Een verkennend onderzoek naar de relatie tussen poker en problematisch gokken
Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Tactus Verslavingszorg, in samenwerking met de Universiteit Twente (UT).
Onderzoeker: Gerjan Marsman (Student Psychologie, richting Veiligheid en Gezondheid) Begeleiders: Marloes Postel (Tactus Verslavingszorg) en Marcel Pieterse (UT)
Achtergrond Het kaartspel poker is in 2006 bij het grote publiek populair geworden. Televisieprogramma’s als Veronica Poker en uitzendingen van pokertoernooien op Eurosport hebben bijgedragen aan de bekendheid van poker. De Stichting Nederlandse Pokerbond schat het aantal spelers, dat regelmatig om geld pokert, op 150.000 mensen in Nederland (Paulen, van de Sande & van Gestel, 2007). Het aantal mensen dat op recreatieve wijze en/of op internet poker speelt is niet bekend. Deze groep is bij de schatting buiten beschouwing gelaten. De verwachting is dan ook dat het totale aantal pokerspelers in Nederland aanzienlijk groter is dan 150.000. Behendigheid speelt, in vergelijking met andere kansspelen, een grotere rol bij het spelen van poker. Een pokerspeler kan zelf bepalen of hij met een bepaalde kaartencombinatie mee wil doen aan een spelronde. Dit gegeven leidt ertoe dat poker niet helemaal vergelijkbaar is met kansspelen zoals bv. roulette. Bij het spelen van roulette heeft de speler, in tegenstelling tot poker, geen invloed op de uitkomst van het spel. Het element behendigheid speelt bij poker dus een grotere rol. Echter, kans blijft eveneens een belangrijke factor: een pokeraar blijft afhankelijk van welke kaarten hij en de andere spelers toebedeeld krijgen. De Nederlandse overheid is wat haar opvatting over poker betreft duidelijk. Zij ziet poker als een kansspel. Uit deze opvatting vloeit voort dat Holland Casino de enige partij is die pokerspelen om geld mag aanbieden en pokertoernooien mag organiseren (Wet Op Kansspelen, artikel 27h). Echter, de werkelijkheid is dat poker vooral op andere plaatsen dan Holland Casino gespeeld wordt. Mensen spelen het spel in huiselijke kring en op het internet (College van Toezicht op Kansspelen, 2007).
Aanleiding voor het onderzoek Poker en de mogelijk verslavende werking ervan zijn tot op heden niet of nauwelijks onderzocht. In de media zijn recentelijk een aantal bevindingen gepubliceerd die duiden op mogelijk problematisch pokergedrag. Novadic-Kentron spreekt in zijn jaarbericht over steeds meer scholieren die in geldproblemen raken door poker. In Eindhoven meldden zich in een half jaar tijd ongeveer twintig jonge pokeraars met schulden. Naar aanleiding van deze signalen heeft de instelling een verkennend onderzoek naar poker uitgevoerd onder 479 scholieren van het MBO en HBO in Eindhoven. Ook het College van toezicht op kansspelen heeft een verkennend onderzoek verricht onder 1924 poker spelers, met het doel inzicht te geven in het aanbod van en de deelname aan poker in Nederland (Franssen, Koning & Kolar, 2007). Beide onderzoeken schetsen een beeld van de pokeraar en de plaatsen waar poker gespeeld wordt. Het gegeven dat poker door een groot aantal mensen in Nederland gespeeld wordt en vooral onder jongeren erg populair is, vormen aanleiding voor verder onderzoek. Samen met de vragen die Tactus bereikten over de mogelijke risico’s van poker en de eerder genoemde aanmeldingen van jongeren die door poker in geldproblemen kwamen, roept dit vragen op over de nadelige gevolgen die poker kan hebben. Daarom heeft Tactus Verslavingszorg in samenwerking met de Universiteit Twente een verkennend onderzoek uitgevoerd naar het mogelijke verband tussen poker en problematisch gokgedrag.
Pathologisch gokken Pathologisch gokken is opgenomen in de DSM-IV onder de stoornissen in impulsbeheersing. Er is sprake van pathologisch gokken indien het gokgedrag niet toe te schrijven is aan een manische episode, én er minstens vijf van de volgende kenmerken op een persoon van toepassing zijn: 1. is gepreoccupeerd door gokken (bijvoorbeeld preoccupatie met het herbeleven van eerdere gokervaringen, de bij het gokken horende handicaps of het plannen van de volgende gok, of denken over manieren om aan geld te komen om te gokken) 2. heeft steeds meer geld nodig om te gokken om de gewenste opwinding te bereiken 3. deed herhaaldelijk weinig succesvolle pogingen het gokken in de hand te houden, te verminderen of te stoppen 4. is rusteloos of prikkelbaar bij pogingen om het gokken te verminderen of te stoppen 5. gokt als een middel om te ontsnappen aan problemen of om een sombere stemming te verlichten (bijvoorbeeld gevoel van hulpeloosheid, schuld, angst, depressie) 6. keert vaak de volgende dag terug om het geld dat eerder verspeeld werd terug te winnen (‘quitte’ te spelen) 7. liegt tegen gezinsleden, behandelaar of anderen om de mate van betrokkenheid bij het gokken te verhullen 8. heeft onwettige handelingen begaan om het gokken te kunnen betalen, zoals vervalsing, oplichting, diefstal of verduistering 9. heeft vanwege het gokken belangrijke relaties, werk of onderwijs- of carrièremogelijkheden op het spel gezet of is deze kwijtgeraakt 10. rekent op anderen om voor geld te zorgen om een uitzichtloze financiële situatie, die door het gokken ontstaan is, te verlichten Door de Bruin en collega’s (2006) is de omvang van het aantal problematische gokkers in Nederland geschat met behulp van de Soath Oaks Gambling Screen (SOGS). Bij een SOGS score van vijf of meer wordt gesproken van een ‘waarschijnlijk pathologisch gokker’ of ‘probleemspeler’. Een SOGS score van 3 of 4 betekent een ‘mogelijk pathologisch gokker’ of ‘risicospeler’. Daarnaast wordt bij een score van 0, 1 of 2 gesproken van een ‘recreatieve speler’. Uit de analyses van het onderzoek van de Bruin en collega’s (2006) bleek dat 0,31% van de respondenten een SOGS score van vijf of meer had en dus als probleemspeler kan worden beschouwd. Dit komt neer op circa 40.000 mensen in Nederland. De betrouwbaarheidsmarge van de schatting is echter relatief groot en ligt tussen de 21.000 en 59.000. Het aantal risicospelers in Nederland wordt geschat op circa 76.000, met een betrouwbaarheidsinterval van 50.000 tot 103.000 (De Bruin et al., 2006). In 2006 zijn 2646 personen in Nederland bij de verslavingszorg in behandeling geweest voor gokken als primair probleem. Dit betekent dat slechts 7% van de 40.000 probleemspelers in Nederland behandeld wordt voor hun gokprobleem (Ouwehand, Kuijpers, Wisselink & van Delden, 2007). Het aantal mensen dat in behandeling is met gokken als primair probleem, is jarenlang afgenomen. Dit blijkt uit cijfers van het Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem (Ouwehand et al., 2007). In 2003 en 2004 veranderde dit echter en is een stijging in het aantal hulpvragen waargenomen. Dit zette zich niet door, want zowel in 2005 als 2006 is het aantal hulpvragen opnieuw afgenomen. Ouwehand en collega’s (2007) concluderen dat de verwachte problemen ten aanzien van gokken als gevolg van de hype rond het pokeren vooralsnog niet zichtbaar zijn.
Opzet onderzoek De centrale onderzoeksvraag luidt: Is er sprake van een verband tussen het spelen van poker en pathologisch gokgedrag en welke factoren hangen hiermee samen? Voor het onderzoek is een digitale vragenlijst ontwikkeld. Pokerspelers zijn op verschillende plaatsen benaderd: via regionale onderwijsinstellingen (ROC, HBO en Universiteit), via netwerken van collega’s en via pokerfora (www.pokercollege.nl en www.pokerinfo.nl). Er is gericht gezocht op plaatsen waar (verschillende typen) pokerspelers worden verwacht (convenience sample). De onderzoekspopulatie is hierdoor geen representatieve steekproef van pokerspelers in Nederland. De werving heeft plaatsgevonden in september en oktober 2007. In totaal hebben 589 respondenten de online vragenlijst volledig ingevuld. De vragenlijst bevatte vragen over: •
Demografische variabelen
•
De aard van poker spelen
•
•
o
Duur
o
Frequentie
o
Plaats
o
Besteding
Cognities over poker o
Behendigheid vs kansspel
o
Controleverlies
o
Aanleidingen voor spelen
De mate van pathologisch gokken, gemeten met de SOGS (screeningsinstrument voor pathologisch gokken), met items als:
•
o
Heb je je ooit wel eens schuldig gevoeld over de manier waarop je gokt?
o
Heb je wel eens ruzie gehad over de manier waarop je met geld omgaat?
o
Ben je wel eens van je werk of opleiding weggebleven in de tijd dat je gokte?
Impulsiviteit (BIS-11), met items als: o
Ik denk zorgvuldig na
o
Ik doe dingen in een opwelling
o
Mijn gedachten worden onderbroken door andere gedachten
Resultaten Kenmerken van de onderzoekspopulatie (n=589): •
68% is man
•
Leeftijd voornamelijk tussen 17 en 29 jaar (84%)
•
60% is studerend en 37% werkend
•
Alle opleidingsniveaus
•
Meerderheid speelt nog maar kort poker (57% ≤1 jaar)
•
Poker wordt vooral in de thuissituatie gespeeld (81%), thuis of bij vrienden. Gevolgd door internet (53%). Holland Casino wordt veel minder genoemd (10%).
•
Frequentie: 20% speelt zelden, 32% speelt 1-2 keer per maand, 22% speelt 1-2 keer per week, 13% speelt 3-4 keer per week en 13% speelt vrijwel dagelijks poker.
•
De avond is het populairste dagdeel om poker te spelen.
•
48% speelt altijd om geld, 32% speelt soms wel en soms niet om geld.
•
Inzet bedraagt voor de meerderheid ≤ 25 euro per keer. Toch geeft 8% aan om 101 euro of meer te spelen.
•
•
Redenen om poker te spelen o
Gezelligheid = 98%
o
Kan geld opleveren = 76%
o
Zorgt voor spanning = 72%
45% vindt poker meer een behendigheidspel dan kansspel.
Op basis van de SOGS scores kan worden geconcludeerd dat 8% van de respondenten behoort tot de risicospelers en 3% tot de categorie probleemspelers. De overige 89% van de respondenten pokert probleemloos en behoort tot de groep recreatieve pokeraars. Indeling in 3 groepen Om na te gaan of er een verband is tussen het spelen van poker en pathologisch gokken, en welke factoren hiermee samen hangen, zijn de respondenten onderverdeeld in 3 groepen pokeraars. Namelijk: 1. Recreatieve groep (n=525, 89,1%) 2. Risicogroep poker (n=28, 4,8%) Deze groep behoort op basis van de SOGS score toe aan de groep risicospelers. De respondenten in deze groep spelen alleen poker en daarnaast geen andere kansspelen. 3. Risicogroep gokken (n=36, 6,1%) Deze groep behoort op basis van de SOGS score toe aan de groep risicospelers. De respondenten in deze groep spelen naast poker ook andere kansspelen. Het onderscheid tussen de risicogroep(en) en de recreatieve groep wordt gemaakt om na te gaan welke factoren mogelijk risicoverhogend zijn. Door onderscheid te maken tussen risicospelers die ‘alleen pokeren’ versus risicospelers die ‘pokeren + andere kansspelen spelen’, kan worden uitgesloten dat de gevonden factoren samenhangen met het spelen van andere kansspelen. Voor de vergelijking van de 3 groepen, zijn een aantal variabelen gedichotomiseerd (=terugbrengen van meerdere antwoordcategorieën tot 2 categorieën). Welke verschillen zijn gevonden? •
Beide risicogroepen bevatten meer mannen. De man-vrouw verhouding in de hele onderzoekspopulatie is: 60-40. De man-vrouw verhouding bij de groep die problemen ondervindt: 90-10.
•
Beide risicogroepen spelen al langer poker (waarvan zo’n 20% al 4 jaar of langer).
•
Beide risicogroepen spelen vaker om geld. Niet om geld spelen komt in beide groepen nauwelijks voor, vooral niet in de poker groep (3%). Terwijl in recreatieve groep 21% nooit om geld speelt.
•
De risicogroep poker speelt beduidend vaker via internet (64% vs. < 40% in de recreatieve groep en de gokken groep).
•
Van de recreatieve groep en de gokken groep speelt 50% het meest in de thuissituatie (thuis of bij vrienden) en bij de poker groep is dit slechts 30%.
•
De risicogroep poker speelt naast ’s avonds ook op andere dagdelen. Beide andere groepen doen dat niet.
•
Beide risicogroepen spelen om meer geld. De recreatieve groep speelt vooral om bedragen onder 25 euro (84%). De risicogroepen spelen vaker om bedragen daarboven (39% in poker groep vs. 34% in gokken groep).
•
De risicogroep poker speelt vaker cashgames (14 dagen in afgelopen 4 weken, t.o.v. 7 en 8 in gokken en recreatieve groep). Dit komt overeen met wat bekend is over short-odds in de gokliteratuur, namelijk dat pathologisch gokken een hogere prevalentie kent onder short-odds-spelen. De korte tijd tussen inzet en resultaat lijkt dus van invloed op het ontstaan van pathologisch gokgedrag.
•
De risicogroep poker schat het behendigheidselement groter in. 71,4% vindt het meer behendigheidsspel dan kansspel. In de gokken groep is dit 58,4% en in de recreatieve groep 41,9%.
•
De risicogroepen ervaren meer controleverlies. Beide risicogroepen besteden soms meer geld dan ze zich hadden voorgenomen. Bij de gokken groep is het nog percentage hoger (44%) dan in de poker groep (31%). Beide groepen geven aan zich minder in staat te voelen hun gedrag onder controle te houden tijdens het spelen van poker. De poker groep heeft hier de meeste moeite mee.
•
Motivatie om poker te spelen: o
Alle 3 groepen geven aan vooral voor de gezelligheid te spelen.
o
Het feit dat pokeren geld op kan leveren is voor alle spelers uit de poker groep belangrijk (100%), maar ook voor de meerderheid van de gokken groep (81%) en de recreatieve groep (75%).
o
Beide risicogroepen noemen vaker het spanningselement en het onderdrukken van negatieve emoties (angst/verdriet) als motivatie.
o
De poker groep noemt beduidend vaker afleiding en het maken van contact als motivatie.
•
Beide risicogroepen scoren hoger op impulsiviteit, in vergelijking met de recreatieve groep.
Conclusie Uit de resultaten blijkt dat 11% van de respondenten problemen ondervindt ten gevolge van het pokeren: 8% behoort tot de categorie risicospelers en 3% tot de categorie probleemspelers. De overige 89% van de pokeraars behoort tot de categorie recreatieve spelers. Deze groep pokert voor het plezier en ondervindt geen negatieve consequenties ten gevolge van het spelen. Bovenstaande betekent dat maarliefst 1-op-de-10 spelers problemen ervaart ten gevolge van poker. Dat is een forse groep. Als op populatieniveau dezelfde verhouding geldt, dan kunnen we spreken van een flink probleem in Nederland. We mogen niet klakkeloos aannemen dat op populatieniveau ook 11% tot de groep risicospelers behoort, aangezien de steekproef in het huidige onderzoek niet representatief is voor de gehele pokerpopulatie in Nederland. Door de werving op 2 pokerfora heeft het onderzoek een groep zeer intensieve pokerspelers aangetrokken. Anderzijds heeft werving plaats gevonden onder studenten van 3 verschillende opleidingsniveaus; naar verwachting vormt deze studentenpopulatie wel een representatieve groep, aangezien onder studenten veel wordt gepokerd. Een belangrijke volgende stap is daarom het maken van een schatting van de totale pokerpopulatie. Een grootschalig, representatief onderzoek in Nederland wordt ten zeerste aanbevolen.
Aangezien poker nog maar relatief kort wordt gespeeld onder het grote publiek, wordt toch met enige angst uitgekeken naar de ontwikkelingen in de komende jaren. Het lijkt er op dat het spelen van poker nog steeds populair is en het niet slechts een hype was van zeer korte duur. Als nu al blijkt dat 1-opde-10 spelers problemen ervaart, wat betekent dat dan voor de toekomst? Van gokken en middelengebruik zoals cannabis en alcohol is bekend dat problemen zich pas na enkele jaren manifesteren. Het is niet ondenkbaar dat de risicogroep pokerspelers de komende jaren zal groeien, aangezien problemen met poker pas op de langere termijn tot uiting zullen komen. Alleen vervolgonderzoek kan hierover duidelijkheid geven. Het is zeer de moeite waard het pokerfenomeen de komende jaren nauwlettend te blijven volgen. Op basis van de vergelijking van de 3 groepen (recreatieve spelers, risicogroep poker en risicogroep gokken) kan worden geconcludeerd dat het spelen van (alleen) poker problemen kan veroorzaken, zonder dat dit gerelateerd is aan andere gok- of kansspelen. Op basis van de onderzoeksbevindingen kan een profielschets worden gegeven van een risicovolle pokeraar. Een risicovolle pokeraar: 1. is man; 2. speelt al langer poker (≥ 4 jaar); 3. speelt minstens 3 à 4 keer per week; 4. speelt voornamelijk op het internet; 5. speelt met hoge(re) inzetten; 6. speelt frequent cashgames (14 dagen per maand); 7. heeft een lage gedragscontrole; 8. speelt poker als afleiding en om negatieve emoties te verdringen; 9. staat minder stil bij mogelijke negatieve gevolgen van (te vaak) poker spelen. Het risicoprofiel gebruikt Tactus als preventieve boodschap voor recreatieve pokeraars; het zal worden meegenomen in voorlichtingen aan b.v. studenten en algemeen publiek. Een aantal tips ter voorkoming van problematisch pokeren: •
Stel jezelf een limiet, zowel wat betreft tijd als geld. Spreek af op welke momenten je speelt, hoe laat je naar huis gaat en bepaal van te voren hoeveel geld je maximaal wilt inzetten. Vooral bij het spelen op internet is het stellen van limieten belangrijk. Spelen via internet maakt dat je gemakkelijker de tijd uit het oog verliest, minder schaamte ervaart, geen sociale controle hebt van vrienden en minder zicht houdt op de waarde van het geld waarmee je speelt.
•
Neem af en toe een pauze om afstand te nemen van het spel.
•
Probeer niet je verlies terug te winnen. Spreek van tevoren af wat een acceptabel verlies is.
•
Speel niet onder invloed van alcohol of drugs.
•
Speel voor het plezier, niet om negatieve gevoelens te verdringen.
•
Wees alert op signalen die duiden op controleverlies. O.a. grenzen verleggen (met meer geld spelen, vaker spelen), het verlies terug willen winnen, afspraken vergeten, negatieve reacties vanuit de omgeving op je spelen.
•
Onderken het kanselement van poker. Denk niet dat je bij poker 100% controle hebt over het spel, je blijft altijd in een bepaalde mate afhankelijk van kans.
Het behendigheidselement van het pokerspel geeft mensen het gevoel dat ze controle over het spel hebben. Poker is echter een kansspel, omdat het naast het behendigheidselement een belangrijk kanselement bevat, zodat je als speler nooit echte controle over het spel zult krijgen. Sommige mensen raken de grip op het spel kwijt. Als het pokerspel het leven van de pokeraar gaat beheersen, dan wordt het spelen van poker problematisch. Dit kan zich uiten in minderwaardigheidsgevoelens of verwaarlozing van de sociale contacten, maar ook in geldproblemen of slecht slapen. Het is dan belangrijk tijdig hulp in te schakelen om de problemen niet (nog) verder uit de hand te laten lopen. Dit eerste verkennende onderzoek heeft aangetoond dat er een relatie bestaat tussen poker en problematisch gokken. Er zijn ook factoren aan te wijzen die hierbij een rol spelen. Een nadere verkenning van deze risicofactoren en het bepalen van de voorspellende waarde er van, zijn aanbevelingen voor vervolgonderzoek.
Referenties De Bruin, D.E., Meijerman, C.J.M., Leenders, F.R.J. & Braam, R.V. (2006). Verslingerd aan meer dan een spel. Een onderzoek naar de aard en omvang van kansspelproblematiek in Nederland. WODC Den Haag: Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum. Franssen, J., Koning, E. & Kolar, C. (2007). Het gezicht van poker. Onderzoek naar poker in Nederland. Den Haag: B&A Consulting bv. Novadic-Kentron (2007). Pokeronderzoek onder studenten van het MBO en HBO in Eindhoven. Eindhoven. Ouwehand, A.W., Kuijpers, W.G.T., Wisselink, D.J. & van Delden, E.B. (2007). Kerncijfers Verslavingszorg 2006. Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem. Houten: Stichting Informatie Voorziening Zorg. Paulen, M.W., van de Sande, J.H.W., & van Gestel, T. (2007). Poker in Nederland. De zoektocht naar het evenwicht tussen de klaarblijkelijke speelbehoefte en een passend legaal aanbod. Eindhoven: Stichting Nederlandse PokerBond.