Deelrapport Virtuele Tentoonsteling
Een verkenning naar de verbinding van het fysieke met het virtuele museum
December 2010 Berry van der Hoorn, Frank Vermeij, Esther Herberts, Teun Baarspul, Marijke Besselink Versie 3.0
2011 © Nederlands Centrum voor Biodiversiteit Naturalis, Leiden
rapportage virtuele tentoonstelling
3
INHOUD Overzicht trends en adviezen 1. Intro . . ..................................................................................................................................................................................... 5 2. Trends .................................................................................................................................................................................. 6 3. Doelgroep en doelgroepbehoefte ......................................................................................................................... 10 4. Adviezen . . .......................................................................................................................................................................... 12 Bijlage 1 - Beschikbare digitale content ..................................................................................................................... 17 Bijlage 2 - Voorbeeld van een datamodel .. ............................................................................................................... 19
4
vernieuwing vaste presentaties ncb naturalis
Overzicht trends en adviezen Trends
1. Informatie architectuur. 2. Totaalmuseum met cross mediale aanpak. 3. Verwondering boven kennis. 4. Museum als filter. 5. Participatie van bezoekers. 6. Interactie met en tussen bezoekers. 7. Bezoeker in control.
8. Personaliseren. 9. Voorpret en napret. 10. Mobiele media, mobiele platforms. 11. Gesture based computing. 12. Social Media. 13. Augmented reality. 14. Location based services.
Adviezen
Media 1. Zet in op mobiele media. 2. Houdt rekening met Augmented Reality. 3. Experimenteer met state of the art activeringsmechanismen.
Content 1. Hergebruik bestaande content. 2. Maak gebruik van (aanvullende informatie) van netwerkpartners. 3. Begin vroegtijdig met aanvullende content productie. 4. Zorg dat nieuw geproduceerde content herbruikbaar is. 5. Investeer in ontwikkeling, beheer en opslag van hoogwaardig AV materiaal. 6. Houd rekening met toevoegingen van content door bezoekers.
Algemene toepassingen 1. Gebruik techniek als toegevoegde waarde. 2. Breng gelaagdheid aan in het aanbod. 3. Maak een keuze voor een gelaagd gebruik van media: zaalschermen en displays, website(s), mobiele media. 4. Kies voor een voortraject. 5. Kies voor een natraject. 6. Maak gebruik van social media. 7. Gebruik de technische mogelijkheden voor binding en branding. 8. Zet in op personaliseren. 9. Maak bewust gebruik van schermen in de tentoonstelling. Educatieve toepassingen 1. Zet in op een voor en natraject. 2. Maak spellen digitaal, vervat programma’s in games. 3. Breng gelaagdheid aan in de educatieve informatie. 4. Maak een mix van echte objecten en digitale opdrachten.
Technische randvoorwaarden 1. Zorg voor draadloos internet door het hele gebouw. 2. Creëer een infrastructuur met digitale content, een virtuele informatielaag. 3. Maak content zo min mogelijk afhankelijk van de toepassing. 4. Voorkom afhankelijkheden. 5. Richt de organisatie in op beheer en onderhoud. Aanpak/planning 1. Maak in samenspraak met educatie en overdracht keuzes voor techniek. 2. Experimenteer de komende jaren met ontwikkelpartners. 3. Knip het traject op in onderdelen.
rapportage virtuele tentoonstelling
5
1. Intro Van Paul Voogt ontvingen we de opdracht om een verkenning uit te voeren naar de verbinding van het fysieke met het virtuele museum. Dat leidde direct tot onduidelijkheid, want wat is nu ‘het virtuele museum’? En hoe bakenen we deze opdracht dan af? We hebben besloten om geen scherpe afbakening te hanteren. De richting waarnaar is gekeken is de ontwikkeling van een infrastructuur met digitale content, waar de bezoeker voor, tijdens en na het museum uit kan putten, en waar de bezoeker aan kan toevoegen. Een infrastructuur die geschikt is voor vraag, aanbod, interactie, dialoog, via een divers palet aan fysieke en virtuele media. Het gebruik hoeft niet alleen met een bezoek aan het museum samen te hangen, het kan ook een uitsluitend virtueel bezoek betreffen. De aanpak die we hebben gekozen is om een aantal innovatieve ontwikkelaars en musea te bevragen over de trends die zij voorzien op dit gebied. Voorts hebben we een aantal artikelen en rapporten doorgenomen met hetzelfde doel, en hebben we enkele lezingen en conferenties bezocht. De bezochte personen, musea, lezingen en conferenties zijn de volgende: 1. Paul Stork van Fabrique 2. Alexander Zwennes van Kiss the Frog 3. Keimpe de Heer van het Creative Learning Lab van de Waag society 4. Rob Hendriks van het Rijksmuseum 5. Het Amsterdam Historisch Museum 6. Het Joods Historisch Museum 7. Het Natuurmuseum Brabant 8. Cosmo Caixa 9. PICNIC 2010 10. DEconferentie 2010 11. ACMC lezing Jan Willem Sieburgh In deze rapportage beschrijven we kort een aantal trends in de museologie waarbij digitale content een rol speelt, staan we kort stil bij doelgroepen en doelgroepbehoeften, en gaan we direct daarna over tot adviezen. Die adviezen zijn rechtstreeks afgeleid van de trends. We zijn ons ervan bewust dat in dit rapport een flink aantal open deuren wordt ingetrapt, maar ook die hebben waarde als ze op een rijtje worden gezet. En we menen daar extra informatie aan te hebben toegevoegd. We willen benadrukken dat we als ons als samenstellers van dit document niet blindstaren op de techniek. We pleiten voor inzet van digitale media waar dat een toegevoegde waarde heeft voor de overdracht.
6
vernieuwing vaste presentaties ncb naturalis
2. Trends Hieronder een aantal trends op een rijtje. Ze zijn ofwel technisch van aard, ofwel de techniek kan als middel ondersteunend zijn in de overdracht, bij nieuw te ontwikkelen concepten. Sommige van deze trends overlappen of versterken elkaar. In willekeurige volgorde: Informatie architectuur
Meer en meer organisaties, waaronder musea, werken aan een technische infrastructuur voor het verbinden, opslaan en beschikbaar stellen van informatie. Van de eigen informatie, die van partners en die van bezoekers. Ook NCB Naturalis experimenteert veelvuldig op dit gebied, met initiatieven als het soortenregister (verknopen van informatie over de Nederlandse natuur), Sterna (verknopen en doorzoekbaar maken van vogelinformatie uit dertien landen) en De Natuurhistorische Collectie Nederland (verknopen en doorzoekbaar maken van collecties van de natuurhistorische musea). Enkele voordelen van een degelijke architectuur: • De informatie is beschikbaar en herbruikbaar voor een breed scala aan toepassingen, zoals internet, museumdisplays, widgets, mobiele applicaties. • De informatie is flexibel, de inhoud is eenvoudig aan te passen aan nieuwe inzichten, te actualiseren. • De informatie is niet afhankelijk van het medium, indien in de tentoonstelling voor een ander medium wordt gekozen kan de informatie in een andere vorm worden gepresenteerd. • Verbonden informatiebronnen versterken elkaar, winnen aan betekenis. • Informatie kan doorverwijzen, van basale informatie in het museum naar meer uitgebreide informatie op internet. • De structuur vormt een ruggengraat waaraan nieuwe informatie kan worden gekoppeld, bijvoorbeeld afkomstig van bezoekers in exhibits, via social media, live science, resultaten uit educatieve programma’s enz. • De marketingwaarde van de informatie stijgt. Door verbinding van bezoekergegevens aan bijvoorbeeld sessie informatie (van exhibits), aan social media en aan opgevraagde inhoudelijke content, kunnen profielen worden opgesteld en analyses worden uitgevoerd.
Totaalmuseum met cross mediale aanpak
In de tweede helft van de vorige eeuw vond bij musea een omslag plaats van de traditionele objectgerichte presentaties naar publieksgerichte presentaties. Niet langer staat het object centraal, maar is dat de overdracht. Gebruikte termen zijn ‘museumcommunicatie’ en ‘museumleren’. Een museum is in de eerste plaats een kenniscentrum, met een missie op het gebied van overdracht. Overdracht (van kennis, idealen, verwondering enz.) is net als bij andere communicatie het meest effectief wanneer je een mix van media inzet, een cross mediale benadering. Centraal staat wat we bij de bezoeker teweeg willen brengen. Daartoe kunnen we de diverse media inzetten die ons ter beschikking staan, waaronder tentoonstellingen, internet, mobiele applicaties, educatieve programma’s, publicaties en activiteitenprogramma’s. We pleiten voor een uitgebalanceerde samenhang tussen deze media, op een manier dat zij elkaar versterken voor een maximaal resultaat: ‘interpretive planning’. Uit voorgaande blijkt al dat de media zich niet beperken tot het digitale. Overdracht loopt door tot in de horeca en zelfs de toiletten. Met als voorbeeld de toilettegels in het Natuurhistorisch Museum Brabant, met afbeeldingen en een tekstje over de mestkever, tegels die je daar in de winkel kunt verkrijgen.
rapportage virtuele tentoonstelling
Verwondering boven kennis
7
Van oudsher is een van de publieke taken van een museum die van overdracht van kennis. Bezoekers werden gezien als holle vaten die je gedurende een bezoek kon volgieten met kennis. Inmiddels weten we dat het niet zo simpel is. Kennisopbouw is een complex proces, de afgelopen decennia zijn diverse nieuwe inzichten en theorieën ontwikkeld op het gebied van kennisoverdracht: het constructivisme, de leerstijlen van Kolb en de meervoudige intelligenties van Gardner. Wat we zien bij andere musea is dat ze voor het bezoek minder uitgaan van gerichte kennisoverdracht en meer bewegen richting verwonderen, enthousiasmeren en inspireren. Dit kan als ‘outcome effect’ (minder fraai vertaald als leerresultaten) aansluiten op het nieuwe educatieve model van NCB Naturalis, dat zich lijkt te ontwikkelen tot een drietrapsraket: ervaren, betekenis en inzicht (info Jeroen). Bij een bezoek aan het museum kan het zwaartepunt liggen op ervaren en betekenis, bij educatieve programma’s op inzicht. In beide gevallen kun je verwondering en nieuwsgierigheid opwekken. De inzet van nieuwe media kan een toegevoegde waarde hebben voor het proces, alsmede in het aanbod van verdiepende informatie achteraf.
Museum als filter
De rol van het museum verandert in de huidige informatiemaatschappij. Was vroeger het museum het ultieme kennisinstituut, een ommuurde encyclopedie, nu is het museum een onderdeel van een kennisnetwerk. Er zijn andere organisaties en experts die minstens zoveel kennis hebben en publiceren van een of meer onderdelen uit ons kennisdomein. In die wirwar van kennis moet onze bezoeker een weg vinden. Musea kunnen daar bij helpen. Zoals de conservator van oudsher informatie filterde voor gebruik, zo kan het museum als geheel de bezoeker begeleiden naar relevante, gevalideerde informatie.
Participatie van bezoekers
In de nieuwe rol van musea als knooppunt in een informatienetwerk past die van organisator en verbinder. We kunnen bezitters van kennis van buiten ons eigen instituut vragen om een actieve bijdrage aan kennis en/of inspanning, zoals in live science. Ook bezoekers kunnen gevraagd worden om participatie, bijvoorbeeld door citizen science trajecten. Centraal staat de verrijking van onze collectie, door metadateren van collectie, vertalen en duiden van archieven, aanbieden van beeldmateriaal en beschrijvingen. Dit alles is digitaal goed te faciliteren.
Interactie met bezoekers
Naast de instrumentele benadering van verzamelen van kennis en werven van arbeid zoals bij participatie is beschreven, is er het inzicht dat interactie een effectief middel is in overdracht. De wisselwerking tussen museum en bezoeker, en tussen bezoekers onderling, kan als middel de overdracht versterken.
Bezoeker in control
De bezoeker verwacht tegenwoordig dat hij in control kan zijn, zelf kan bepalen wanneer hij welke informatie kan ophalen, toevoegen of de dialoog kan aangaan. En wel direct, want de consument is veel gewend en daardoor veeleisend geworden. Daar kun je bijvoorbeeld met de inzet van mobiele media, vooral van de eigen mobiele telefoon, op inspringen.
Personaliseren
Bezoekers raken gewend aan het gegeven dat ze zich bij binnenkomst kunnen registreren, dat er een profiel wordt opgebouwd, en dat daar voordelen aan vast zitten. Zoals suggesties voor toegesneden informatie, het kunnen verzamelen van informatie of resultaten gedurende een bezoek, en mogelijkheden om achteraf gegevens in te zien dan wel te kunnen delen met anderen.
Voorpret en napret
Een bezoek aan het museum begint niet per se pas bij de entree, en eindigt niet bij de uitgang. Bezoekers verwachten in toenemende mate dat ze vooraf informatie kunnen vinden of achteraf
8
vernieuwing vaste presentaties ncb naturalis
nog een en ander kunnen terugzien of lezen. Dit geldt voor het gewone publiek, maar zeker voor educatie waarbij een voor- en naptraject zorgt voor een meer indringende overdracht. Mobiele media, mobiele platforms
Het gebruik van mobiele media is niet meer weg te denken uit de maatschappij. Werd er eerst nog voorzichtig geëxperimenteerd met audiotours en PDA’s, tegenwoordig kunnen we gebruik maken van media die veel dichter bij de bezoeker staan. Zoals de Iphone en de Ipod touch (mp3 speler). Ook de eigen smartphones van bezoekers kunnen we gebruiken als communicatie medium. We kunnen de mobiele media gebruiken om informatie te differentiëren, interactie en participatie te bevorderen, games te spelen enzovoort. Mobiele media is iets van nu en daar moeten we niet mee wachten tot de vernieuwing.
Gesture based computing
De interactie tussen computer en gebruiker is aan het veranderen. Niet langer hoef je knoppen in te drukken om een computer te bedienen. Neem als voorbeeld de laatset spelcomputers waarbij je bewegingen kunt maken waarmee je een spel bestuurt. Ook het schuiven op de display van de smartphones behoort hiertoe, en multitouch tafels werken met deze techniek. Het gaat om een intuïtieve gebarentaal die men snel leert en die het werken met computers vergemakkelijkt.
Social Media
Ook social media zijn ingeburgerd in het gebruik van alledag. Minimaal wil je als museum aanwezig zijn op social media platforms. Maar er kan veel meer. Zo kun je twitter inzetten om objecten in het museum te taggen, compleet met koppeling aan het object in het collectie registratiesysteem. Exhibits die digitaal materiaal genereren, zoals foto’s en video’s, moeten van onze site kopieerbaar zijn naar youtube, flickr, facebook en hyves, die moet je meteen met je vrienden kunnen delen. Met social media kun je de dialoog aangaan met de bezoeker.
Augmented reality
Augmented Reality betreft een visuele digitale laag die zichtbaar is over de werkelijke omgeving. Dit bereik je door bijvoorbeeld via je mobiel naar je omgeving te kijken. In de Pers stond onlangs nog een artikel dat Augmented Reality (AR) de hype voorbij is, en de techniek de komende jaren ongemerkt ons leven zal binnen dringen. Binnen twee tot drie jaar zal AR wijd verspreid zal zijn. Je kunt bediscussiëren of we in de voorhoede van deze nog niet volledig uitontwikkelde techniek moeten opereren. Maar we kunnen met de technische randvoorwaarden alvast rekening houden, en conceptueel nadenken over toepassingen.
Location based services
Er zijn diverse methoden om applicaties in exhibits te activeren of ter plaatse informatie op te halen. Barcodes als QR codes (de vierkante blokjes) en sensors/RFID chips (zoals de ring bij Beeld en Geluid). In opkomst is ook de activering op basis van GPS. Door bijvoorbeeld je mobiele telefoon wordt geregistreerd waar je bent en krijg je relevante informatie behorend bij die locatie aangeboden, of start een bepaalde applicatie waar je naast staat. Er loopt een pilot binnen Naturalis.
Bronnen
Boyle, C. 2010. Mobile Reshapes Museum Experiences. Interview with Nancy Proctor. www.mobilethinkers.com De Jong. 2010. 7 museum apps getest. Informatieprofessional. Fokker, P.V. 2010. Het wow!-effect. Wat moeten musea met augmented reality? Hendriks, K. & Van der Hoorn, B. 2010. Het virtuele Museum. Herberts, E. Verslag bijeenkomst Social Media en Naturalis. Huizenga et. al. De wereld als leeromgeving. Speels en creatief gebruik van GPS en mobiele techniek in het onderwijs.SURFnet, Kennisnet, Creative Learning Lab en het Instituut voor de Lerarenopleiding van de UVA. Interpretive planning. http://www.snh.org.uk/wwo/Interpretation/pdf/planning.pdf
rapportage virtuele tentoonstelling
9
Johnson et. al. The 2010 horizon report: Museum Edition. The New Media Consortium. Liu et. al. 2009. Outdoor Natural Science Learning with an RFID-supported Immersive Ubiquitous Learning Environment. Educational Technology & Society 12 (4), 161-175. Oost, O van. 2009. Mind the Gap, The Sequel. Een onderzoek naar het vrijetijdsaanbod voor jongeren in Vlaamse en Nederlandse musea. AmuseeVous, Leuven. Ruchter et. al. 2010. Comparing the effects of mobile computers and traditional approaches in environmental education. Computers & education 54, 1054-1067. Stephens, S. 2010. The growth of mobile apps. www.museumassociation.org Stork, P. 2010. Musea en het web: de laatste ontwikkelingen. www.frankwatching.com Swaab, E.H. & Weeda, K. 2010. Netwerken van betekenis, netwerktaken in digitale cultuur en media. Advies van de Raad voor Cultuur. Tallon, L. & Walker, K. (eds). 2008. Digital Technologies and the museum experience. Handheld guides and other media. Tenwolde, S. & Veenhoven, J. Duurzame jongerencommunicatie met digitale media. SME Advies. Tomesen, R. 2010. Haperende augmented hype. In: Dagblad De Pers. Tribbett, D. The internet of things. www.tastethecloud.com
10
vernieuwing vaste presentaties ncb naturalis
3. Doelgroep en doelgroepbehoefte Het deelproject van Ilonka en Lidewij houdt zich bezig met onderzoek naar doelgroepen en doelgroepbehoeften. Toch zullen we er hier beknopt aandacht aan besteden omdat het relevant is voor de adviezen die worden gegeven. Eerst de algemene opmerking dat bezoekers een heterogene groep vormen, ieder met eigen verwachtingen en behoeften. Een indeling in doelgroepen is altijd een vereenvoudiging van de werkelijkheid. Ook hier weer een pleidooi om voldoende variatie te hanteren in toepassingen voor overdracht, een crossmediale benadering, om op de verschillende behoeften in te spelen. Een tweede algemene opmerking betreft dat door economisering in het laatste decennium van het voorgaande millenium, de aandacht voor bezoekersaantallen sterk is gegroeid. Bezoekers brengen geld in het laatje, wat bijdraagt aan het ondernemerschap. Wat je bij veel musea ziet is een verschuiving van kwaliteit naar kwantiteit. Het streven naar een groot aantal bezoekers prevaleert boven het streven naar het gewenste ‘outcome effect’ of leereffect van de individuele bezoeker, wat je bij de bezoeker teweeg brengt. Het laatste is ook lastig te meten, al lopen er momenteel wel enkele onderzoeken in de erfgoedsector, zoals door het NWO. Een periodieke outcome meting zou nuttig zijn, ook voor een gerichte inzet van digitale media. Onder invloed van modellen als van John Falk en Lynn Dierking wordt er tegenwoordig wel meer gekeken naar de invloed van de persoonlijke context (zoals voorkennis, verwachtingen en motivatie) van de bezoekers, alsmede de sociale context en de fysieke context (het gebouw). Deze variabelen zijn van invloed op de overdracht, en op de media die daarvoor worden ingezet. Ze dragen bij aan het outcome effect. Onderzoek zal moeten invullen hoe het met bovenstaande is gesteld bij de bezoekers van NCB Naturalis. Wij lopen daar iets op vooruit op basis van museumbrede trends, die deels al eerder zijn genoemd, en die deels terugkomen bij de adviezen. In willekeurige volgorde: 1. Beleving. Bezoekers zijn op zoek naar beleving, naar verwondering, naar het wow-effect. Daarvoor zijn ze een dagje uit. 2. In control. Bezoekers willen zelf bepalen wanneer ze welke informatie opvragen. Informatie op aanvraag en suggesties op maat. 3. Voor en napret. Bezoekers verwachten dat ze vooral vooraf, en in mindere mate achteraf informatie kunnen vinden. 4. Social media. Bezoekers willen ervaringen delen met vrienden en kennissen, of een reactie geven op wat ze zien. 5. Interactief. Bezoekers verwachten knoppen om in te drukken, schermen om op te klikken, applicaties die starten en die je kunt besturen. Het geven van input en het ontvangen van reactie. 6. Participatie. Waar mogelijk en zinvol vinden sommige bezoekers het leuk om een bijdrage te leveren aan het werk van het museum. 7. Interactie. Bezoekers willen de dialoog aangaan met het museum of met elkaar, al dan niet via social media.
rapportage virtuele tentoonstelling
8. Multi media/rich media. Bezoekers verwachten niet alleen objecten, maar ook multi mediale verrijking met bewegend beeld en geluid. 9. Nuttig. Leerlingen willen een nuttig programma, activiteiten die echt bijdragen, bijvoorbeeld aan lopend onderzoek, met inzet van eigentijdse middelen.
11
12
vernieuwing vaste presentaties ncb naturalis
4. Adviezen Media
1. Zet in op mobiele media. Bij de trends is hier al voldoende over gezegd. We moeten ons verder oriënteren en experimenten starten. Momenteel zijn er vooral applicaties beschikbaar voor Iphone en Android. Diverse musea gebruiken de Ipod touch. Het ligt voor de hand dat tablets als de Ipad in de nabije toekomst gebruikt gaan worden. 2. Houdt rekening met Augmented Reality. Diverse musea experimenteren hier voorzichtig mee, zoals ARtours van het Stedelijk Museum. In het Oxford Natural History Museum loopt een innovatief experiment, waarbij je door je mobiel de huid om geëxposeerde skeletten van dieren kunt zien. Het is nu nog een beetje ver van mijn bed show, maar zal in 2014 actueel zijn. Het biedt een extra informatie laag en een extra beleving. 3. Experimenteer met state of the art activeringsmechanismen. Musea gebruiken in toenemende mate RFID tags. Zo’n tag kan op je toegangspas zitten waarmee een bezoeker applicaties kan activeren of informatie kan toevoegen aan zijn profiel. Andersom kan de RFID tag bij een object zitten die een mobiele reader activeert waarmee het publiek rondloopt. Op meer en meer plekken zie je QR codes opduiken, zelf op posters in bushokjes. Even scannen met je mobieltje en je haalt webinfo op. Ook gesture based computing valt hieronder.
Algemene toepassingen
1. Gebruik techniek als toegevoegde waarde. De techniek moet de overdracht ondersteunen, is onderdeel van een totaalconcept met een cross mediale benadering. Zonder af te leiden van de fysieke objecten en presentatie. 2. Breng gelaagdheid aan in het aanbod. Een van de voordelen van techniek is de mogelijkheid om informatie te differentiëren. Differentiatie kan op verschillende manieren, een aantal hier als vragen benoemd: a. Welke informatie biedt je aan voorafgaande, tijdens en na het bezoek? b. Welke informatie biedt je in het museum aan als basis, en wat als verdieping? c. W elke informatie biedt je aan in het museum, en welke biedt je aan in de educatieve programma’s? d. W elke structuur bieden we aan in de informatie? Met andere woorden, bieden we informatie aan gerangschikt naar thema’s, specifiek voor bepaalde doelgroepen? Vogelaars die een route kunnen maken langs belangwekkende vogelobjecten. 3. Voortbordurend op vorige punt: maak een keuze voor een gelaagd gebruik van media, zaalschermen en displays, via website(s) en via mobiele media. Bepaal welke informatie en interactie je waar wilt aanbieden. 4. Kies voor een voortraject. Internet biedt bezoekers de mogelijkheid om voorafgaande het bezoek een oriëntatie uit te voeren. Wat zijn de kroonjuwelen, wat moet je zeker zien als je naar dit museum komt? Ook dit kan thematisch worden ingedeeld. Technisch is heel veel mogelijk. Je kunt je vooraf registreren, je route uitstippelen, je persoonlijke museumgids downloaden, thematische informatie op je Ipod of mobiel laden, je toegangsbewijs uitprinten, enzovoort. 5. Kies voor een natraject. Een bezoek aan een museum is te kort voor echte verdieping. Lang niet alle bezoekers zullen er behoefte aan hebben, maar voor diegenen die dat wel hebben kunnen we aanvullende informatie en interactie aanbieden. Dat kan verdiepende informatie zijn rond objecten of thema’s waarvan de bezoeker heeft aangegeven interesse te hebben. Het kunnen ook resultaten zijn van applicaties in exhibits, of eigen geproduceerde content als foto’s, video’s of tweets. Een natraject vergroot de kans dat de informatie beklijft, en zorgt voor een langere binding met het museum, interessant voor marketing. Waar een natraject zeker van belang is, is bij educatieve programma’s.
rapportage virtuele tentoonstelling
13
6. Maak gebruik van social media. Daarin minimaal drie niveaus: 1) Minimaal moeten we als NCB Naturalis actief zijn op de populaire platforms. 2) Zorg dat digitale resultaten van een bezoek aan het museum met anderen zijn te delen via die platforms. Dat leidt tot goedkope extra contactmomenten met ons instituut. 3) Gebruik die platforms voor verrijking van de informatie infrastructuur, bijvoorbeeld door objecten taggen via twitter, op stellingen reageren via sms, dialoog met de bezoekers en tussen bezoekers onderling. 7. Gebruik de technische mogelijkheden voor binding en branding. Bij alle mogelijke contactmomenten moeten we hier rekening mee houden. Bijvoorbeeld bij het voor en natraject van een bezoek. Bieden we resultaten die gedeeld kunnen worden met anderen via social media, zoals een video, dan moeten we het NCB daarin heel erg zichtbaar maken. Ook kunnen we extra contactmomenten afdwingen. Bijvoorbeeld door participatie in museum apps voor smartphones (mochten die ontstaan). 8. Zet in op personaliseren. Sommige bezoekers vinden het prettig om zich te registreren en op basis daarvan op maat informatie aangeboden te krijgen, zoals een route die loopt langs objecten van hun interesse, Of om zelf informatie op te halen en eventueel toe te voegen aan een eigen profiel om later nog eens in te zien; de verzamelaar. Daarbij bouwen we een klantenbestand op en krijgen we de mogelijkheid tot analyse van de bezoeken. 9. Maak bewust gebruik van schermen in de tentoonstelling. In een tentoonstellingsruimte kunnen schermen afleiden van de echte objecten. Schermen met bediening kunnen leiden tot ‘knopjesjagen’ bij kinderen. Bij de keuze in de conceptontwikkelingen voor het al dan niet inzetten van applicaties via schermen moeten we soms ook verder denken dan overdracht. Applicaties op schermen in een tentoonstelling zorgen voor een innovatieve uitstraling, maken mensen nieuwsgierig, geven kinderen iets te doen. Op die manier trekken en betrekken ze publiek. Dit ter discussie. Als voorbeeld een applicatie/spel zoals die nu in de tentoonstelling over walvisstrandingen draait (snijspel). Deze wordt hoog gewaardeerd door kinderen ook al wordt de aangeboden informatie niet opgepikt (een tijdje kijken en navragen bij kinderen die er mee bezig waren wees uit dat ze de teksten niet lazen, maar wel heel enthousiast zijn). 10. Laten we ons niet beperken tot het fysieke museum. Een virtuele laag rond het fysieke museum kan doelgroepen bereiken die niet naar het museum komen, maar wel binding voelen met ons inhoudelijke domein. De virtuele laag kun je zien als schillen rond de bezoeker. In de eerste schil zit informatie die direct relevant is voor een bezoek aan het museum. De tweede schil biedt verdiepende informatie, bijvoorbeeld aanwezig op onze kenniswebsites. Hoe verder van de kern, hoe minder de informatie in de schil in direct verband staat tot een bezoek aan het fysieke museum, en meer een zelfstandige rol vervult als informatiebron in het virtuele domein. Educatieve toepassingen
1. Zet in op een voor en natraject. Meer nog dan bij individuele bezoekers zien we waarde in een voor- en natraject bij educatie. Voorkennis en voorbereiding zorgen dat programma’s binnen het museum meer waarde en diepgang krijgen, en meer efficiënt verlopen. Een natraject zorgt ervoor dat een deel van de verwerking niet meer in het museum hoeft plaats te vinden, en dat informatie beter beklijft. 2. Maak spellen digitaal, vervat programma’s in games. Onderzoek wijst uit dat informatie aangeboden met games (serious gaming) beter over komt. We kunnen werken aan een digitaal speurspel, evenals een digitale versie van de strijd om de diversiteit. Daarbij de opmerking dat in de afweging moet worden meegenomen, dat veel bezoekers waarde zullen hechten aan een papieren boekje. De combi van fysiek en digitaal kan ook hier heel sterk zijn.
14
vernieuwing vaste presentaties ncb naturalis
3. We kunnen ook een stap verder gaan door de inzet van locatiegebaseerde games via mobiele applicaties, zoals het game atelier van de waag, waar leerlingen in groepjes locatie gebaseerde opdrachten vervullen, punten van elkaar kunnen afnemen en op die manier tegen elkaar strijden. 4. Breng gelaagdheid aan in de educatieve informatie. De uitdaging is om educatieve lagen te verweven in de tentoonstelling. Educatie heeft te maken met tentoonstellingbezoekers, met begeleide groepen, met onbegeleide groepen, met formele en informele educatie, en dat van verschillende niveaus. Daarbij het knelpunt dat de huidige vaste tentoonstelling lang niet de informatie biedt die je als educator nodig hebt voor zinvolle opdrachten. Digitale media kunnen een oplossing bieden, met als eenvoudig voorbeeld het gebruik van de website over geologie als naslagwerk in de tentoonstelling Nederland Ondersteboven. 5. Maak een mooie mix van echte objecten en digitale opdrachten. Trends in educatie richten zich op gebruik van echte objecten, onderzoekend leren, authentieke leeromgevingen. Daar kun je mee spelen, dat kun je digitaal faciliteren. Een leuk voorbeeld vormt natuurmuseum Brabant, waar een open depot met objecten staat, waar leerlingen met behulp van een pas (met RFID) objecten en opdrachten krijgen en uitvoeren, waarvan ze de resultaten (foto’s, zelfgemaakte animaties enz) digitaal opslaan op hun profiel. Zodoende zijn alle resultaten in de klas of thuis verder te gebruiken. Content
1. Hergebruik bestaande content. De afgelopen tien jaar is volop content geproduceerd voor het virtuele domein. Niet alle thema’s die voor in de tentoonstelling worden gekozen zullen worden afgedekt, maar voor die thema’s waarvan al wel content is geschreven kan deze worden hergebruikt, door koppeling aan de informatie infrastructuur. 2. Maak gebruik van (aanvullende informatie) bij partners in ons netwerk. Door semantische verknoping is het bijzonder goed mogelijk om informatiebronnen van relevante partners te koppelen aan de onze, en daar gebruik van te maken. Bijvoorbeeld de beschikbare content van partners als PGO’s, vogelbescherming enz. 3. Begin vroegtijdig met aanvullende content productie, reserveer daar capaciteit voor. Zodra er keuzes zijn gemaakt voor inhoud, collectie en overdracht kan worden begonnen met de productie van verrijkende/verdiepende content in de virtuele laag. Hiertoe kan het stagecentrum van NCB Naturalis worden ingezet, om in enkele jaren tijd een groot aantal artikelen en digitaal materiaal te produceren. Stel hiervoor een goede redactie in, organiseer de content productie. 4. Zorg dat ook nieuw geproduceerde content kan worden hergebruikt. Onze filosofie is dat toepassingen vluchtig zijn, aan nieuwe technieken onderhevig, en dat de content zelf meer tijdloos is. We willen de content dan ook zo opslaan dat die constant kan worden hergebruikt, meerdere doelen kan dienen. Daartoe dient wederom de infrastructuur. De content is opvraagbaar via mobiele media, presentaties op internet, enzovoort. 5. Investeer in ontwikkeling, beheer en opslag van hoogwaardig AV materiaal, van digitale assets. De afgelopen jaren is er veel beeldmateriaal vervaardigd van onze collectie. Dat heeft niet altijd de sprankelende hoogwaardige kwaliteit waarmee we naar buiten willen treden. We adviseren om te investeren in hoogwaardig materiaal. Voor het materiaal is een goed opslag- en beheerssysteem vereist. Kansen voor realisatie zien we bij het digitalisering project van NCB Naturalis. De afgelopen jaren zijn de specificaties van een dergelijk systeem geformuleerd en onder het FES project gebracht. 6. Houd rekening met toevoegingen van content door bezoekers. De content van de algemene bezoeker kan bestaan uit foto’s, video’s en tweets. De content kan ook bestaan uit meer waardevolle annotaties en beschrijvingen van (digitale) objecten door gerichte doelgroepen. Een mooi voorbeeld om onze eventuele activiteiten op dit gebied zichtbaar te maken is een dashbord waarop je kunt zien wat de laatst toegevoegde tweets, foto’s, tags enzovoort zijn.
rapportage virtuele tentoonstelling
Technische randvoorwaarden
15
1. Zorg voor draadloos internet door het hele gebouw. Dit is een voorwaarde voor het functioneren van diverse toepassingen. En zoals eerder beschreven, gebruikers verwachten altijd en overal toegang tot internet. Er is aanvullend onderzoek nodig om te bepalen wat voor een soort draadloos internet gewenst is. 2. Creëer een infrastructuur met digitale content, een virtuele informatielaag, waarbij goed is nagedacht over het datamodel, waar content bronnen op een goede manier met elkaar zijn verbonden. Een infrastructuur waar de bezoeker voor, tijdens en na het bezoek uit kan putten, en waar de bezoeker aan kan toevoegen. Zie bijlage 2 voor inspiratie, een toepassing van een eenvoudige versie van een soortgelijk datamodel. Een overzicht van informatiebronnen die als basis kunnen dienen van de infrastructuur: a. Bezoekersregistratie. Dit is een voorwaarde voor gepersonaliseerde informatie voorziening. Het biedt kansen voor de opbouw van een klantbestand, en om bezoekers te voorzien met informatie op aanvraag en op maat. b. Sessie informatie. Als we gebruik gaan maken van digitale applicaties in exhibits, bijvoorbeeld door activering met RFID, dan kunnen we de sessie opslaan. Zodoende kunnen we bijhouden wie wat doet, hoe lang enz. c. T ekstuele content. De teksten die we gebruiken op schermen, internet en mobiel liggen opgeslagen in een database die wordt gekoppeld. d. AV content. Foto’s, video’s, geluiden. Ook deze zal gestructureerd worden opgeslagen en ontsloten via de infrastructuur. e. U ser generated content. We adviseren om bezoekers de mogelijkheid te bieden om zelf informatie toe te voegen. Van tagging via twitter tot zelfgemaakte foto’s. Deze content wordt opgeslagen en toegevoegd aan de infrastructuur. Idem voor meer professionele annotatie door bezoekers. f. C ollectie registratie systeem. Waar informatie relevant is voor een object is kunnen we informatie verbinden met het CRS. Ook kunnen we delen van het CRS openbaar stellen en doorzoekbaar maken voor bezoekers. g. Webserver. Veel van de content zoals hierboven beschreven zal op het web worden gepubliceerd. Dus er zal een kopieerslag van eigen servers naar de webserver moeten plaatsvinden, waarbij de koppelingen in stand blijven. 3. Maak content zo min mogelijk afhankelijk van de toepassing. Zoals eerder geschreven zijn wij voor hergebruik van content. Toepassingen en media veranderen snel, wat nu hip is, is over twee jaar alweer ouderwets. Het is daarom belangrijk om content op een manier op te slaan dat het via verschillende toepassingen kan worden opgevraagd. Eventuele intelligentie moet niet in de applicaties worden ingebouwd, maar zoveel mogelijk op de server die de content aanbiedt. Het medium moet zoveel mogelijk alleen weergeven. 4. Voorkom afhankelijkheden. Bij geschakelde exhibits en koppeling naar een digitale informatie infrastructuur is het van belang dat als er een onderdeel uitvalt, de rest blijft draaien. Dit vraagt om een gedegen analyse voorafgaande aan de ontwikkeling. 5. Richt de organisatie in op beheer en onderhoud. Indien we kiezen voor vergaande technische toepassingen in de tentoonstellingen dan kost dat behalve een eenmalige investering een continu onderhoud en beheer. Dit moet worden georganiseerd en gefinancierd.
16
Aanpak/planning
vernieuwing vaste presentaties ncb naturalis
1. Keuzes maken voor technieken waar we op gaan inzetten. 2. Gebruik de komende jaren in aanloop naar de vernieuwing om samen met potentiële ontwikkelpartners te experimenteren met nieuwe technieken, voor het opbouwen van kennis en ervaringen. Dat kan in de tijdelijke tentoonstellingen, maar ook in de vaste. We moeten veel beter bepalen welke middelen nodig zijn om onderdelen te realiseren. 3. Knip het traject op in onderdelen om de komende drie jaar verder uit te werken. Onderdelen kunnen zijn: • Keuze en aanleg van een draadloos netwerk (productie en automatisering) • Ontwikkeling van een virtuele infrastructuur (informatiediensten met ontwikkelpartners) • Toepassen van activeringsmechanismen en interactie in exhibits, experimenteren met QR codes en RFID (productie als trekker, infodiensten en marketing zijn betrokken) • Keuze en ontwikkeling van mobiele applicaties en platforms (informatiediensten en/of productie als trekker, marketing betrokken) • Ontwikkeling van educatieve games (educatie als trekker, productie, infodiensten en marketing betrokken) • Contentproductie (informatiediensten als trekker) • Promotie en social media (marketing als trekker)
rapportage virtuele tentoonstelling
17
Bijlage 1 Beschikbare digitale content Publieksverhalen type-exemplaren
Er zijn 80 publieksverhalen geschreven over type-exemplaren. De behandelde soorten zijn geselecteerd op een leuke biologische of cultuurhistorische wetenswaardigheid. http://science.naturalis.nl/collections/verhalen-type-exemplaren/type-exemplaren
Geologie van Nederland
Een website met zo’n 300 artikelen over uiteenlopende thema’s als landschappen, vormende krachten, bodems, fossielen, mineralen en zwerfstenen. Van de laatste drie thema’s zijn honderden paspoorten beschikbaar. http://www.geologievannederland.nl/fossielen/zoogdieren
Natuurinformatie
Online encyclopedie met meer dan 5.000 artikelen van uiteenlopende kwaliteit, over uiteen lopende onderwerpen. www.natuurinformatie.nl
Bookviewer
De online bookviewer met daarin werken over de fossiele schelpen van Martin, vissen van Bleeker, het duivenboek van Bonaparte en de complete Fauna Japonica. Deze wordt binnenkort uitgebreid met de verhandelingen (11 delen) van de Natuurkundige Commissie. http://bookviewer.ncbnaturalis.nl/
Walvisstrandingen
Een interface over een database waarin NCB Naturalis de strandingen van walvisachtigen registreert. Met beknopte analyses en soortinformatie. www.walvisstrandingen.nl
Soortenregister
Overzicht van de Nederlandse biodiversiteit, compleet met alle meercellige organismen die in Nederland zijn vastgesteld. Van 4.000 soorten is uitgebreide informatie beschikbaar, afkomstig uit publicaties van EIS en uit de faunareeks van NCB Naturalis. www.soortenregister.nl
Uitgestorven vogels
Alle exemplaren van inmiddels wereldwijd uitgestorven vogels zijn gefotografeerd en in 3D films online geplaatst, met een beschrijving per soort. www.uitgestorvenvogels.nl
Natuurwidget
De widget bevat 350 beknopte teksten met een leuke wetenswaardigheid over soorten uit de Nederlandse flora en fauna. www.nederlandsesoorten.nl/natuurwidget
Natuur Informatie Centrum
Een database met duizenden vragen en antwoorden, waarvan de leukste zijn omgezet naar een artikel op www.natuurinformatie.nl.
Verrijkingsstof
Een educatief platform met digitale lesmodules van NCB Naturalis. De website bevat speciale gereedschappen om de lessen interactief te maken, zoals een digitale meetlat waarmee botten of afbeeldingen worden opgemeten. www.verrijkingsstof.nl
Honderd parels
Honderd publieksteksten over bijzondere objecten uit de collectie van NCB Naturalis. http://www.natuurinformatie.nl//natuurdatabase.nl/natuurdatabase.nl/i000104.html
18
vernieuwing vaste presentaties ncb naturalis
Archieven
De complete gedigitaliseerde archieven van Dubois en van de Natuurkundige Commissie.
Determinatie sleutels
Botten, kiezen en schelpen http://www.natuurinformatie.nl/nnm.dossiers/natuurdatabase.nl/i003690.html Boktorren http://determinatie.nederlandsesoorten.nl/boktorren-home/boktorren-facetdeterminatie. aspx?set=Boktorren%20van%20NL&lookup=Boktorren
Expedities
Van diverse expedities van NCB Naturalis is verslag gedaan op internet. http://naturalis.nl/asp/page.asp?alias=naturalis.nl&view=naturalis.nl&id=i000256&frameurl= http%3A%2F%2Fwww.naturalis.nl%2Fget%3Fsite%3Dnaturalis.nl
Wetenschappelijk repository
Bevat alle wetenschappelijke uitgaven van Naturalis. http://www.repository.naturalis.nl/cgi/b/bib/bib-idx?c=naturalis;tpl=browse.tpl
Natuur tijdschriften
Een repository in ontwikkeling, waarin de tijdschriften van geologische- en natuurverenigingen worden opgeslagen en ontsloten. Tijdschriften die direct meedoen zijn Grondboor & Hamer, GEA, Lutra en Tropische Natuur
Collectie Registratie Systeem (CRS)
Stukje bij beetje komen de komende jaren belangrijke collectiedata met foto’s online beschikbaar.
rapportage virtuele tentoonstelling
19
Bijlage 2 Voorbeeld van een datamodel Onderstaande model is niet van een museum, maar van een natuurpark in Taiwan. Het sterke van het model is de verknoping van bronnen, de mogelijkheden om informatie op te halen en toe te voegen, resultaten op te slaan en te monitoren. Linkerkader boven
• Leerlingen lopen met een mobiel medium in een natuurgebied. Komen ze in de buurt van
Linkerkader beneden
• Leerlingen kunnen hun werk plannen, presentaties maken in powerpoint of in eenvoudige
Rechterkader
een RFID tag, dan krijgen ze informatie en opdrachten op het medium. Via het medium kunnen ze ook actief informatie zoeken op internet en in de content database. • De aangeboden Informatie bestaat uit teksten, AV en Augmented Reality (bijvoorbeeld diersoorten in het natuurgebied waarvan de kans dat je ze zelf ziet klein is). • Leerlingen kunnen informatie toevoegen door het nemen van foto’s of het maken van video’s met het mobiele medium. • Leerlingen kunnen informatie delen met klasgenoten via de mobiele media.
webpagina’s, compleet met toevoeging van AV bewerkingen. Ook dit kan worden gedeeld met klasgenoten. Ter beoordeling aan de docent. In het datamodel zit het volgende: • Lesmateriaal en andere relevante content • Een virtueel klaslokaal dat forums, chatten, instructies, stellingen en toetsen mogelijk maakt • Registratie van activiteiten van leerlingen: leestijden, aantal discussies, verzamelde data,
gedeelde informatie • Analyse gereedschappen van de resultaten van leerlingen ter beoordeling aan de docent, management tools.