Een zusje uit een vliegtuig
Bibliografie: Bottinga, G. (2006). Een zusje uit een vliegtuig. Rotterdam: Lemniscaat. Thema: adoptie, zusje Korte inhoud: Tjebbe krijgt een zusje. Als mama hem tijdens een feestelijk ontbijt de foto laat zien van de kleine Yu-Lin is hij verbaasd. Zijn zusje zit niet in de buik van zijn mama maar woont in China. Mama gaat haar binnenkort halen met het vliegtuig en hij mag in afwachting papa helpen met het klaarmaken van haar kamertje. Als mama vertrekt geeft hij zijn knuffel mee. Het wachten duurt lang, maar Tjebbe mag elke dag een snoepmuis eten uit de bokaal die mama voor hem achterliet. Dan is het eindelijk zo ver: Tjebbe gaat mee naar de luchthaven om zijn mama en zusje af te halen. Hij vindt Yu-Lin meteen lief. Tot Yu-Lin hem een keer bijt. En als mama bovendien een keertje boos op hem wordt, besluit hij weg te lopen. Maar Tjebbe verdwaalt. Gelukkig komt de vader van zijn vriendinnetje Froukje net voorbijgefietst en geraakt hij veilig weer thuis. Daar valt alles en iedereen weer in de plooi.
Duur activiteit: 40’ Lesdoelen: De leerlingen: kunnen de vragen in groep overlopen en goed luisteren naar elkaar; zijn geïnteresseerd in enkele onderwerpen uit het verhaal door hun eigen leefwereld er telkens bij te betrekken.
Materiaal: Boek ‘Een zusje uit een vliegtuig’ Blad met titels 3 prenten Blad met kernwoorden
Instap (6’) De leerkracht toont het boek en stelt enkele vragen: Wat is de titel van het verhaal? Wat zie je op de voorkaft? Wie is de auteur? Waarover zou het verhaal kunnen gaan? De leerlingen vormen hypothesen. Hoogstwaarschijnlijk geven ze zelf aan dat dit boek gaat over adoptie. Maar het boek gaat niet enkel over adoptie. Het boek bestaat uit 31 kleine hoofdstukjes. Elk klein hoofdstukje gaat over een bepaald thema. De leerkracht toont drie prenten en drie titels van hoofdstukken. De leerlingen associëren de prent met de juiste titel. Een zusje uit een vliegtuig (p. 50) Het vertrek (p. 63) De aankomst (p. 85)
Midden (30’) De leerkracht leest het fragment ‘Een zusje uit een vliegtuig’ op p. 50 voor en stelt daarna enkele vragen. Wat weet je allemaal over Yu-lin? Ze is van China, ze heeft geen papa of mama die voor haar zorgt, ze komt binnenkort bij hen wonen, ze heeft pikzwart haar, een lichtbruin gezichtje en donkere ogen Kennen jullie geadopteerde kindjes? De leerkracht leest p. 62 en het fragment ‘Het vertrek’ op p. 63 voor. De vragen staan op het bord genoteerd. In groepjes van vier leerlingen overlopen de leerlingen de vragen. Wat geeft Tjebbe mee met zijn mama voor Yu-lin? Wie heeft een knuffel en wil er iets meer over vertellen? Die knuffel is zeer belangrijk voor Tjebbe. Zouden jullie dat ook kunnen, je lievelingsknuffel aan je nieuwe broertje of zusje geven? Hoe komt het dat papa niet meegaat naar China? Wie van jullie heeft al eens op een vliegtuig gezeten? Wie heeft net zoals papa een beetje schrik om op een vliegtuig te zitten? Hoe komt het dat de mama van Tjebbe zolang wegblijft in China? Waarom kan ze Yu-lin niet gewoon meenemen? Bij het vertrek is zowel mama als Tjebbe een beetje aan het huilen. Kan je nog situaties bedenken waarbij je even je mama of papa moet missen en je eventueel een traantje moet wegpinken? (bv: op kamp vertrekken) Vertel daar iets meer over.
De leerkracht leest het fragment ‘De aankomst’ op p. 85 voor en stelt daarna enkele vragen. Er zijn heel veel mensen aanwezig in de inkomhal van het vliegveld. Wat doen deze mensen als een man en een vrouw door de deur lopen? Als jij terugkomt van bijvoorbeeld een kamp, wat doe jij dan als je je mama of papa terugziet? Vandaag mag iedereen Yu-lin op het vliegtuig even zien. Daarna gaat ze samen met haar nieuwe vader, moeder en broer mee naar huis. Daar mag voorlopig niemand op bezoek komen. Waarom zou eventjes niemand op bezoek mogen komen? Hoe reageert Tjebbe als hij Yu-lin voor het eerst ziet op het vliegveld? Hoe zou jij reageren als je je nieuwe broertje/zusje voor het eerst ziet? Wat heeft Yu-lin bij zich? Tjebbe heeft er nu een zusje bij. De leerkracht stelt enkele vragen. De leerlingen steken telkens hun hand omhoog indien het antwoord: ‘ja’ is. Wie heeft een broer? Wie heeft een zus? Wie heeft een broer en een zus? Wie heeft geen broer? Wie heeft geen zus? Wie heeft 2 broers? Wie heeft 2 zussen? Wie zou graag (nog) een broer willen? Wie zou graag (nog) een zus willen? Wie maakt nooit ruzie met broer of zus? Wie maakt vaak ruzie met broer of zus? Waarover?
Slot (4’) De leerkracht toont een blad met kernwoorden zoals: vriendschap met dieren – stotteren – hoe baby’s gemaakt worden – zwanger zijn - … De leerkracht vraagt over welk thema ze graag nog iets te weten willen komen. Om meer over deze thema’s te lezen, kan je het boek lezen!
)