bureau voor
n a t u u r - e n l a n d s c h a p s o n t w i k k e l i n g b . v.
De Biesbosch boven polderpeil Een verkennende studie naar win-win mogelijkheden in de Biesbosch en het draagvlak daarvoor
April 2003
Een opdracht vanuit de Overlegraad Olie en Gas Gefinancierd door het ministerie van Economische Zaken
De Biesbosch boven polderpeil e e n ve r k e n n e n d e stu d i e n a a r w i n - w i n m o g e l i j k h e d e n i n d e b i e s b o s c h e n h e t d r a agvl a k da a rvo o r
Een opdracht vanuit de Overlegraad Olie en Gas gefinancierd door het ministerie van Economische Zaken April 2003
Inhoud
1 Samenvatting 3 2 Inleiding 2.1 Aanleiding 5 2.2 Verkenning van win-win mogelijkheden: nul fase 5 2.3 Deze rapportage 6
3 Het gebied 3.1 Afbakening 7 3.2 Het fundament voor de toekomst 8
4 De potenties 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
Natuurbehoud en –ontwikkeling 10 Rivierveiligheid 13 Waterwinning 13 Gaswinning 15 Woningbouw 16 Recreatie 16
5 Het draagvlak 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8
Visie en afzender daarvan 18 Natuurbehoud en –ontwikkeling 19 Rivierveiligheid 19 Landbouw 19 Waterwinning 20 Gaswinning 20 Woningbouw 20 Recreatie 20
6 Conclusie 22 bijlage 1 Geconsulteerde personen 23 bijlage 2 Begeleiding en betrokkenheid 24
|3
1 Samenvatting
De Biesbosch kan sterk aan kwaliteit winnen als economische en maatschappelijke belangen gekoppeld worden aan behoud en ontwikkeling van de natuur. Er ontstaat dan een streek met een prettig woon- en werkklimaat, meer ruimte voor planten, dieren en ecologische processen en volop kansen voor recreatie en (lokale) ondernemers die willen inspelen op de nieuwe signatuur van het gebied. Deze regio, met voor Nederland unieke kwaliteiten en een landelijke uitstraling, kan daarnaast ook een bijdrage leveren aan een duurzame beveiliging tegen overstromingen, de voortgaande productie van drinkwater en mogelijk gaswinning. De tijd is rijp voor het ontwikkelen van een visie waarin een win-win benadering verder wordt uitgewerkt. In de Biesbosch komen tot op de dag van vandaag de krachten samen van 2 rivieren en de zee. Maar daarmee houdt het niet op: ook maatschappelijke en economische belangen vormen het gebied. Als die natuurlijke en maatschappelijke processen goed worden gekoppeld is een aantrekkelijke, volgende stap mogelijk in de ontwikkeling van dit gebied. Het perspectief voor het Biesbosch landschap van de 21e eeuw is onder meer: • een natuurgebied dat bijna twee maal zo groot is als nu; • een natuurgebied waarin natuurlijke processen die het gebied gevormd hebben weer op grote schaal de ruimte krijgen; • een uitnodigend, avontuurlijk en toegankelijk gebied voor de groeiende groep mensen die op zoek is naar rust, ruimte en natuur. Vanwege de landelijke bekendheid zal de Biesbosch uit het hele land bezoekers trekken; • nieuwe mogelijkheden voor (lokale) ondernemers om in te spelen op en te profiteren van de toenemende stroom bezoekers; • nieuw perspectief voor agrariërs omdat de mogelijkheid ontstaat een onzekere toekomst aan de rand van het Nationale Park te vervangen door geplande beëindiging en/of verplaatsing naar elders, met een redelijke (financiële) compensatie; • een grotere rivierveiligheid in de wijde omgeving omdat in de Biesbosch hoge waterstanden kunnen worden opgevangen; • een prettige omgeving waarin het goed werken en wonen is – dat laatste onder andere door reeds geplande nieuwbouwlocaties verder te ontwikkelen in samenhang met de kwaliteit van het gebied. De realisatie van deze kwaliteiten kan een stap dichterbij komen als behoud en ontwikkeling van natuur en landschap wordt gekoppeld aan ontwikkelingen op het gebied van, stedenbouw, rivierveiligheid, landbouw,waterwinning, recreatie en mogelijke gaswinning. Dergelijke activiteiten zouden immers (financiële) motoren kunnen zijn voor de duurzame ontwikkeling van de kwaliteit van de Biesbosch-regio – en daar zelf ook van profiteren.
4|
d e b i e s b o s c h b ove n p o l d e r p e i l
Plannen voor economische of maatschappelijke projecten krijgen in Nederland nu nog vaak te maken met een negatieve (n i m by ) respons vanuit de directe omgeving. Een win-win benadering kan dat wellicht voorkomen of zelfs enthousiasme genereren. Om die reden is de Overlegraad Olie en Gas geïnteresseerd in een nadere uitwerking van bovengenoemde koppelingen voor de Biesbosch-regio. De oog stelt zich echter allereerst de vraag of daarvoor ook bij andere partijen interesse zou bestaan. Om daar zicht op te krijgen zijn in deze verkennende studie gesprekken gevoerd met 17 personen die betrokken zijn bij of kennis hebben van de Biesboschregio. Deze personen, die een inhoudelijke, maatschappelijke, economische of politieke betrokkenheid hebben bij het gebied, zijn op persoonlijke titel geïnterviewd.
Uit de gespreksronde komen de volgende conclusies naar voren • er is onder de geïnterviewden een breed draagvlak voor het ontwikkelen van een integrale visie voor de Biesbosch-regio,waarin verschillende win-win situaties worden uitgewerkt. Alle geïnterviewden reageren positief op dit idee en bijna allen zeggen daaraan te willen bijdragen. Sommigen laten dat nog even in het midden, geen enkele partij zegt op voorhand nee; • geen enkele activiteit of koppeling wordt op voorhand uitgesloten. Alleen ten aanzien van mogelijke gaswinning bestaat bij enkele personen bezwaar, een enkele keer op inhoudelijke gronden, meestal op grond van politiek/ bestuurlijke overwegingen. Slechts een enkele persoon vindt de bezwaren doorslaggevend en verbindt daaraan de conclusie dat gaswinning geen onderdeel mag uitmaken van een integrale visie. Een grote meerderheid vindt dat ook gaswinning in een integrale visie op zijn merites moet worden onderzocht; • de meest geloofwaardige afzender/initiatiefnemer van een te ontwikkelen visie is de rijksoverheid; andere partijen moeten wél betrokken worden; • in de visieontwikkeling moet naast de inhoud ook een open en wervende communicatie centraal staan.
a a n b e ve l i n g Op grond van het bovenstaande lijkt het verantwoord over te gaan tot een volgende stap: het ontwikkelen van een integrale visie waarin de verschillende win-win mogelijkheden verder worden uitgewerkt. De rijksoverheid komt daarbij als meest aangewezen opdrachtgever naar voren.
|5
2 Inleiding
De Biesbosch is een uniek natuurgebied – onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur en Deltanatuur - en moet voor komende generaties worden behouden en uitgebreid. Dit streven kan een sterke impuls krijgen als de ecologische ontwikkeling van het gebied wordt gekoppeld aan maatschappelijke en economische belangen die in de omgeving van het Nationale Park op stapel staan: recreatie, woningbouw, landbouw, rivierveiligheid en mogelijke gaswinning. Bestaat voor een visie waarin dergelijke win-win situaties worden uitgewerkt, ook belangstelling? Dat is de centrale vraag van deze verkennende studie.
2.1 a a n l e i d i n g De Biesbosch is een natuurgebied van internationale betekenis en als zodanig beschermd – nationaal maar ook door internationale verdragen en wetgeving (Ramsar Conventie, eg Vogelrichtlijn, eg Habitatrichtlijn, Ecologische Hoofdstructuur, Deltanatuur, Nationaal Park). In de omgeving van het Nationale Park spelen allerlei plannen en ontwikkelingen, onder meer op het gebied van recreatie/toerisme,waterwinning, rivierveiligheid, landbouw, stedenbouw en gaswinning. Die (voorgenomen) initiatieven kunnen worden gezien als bedreigingen voor het natuurgebied, maar ook als kansen. Kansen om economische en maatschappelijke belangen te laten werken als aanjager voor het behoud en de ontwikkeling van natuurwaarden in de Biesbosch. Economie en ecologie kunnen elkaar zo wederzijds versterken. De wens om op zo’n constructieve manier naar dit vraagstuk te kijken is opgekomen in de oog: de Overlegraad Olie en Gas waarin onder andere rijksoverheid, bedrijfsleven, de milieubeweging en onafhankelijke deskundigen overleg voeren over de vraag hoe Nederland een duurzame en schone energievoorziening vorm kan geven. Van de fossiele bronnen is aardgas daarbij de schoonste,maar plannen voor nieuwe winlocaties kunnen vaak rekenen op maatschappelijke weerstand. Dit speelt onder andere in de Biesbosch.
2.2 ve r k e n n i n g va n w i n - w i n m o g e l i j k h e d e n : nu l fas e Het idee te onderzoeken hoe economische en ecologische ontwikkeling elkaar in de Biesbosch-regio kunnen helpen, de zogenaamde win-win benadering, is in september 2002 besproken tussen vertegenwoordigers van de Overlegraad Olie en Gas. Tijdens die discussie werd duidelijk dat de oog geïnteresseerd is in een nadere verkenning van die gedachte.
6|
d e b i e s b o s c h b ove n p o l d e r p e i l
Besloten werd om, alvorens te starten met een inhoudelijke uitwerking, een ‘nulfase’ in te lassen om de haalbaarheid en het draagvlak voor zo’n visieontwikkeling te verkennen. Dat dit idee voortkomt uit de oog betekent daarbij niet dat gaswinning automatisch een plek moet krijgen in zo’n visie. Gezocht zou moeten worden naar de best mogelijke combinatie van belangen,waarbij in elk geval natuur en landschap moeten profiteren. Tegen deze achtergrond zijn in de eerste maanden van 2003 zeventien partijen (‘stakeholders’) geconsulteerd die kennis hebben van en/of betrokken zijn bij de Biesbosch. De interviews namen circa 1,5 uur in beslag. Het Ministerie van Economische Zaken was voor deze nulfase financier. Het ging er in de gespreksronde niet om formele standpunten van partijen te verzamelen en ook is niet gestreefd naar volledige dekking.Wel is gezocht naar een evenwichtige verdeling van maatschappelijk, economisch en politiek betrokkenen. Inzet was een aantal personen op persoonlijke titel te interviewen om zo een beeld te krijgen van de wensen die er zijn t.a.v. de ontwikkeling van de Biesbosch-regio, de potentiële problemen die men ziet en de mogelijkheden voor het koppelen van belangen. Ook is gepolst wat een geloofwaardige en effectieve coalitie zou zijn voor een verdere uitwerking van kansrijke win-win mogelijkheden.
2.3 deze rapportage Om met succes een win-win benadering te kunnen toepassen is het nodig dat • er inhoudelijk mogelijkheden zijn om belangen/plannen te koppelen • er belangstelling/draagvlak/politieke bereidheid bestaat om die koppelingen te zoeken en uit te werken. In deze beknopte rapportage worden beide zaken aangesneden: in hoofdstuk 4 wordt kort inhoudelijk ingegaan op de verschillende potenties, in hoofdstuk 5 wordt behandeld wat het draagvlak is voor het uitwerken daarvan. In hoofdstuk 3 wordt eerst ingegaan op de afbakening van het ‘projectgebied’. Tevens wordt daar een korte schets gegeven van de krachten die het landschap hier beïnvloeden. Daarop zal immers moeten worden ingespeeld om tot een ontwikkeling te komen die juist in deze streek past en ook duurzaam is.
|7
3 Het gebied
De Biesbosch heeft een grote natuurlijke dynamiek: de krachten van de rivieren en de zee boetseren hier voortdurend het landschap. Dat betekent dat de ‘natuur hier tegen een stootje kan’. Een groot deel van deze dynamiek is echter in de afgelopen decennia verloren gegaan door inpolderingen, afsluiting van kreken en het sluiten van het Haringvliet. Nu de landbouw een stapje terug doet en tal van nieuwe functies het gebied betreden zijn er weer volop kansen voor een krachtig herstel – tenminste, als deze krachten weer meer de vrije ruimte krijgen. Vervolgens moet daarop dan actief worden ingespeeld, zowel bij natuurontwikkeling als bij de andere nieuwe ‘gebruikers’ van de Biesbosch, bijvoorbeeld bij het ontwerp van een woonwijk of de invulling van ruimte voor de rivier. Het resultaat wordt dan een ontwikkeling die én duurzaam is én uniek voor deze regio.
3.1 a f ba k e n i n g Het hart van de Biesbosch wordt beschermd door het Nationale Park. Dat betekent dat een aantal activiteiten daar wél is toegestaan (natuurgerichte recreatie bijvoorbeeld), andere niet (onder andere woningbouw) en van sommige ligt dat nog niet vast (zoals gaswinning). Weer andere zijn er vanouds, maar zouden nu niet meer kunnen (waterwinning en hoogspanningsleidingen). Als de inzet is om een aantal krachtige economische en maatschappelijke belangen te laten fungeren als drivers voor behoud en herstel van de Biesbosch natuur, moeten dergelijke drivers dus vooral buiten het Nationale Park worden gezocht. Met andere woorden: een integrale visie moet betrekking hebben op de wijdere omgeving van de Biesbosch, zodat krachtige economische en maatschappelijke partners (bijna per definitie gevestigd buiten het Nationale Park) in beeld komen. De kaart op de volgende pagina geeft aan welke afbakening in deze verkennende fase is gehanteerd. In een aantal interviews is gesuggereerd de scope van een visie nog wat op te rekken: • in het westen tot het Moerdijkgebied (i.v.m. de uitbreidingsplannen daar), • in het oosten met het Land van Heusden en Altena (i.v.m. de plannen voor een Groene Rivier) • in het zuiden met een bredere zone rondom Geertruidenberg in verband met de plannen voor woningbouw,wellicht in combinatie met herstel van de monding van de Dommel.
8|
d e b i e s b o s c h b ove n p o l d e r p e i l
3.2 het fundament voor de toekomst De Biesbosch is ontstaan als gevolg van de Sint Elizabethsvloed die in 1421 een enorm gat sloeg in de ‘moerdijk’ die, ter hoogte van de gelijknamige plaats, de laaggelegen Groote Waard en de Hollandse Waard scheidde van de zee. De binnenzee die zo werd gevormd besloeg zo’n 30.000 - 40.000 hectare en werd in de eeuwen daarna in hoog tempo opgevuld met slib en zand dat zowel door de rivieren als door de zee werd aangevoerd. In de bijna 600 jaar die sinds de Elizabethsvloed zijn verstreken is het hele in 1421 overstroomde gebied gemiddeld 2 tot 2,5 meter opgehoogd met slib en zand. Dit betekent dat circa 750 miljoen m3 is gesedimenteerd. De Biesbosch is dus niet door mensen,maar door de natuur zelf opgebouwd en de snelheid waarmee deze enorme waterplas werd opgevuld met sediment geeft een indruk van de dynamiek en veerkracht van het systeem. Die veerkracht – en dat is van belang voor deze verkennende studie – heeft het gebied nog steeds,want de aanvoer van zand en slib door de rivieren functioneert nog. Het nieuwe land dat door de zee en de rivieren werd opgebouwd is vervolgens door mensen in bezit genomen. Met dijken en kades die nu nog steeds zichtbaar zijn, zorgde men er voor dat het nieuwe land niet meer overstroomde. Polder voor polder werd aangelegd en via een opeenvolging van rietland en wilgengriend omgezet in landbouwgrond. Het gebied werd steeds hoger en daardoor steeds droger en ook steeds meer onttrokken aan de opbouwende krachten van de rivier. Een volgende amputatie vond plaats met de afsluiting van het Haringvliet: daardoor werd de invloed van de zee vrijwel geheel uitgebannen. Alleen via de Oude Maas kan het getij nog (zeer beperkt) de Biesbosch bereiken.
het gebied
In 1560 is de opvulling van de binnenzee (gevormd in 1421) al flink op weg. De binnendelta die zich onder invloed van door de Rijn aangevoerd sediment vanuit het noordoosten vormt, wordt van noord naar zuid doorsneden door een rivierloop die nu nog de Sliedrechtse Biesbosch doorklieft: het
Gat van den Hengst. Goed zichtbaar zijn de zalmzegens: lange netten die gebruikt werden om zalm te vangen die de rivier op trok. Ook mooi te zien: het Eiland van Dordrecht, de stad Dordrecht als ‘Nederlands Venetië’,Werkendam en het havenstadje Geertruidenberg.
ove rst r o m i n g va n u i t z e e e n r ivi e r Droog
Dagelijks overstroomd met eb/vloed
Af en toe overstroomd door de rivier
Vroeger
20%
60%
20%
Nu
80%
10%
10%
Potentie
50%
25%
25%
(ruwe schattingen) De Biesbosch is op dit moment onnatuurlijk droog. Door overstroming (vanuit zee en vanuit de rivier) weer over een groter oppervlak toe te laten, ontstaan mogelijkheden voor nieuwe functies, waaronder waterberging en recreatie.
|9
10 |
4 De potenties
In de Biesbosch-regio komen talloze plannen en belangen samen. Vele daarvan hebben ook een ruimtelijke impact. Het gaat dan om natuurbehoud en –ontwikkeling, rivierveiligheid, waterwinning, mogelijke gaswinning en woningbouw.
4.1 n at u u r b e h o u d e n – o n t w i k k e l i n g Het Nationale Park de Biesbosch is 7100 hectare groot. In oppervlakte gemeten is van de oorspronkelijke Biesbosch dus nog maar 20% over. Gemeten naar de natuurlijke processen die in het gebied werkzaam zijn is het verlies nog groter omdat zelfs in die resterende 20% (het Nationale Park) de zee vrijwel is uitgebannen en ook de rivier nog maar mondjesmaat toegang heeft. Zo stroomt het Rijnwater vrijwel geheel langs het gebied - door de Nieuwe Merwede - zonder door te kunnen dringen in de kreken. Daardoor is de natuurwaarde van het gebied slechts een schim van wat het ooit geweest is en ook slechts een zwakke afspiegeling van wat hier in de toekomst in het verschiet ligt.Want gelukkig zijn de potenties voor herstel enorm. Immers, de zee en de rivieren voeren nog steeds grote hoeveelheden slib, zand en voedingsstoffen aan. Door het water weer toegang te geven tot de Biesbosch kan de natuurlijke opbouw weer beginnen. Al rap zullen dan ook de planten en dieren volgen die hier thuishoren, waaronder iconen als bevers, visarenden en steuren.
n at u u r o n t w i k k e l i n g sm o g e l i j k h e d e n i n d e b i e s b o s c h - r e g i o gebied
o p p e rvl a k t e (geschat)
statu s
Spieringpolders
80 ha
Gereed maar niet aangetakt*)
Polder Malta
80 ha
Gereed maar niet aangetakt
Sliedrechtse Biesbosch
200 ha
In uitvoering maar niet aangetakt
Westelijke Noordwaard
600 ha
Aankopen in gang
Kleine Hilpolders Zuiderklip
250 ha 400 ha
In voorbereiding Aankopen in gang
Noordwaard Eiland van Dordrecht Gat van de Ham
2000 ha 800 ha 1000 ha
Ideefase, eerste instemmende geluiden In voorbereiding Ideefase
*) niet aangetakt wil zeggen: de functie natuurontwikkeling staat voorop maar het betreft nog een geïsoleerde polder waarin de invloed van de rivier/de zee nog niet is toegelaten.
| 11
Zand- en slibstromen in het huidige Biesboschgebied. Vanuit de rivieren Waal/Boven Merwede en de Bergse Maas wordt jaarlijks 1,3 miljoen ton zand en 2,9 miljoen ton slib aangevoerd. (Vanuit zee is de aanvoer van zand en slib sinds de afsluiting van de Delta nihil). Van die aanvoer verlaat het grootste
deel het gebied ook weer (60% van het zand en 95% van het slib) om vervolgens te bezinken in het Haringvliet en in de Rotterdamse havens. Door dijken en kades kan de Biesbosch niet meer door de natuur worden opgebouwd (Bron: met Rotterdam in Zee,Wereld Natuur Fonds 2001).
Natuurontwikkeling in de Biesbosch-regio. Donkergroen zijn natuurontwikkelingsprojecten die gereed of in uitvoering zijn. Deze gebieden worden gerealiseerd in het kader van de rivierverruiming (zie 4.2). Lichtgroen zijn gebieden die op termijn (5-15 jaar) daaraan zouden kunnen worden toegevoegd. De Oostwaard kan een overgangzone worden waarin
landbouw en natuur een plek krijgen. De laatste zou hier vanuit de kreken (reeds Ecologische Hoofdstructuur) kunnen worden opgebouwd Dit sluit ook aan op het krekenherstelplan van het Hoogheemraadschap. De zone ten oosten van de A27 blijft voor de landbouw.
12 |
d e b i e s b o s c h b ove n p o l d e r p e i l
Polderdenken in de Biesbosch De Biesbosch is, in ieder geval in letterlijke zin, een goed voorbeeld van het polderdenken. De verschillende functies die het gebied heeft en de ingrepen die er plaatsvinden gaan uit van de polder als oervorm. De meeste polders zijn aangelegd tussen de 18e en de 20e eeuw. Ten behoeve van de griendcultuur werden hoog opgeslibde platen omdijkt met kades. Deze hielden het water weg bij gemiddelde vloed, maar overstroomden bij de nog hogere waterstanden. De opslibbing ging daardoor verder, tot het niveau zo hoog was dat landbouw mogelijk was en het gebied daadwerkelijk ingepolderd kon worden en niet meer overstroomde. Toen vanaf 1970 nieuwe functies hun intrede deden in de Biesbosch hielden deze zich aan de
grenzen die door de polders werden bepaald.Ten behoeve van de waterwinning werden de polders Petrusplaat, Honderd en Dertig en Gijster omgevormd in spaarbekkens. De recreatie richtte de polder Aakvlaai in en voor natuurontwikkeling werden de Noordplaat, de Langeplaat, de Polder Maltha en de Spieringpolders ontpolderd. Ook bij projecten die nog op stapel staan, wordt steeds weer uitgegaan van de polder als grondvorm. Zeker bij de natuurontwikkeling is dat verwonderlijk, want in het natuurlijke Biesboschlandschap komen polders niet voor, maar zijn het de kreken en de zand- en slibplaten die de belangrijkste structuur vormen.
Biesbosch van zuid (onder) naar noord (boven). Linksonder een landbouwpolder (Vischplaat),
middenboven een waterwinpolder (Petrusplaat)
Natuurontwikkeling is al op verschillende plaatsen in gang gezet en op een termijn van 10-20 jaar kan de Biesbosch weer bijna 2x zo groot zijn als heden ten dage. Het gaat daarbij niet alleen om oppervlakte: de ecologische winst wordt pas écht geïncasseerd als de kades en ringdijken weer worden geopend en de rivier (en bij opening van de Haringvlietsluizen ook de zee) weer toegang krijgen tot het gebied. Opmerkelijk is dat iedere nieuwe invulling van het gebied,waaronder de natuurontwikkeling, polder voor polder wordt gepland en uitgevoerd. De natuurontwikkelaars – maar ook anderen - blijven dus denken en werken binnen de bestaande kade(r)s. Hoe praktisch dat ook is: de kwaliteit van de Biesbosch komt pas écht boven polderpeil als die kaders worden doorbroken – zowel letterlijk als figuurlijk.
de potenties
4.2 r ivi e rve i l i g h e i d Om in de Nederlandse delta veilig te kunnen wonen en werken, zijn in het verleden dijken gebouwd. De rivieren en de zee werden zo in een keurslijf gedwongen dat in de loop der eeuwen steeds strakker is aangetrokken. Steeds weer werden gebieden met dijken permanent aan het water onttrokken en steeds hogere en sterkere dijken waren nodig om het water in bedwang te houden. Inmiddels zijn we ervan doordrongen dat steeds hogere en sterkere dijken op termijn geen soelaas bieden. Het beleid van de rijksoverheid is daarom verbreed: via ‘Ruimte voor de Rivier’wordt gezocht naar gebieden waar de rivier weer zijn hoogwaters kwijt kan. Om Nederland op termijn afdoende te beschermen tegen overstromingen vanuit de rivier, is in het rijksbeleid vastgelegd dat de waterstanden bij extreme afvoeren moeten dalen. Bij Gorinchem is de opgave dat de waterstand met ca 30 centimeter moet dalen voor het jaar 2015 . Op termijn (2050) is mogelijk zelfs een waterstandsverlaging van 1 meter nodig. De Biesbosch kan aan die waterstandsverlaging een belangrijke bijdrage leveren, zo blijkt uit studies van Rijkswaterstaat. Verschillende projecten zijn al in uitvoering en andere zijn gepland. Voor het bereiken van de doelstelling van 2050 is echter aanzienlijk meer nodig dan nu op stapel staat. Voor die hogere doelstelling wordt gedacht aan: • de gehele Noordwaard ontpolderen en teruggeven; • een Groene Rivier aanleggen die bij hoge waterstanden een deel van het Waalwater afvoert door het land van Heusden en Altena. Vooruitlopend op de beslissing hebben landbouworganisaties al aangegeven dat wat hen betreft De Noordwaard de beste keuze is. Ook de betrokken gemeentes, Rijkswaterstaat en het Hoogheemraadschap vinden dit gebied meer voor de hand liggen dan de optie Groene Rivier. Voor de natuurontwikkeling betekent een natuurlijke Noordwaard dat de Biesbosch in één klap 2000 ha groter wordt en dus veel meer potenties heeft. Een voordeel van de Groene Rivier is dat uit de eerste berekeningen blijkt dat hij wél meer capaciteit levert dan een ontpoldering van de Noordwaard.
4.3 wate rw i n n i n g Het Waterwinnningsbedrijf de Brabantse Biesbosch onttrekt water aan de Bergse Maas bij Keizersveer en zuivert dit in een drietal spaarbekkens in de Biesbosch. Voor de aanleg van deze spaarbekkens zijn in de zeventiger jaren van de vorige eeuw drie landbouwpolders van hoge dijken voorzien en uitgegraven tot ca. 15 m –nap. In 6 maanden tijd doorloopt het Maaswater al de drie spaarbekkens en wordt daarbij in belangrijke mate natuurlijk gezuiverd. Vanuit het spaarbekken Petrusplaat gaat het water via twee leidingen het gebied uit. Eén leiding loopt in westelijke richting onder de Nieuwe Merwede door in de richting van Dordrecht en de andere in zuidwestelijke richting naar Zeeland toe. Omdat voor de verdere zuivering (buiten de Biesbosch, bij de bedrijven die het water afnemen) veel minder inspanningen nodig zijn dan bij reguliere waterwinning, geldt het als een duurzame vorm van waterwinning.
| 13
14 |
d e b i e s b o s c h b ove n p o l d e r p e i l
Ontwikkelingen in de Biesbosch-regio. Voor de Groene Rivier door het land van Heusden en Altena zijn twee van de tracés aangegeven die op dit moment in studie zijn.
Het waterwinningsbedrijf maakt in feite geen gebruik van de natuurlijke kwaliteiten van de Bies-bosch. Eerder het tegendeel: het neemt veel ruimte in beslag en heeft bezwaren tegen een aantal ontwikkelingen die de landelijke uitstraling van het gebied ten goede zouden kunnen komen waaronder ruimte voor de rivier in combinatie met natuurontwikkeling (liever geen Rijnwater door de Biesbosch i.v.m. zoutgehalte), openen van de Haringvlietsluizen (bij eb is waterinname moeilijker). Er ligt echter een aantal mogelijkheden om een win-win te ontwikkelen tussen het waterwinbedrijf en de Biesbosch: • laten vervallen van de eigen hoogspanningsleiding vanaf de Amercentrale. Deze loopt nu dwars door het Nationale Park. Hiervoor in de plaats moet dan een gasturbine (noodaggregaat) komen bij het waterwinbedrijf, dat de stroomvoorziening in geval van calamiteiten kan overnemen. Als er ooit gas gewonnen wordt onder de Biesbosch, levert dat een mogelijkheid voor een extra link op. Eventueel kan ook onderzocht worden of drijvende zonnepanelen (schone energie, minder algengroei in de spaarbekkens) een deel van de energievoorziening voor hun rekening kunnen nemen; • de installaties hebben een afschrijvingstermijn van 40 jaar. Die periode is nu bijna voorbij en dat betekent dat de ‘winprijs’ daalt. Bij de huidige waterleverantie levert dat jaarlijks circa enkele miljoenen euro extra op. Een deel daarvan zou wellicht gekoppeld kunnen worden aan de ontwikkeling van het gebied. Daarnaast biedt het wellicht een mogelijkheid de koppeling met de Biesbosch (natuurwater?) marketingtechnisch uit te buiten. In een privatiserende markt kan dat interessant zijn; • de zuivering van water door de rietvelden heen. De verblijfstijd van het water daarin is weliswaar niet erg lang, maar rietvelden kunnen een goede bijdrage leveren (ook in korte tijd) aan het uitfilteren van onder andere algen en slib.
de potenties
| 15
Nieuwe (economische) dragers voor natuur en landschap In projecten waarin behoud en ontwikkeling van natuur en landschap een rol spelen, kunnen economische en maatschappelijke activiteiten op verschillende manieren een positieve bijdrage leveren: • bijdrage in natura: sommige activiteiten grijpen direct in op het landschap. Als de natuurlijke potenties van een gebied uitgangspunt zijn bij ontwerp en uitvoering, kunnen dergelijke activiteiten een letterlijke ‘in natura’ bijdrage leveren aan de kwaliteit van natuur en landschap. In deze categorie vallen onder andere projecten voor rivierverruiming en kleiwinning. • financiële motor: activiteiten die niet ingrijpen op het landschap maar wél geografisch aan
een bepaald gebied zijn gebonden en/of profiteren van de kwaliteit daarvan, kunnen via een financiële afdracht bijdragen aan natuur- en landschapsontwikkeling. In deze categorie vallen onder andere projecten voor woningbouw, recreatie, waterwinning en mogelijke gaswinning. • medewerking, communicatie: in een integraal project kunnen ook partners betrokken zijn die niet in natura of financieel kunnen bijdragen. In die gevallen kan een partnership zich richten op het bijdragen aan een open, wervende communicatie en een vlotte doorloop van het project. De praktijk leert dat partners vaak een bijdrage kunnen leveren op alle drie manieren.
4.4 gasw i n n i n g Op grond van geologisch en seismisch onderzoek worden er twee gasvoorkomens vermoed in de Biesbosch-regio. Er is een proefboring nodig om zekerheid te krijgen over die voorkomens en over de eventuele winbaarheid. Er kan schuin worden geboord, zodat de boorinstallatie zelf buiten het Nationale Park blijft. Gaswinning zou een nieuwe activiteit zijn in de Biesbosch-regio. Als de bezwaren tegen gaswinning (zie 5.4) even buiten beschouwing worden gelaten, zijn er (inhoudelijk gezien) diverse win-win mogelijkheden denkbaar, onder andere met natuurontwikkeling en rivierveiligheid. • Gaswinning kan leiden tot bodemdaling. Dit wordt momenteel vaak als een bedreiging gezien, maar daarop kan wel iets worden afgedongen. In de Lauwersmeer bijvoorbeeld, is met instemming van o. a. de Waddenvereniging gestart met gaswinning omdat een bodemdaling in dit gebied als gunstig is beoordeeld. Een dergelijke opstelling is ook voor de Biesbosch denkbaar: voorzover bodemdaling van waterbodems plaatsvindt kan dat extra ruimte voor het water en rivierveiligheid opleveren, voorzover daling op het land plaatsvindt kan die goed worden bijgehouden door natuurlijke opbouw van het gebied. Daarvoor moeten dan wel dijken en kades worden verwijderd, maar dat is sowieso nodig voor het herstel van de ecologische processen en de toekomstige rivierveiligheid. Het sediment uit de rivier komt nu terecht in de Nieuwe Merwede en het Hollands Diep waar het vervolgens wordt weggebaggerd, of het slib slaat neer in de Rotterdamse havens (ook weggebaggerd) en het Haringvliet. • Gaswinning kan mogelijk financiële middelen leveren voor het behoud en de ontwikkeling van de Biesbosch. De mogelijkheden daartoe zouden nader moeten worden onderzocht. • Voor gaswinning zal een vergunningsprocedure (inclusief m e r procedure en de aanvraag van een milieuvergunning) doorlopen moeten worden. Dit biedt tevens een kader om nadere afspraken te maken over de landschappelijke en natuurlijke kwaliteit van de Biesbosch.
16 |
d e b i e s b o s c h b ove n p o l d e r p e i l
Gaswinning kan ook een rol spelen bij de transitie naar een duurzame, CO2 arme energievoorziening in Europa. De landelijke milieubeweging is er van overtuigd dat het Nederlandse Kleine Velden Beleid verstandig is als onderdeel van zo’n transitie. Essentieel daarbij is wel dat er daadwerkelijk sprake is van een transitie, waarbij ook voldoende aandacht wordt besteed aan energiebesparing en duurzame energie. De benadering die nu voor de Biesbosch wordt voorgesteld kan – indien tot een succesvol einde gebracht – een voorbeeld vormen voor winning in andere kleine velden en daarmee een landelijke of zelfs internationale meerwaarde opleveren. In dat opzicht maken juist de potenties van de Biesbosch– ook op het vlak van natuurontwikkeling - het gebied geschikt als voorbeeldgebied.
4.5 w o n i n g b o u w Er is grote behoefte aan woningen aan de rand van de Randstad in of bij een natuurlijke omgeving. De Biesbosch-regio biedt daarvoor grote kansen. Allereerst heeft de gemeente Dordrecht, na jaren van ‘inbreiden’, plannen om nieuwe woningen te bouwen aan de zuidrand van de stad. Deze zone is waarschijnlijk al grotendeels in eigendom bij projectontwikkelaars en verrommelt nu – in afwachting van woningbouwplannen die maatschappelijk geaccepteerd worden. Eerdere plannen zijn vastgelopen op verzet. Door de zuidelijke uitbreiding van Dordrecht te koppelen, in ontwerp en financiering, aan de ontwikkeling van natuur en rivierveiligheid op het eiland van Dordrecht, kan hier een uniek project ontstaan. Door het waterrijke natuurgebied gelijktijdig te ontwikkelen met de woningen, ontstaat niet alleen van meet af aan een prachtig uitloopgebied voor de bewoners,maar ook een ‘groen/blauwe’ buffer tegen verdere verrommeling en stadsuitbreiding. Een tweede mogelijkheid is de aanleg van Nieuwe Marken of Nieuwe Landgoederen. Op die manier kunnen kapitaalkrachtige personen en instellingen werken aan hun eigen, unieke woon- en werklocatie en tegelijkertijd natuurontwikkeling op gang brengen in gebieden die (dat moet een eis zijn) vrij toegankelijk zijn voor publiek. Aan dergelijke mogelijkheden bestaat een grote behoefte. In de Biesbosch-regio heeft één vermogende particulier op deze manier al 140 hectare grond ‘onder handen’.
4.6 r e c r e at i e De potenties voor natuurgerichte recreatie in de Biesbosch zijn enorm. Het gebied ligt direct binnen het bereik van niet alleen mensen uit Drimmelen, Dordrecht, Werkendam en Oosterhout maar ook vanuit Rotterdam en Breda is het goed bereikbaar. Toch wordt er van deze potenties nauwelijks gebruik gemaakt en voorzover er recreanten komen (vooral eigenaren van motorjachten die in de haven van Drimmelen en Werkendam liggen) komen die maar weinig in het gebied zelf en verdient ook de middenstand er weinig aan. Deze mensen zijn in hoge mate zelfvoorzienend. De bezoekerscentra trekken wel veel mensen (met name bustours en schoolreisjes), maar die blijven buiten het gebied.
de potenties
l i n ks Er is in de Biesbosch ruimte voor verschillende vormen van natuurgerichte recreatie – ook voor struintochten over de drogere delen van het gebied.
rechts Particulier initiatief: een theetuin in de Millingerwaard. Ver van de dichtstbijzijnde stad (Nijmegen) en alleen te voet of per fiets bereikbaar. Goed voor circa 30 000 bezoekers per jaar.
Het moet mogelijk zijn de Biesbosch, gezien zijn ligging en omvang, een landelijke uitstraling te geven die natuur- en rustzoekende recreanten vanuit heel Nederland aantrekt. Die zouden daar meerdaagse tochten moeten kunnen maken, per kano, roeiboot of over het land – dat laatste is nu een ondergewaardeerd aspect van het gebied. Ook zou het Biesbosch gebied opgenomen kunnen worden in een doorgaand vaarwegennet van de recreatievaart. Een uitbreiding van bij de streek passende verblijfsaccomodatie kan recreanten uitnodigen uitvoeriger kennis te maken met de regio. Het dynamische Biesbosch landschap kan zo’n versterkte recreatieve functie prima aan en zal zelfs een extra ‘legitimatie’ gaan vormen voor het behoud ervan. De lokale middenstand kan van dergelijke ontwikkelingen enorm profiteren. Een goed voorbeeld daarvan is de Gelderse Poort,waar rond nieuwe natuurgebieden zoals de Millingerwaard en de Rijnstrangen tientallen nieuwe bedrijven zijn ontstaan op het gebied van recreatie en toerisme. Zo zijn er in het gebied onder andere nieuwe horecagelegenheden gekomen, fiets- en skateverhuur, huifkartochten, kampeerplaatsen (bij de boer), pontjes, rondvaartboten, excursiebureaus en informatiecentra. Inmiddels werken hier honderden mensen in deze bedrijfstak en is het een van de belangrijkste economische dragers van het gebied.
| 17
18 |
d e b i e s b o s c h b ove n p o l d e r p e i l
5 Het draagvlak
Onder de geïnterviewde personen bestaat een breed draagvlak (100%) voor het ontwikkelen van een integrale, samenhangende visie op de Biesbosch-regio. De geïnterviewden sluiten op voorhand geen enkel maatschappelijk belang uit van een verdere verkenning voor win-win mogelijkheden.Wél is in enkele gesprekken aarzeling geuit ten aanzien van gaswinning – een enkele persoon sloot dit op voorhand uit. In de maanden januari, februari en maart van 2003 hebben de auteurs van dit rapport 17 personen geïnterviewd, afkomstig van verschillende organisaties. Vragen waren onder andere: welke wensen zijn er t.a.v. de (ontwikkeling van) de Biesboschregio; welke potentiële problemen ziet men; welke mogelijkheden voor win-winsituaties en hoe kansrijk zijn die win-wins. Ook is gepolst wat een geloofwaardige en effectieve afzender of coalitie zou zijn voor een verdere uitwerking. Aan de geïnterviewden is gevraagd op persoonlijke titel te spreken.
5.1 vi s i e e n a fz e n d e r da a rvan Alle geïnterviewden ondersteunen het idee een integrale visie te ontwikkelen voor de Biesbosch-regio. Een grote meerderheid zou daaraan ook mee willen werken. Door enkele personen werd in algemene zin nog wél een aantal tips en voorwaarden meegegeven: • de visie zou ook bestaande plannen moeten integreren; • de visie moet vooral ingaan op de vraag hoe zo’n integraal plan gerealiseerd kan worden; • de visie moet als uitgangspunt hebben dat rust en ruimte in het gebied gehandhaafd blijven; • de visie moet niet ‘de deur openzetten voor ontwikkelingen die je in deze regio helemaal niet wilt’. Meerdere personen wijzen er op dat een goede communicatie en samenwerking essentieel is bij het opstellen van een visie. Als een visie wordt opgesteld vinden de geïnterviewden over het algemeen dat de rijksoverheid daarvan een aangewezen en geloofwaardige afzender zou zijn. Argument: de visie moet zo onafhankelijk mogelijk zijn en het gaat over provinciegrenzen heen. Meerdere personen vinden, op grond van het zelfde argument, dat een visie niet geloofwaardig is als deze door de nam wordt opgesteld. Als mogelijke afzender wordt ook genoemd ‘een particuliere natuurbeschermingsorganisatie’. Eén persoon, die graag mee zou werken, wijst erop dat ‘hoe lager de juridische status van de visie is, hoe makkelijker het wordt om daaraan mee te werken’. De vraag welke win-win situaties in een visie uitgewerkt kunnen worden wordt in onderstaande paragrafen behandeld. De tabel op pagina 21 vat de resultaten samen.
| 19
5.2 n at u u r b e h o u d e n – o n t w i k k e l i n g Alle geïnterviewden zien kansen om de natuurlijke kwaliteit van de Biesbosch-regio te versterken. Voor meerdere personen is voortgaan op die koers ook een randvoorwaarde voor een op te stellen visie. Natuurontwikkelingsplannen die zijn uitgevoerd worden ook positief beoordeeld.Wél merken sommige personen op dat ze door de veelheid aan plannen het overzicht niet meer hebben. Ook wordt rond sommige plannen onvoldoende gecommuniceerd.
5.3 r ivi e rve i l i g h e i d In een visie zou ook het aspect rivierveiligheid volgens alle geïnterviewden meegenomen moeten worden. Deels omdat men geen overzicht heeft over het resultaat van alle projecten die nu in uitvoering of voorbereiding zijn, deels omdat er nog een grotere opgave aankomt waarvoor aanvullende, zeer grootschalige plannen nodig zijn die goed moeten worden ingepast. Meerdere personen wijzen er op dat het goed is zo snel mogelijk een ‘in principe’ keuze te maken tussen Noordwaard (in combinatie met maatregelen elders) of Groene Rivier.
Akkerbouw in de Noordwaard: de bedrijven zijn hier circa 2 keer zo groot als het gemiddelde boerenbedrijf in Nederland.
5.4 landbouw De landbouw in de Biesbosch-regio is reeds op verschillende plaatsen uitgekocht in het kader van het programma Ruimte voor de Rivier. Vooral de Noordwaard en het Eiland van Dordrecht worden nog intensief voor de landbouw gebruikt. In de Noordwaard opereren circa 15 boeren met grote bedrijven (60 tot 70 ha, een oppervlakte die 2 keer zo groot is als die van het gemiddelde boerenbedrijf in Nederland). Het perspectief voor de agrarische sector in de Noordwaard is echter onzeker. Een meerderheid van de boeren heeft inmiddels een andere baan, naast die in het boerenbedrijf. Dit geeft aan dat de agrarische sector hier – ondanks de schaalgrootte - niet floreert. Men voelt zich ook onzeker omdat het landbouwgebied toch een ‘rare enclave’ is in het natuurgebied. Dat zal dus wel een keer verdwijnen of gebonden worden aan strenge regels. De plannen en discussies over Ruimte voor de Rivier en de recente aanwijzing als Regionale Natuur en Landschap Eenheid versterken bij sommige boeren de twijfel of ze nog in hun bedrijf op deze plek moeten investeren.
20 |
d e b i e s b o s c h b ove n p o l d e r p e i l
5.5 wate rw i n n i n g Waterwinning zou volgens meerdere personen wél moeten meelopen in een visie, want het waterwinningsbedrijf zit er en gaat ook niet weg. Kansen om deze economische activiteit te koppelen aan een verdere kwaliteitsontwikkeling van het gebied worden slechts door twee personen genoemd. Men noemt dan vooral de mogelijkheid om iets te doen aan de energievoorziening (verwijderen hoogspanningsleiding).
5.6 gasw i n n i n g De meningen lopen hier uiteen. Een ruime meerderheid heeft geen bezwaar tegen gaswinning en vindt ook dat het gewoon mee kan lopen in een visieontwikkeling. Enkelen benadrukken daarbij wél dat het politiek lastig ligt. Voor deze personen is de politieke gevoeligheid, publieke weerstand en eventuele negatieve berichtgeving in de media echter geen aanleiding om gaswinning op voorhand als ongewenste activiteit te beschouwen en dus buiten een visieontwikkeling te houden. Men wil de bezwaren, ook de emotionele,wél serieus nemen. Slechts een enkele persoon vind dat de mogelijkheid van gaswinning niet mag worden meegenomen in het kader van een visieontwikkeling. Daarvoor wordt een strikt politieke motivering gegeven:‘ ik wil op geen enkele manier het risico lopen dat ik later het verwijt krijg dat ik toch op de een of andere manier heb meegewerkt aan gaswinning onder de Biesbosch’.
5.7 w o n i n g b o u w Meerdere personen noemen de mogelijkheid om de stadsuitbreiding van Dordrecht te koppelen aan de ontwikkeling van waterrijke natuur. ‘Hier kan de mooiste stadsrand van Nederland ontstaan’ – aldus één van de mensen uit de hoek van de natuurbescherming. Er is bij 2 partijen wél zorg dat Dordrecht de hand zal nemen als een vinger wordt aangeboden. Twee andere partijen vinden juist dat er in Dordrecht een ‘verstandig bestuur zit’waarmee deze plannen heel goed vorm zouden kunnen krijgen.
5.8 r e c r e at i e Recreatie wordt met afstand het meest genoemd als een activiteit die zich uitstekend laat verenigen met de kwaliteiten van het gebied. Alle geïnterviewden vinden ook dat de toeristisch/recreatieve potentie veel beter kan worden benut. Iedereen is van mening dat een veel groter gebied in principe opengesteld zou moeten worden voor wandelaars, fietsers, kanoërs en roeiboten. Daarvoor zouden ook nog wel uitnodigende voorzieningen getroffen kunnen worden. Ook kleinschalige verblijfsaccommodaties en (natuur)kampeergelegenheden ziet men als mogelijkheid, zeker in natuurontwikkelingsgebieden. Sommige geïnterviewden benadrukken dat de rust in het gebied wel gehandhaafd moet blijven. Een goede zonering kan op dat vlak echter veel doen. Eén persoon stelt dat een grotere invloed van de rivier en het getij ook tot een natuurlijke zonering zal leiden. Het onderwerp bewaking en handhaving zou in een visie aandacht moeten krijgen: er is nu maar 1 bewaker in het hele gebied. Dat is onvoldoende om de beperkte groep herriemakers te weren.
legenda misschien
Opmerkingen 1) Deze persoon zou gaswinning graag meenemen, ziet inhoudelijk geen probleem maar kan gezien de aard van zijn organisatie niet meedoen als er grote publieke/politieke commotie over zou ontstaan.
wenselijk/mogelijk
niet doen
niet besproken
communicatie
communicatie
overig
2) Deze persoon benadrukt dat er al vele visies zijn. Er zou dus vooral ook gefocused moeten worden op de wijze waarop de stap naar realisatie kan worden gemaakt. 3) Deze persoon is tegen gaswinning maar het is onduidelijk of hij op voorhand tegen het meenemen van gaswinning in een integrale een visie is
3)
15
16
persoonl. inzet!
14
13
12
11
10
tenzij noodzaak
maar integreren
8
9
installatie buiten NP
regio H.Zwaluwe
hard nodig
emotie meenemen
7
als harde grens
gaswinning
als schade vergoed
essentieel
recreatie
6
5
4
3
herstel kreken!
woningbouw
tenzij buiten NP
mits echt win-win 2)
waterbeheer
2
rivierveiligheid tenzij commotie 1)
integrale visie?
win-win onderzoeken tussen natuur- en landschapsontwikkeling en
1
persoon
h e t d r a agvl a k vo o r h e t o n t w i k k e l e n va n e e n i n t e g r a l e vi s i e e n d e vr a ag vo o r w e l k e ko p p e l i n g e n d e g e ï n t e rvi e w d e n m o g e l i j k h e d e n z i e n .
h e t d r a agvl a k
| 21
22 |
d e b i e s b o s c h b ove n p o l d e r p e i l
6 Conclusie
In de Biesbosch-regio liggen k a n s e n om e e n a a n ta l e co n om i s c h e e n m a at s c h a p p e l i j k e b e l a n g e n b e t e r a a n e l k a a r t e ko p p e l e n zodat de kwaliteit van het gebied toeneemt. Op inhoudelijke gronden zou een nadere verkenning van mogelijkheden zich kunnen richten op natuurontwikkeling, recreatie, rivierveiligheid, landbouw, waterwinning, woningbouw en mogelijk gaswinning. Voor een nadere uitwerking van een visie waarin bovenstaande belangen worden gekoppeld bestaat ook een b r e e d d r a agv l a k onder de geïnterviewden. Een ruime meerderheid is bereid ook de optie gaswinning serieus te bekijken; enkele personen uiten daartegen bezwaren. Een te ontwikkelen visie zou g é é n j u r i d i s c h e stat u s moeten hebben. Ingezet moet worden op een visieontwikkeling die mensen bindt en enthousiasmeert. Dat betekent dat niet alleen de inhoud van de visie aandacht moet krijgen, maar ook de toonzetting, de vormgeving, het proces van totstandkoming (inschakelen van betrokkenen) en de communicatie (wervend en open). De meest g e l o o f wa a r d i g e a f z e n d e r voor een integrale visie is volgens de geïnterviewden de rijksoverheid. Dit kan een ministerie zijn of een combinatie van ministeries.
a a n b e ve l i n g Op grond van het bovenstaande lijkt het verantwoord over te gaan tot een volgende stap: het ontwikkelen van een integrale visie waarin de verschillende win-win mogelijkheden verder worden uitgewerkt. De rijksoverheid komt daarbij als meest aangewezen opdrachtgever naar voren.
| 23
Bijlage 1 Geconsulteerde personen
i n h e t ka d e r va n d e z e ve r k e n n i n g z i j n o p p e r s o o n l i j k e t i t e l g e c o n s u lte e r d :
T. Breuer, Zuid-Hollandse Milieufederatie (beleidsmedewerker stedelijk gebied) J. Elzinga, burgemeester Drimmelen Ing. J.C. Ghijsels, w lto (Beleidsmedewerker afd. Grondgebruik en Water) Drs. H.A.G. Hellegem, burgemeester Werkendam De heer Heijkoop, Overlegorgaan Biesbosch (voorzitter) M. de Jager, z lto (bestuurslid) J. Koolen, Vereniging Behoud Biesbosch (bestuurslid) ing. J. Thiebou, Stichting Recreatietoervaart Nederland (projectleider) T. Kooijmans, Brabanse Milieufederatie T. Kramer, Staatsbosbeheer (stafbureau) drs. J.W.M. Kuijpers, Min. van Verkeer en Waterstaat, directie Zuid-Holland (hoofd planvorming water) O. Raaijmakers, Brabantse Milieufederatie De heer Rouwhof, Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch (hoofd sector water en dijkbeheer) C. Sas, Gemeente Dordrecht (wethouder; portefeuille Ruimtelijke Ontwikkeling, Verkeer en Vervoer, coördinator binnenstad en Stichting de Biesbosch) L.E. van de Sar, Provincie Zuid-Holland (gedeputeerde, portefeuille Groen, Toerisme, Water, Integraal ontwikkelingsplan Westland, Europese aangelegenheden) drs. J. Volz,Waterwinningsbedrijf Brabantse Biesbosch (hoofd voorlichting) ir. R.C. van Willenswaard, dlg (Programma-manager advies rw s Noord-Brabant en voor de gebieden Brabantse Delta en Wijde Biesbosch) Een gesprek met een vertegenwoordiger van de provincie Noord-Brabant is niet tot stand gekomen..
24 |
Bijlage 2 Begeleiding en betrokkenheid
d e z e stu d i e w e r d b e g e l e i d d o o r : Dr. ir. A.M.C. van Rijn - Ministerie van Economische Zaken (tevens opdrachtgever) Mr. J.C. van Dalen - Ministerie van Economische Zaken Dr. W.P. Groenendijk – n a m H.G.J. Regeer - n am Ir. H.J. Hekhuis – Staatsbosbeheer Drs. S. Schöne – Wereld Natuur Fonds
d e ove r l e g r a a d o l i e e n gas (o o g ) In o og zetelen topambtenaren van de overheid (Ministeries van Economische Zaken, Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Landbouw Natuurbeheer en Visserij, Financiën, Verkeer en Waterstaat), topmanagers van de upstream aardgasindustrie (Nederlandse Aardolie Maatschappij (nam), n o g e pa, Gaz de France), topvertegenwoordigers van een aantal milieuorganisaties (Stichting Natuur en Milieu, Wereld Natuur Fonds, Stichting De Noordzee) en een aantal onafhankelijke vertegenwoordigers uit de vakbond, de Europese Commissie en de academische wereld.
de studie werd uitgevoerd door stroming b.v. : Ir. W.G. Braakhekke Drs. A. van Winden Ing. G. Litjens k a a r t e n Jeroen Helmer