Nelie Groen, Wim Matthijsse en Jef van den Hurk
Eenvoud in complexiteit Enige jaren geleden leek het wel dat onderwijs niet flexibel genoeg kon zijn. Maatwerk in de vorm van een volledig op het individu afgestemde leerroute vormde het adagium. Allerlei geavanceerde rooster- en planningsapplicaties en digitale leermiddelen konden de complexiteit wel ondervangen, zo was de gedachte. Hoe anders wordt er nu over gedacht. Ook het denken over flexibel onderwijs ontkomt blijkbaar niet aan een verloop volgens de hypecycle van Gartner. Na de ‘piek van verwachtingen’ zitten we nu in het ‘dal van desillusie’. ‘Studenten zitten er niet op te wachten, de meerwaarde is onduidelijk, de complexiteit is te groot, eerst maar eens zorgen dat de zaken op orde zijn’, zijn argumenten die nu worden gehoord. Hebben studenten daadwerkelijk geen behoefte aan meer maatwerk? En als we het idee van de onderwijssupermarkt nu eens loslaten, valt maatwerk dan niet op een eenvoudigere manier te realiseren? Hoe krijgen we meer eenvoud in deze complexiteit? Vraag van de studenten
organisatie van het onderwijs en de bijbehorende
Studenten hebben een duidelijke vraag als je met
processen op orde zijn. De student weet waar hij
hen verkent wat een goede school is. In gesprek met
aan toe is en krijgt de juiste informatie op tijd:
hen blijkt dat zij een schoolomgeving willen die
structuur.
eisen aan hen stelt en hen uitdaagt, die sociaal en veilig is en waar ze iemand zijn. Ze willen gekend en gewaardeerd worden door hun docenten en zich
“Studenten vragen om efficiënte hulp bij het wegwerken van hun deficiënties.”
kunnen ontspannen in een leuke, aansprekende omgeving. Over het onderwijs geven ze aan dat
‘Gezien worden’ betekent persoonlijke aandacht.
ze behoefte hebben aan structuur en een goede
Docenten en organisatie kennen de student, weten
organisatie. Verder wensen ze betekenisvolle lessen
waar hij staat in zijn opleiding.
waarin een beroep wordt gedaan op hun ambitie en
Met ‘Mijn school’ bedoelt de student de sociale
eigen vermogens en die zichtbaar aansluiten bij de
omgeving die de school biedt: de plek om elkaar te
vraag van het werkveld. Ze vragen om efficiënte hulp
ontmoeten en de thuisbasis om te kunnen leren.
bij het wegwerken van hun deficiënties. Studenten
Bij ‘Leren’ vragen studenten niet expliciet om
vinden het demotiverend als ze moeten overdoen wat
maatwerk of meer keuzemogelijkheden, maar
ze al gedaan hebben en wanneer het tempo te laag is.
impliciet blijkt die behoefte wel degelijk te bestaan, zoals blijkt uit hun omschrijving van een goede
22
De elementen die studenten belangrijk vinden, zijn
school! Dit maatwerk veronderstelt dat het leertraject
te ordenen onder vier kernwaarden: ‘Gezien worden’,
is afgestemd op persoonlijke omstandigheden en
‘Organisatie’, ‘Mijn school’ en ‘Leren’.
behoeften, maar ook de mogelijkheid biedt om het
Binnen ‘Organisatie’ gaat het erom dat de
uiterste uit zichzelf te kunnen halen.
Het is aan de school om deze waarden en daarmee
Grote F en kleine f
de behoefte aan maatwerk vorm te geven naar de
Een organisatie zal flexibel moeten zijn om rekening
aanpak van de docent (didactiek en pedagogiek) en
te kunnen houden met ‘alle’ individuele wensen van
naar de organisatie.
studenten. Voor een belangrijk deel kan de behoefte aan maatwerk al door een docent binnen diens
Flexibilisering en basiskwaliteit
lessen worden ingevuld door de manier waarop hij
In diverse adviezen die door mbo2010 in de
les geeft. Je zou kunnen spreken van didactische
afgelopen periode zijn uitgebracht, is een
flexibiliteit of flexibiliteit met een kleine f. Dit is de
lans gebroken voor meer aandacht van ROC’s
variatie die de docent kan toepassen in didactische
voor de kwaliteit van de basisprocessen en
werkvormen en vindt plaats in de interactie tussen
een goede bedrijfsvoering. Dan gaat het over
docent en student. Een docent kan veel, maar is
zaken als onderwijsprogrammering, roostering,
echter geen duizendpoot. Wanneer de vraag naar
klachtenafhandeling, communicatie, faciliteiten
maatwerk binnen een groep te groot of te specifiek
en veiligheid, service en kwaliteit van docenten.
wordt voor een individuele docent, is het wellicht
Ze vormen het fundament van iedere opleiding.
nodig om maatwerk te organiseren over een groep
Als scholen de basiskwaliteit niet op orde hebben,
of zelfs opleidingen heen. Je kunt dan spreken van
hebben studenten daar last van. De kritiek op het
organisatorische flexibiliteit, ofwel flexibiliteit
mbo in de afgelopen jaren had én heeft vaak daar
met de grote F. Voorwaarde is wel dat de groepen
mee te maken. In het verlengde daarvan wordt
gemiddeld groot genoeg zijn om betaalbaar
gesteld, dat het streven naar flexibel onderwijs in
onderwijs te kunnen organiseren.
de vorm van gevarieerde onderwijsprogramma’s pas mogelijk is, als de basiskwaliteit op orde is.
Flexibilisering met de kleine f of didactische
Hier is veel voor te zeggen. Maatwerk in de vorm van
flexibiliteit
individuele leertrajecten is uitvoerbaar als docenten
Als we de docent en zijn groep of klas als vertrekpunt
en begeleiders precies weten waar de student staat
nemen, ligt daar al een eerste mogelijkheid om
in zijn traject, als de informatievoorziening op orde
maatwerk te leveren. Het is het vermogen van de
is, roosters op tijd beschikbaar zijn en kloppen,
leraar om situationeel didactische werkvormen in
enzovoorts. Kortom, flexibiliteit kan pas slagen bij
te zetten en de omgeving daarvoor te managen.
een zekere basiskwaliteit.
Het is enerzijds het vakmanschap van de docent om de leervragen te herkennen en zijn stijl aan te
“Als scholen hun basiskwaliteit niet op orde hebben, hebben studenten daar last van.”
passen aan die vragen. Hij kan schakelen tussen aanbiedende vormen, vormen van zelfwerkzaamheid en gespreksvormen, steeds passend bij de behoefte
Er valt een nuancering te maken, die op zich niets
van student of groep. Tegelijk is het belangrijk
afdoet aan het pleidooi voor een basiskwaliteit. De
om binnen de setting van de groep of klas de
nuancering heeft echter betrekking op het beeld dat
verschillende leer- en onderwijsactiviteiten, als
het leveren van maatwerk en het realiseren van een
gevolg van differentiatie tussen studenten, te
flexibele organisatie erg complex is en afbreuk kan
‘managen’. In de literatuur wordt dit ook wel het
doen aan die basiskwaliteit. Misschien is er meer
‘klassenmanagement’ genoemd. In feite gaat het
mogelijk door wat eenvoud in die complexiteit te
om het kunnen hanteren van bestaande verschillen
brengen.
tussen studenten binnen een groepssetting, waarbij
23
Eenvoud in complexiteit
de docent door werkvorm en klassenmanagement
Om echter onderwijs over opleidingen heen te
voor een optimale leeromgeving zorgt. Beide vormen
kunnen organiseren, zullen die opleidingen op elkaar
kunnen samengenomen worden onder de term:
moeten worden afgestemd. Er dienen standaarden
didactische flexibiliteit, of flexibiliteit met een
afgesproken te worden over bijvoorbeeld inrichting,
kleine f. Deze vorm van flexibiliseren vindt plaats
beoordeling, periodisering: standaardiseren om te
in de directe interactie tussen leraar en student.
flexibiliseren. De vraag is of flexibiliteit met een
Volgens Marzano is dit de factor die het meeste
Grote F ook eenvoudig(er) kan worden vormgegeven.
invloed heeft op het succes van de student . 1
Men noemt de 80-20 regel wel eens als één van de Flexibilisering met de Grote F of organisatorische
argumenten om niet te veel aan flexibilisering te
flexibiliteit
doen. Deze benadering gaat uit van het feit dat 80%
Organiseren van flexibiliteit met de Grote F kost
van de studenten hetzelfde aanbod wil en dat slechts
beduidend meer hoofdbrekens dan flexibiliteit met
20% gebaat is bij of behoefte heeft aan maatwerk.
de kleine f. De complexiteit komt vooral voort uit een
De focus van de school zou dan moeten liggen op de
geheel andere wijze van denken dan tot voorheen
80% die dezelfde vraag heeft.
gebruikelijk was én de noodzaak om die flexibiliteit te realiseren binnen de bestaande bekostiging. Flexibiliteit met de Grote F gaat naast effectiviteit
“Organiseren van flexibiliteit met de Grote F kost beduidend meer hoofdbrekens.”
dus ook over efficiency! Bij Grote F heeft men al snel het beeld van volledig
Wanneer we vanuit de leerbehoefte van de student
individuele leerroutes, een onderwijssupermarkt
naar de 80-20 regel kijken, ontstaat een ander
waar studenten door heen wandelen en al gaandeweg
beeld. Het is aannemelijk om te stellen dat een
hun boodschappenkarretje vullen met kennis en
groep studenten van een bepaalde beroepsrichting
competenties. Triple A noemt dat het ‘gele scenario’.
of opleiding voor 80% voldoet aan een bepaald
Inmiddels is dat idee – althans voor de korte termijn
basisprofiel van leren. Voor de resterende 20%
– losgelaten. Dat neemt niet weg, dat flexibiliteit
hebben die studenten behoefte aan een individuele
met een Grote F niet te realiseren zou zijn.
invulling van hun leervraag. Denk aan het wegwerken
Er zijn verschillende varianten te bedenken, die
van deficiënties, een motiverende aanvulling van het
niet al te moeilijk te organiseren zijn op een
leertraject, een afstemming op bijvoorbeeld de BPV,
betaalbare manier. Het gaat om onderwijs dat over
enzovoorts. Met dat uitgangspunt hoeft ook maar 20%
groepen, opleidingen of zelfs domeinen heen wordt
van de opleiding (organisatorisch) geflexibiliseerd
georganiseerd.
te worden. Als een ROC hieraan tegemoet kan komen, verhoogt dat het welbevinden en de motivatie van de
De 80-20 regel als uitgangspunt
student.
Bepaalde leervragen kunnen dwars door allerlei opleidingen of zelfs domeinen heen gaan. Door
Flexibilisering volgens deze 80-20 regel is te
studenten bij elkaar te zetten op basis van zo’n
realiseren door op enkele vaste momenten in de
leervraag, ontstaat een betrekkelijk homogene groep
week locatiebreed het rooster te blokkeren voor alle
waarvoor effectief onderwijs verzorgd kan worden.
betrokken groepen: de flexruimte. Alle studenten
1 ‘Wat werkt op school’ van R. Marzano.
24
(voor zover niet op BPV) zijn op dat moment
Wanneer kleine f en... wanneer GROTE F ?
beschikbaar om deel te nemen aan bepaalde modules
Beide vormen van flexibilisering streven passend
die door hen zelf of door hun loopbaanbegeleider
onderwijs en maatwerk na. Dat leidt snel tot de
zijn gekozen uit een flexcatalogus. Hierbij komen
vraag: wanneer doe je het ene, wanneer het andere?
flexibiliseringsstrategieën als vergroting van
Wanneer werkt een docent in de klas aan het
eenheid en verkleining van heterogeniteit samen (zie
wegwerken van deficiënties, wanneer organiseer je
‘Leren Organiseren’ van Waslander en Van Kessel).
dat over opleidingen heen met een flexcatalogus? Het zal duidelijk zijn, dat je niet even een
Het lijkt een bekend systeem, vergelijkbaar met het
flexcatalogus organiseert als het even zo uitkomt. Als
werken met minoren, keuzeruimte of een ‘ballenbak’
er eenmaal een flexcatalogus is geïmplementeerd,
of zelfs keuzewerktijd in het voortgezet onderwijs.
ontstaat de keuzemogelijkheid om het op de ene of de andere manier te doen. Dan is de vraag reëel:
“Uitgangspunt is dat flexibliteit met een kleine f er altijd is.”
wat laat je over aan de individuele docent en wat wordt opgenomen in de flexcatalogus? Uitgangspunt is dat flexibiliteit met een kleine f er altijd is. Het
Het verschil is echter dat het hier niet alleen gaat
gaat immers om één van de basiskwaliteiten van een
om het invullen van een vrije ruimte, maar om
school, competente docenten die in staat zijn om
het realiseren van maatwerk. Dus niet alleen een
de variatie in de leervragen te vertalen naar een
‘verplichte keuze’ maar ook het wegwerken van
adequate aanpak. Omdat dit bovendien binnen een
deficiënties, het verrijken van de eigen opleiding,
groep gebeurt, heeft het nauwelijks consequenties
het afstemmen op BPV, vallen onder de flexruimte.
voor de organisatie: eenvoud in complexiteit.
Werken met een flexruimte heeft meer mogelijkheden dan het realiseren van maatwerk voor de
Maar het kan alleen als de vraag van een groep een
persoonlijke student. Het biedt ook mogelijkheden om
beperkte, te beheersen differentiatie kent. Wanneer
op bepaalde momenten groepen bij elkaar te zetten,
de situatie daarom vraagt, zijn organisatorische
die anders te klein zijn om rendabel onderwijs te
maatregelen nodig die over groepen of opleidingen
kunnen aanbieden. Naast een grotere leeropbrengst
heengaan en die als doel hebben de complexiteit voor
(effectiviteit) gaat het hier ook om efficiënter
de docent te verlagen.
organiseren van onderwijs.
Dan komt de vraag op: welk aanbod organiseer je op basis van de Grote F, wat voor type leervragen
Hier moet wel een belangrijke kanttekening gemaakt
komen in aanmerking om over opleidingen heen via
worden. Ook om ‘slechts’ 20% van het leren op deze
leereenheden uit een flexcatalogus aangeboden te
manier te organiseren, zal de benodigde organisatie
worden?
en infrastructuur op orde moeten zijn. Studenten en
Enkele eenvoudige criteria zijn:
hun loopbaanbegeleiders zullen op de hoogte moeten
1 Leervragen die in verschillende opleidingen
zijn van het aanbod. Zij zullen een keuze moeten
(of in een erg grote opleiding) terugkomen die
maken of zich moeten inschrijven voor bepaalde
voor sommige studenten wel maar voor andere
modules. Het verwerken van de inschrijvingen
studenten niet gelden. Denk aan bepaalde
en het informeren van alle betrokkenen zal goed
deficiënties, maar ook aan extra vakken, verrijking
georganiseerd moeten zijn.
van de opleiding.
25
Eenvoud in complexiteit
Figuur 1 Samenvattend overzicht van kleine f en Grote F. Kleine f
GROTE F
Gericht op (leer)effectiviteit
Gericht op effectiviteit maar vanuit een efficiencyoogpunt
Binnen een groep
Over groepen, opleidingen heen
Situationeel, organisch, creatief
Voorbereid, mechanisch, georganiseerd
Geen tot beperkte impact op planning en logistiek
Beperkte tot grote impact op planning en logistiek
Succesfactor: professionalisering; docenten zijn competent in didactisch flexibiliseren
Succesfactor: standaardisatie, bedrijfsvoering en logistiek
2 Leervragen waarvoor sommige studenten meer
Van visie op leren tot keuzes in flexibiliseren
tijd, uitleg, oefening nodig hebben dan andere
Het reduceren van complexiteit in onze scholen
studenten. De extra tijd kan via de flexcatalogus
maakt dat de aandacht naar de kwaliteit van het
worden aangeboden.
onderwijs zelf kan gaan. Als de organisatie goed draait, kunnen de onderwijsteams zich richten op het
Van belang is dat er niet te weinig maar ook niet te
leerproces van hun studenten. Onze studenten vragen
veel studenten zijn met die leervraag. Als 80% van
om goed onderwijs dat ze helpt hun eigen talenten
de studenten een onvoldoende scoort voor rekenen,
te ontwikkelen. Door studenten te ordenen op
biedt een flexcatalogus geen oplossing, dan zal het
kenmerken van leren, kunnen docenten beter omgaan
onderwerp in de reguliere opleiding moeten worden
met deze vraag.
opgenomen! Het vraagt visie op leren om de goede keuzes Vergroten van eenheid
te maken in flexibiliseren. Alles begint met de
Er bestaat overigens geen scherpe scheidslijn
professionaliteit van de docent en zijn vaardigheid
tussen de Grote F en de kleine f. Groepen kunnen
om situationeel om te gaan met didactiek en
worden samengevoegd tot een grotere groep waar
klassenmanagement. Het is aan de schoolleiders om
meerdere docenten tegelijkertijd werken. De
te zorgen voor een organisatie waarbij groepen met
docenten beschikken samen over een breder scala aan
een min of meer homogene leervraag samengesteld
competenties en zijn daardoor in staat beter in te
kunnen worden. Het effectief organiseren van
spelen op verschillen. Binnen de grote groep kunnen
onderwijs betekent dan het groeperen van leervragen
subgroepen worden samengesteld, die door één van
en het organiseren van voorwaarden waardoor die
de docenten worden begeleid.
persoonlijke leervragen beantwoord kunnen worden op een efficiënte manier.
De oplossing past in situaties waar de studenten in grote lijnen hetzelfde programma volgen, al kan er binnen de groep sprake zijn van een behoorlijke variatie in leeractiviteiten op een bepaald moment. Er is hier dus nog niet echt sprake van opleidings- of domeinoverstijgend onderwijs. In feite een oplossing die past tussen de Grote F en de kleine f in.
26
Over de auteurs:
in Zwolle. Maatwerk en flexibilisering is een
Nelie Groen is sinds 2008 directeur onderwijs bij
terugkerend thema binnen deze programmalijn en
het ROC van Amsterdam regio Groot West. Het ROC-vA
een onderwerp waarop het centraal management
werkt met kleine onderwijsteams waarbinnen echter
visie en beleid wil ontwikkelen en geadviseerd wil
een grote diversiteit aan doelgroepen en bijhorende
worden.
leervragen bestaat. Gedreven door de vraag hoe binnen deze complexe omgeving maatwerk efficiënt
Jef van den Hurk is sinds 2008 senior adviseur
georganiseerd kan worden, is zij betrokken bij de
bij M&I/Partners. In de afgelopen jaren is hij
ontwikkelingen rond flexibilisering.
betrokken geweest bij Kennisnetprojecten als Flexibel Leren en FlexCollege. Daarnaast ondersteunt
Wim Matthijsse werkt sinds 2008 als
hij onderwijsinstellingen onder meer bij het
programmamanager CGO bij het Deltion College
flexibiliseren van het onderwijs.
27