De eenzaamheid van de langeafstandloper
Eerste druk, 2014 © 2014 René Wijnstra Fotografie: Renso Propstra isbn: nur:
9789048431854 402
Uitgever: Free Musketeers, Zoetermeer www.freemusketeers.nl
Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteur en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor de directe of indirecte gevolgen hiervan. Niets uit deze uitgave mag zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever worden openbaar gemaakt of verveelvoudigd, waaronder begrepen het reproduceren door middel van druk, offset, fotokopie of microfilm of in enige digitale, elektronische, optische of andere vorm of (en dit geldt zonodig in aanvulling op het auteursrecht) het reproduceren (I) ten behoeve van een onderneming, organisatie of instelling of (II) voor eigen oefening, studie of gebruik welk(e) niet strikt privé van aard is. De inhoud van dit boek kan autobiografische elementen bevatten en weerspiegelt de persoonlijke beleving van de feiten, de gebeurtenissen en verwachtingen van de auteur. De uitgever aanvaardt dan ook geen aansprakelijkheid voor schade wegens onjuistheid of onvolledigheid van de gestelde feiten, de gebeurtenissen, verwachtingen, beweringen en meningen.
De eenzaamheid van de langeafstandloper René Wijnstra
Voor mijn zoon
Hoofdstuk 1: Eerste stappen
Betterwird, de plaats waar mijn wieg stond, de plek waar ik mijn eerste stappen zette op planeet aarde, zette ruimtevaarder Armstrong een reuzenstap op de maan. Bijna gelijktijdig zal ik de aarde bewonderd hebben: met appel rode wangen, pikzwart haar – mij vasthoudend aan de tralies van het loophek, voorzichtig mijn eerste stapjes de kamer verkennend zoals de Amerikaanse astronaut dat deed op de maan. Op industrie terrein Betterwird in een arbeiderswoning voor de kaasfabriek, waar mijn vader werkte, werd ik als zevende kind bij het gemeentehuis Dokkum door mijn toen 43 jarige vader Geert ingeschreven als Remkes Wijnstra: roepnaam René. Mijn oudste broer Harrie was 18 toen ik het levenslicht zag en is vernoemd naar pake Hilarius. Mijn broers en zussen hebben allemaal een naamvoorganger in de familie. Zelf ben ik vernoemd naar het jong gestorven broertje van mijn vader. 21 april 1968: het was de tijd van de Vietnamoorlog, Golden Earrings, The Beatles en Boudewijn de Groot: de muziek werd grijs gedraaid op de platenspelers van toen. Louis Armstrong zong “What a wunderfull world.” Mijn moeder in ruste: Jantje Meester als meisjesnaam, dochter van een politieagent die ik nooit gekend heb, luisterde bij mijn weten graag naar Anneke Grönloh die in de jaren zestig een hit scoorde met “Brandend zand.” Moeder (mem): groot postuur met een gekromde rug, dik krullend haar een Nana Mouskouri bril die lui leunde op haar karakteristieke neus was “de baas” van het gezin en werkte hard samen met mijn heit om het gezin te onderhouden. Elk jaar werd er gespaard voor twee weken zomervakantie met het bosrijke Appelscha of Diever als eind bestemming. Deze “wereldreis”(uurtje rijden) was het hoogtepunt van het 7
jaar. Wie ons bracht (heit geen auto en rijbewijs) was altijd een verrassing, vaak was het de witte VW kever met zwager Frits achter het stuur die ons in de seventies naar de plaats van bestemming bracht. Het hunebed bij Diever en de reuzen Ellert en Brammert van de gelijknamige camping staan in mijn langetermijngeheugen gebeiteld. Ik dacht altijd, “die stenen hebben ze mooi opgestapeld met zijn tweeën.” Mem was altijd gastvrij en zo waren de vakanties een komen een gaan van broers en zussen, ooms, tantes en buurtgenoten. Vijf december was voor mem – die alle broers en zussen inclusief aantrouw met cadeautjes in de watten legde een speciale Sinterklaas aangelegenheid. Gedichtjes waren een verplicht onderdeel van dit jaarlijkse familie ritueel. Het rijmen leerde ik zo op jonge leeftijd. De tekst wat sloeg op de cadeaus ben ik kwijt tot mijn grote spijt. Cadeaus in grote blauwe emmers tot boven toe vol met voor zwager Tjeerd geheid elk jaar sokken van wol. Mem maakte kilometers met grijze bollen wol, dunne breinaalden met scherpe punten, de wol verslindend zoals ik vroeger het bordje warme melk met brinta verslond als ik ’s morgens heel snel naar de technische school ging. “Doorloper” puzzelboekjes, kasteel romannetjes en niet te vergeten de bijbel behoorde tot het leesvoer van mem. Veel te jong is mijn strenggelovige moeder overleden aan de verschrikkelijke kanker, 64 jaar…Maart 1992 ik woonde sinds kort alleen op flatje “Rêst en ûtsjoch” en had als 23 jarige tijdens het ziekbed van mem heftige huilbuien en kon het niet accepteren dat de blaaskanker definitief ongeneeslijk bleek te zijn. De twee onder één kap woning te Betterwird, waar het in de winter vroor op de slaapkamers, waar mem had gelachen, gewandeld door volkstuin, geschreeuwd: “René eten!” als ik op zondagmiddagen mijn kater verjoeg. Waar mem in paniek op een stoel sprong voor een muis die achter de gaskachel zat, gedobbeld, gesjoeld, half zware drum gerookt, rummikub met heit, koffie gezet voor 11 stedenfietsers. 8
Dit alles schoot door mijn hoofd toen ik daar zat met broers en zussen in een soort van roes waakte bij het sterfbed van een mem die ik helemaal nog niet goed had leren kennen. Beneden, in het grote tweepersoonsbed, onder het opvallende schilderij met het hert lag mem thuis in haar eigen kamer, hier, niet in het ziekenhuis, maar thuis bij Geert wilde ze zijn. Geert die kapot van verdriet was, de man waarmee ze lied en leed gedeeld had, zeven kinderen mee groot had gebracht – mijn heit waarmee ze geploeterd had en elke week opnieuw jaar in jaar uit de kantoren van de kaasfabriek gepoetst en gedweild had. Maar ook leuk samen elke maandagavond met vrienden Rud en Jantje op sjoelclub “De tûke gooier” ploeteren om in drie beurten die magische 140 punten te behalen. Om beurten, dag en nacht bij het bed, met wattenstaafjes maakten we haar lippen en tong vochtig, de strijd tegen deze kanker was niet te winnen. Ik wilde helpen maar stond machteloos aan de kant. Zoals het schilderijhertje dat springend de overkant van het water probeert te bereiken omdat het gras daar groen en hoog is, stond ik daar, verlamd door verdriet, geen medicijn of een wonder van God om mem te redden. Dominees woorden uit de bijbel waren troostend maar de kanker was onverbiddelijk. Mem verdween langzaam uit het aardse leven. Steeds meer morfine tegen de ondraaglijke pijn laat uiteindelijk het sterke en goede hart van mijn mem stilstaan op 18 maart 1992. Ik voelde mij als een schipper zonder roer, in zware storm, reddeloos verloren, geen reddingsboei die mij kon helpen… ging kopje onder … schreeuwde… Silvia Kristel haar woorden in haar autobiografie Bloot hebben anno 2013 een gevoelige snaar bij mij geraakt: “Ik miste mijn moeder niet toen ze dood was, maar tijdens haar leven…” 9