoleerden. Niet elk sociaal geïsoleerde denkt hetzelfde over het isolement en sommige tevreden met de huidige situatie. Met dit hulpmiddel van (Machielse A. , 2011) wordt de heterogeniteit van de doelgroep inzichtelijk gemaakt en laat zien welke categorieën sociaal geïsoleerden zijn te onderscheiden. De profielen zijn gebaseerd op twee factoren die cruciaal zijn namelijk de duur van het isolement en de motivatie met betrekking tot de sociale participatie. Een combinatie van de twee indicatoren levert acht interventieprofielen op die een relatief snelle diagnose van de uitgangssituatie van een cliënt mogelijk maken. De vier hoofdcategorieën zijn: Dreigend sociaal isolement: personen die door omstandigheden of gebeurtenissen in een sociaal isolement dreigen te komen; Situationeel isolement; personen die door recente omstandigheden of gebeurtenissen in een isolement zijn geraakt; Structureel isolement; personen die al vele jaren in een sociaal isolement verkeren, een enkelvoudig problematiek; Structureel isolement met complexe (psychiatrische problematiek: personen die structureel geïsoleerd zijn en tevens met problemen op andere levensterreinen kampen. Binnen elke categorie wordt onderscheid gemaakt tussen personen die gericht zijn op sociale participatie en graag betrokken willen raken met anderen, en personen bij wie deze motivatie ontbreekt. Zij zijn duidelijk niet gericht op sociale participatie en zoeken geen aansluiting bij anderen. De acht profielen zijn gericht door termen die een dominante overlevingsstrategie weergeven. Actieven voelen zich prettig als ze een actief sociaal leven hebben; Geborgen zoeken een beschermend netwerk waarin ze zich veilig en beschermd voelen; Afhankelijken zoeken geborgenheid in een afhankelijkheidsrelatie; Achterblijven verlangen naar de emotionele steun van een hechte relatie; Compenseerder vullen het gebrek aan persoonlijke contacten in door functionele activiteiten; Buitenstaander functioneren het liefst buiten de reguliere samenleving; Hoopvollen hebben veel behoefte aan contacten en hopen dat hun situatie ten goede zal keren; Overlevers hebben de moed opgegeven en zijn uitsluitend bezig met overleven;
* Figuur 22. Profielen sociaal isolement (Machielse, 2011)
Pagina 43
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
De typologie die beschreven staat in figuur 5 maakt duidelijk dat het sociale onvermogen van sociaal geïsoleerden zich op verschillende manieren kan manifesteren. Mogelijke interventies zijn alleen succesvol als ze aansluiten op het type isolement. Per individu zal aandacht besteed moeten worden om de desbetreffende persoon uit het sociaal isolement te halen. Door in te spelen op de wensen en behoeftes kan je sociaal geïsoleerden weer in het leven betrekken. De persistentie van het isolement geeft een indicatie voor de tijd en de inzet die noodzakelijk is. Personen bij wie het sociaal isolement is ontstaan (of dreigt te ontstaan) als gevolg van (recente) ingrijpende levensgebeurtenissen of omstandigheden hebben tijdelijk ondersteuning nodig. Als het isolement reeds vroeg in het leven is begonnen en iemand nooit goed aansluiting bij anderen heeft kunnen vinden (structureel isolement), is de problematiek complexer. Dan is langdurige en vaak intensieve ondersteuning nodig, waarbij naast het isolement ook andere problemen worden aangepakt. De handelingsoriëntatie geeft aan in welke richting oplossingen kunnen worden gezocht. Bij typen met een sterke behoefte aan contacten met anderen, liggen interventies die gericht zijn op netwerkontwikkeling en sociale activering voor de hand. Bij typen die niet (duidelijk) op sociale participatie zijn gericht, kunnen interventies worden ingezet die gericht zijn op het vergroten van de zelfredzaamheid, het bijstellen van verwachtingen of het leren omgaan met gevoelens van eenzaamheid.
Pagina 44
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
Bijlage 4. Interventies eenzaamheid en sociaal isolement Mogelijke interventies zijn alleen succesvol als ze aansluiten op het type isolement. Per individu al aandacht besteed moeten worden om de desbetreffende persoon uit het sociaal isolement te halen. Door in te spelen op de wensen en behoeftes kan je sociaal geïsoleerden weer in het leven betrekken. De persistentie van het isolement geeft een indicatie voor de tijd en de inzet die noodzakelijk is. Personen bij wie het sociaal isolement is ontstaan (of dreigt te ontstaan) als gevolg van (recente) ingrijpende levensgebeurtenissen of omstandigheden hebben tijdelijk ondersteuning nodig. Als het isolement reeds vroeg in het leven is begonnen en iemand nooit goed aansluiting bij anderen heeft kunnen vinden (structureel isolement), is de problematiek complexer. Dan is langdurige en vaak intensieve ondersteuning nodig, waarbij naast het isolement ook andere problemen worden aangepakt. De handelingsoriëntatie geeft aan in welke richting oplossingen kunnen worden gezocht. Bij typen met een sterke behoefte aan contacten met anderen, liggen interventies die gericht zijn op netwerkontwikkeling en sociale activering voor de hand. Bij typen die niet (duidelijk) op sociale participatie zijn gericht, kunnen interventies worden ingezet die gericht zijn op het vergroten van de zelfredzaamheid, het bijstellen van verwachtingen of het leren omgaan met gevoelens van eenzaamheid. Voor de inrichting van de interventies is met name de persistentie van het isolement van belang. Dit geeft inzicht op de complexiteit van de problematiek en de verwachte intensiteit van de hulpverlening. De mogelijkheden om de situatie te verbeteren verschillen per categorie. Bij de eerste twee categorieën (dreigend en situationeel isolement) gaat het om mensen die tijdelijk ondersteuning nodig hebben vanwege ingrijpende levensgebeurtenissen of tegenslagen. Bij de overige twee categorieën (structureel isolement en psychiatrische problematiek) is het complexer en is een langdurige en intensieve ondersteuning nodig, waarbij naast het isolement ook andere zaken worden aangepakt. In onderstaand tabel is weergegeven welke type interventies nodig zijn voor welk categorie isolement.
Figuur 23. Interventies om sociale participatie te stimuleren (Machielse, 2011)
Voor het vinden van een passende interventie is participatie in sociale verbanden noodzakelijk. Het gaat hierbij om contacten met een partner, familie, vrienden en buren (informele verbanden) of om deelname aan het verenigingsleven, vrijwilligerswerk of betaald werk (formele verbanden). De handelingsoriëntatie van een cliënt zegt iets over zijn ambities en verwachtingen ten aanzien van de hulpverlening en biedt zich op mogelijke oplossingen. Sommige typen sociaal geïsoleerden hebben een sterke behoefte aan contacten met anderen. Interventies die gericht zijn op activering en netwerkontwikkeling liggen dan voor de hand. Andere typen zijn niet (duidelijk) op sociale participatie gericht; hier kunnen interventies worden ingezet die gericht zijn op het vergroten van de zelfredzaamheid, het bijstellen van verwachtingen of het leren omgaan met gevoelens van eenzaamheid. De interventies moeten bovendien aansluiten bij de strategieën die mensen hanteren om met hun situatie om te gaan. Zo kan de gerichtheid op participatie verschillende vormen aannemen. Waar compenseerdersactief naar mogelijkheden zoeken om te participeren, wachten hoopvollenpassief af tot de
Pagina 45
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
situatie verandert. Ook degenen die niet op participatie zijn gericht, kunnenverschillend met de situatie omgaan; zo klampen afhankelijken zich vast aan een enkel contact, terwijl buitenstaanders zich nadrukkelijk van de samenleving afkeren. Interventies zijn het meest succesvol als ze aansluiten bij deze ambities en strategieën. Eenzaamheid kan verschillende oorzaken en achtergronden hebben. Een interventie moet daarbij aansluiten. Het kan noodzakelijk zijn om meerdere interventies toe te passen als het probleem meerdere onderliggende oorzaken heeft. Deskundigen geven aan dat het effect van ontmoetingsactiviteiten het probleem van eenzaamheid of sociaal isolement niet oplost, omdat het de onderliggende oorzaken niet oplost. Wie terugkomt van een dergelijke activiteit zit daarna weer alleen. Wanneer eenzaamheid of sociaal isolement veroorzaakt wordt door gebrekkige sociale competenties is het aanleren van competenties om contacten aan te gaan en te onderhouden een veel betere strategie. De persoon wordt weerbaarder en dit maakt het mogelijk om het isolement of eenzaamheid te doorbreken. In de bijlagen staan casussen van profielen met een geschikte interventie. Zoals al eerder vermeld zijn de interventies per persoon verschillend, maar dit zal inzicht geven in een mogelijke interventie. Welke interventie is daadwerkelijk effectief? Er is nog geen onderzoek verricht dat een duidelijk beeld heeft gegeven over welke interventies ook daadwerkelijk effectief zijn. Deskundigen geven aan dat interventies vaak gericht zijn op het vergroten van het netwerk door deelname aan ontmoetings- en recreatieve activiteiten. Daarvan is niet bewezen of eenzaamheid minder ernstig wordt of zelfs verdwijnt. De interventie moet aansluiten op de een oorzaak en achtergrond van een sociaal geïsoleerden, dit kan door vraaggericht te werk gaan. Het is niet zo dat wanneer iemand als profiel hoopvoller heeft hij/zij dezelfde aanpak nodig heeft als andere hoopvollers. Dit geeft (Machielse A. , 2013) aan in een korte vraag die gesteld is per mail. Er zijn geen vragenlijsten beschikbaar om personen in de delen bij de profielen. Het uitgangspunt bij de profielen is namelijk dat de heterogeniteit in de doelgroep eenzamen en sociaal geïsoleerden zo groot is dat geen standaardoplossingen mogelijk zijn. Waar de één mee geholpen is, blijkt voor de ander juist averechts te werken. Wel is gebleken dat er enkele indicatoren zijn die een goede inschatting mogelijk maken voor wat zou kunnen werken. Het gaat dan om de duur en de hardnekkigheid van de eenzaamheid en isolement (is het recent ontstaan door waanwijsbare oorzaken, of bestaat het al lang en is de persoon aan de situatie gewend geraak) en de motivatie om contacten aan te gaan of zich onder de mensen te begeven Knelpunten in de interventiepraktijk Een tweede probleem is het eenzijdige aanbod van voorzieningen en interventies, vooral gericht op netwerkontwikkeling en activering. Veel interventies sluiten onvoldoende aan bij de specifieke omstandigheden en behoeften van de doelgroep, waardoor de effecten gering zijn(Findlay, 2002). Het sociale onvermogen van sociaal geïsoleerden kan zich op zeer verschillende manieren manifesteren en in veel gevallenis de problematiek zo complex dat interventies die simpelweg gericht zijn op bevordering van sociale participatie of uitbreiding van het sociale netwerk niet realistisch zijn. Bovendien is sociaalisolement vaak verweven met andere persoonlijke problemen en de aanpak ervan vereist dan een breed palet van op elkaar afgestemde interventies (Machielse A. , 2011). Indien een persoon minder sociale contacten krijgt dan hij nodig heeft om zich goed te voelen, ontstaat sociale isolatie. Sommige mensen hebben veel contacten nodig, terwijl anderen bijna geen contacten nodig hebben. Sociale isolatie hangt niet af van de hoeveelheid van de contacten, maar eerder van de kwaliteit van de contacten (Buijssen & Adriaansen, 2005). Naast deze twee vormen van steun is er nog een derde belangrijk aspect, steun in de vorm van sociaal gezelschap. Hierin vinden we sociale activiteiten en bezoeken terug. Voor de ouderen, die in slechte gezondheid verkeren of ouderen waarvan de mobiliteit verminderd is, hebben deze steun heel erg nodig. Hun persoonlijk en sociaal functioneren hangt namelijk heel sterk af van de sociale steun die zij krijgen. (Hortulanus, Meeuwesen, & Machielse, 2003)onderscheidt vier groepen (zie figuur 2) op basis van de kwaliteit van relaties en de omvang van de relaties. Het gaat hier om subjectieve isolatie, namelijk het al dan niet eenzaam zijn, en de objectieve isolatie, namelijk een klein of groot sociaal netwerk hebben om op terug te vallen (van Tilburg & de Jong Gierveld, 2007)
Pagina 46
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
Samenhang eenzaamheid en sociaal isolement In de wetenschappelijke literatuur is een duidelijkheid onderscheid te vinden tussen de begrippen eenzaamheid en sociaal isolement. Sociaal isolement is objectief. Iemand die in een sociaal isolement zit hoeft zich niet eenzaam te voelen, maar het gaat vaak samen. Eenzaamheid is een subjectief gegeven en een gevoel. Je kunt je eenzaam voelen in een grote groep, maar je kunt je hoeft niet eenzaam te voelen wanneer je alleen bent. Eenzaam treedt op wanneer er een verschil is tussen de relaties die iemand heeft en de relaties die de desbetreffende persoon wenst te hebben. Het gaat hier vooral om het gemis van kwaliteit in deze relaties. Wanneer een verschil tussen deze twee relaties negatief ervaren wordt spreken we van eenzaamheid. Een laatste element heeft te maken met het tijdsperspectief. Indien de persoon zichzelf minder goed in staat acht het verschil tussen de relaties binnen een redelijke termijn op te heffen, kan dit leiden tot sociaal isolement.(Tinneke& van Tilburg, 2006). Dat mensen uiteindelijk in een sociaal isolement komen kan ook te maken hebben met de persoonlijkheid zelf. Er wordt in de onderzoeken van (Hortulanus, Meeuwesen, & Machielse, 2003) een onderscheid gemaakt tussen interpersoonlijke en intrapersoonlijke oorzaken. Deze onderscheiding hebben ze gemaakt aangezien sociaal isolement veel te maken heeft met persoonskenmerken. Mensen die in een sociaal isolement zitten hebben een negatief zelfbeeld en hebben de neiging te berusten in hun situatie. Bij interpersoonlijke oorzaken wordt er gedacht aan de mate waarin een persoon beschikt over sociale vaardigheden waardoor een persoon weerbaar en sterk is om uit negatieve levenservaringen te raken. Hierbij gaat het om het ontbreken van sociale contacten en netwerken. Als wij spreken van intrapersoonlijke oorzaken dan spelen maatschappelijke processen in de samenleving een rol bij de vereenzaming van mensen; de steeds verdergaande individualisering met een sterke nadruk op zelfredzaamheid, het wegvallen van traditionele samenlevingsverbanden gebroken gezinssamenstellingen zijn enkele van deze processen. Sociaal isolement hangt nauw samen met de wijze waarop de Nederlandse samenleving zich heeft ontwikkeld.
Pagina 47
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
Bijlage 5. Beweegnormen Nederlandse norm gezond bewegen (NNGB) Jongeren (jonger dan 18 jaar) Dagelijks 60 minuten matig intensieve lichamelijke activiteit (5 me t (bv. aerobics of skateboarden) tot 8 me t (bv. hardlopen)), waarbij de activiteiten minimaal tweemaal per week gericht zijn op het verbeteren of handhaven van lichamelijke fitheid (kracht, lenigheid en coördinatie). Volwassenen (18-55 jaar) Minstens 30 minuten matig intensieve lichamelijke activiteit (tussen de 4 en 6,5 me t), op minimaal vijf dagen per week. Matig lichamelijk actief betekent voor volwassenen bijvoorbeeld stevig wandelen (5 km/uur) of fietsen (16 km/uur). Oudere volwassenen (55 jaar en ouder) Minstens 30 minuten matig intensieve lichamelijke activiteit (tussen de 3 en 5 me t) op minimaal vijf dagen per week (in zomer en winter). Matig intensief betekent voor 55-plussers bijvoorbeeld wandelen in een tempo van 4 km/uur of fietsen met een Snelheid van 10 km/uur. Voor niet-actieven, zonder of met beperkingen, is elke extra hoeveelheid lichaamsbeweging zinvol, onafhankelijk van intensiteit, duur, frequentie en type. Fitnorm Ten minste drie keer per week gedurende minimaal 20 minuten zwaar intensieve activiteit (in zomer en winter). Combinorm De combinorm is een combinatie van de nngb en fitnorm. Iemand voldoet aan de combinorm wanneer hij/zij aan ten minste een van beide normen voldoet. Inactief Geen enkele dag in zomer en winter ten minste 30 minuten matig intensief lichamelijk actief zijn. Sedentair gedrag Gedrag met een erg laag energieverbruik, zoals televisie kijken, computeren, zitten en liggen. Er bestaan nog geen richtlijnen voor het bestrijden van sedentair gedrag
Pagina 48
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
Bijlage 6. Enquête
Pagina 49
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
Pagina 50
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
Pagina 51
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
Pagina 52
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
Pagina 53
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
Pagina 54
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
Bijlage 7. Resultaten enquête
Leeftijdscategorie respondenten (N=900
Geslacht (N=930) Man
Vrouw 60
56
50 40
36
30
48%
20
52%
10
7
0 65 t/m 74 Figuur 24. Geslacht respondenten
75 t/m 84
85 +
Figuur 25. Leeftijd respondenten in percentages
Relatie eenzaamheid en leeftsituatie
Sterk eenzaam Eenzaam
Vrouw Matig eenzaam
Man
100 50 0
Niet eenzaam 0
20
40
60
79,6
63,5
Alleenstaand 45,1
50 Samenwonend / gehuwd
80
Figuur 26. Relatie geslacht en eenzaamheid
Figuur 27. Relatie eenzaamheid en leefsituatie in percentages
Pagina 55
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
60 50 40
Inactief
30
Voldoet niet aan de beweegnorm
20
Voldoen aan de beweegnorm
10 0 65 t/m 74 jaar
75 t/m 84 jaar
85-plussers
Figuur 28. Relatie leeftijd en de beweegnorm in percentages
Mogelijke activiteiten (N=323) 14 12 12
10 9
8 7
6 6 4
4
2 0
1
1
2
Figuur 29. Mogelijke activiteitenin percentages
Pagina 56
2
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
Bijlage 8. Resultaten motieven Berekening BMI
Gezond gewicht
Lichaamsbeweging / gezondheid
77
Ernstig overgewicht 73
Zeer ernstig overgewicht 76
Advies van een arts / fysiotherapeut
14
15
19
Lekker buiten zijn
64
62
53
Gezelligheid / sociale contacten
43
43
48
Leuke activiteit / plezier
41
41
40
Figuur 30. Relatie BMI met de motieven om te bewegen in percentages
Beweegnorm
Inactief
Lichaamsbeweging / gezondheid
31
Voldoet aan de beweegnorm 76
Voldoet niet aan de beweegnorm 84
Advies van een arts / fysiotherapeut
10
18
14
Lekker buiten zijn
16
60
73
Gezelligheid / sociale contacten
22
45
47
Leuke activiteit / plezier
15
42
47
Figuur 31. Relatie beweegnorm met de motieven om te bewegen in percentages Gezondheid
Slecht
Matig
Goed
Zeer goed
Uitstekend
Lichaamsbeweging / gezondheid
60
66
75
86
82
Advies van een arts / fysiotherapeut
38
17
14
10
8
Lekker buiten zijn
47
47
66
68
67
Gezelligheid / sociale contacten
41
37
43
54
49
Leuke activiteit / plezier
25
34
42
51
48
Figuur 32. Relatie Gezondheid met de motieven om te bewegen in percentages
Eenzaamheid
Niet eenzaam
Matig eenzaam
Ernstig eenzaam
Zeer ernstig eenzaam
Lichaamsbeweging / gezondheid
77
73
63
73
Advies van een arts / fysiotherapeut
13
17
22
14
Lekker buiten zijn
63
61
56
53
Gezelligheid / sociale contacten
46
40
41
33
Leuke activiteit / plezier
44
39
37
35
Figuur 33. Relatie Eenzaamheid met de motieven om te bewegen in percentages
Pagina 57
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
Bijlage 9: Motieven om niet deel te nemen
Motieven om niet deel te nemen aan de activiteiten (N=133) 40 30 20 10 0
33 7
15
3
1
Figuur 34. Motieven om niet deel te nemen aan de activiteiten in percentages Berekening BMI
Gezond gewicht
Ernstig Zeer ernstig overgewicht overgewicht Ik heb voldoende lichaamsbeweging 31 36 35 Voor sporten ben ik te oud 6 8 7 Laat mijn gezondheid niet toe 15 15 17 Ik weet niet welke activiteiten ik kan doen 3 3 3 Geen vrienden om mee te bewegen 1 1 2 Figuur 35. Relatie BMI en motieven om niet deel te nemen aan de activiteiten in percentages
Beweegnorm
Inactief
Voldoet aan Voldoet niet de aan de beweegnorm beweegnorm Ik heb voldoende lichaamsbeweging 12 32 39 Voor sporten ben ik te oud 21 5 5 Laat mijn gezondheid niet toe 53 15 7 Ik weet niet welke activiteiten ik kan doen 5 4 2 Geen vrienden om mee te bewegen 3 1 1 Figuur 36. Relatie beweegnorm en motieven om niet deel te nemen aan de activiteiten in percentages Gezondheid Slecht Matig Goed Zeer goed Uitstekend Ik heb voldoende lichaamsbeweging 28 30 34 33 38 Voor sporten ben ik te oud 13 8 7 4 3 Laat mijn gezondheid niet toe 34 25 13 8 7 Ik weet niet welke activiteiten ik kan doen 3 4 3 2 0 Geen vrienden om mee te bewegen 0 1 1 1 0 Figuur 37. Relatie gezondheid en motieven om niet deel te nemen aan de activiteiten in percentages Eenzaamheid
Niet Matig Ernstig Zeer ernstig eenzaam eenzaam eenzaam eenzaam Ik heb voldoende lichaamsbeweging 34 35 22 28 Voor sporten ben ik te oud 7 7 13 4 Laat mijn gezondheid niet toe 15 14 19 22 Ik weet niet welke activiteiten ik kan doen 3 2 6 4 Geen vrienden om mee te bewegen 1 1 2 0 Figuur 36. Relatie eenzaamheid en motieven om niet deel te nemen aan de activiteiten in percentages
Pagina 58
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
Bijlage 10. Resultaten frequentie van de activiteiten Eén keer per maand of vrijwel nooit
Man
Vrouw
65 t/m 74
75 t/m 84
85-plusser
Op bezoek gaan
58
54
63
50
38
Bezoek ontvangen
60
57
64
54
51
Wandelen
69
63
71
61
45
Fietsen
70
62
57
58
33
Verenigingsactiviteiten
33
22
31
26
14
Vrijwilligerswerk
29
25
33
20
10
Ouderensport
12
18
16
15
6
Overige sporten
24
21
28
17
7
Hobby uitvoeren
42
29
42
26
14
Tuinieren
58
39
52
47
20
Klusjes bij anderen
14
7
14
5
3
Internetten / e-mailen
66
48
68
48
19
Figuur 37. Respondenten die de aangegeven activiteiten één keer per maand of nooit beoefenen in percentages
Dagelijks of één keer per maand
Man
Vrouw
65 t/m 74
75 t/m 84
85-plusser
Op bezoek gaan
58
54
63
50
38
Bezoek ontvangen
60
57
64
54
51
Wandelen
69
63
71
61
45
Fietsen
70
62
57
58
33
Verenigingsactiviteiten
33
22
31
26
14
Vrijwilligerswerk
29
25
33
20
10
Ouderensport
12
18
16
15
6
Overige sporten
24
21
28
17
7
Hobby uitvoeren
42
29
42
26
14
Tuinieren
58
39
52
47
20
Klusjes bij anderen
14
7
14
5
3
Internetten / e-mailen
66
48
68
48
19
Figuur 38. Respondenten die de aangegeven activiteiten dagelijks of wekelijks beoefenen in percentages
Pagina 59
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
Eenzaamheid
Niet Matig Ernstig Zeer ernstig eenzaam eenzaam eenzaam eenzaam Op bezoek gaan 57 68 46 30 35 Bezoek ontvangen 59 72 50 24 36 Wandelen 67 73 59 50 61 Fietsen 67 73 63 50 51 Verenigingsactiviteiten 28 32 25 17 20 Vrijwilligerswerk 27 34 20 24 14 Ouderensport 15 16 13 16 13 Overige sporten 23 28 19 12 8 Hobby uitvoeren 35 41 28 24 19 Tuinieren 48 53 44 27 41 Klusjes bij anderen 12 13 6 4 4 Internetten / e-mailen 48 63 55 51 39 Figuur 39. Percentage van de relatie tussen eenzaamheid en ouderen die dagelijks of wekelijks activiteiten ondernemen BMI
Totaal
Totaal
Gezond
Overgewicht
Ernstig overgewicht
Op bezoek gaan Bezoek ontvangen Wandelen Fietsen Verenigingsactiviteiten
57 61 67 67 28
56 61 71 69 28
61 62 67 69 28
54 61 48 60 22
Vrijwilligerswerk Ouderensport Overige sporten Hobby uitvoeren Tuinieren Klusjes bij anderen Internetten / e-mailen
27 15 23 35 48 10 58
28 17 23 35 52 10 59
27 15 26 35 48 10 59
25 9 18 32 37 8 58
Figuur 40. Percentage van de relatie tussen BMI en ouderen die dagelijks of wekelijks activiteiten ondernemen Beweegnorm
Inactief
Voldoet niet Voldoet aan aan de de beweegnorm beweegnorm Op bezoek gaan 50 51 62 Bezoek ontvangen 59 57 62 Wandelen 51 66 70 Fietsen 51 62 73 Verenigingsactiviteiten 23 22 32 Vrijwilligerswerk 22 28 28 Ouderensport 11 18 15 Overige sporten 18 22 24 Hobby uitvoeren 31 33 36 Tuinieren 41 44 52 Klusjes bij anderen 6 9 11 Internetten / e-mailen 47 55 62 Figuur 41. Percentage van de relatie tussen de beweegnorm en ouderen die dagelijks of wekelijks activiteiten ondernemen Gezondheid
Slecht
Matig
Goed
Zeer goed
Uitstekend
Op bezoek gaan 16 37 65 58 79 Bezoek ontvangen 44 52 63 55 78 Wandelen 28 44 73 77 87 Fietsen 19 38 77 80 83 Verenigingsactiviteiten 9 40 29 33 44 Vrijwilligerswerk 7 14 33 30 23 Ouderensport 6 11 16 22 15 Overige sporten 6 10 26 36 26 Hobby uitvoeren 13 19 41 41 52 Tuinieren 3 22 56 58 67 Klusjes bij anderen 0 3 11 16 15 Internetten / e-mailen 16 37 65 58 79 Figuur 42. Percentage van de relatie tussen gezondheid en ouderen die dagelijks of wekelijks activiteiten ondernemen
Pagina 60
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
Bijlage 11. Gebruik van de voorzieningen Nooit van gehoord
Percentage van het totaal
65 t/m 74 jaar
Eettafel 6 Ouderenadviseur 3 Financiële hulp 7 Sport- of bewegingsactiviteiten 1 Recreatieve activiteiten 3 Maaltijdverstrekking 1 Figuur 43. Percentage dat nog nooit heeft gehoord van de voorzieningen
75 t/m 84 jaar 5 6 2 2 1 2
85-plusser
8 7 6 3 1 3
Nee, geen behoefte aan
Percentage van het 65 t/m 74 75 t/m 84 totaal jaar jaar Eettafel 88 91 84 Maaltijdverstrekking 88 94 82 Ouderenadviseur 83 87 79 Financiële hulp 61 64 58 Sport- of bewegingsactiviteiten 77 80 70 Recreatieve activiteiten 70 74 66 Figuur 44. Percentage dat geen behoefte heeft om gebruik te maken van de voorzieningen Gebruik
Niet eenzaam
Matig eenzaam
Eettafel 5 9 Maaltijdverstrekking 2 4 Ouderenadviseur 3 6 Financiële hulp 27 40 Sport- of bewegingsactiviteiten 9 12 Recreatieve activiteiten 20 25 Figuur 45. Percentage dat gebruik maakt van de voorzieningen
Pagina 61
Ernstig eenzaam 13 8 4 38 17 12
5 11 3 2 3 5
85plussers
Zeer ernstig eenzaam 10 10 14 36 14 18
80 67 71 49 85 63
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
Bijlage 12. Zelfredzaamheid Zelfredzaamheid ouderen
Ja, zonder enige moeite
Ja, maar wel met enige moeite
Ja, maar met veel moeite
Nee, alleen met hulp van anderen
Ontbijt of lunch klaarmaken
87
7
3
4
Licht huishoudelijk werk
75
12
5
8
Zwaar huishoudelijk werk
59
17
8
16
Warm eten klaarmaken
74
12
4
10
Kleren wassen en strijken
58
17
7
19
Boodschappen doen
52
19
5
23
Bedden verschonen en/of opmaken
69
13
4
13
Eigen vervoer
77
6
2
15
Openbaar vervoer
66
9
4
21
Figuur 46. Percentage van de 65-plussers in welke mate ze zelfstandig de werkzaamheden kunnen verrichten Bij welke werkzaamheden heeft u hulp nodig van anderen? Ontbijt of lunch klaarmaken
Gezond gewicht 4
Licht tot matig overgewicht 3
Ernstig overgewicht 6
Warm eten klaarmaken
11
8
14
Licht huishoudelijk werk
8
6
13
Zwaar huishoudelijk werk
16
13
19
Kleren wassen en strijken
17
18
26
Boodschappen doen
12
12
15
Bedden verschonen en/of opmaken
19
23
34
Eigen vervoer
11
13
26
Openbaar vervoer
18
21
29
Figuur 47. Percentage van relatie in welke mate de respondenten niet zelfstandig de werkzaamheden kunnen verrichten met BMI
Bij welke werkzaamheden heeft u hulp nodig Niet Matig Ernstig Zeer ernstig van anderen? eenzaam eenzaam eenzaam eenzaam Ontbijt of lunch klaarmaken 2 4 6 14 Warm eten klaarmaken 7 14 11 20 Licht huishoudelijk werk 5 8 17 20 Zwaar huishoudelijk werk 11 21 19 26 Kleren wassen en strijken 13 26 22 28 Boodschappen doen 9 17 22 22 Bedden verschonen en/of opmaken 14 32 37 37 Eigen vervoer 9 20 26 28 Openbaar vervoer 14 28 33 31 Figuur 48. Percentage van relatie in welke mate de respondenten niet zelfstandig de werkzaamheden kunnen verrichten met eenzaamheid
Pagina 62
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
Inactief
Ontbijt of lunch klaarmaken
6
Voldoet niet aan de beweegnorm 4
Voldoet aan de beweegnorm 3
Warm eten klaarmaken
13
11
9
Licht huishoudelijk werk
12
8
7
Zwaar huishoudelijk werk
21
16
14
Kleren wassen en strijken
27
20
16
Boodschappen doen
33
26
19
Bedden verschonen en/of opmaken
26
13
10
Eigen vervoer
26
16
11
Openbaar vervoer
36
22
17
Figuur 49. Percentage van relatie in welke mate de respondenten niet zelfstandig de werkzaamheden kunnen verrichten met de beweegnorm
Gezondheid Ontbijt of lunch klaarmaken Warm eten klaarmaken Licht huishoudelijk werk Zwaar huishoudelijk werk Kleren wassen en strijken Boodschappen doen Bedden verschonen en/of opmaken Eigen vervoer Openbaar vervoer
Slecht
Matig 28 41 44 47 56 63 84 59 70
Goed
Zeer goed
3
2
8
3
3
1
11
3
13
2
7
2
13
4
8
3
5
Uitstekend 2
19
2
19
2
34
3
41
3
32
2
56
2
34
1
50
5 13 8 Figuur 50. Percentage van relatie in welke mate de respondenten niet zelfstandig de werkzaamheden kunnen verrichten met gezondheid
Pagina 63
Eenzaamheid en bewegingsarmoede onder 65-plussers in Goor
Bijlage 13. Flyer seniorenactiviteiten
Figuur 50. Flyer seniorenactiviteiten
Pagina 64