Een Tekstevaluatieschema getest
Onderzoek naar de hanteerbaarheid, bruikbaarheid, betrouwbaarheid en validiteit van het Tekstevaluatieschema van Rodenburg & De Stadler ( 2001) op het onderdeel Tekst en Beeld
EPIDASA Project
Jos van Baal Radboud Universiteit Nijmegen Faculteit der Letteren Communicatie en Informatiewetenschappen
Begeleiders: Prof. Dr. C. J. M. Jansen en Prof. Dr. L. G. de Stadler Nijmegen, december 2005
1
Voorwoord
Dit onderzoek heb ik uitgevoerd in samenwerking met en onder begeleiding van prof. dr. C. J. M. Jansen en prof. dr. L.G. de Stadler in Nederland en Zuid-Afrika. Met dit onderzoek hoop ik een steentje bij te kunnen dragen aan het verbeteren van het Tekstevaluatieschema van Rodenburg en De Stadler ( 2001) voor het analyseren van Aidsvoorlichtingsteksten. Voor het uitvoeren van dit onderzoek heb ik de medewerking gekregen van een twintigtal tekstanalisten. Ik wil deze tekstanalisten langs deze weg dan ook hartelijk bedanken voor hun medewerking aan mijn onderzoek. Het voltooien van dit onderzoek en het schrijven van de daarbij behorende scriptie heeft letterlijk veel bloed, zweet en tranen gekost. Ik had mijn verblijf in Zuid-Afrika nooit willen missen maar als ik toen geweten had wat mij allemaal nog te wachten stond....... Dat deze scriptie uiteindelijk nog afgerond is, is niet alleen een prestatie van mijzelf maar ook de prestatie van een aantal mensen in mijn omgeving. Ik wil allereerst de heer Jansen bedanken voor zijn sturing tijdens het schrijven van mijn scriptie. De passie voor voetbal delen we allebei, de passie voor het doen van onderzoek is bij u toch iets groter gebleken dan bij mij. Daarnaast wil ik ook de heer De Stadler bedanken voor zijn adviezen en zijn gastvrijheid in Zuid-Afrika. Uiteraard wil ik ook mijn ouders en mijn broer bedanken voor hun (financiële) steun. Het wordt nu echt tijd om maar eens te gaan werken. Tot slot wil ik mijn vriendin Mascha bedanken voor alle weekenden dat ze mij in alle rust aan mijn scriptie liet werken. Zij was het ook die mij de broodnodige schop onder mijn kont gaf waardoor het uiteindelijk toch nog af is gekomen. En nu maar eens kijken wat ik met al die vrije tijd ga doen..............
2
Samenvatting ‘De term Aids staat voor Acquired Immune Deficiency Syndrome, ofwel Verworven Immuun Deficiëntie Syndroom. Aids wordt veroorzaakt door een virus: Hiv. Hiv staat voor Humaan Immunodeficiëntie Virus, ook wel aids-virus genoemd’(www.stopaidsnow.nl). Zuid-Afrika maakt deel uit van de Afrikaanse regio ten zuiden van de Sahara, waar eind 2000 maar liefst 25,3 miljoen van de wereldwijd in totaal 36,1 miljoen seropositieven leefden. Deze regio is daarmee de grootse Aids-haard ter wereld. Één van de oorzaken van de grote aantallen Hiv/Aids -gevallen in Zuid-Afrika is de gebrekkige kennis over Aids preventie. De Zuid-Afrikaanse Universiteiten van Pretoria, South Africa en Stellenbosch zijn een overeenkomst aangegaan met de Nederlandse Universiteiten van Tilburg, Nijmegen en Twente om de Hiv/Aids voorlichting door te lichten en te verbeteren. Dit alles gebeurt onder de titel EPIDASA1: ‘Improving the effectiveness of public information documents on Hiv/Aids in South Africa’. Dit onderzoek maakt deel uit van het EPIDASA project¹. In het kader van het EPIDASA project hebben Rodenburg & De Stadler (2001) een eerste versie van een Tekstevaluatieschema ontwikkeld. Dit Tekstevaluatieschema is bedoeld om aidsvoorlichtingsteksten grondig te kunnen analyseren. Rodenburg & De Stadler (2001) denken dat de omvang van hun schema een duidelijk probleem kan zijn. Zij vrezen dat een evaluator erg veel tijd nodig heeft om een tekst met behulp van hun schema te evalueren. Dit onderzoek heeft tot doel om de bruikbaarheid, hanteerbaarheid, betrouwbaarheid en validiteit van hun schema te achterhalen. Daarnaast wordt nagegaan hoe het schema eventueel kan worden aangepast. Binnen het huidige onderzoek is gewerkt met twee groepen tekstanalisten; een groep van tien Zuid-Afrikaanse tekstanalisten en een groep van tien Nederlandse tekstanalisten. Zij hebben allereerst het Tekstevaluatieschema van Rodenburg & DeStadler (2001) toegepast op een Aids-voorlichtingsfolder. Daarna hebben zij door middel van een semi-gestructureerd interview aangegeven waar de knelpunten zaten in het instrument van Rodenburg & DeStadler (2001). Tevens hebben de tekstanalisten in een focus-groep discussie aangegeven hoe het instrument eventueel verbeterd kan worden. Uit dit onderzoek is gebleken dat de
¹ EPIDASA staat voor improving Effectiveness of Public Information Documents on AIDS in South Afric
3
betrouwbaarheid van het instrument van Rodenburg & De Stadler (2001) acceptabel is. De hanteerbaarheid en de bruikbaarheid van het schema bleek echter niet voldoende. De oorzaak van de gebrekkige hanteerbaarheid en bruikbaarheid lag grotendeels aan de gebrekkige layout van het schema. Naar aanleiding van de uitkomsten uit de semi-gestuctureerde interviews en de focus-groep discussie in Zuid-Afrika en in Nederland, is een voorstel gedaan voor een verbeterd Tekstevaluatieschem op het gebied van Tekst en Beeld. In dit onderzoek is ook gekeken naar de culturele verschillen tussen de twee landen. Volgens een onderzoek van Hofstede (Hofstede, 2001) onder IBM medewerkers ligt één van de grootste verschillen tussen Zuid-Afrika en Nederland op het gebied van individualisme en collectivisme. In het onderzoek van Murray-Johnson et al. (2001) werd onderzocht of culturele verschillen binnen de doelgroep van invloed zijn op de effectiviteit van teksten met fear appeals waarin getracht werd in te spelen op een collectivistische dan wel individualistische oriëntatie van de lezer, scoorden de proefpersonen uit de USA collectivistischer dan de proefpersonen uit Taiwan. Aangezien deze score in strijd was met de verwachtingen op basis van het werk van Hofstede (2001), stelt Murray-Johnson et al. (2001) dat er betere meetinstrumenten moeten worden gebruikt om individualisme en collectivisme te meten. Net zoals in het onderzoek van Jansen et al. (2004) is die suggestie in dit onderzoek ook opgevolgd. De culturele achtergrond van de tekstanalisten wordt in dit onderzoek gemeten door twee meetinstrumenten, te weten de 16 zogenaamde scenariovragen van Triandis et al. (1998) en de 32 stellingen van Singelis et al. (1995). Deze twee meetinstrumenten zijn ontwikkeld om een goed onderscheid te kunnen maken tussen de dimensies individualisme en collectivisme. In dit onderzoek is niet aangetoond dat de nationaliteit van de tekstanalisten een rol speelt bij het werken met het instrument van Rodenburg & De Stadler (2001). Slechts bij 2 van de 37 vragen werd een significant verband aangetoond tussen de afkomst van de tekstanalisten en het gegeven antwoord. Wel bleken de Zuid-Afrikaanse tekstanalisten gemiddeld langer (104 minuten) nodig te hebben dan de Nederlandse tekstanalisten (74 minuten) om de vragen uit het instrument te beantwoorden. In hoeverre dit verschil te maken heeft met cultuurverschillen tussen de Zuid-Afrikaanse tekstanalisten en de Nederlandse tekstanalisten is niet duidelijk. Van de twee meetinistrumenten die in dit onderzoek gebruikt zijn om culturele dimensies te meten, bleken alleen de dimensies Verticaal Individualisme en Verticaal Collectivisme van het instrument van Singelis et al. (1995) betrouwbaar genoeg om mee te werken. Tussen de Zuid-Afrikaanse en Nederlandse tekstanalisten werd echter alleen een significant verschil gevonden op de dimensie Verticaal Collectivisme. De Zuid-Afrikaanse tekstanalisten bleken 4
minder Verticaal Collectivistisch dan de Nederlandse tekstanalisten. Zoals Jansen et al. (2004) ook al opmerkten, is vervolgonderzoek nodig om preciezere meetinstrumenten te ontwikkelen voor het meten van culturele oriëntatie. In vervolgonderzoek zou tevens geanalyseerd kunnen worden of de verbeteringen aan het instrument daadwerkelijk hebben geleid tot een verbetering van de hanteerbaarheid en bruikbaarheid.
5
Inhoudsopgave
1. Inleiding
8
1.1 Aids 1.1.1
8 Aids problematiek in Zuid-Afrika
1.2 Gevolgen
8 9
1.2.1
Demografische gevolgen
9
1.2.2
Economische gevolgen
9
1.3 Oorzaken
9
1.4 Kwalitatief onderzoek
12
1.5 Tekst en Beeld
13
1.6 Culturele achtergrond
14
1.7 Probleemstelling
18
1.8 Begripsoperationaliseringen
20
2. Methode
23
2.1 Materiaal
23
2.2 Opdracht aan de tekstanalisten
25
2.3 Tekstanalisten
25
2.4 Meetinstrumenten
28
2.5 Procedure
31
2.6 Verwerking van de antwoorden van de tekstanalisten
32
3. Resultaten
33
3.1 Betrouwbaarheid
33
3.2 Validiteit
39
3.3 Hanteerbaarheid
40
3.4 Bruikbaarheid
42
3.5 Nationaliteit
43
3.6 Verbeteringen Tekstevaluatieschema Rodenburg& De Stadler (2001) 46
6
4. Conclusie en discussie
49
4.1 Conclusie
49
4.2 Discussie
50
5. Aanbevelingen
52
Voorstel voor een mogelijk Evaluatieschema op het gebied van Tekst en Beeld
54
Bibliografie
57
Bijlagen
61
7
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aids ‘De term Aids staat voor Acquired Immune Deficiency Syndrome, ofwel Verworven Immuun Deficiëntie Syndroom. Aids wordt veroorzaakt door een virus: Hiv. Hiv staat voor Humaan Immunodeficiëntie Virus, ook wel aids-virus genoemd’(www.stopaidsnow.nl).
Het afweersysteem van de mens houdt normaal gesproken infecties tegen. Hiv breekt het afweersysteem af waardoor het lichaam vatbaar wordt voor allerlei infecties en bepaalde vormen van kanker, waartegen het anders wèl bestand zou zijn.
Aids is het eerst herkend in de Verenigde Staten, in 1981. Een bepaald type longontsteking dat normaal alleen voorkomt bij mensen met een verzwakte afweer, kwam ineens opvallend vaak voor bij jonge (homoseksuele) mannen, die vóór die tijd volkomen gezond waren. Ook werden in deze groep plotseling veel gevallen ontdekt van een bepaald soort huidkanker (Kaposi sarcoom). Deze zeldzame kanker kwam tot dat moment eigenlijk alleen bij oudere mannen voor. Het bleek om een nieuwe ziekte te gaan. De ziekte kreeg de naam Aids. (www. Aidsfonds.nl). Op 5 juni 1981 publiceerde de Amerikaanse Centers for Disease Control and Prevention een artikel over een nieuwe ziekte die voorkwam bij homoseksuele mannen. Dit artikel was de voorbode van de aidsepidemie zoals we die nu kennen en die het ergste is in Afrika. 1.1.1 Aids problematiek in Zuid-Afrika Zuid-Afrika maakt deel uit van de Afrikaanse regio ten zuiden van de Sahara, waar eind 2000 maar liefst 25,3 miljoen van de wereldwijd in totaal 36,1 miljoen seropositieven leefden. Deze regio is daarmee de grootse Aids-haard ter wereld. Het Zuidafrikaanse Medical Research Counsil heeft een schatting gemaakt van het percentage sterfgevallen onder volwassenen (1549 jaar) dat kan worden toegeschreven aan Aids of aan Aids-gerelateerde ziekten. Daaruit blijkt dat het percentage Aids-doden onder volwassenen sterk is gegroeid, van negen procent in de jaren 1995-1996 tot zo’n 40 procent in 2000-2001. Dat komt neer op een groei van 444 procent binnen vijf jaar tijd. Op grond van de schatting dat het aantal sterfgevallen als gevolg van Aids in Zuid-Afrika in 2000 tussen de 230 en 290 duizend zou belopen, wordt een groei tot 400 à 500 duizend in 2004 en tot 700 à 850 duizend in 2008 verwacht (www.demos.nl).
8
1.2 Gevolgen 1. 2.1 Demografische gevolgen Volgens de prognoses zal Zuid-Afrika in 2015 ongeveer 49,4 miljoen inwoners tellen. Zonder Aids zouden dit er naar schatting 60,9 miljoen zijn geweest. ‘Hiv/Aids zal weliswaar niet leiden tot een negatieve bevolkingsgroei, maar de gevolgen voor de omvang en groei van de bevolking zullen aanzienlijk zijn’. De ziekte heeft vooral z’n uitwerking op de levensverwachting en de vruchtbaarheid. ‘De levensverwachting is in Zuid-Afrika al gedaald van rond de 63 jaar in 1996 tot ongeveer 55 jaar in 1999 en zal naar verwachting verder dalen tot onder de 45 jaar in 2008’(Van Aardt et al, 1999). 1.2.2 Economische gevolgen De Aids-epidemie heeft grote gevolgen voor het economische leven van individuele ZuidAfrikanen alsmede voor de nationale economie van het land. De gevolgen zijn voelbaar op het vlak van vraag en aanbod van arbeid, de beschikbaarheid van geschoolde arbeidskrachten, de gezondheidszorg, huishoudens, productie en productiviteit. Aangezien Aids (nog) niet te genezen is, is het dus van het grootste belang dat de overdracht van het Hiv-virus zoveel mogelijk voorkomen wordt. 1.3 Oorzaken Één van de oorzaken van de grote aantallen Hiv/Aids -gevallen in Zuid-Afrika is de gebrekkige kennis over Aids preventie. Uit onderzoek in 1998 bleek dat ongeveer 20 procent van de mensen van mening was dat een goed dieet voldoende was om Aids te voorkomen; 24 procent dacht dat het Aids-virus voorkomen kon worden door openbare toiletten te mijden en 38 procent was van mening dat het voorkomen van muggenbeten bescherming bood tegen Hiv-infectie. Hieruit blijkt dat voor de preventie van Hiv/Aids goed voorlichtingsmateriaal van groot belang is. In Zuid-Afrika houden meer dan 600 verschillende instanties zich bezig met het ontwikkelen en verspreiden van voorlichtingsmateriaal. Swanepoel (2003) schrijft dat de ruim 600 organisaties die los van de regering campagnes zijn begonnen tegen Aids wel enige successen hebben behaald, maar over het algemeen zijn de resultaten beneden verwachting.
9
Een cruciaal probleem hierbij is het feit dat er nauwelijks systematische en wetenschappelijk verantwoorde pogingen zijn gedaan om de effecten van de huidige campagnes en programma’s te evalueren (Kelly 2000; 2001). Er is nauwelijks wetenschappelijk onderzoek verricht dat zich heeft gericht op de vraag wat voor effecten de preventiecampagnes hebben gehad op de Zuid Afrikaanse bevolking. ‘De afwezigheid van literatuur over de evaluatie van campagne materiaal (zoals brochures, pamfletten, posters, advertenties etc.) duidt op een verontachtzaming van dit zeer belangrijke onderdeel van de communicatie strategie achter de campagnes’ (Kelly 2000; 2001). Juist in een land als Zuid- Afrika, waar zowel de overheidsals de private organisaties over beperkte middelen beschikken, is het van groot belang dat men die beperkte middelen effectief inzet. Daarom is het zo belangrijk dat de effectiviteit van het bestaande Hiv/Aids voorlichtingsmateriaal op een wetenschappelijke wijze wordt onderzocht. Swanepoel (2003) schrijft dat er tot op dit moment slechts op beperkte schaal onderzoeken gedaan zijn naar de evaluatie van het bestaande Hiv/Aids voorlichtingsmateriaal. Bij geen van deze onderzoeken is echter ingegaan op de vraag of de Hiv-Aids voorlichtingsteksten die in voorlichtingscampagnes worden gebruikt, wel effectief zijn. Hierbij gaat het meer specifiek om de onderwerpen van de teksten, voor welke doelgroep(en) de tekst bestemd is, wat voor soort voorlichtingsactiviteiten er plaats vonden, met welke doelstelling de voorlichtingsteksten zijn geschreven, onder welke omstandigheden de voorlichtingsteksten geschreven zijn en waarom (of waarom niet).
Het belang van effectieve voorlichting om het Hiv/Aids probleem in Zuid-Afrika te bestrijden wordt benadrukt door het feit dat er geen medicijn bestaat ter genezing van het Hiv-virus. Wel zijn er tegenwoordig Aids remmers te verkrijgen die de ontwikkeling van Hiv tegenhouden. De Zuid-Afrikaanse regering van president Thabo Mbeki twijfelde echter lang aan de werkzaamheid van deze Aidsremmers. Dezelfde president Mbeki weigerde tot voor kort toe te geven dat Hiv zou leiden tot Aids. Inmiddels lijkt de regering van Mbeki gezwicht voor de massale roep om goedkope geneesmiddelen en is er een programma opgesteld dat moet zorgen dat in 2008 een miljoen Aids-patiënten de beschikking hebben over Aidsremmers. Dit lijkt een stap in de goede richting, maar zolang er geen echte medische oplossing is, blijft goede voorlichting een belangrijk wapen om de verdere verspreiding van het Hiv-virus tegen te gaan.
10
In deze context zijn de Zuid-Afrikaanse Universiteiten van Pretoria, South Africa en Stellenbosch een overeenkomst aangegaan met de Nederlandse Universiteiten van Tilburg, Nijmegen en Twente om de Hiv/Aids voorlichting door te lichten en te verbeteren. Dit alles gebeurt onder de titel EPIDASA¹: ‘Improving the effectiveness of public information documents on Hiv/Aids in South Africa’. Dit onderzoek maakt deel uit van het EPIDASA project¹. In het kader van het EPIDASA project hebben Rodenburg& De Stadler (2001) een eerste versie van een Tekstevaluatieschema ontwikkeld. Dit Tekstevaluatieschema is bedoeld om aidsvoorlichtingsteksten grondig te kunnen analyseren. Op basis daarvan zouden aanbevelingen gedaan kunnen worden over de effectiviteit en de kwaliteit van aidsvoorlichtingsteksten. Het Tekstevaluatieschema van Rodenburg & De Stadler (2001) is een voorbeeld van een tekstgerichte methode om de kwaliteit van teksten te evalueren. Schriver (1998) onderscheidt tekstgerichte methodes, expertgerichte methodes en lezersgerichte methodes. Dat onderscheid is gebaseerd op degene die informatie ter verbetering van de concepttekst aandraagt. •
Tekstgerichte methodes zijn erop gericht om een persoon (of soms een computer) een tekst te laten beoordelen op de aanwezigheid van een aantal tekstkenmerken. Voorbeelden van tekstgerichte evaluatiemethodes zijn leesbaarheidsformules, computer-gestuurde stijl-analyse programma’s en checklists.
•
Lezersgerichte methodes zijn erop gericht om feedback te krijgen van een representatief deel van de doelgroep. Voorbeelden hiervan zijn surveys, plus-min methode en user edits.
•
Expertgerichte methodes worden uitgevoerd door personen met een grote kennis van tekstanalyse. Voorbeelden hiervan zijn focus-groups, peer reviews, editorial reviews en external reviews gehouden met behulp van experts.
¹ EPIDASA staat voor improving Effectiveness of Public Information Documents on AIDS in South Africa
11
Schriver (1989) geeft de voorkeur aan lezersgerichte methodes boven tekstgerichte methodes, omdat de eerste betere informatie geven over de reacties van lezers en over de ‘globale’aspecten van de kwaliteit van teksten. Het belang van lezersgerichte methodes moet echter niet worden overschat. Lentz en Pander Maat (1992) schrijven in dit verband dat ‘lezers over het algemeen niet in staat zijn om alle tekortkomingen van een tekst op te sporen’. De gemiddelde lezer komt metalinguïstisch te kort om een hoge kwaliteit van feedback te geven. Dit betekent dat ze niet het vermogen hebben om op een abstracte manier over taal na te denken. Dit onderzoek betreft een combinatie van een tekstgerichte en een expertgerichte methode van tekstevaluatie. De tekstanalisten die mee hebben gewerkt aan dit onderzoek, kregen eerst een gedeelte van de vragenlijst van Rodenburg & De Stadler (2001) en hebben deze geanalyseerd met behulp van een Hiv/Aids voorlichtingsbrochure. Daarna volgden interviews en focus-groep discussies. Zoals al eerder gezegd, hebben Rodenburg & De Stadler (2001) een eerste versie van een Tekstevaluatieschema ontwikkeld. Er is nog geen empirisch onderzoek gedaan naar de bruikbaarheid van hun schema. Rodenburg & De Stadler (2001) denken dat de omvang van hun schema een probleem kan zijn. Zij vrezen dat een evaluator erg veel tijd nodig heeft om een tekst met behulp van hun schema te evalueren. Wat de werkelijke tijdsduur bij het werken met het schema is, en wat de mening is van de uiteindelijke gebruikers over het instrument, is echter niet duidelijk. Dit onderzoek heeft tot doel om daar enig inzicht in te krijgen. Daarnaast wordt nagegaan hoe het schema moet worden aangepast om er een bruikbaar instrument van te maken. Het achterhalen van de meningen van de deelnemende tekstanalisten over het Tekstevaluatieschema van Rodenburg & De Stadler (2001) gebeurt door middel van halfopen interviews en focus-groep discussies. Deze onderzoeksmethoden passen het beste binnen een kwalitatieve manier van dataverzameling.
1.4 Kwalitatief onderzoek
Dit onderzoek betreft een kwalitatieve analyse van het onderdeel Tekst en Beeld uit het Tekstevaluatieschema van Rodenburg & De Stadler (2001). Het complete Tekstevaluatieschema bevat tien verschillende onderdelen en is zo omvattend dat het niet haalbaar is om binnen dit onderzoek de mening te achterhalen van de uiteindelijke gebruikers over alle onderdelen van het Tekstevaluatieschema van Rodenburg & De Stadler (2001). Dit onderzoek betreft een zogenaamd kwalitatief onderzoek dat is uitgevoerd met behulp van
12
twintig tekstanalisten die problemen in het instrument van Rodenburg & De Stadler (2001) hebben opgespoord. Baarda et al. (2000, pp. 283) omschrijven kwalitatief onderzoek als: ‘onderzoek waarbij je overwegend gebruik maakt van gegevens van kwalitatieve aard (beschrijvend) en dat als doel heeft onderzoeksproblemen in of van situaties, gebeurtenissen en personen te beschrijven en te interpreteren’. Er wordt onderzoek gedaan naar de aard, waarde en eigenschappen van de verschijnselen. Dit gebeurt door een ongestructureerde manier van dataverzameling, bijvoorbeeld door middel van een vragenlijst met open vragen en een semi-gestructureerd interview. Baarda et al. (2000) noemen kwalitatief onderzoek verder ‘uitermate geschikt als het een gevoelig onderwerp betreft’ en ‘wanneer het doel is om de beleving of betekenisverlening van de betrokkenen te achterhalen’. Hiermee wordt bedoeld de manier waarop de betrokkene zelf, persoonlijk aankijkt tegen de dingen en die dingen ervaart. Het doel van dit onderzoek is om de meningen van mogelijke gebruikers over het schema te achterhalen en uiteindelijk het schema zo aan te passen dat een bruikbaar instrument ontstaat. Binnen dit onderzoek is gebruik gemaakt van een vragenlijst met open vragen en zijn er tevens semi-gestructureerde interviews afgenomen. Door deze manier van dataverzameling kan dit onderzoek worden beschouwd als een kwalitatief onderzoek.
1.5 Tekst en Beeld
De evaluatie van tekst in combinatie met beelden is bijzonder gecompliceerd. Beelden kunnen heel veelzeggend zijn, maar kunnen de plank ook volledig misslaan. Smelik (1999) schrijft dat in de meeste gevallen de aandacht van de lezer uitgaat naar de afbeelding in plaats van naar de tekst. Daartoe behoort ook de eventuele tekst binnen een afbeelding. Hierbij valt te denken aan de stripwolkjes in een stripverhaal. Daarnaast worden ook de kop of ondertitel van een tekst bij de eerste oogopslag meegenomen. Hierdoor wordt de aanvankelijke indruk van het totaalbeeld getoetst en wordt de eerste betekenis aangevuld met andere betekenissen (Smelik,1999). Deze voorbeelden geven het belang weer van een zorgvuldig gebruik van beelden in voorlichtingsteksten. Dit geldt met name bij aidsteksten omdat Aids voor veel mensen nog steeds een gevoelig onderwerp is. Zuid-Afrika is een land waar in vergelijking met Nederland veel waarde wordt gehecht aan traditie en religie. Zo voelt meer dan driekwart van de ZuidAfrikanen zich verbonden met het Christendom (http://www.zuid-afrika.nl). Bepaalde afbeeldingen zijn wellicht in Zuid-Afrikaanse aidsvoorlichtingsteksten te expliciet en aanstootgevend voor bepaalde bevolkingsgroepen of voor bepaalde leeftijdsgroepen. 13
Binnen dit onderzoek is daarom gewerkt met twee groepen tekstanalisten, te weten een groep Zuid-Afrikaanse tekstanalisten en een groep Nederlandse tekstanalisten. Het doel is om na te gaan of de tekstanalisten met een verschillende culturele achtergrond verschillende antwoorden geven tijdens het werken met de vragenlijst, tijdens het interview en de focusgroep discussie.
1.6 Culturele achtergrond
Veel HIV/Aids-voorlichtingsbrochures zijn gericht op één cultuur. Hofstede (1991) omschrijft cultuur als een vorm van collectieve mentale programmering. Hij is één van de meest geciteerde auteurs op het gebied van cultuur. Hofstede (1991) verbindt de volgende definitie aan cultuur: “de collectieve mentale programmering die de leden van één groep of categorie mensen onderscheidt van die andere” (Hofstede, 1991, pp.16). Met mentale programmering worden de patronen van denken, voelen en potentieel handelen bedoeld die in de loop van iemands leven zijn aangeleerd. De definitie van Hofstede (1991) wordt visueel weergegeven in Figuur 1. In dit diagram, het zogenaamde Ui-diagram, worden verschillende begrippen genoemd, te weten symbolen, helden, rituelen en waarden. Symbolen zijn waarden, gebaren, afbeeldingen of voorwerpen met een betekenis die alleen wordt begrepen door de leden van de cultuur. Helden zijn personen die, dood of levend, echt of fictief met eigenschappen die in een cultuur hoog in aanzien staan. Rituelen zijn collectieve activiteiten die binnen een cultuur als sociaal essentieel worden beschouwd. Deze begrippen vormen ieder een laag, waardoor het idee van een ui ontstaat, waarvan alle lagen één voor één afgepeld kunnen worden. Tot slot zijn er binnen het Ui-diagram zogenaamde waarden. Waarden zijn een collectieve neiging om een bepaald gedrag van zaken te verkiezen boven andere (Hofstede, 1991).
Figuur 1: Het Ui-diagram van Hofstede
14
Culturele achtergrond tekstanalisten Volgens het onderzoek van Hofstede (Hofstede, 1991) ligt één van de grootste verschillen tussen Zuid-Afrikaanse medewerkers van IBM en Nederlandse medewerkers van IBM op het gebied van individualisme en collectivisme. Volgens Hofstede (Hofstede, 1991) staat Individualisme voor ‘een samenleving waarin de onderlinge banden tussen individuen los zijn: iedereen wordt geacht uitsluitend voor zichzelf te zorgen of voor zijn of haar naaste familie’. Collectivisme staat volgens Hofstede (Hofstede, 1991) voor ‘een samenleving waarin mensen vanaf hun geboorte opgenomen zijn in sterke, hechte groepen die hun levenslang bescherming bieden in ruil voor onvoorwaardelijke loyaliteit’. Uit het onderzoek van Hofstede (1991) bleek dat Nederlanders (80) hoger op de door hem ontwikkelde Individualisme- index scoorden dan Zuid-Afrikanen (65). Nederlanders zijn dus volgens die index individualistischer dan Zuid-Afrikanen. Bij het ontwikkelen en uitvoeren van campagnes voor Hiv/Aids voorlichting moet daar, zo lijkt het, rekening mee gehouden worden. Zo is een voor de hand liggende conclusie dat er in een Zuid-Afrikaanse folder bijvoorbeeld beter ingespeeld kan worden op de gevolgen voor de familie wanneer een familielid wordt besmet met Hiv dan wanneer er wordt ingespeeld op de gevolgen voor het individu. Er zijn echter belangrijke kanttekeningen te maken bij het onderzoek van Hofstede (1991). Allereerst baseert hij zijn conclusies op gegevens die hij 35 jaar geleden heeft verzameld in een survey-onderzoek onder IBM medewerkers. Jansen (1999) merkt op dat er in het onderzoek van Hofstede (1991) sprake is van een representativiteitsprobleem. Het is maar de vraag of medewerkers van IBM in de onderzochte landen een goede afspiegeling vormen van een complete bevolkingsgroep. Voorts schrijft Jansen (1999) dat Hofstede (1991) voorbij gaat aan ‘de grote cultuurverschillen die er in veel landen te constateren zijn tussen groepen van verschillende etnische afkomst, die één en dezelfde nationaliteit bezitten’. Dit geldt ook voor Zuid-Afrika, dat Hofstede (1991) behandelt als een land met één cultuur terwijl het in werkelijkheid een land is met een grote diversiteit aan bevolkingsgroepen en culturen. Het onderzoek van Jansen et al. (2004) onder Zuid-Afrikaanse, Nederlandse en Spaanse studenten naar het effect van Fear Appeals in Hiv/Aids voorlichting suggereert dat er binnen ZuidAfrikaanse groepen wel degelijk cultuurverschillen zijn. Jansen et al. (2004) hebben de ZuidAfrikaanse deelnemers onderverdeeld in blanken, kleurlingen en zwarten. Van de ZuidAfrikaanse deelnemers scoorden de groep zwarte Zuid-Afrikanen het meest collectivistisch en scoorden de groep blanke en de groep gekleurde Zuid-Afrikanen het meest individualistisch. Een kanttekening die hierbij gemaakt moet worden is dat de verschillende meetinstrumenten 15
om cultuurvariabelen te meten een twijfelachtige validiteit of een lage betrouwbaarheid hadden. Jansen et al. (2004) stellen dan ook vervolgonderzoek voor naar verdere ontwikkeling van betrouwbare en valide metingen voor culturele oriëntatie.
Horizontaal en Verticaal Individualisme en Collectivisme In een onderzoek van Murray- Johnson et al. (2001) waarin onderzocht werd of culturele verschillen binnen de doelgroep van invloed zijn op de effectiviteit van teksten met Fear Appeals waarin getracht werd in te spelen op een collectivistische dan wel individualistische oriëntatie van de lezer, bleek dat de proefpersonen uit de USA collectivistischer scoorden dan de proefpersonen uit Taiwan. Aangezien deze score in strijd was met de verwachtingen van Murray- Johnson et al. (2001) op basis van het werk van Hofstede (1991), volgens wie de USA veel hoger (91) scoort op de individualisme-index dan Taiwan (17), stelt MurrayJohnson et al. (2001) dat er betere meetinstrumenten moeten worden gebruikt om individualisme en collectivisme te meten. Volgens Murray-Johnson et al. (2001) is de vragenlijst van Triandis et al. (1998) in dit kader een goede optie. Jansen et al. (2004) hebben die suggestie opgevolgd en de16 zogenaamde scenariovragen van Triandis et al. (1998), die Horizontaal en Verticaal Individualisme en Collectivisme meten, toegevoegd. Daarnaast hebben Jansen et al. (2004) nog een meetinstrument gebruikt om Horizontaal en Verticaal Individualisme en Collectivisme te meten. Het betreft 32 stellingen van Singelis et al. (1995). In het onderzoek van Jansen et al. (2004) bleek de betrouwbaarheid van het instrument van Triandis et al. (1998) erg laag te zijn. De 32 stellingen van Singelis et al. (1995) bleken betrouwbaarder, maar de uitkomsten waren niet zoals verwacht. In het onderzoek van Jansen et al. (2004) onder Nederlandse, Spaanse en Zuid-Afrikaanse studenten bleken de Spaanse deelnemers het meest collectivistisch te zijn, gevolgd door de Nederlandse deelnemers en de Zuid-Afrikaanse deelnemers bleken het minst collectivistisch te zijn. Deze score is niet in overeenstemming met de individualisme-collectivisme index van Hofstede (1991). Op die index scoort Nederland (plaats 4/5) het meest individualistisch, gevolgd door Zuid-Afrika (plaats 16) en daarna Spanje (plaats 20) dat het minst individualistisch scoort. Daarnaast hebben Jansen et al. (2004) in hun onderzoek de groep Zuid-Afrikaanse deelnemers nog onderverdeeld in blanken, kleurlingen en zwarten. Van de groep Zuid-Afrikaanse deelnemers werd verwacht dat de blanke deelnemers het meest individualistisch zouden scoren, gevolgd door de kleurlingen. Van de zwarte deelnemers werd verwacht dat zij het meest collectivistisch zouden scoren. Uit het onderzoek van Jansen et al. (2004) bleek echter dat de drie verschillende groepen niet significant van elkaar verschilden. 16
In het huidige onderzoek zijn, net als in Jansen et al. (2004), de 16 scenariovragen van Triandis et al. (1998) en de 32 stellingen van Singelis et al. (1995) gebruikt voor het meten van Horizontaal en Verticaal Individualisme en Collectivisme. Een verdere uitleg over de twee meetinstrumenten is te vinden in § 2.1.4.
17
1.7 Probleemstelling
De centrale onderzoeksvraag in dit onderzoek luidt:
In hoeverre voldoet het Tekstevaluatieschema van Rodenburg & De Stadler ( 2001), en dan in het bijzonder de afdeling ‘Tekst en Beeld’, aan de eisen van hanteerbaarheid, bruikbaarheid, betrouwbaarheid, validiteit wanneer dat schema wordt toegepast op voorlichtingsteksten over Hiv/Aids door analisten met een verschillende culturele achtergrond?
De deelvragen in dit onderzoek luiden: 1 Hoe betrouwbaar is het schema op het gebied van tekst en beeld? •
In hoeverre komen de verschillende beoordelaars tot vergelijkbare oordelen op het gebied van tekst en beeld?
2 Hoe valide is het tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld? •
Wat is de inhoudsvaliditeit van het tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld?
•
Wat is de constructvaliditeit van het tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld?
3 Hoe hanteerbaar is het schema op het gebied van tekst en beeld? •
Hoeveel tijd kost het gebruik van het schema?
•
Waar liggen de knelpunten bij het gebruik van het schema?
4 Hoe bruikbaar is het schema op het gebied van tekst en beeld? •
Leveren de antwoorden van de tekstanalisten resultaten op die kunnen leiden tot concrete verbeteringen van de beoordeelde tekst?
5 In hoeverre speelt de nationaliteit van de tekstanalisten een rol bij het werken met het schema, tijdens het interview en de focus-groep discussie? •
In hoeverre verschillen de scores van Zuid-Afrikaanse en Nederlandse tekstanalisten op de dimensie horizontaal en verticaal individualisme en collectivisme?
18
•
In hoeverre spelen verschillen in de scores op deze dimensies een rol in het werken met het schema?
19
1.8 Begripsoperationaliseringen
Betrouwbaarheid: Baarda en De Goede (1995) omschrijven betrouwbaarheid als: ‘de mate waarin een meting onafhankelijk is van toeval’. In dit onderzoek wordt nagegaan in hoeverre de antwoorden van de tekstanalisten op de vragen uit het instrument van Rodenburg & De Stadler (2001) met elkaar overeen komen.
Validiteit: Het Tekstevaluatieschema van Rodenburg & De Stadler (2001) moet meten wat de onderzoeker daadwerkelijk wil meten: de kwaliteit van de Hiv/Aids voorlichtingsfolder op het gebied van tekst en beeld (Steehouder& Jansen, 1997, pp.243,).
Inhoudsvaliditeit: Van inhoudsvaliditeit is sprake als alle aspecten van een begrip goed zijn gemeten (Korzilius, 2000). In dit onderzoek gaat het erom dat alle aspecten die behoren bij tekstkwaliteit gemeten zijn. Meten de vragen uit het instrument van Rodenburg & De Stadler (2001) op het gebied van Tekst en Beeld daadwerkelijk alle relevante aspecten van het begrip tekstkwaliteit?
Construct validiteit: Constructvaliditeit kenmerkt Swanborn (1987, pp. 189-190) als ‘een validiteit die bekijkt wat een score op een item precies betekent’. De constructvaliditeit in dit onderzoek kan worden bepaald door te controleren of het theoretisch concept ‘tekstkwaliteit’ in het schema van Rodenburg & De Stadler goed is geoperationaliseerd. Dat betekent dat het theoretisch concept ‘tekstkwaliteit’ moet worden geanalyseerd en dat vervolgens moet worden bepaald of dat concept wordt gemeten als het onderdeel Tekst en Beeld van het instrument wordt gebruikt.
Hanteerbaarheid:
20
Een tekstevaluatieschema is alleen hanteerbaar als het niet teveel tijd kost en de resultaten snel beschikbaar zijn. Ook de kosten moeten redelijk blijven. Het aantal proefpersonen en de kosten voor het uitvoeren van het onderzoek moeten in een zinnige verhouding staan tot de kosten van het project als geheel (Steehouder& Jansen, 1997). Tijdens het toepassen van het instrument van Rodenburg & De Stadler (2001) op de Hiv/ Aids voorlichtingsfolder wordt de tekstanalisten daarom gevraagd bij te houden hoe lang zij doen over het werken met het instrument.
Bruikbaarheid: Bij tekstevaluatie die gericht is op mogelijke problemen in de tekst moet op basis van de resultaten een nieuwe versie van de tekst gemaakt kunnen worden. De resultaten moeten dus te vertalen zijn in aanwijzingen voor de revisie. Het is niet voldoende om te weten dat er problemen zijn, maar er moet ook duidelijk worden wat die problemen precies zijn, waardoor ze veroorzaakt worden en hoe ze eventueel voorkomen kunnen worden. Ook moet duidelijk zijn hoe ernstig de problemen zijn; bij de revisie kunnen dan prioriteiten gesteld worden (Steehouder & Jansen, 1997). In dit onderzoek wordt de bruikbaarheid van het instrument van Rodenburg & De Stadler (2001) beoordeeld door de tekstanalisten. Zij passen het instrument toe op een Hiv/ Aids voorlichtingsfolder. Naar aanleiding van het werken met het instrument van Rodenburg & De Stadler (2001) moeten de tekstanalisten een oordeel kunnen geven over de kwaliteit van de folder om het Tekstevaluatieschema een bruikbaar instrument te laten zijn.
Cultuur: In de literatuur zijn veel definities te vinden van het begrip cultuur. Koeleman (1997, pp. 61) omschrijft cultuur als: ‘de gemeenschappelijke waarden en normen van een groep mensen en hun daaruitvloeiende manieren van doen’. Vossenstein (2003, pp. 27) omschrijft cultuur als: ‘een samenhangend geheel van meer of minder bewuste denkbeelden en technieken dat een groep mensen over langere tijd dient als richtlijn en instrument om te leven en overleven’. In dit onderzoek hanteer ik echter de veelgebruikte omschrijving van Hofstede (1991). Hij omschrijft cultuur als´de collectieve mentale programmering die de leden van één groep of categorie mensen onderscheidt van die van andere’ (Hofstede, 1991). ‘Met mentale programmering worden de patronen van denken, voelen en potentieel handelen bedoeld die in de loop van iemands leven zijn aangeleerd’. Zoals al eerder vermeld in § 1.5 zijn er kanttekeningen te plaatsen bij het feit dat Hofstede (1991) Zuid-Afrika behandelt als één land 21
met één cultuur. Het onderzoek van Jansen et.al. (2004) suggereert dat er binnen ZuidAfrikaanse groepen wel degelijk cultuurverschillen zijn. Net als in Jansen et al. (2004) wordt in dit onderzoek de culturele achtergrond van de tekstanalisten gemeten door twee meetinstrumenten, te weten de 16 zogenaamde scenariovragen van Triandis et al. (1998) en de 32 stellingen van Singelis et al. (1995). Deze twee meetinstrumenten zijn in het onderzoek van Jansen et.al. (2004) ook gebruikt om Horizontaal en Verticaal Individualisme en Collectivisme te meten. Volgens Singelis et al. (1995) wordt door het toevoegen van Horizontale en Verticale dimensies in Individualisme en Collectivisme een beter beeld verkregen van de manier waarop individuen en samenlevingen ongelijkheid tussen mensen waarnemen en accepteren. De methode van Singelis et al. (1995) en de methode van Triandis et al. (1998) zijn bedoeld om de onderzoeker in staat te stellen om een goed onderscheid te kunnen maken tussen de dimensies individualisme en collectivisme. Voor een beschrijving van de twee meetinstrumenten, zie § 2.1.4.
22
Hoofdstuk 2 Methode
2. 1 Materiaal Folder Om na te kijken of het Tekstevaluatieschema van Rodenburg & De Stadler (2001) aan de eisen van hanteerbaarheid, bruikbaarheid, betrouwbaarheid en validiteit voldoet, moet het in de praktijk getest worden. In dit onderzoek is ervoor gekozen om een aantal tekstanalisten met een verschillende culturele achtergrond een Hiv/Aids- voorlichtingsfolder te laten analyseren met behulp van het Tekstevaluatieschema, en zo inzicht te krijgen in de waarde van dit instrument in de praktijk. De folder die door de tekstanalisten is gebruikt is de folder ‘AIDS in our community’. Deze folder is onderdeel van de zogenaamde Soul City campagne. In Zuid-Afrika zijn er ruim zeshonderd organisaties die los van de regering campagnes zijn begonnen tegen Aids en Soul City is er daar één van. Soul City is een gezondheidsorganisatie die eind jaren negentig is opgericht door een aantal artsen en maatschappelijk werkers om de Hiv/Aids problematiek aan te pakken. Soul City is in enkele jaren uitgegroeid tot één van de grootste organisaties op Hiv/Aids voorlichtingsgebied en behelst naast een serie voorlichtingsfolders ook een gelijknamige radio en tv-serie. De radio-en televisieserie hebben tot doel om een grote groep mensen te bereiken en ze bewust te maken van de gevaren van onveilige seks. De voorlichtingsfolders dienen ter ondersteuning van de radio- en televisieserie. De radio- en televisieserie van Soul City wordt in bijna alle Sub-Sahara-landen van het Afrikaanse continent uitgezonden en vormt in de townships van Zuid-Afrika een breed omarmd symbool van hoop (Bouman, 2004). De folder ‘AIDS in our community’die in dit onderzoek is gebruikt is een kleurenfolder en telt zo’n 34 pagina’s. De folder is afkomstig van een campagne uit 1996 en werd gebruikt ter ondersteuning van de gelijknamige tv-serie. De folder ‘AIDS in our community’ was destijds in vijf talen te verkrijgen, te weten: Zulu, Xhosa, Sotho, Afrikaans en Engels. Op dit moment is de folder alleen nog maar in het Engels te verkrijgen. Binnen dit onderzoek is gewerkt met de Engelse en Afrikaanse versie van de folder. De Zuid-Afrikaanse tekstanalisten hebben in dit onderzoek gewerkt met de Afrikaanse versie van de folder. De Afrikaanstalige versie was getiteld ‘VIGS in ons gemeenskap’. De
23
Nederlandse tekstanalisten hebben gewerkt met de Engelstalige versie van de folder, getiteld ‘AIDS in our community’. De Afrikaanse folder ‘VIGS in ons gemeenskap’ en de Engelse folder ‘AIDS in our community’ zijn qua inhoud identiek. Onderdeel Tekstevaluatieschema Ieder onderdeel uit het Tekstevaluatieschema van Rodenburg & De Stadler (2001) is opgebouwd uit verschillende items. De vragen uit het onderdeel Tekst en Beeld bestaan (meestal) uit twee delen: een analysevraag (aangeduid met de letter A) en een evaluatievraag (aangeduid met de letter E). Soms is de E-vraag weggelaten omdat het voor zich spreekt op basis van het antwoord op de analysevraag ( de vraag aangeduid met de letter A). Een voorbeeldvraag uit het Tekstevaluatieschema van Rodenburg & De Stadler (2001): 36A Worden er verschillende typen afbeeldingen gebruikt? 36E Indien dat het geval is, ziet u dit dan als een probleem? Indien dit niet het geval is, is het geslaagd? Waarom/waarom niet?
Het Tekstevaluatieschema van Rodenburg & De Stadler (2001) bevat de onderstaande onderdelen: 1
Bron
2
Doelgroep
3
Inhoud
4
Doel van de tekst
5
Waarde-appèl
6
Overredingsmechanismen
7
Taalgebruik en Stijl
8
Tekststructuur
9
Tekst en beeld
10 Lay-out Gezien de omvang van het Tekstevaluatieschema van Rodenburg & De Stadler (2001) is, zoals al eerder gezegd, besloten om de tekstanalisten in dit onderzoek de folder alleen op het onderdeel Tekst en Beeld te laten testen. Het onderdeel Tekst en Beeld van de vragenlijst bevat 37 vragen, opgedeeld in 5 categorieën. De eerste 13 vragen zijn open vragen. Deze vragen gaan allemaal in op mogelijke problemen die kunnen ontstaan bij het gebruik van beelden in Aidsteksten. Bij de vragen 14 t/m 18 dient één antwoordmogelijkheid gekozen te
24
worden. Deze vragen gaan over de verhouding tussen beelden en tekst in de folder. Bij de vragen 19 t/m 26 dienen één of meerdere antwoorden gegeven te worden Deze vragen gaan over de verschillende functies die de afbeeldingen kunnen hebben. Bij de vragen 27 t/m 31 kunnen wederom één of meerdere antwoorden gegeven worden en bij dit onderdeel gaat het om de interactie tussen tekst en beeld. De vragen 32 t/m 37 zijn open vragen en gaan over combinaties van beelden. Als het ene beeld een andere functie of stijl heeft of van een verschillend type is dan het andere beeld, kan dit voor een te groot contrast zorgen. Dit contrast kan als negatief ervaren worden door de doelgroep. Bij alle 37 vragen dient een motivatie gegeven te worden. Dit staat in de vragenlijst steeds vermeld als ‘E’vraag. Deze ‘E’ vraag staat altijd direct onder de vraag waarop deze betrekking heeft.
2.2 Opdracht aan de tekstanalisten
De Zuid-Afrikaanse tekstanalisten kregen de Afrikaanse folder’ VIGS in ons gemeenskap’ en de Afrikaanse versie van het instrument van Rodenburg & De Stadler (2001) mee naar huis. De Nederlandse tekstanalisten kregen de Engelse folder ‘Aids in our Community’en de Nederlandstalige versie van het instrument van Rodenburg & De Stadler (2001) mee naar huis. De opdracht was om over de folder, de vragen te beantwoorden uit het instrument van Rodenburg & De Stadler (2001). De tekstanalisten moesten bijhouden hoeveel tijd ze hiermee kwijt waren. Voor deze opdracht kregen ze ongeveer een week de tijd. Na het werken met het instrument volgde een individueel interview om mogelijke problemen met het werken met het instrument te inventariseren. Nadat alle individuele interviews waren gehouden, volgde een focus-groep discussie waar mogelijke verbeteringen in het schema van Rodenburg & De Stadler (2001) besproken werden. 2.3 Tekstanalisten Het ging er bij dit onderzoek om dat de tekstanalisten problemen zouden opsporen in het onderdeel Tekst en Beeld van het Tekstevaluatieschema van Rodenburg & De Stadler (2001). Als een test tot doel heeft problemen op te sporen, is het belangrijkste criterium: hoeveel procent van de echte problemen komt aan het licht bij welk aantal proefpersonen? Oftewel: hoeveel tekstanalisten zijn er nodig voor dit onderzoek? Op grond van de beschikbare literatuur (Steehouder & Jansen,1997) mag worden aangenomen dat bij een enigszins
25
homogene groep tekstanalisten een aantal van vijf tot tien tekstanalisten voldoende is om 80 tot 90 procent van de mogelijke problemen in het Tekstevaluatieschema van Rodenburg & De Stadler (2001) op het spoor te komen (Steehouder et al.,1997). De twee groepen tekstanalisten in dit onderzoek zijn homogeen te noemen. Dat wil zeggen, het betrof hier allemaal hoog opgeleide (blanke) vrouwen met een goede kennis van tekstevaluatie verkregen door studie of werk. In totaal namen aan dit onderzoek 20 tekstanalisten deel, 10 tekstanalisten in Zuid-Afrika en 10 tekstanalisten in Nederland, variërend in leeftijd tussen 21 en 53 jaar. Alle tekstanalisten hadden een redelijke kennis omtrent tekstevaluatie. Alle tekstanalisten hadden door werk of studie ervaring opgedaan met tekstevaluatie. De Zuid-Afrikaanse tekstanalisten waren iets meer bekend met het Tekstevaluatieschema dan de Nederlandse tekstanalisten. In Nederland hadden alleen de deelnemende studenten wel eens met het Tekstevaluatieschema gewerkt terwijl in Zuid-Afrika een aantal deelnemende universiteitsmedewerkers regelmatig met het schema had gewerkt. In de onderstaande tabel wordt de voorkennis van de tekstanalisten met het Tekstevaluatieschema van Rodenburg & De Stadler (2001) weergegeven. Voorkennis * Afkomst
Tabel 1: voorkennis van het Tekstevaluatieschema
Afkomst Zuid-Afrika Voorkennis
nooit mee
Tekstevalatieschema
gewerkt
Totaal
Nederland 3
4
7
4
6
10
3
0
3
10
10
20
wel eens mee gewerkt regelmatig mee gewerkt Totaal
26
Zuid-Afrika De tekstanalisten in Zuid-Afrika beheersten zowel het Afrikaans als het Engels. Zij gebruikten liever de Afrikaanstalige versie dan de Engelse versie van de folder, zodat zij hebben gewerkt met de Afrikaanse folder’ VIGS in ons gemeenskap’. Tevens hebben zij de Afrikaantalige versie van het onderdeel Tekst en Beeld van het Tekstevaluatieschema van Rodenburg & De Stadler (2001) gekregen. Alle tekstanalisten in Zuid-Afrika waren op de één of andere manier verbonden aan het Taalsentrum van de Universiteit van Stellenbosch. Deze groep tekstanalisten bestond uit vijf studenten en vijf medewerkers Zij zijn allen benaderd door prof dr. De Stadler, hoofd van het Taalsentrum, om mee te werken aan dit onderzoek. Hiervoor kregen zij geen vergoeding. Nederland Er is geprobeerd om de Nederlandse groep tekstanalisten zo veel mogelijk overeen te laten komen met de Zuid-Afrikaanse groep tekstanalisten. Daartoe is met behulp van prof. dr. Jansen een lijst samengesteld van personen die benaderd konden worden. Er is steeds gekeken naar welke Zuid-Afrikaanse tekstanalist is gebruikt in dit onderzoek en vervolgens is daar een Nederlandse proefpersoon aan gekoppeld die qua leeftijd en ervaring met tekstanalyse enigszins overeen kwam. Alle Nederlandse proefpersonen waren studenten of docenten Bedrijfscommunicatie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. De Nederlandse groep tekstanalisten bestond uit vijf studenten en vijf medewerkers. Voor hun medewerking aan dit onderzoek kregen de tekstanalisten geen vergoeding. Zij beheersten allen het Engels en hebben gewerkt met de Engelse folder ‘AIDS in our community’ en de Nederlandse vertaling van het onderdeel Tekst en Beeld van het Tekstevaluatieschema van Rodenburg & De Stadler (2001). De folders zijn qua inhoud en afbeeldingen identiek. De leeftijden van de tekstanalisten in Zuid-Afrika en Nederland waren als volgt verdeeld: leeftijd
Afkomst
Totaal
Totaal
20-25 jaar
26-30 jaar
40-45 jaar
Zuid-Afrika
3
3
0
4
10
Nederland
6
0
1
3
10
9
3
1
7
20
Tabel 2: leeftijd van de tekstanalisten naar nationaliteit
27
46-50 jaar
2.4 Meetinstrumenten In dit onderzoek is gebruik gemaakt van vier meetinstrumenten: een semi-gestructureerd interview, focus-group discussie, de 16 zogenaamde scenariovragen van Triandis et al. (1998) en de 32 stellingen van Singelis et al. (1995). Semi-gestructureerd interview Met semi-gestructureerde interviews werd geprobeerd mogelijke problemen bij het werken met het onderdeel Tekst en Beeld van het Tekstevaluatieschema van Rodenburg & De Stadler (2001) te achterhalen. Bij semi-gestructureerde interviews wordt gewerkt met een vragenlijst zonder antwoordcategorieën. Bij een semi-gestructureerd interview worden een aantal vragen doorlopen, maar bij iedere vraag kan de onderzoeker besluiten om er dieper op in te gaan en door te vragen. Het voordeel van individuele interviews is dat er per tekstanalist een grote hoeveelheid commentaar wordt verkregen. Het nadeel is dat het afnemen van individuele interviews een tijdrovend karwei is (De Jong & Schellens 1997). Focus-groep discussie Een focus-groep discussie is een groepsgesprek met vijf tot acht personen. (De Jong & Schellens 1997). Een focus-groep discussie is zinvol als het onderwerp niet te persoonlijk is en wanneer de mensen niet dagelijks nadenken over een onderwerp. Een focus-groep discussie heeft het voordeel dat meerdere mensen bij elkaar, soms vanuit verschillende disciplines, diverse invalshoeken van een probleem kunnen laten zien. (Reijnders, 2000). Het belangrijkste voordeel van een groepsdiscussie ten opzichte van individuele gesprekken is dat de proefpersonen op elkaar kunnen reageren en elkaar kunnen stimuleren tot het geven van reacties of toelichtingen daarop. De sfeer is vaak meer ontspannen dan tijdens een individueel gesprek, waardoor er meer los kan komen (Vroom, 1994). Een nadeel van een focus-groep discussie of groepsgesprek kan zijn dat de resultaten van ervan door de groepsverhoudingen en groepsprocessen vertekend worden. Hier ligt een belangrijke taak voor de gespreksleider. Volgens De Jong & Schellens (1997) is een groepsgesprek een grofmaziger probleemopsporingsmethode dan een individueel interview. In dit onderzoek is gekozen om eerst een individueel interview te houden met de tekstanalisten om alle mogelijke problemen
28
met het werken met het instrument van Rodenburg & De Stadler (2001) op te sporen. Vervolgens had de focus-groep discussie tot doel om te komen tot mogelijke oplossingen voor de problemen in de vragenlijst van het onderdeel Tekst en Beeld uit het Tekstevaluatieschema van Rodenburg & De Stadler (2001). In dit onderzoek is een focus-groep discussie gehouden met de tekstanalisten in Zuid-Afrika en er is een focus-group discussie gehouden met de tekstanalisten in Nederland. De agenda zoals die is gebruikt tijdens de beide focus-groep discussies zag er als volgt uit: 1. Welkom heten 2. Introductie + doel van de discussie 3. Lay-out van het schema 4. Problemen plus mogelijke oplossingen in het schema (per onderdeel) 5. Vragen die weggelaten kunnen worden 6. Vragen die toegevoegd kunnen worden 7. Bruikbaarheid van het schema (is het een evaluatieschema?) 8. Afsluiting De uitkomst van de beide focus-groep discussies is terug te vinden in het hoofdstuk met de resultaten. De volledige weergave van de beide focus-groep discussies is te vinden in bijlage 9 en 10. Stellingen van Singelis et al. (1995) De stellingen van Singelis et al. (1995) vormen een meetinstrument voor het meten van Horizontaal en Verticaal Individualisme en Collectivisme, dat gebruikt is door Miguel Clemente Pablo Espinosa e.a. voor Spaanstalige landen naar aanleiding van Singelis et al. (1995). Volgens Singelis et al. (1995) levert het toevoegen van Horizontale en Verticale dimensies in Individualisme en Collectivisme een beter beeld op van de manier waarop individuen en samenlevingen ongelijkheid tussen mensen waarnemen en accepteren. Deze nieuwe methode stelt de onderzoeker in staat om een beter onderscheid te kunnen maken tussen de culturele dimensies collectivisme en individualisme.
29
De door Singelis (1995) ontwikkelde dimensies zijn de volgende: •
Horizontaal Individualisme: een individu beschouwt zichzelf als onafhankelijk. En is qua status gelijk aan anderen;
•
Verticaal Individualisme: een individu beschouwt zichzelf als onafhankelijk en beschouwt anderen als anders. Ongelijkheid binnen groepen wordt geaccepteerd en competitie tussen mensen is belangrijk;
•
Horizontaal Collectivisme: een individu beschouwt zichzelf als onderdeel van een groep en leden van dezelfde groep worden als gelijken beschouwd;
•
Verticaal Collectivisme: een individu beschouwt zichzelf als onderdeel van een groep en leden van dezelfde groep worden als verschillend beschouwd. Ongelijkheid wordt geaccepteerd.
De 32 vragen waaruit het meetinstrument van Singelis et al. (1995) bestaat, zijn als volgt in te delen: acht vragen om Horizontaal Individualisme (HI) te meten, acht vragen om Verticaal Individualisme (VI) te meten, acht vragen om Horizontaal Collectivisme (HC) te meten en acht vragen om Verticaal Collectivisme (VC) te meten. Voor de antwoordcategorieën moesten de proefpersonen gebruik maken van een negen-punts Likertschaal van "helemaal mee eens" tot "geen mening" tot "helemaal mee oneens”). Scenariovragen Triandis (1998) Het meetinstrument van Triandis (1998) bestaat uit 16 zogenaamde scenariovragen die zijn geselecteerd om horizontale en verticale individualistische en collectivistische tendensen te onderzoeken. Zoals al eerder vermeld, kunnen tekstanalisten zichzelf voordoen als meer of minder collectivistisch, afhankelijk van de sociale druk die wordt opgelegd door de omgeving en de daarmee gepaard gaande sociaal wenselijke antwoorden die worden gegeven. Het meetinstrument van Triandis (1998) is ontwikkeld om dit probleem te ondervangen. De 16 scenariovragen zijn geselecteerd uit 36 eerder ontwikkelde scenariovragen (Singelis et al., 1995). Er wordt bij elke vraag een scenario geschetst met daarbij vier mogelijke antwoorden (zie voorbeeld). Deze 16 vragen worden beschouwd als de meest efficiënte vragen om Horizontaal en Verticaal Individualisme en Collectivisme te meten (Triandis et al, 1998). De 16 scenariovragen zijn als volgt in te delen: vier vragen op sociaal gebied, twee vragen op
30
politiek gebied, drie vragen op economisch gebied, vier vragen op filosofisch gebied en drie vragen op esthetisch gebied.
Elk antwoord op de scenariovragen wordt gecategoriseerd in één van de volgende vier antwoordcategorieën: •
Horizontaal Individualisme (HI);
•
Horizontaal Collectivisme (HC);
•
Verticaal Individualisme (VI);
•
Verticaal Collectivisme (VC).
Het onderstaande (vertaalde) voorbeeld komt uit de vragenlijst van Trandis (1998), tussen haakjes staat de antwoordcategorie: Wanneer je kleding voor een grote speciale gebeurtenis koopt, dan ben je het meest tevreden wanneer 1. je het zelf leuk vindt (HI) 2. je ouders het leuk vinden (VC) 3. je vrienden het leuk vinden (HC) 4. het zo elegant is dat iedereen erdoor verbijsterd is (VI) 2.5 Procedure Hoewel dit onderzoek is uitgevoerd in twee verschillende landen waren de omstandigheden voor alle tekstanalisten hetzelfde. Alle tekstanalisten zijn mondeling door de onderzoeker benaderd om mee te werken. Ze hebben zowel een mondelinge als een schriftelijke instructie gekregen over de te verrichten werkzaamheden. Zowel de Zuid-Afrikaanse als de Nederlandse proefpersonen konden het analyseren van de folder met het Tekstevaluatieschema in hun eigen tijd doen. De tijdsduur tussen het analyseren van de folder en de afname van het interview bedroeg zowel in Zuid-Afrika als in Nederland ongeveer een week. Interviews Het afnemen van de interviews gebeurde in Zuid-Afrika in het Taalsentrum. Het Taalsentrum beschikt over een aantal vergaderruimtes zodat de interviews in alle rust konden plaatsvinden. De studenten in Zuid-Afrika zijn allemaal geinterviewd in een vergaderruimte van het 31
Taalsentrum. De medewerkers van het Taalsentrum die beschikten over een eigen kamer, zijn in hun eigen kamer geinterviewd. De interviews in Nederland zijn allemaal afgenomen in het Erasmus gebouw van de Radboud Universiteit Nijmegen. Bij het afnemen van de interviews onder de studenten is gebruik gemaakt van lokalen in het Erasmus gebouw. Hierdoor konden de interviews plaatsvinden zonder storende elementen van buitenaf zoals bijvoorbeeld geluidsoverlast. De docenten van de opleiding Bedrijfscommunicatie zijn allemaal geinterviewd op hun eigen kamer waar zich ten tijde van het interview geen andere personen bevonden. Focus-group discussies De focus-groep discussie in Zuid-Afrika vond plaats in de vergaderruimte van het Taalsentrum. In Nederland vond de focus-groep discussie plaats in een lokaal in het Erasmus gebouw. Beide ruimtes zijn van tevoren gereserveerd om er zeker van te zijn dat de focusgroup discussie ongestoord kon plaatsvinden. De focus-groep discussies zijn opgenomen met een cassetterecorder. Volgens De Jong & Schellens (1997) is het bij groepsdiscussies een must om te werken met audio- of videoregistratie aangezien er zoveel gebeurt en vaak in zo’n hoog tempo, dat de tijdrovende tussenstap van het uitwerken niet tijdens het groepsgesprek kan plaatsvinden. 2.6 Verwerking van de antwoorden van de tekstanalisten Het maken van een gegevensbestand kent twee stappen, namelijk het omzetten van de indicatoren, in dit onderzoek de antwoorden op de vragen uit de vragenlijst van Rodenburg & De Stadler (2001) en de antwoorden op de vragen uit het semi-gestructureerd interview, in variabelen, en daarna het invoeren van de gegevens in het gegevensbestand (Korzilius, 2000). De gegevens van dit onderzoek zijn in een SPSS* bestand verwerkt. Eerst zijn ze daartoe gecodeerd. Daarbij zijn de open antwoorden van de tekstanalisten onderverdeeld in gesloten antwoordcategorieën. Hierdoor is het mogelijk om met de gegeven antwoorden statistische berekeningen uit te voeren. De focus-groep discussies zijn opgenomen op een cassetterecorder en daarna uitgeschreven. De volledige geschreven weergave van de beide discussies is te vinden in de bijlage; de belangrijkste uitkomsten zijn verwerkt in het volgende hoofdstuk.
32
*SPSS: Statistic Package for the Social Science
33
Hoodstuk 3 Resultaten
In dit hoofdstuk worden de resultaten gepresenteerd. Het betreft hier de resultaten van de individuele interviews, de focus-groep discussies en de vragenlijsten om culturele verschillen tussen de tekstanalisten te meten.
3.1 Betrouwbaarheid •
In hoeverre komen de verschillende beoordelaars tot vergelijkbare oordelen op het gebied van tekst en beeld?
De tekstanalisten hebben het instrument van Rodenburg & De Stadler (2001) toegepast op een Hiv/Aids voorlichtingsfolder. Om de betrouwbaarheid van het instrument van Rodenburg & De Stadler (2001) te beoordelen zijn de antwoorden van de tekstanalisten vergeleken. Daarbij werd steeds de volgende nulhypothese gehanteerd: de tekstanalisten zijn het helemaal niet met elkaar eens in de beantwoording van de vragen uit het schema van Rodenburg & De Stadler (2001) . Met die nulhypothese correspondeert dat door tien tekstanalisten bij de keuze tussen twee antwoordenmogelijkheden, antwoordmogelijkheid 1 wordt gekozen, en door tien tekstanalisten antwoordmogelijkheid 2. De alternatieve hypothese luidt steeds dat de voorkeur van de tekstanalisten niet gelijkmatig over de twee antwoordopties verdeeld is, en dat er dus sprake is van een als voldoende beschouwde mate van betrouwbaarheid. In de onderstaande Tabellen worden in kolom 1 de antwoordmogelijkheden (voor vraag 1 is dat ja of nee) afgebeeld, in kolom 2 worden de antwoorden van de tekstanalisten vermeld, in kolom 3 worden de verwachte antwoorden weergegeven conform de nulhypothese en de laatste kolom laat het verschil zien tussen kolom 2 en 3, de feitelijke en de verwachte antwoorden. Vraag 1: Is de betekenis van de afbeeldingen voor u duidelijk? Waargenomen aantal 17
Verwachte aantal 10,0
nee
3
10,0
Total
20
ja
(X²= 9.80, df=1, p=.002)
34
Verschil 7,0 -7,0
Vraag 2: Zijn de afbeeldingen die gebruikt worden naar uw mening relevant? Waargenomen aantal 16
Verwachte aantal 10,0
nee
4
10,0
Total
20
ja
Verschil 6,0 -6,0
(X²= 7.20, df=1, p=.007)
Vraag 3: Dragen de afbeeldingen bij tot de overredingskracht van de tekst? Waargenomen aantal 16
Verwachte aantal 10,0
nee
4
10,0
Total
20
ja
Verschil 6,0 -6,0
(X²= 7.20, df=1, p=.007) Vraag 4: Zijn de afbeeldingen geschikt voor de doelgroep? Waargenomen aantal 15
Verwachte aantal 10,0
nee
5
10,0
Total
20
ja
Verschil 5,0 -5,0
(X²= 5.00, df=1, p=.025) Vraag 5: Zijn de afbeeldingen goed, te impliciet/ vaag of te expliciet?
afbeeldingen zijn goed
Waargenomen aantal 18
Verwachte aantal 10,0
2
10,0
afbeeldingen zijn te vaag Total
Verschil 8,0 -8,0
20
(X²= 12.80, df=1, p=.000)
Vraag 6: Indien de afbeeldingen bijschriften hebben, zijn deze dan duidelijk? Waargenomen aantal 16
Verwachte aantal 10,0
nee
4
10,0
Total
20
ja
Verschil 6,0 -6,0
(X²= 7.20, df=1, p=.007)
Vraag 8: Is de afstand tussen de tekst zelf en de afbeeldingen goed, te klein of te groot?
afstand is goed
Waargenomen aantal 17
Verwachte aantal 10,0
3
10,0
afstand is te groot Total
20
(X²= 9.80, df=1, p=.002)
35
Verschil 7,0 -7,0
Vraag 12: Zijn de afbeeldingen zakelijk van aard of spelen ze in op de emotie van de lezer? Waargenomen aantal 5
Verwachte aantal 10,0
Verschil -5,0
spelen in op de emotie van de lezer
15
10,0
5,0
Total
20
zakelijk van aard
(X²= 5.00, df=1, p=.025)
Vraag 13 D: wordt er gebruik gemaakt van Logo’s in de Hiv/Aids voorlichtingsfolder Waargenomen aantal 15
Verwachte aantal 10,0
nee
5
10,0
Total
20
ja
Verschil 5,0 -5,0
(X²= 5.00, df=1, p=.025)
Vraag 19: Afbeeldingen trekken de aandacht? Waargenomen aantal 11
Verwachte aantal 10,0
nee
9
10,0
Total
20
ja
Verschil 1,0 -1,0
(X²= .200, df=1, p=.655)
Vraag 20: Afbeeldingen zijn instructief? Waargenomen aantal 18
Verwachte aantal 10,0
nee
2
10,0
Total
20
ja
Verschil 8,0 -8,0
(X²= 12.80, df=1, p=.000)
Vraag 21: Afbeeldingen zijn motiverend? Waargenomen aantal 7
Verwachte aantal 10,0
nee
13
10,0
Total
20
ja
Verschil -3,0 3,0
(X²= 1.80, df=1, p=.180) Vraag 22: Afbeeldingen zijn overtuigend? Waargenomen aantal 8
Verwachte aantal 10,0
nee
12
10,0
Total
20
ja
(X²= .800, df=1, p=.371)
36
Verschil -2,0 2,0
Vraag 23: Afbeeldingen zijn affectief? Waargenomen aantal 14
Verwachte aantal 10,0
nee
6
10,0
Total
20
ja
Verschil 4,0 -4,0
(X²= 3.200, df=1, p=.074) Vraag 24: Afbeeldingen zijn verklarend? Waargenomen aantal 15
Verwachte aantal 10,0
nee
5
10,0
Total
20
ja
Verschil 5,0 -5,0
(X²= 5.00, df=1, p=.025)
Vraag 25: Afbeeldingen zijn symbolisch? Waargenomen aantal 3
Verwachte aantal 10,0
nee
17
10,0
Total
20
ja
Verschil -7,0 7,0
(X²= 1.80, df=1, p=.180) Vraag 26: Afbeeldingen zijn decoratief? Waargenomen aantal 3
Verwachte aantal 10,0
nee
17
10,0
Total
20
ja
Verschil -7,0 7,0
(X²= 1.80, df=1, p=.180)
Vraag 27: Interactie; overbodig? Waargenomen aantal 4
Verwachte aantal 10,0
nee
16
10,0
Total
20
ja
Verschil -6,0 6,0
(X²= 7.200, df=1, p=.007) Vraag 28: Interactie; complementair? Waargenomen aantal 19
Verwachte aantal 10,0
nee
1
10,0
Total
20
ja
(X²= 16.200, df=1, p=.000)
37
Verschil 9,0 -9,0
Vraag 29: Interactie; supplementair? Waargenomen aantal 13
Verwachte aantal 10,0
nee
7
10,0
Total
20
ja
Verschil 3,0 -3,0
(X²= 1.800, df=1, p=.180)
Vraag 30: Interactie; jukstapositioneel? Waargenomen aantal 1
Verwachte aantal 10,0
nee
19
10,0
Total
20
ja
Verschil -9,0 9,0
(X²= 16.200, df=1, p=.000)
Vraag 31: Interactie; voorbereiding? Waargenomen aantal 6
Verwachte aantal 10,0
nee
14
10,0
Total
20
ja
Verschil -4,0 4,0
(X²= 3.200, df=1, p=.074)
Vraag 32: Wordt de combinatie van de verschillende soorten afbeeldingen correct gebruikt? Waargenomen aantal 11
Verwachte aantal 10,0
nee
9
10,0
Total
20
ja
Verschil 1,0 -1,0
(X²=.200, df=1, p=.655)
Vraag 33: Hebben de verschillende soorten afbeeldingen verschillende betekenissen? Waargenomen aantal 11
Verwachte aantal 10,0
nee
9
10,0
Total
20
ja
Verschil 1,0 -1,0
(X²=.200, df=1, p=.655)
Vraag 34: Hebben de verschillende soorten afbeeldingen verschillende functies? Waargenomen aantal 8
Verwachte aantal 10,0
nee
12
10,0
Total
20
ja
(X²=.800, df=1, p=.371)
38
Verschil -2,0 2,0
Vraag 35: Zijn de afbeeldingen in verschillende stijlen? Waargenomen aantal 4
Verwachte aantal 10,0
nee
16
10,0
Total
20
ja
Verschil -6,0 6,0
(X²= 7.200, df=1, p=.007) Vraag 36: Worden er verschillende typen afbeeldingen gebruikt? Waargenomen aantal 7
Verwachte aantal 10,0
nee
13
10,0
Total
20
ja
Verschil -3,0 3,0
(X²= 1.800, df=1, p=.180)
Uit de bovenstaande Tabellen blijkt dat de nulhypothese moet worden verworpen ( p voor de vragen 1 t/m 18, 20, 24, 27, 28, 30, 35 en 37. Voor deze vragen geldt dus dat de tekstanalisten bij de beantwoording op deze vragen het genoeg met elkaar eens waren om van een voldoende mate van betrouwbaarheid te kunnen spreken. De vragen 7, 9, 10, 11, 13 A,B,C, en E, 14 t/m 18 en 37 zijn niet verwerkt in tabellen omdat de 20 tekstanalisten op deze vragen alemaal hetzelfde antwoord hebben gegeven, wat natuurlijk betekent dat ook deze vragen in dit onderzoek betrouwbaar beantwoord bleken. De p-waarde bij de vragen 19, 21, 22, 23, 25, 26, 29, 31, 32, 33, 34 en 36 was steeds Daaruit wordt geconcludeerd dat deze vragen niet voldoende betrouwbaar werden beantwoord. Onderdeel 1 ( algemene vragen, vraag 1 t/m 13) en onderdeel 2 ( ligt de nadruk op geschreven tekst of op de afbeeldingen?, vraag 14 t/m 18) bleken allebei in hun geheel voldoende betrouwbaar te zijn. Bij onderdeel 4 ( welke interacties komen er voor tussen de tekst en de afbeeldingen?, vraag 27 t/m vraag 31) scoorden 3 van de 5 vragen voldoende betrouwbaar. Van onderdeel 3 ( welke functie hebben de afbeeldingen?, vraag 19 t/m 26) en onderdeel 5 (Welke combinaties van afbeeldingen worden er gebruikt?, vraag 32 t/m 37) bleken de vragen het minst betrouwbaar. Bij onderdeel 3 bleken slechts 2 van de 8 vragen voldoende betrouwbaar en bij onderdeel 5 werden 2 van de 7 vragen voldoende betrouwbaar beantwoord.
39
3.2 Validiteit
Inhoudsvaliditeit: In dit onderzoek gaat het erom dat alle aspecten die behoren bij tekstkwaliteit gemeten zijn. Oftewel; meten de vragen uit het instrument van Rodenburg & De Stadler (2001) daadwerkelijk alle aspecten van het begrip tekstkwaliteit? In hun artikel schrijven Rodenburg & De Stadler (2001) dat Tekstanalyse zo complex is dat complete volledigheid onmogelijk is. Rodenburg & De Stadler (2001) pretenderen met het Tekstevaluatieschema ook geenszins volledig of definitief te zijn. Wanneer het Tekstevaluatieschema wel volledig zou zijn, zou het zoveel vragen bevatten dat het praktisch gezien onhandelbaar zou zijn.
Constructvaliditeit In dit onderzoek is de constructvaliditeit bepaald door in het semi-gestructureerde interview naar de mening van de respondenten te vragen over de kwaliteit van het instrument van Rodenburg& De Stadler (2001) op het gebied van Tekst en Beeld. Er is gevraagd aan de tekstanalisten of zij door middel van het werken met het schema van Rodenburg & De Stadler (2001) een goed beeld kregen van de kwaliteit van de folder op het gebied van Tekst en Beeld. De meeste tekstanalisten vonden dat je door middel van het werken met het schema van Rodenburg & De Stadler (2001) een globaal oordeel kon geven over de kwaliteit van de Hiv/Aids- voorlichtingsfolder op het gebied van Tekst en Beeld. Ze vonden wel dat de in dit onderzoek gebruikte Hiv/Aids-voorlichtingsfolder erg moeilijk te beoordelen was. Dit had te maken met het feit dat het een zeer uitgebreide folder betrof, met erg veel tekst en afbeeldingen.
40
3.3 Hanteerbaarheid
Behalve de betrouwbaarheid, is ook de hanteerbaarheid van het instrument van Rodenburg & De Stadler (2001) beoordeeld. De hanteerbaarheid is bepaald door de tijd te meten die de tekstanalisten nodig hadden om met het instrument te werken. Daarnaast is door middel van semi-gestructureerde interviews nagegaan waar de tekstanalisten knelpunten tegen kwamen in het instrument van Rodenburg & De Stadler (2001). •
Hoeveel tijd kost het invullen van het schema?
De tijdsduur van het werken met het instrument is in de onderstaande tabel weergegeven. De tekstanalisten moesten bijhouden hoeveel minuten ze nodig hadden om de vragenlijst uit het instrument van Rodenburg & De Stadler (2001) toe te passen op de Hiv-Aidsvoorlichtingsfolder. In Tabel 3 staan de gemiddelde tijdsduur en de standaardvariaties van de Zuid-Afrikaanse en Nederlandse tekstanalisten.
Tabel 3 ; gemiddelde tijdsduur voor het werken met het schema van de Zuid-Afrikaanse en Nederlandse tekstanalisten
Stand. Afkomst Tijd
N
Gemiddelde
afwijking
Gem. stand. fout
Zuid-Afrika
10
1,70
,483
,153
Nederland
10
1,20
,422
,133
Er werd een significant verschil gevonden, (t (18) = 2.466, p= .024), tussen de gemiddelde tijd die Zuid-Afrikaanse en Nederlandse tekstanalisten nodig hadden. De Zuid-Afrikaanse tekstanalisten hadden 1,70 uur (102 minuten) nodig terwijl de Nederlandse tekstanalisten gemiddeld 1,20 uur (72 minuten) nodig hadden om de vragen uit het instrument te beantwoorden. De gemiddelde tijd die de tekstanalisten nodig hadden om de vragen uit het instrument van Rodenburg & De Stadler (2001) te beantwoorden was 87 minuten. De Zuid-Afrikaanse tekstanalisten hadden significant meer tijd nodig dan de Nederlandse tekstanalisten om het schema toe te passen op de Hiv/Aids voorlichtingsfolder.
41
Waar liggen de knelpunten wat betreft de hanteerbaarheid van het schema?
De knelpunten op het gebied van de hanteerbaarheid zijn onderzocht door middel van halfopen interviews. Het instrument van Rodenburg & De Stadler (2001) is zoals eerder vermeld, op het gebied van tekst en beeld onderverdeeld in vijf onderdelen. Zoals Figuur 2 laat zien, ondervonden de tekstanalisten de meeste problemen bij het werken met het instrument in onderdeel 5 (vragen 32 t/m 37) van het instrument van Rodenburg & De Stadler (2001). Onderdeel 5 leverde problemen op voor 13 tekstanalisten. 8 van de 13 tekstanalisten die bij dit onderdeel problemen met betrekking tot de hanteerbaarheid ondervonden, waren ZuidAfrikaans en 5 waren Nederlands.
Aantal
Problemen per onderdeel 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
Zuid-Afrika Nederland
1
2
3
4
5
Onderdelen
Figuur 2; problemen per onderdeel van het Tekstevaluatieschema van Rodenburg en De Stadler (2001)
Er werd geen interactie gevonden, (X² (1) = 16.00, p= .151), tussen de afkomst van de tekstanalisten en het aantal problemen per onderdeel van het instrument van Rodenburg & De Stadler (2001). Wanneer het aantal problemen per vraag wordt geanalyseerd dan valt op dat de meeste problemen voorkwamen bij de vragen 32 t/m 37 uit onderdeel 5. Dit onderdeel heeft betrekking op het gebruik van verschillende combinaties van afbeeldingen in een Hiv/Aidsvoorlichtingsfolder. In Figuur 3 is te zien dat vraag 37 (Zijn de afbeeldingen in zwart-wit of in kleur, of wordt dit afgewisseld?) de meeste problemen oplevert. Bij deze vraag ondervonden 12 tekstanalisten (zeven uit Zuid-Afrika en vijf uit Nederland) problemen.
42
Problemen per vraag 8 7
Aantal
6 5 Zuid-Afrika
4
Nederlands
3 2 1 37
34
31
28
25
22
19
16
13
10
7
4
1
0 Vraag Figuur 3; problemen per vraag uit het Tekstevaluatieschema van Rodenburg en De Stadler (2001
Behalve de knelpunten per onderdeel van het Tekstevaluatieschema van Rodenburg & De Stadler (2001) konden de tekstanalisten ook andere problemen ter sprake brengen die ze ondervonden tijdens het werken met het schema. Een probleem dat 17 van de 20 tekstanalisten zeiden te ondervinden, betrof de lay-out van het schema. De tekstanalisten vonden de lay-out over het algemeen slecht. Volgens de tekstanalisten had de slechte lay-out vooral te maken met het feit dat de nummering verwarrend werkte ( zogenaamde ‘A’en ‘E’ vragen) en dat er in één vraag vaak meerdere deelvragen achter elkaar gesteld werden.
3.4 Bruikbaarheid
De vraag waar het bij de beoordeling van de bruikbaarheid om gaat is of de antwoorden van de tekstanalisten resultaten opleveren die kunnen leiden tot concrete verbeteringen van de beoordeelde tekst. Het Tekstevaluatieschema van Rodenburg & De Stadler (2001) is opgebouwd uit zogenaamde ´A´ en ´E´ vragen. De ´A´ vragen zijn analysevragen en de ´E´ vragen zijn bedoeld als zogenaamde evaluerende vragen. Deze ´E´ vragen zijn bedoeld om een motivatie te geven voor het antwoord ingevuld bij de ´A´ vraag. In de beide focus-groep discussies bleek dat de tekstanalisten vaak geïrriteerd raakten door de ‘E’ vragen. Ze dienden bij elke vraag een motivatie te geven terwijl ze vonden dat het antwoord vaak duidelijk was. Bovendien maakten
43
deze ´E´ vragen de vragenlijst in hun ogen onnodig lang. Daarnaast vonden de tekstanalisten dat de ´E´ vragen de toch al slechte lay-out van het schema niet ten goede kwam. Door de gebrekkige lay-out en de irritatie door de vele ‘E’ vragen hebben de tekstanalisten deze ´E´ vragen veelal overgeslagen of zeer summier ingevuld. Aangezien juist deze ´E´ vragen bedoeld zijn om eventuele verbeteringen voor de Hiv/Aidsvoorlichtingsfolder te achterhalen, is ten gevolge van het niet invullen van deze vragen de bruikbaarheid van het instrument van Rodenburg & De Stadler (2001) in dit onderzoek als onvoldoende te beschouwen. De antwoorden van de tekstanalisten op de vragen uit het instrument van Rodenburg & De Stadler (2001) hebben immers geen resultaten opgeleverd die kunnen leiden tot concrete verbeteringen van de Hiv/Aids- voorlichtingsfolder.
3.5 Nationaliteit
Om te meten in hoeverre verschillen in de antwoorden van de twee groepen tekstanalisten bepaald zijn door cultuurverschillen, zijn, zoals in hoofdstuk 1 besproken, twee instrumenten gebruikt. Om de betrouwbaarheid van de vragenlijst van Triandis et al. (1998) te bepalen is de rangcorrelatietoets van Spearman uitgevoerd. Van de vier dimensies die gemeten worden in het instrument van Triandis et al (1998) is gekeken of er een verband is tussen de rangorde van de dimensies in de even vragen (vraag 2, 4, 6, 8, 10, 12, 14, 16) van het instrument en de oneven vragen (vraag 1, 3, 5, 7 ,9 ,11, 13, 15). Om te toetsen of er correlatie bestaat wordt de volgende hypothese geformuleerd: Spearman’s rho = 0 ( dat betekent dat er geen correlatie is tussen de rangorde van de dimensies in de even vragen en de oneven vragen. De onderstaande Tabel 5 laat de rangorde zien met tussen haakjes het aantal keren dat de betreffende dimensie is gekozen. Het totaal aantal dimensies bedraag 320 (20 tekstanalisten * 16 vragen).
Dimensie
Even vragen
Oneven vragen
HI
1 ( 79)
2 (44)
HC
2 (36)
4 (29)
VI
4 (16)
1 (54)
VC
3 (29)
3 (33)
Tabel 5: rangorde van de even en oneven vragen uit het instrument van Triandis et al. (1998)
44
even Correlatie 1,000 Sig. (2-zijdig) . N 4 oneven Correlatie -,400 Sig. (2-zijdig) ,600 N 4 Tabel 6: Spearman’s Rho voor het instrument van Triandis et al. (1998) Spearman’s rho
even
oneven -,400 ,600 4 1,000 . 4
Uit Tabel 6 blijkt er een negatieve correlatie te zijn tussen de rangorde van de dimensies in de even vragen en de oneven vragen van het instrument. Uit de p-waarden blijkt bovendien dat deze p-waarden niet sinificant (p ]LMQDaarom is de vragenlijst van Triandis et al (1998) niet bruikbaar in dit onderzoek.
De betrouwbaarheid voor de vier afzonderlijke dimensies van het instrument van Singelis et al (1995) wordt hieronder weergegeven: •
Horizontaal Individualisme (HI) : Cronbach’s
DOSKD YDQ'H]HNDQGRRUKHW
weglaten van één vraag nog verhoogd worden tot maximaal .567 •
Horizontaal Collectivisme (HC); Cronbach’s
DOSKD YDQ.DQGRRUKHW
weglaten van twee items maximaal verhoogd worden tot .572 •
Verticaal Individualisme (VI); Cronbach’s
DOSKD YDQ.DQPD[LPDDO
verhoogd worden tot .747 wanneer vier van de acht stellingen weggelaten worden. •
Verticaal Collectivisme (VC); Cronbach’s
DOSKD YDQ
Wanneer we uitgaan van een voldoende betrouwbaarheid wanneer de Cronbach’s
DOSKD
minimaal .70 bedraagt, dan zijn de dimensies Verticaal Individualisme en Verticaal Collectivisme van het instrument van Singelis et al. (1995) betrouwbaar genoeg gemeten om verder te kunnen worden gebruikt in dit onderzoekVerticaal individualisme De scores van de tekstanalisten op de dimensie Verticaal Individualisme zijn te vinden in Tabel 7. Het blijkt dat de Nederlandse tekstanalisten (5,12) lager scoren dan de ZuidAfrikaanse tekstanalisten (5,78), dit verschil is echter niet significant (p=.22).
45
Tabel 7: VI score
Afkomst VIscore
N
ZuidAfrika Nederland
Gemiddelde
Stand. afwijking
Stand. Gem. fout
10
5,77
1,15
,36
20
5,12
1,40
,31
Verticaal Collectivisme
8LW
DEHOEOLMNWGDWGH=XLG
-Afrikaanse tekstanalisten een lagere VC score hebben (4,93)
dan de Nederlandse tekstanalisten (5,97). Dit verschil is significant (p= .010). De ZuidAfrikaanse tekstanalisten blijken dus minder Verticaal Collectivistisch dan de Nederlandse tekstanalisten. Tabel 7: VC score
Afkomst VCscore
ZuidAfrika Nederland
•
N
Gemiddelde
Stand. afwijking
Stand. Gem. fout
10
4,93
,60
,19
20
5,97
1,10
,25
In hoeverre spelen verschillen in de scores op deze dimensies een rol in het werken met het schema?
De onderstaande tabellen tonen aan dat er slechts bij twee vragen sprake is van een significant verschil tussen de antwoorden van de Zuid-Afrikaanse en Nederlandse tekstanalisten. Het betreft vraag 2 (‘Zijn de afbeeldingen die gebruikt worden naar uw mening relevant?’) en vraag 21 (‘Zijn de afbeeldingen motiverend?’).
Vraag 2: Zijn de afbeeldingen die gebruikt worden naar uw mening relevant?
Antwoordmogelijkheid:
1
2
Nationaliteit van
Zuid-Afrika
6
4
10
de proefpersoon
Nederland
10
0
10
16
4
20
Totaal
(X²= 5.00, df=1, p=.025)
46
Vraag21:Afbeeldingen zijn motiverend?
Antwoordmogelijkheid:
1
2
totaal
Nationaliteit van
Zuid-Afrika
4
6
10
de proefpersoon
Nederland
3
7
10
7
13
20
Total
(X²= 5.00, df=1, p=.025)
Aangezien slechts 2 van de in totaal 37 vragen significant verschillend zijn beantwoord door de Zuid-Afrikaanse en Nederlandse tekstanalisten zou het veel te ver gaan te concluderen dat de verschillen tussen de twee groepen tekstanalisten in de scores op de dimensies Verticaal Individualisme en Verticaal Collectivisme een rol spelen bij het werken met het schema van Rodenburg & De Stadler (2001).
3.6 Verbeteringen Tekstevaluatieschema Rodenburg & De Stadler (2001)
Eventuele aanpassingsmogelijkheden voor het instrument van Rodenburg & De Stadler (2001) zijn besproken in de beide focus-groep discussies. Hieronder volgt een verkorte weergave van de focus-groep discussie in Zuid-Afrika en daarna die in Nederland. Voor de complete uitwerking van de focus-groep discussies verwijs ik naar bijlage 4.
Uitkomsten focus-groep discussie Zuid-Afrika
Lay-out Tijdens de focus-groep discussie in Zuid-Afrika was iedereen het erover eens dat de opsplitsing in zogenaamde ‘A’en ‘E’ vragen verwarrend werkte. De ‘E’ vragen zijn vragen waarbij steeds om een motivatie gevraagd wordt. De tekstanalisten vonden dat de ‘E’ vragen weggelaten konden worden. In plaats hiervan kan er bij de inleiding op het schema vermeld worden dat er bij elke vraag een motivatie gegeven dient te worden. Tijdens de focus-groep discussie kwam ook naar voren dat de toelichting bij de vragen soms erg lang en overbodig was. Er is geopperd om de toelichting op een aparte bladzijde te zetten in plaats van onder de betreffende vraag. Hierdoor wordt het schema veel korter. Bovendien heeft een tekstanalist die het schema vaker gebruikt, de toelichting op den duur ook niet meer nodig. Tot slot kwam met betrekking tot de lay-out naar voren dat onderdeel 2, 3 en 4, waarbij
47
de evaluator een keuze moet maken tussen een aantal opties, veranderd kan worden in een multiple-choice vraag. Onder de keuze-opties kan dan een algemene vraag komen naar de motivatie van het antwoord. Enkele Zuid-Afrikaanse tekstanalisten leek het ook makkelijker wanneer de antwoorden direct onder de vraag genoteerd konden worden in plaats van op een los blaadje.
Overige problemen De vragen 10, 11 en 12 kunnen volgens de Zuid-Afrikaanse tekstanalisten samengevoegd worden tot één multiple-choice vraag, waarbij gevraagd wordt naar het soort afbeeldingen dat in de folder staat. De bij vraag 10, 11 en 12 genoemde termen zijn dan de antwoorden waaruit gekozen kan worden ( humoristisch, zakelijk, lichtzinnig etc.). Bij het laatste onderdeel (Welke combinaties van afbeeldingen worden er gebruikt, vraag 32 t/m 37) van het Tekstevaluatieschema van Rodenburg & De Stadler (2001) werden door de tekstanalisten de meeste knelpunten opgemerkt. De Zuid-Afrikaanse tekstanalisten vonden de toelichting bij dit onderdeel tekort schieten. Daar waar bij andere onderdelen nog wel eens voorbeelden werden gegeven die de vraag verduidelijkten, is dit in het laatste onderdeel niet het geval.
Uitkomsten focus-groep discussie Nederland
Lay-out De Nederlandse tekstanalisten vonden de lay-out van het schema erg slecht. Ze vonden dat de lay-out niet echt uitnodigde om met het schema te werken. De lay-out werd ook als erg onoverzichtelijk betiteld. De Nederlandse tekstanalisten vonden ook dat het schema veel te lang was. Evenals de Zuid-Afrikaanse tekstanalisten, waren de Nederlandse tekstanalisten van mening dat de zogenaamde ‘E’vragen weggelaten konden worden. Deze vragen zouden vervangen kunnen worden door een algemene vraag per onderdeel waarin om een motivatie wordt gevraagd. De Nederlandse tekstanalisten waren ook van mening dat de onderdelen 2, 3 en 4 verbeterd kunnen worden door er een multiple-choice vraag van te maken. Dit maakt het schema ook een stuk korter en overzichtelijker. Tevens vonden de Nederlandse tekstanalisten het ook makkelijker wanneer de antwoorden direct onder de vraag genoteerd kunnen worden in plaats van op een los blaadje. 48
Overige problemen De Nederlandse tekstanalisten vonden dat vraag 10, 11 en 12 samengevoegd konden worden tot één multiple-choice vraag. Daarnaast vonden ze vraag 7 overbodig. Deze vraag gaat over de ‘technische kwaliteit’ van de afbeeldingen. Een aantal tekstanalisten vroeg zich af hoe dit te beoordelen is en of deze vraag geen betrekking heeft over de kwaliteit van de afbeeldingen in het algemeen. Vraag 30 leverde bij alle Nederlandse tekstanalisten problemen op. Het woord ‘juxtapositional’ kenden ze niet en ze vonden dat dit beter veranderd kon worden in een Nederlandse term zoals onafscheidelijk. Onderdeel 5 (Welke combinaties van afbeeldingen worden er gebruikt, vraag 32 t/m 37) vonden de Zuid-Afrikaanse en Nederlandse tekstanalisten over het algemeen slecht. Vraag 36 zou weggelaten kunnen worden aangezien hierin hetzelfde wordt gevraagd als in vraag 13. Vraag 37 hoorde volgens de tekstanalisten bij onderdeel 1 (algemene vragen). Deze vraag gaat over het gebruik van afbeeldingen in zwart-wit of kleur. Deze vraag zou volgens de tekstanalisten aan het eind van onderdeel 1 horen. De overige vragen uit onderdeel 5 vonden een aantal Nederlandse tekstanalisten veel op elkaar lijken. Zij vonden het onderscheid tussen de begrippen niet altijd duidelijk en vroegen zich af wat het nut was om zulke gedetailleerde vragen te stellen.
49
Hoofdstuk 4 Conclusie en Discussie
4.1 Conclusie
In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de centrale onderzoeksvraag; in hoeverre voldoet het Tekstevaluatieschema van Rodenburg & De Stadler (2001), en dan in het bijzonder de afdeling ‘Tekst en Beeld’, aan de eisen van hanteerbaarheid, bruikbaarheid, betrouwbaarheid en validiteit wanneer dit schema wordt toegepast op voorlichtingsteksten over Hiv/Aids door analisten met een verschillende culturele achtergrond?
Hoe betrouwbaar is het schema op het gebied van tekst en beeld? De betrouwbaarheid van het instrument van Rodenburg & De Stadler (2001) op het gebied van Tekst en Beeld, bleek in dit onderzoek acceptabel. Alleen onderdeel 3 (welke functie hebben de afbeeldingen, vraag 19 t/m 26) en onderdeel 5 (Welke combinaties van afbeeldingen worden er gebruikt, vraag 32 t/m 37) bleken onvoldoende betrouwbaar.
Hoe hanteerbaar is het schema op het gebied van tekst en beeld? De hanteerbaarheid van het instrument bleek onvoldoende. De tekstanalisten hadden gemiddeld 87 minuten nodig om het instrument toe te passen op een Hiv/Aidsvoorlichtingsfolder. Daarnaast vonden veel tekstanalisten onderdeel 5 (Welke combinaties van afbeeldingen worden er gebruikt, vraag 32 t/m 37) erg moeilijk en vonden ze de lay-out van het schema slecht. Wel gaven de tekstanalisten aan dat door een verbeterde lay-out en het toepassen van meerkeuzevragen, de hanteerbaarheid van het instrument zou kunnen verbeteren.
Hoe bruikbaar is het schema op het gebied van tekst en beeld? De bruikbaarheid van het instrument van Rodenburg & De Stadler (2001) scoorde evenals de hanteerbaarheid laag. Net zoals op de hanteerbaarheid heeft de gebrekkige lay-out ook invloed op de bruikbaarheid van het instrument. De tekstanalisten hadden veel zogenaamde ‘evaluatieve vragen’(‘E’ vragen) niet ingevuld omdat ze vonden dat deze vragen onnodig vaak gesteld werden. Aangezien met name deze ‘evaluatieve vragen’ resultaten kunnen opleveren die kunnen leiden tot concrete verbeteringen van de beoordeelde tekst, is de bruikbaarheid van het instrument laag. 50
In hoeverre speelt de nationaliteit van de tekstanalisten een rol bij het werken met het schema, tijdens het interview en de focus-groep discussie? In dit onderzoek is niet aangetoond dat de nationaliteit van de tekstanalisten een rol speelt. Van de twee meetinstrumenten die in dit onderzoek gebruikt zijn, te weten de scenariovragen van Triandis et al. (1998) en de stellingen van Singelis et al. (1995), bleken alleen de dimensies Verticaal Individualisme en Verticaal Collectivisme van het instrument van Singelis et al. (1995) voldoende betrouwbaar om mee te werken. Tussen de Zuid-Afrikaanse en Nederlandse tekstanalisten werd alleen een significant verschil gevonden op de dimensie Verticaal Collectivisme. De Zuid-Afrikaanse tekstanalisten bleken minder Verticaal Collectivistisch dan de Nederlandse tekstanalisten. Er is ook gekeken naar de verschillen in antwoorden tussen de Zuid-Afikaanse en de Nederlandse tekstanalisten. Slechts bij 2 van de 37 vragen werd een significant verband aangetoond tussen afkomst van de tekstanalisten en het gegeven antwoord. Uit het feit dat de cultuurverschillen tussen de tekstanalisten vrij minimaal waren en er slechts bij twee vragen een significant verband tussen de afkomst van de tekstanalisten en het gegeven antwoord werd gevonden, kan geconcludeerd worden dat de nationaliteit van de tekstanalisten een zeer beperkte rol speelde bij het werken met het schema van Rodenburg & De Stadler (2001). In het volgende hoofdstuk wordt besproken hoe het Tekstevaluatieschema veranderd zou kunnen worden opdat de hanteerbaarheid en de bruikbaarheid van het instrument zal verbeteren.
51
4.2 Discussie
Dit onderzoek leidt tot een aantal discussiepunten. Allereerst werden er zeer beperkte cultuurverschillen gevonden tussen de Zuid-Afrikaanse en Nederlandse tekstanalisten. Dit kan worden verklaard door enerzijds het kleine aantal tekstanalisten dat aan dit onderzoek heeft meegewerkt en anderzijds het feit dat de meetinstrumenten om culturele dimensies te meten niet erg betrouwbaar scoorden. Zoals Jansen et al. (2004) ook al opmerkten, is onderzoek nodig om preciezere meetinstrumenten te ontwikkelen voor het meten van culturele oriëntatie. Doordat het aantal tekstanalisten dat heeft meegewerkt aan dit onderzoek beperkt was, is het niet mogelijk om de resultaten van dit onderzoek te generaliseren. In kwantitatief vervolgonderzoek zou er met behulp van preciezere meetinstrumenten, opnieuw gekeken kunnen worden naar mogelijke cultuurverschillen tussen Zuid-Afrikaanse en Nederlandse tekstanalisten. Er was in dit onderzoek wel een significant verschil in tijdsduur van werken met het instrument van Rodenburg & De Stadler (2001) tussen de Zuid-Afrikaanse en de Nederlandse tekstanalisten. Het is echter maar de vraag in hoeverre dit verschil te verklaren is door cultuurverschillen tussen de tekstanalisten. Een deel van de Zuid-Afrikaanse tekstanalisten was werkzaam op het Taalsentrum in Stellenbosch waar prof dr. De Stadler directeur is. Aangezien prof. dr. De Stadler tevens mede-auteur is van het Tekstevaluatieschema zou het kunnen zijn dat de Zuid-Afrikaanse tekstanalisten de vragen uit het instrument iets serieuzer en uitgebreider hebben ingevuld. Wellicht zou in een volgend onderzoek tekstanalisten benaderd kunnen worden die niet werkzaam zijn op het Taalsentrum. Daarnaast zou het verschil in opleidingsniveau tussen de Zuid-Afrikaanse en Nederlandse tekstanalisten een rol gespeeld kunnen hebben. Wellicht is het niveau van het onderwijs in Nederland hoger dan in Zuid-Afrika waardoor de Nederlandse tekstanalisten beschikten over meer vakkennis dan de Zuid-Afrikaanse tekstanalisten en hierdoor minder tijd nodig hadden om de vragen uit het instrument te beantwoorden. Behalve mogelijke cultuurverschillen tussen Zuid-Afrikaanse en Nederlandse tekstanalisten, zou in een volgend onderzoek ook het verschil in opleiding onderzocht kunnen worden. De hanteerbaarheid en de bruikbaarheid van het instrument zouden moeten zijn verbeterd door de aanpassingen in het instrument. In vervolgonderzoek zou het interessant kunnen zijn om het aangepaste Tekstevaluatieschema op het gebied van Tekst en Beeld te analyseren om zodoende te kijken of het daadwerkelijk hanteerbaarder en bruikbaarder is geworden. 52
Hoofdstuk 5 Aanbevelingen
In dit onderzoek bleek de nationaliteit van de proefpersonen een zeer beperkte rol te spelen bij het werken met het instrument van Rodenburg & De Stadler (2001). Een kanttekening die daarbij geplaatst kan worden is dat de betrouwbaarheid van de twee meetinistrumenten te wensen overliet. Het instrument van Triandis et al. (1998) bleek niet betrouwbaar genoeg om te gebruiken in dit onderzoek terwijl het instrument van Singelis et al. (1995) slechts gedeeltelijk bruikbaar bleek. Zoals Jansen et al. (2004) al opmerkten, is vervolgonderzoek naar betere en meer valide meetinstrumenten voor het meten van culturele oriëntatie zeer gewenst. De hanteerbaarheid en de bruikbaarheid van het Tekstevaluatieschema van Rodenburg & De Stadler (2001) op het gebied van Tekst en Beeld is in dit onderzoek niet voldoende. Volgens de tekstanalisten zou de hanteerbaarheid en de bruikbaarheid verbeteren als de lay-out van het instrument aangepast wordt. Tijdens de focus-groep discussies is besproken hoe het Tekstevaluatieschema van Rodenburg & De Stadler (2001) verbeterd kan worden om het instrument hanteerbaarder en bruikbaarder te maken. De tekstanalisten vonden dat het instrument als volgt verbeterd kan worden: - Onderdeel 2 (Ligt de nadruk op de geschreven tekst of op de afbeeldingen?), onderdeel 3 (Welke functie hebben de afbeeldingen?) en onderdeel 4 (Welke interacties komen er voor tussen de tekst en de afbeeldingen?) zouden veranderd kunnen worden in onderdelen met meerkeuzevragen. - Bij vraag 7 ( Wat is de technische kwaliteit van de afbeeldingen?) zou het woord ‘technische’ weggelaten kunnen worden. Dit wekte verwarring bij de tekstanalisten. - Vraag 13 (Welke typen afbeeldingen worden er gebruikt?) en vraag 36 (Worden er verschillende typen afbeeldingen gebruikt?) vragen eigenlijk allebei naar hetzelfde, dus één van deze vragen kan weggelaten worden - Vraag 37 moet worden verschoven naar onderdeel 1 (algemene vragen) aangezien deze vraag beter aansluit bij de vragen in dat onderdeel. - Vraag 10 (Wordt er van humoristische afbeeldingen gebruik gemaakt?), vraag 11 (Zijn de afbeeldingen naar uw mening lichtzinnig of eerder ernstig?) en vraag 12 (Zijn de afbeeldingen naar uw mening zakelijk van aard of spelen ze in op de emotie van de lezer?) kunnen samengevoegd worden tot één vraag.
53
Tevens kunnen de zogenaamde ‘E’ vragen uit het instrument worden gehaald en vervangen worden door een algemene vraag waar tekstanalisten een motivatie voor het gegeven antwoord kunnen geven. Dit geldt ook voor de vele ‘waarom?/waarom niet?’vragen. Ook die kunnen uit het instrument verwijderd worden. Tot slot werd in de beide focus-groep discussies door enkele tekstanalisten opgemerkt dat het gemakkelijker werkt wanneer de antwoorden direct onder de vragen genoteerd kunnen worden in plaats van op een los blad. Op de volgende pagina’s wordt een voorstel gepresenteerd voor een mogelijk Tekstevaluatieschema van Rodenburg & De Stadler (2001) op het gebied van Tekst en Beeld, met inachtneming van de verbeteringen van de tekstanalisten en enkele suggesties van de onderzoeker.
54
Voorstel voor een mogelijk Evaluatieschema op het gebied van Tekst en Beeld Onderdeel 1 Algemene vragen 1 Is de betekenis van de afbeeldingen voor u duidelijk? -D
1HH
Want,............................................................................................................................................. ....................................................................................................................................................... 2 Zijn de afbeeldingen die gebruikt worden naar uw mening relevant voor de inhoud van de tekst? Indien niet relevant, is dit een tekortkoming? -D
1HH
Want,............................................................................................................................................. ....................................................................................................................................................... 3 Dragen de afbeeldingen bij tot de overredingskracht van de tekst? -D
1HH
Want,............................................................................................................................................. ....................................................................................................................................................... 4 Zijn de afbeeldingen geschikt voor de doelgroep? -D
1HH
Want,............................................................................................................................................. ....................................................................................................................................................... 4BIs er rekening gehouden met hun overtuigingen en waarden? 5 Zijn de afbeeldingen: JRHG
te impliciet/vaag
WHH[SOLFLHW
6 Indien de afbeeldingen bijschriften hebben, zijn die bijschriften duidelijk? -D
1HH
JHHQELMVFKULIWHQ
Want,............................................................................................................................................. ....................................................................................................................................................... 7 Is de kwaliteit van de afbeeldingen voldoende? -D
1HH
Want,............................................................................................................................................. ....................................................................................................................................................... 8 Welke afstand is er in de tekst zelf tussen de afbeeldingen en het gedeelte waarop dit betrekking heeft? JRHG
WHNOHLQ
WHJURRW
Want,............................................................................................................................................. ....................................................................................................................................................... 9 Is de positionering van de afbeeldingen goed? -D
1HH
Want,............................................................................................................................................. .......................................................................................................................................................
55
10 Van wat voor soort afbeeldingen wordt gebruik gemaakt? KXPRULVWLVFKHDI
beeldingen
OLFKW]LQQLJHDIEHHOGLQJHQ HUQVWLJHDIEHHOGLQJHQ ]DNHOLMNHDIEHHOGLQJHQ DIEHHOGLQJHQGLHLQVSHOHQRSGHHPRWLHYDQGHOH]HU
10 B Wordt de combinatie van de verschillende soorten afbeeldingen naar uw mening correct gebruikt? ....................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... 11 Welke typen afbeeldingen worden er gebruikt?
foto’s
WHNHQLQJHQ GLDJUDPPHQ ORJR¶V WDEHOOHQ
11B Indien er verschillende typen afbeeldingen gebruikt worden, ziet u dit dan als een probleem? Waarom/waarom niet? ....................................................................................................................................................... ....................................................................................................................................................... 12 Vindt u het gebruik van de afbeeldingen geslaagd? -D
1HH
Want,............................................................................................................................................. ....................................................................................................................................................... 13 Zijn de afbeeldingen in zwart-wit of in kleur, of wordt dit afgewisseld? ]ZDUW-wit NOHXU ]RZHOLQ]ZDUW
-wit als in kleur
Onderdeel 2 14 Ligt de nadruk op de geschreven tekst of op de afbeeldingen? 'HWHNVWRIEURFKXUHEHVWDDWELMQDYROOHGLJXLWJHVFKUHYHQWHNVW (U]LMQZHODIEHHOGLQJHQPDDUGHJHVFKUHYHQWHNVWRYHUKHHUVW (ULVHYHQYHHOJHVFKUHYHQWHNVWDOVDIEHHOGLQJHQ (ULVZHOJHVFKUHYHQWHNVWPDDUGHDIEHHOGLQJHQRYHUKHHUVHQ 'H
tekst of brochure bestaat bijna volledig uit afbeeldingen.
Vindt u dit geslaagd? ....................................................................................................................................................... ...........................................................................
56
Onderdeel 3 15 Welke functie hebben de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden)
Trekt aandacht( dit is over het algemeen het doel van afbeeldingen; hier is het echter de vraag of dit de enige functie is van de afbeeldingen) Instructief ( de afbeeldingen geven een antwoord op de vraag hoe iets gedaan moet worden) Motiverend (de afbeeldingen sporen de lezer aan om tot actie over te gaan) Overtuigend (de afbeeldingen proberen de lezer van iets te overtuigen) Affectief (de afbeeldingen spelen in op de gevoelens van de lezer) Verklarend (de afbeeldingen verduidelijken hoe iets is en waarom het zo is) Symbolisch (de afbeeldingen zijn een niet-letterlijke, metaforische weergave van de tekst, bijvoorbeeld tekens zoals RPPDQQHOLMNHQYURXZHOLMNDDQWHGXLGHQ Decoratief (de afbeeldingen hebben niks of niet veel met de tekst de maken) Onderdeel 4 16 Welke interacties komen er voor tussen de tekst en de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden)
Overbodig (de afbeeldingen herhalen min of meer de tekst , of andersom) Complementair (de afbeeldingen en de tekst vullen elkaar aan. De tekst en de afbeeldingen samen zijn duidelijker dan de tekst of de afbeeldingen alleen). Supplementair (of de tekst óf de afbeeldingen zijn dominant. De één levert de belangrijkste ideeen aan of geeft het meeste informatie terwijl de ander meer een ondersteunende functie vervult, voorbeelden geven gewoonlijk supplementaire informatie). Onafscheidelijk ( de boodschap kan alleen begrepen worden indien de tekst en de afbeelding tegelijkertijd vertoond worden). Voorbereiding (of de tekst óf de afbeeldingen voorspellen als het ware wat er gaat gebeuren. Gewoonlijk komt stage-setting aan het begin van een hoofstuk voor. Bij de titel staat een afbeelding die de lezer een idee moet geven over de inhoud van de tekst. 17 Zijn de afbeeldingen in verschillende stijlen? -D
1HH
17B Indien dat het geval is, ziet u dit dan als een probleem? -D
1HH
Want,............................................................................................................................................. ....................................................................................................................................................... 17C Indien dit niet het geval is, is het geslaagd? -D
1HH
Want,............................................................................................................................................. .......................................................................................................................................................
57
Bibliografie
Van Aardt, C.J, J.L.van Tonder, and J.L.Sadie (1999), A projection of the South African population, 1996-2021. Pretoria: Bureau of Market Research, pp. 32-35.
Aids Foundation of South Africa (2000). AIDS in South Africa. Beschikbaar via: http://www.aids.org.za/aids_in_south_africa.htm (maart 2005).
Baarda, D.B. & Goede, M.P.M. de (1990). Basisboek methoden en technieken. Praktische handleiding voor het opzetten en uitvoeren van onderzoek (pp. 283). Groningen/ Houten:Wolters-Noordhoff. Bouman, M.P.A. (2004). Entertainment-Education Television Drama in the Netherlands. In: Singhal, A. (eds.). Entertainment-Education and Social Change – History, Research, and Practice. Mahwah, New Jersey: Lawrence Erlbaum Associates, pp. 225-242. Gouveia, V.V., Clemente, M. & Espinosa, P.(2003). The horizontal and vertical attributes of individualism and collectivismin a Spanish population. The Journal of Social Psychology, 143, pp. 43-63.
Hofstede, G (1991). Allemaal andersdenkenden: omgaan met cultuurverschillen (pp 16-18). Amsterdam: Contact/Olympus.
Jansen, C., Baal, J. van, & Bouwmans, E. (2005). Culturally-oriented fear appeals in public information documents on HIV/AIDS: An extended replication study. Te verschijnen in Journal of Health Communication, 2005.
Jansen, C.J.M.(1999). Zo werkt dat. Het ontwerp van instructieve teksten. Tijdschrift voor Taalbeheersing, 22, pp.150-159. De Jong, M. & P.J. Schellens. 1997. Reader-focused text evaluation. An overview of goals and methods. Journal of Business and Technical Communication, 11 (4): pp. 402-432. Kelly, K. (2001). Psychoanalysis, behavior change and the social epidemiology of AIDS. Beschikbaar via: http://www.cadre.org.za (maart 2005).
58
Koeleman, H. (1997). Interne communicatie als managementinstrument (pp.16). Derde druk. Alphen aan den Rijn/ Diegem: Samsom.
Korzilius, H (2000). De kern van survey-onderzoek. Assen: van Gorcum & Comp. B.V.
Liu, W-Y. (1998). Addressing individualism-collectivism in fear appeals: Promoting AIDSprotective behaviours among undergraduate students from the United States and Taiwan. Thesis submitted to Michigan State University (Department of Communication) in partial fulfillment of the requirements for the degree of Master of Art.
Lentz, L & Pander Maat, H. (1992). Evaluating text quality: reader-focused or text-focused? In: Pander Maat, H & Steehouder, M (eds). Studies of functional text quality. AmsterdamAtlanta: Rodopi: pp. 101-114.
Murray-Johnson, L. e.a. (2001). Addressing cultural orientations in fear appeals: promoting AIDS-protective behaviors among Mexican immigrant and African American adolescents and American and Taiwanese college students. Journal of Health Communications 6, pp. 335-358.
Pander Maat, H (1994). Tekstanalyse. Een pragmatische benadering. Groningen: Martinus Nijhoff uitgevers.
Reijnders, E (2000). Interne communicatie: aanpak en achtergronden. Assen: Van Gorcum & Comp. B.V.
Rodenburg, C. & Stadler, L.G., de (2003). Teksevaluatieskema vir VIGS-tekste. Eenheid vir Dokumentontwerp, Taalsentrum, Universiteit Stellenbosch, pp.27-35.
Schriver, K. (1989). Evaluating Text Quality: The Continuum From Text-Focused to ReaderFocused Methods. In Transactions on Professional Communication, vol 32, no.4, pp. 238252.
59
Singelis, T.M., Triandis, H.C., Bhawuk, D.P.S., & Gelfand, M.J. (1995). Horizontal and vertical dimensions of individualism and collectivism: A theoretical and measurement refinement. CrossCultural Research, 29, nr 3, pp. 240-275.
Smelik, A. (1999). Effectief beeldvormen. Theorie, analyse en praktijk van beeldvormingsprocessen. Assen: Van Gorcum & Comp. B.V.
Steehouder, M. & Jansen, C. (1997). Handleidingenwijzer. Handboek voor effectieve softwarehandleidingen. Den Haag: Sdu Uitgevers.
Steehouder, M. e.a. (1999). Leren Communiceren. Handboek voor mondelinge en schriftelijke communicatie. Vierde druk. Groningen: Wolters-Noordhoff. Swanborn, P.G. (1987). Methoden van sociaal-wetenschappelijk onderzoek (pp. 190-214). Meppel: Boom.
Swanepoel, P. (2003). Die (on)effektiwiteit van MIV/vigs-voorligtingsveldtogte en voorligtingstekste in Suid-Afrika: normatiewe raamwerke, probleme en riglyne vir oplossings. Tydskrif vir Nederlands en Afrikaans 10, nr 1, pp. 5-51.
Triandis, H.C., X.P. Chen, K. Darius & S. Chan. 1998. Scenarios for the measurement of individualism and collectivism. Journal of Cross-Cultural Psychology, 29: pp. 275-289.
Vossestein, J (2003). Vreemd volk. Over gedrag in andere culturen (pp. 27). Amsterdam: KIT publishers.
Vroom, B (1994). De tekst getest. Handleiding voor het pretesten van schriftelijk materiaal. Assen: Van Gorcum & Comp. B.V.
Wijk, C. van (2000). Toetsende statistiek: basistechnieken. Een praktijkgerichte inleiding voor onderzoekers van taal, gedrag en communicatie. Bussem: Coutinho.
60
Geraadpleegde internetsites: www.demos.nl www.lovelife.org.za www.soulcity.org.za www.stopaidsnow.nl www.zuid-afrika.nl
61
Een Tekstevaluatieschema getest
Onderzoek naar de hanteerbaarheid, bruikbaarheid, betrouwbaarheid en validiteit van het Tekstevaluatieschema van Rodenburg & De Stadler ( 2001) op het onderdeel Tekst en Beeld
Bijlagen
EPIDASA Project
Jos van Baal Radboud Universiteit Nijmegen Faculteit der Letteren Communicatie en Informatiewetenschappen
Begeleiders: Prof. Dr. C. J. M. Jansen en Prof. Dr. L. G. de Stadler Nijmegen, december 2005
62
Inhoudsopgave
Bijlage 1
Evaluatieschema Tekst en Beeld
Bijlage 2
Folders
Bijlage 3
Vragenlijst semi-gestructureerd interview
Bijlage 4
Uitwerkingen Tekstevaluatieschema tekstanalisten Zuid-Afrika
Bijlage 5
Uitwerkingen Tekstevaluatieschema tekstanalisten Nederland
Bijlage 6
Uitwerkingen Interviews Zuid-Afrikaanse tekstanalisten
Bijlage 7
Uitwerkingen Interviews Nederlandse tekstanalisten
Bijlage 8
Agenda focus-groep discussie
Bijlage 9
Uitwerking focus-groep discussie Zuid-Afrika
Bijlage 10
Uitwerking focus-groep discussie Nederland
Bijlage 11
Scenariovragen Triandis
Bijlage 12
Nederlandse vertaling scenariovragen Triandis
Bijlage 13
Stellingen van Singelis
Bijlage 14
Nederlandse vertaling stellingen van Singelis
Bijlage 15
Outputs Hanteerbaarheid
Bijlage 16
Betrouwbaarheid Stellingen Singelis
63
Bijlage 1 Evaluatieschema tekst en beeld
64
Algemene vragen 1E Is de betekenis van de afbeeldingen voor u duidelijk? 2E Zijn de afbeeldingen die gebruikt worden naar uw mening relevant voor de inhoud van de tekst? Indien niet relevant, is dit een tekortkoming? Waarom/waarom niet? 3E Dragen de afbeeldingen bij tot de overredingskracht van de tekst? Indien niet, is dit een tekortkoming? Indien wel, worden de afbeeldingen goed gebruikt? Waarom/waarom niet? 4E Zijn de afbeeldingen geschikt voor de doelgroep? Is er rekening gehouden met hun overtuigingen en waarden? Waarom/waarom niet? 5E Zijn de afbeeldingen goed, of te impliciet/vaag of te expliciet. Waarom? 6E Indien de afbeeldingen bijschriften hebben, zijn die bijschriften duidelijk? Waarom/waarom niet? 7E Is de technische kwaliteit van de afbeeldingen voldoende? 8E Welke afstand is er in de tekst zelf tussen de afbeeldingen en het gedeelte waarop dit betrekking heeft? Is die afstand goed of is die afstand te groot? Waarom? 9E Is de positionering van de afbeeldingen goed? Waarom/waarom niet? 10E Wordt er van humoristische afbeeldingen gebruik gemaakt? Is dit naar uw mening geslaagd? Waarom/waarom niet? 11E Zijn de afbeeldingen naar uw mening lichtzinnig of eerder ernstig? Waarom? Past dit bij de stemming van de tekst of is dit juist in contrast met de tekst? Is dit geslaagd? 12E Zijn de afbeeldingen naar uw mening zakelijk van aard of spelen ze in op de emotie van de lezer? Waarom? Komt dit overeen met de rest van de tekst of is dit juist in tegenstelling tot de rest van de tekst? Is dit geslaagd? 13A Welke typen afbeeldingen worden er gebruikt? Typen afbeeldingen: foto’s, tekeningen, diagrammen, logo’s, tabellen 13E Indien er verschillende typen afbeeldingen worden gebruikt, is dit dan geslaagd? Waarom/waarom niet? Indien slechts één type afbeelding gebruikt wordt, is dit geslaagd? Waarom/waarom niet? Ligt de nadruk op de geschreven tekst of op de afbeeldingen? (Kies één optie uit vraag 14 t/m 18) Nadruk van tekst naar afbeeldingen loopt van vraag 14 naar 18. 14A De tekst of brochure bestaat bijna volledig uit geschreven tekst 14E Is de verhouding tussen tekst en afbeeldingen naar uw mening correct? Waarom/waarom niet? 15A Er zijn wel afbeeldingen maar de geschreven tekst overheerst 15E Is de verhouding tussen tekst en afbeeldingen naar uw mening correct? Waarom/waarom niet? 16A Er is evenveel geschreven tekst als afbeeldingen 16E Is de verhouding tussen tekst en afbeeldingen naar uw mening correct? Waarom/waarom niet? 17A Er is wel geschreven tekst maar de afbeeldingen overheersen 17E Is de verhouding tussen tekst en afbeeldingen naar uw mening correct? Waarom/waarom niet? 18A De tekst of brochure bestaat bijna volledig uit afbeeldingen.
65
18E Is de verhouding tussen tekst en afbeeldingen naar uw mening correct? Waarom/waarom niet? Welke functie hebben de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 19 t/m 26) 19A Trekt aandacht( dit is over het algemeen het doel van afbeeldingen; hier is het echter de vraag of dit de enige functie is van de afbeeldingen) 19E Is dit naar uw mening effectief? Levert het een positieve bijdrage of leidt het eerder ertoe dat de aandacht afgeleid wordt van wat belangrijk is in de folder? Waarom/waarom niet? 20A Instructief ( de afbeeldingen geven een antwoord op de vraag hoe iets gedaan moet worden, bijvoorbeeld in een reeks tekeningen waarin wordt uitgelegd hoe een condoom om gedaan moet worden) 20E Is dit naar uw mening effectief? Is dit instructief genoeg en geeft het genoeg uitleg? Waarom/waarom niet? 21A Motiverend (de afbeeldingen sporen de lezer aan om tot actie over te gaan) 21E Is dit naar uw mening effectief? Zijn de afbeeldingen motiverend genoeg? Zijn de afbeeldingen voldoende motiverend om te doen wat er gevraagd wordt of motiveert het de lezer eerder om iets anders te doen? Waarom/ waarom niet? 22A Overtuigend (de afbeeldingen proberen de lezer van iets te overtuigen) 22E Is dit naar uw mening effectief? Is het overtuigend genoeg? Waarom/waarom niet? 23A Affectief (de afbeeldingen spelen in op de gevoelens van de lezer) 23E Is dit naar uw mening effectief genoeg? Spelen de afbeeldingen voldoende in op de gevoelens van de lezer? Waarom/waarom niet? 24A Verklarend (de afbeeldingen verduidelijken hoe iets is en waarom het zo is) 24e Is dit naar uw mening effectief? Zijn de afbeeldingen voldoende verklarend? Verduidelijken de afbeeldingen de handeling/situatie waarover het gaat voldoende, of verklaren ze eigenlijk iets anders? Waarom/waarom niet? 25A Symbolisch (de afbeeldingen zijn een niet-letterlijke, metaforische weergave van de tekst, bijvoorbeeld tekens zoals RPPDQQHOLMNHQYURXZHOLMNDDQWHGXLGHQ 25E Is dit naar uw mening effectief? Is de symbolische betekenis voor u duidelijk? Waarom/ waarom niet? 26A Decoratief (de afbeeldingen hebben niks of niet veel met de tekst de maken, bijvoorbeeld in een brochure die over condoomgebruik gaat, waar dan tekeningen van gezichten bij de tekst staan. Welke interacties komen er voor tussen de tekst en de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 27 t/m31) 27A Overbodig (de afbeeldingen herhalen min of meer de tekst , of andersom) 27E Is de aanwezigheid van zowel tekst als beeld naar uw mening verrijkend, of is één van de twee overbodig? Waarom? 28A Complementair (de afbeeldingen en de tekst vullen elkaar aan. De tekst en de afbeeldingen samen zijn duidelijker dan de tekst of de afbeeldingen alleen) 28E Is de complementaire werking van de tekst en de afbeeldingen naar uw mening effectief? Is het verband tussen de tekst en de afbeeldingen voor u duidelijk? Waarom/waarom niet? 29A Supplementair (of de tekst of de afbeeldingen zijn dominant. De één levert de belangrijkste ideeen aan of geeft het meeste informatie terwijl de ander meer een ondersteunende functie vervult, voorbeelden geven gewoonlijk supplementaire informatie)
66
29E Is de supplementaire verhouding hier effectief? Is het verband tussen tekst en afbeeldingen hier duidelijk? Waarom/waarom niet? 30A Jukstapositioneel ( “....the main idea is created by a clash, an unexpected synthesis, or a tension between what is represented in each mode. With juxstaposicional relationships, the reader cannot infer the intended unless both prose and graphics are present simultaneously. […] When they are done well, juxtaposisional relationships have a way of surprising the reader.” (Schriver 1997) 30E Bent u van mening dat hier de onverwachte botsing van ideeen (clash) effectief is? Is dit voor u duidelijk, en begrijpt u de betekenis er van? Waarom/waarom niet? 31A Voorbereiding (stage-setting) (of de tekst óf de afbeeldingen voorspellen als het ware wat er gaat gebeuren. Gewoonlijk komt stage-setting aan het begin van een hoofstuk voor. Bij de titel staat een afbeelding die de lezer een idee moet geven over de inhoud van de tekst.) “[...] one mode provides a context for the other mode by forecasting its content or soon-to-be presented themes. A stage-setting text or graphic may enhance what follows it by providing a contextual framework in which the verbal context can be understood” (Schriver 1997) 31E Vindt u de voorbereiding (stage-setting) hier effectief? Is het voor u duidelijk en begrijpt u waarover het gaat? Waarom/waarom niet? Welke combinaties van afbeeldingen worden er gebruikt? ( Beantwoord de onderstaande vragen 32 t/m 37 alleen als er meer dan één soort afbeelding voorkomt) 32E Wordt de combinatie van de verschillende soorten afbeeldingen naar uw mening correct gebruikt? Waarom/waarom niet? 33A Hebben de verschillende soorten afbeeldingen verschillende betekenissen? 33E Indien dat het geval is, ziet u dit dan als een probleem? Indien dit niet het geval is, is het geslaagd? Waarom/waarom niet? 34A Hebben die verschillende soorten afbeeldingen verschillende functies? 34E Indien dat het geval is, ziet u dit dan als een probleem? Indien dit niet het geval is, is het geslaagd? Waarom/waarom niet? 35A Zijn de afbeeldingen in verschillende stijlen? 35E Indien dat het geval is, ziet u dit dan als een probleem? Indien dit niet het geval is, is het geslaagd? Waarom/waarom niet? 36A Worden er verschillende typen afbeeldingen gebruikt? 36E Indien dat het geval is, ziet u dit dan als een probleem? Indien dit niet het geval is, is het geslaagd? Waarom/waarom niet? 37A Zijn de afbeeldingen in zwart-wit of in kleur, of wordt dit afgewisseld? 37E Indien het zowel in zwart-wit als in kleur is, ziet u dit als een probleem? Waarom/waarom niet? Indien de afbeeldingen óf in zwart-wit, óf in kleur zijn, is dit dan geslaagd? Waarom/waarom niet?
67
Bijlage 2: Folders
Opmerking: De twee folders zijn in handen van prof. dr. C. Jansen, docent aan de Radboud Universiteit Nijmegen
68
Bijlage 3
Vragenlijst semi-gestructureerd interview
69
Interview 1. Naam: 2. Geslacht: 3. Leeftijd: 4. Functie: 5. Ervaring met tekstanalyse: Antw:
6. Wat is uw voorkennis met betrekking tot het Tekstevaluatieschema? Antw:
6b. Heeft u al eerder met het Tekstevaluatieschema gewerkt? Antw: Vragen met betrekking tot de hanteerbaarheid van het schema. 7. Hoeveel tijd heeft het invullen van het Tekstevaluatieschema u gekost? Antw: 8. Wat is uw mening over de lengte van het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld (te kort, precies goed, te lang)? Antw: 8b Waarom? Antw:
9. Heeft de lengte van het Tekstevaluatieschema een positieve/negatieve invloed op u gehad tijdens het invullen(bijvoorbeeld door vragen omwille van de tijd niet volledig in te vullen, of juist uitgebreid in te vullen)? Antw:
70
De onderstaande vragen hebben betrekking op de bruikbaarheid van het schema. Het eerste deel van het schema, de vragen 1 t/m 13 zijn bedoeld om de meest algemene problemen met beeldmateriaal te achterhalen. 10. Zitten in het eerste deel van het schema (vraag 1 t/m 13) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden? Antw: 10b. Zo ja, om welke vragen gaat het? Antw:
10c. Om welke problemen gaat het bij deze vragen? Antw:
10d. Hoe zou het probleem/de problemen eventueel opgelost kunnen worden? Antw: 11. Zitten in het tweede deel van het Tekstevaluatieschema (vraag 14 t/m 18) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden? Antw: 11b. Zo ja, om welke vragen gaat het? Antw: 11c. Om welke problemen gaat het? Antw: 11d. Hoe zou het probleem/ de problemen opgelost kunnen worden? Antw: Het derde deel van het Tekstevaluatieschema gaat over de verschillende functies die afbeeldingen kunnen hebben. 12. Zitten in het derde deel van het Tekstevaluatieschema ( vraag 19 t/m 26) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden? Antw:
12b. Zo ja, om welke vragen gaat het? Antw:
12c. Om welke problemen gaat het? Antw: 12d. Hoe zou het probleem/ de problemen opgelost kunnen worden? Antw:
71
Het vierde deel van het Tekstevaluatieschema gaat over de interactie tussen tekst en afbeeldingen. 13. Zitten in het vierde deel van het Tekstevaluatieschema ( vraag 27 t/m 31) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden? Antw: 13b. Zo ja, om welke vragen gaat het? Antw: 13c. Om welke problemen gaat het? Antw:
13d. Hoe zou het probleem/ de problemen opgelost kunnen worden? Antw:
Het vijfde deel van het Tekstevaluatieschema gaat over de verschillende grafische elementen die gebruikt zijn. 14. Zitten in het vijfde deel van het Tekstevaluatieschema (vraag 32 t/m 37) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden? Antw: 14b. Zo ja, om welke vragen gaat het? Antw: 14c. Om welke problemen gaat het? Antw: 14d. Hoe zou het probleem/ de problemen opgelost kunnen worden? Antw: 15. Zitten er in het Tekstevalauatieschema vragen die u niet heeft begrepen en zo ja, welke? Antw: 16. Vond u de toelichting die bij de vragen gegeven werd voldoende? Antw: 16b. Waarom wel/niet? Antw:
17. Het onderdeel tekst en beeld is slechts een onderdeel van het Tekstevaluatieschema dat uit 10 onderdelen bestaat. Wat vindt u van de omvang van Tekstevaluatieschema, gegeven het feit dat dit onderdeel slechts een van de in totaal 10 onderdelen is? Antw:
72
18. Bent u van mening dat na het beantwoorden van de vragen uit het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld, er een oordeel gegeven kan worden over de kwaliteit van een voorlichtingsfolder ? Antw:
18b. Waarom wel/ niet? Antw:
19. Merkt u problemen op in de tekst die niet naar voren komen uit de analyse met het tekstevaluatieschema? Antw:
20. Welke vragen uit het Tekstevaluatieschema zouden eventueel weggelaten kunnen worden en waarom? Antw:
21. Welke vragen uit het Tekstevaluatieschema zouden eventueel toegevoegd kunnen worden en waarom? Antw:
22. Heeft u nog eventuele vragen en/of opmerkingen?
73
Bijlage 4
Uitwerkingen Tekstevaluatieschema Zuid-Afrikaanse tekstanalisten
74
Uitwerkingen vragenlijst Mattie van der Merwe 1 E De betekenis van de afbeeldingen is meestal duidelijk, alleen de afbeeldingen op blz 30-31 zijn niet duidelijk. De onderwerpen zijn moeilijk te illustreren, wel zijn de hoofdpersonen verschillend qua kleur, geslacht en achtergrond.Dit maakt het duidelijker en beter. De afbeeldingen op blz. 30-31 zijn onduidelijk omdat ze er niet in slagen om de punten uit de tekst te illustreren of te verduidelijken. 2 E De afbeeldingen zijn meestal relevant. De afbeelding op blz. 3 is erg goed. De tekeningen op blz. 25 zou duidelijker geweest zijn wanneer steeds dezelfde personen gebruikt zouden zijn en de werkomgeving waarin het gesprek plaatsvind, duidelijker zou zijn afgebeeld. De tekeningen zijn zoals ze nu zijn afgebeeld een beetje nietszeggend. 3 E De tekst is zeker beter met de afbeeldingen dan zonder de afbeeldingen. De afbeeldingen worden over het algemeen goed gebruikt. 4 E De doelgroep is redelijk heterogeen en de afbeeldingen zijn ook verschillend met betrekking tot de kleur en achtergrond van de mensen die worden afgebeeld. Er is alleen niet altijd rekening gehouden met hun waarden en overtuigingen. Op blz. 2 is namelijk een afbeelding te zien van een zwarte man die advies vraagt aan een vrouw, dit is geen goede afbeelding omdat het niet voor zal komen in die culturen. 5 E De afbeeldingen zijn goed 6 E JA 7 E JA 8 E De afstand is prima 9 E De positionering is ook in orde 10 E Er wordt geen gebruik gemaakt van humoristische afbeeldingen, dit is ook geslaagd zo omdat de doelgroep heterogeen is en de onderwerpen serieus en gewichtig worden gebracht 11 E Ernstig, zie 10 12 E Zakelijk 13 A foto’s, schetsen en logo’s 13 E De logo’s zijn er om te wijzen op de diverse instanties die de folder hebben gemaakt of gefinancierd, dit is voor de doelgroep ook niet echt van belang en dragen dus zo ook niet bij aan de kwaliteit van de folder. De illustratie die gebruikt is om duidelijk te maken hoe een condoom om gedaan moet doen is geslaagd, duidelijke illustraties. Ligt de nadruk op de geschreven tekst of op de afbeeldingen? (Kies één optie uit vraag 14 t/m 18) Nadruk van tekst naar afbeeldingen loopt van vraag 14 naar 18. 16 A Soms is er meer tekst en soms zijn er meer afbeeldingen., Dit verschilt per pagina. 16 E Die afwisseling is goed om de lezer niet af te laten dwalen. Het is goed voor de leesbaarheid van de folder. Bij blz. 18-21 overheersen de afbeeldingen, die afbeeldingen moedigen de lezer aan om de bijbehorende tekst ook te lezen.
75
Welke functie hebben de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 19 t/m 26) 19 A De afbeeldingen op het voorblad trekken aandacht 19 E Om te kijken of dit effectief gebeurt zal het getoetst moeten worden 20 A De tekeningen over condoomgebruik zijn instructief 20 E Dit is wel effectief omdat de lezer in een oogopslag kan zien hoe een condoom gebruikt dient te worden, dit is dus wel effectief. Ook de tekeningen op blz. 5 zijn instructief en goed, lezer heeft aan de afbeeldingen genoeg en hoeft de tekst niet eens meer te lezen. De afbeeldingen op blz. 30 en 31 zijn ook instructief alleen niet succesvol, men kan niet uit de tekst afleiden waar de afbeeldingen op slaan. 25 A blz. 25 illustraties zijn symbolisch 25 E Dit gebeurt niet effectief, het draagt niet bij tot iets. De illustraties op blz. 20 en 21 zijn wel effectief. Ze grijpen de lezer aan en maakt het verhaal interessanter. Welke combinaties van afbeeldingen worden er gebruikt? ( Beantwoord de onderstaande vragen 32 t/m 37 alleen als er meer dan één soort afbeelding voorkomt) 36 A Er worden verschillende types afbeeldingen gebruikt 36 E Dit gebeurt goed, de logo’s zijn bijvoorbeeld erg sturend alhoewel het niet bij alle logo’s duidelijk is waarvoor ze staan. Het achterblad van de folder is erg duidelijk, hierdoor wordt het Aids beeldmerk/logo erg herkenbaar voor de doelgroep.
76
Uitwerkingen vragenlijst Nadia Saayman 1 E De betekenis van de afbeeldingen is duidelijk, alle grafische elementen passen goed bij de begeleidende tekst. 2 E De afbeeldingen zijn relevant voor de tekst. Wat beschreven wordt in de tekst wordt uitgebeeld in de afbeeldingen. 3 E De afbeeldingen dragen bij tot de overredingskracht van de tekst. De foto’s van mensen maken de feiten die overgedragen worden meer realistisch en meer werkelijk voor de lezer. 4 E Nee, de afbeeldingen zijn niet geschikt voor de doelgroep. De doelgroep bestaat veelal uit zwarte mensen en zij geloven vaak niet in Westerse dokters maar zij bezoeken eerder traditionele genezers. 5 E De afbeeldingen zijn redelijk expliciet. Het is makkelijk om te zien wat de verhouding tussen tekst en beeld is. Dit is ook goed, zeker omdat het hier gaat om een belangrijk onderwerp wat in de folder besproken wordt. Wanneer mensen de afbeeldingen niet goed begrijpen kan dit uiteindelijk leiden tot iemands dood (nadat hij/zij Aids heeft gekregen) 6 E De afbeeldingen bevatten diverse types bijschriften. In sommige gevallen gaat het om traditionele bijschriften en in andere gevallen wordt het weergegeven als een gesprek tussen twee mensen bij foto’s. De bijschriften zijn in alle gevallen duidelijk en het verband met de tekst is ook duidelijk. 7 E Ja 8 E De afstand tussen de grafische elementen is klein. Dit is goed. De inhoud van de tekst is goed en de boodschap kan goed overgedragen worden. 9 E Ja, dit staat vlakbij de tekst en is goed zo 10 E Nee 11 E De afbeeldingen zijn serieus, dit sluit aan bij het thema van de folder, wat ook een ernstig thema is. 12 E De afbeeldingen spelen in op de emotie van de lezer. Dit komt voort uit het toch serieuze thema, namelijk Hiv/ /Aids. De ziekte heeft een grote invloed op mensen en op hun emotionele toestand. Daarom sluiten de afbeeldingen goed aan bij de algemene inhoud van de folder. 13 A De folder bevat foto’s en schetsen 13 E Het afwisselend gebruik van foto’s en schetsen is geslaagd. De gedeeltes die expliciete afbeeldingen vereisen, bijvoorbeeld over condoomgebruik, worden uitgebeeld in schetsen. De minder expliciete onderdelen worden duidelijk gemaakt door foto’s. Dit is geslaagd omdat mensen uit verschillende culturen aanstoot zulen nemen aan expliciete foto’s, zoals bijvoorbeeld over condoomgebruik. Ligt de nadruk op de geschreven tekst of op de afbeeldingen? (Kies één optie uit vraag 14 t/m 18) Nadruk van tekst naar afbeeldingen loopt van vraag 14 naar 18. 16 A Er is evenveel geschreven tekst als afbeeldingen 16 E Ja, De doelgroep bestaat uit mensen met een lagere opleiding. De tekst is vrij eenvoudig gehouden ook als gevolg van de vele afbeeldingen. Bovendien overlappen de inhoud van de afbeeldingen en de inhoud van de tekst elkaar, hierdoor is het makkelijk om de tekst te lezen en te onthouden.
77
Welke functie hebben de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 19 t/m 26) 20 A Instructief 20 E Ja, er wordt bijvoorbeeld duidelijk aangegeven hoe een condoom omgedaan moet worden 21 A Motiverend 21 E Ja, de afbeeldingen probeert mensen aan te moedigen om anders te handelen. De foto’s maken de tekst inzichtelijker en het lijkt daardoor ook realistischer, zodat lezers zich sneller kunnen associeren met de situatie die wordt uitgebeeld. 22 A Overtuigend 22 E Ja, de afbeeldingen moeten de lezer overtuigen om anders te handelen in bepaalde situaties. Het gebruik van foto’s probeert de lezers duidelijk te maken dat ze niet de enige zijn die bepaalde gevoelens ervaren. Dit zou ze meer ontvankelijk kunnen maken voor de boodschap. 23 A Affectief 23 E De tekst gebruikt grafische elementen die op de emotie van de lezers inspeelt, bijvoorbeeld iemand die bij een dokter zit en hoort dat hij Hiv-positief is. Dit versterkt iemands gevoel van eenheid met de tekst. De indruk wordt gewekt dat de schrijver hun situatie begrijpt. Welke interacties komen er voor tussen de tekst en de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 27 t/m31) 28 A Complementair 28 E Dit is effectief. De verhouding tussen de tekst en de afbeeldingen is duidelijk. De grafische elementen komen telkens voor bij die gedeelten van de tekst waarin ze besproken worden Welke combinaties van afbeeldingen worden er gebruikt? ( Beantwoord de onderstaande vragen 32 t/m 37 alleen als er meer dan één soort afbeelding voorkomt) 32 E Ja, sommige informatie kan niet uitgebeeld worden door foto’s, maar moet duidelijk gemaakt worden door tekeningen(bijvoorbeeld tekeningen over condoomgebruik). Het gebruik van tekeningen maakt de tekst in deze gevallen makkelijker te begrijpen dan wanneer foto’s waren gebruikt. 33 A Ja 33 E Dit is goed zo, de foto’s worden gebruikt als de schrijver wil dat de lezer zich associeert met een bepaalde situatie. De tekeningen worden gebruikt daar waar expliciete uitbeelding nodig is zoals over condoomgebruik. De afwisseling tussen tekeningen en foto’s maakt de folder makkelijker leesbaar. 34 A Nee 34 E Dit is goed zo 35 A Ja, de schetsen zijn meer zakelijk en de foto’s meer persoonlijk 35 E Dit is goed, de foto’s gaan over zaken die de lezer niet makkelijk zal vinden en dus is het verstandig om dat niet te expliciet te brengen. De foto’s brengen informatie over die lezers zonder foto en met alleen tekst, moeilijk vinden. 36 A Ja
78
36 E Dit is goed zo. De tekst bevat foto’s en tekeningen. Dit afwisselende gebruik ervan is geslaagd. De gedeelten die expliciete afbeeldingen vragen worden met tekeningen verduidelijkt, terwijl afdelingen die meer op het gevoel inspelen, worden verduidelijkt met foto’s. 37 A De afbeeldingen zijn zowel in zwart-wit als in kleur 37 E Nee, de neeste afbeeldingen zijn in kleur. De delen die in zwart-wit zijn, betreffen symbolen die verklaard worden.
79
Uitwerkingen vragenlijst Erina Basson 1 E Ja in de meeste gevallen wel. Uitzonderingen zijn de afbeeldingen op blz. 13 waar een stelletje wordt verteld dat ze een Hiv test moeten doen, maar er wordt niet bij vermeld waar, hoewel er in de afbeelding wel een gebouw voorkomt met kliniek erop geschreven. Verder is de afbeelding op blz. 24 niet duidelijk, daar staat een man op krukken afgebeeld die vraagt wat er met hem gaat gebeuren als hij ziek wordt. Het is niet duidelijk wat de functie van de krukken zijn. Tot slot zijn de afbeeldingen op blz. 30 en 31 ook niet duidelijk, er is geen duidelijk verband tussen de symbolen en de tekst die daar bij staat. 2 E De afbeeldingen zijn meestal relevant en wordt goed gebruikt. Een uitzondering is blz. 8 waar een een op een gesprek wordt weergegeven op de foto, terwijl in de tekst bij de foto iets anders wordt gezegd. 3E De afbeeldingen zijn meestal duideliik over wat ze willen overdragen. De realiteit van Hiv wordt niet verdoezelt. De tekeningen worden gebruikt om als toelichting te dienen bij de overredende tekst die erbij staat. 4 E De doelgroep bestaat uit zwarte mensen (alhoewel dat niet echt duidelijk blijkt uit de folder, maar omdat er ook een Tv reeks is geweest met dezelfde naam). Die afbeeldingen zijn dus gericht op zwarte mensen en hun cultuur. Er worden ook zwarte mensen afgebeeld op de foto’s. Het is moeilijk om aan te geven of de afbeeldingen inspelen op hun waarden en overtuigingen. 5 E De afbeeldingen is niet ontzettend expliciet, er wordt alleen van expliciete afbeeldingen gebruik gemaakt als dat nodig is. 6 E De bijschriften worden gezien als een deel van de tekst zelf. Hierdoor is het over het algemeen wel duidelijker welk bijschrift bij welk tekstgedeelte hoort. 7 E De technische kwaliteit van de afbeeldingen is goed. 8 E De afstand tussen de tekst en de afbeeldingen is klein. Het is duidelijk welke afbeelding bij welk stuk tekst hoort. 9 E De positionering van de afbeeldingen is goed. 10 E Er is geen sprake van humoristische afbeeldingen. Misschien dat dit in een andere folder met een andere doelgroep zou kunnen, maar is het ontbreken van humoristische afbeeldingen correct. 11 E De afbeeldingen zijn serieus, dit past ook bij de stemming van de tekst 12 E De afbeeldingen zijn zakelijk. Waar gevoelige onderwerpen besproken worden, worden de afbeeldingen niet minder serieus of ernstig gemaakt. 13 A Er wordt gebruik gemaakt van foto’s (vanuit de Tv-reeks), tekeningen, logo’s en instructie-tekeningen. 13 E De verschillende typen afbeeldingen is geschikt voor de verschillende functies die de afbeeldingen hebben. Bijvoorbeeld; de foto’s uit de Tv-reeks dienen om het voor de lezer realistischer te laten zijn. Ligt de nadruk op de geschreven tekst of op de afbeeldingen? (Kies één optie uit vraag 14 t/m 18) Nadruk van tekst naar afbeeldingen loopt van vraag 14 naar 18. De verhouding tussen tekst en afbeeldingen is erg wisselend, dat verschilt per pagina. Bij de prentjes en logo’s overheersen de afbeeldingen, zijn er dus meer afbeeldingen dan geschreven tekst. Bij de afbeeldingen in kaders overheerst de tekst, waarbij de afbeeldingen een ondersteunende rol spelen
80
Bij de overige delen van de folder overheerst de geschreven tekst waarbij ce afbeeldingen ter afwisseling en als verduidelijking ertussen staan. Welke functie hebben de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 19 t/m 26) 19 A Trekt aandacht 19 E De foto’s uit de TV-reeks hebben voornamelijk tot doel om de aandacht te trekken, de lezer moet de bekende personen op de foto’s herkennen. 20 A Instructief 20 E De tekeningen over condoomgebruik zijn puur instructief 21 A Motiverend 21 E De tekst in het geheel heeft een sterk motiverend karakter, probeert de lezer te motiveren om er alles aan te doen om Hiv te voorkomen, de afbeeldingen hebben geen sterk motiverend karakter. 23 A Affectief 23 E De afbeeldingen zouden mensen erg kunnen raken emotioneel gezien, bijvoorbeeld wanneer er een stervend persoon wordt afgebeeld. Dit is alleen niet het geval, de gevoeligere onderwerpen zijn getekend zodat de afbeeldingen in het algemeen dus niet effectief zijn op dit gebied. 24 A Verklarend 24 E Veel afbeeldingen dienen ter verduidelijking van de tekst. Dit is voor mensen die niet gewend zijn om veel tekst te lezen wel effectief, zij kunnen uit de afbeeldingen afleiden waarover de tekst zal gaan. 25 A Symbolisch 25 E De logo’s kunnen als symbolisch gezien worden. Bijvoorbeeld het logo van het ziekenhuis. Alleen gebeurt het soms niet erg effectief omdat er ook logo’s worden gebruikt om duidelijk te maken hoe je geen Hiv besmetting op kan lopen. Dit kan te onduidelijk zijn voor de lezers en dus niet effectief zijn. 26 A Decoratief 26 E De decoratieve rol die de afbeeldingen spelen is slechts erg beperkt. Er zijn een paar extra afbeeldingen. Welke interacties komen er voor tussen de tekst en de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 27 t/m31) 27 A Overbodig 27 E Volgens de definitie van overbodig in het schema zouden de afbeeldingen in de folder in veel gevallen als overbodig gezien kunnen worden; voor de doelgroep leveren de afbeeldingen wel degelijk een bijdrage ook al herhalen ze vaak de tekst. In sommige gevallen is of alleen de tekst of zijn alleen de afbeeldingen voldoende. 28 A Complementair 28 E De tekst en de afbeeldingen zijn in de meeste gevallen complementair. Het verband tussen de tekst en de afbeeldingen is veelal duidelijk, behalve bij blz. 8 waar in de tekst wordt gesproken over de ‘groep’ en bij de afbeeldingen een ‘een op een’situatie wordt weergegeven. 29 A Supplementair 29 E In de informatieve gedeelten van de folder zijn de afbeeldingen supplementair. Bijvoobeeld blz. 11 waar de geschreven tekst over Hiv gaat en dat je daar met je partner en vrienden over moet praten. De afbeeldingen geven twee situaties daarvan weer, zonder dat daar een aanvulling op de tekst plaatsvindt. Dit is effectief omdat het op een bladzijde is afgebeeld en de informatie voor de lezer in een oogopslag duidelijk maakt.
81
Welke combinaties van afbeeldingen worden er gebruikt? ( Beantwoord de onderstaande vragen 32 t/m 37 alleen als er meer dan één soort afbeelding voorkomt) 33 A De verschillende grafische elementen hebben verschillende betekenissen 33 E De informatie in de tekst wordt op verschillende manieren weergegeven en de afbeeldingen passen ze hieraan aan. Dit is correct, waar een instructie wordt gegeven wordt gebruik gemaakt van tekeningen. 37 A De meeste afbeeldingen zijn in kelur alleen de logo’s zijn in zwart-wit 37 E De logo’s worden gebruikt voor informatie die in kleine kadertjes wordt weergegeven, dit is op deze amnier wel gepast.
82
Uitwerkingen vragenlijst Lize Vorster 1 E De betekenis van de afbeeldingen is over het algemeen duidelijk. De afbeeldingen zijn makkelijk te herkennen en de betekenis is duidelijk. 2 E De afbeeldingen zijn relevan behalve voor een paar afbeeldingen op blz. 8 waar de connectie met de tekst niet geheel duidelijk is. 3 E De afbeeldingen dragen bij tot de overredingskracht van de tekst, Er wordt duidelijk afgebeeld dat er mensen zijn die jou zullen helpen als je problemen hebt. Wel worden hoofdzakelijk zwarte mensen afgebeeld, dit kan de verkeerde boodschap overbrengen, bijvoorbeeld dat Hiv alleen iets is voor zwarte mensen. Blz. 12 gaat over ‘hoe Hiv voorkomen moet worden’ dit is meer een grafische voorstelling en draagt niet echt bij tot de overredingskracht van de tekst. 4 E Moeilijk om te bepalen wat de exacte doelgroep is, zwarte mensen? Op de foto’s en tekeningen worden alleen maar zwarte mensen afgebeeld. Sommige afbeeldingen/tekeningen zijn te expliciet voor die cultuur, bijvoorbeeld blz. 12, dit druist mogelijk in tegen hun waarden. 5 E over het algemeen is dit goed, soms iets te expliciet voor de doelgroep. 6 E de bijschriften zijn duidelijk, deze ondersteunen de afbeeldingen 7 E De technische kwaliteit is goed, niet heel erg professioneel. Op de foto’s worden veel acteurs van de Tv-reeks afgebeeld 8 E De afbeeldingen staan naast of vlakbij de tekst waarop ze betrekking hebben. Dit is goed want het verband tussen de afbeeldingen en de tekst is dan duidelijk. 9 E De positionering is goed, er is een sterke connectie met de tekst. De opvallende positie van de inleidende afbeeldingen bij elke afdeling zorgen voor een meer samenhangend geheel. 10 E Er wordt geen gebruik gemaakt van humoristische afbeeldingen 11 E De afbeeldingen zijn vrij serieus en dat past bij de tekst. 12 E De afbeeldingen spelen meer in op de emotie van de lezer door de emotionele aspecten van de ziekte uit te beelden, bijvoorbeeld door uit te beelden wat er in mensen omgaat. 13 A Er wordt gebruik gemaakt van tekeningen, logo’s en foto’s 13 E Dit is geslaagd, de afbeeldingen zijn functioneel omdat de goede typen afbeeldingen bij de goede onderdelen worden gebruikt. Ligt de nadruk op de geschreven tekst of op de afbeeldingen? (Kies één optie uit vraag 14 t/m 18) Nadruk van tekst naar afbeeldingen loopt van vraag 14 naar 18. 16 A Er is evenveel geschreven tekst als afbeeldingen 16 E Die verhouding is goed, mensen met minder taalvaardigheden(de doelgroep) zijn minder gewend om lange teksten te lezen
Welke functie hebben de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 19 t/m 26) 19 A Trekt aandacht 19 E Niet altijd, sommige afbeeldingen zijn vrij expliciet en hebben niet altijd als hoofdfunctie om aandacht te trekken maar ze doen dit wel. 20 A Instructief 20 E Op blz. 12 staan instructieve tekeningen en die zijn duidelijk genoeg. 21 A Motiverend
83
21 E De afbeeldingen op de blz. 12 t/m 16 willen graag motiverend zijn maar slagen niet echt in die opzet. 22 A Overtuigend 22 E Niet helemaal effectief genoeg. De tekst probeert de lezer te overtuigen om veilige seks te hebben, maar de afbeeldingen alleen zijn niet overtuigend genoeg, slechts in combinatie met de tekst zijn ze overtuigend genoeg. 23 A Affectief 23 E De afbeeldingen spelen in op de gevoelens van de mensen in de omgeving en dit gebeurt effectief. 24 A Verklarend 24 E Dit is redelijk effectief. Op blz. 5 bijvoorbeeld staan afbeeldingen die ook een analfabeet qua betekenis zal begrijpen. 26 A Decoratief 26 E Dit gebeurt onder andere op blz. 8 en deze afbeeldingen maken de tekst interessanter, dus is het geslaagd. Welke interacties komen er voor tussen de tekst en de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 27 t/m31) 28 A Complementair 28 E Over het algemeen gebeurt dit erg effectief (bijvoorbeeld op blz. 9). De lezer kan duidelijk het verband tussen tekst en beeld zien. 29 A Supplementair 29 E Op blz. 12 overheersen de afbeeldingen en dit is effectief omdat voor de doelgroep dit voor het betreffende onderwerp makkelijker te begrijpen is. Welke combinaties van afbeeldingen worden er gebruikt? ( Beantwoord de onderstaande vragen 32 t/m 37 alleen als er meer dan één soort afbeelding voorkomt) 32 E Ja, de verschillende typen afbeeldingen passen bij de tekst of het onderwerp. Zo zijn er logo’s van instanties afgebeeld om verantwoording af te leggen over de folder 33 A JA 33 E Dit is geen probleem, de verschillende betekenissen gaan goed samen met de inhoud van de tekst. 34 A Ja 34 E Dit is geen probleem, de verschillende grafische elementen kunnen niet dezelfde functie hebben. 35 A Ja 35 E Dit is geen probleem, bijvoorbeeld op blz. 5 staan tekeningen en die zijn makkelijker te begrijpen als ze klein van formaat zijn dan foto’s.
84
Uitwerkingen vragenlijst Sharifa Daniels 1 E In de meeste gevallen zijn de afbeeldingen duidelijk. De afbeeldingen zijn allemaal in dezelfde sfeer gemaakt zodat het niet verwarrend is voor de lezers. 2 E Ja, in de meeste gevallen wel. Alleen de afbeeldingen op blz. 3 is niet duidelijk; het lijkt op die afbeeldingen of iemand die Hiv positief is herkend kan worden aan z’n fysieke gesteldheid. 3 E Ja, de afbeeldingen worden goed gebruikt. De lezer weet precies wat er met de afbeeldingen bedoeld wordt. De lezer is ook vantevoren ingelicht over het doel van de verschillende blokken tekst en iconen. 4 E Dit hangt er vanaf wie de doelgroep is. De boodschap wordt vrij nuchtere manier gebracht zodat het voor de gemiddelde lezer makkelijk te begrijpen is. 5 E Goed, toch is de afbeelding op blz. 13 niet helemaal duidelijk 6 E In de meeste gevallen hebben de afbeeldingen bijschriften. Dit is makkelijk leesbaar en te begrijpen. Alleen de bijschriften op blz. 3 zijn minder geslaagd, ze zijn eerder misleidend 7 E Weet ik niet zeker, het lijkt me voldoende 8 E De afbeeldingen vullen de tekst erg goed aan. Voor mij is daar geen afstand, de tekst en de afbeeldingen vormen eerder een eenheid. 9E Ja, foto’s worden strategies geplaatst als inleiding aan het begin van een afdeling of nieuw onderwerp 10 E Nee, dit is gepast, Hiv is een serieus onderwerp waar niet humoristisch over gedaan kan worden 11 E Geen van beiden. Eerder een combinatie tussen beiden, ze worden namelijk op een evenredige, nuchtere en verstandige manier weergegeven. 12 E Zakelijk, de schrijver wil graag de aandacht van de lezer behouden. Dit is ook geslaagd 13 A Er wordt gebruik gemaakt van foto’s, tekeningen en logo’s. 13 E Ja, elk type afbeelding wordt voor een specifiek doel gebruikt/ heeft een andere functie Ligt de nadruk op de geschreven tekst of op de afbeeldingen? (Kies één optie uit vraag 14 t/m 18) Nadruk van tekst naar afbeeldingen loopt van vraag 14 naar 18. 15 A Er zijn wel afbeeldingen, maar de geschreven tekst overheerst 15E Ja dat is ook goed, niet alle inlichtingen kunnen door afbeeldingen overgedragen worden. Afbeeldingen zijn mijns insziens slechts een hulpmiddel om de boodschap over te dragen. Welke functie hebben de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 19 t/m 26) 19 A trekt aandacht 19E 20 A Instructief 20E Ja, de doelgroep kan ook uit ongeletterden bestaan en dan is een instructie door afbeeldingen erg nuttig 21 A Motiverend 21E De personen op de grote foto’s zijn karakters van een bekende Tv-serie. Sommige lezers zullen zich met die karakters indentificeren of advies wat zij geven meer waarderen. De lezer zal dus tot actie over gaan op basis van de adviezen van die bekende personen 23 A Affectief
85
23E Nee, de tekeningen die bij de lezer emoties dienen uit te lokken, zijn misleidend. Bijvoorbeeld op blz. 3 24 A Verklarend Welke interacties komen er voor tussen de tekst en de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 27 t/m31) 28 A Complementair 28E In de meeste gevallen wel. Het verband is echter niet in alle gevallen duidelijk. De tekeningen op blz. 3 kunnen bijvoorbeeld de indruk wekken dat je aan iemand kunt zien of hij Hiv heeft. Ook op blz. 24 is het doel van de krukken waarop de afgebeelde persoon leunt, niet duidelijk. 31 A Voorbereiding 31E Ja, de voorbereidende foto bij elke afdeling heeft een vraag en antwoord formule. Er zijn steeds twee personen met elkaar in gesprek op de foto; de ene stelt een vraag en de ander geeft het antwoord. Het onderwerp waar ze het over hebben wordt dan in de tekst ernaast of eronder voortgezet. Welke combinaties van afbeeldingen worden er gebruikt? ( Beantwoord de onderstaande vragen 32 t/m 37 alleen als er meer dan één soort afbeelding voorkomt) 32E Het lijkt wel correct alhoewel het moeilijk in te schatten is hoe correct precies geinterpreteerd moet worden 33 A Ja 33E Dit is geen probleem, dit maakt de tekst makkelijker voor de lezer om te begrijpen en te volgen 34 A Ja 34E Nee, dit klopt wel, het geeft een vast patroon weer en daarmee is het erg consequent 35 A Ja (maar wel een moeilijke vraag) 35E Dit was niet erg storend, het kan soms helpen om de tekst levendiger te maken. Belangrijke aspecten kunnen hierdoor er uitgelicht worden of benadrukt worden 36 A Zie vraag 35, ik zie geen verschil tussen beide vragen 37 A Dit wordt afgewisseld 37E Dit is geen probleem, het kan ongeletterde personen helpen.
86
Uitwerkingen vragenlijst Louise Luttig 1 E Ja, ik denk dat de betekenis van de afbeeldingen duidelijk is omdat de geschreven tekst ermee geillustreerd wordt. De afbeeldingen en de tekst hebben duidelijk betrekking op elkaar 2 E Ja, de afbeeldingen zijn relevant voor de inhoud van de tekst, de geschreven tekst wordt geillustreerd 3 E Ja, de afbeeldingen dragen bij aan de overredingskracht van de tekst, omdat vreemde begrippen door de afbeeldingen geillustreerd worden 4 E Ja, de afbeeldingen zijn geschikt voor de doelgroep omdat de afbeeldingen duidelijk en eenvoudig te begrijpen zijn, het zal dan ook niet met een persoon van de doelgroep z’n belangen botsen 5 E De afbeeldingen zijn goed, alhoewel ze soms te expliciet zijn. Het onderwerp rechtvaardigd echter wel het gebruik van expliciete afbeeldingen 6 E Er worden geen bijschriften gebruikt, behalve tekstballonnen in de foto’s 7 E Ja, zelfs de kopieen zijn duidelijk 8 E De afstand tussen de afbeeldingen en de tekst is klein. Omdat de afbeeldingen en de tekst erg met elkaar samenhangen is de afstand niet groot, ook de visuele afstand tussen de tekst en de afbeeldingen op papier is niet groot 9 E Ja, de positionering van de afbeeldingen is op zo’n wijze gedaan dat de afbeeldingen direct aansluiten bij de geschreven tekst 10 E Nee, er wordt geen gebruik gemaakt van humoristische afbeeldingen 11 E De afbeeldingen zijn ernstig en dat past bij de zwaarte van het onderwerp 12 E De afbeeldingen zijn zakelijk, het is niet humoristisch of schokkend en maakt ook geen gebruik van een fear appeal 13 A Tekeningen, logo’s en foto’s worden gebruikt 13 E Ja, de verschillende typen afbeeldingen zijn geslaagd. De typen afbeeldingen passen steeds bij de informatie waarbij ze geplaatst zijn. Er wordt overwegend gebruik gemaakt van foto’s en tekeningen worden ter afwisseling gebruikt Ligt de nadruk op de geschreven tekst of op de afbeeldingen? (Kies één optie uit vraag 14 t/m 18) Nadruk van tekst naar afbeeldingen loopt van vraag 14 naar 18. 15 A Er zijn wel afbeeldingen, maar de geschreven tekst overheerst 15E Ja, de verhouding tussen afbeeldingen en tekst was niet storend. De afbeeldingen ondersteunen de geschreven tekst, alhoewel de geschreven tekst het belangrijkste middel blijft om de boodschap over te dragen Welke functie hebben de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 19 t/m 26) 20 A Instructief 20E gewoon, het is instructief 24 A Verklarend 24E Ja, de afbeeldingen verduidelijken de symptomen van Hiv, de gesprekken hierover en de reden waarom mensen deze ziekte krijgen enz. Het is effectief
87
Welke interacties komen er voor tussen de tekst en de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 27 t/m31) 27 A Overbodig 27E De afbeeldingen zijn soms een herhaling van de geschreven tekst, maar de aanwezigheid van tekst en beeld is naar mijn mening verrijkend voor de lezer 28 A Complementair 28E Ja, het verband tussen de tekst en de afbeeldingen is complementair, dit een effectieve interactie is omdat de afbeeldingen de tekst aanvullen 29 A Supplementair 29E De ondersteunende interactie heeft niet altijd een meerwaarde omdat de afbeeldingen soms slechts alleen herhalen en soms ook niets zeggend kunnen zijn.
Welke combinaties van afbeeldingen worden er gebruikt? ( Beantwoord de onderstaande vragen 32 t/m 37 alleen als er meer dan één soort afbeelding voorkomt) Deze afdeling ben ik niet uitgekomen, erg moeilijk om te begrijpen 32E 33 A 33E 34 A 34E
88
Uitwerkingen vragenlijst Elizabeth de Stadler 1 E De betekenis is niet altijd duidelijk, het verband met de tekst is soms onduidelijk 2 E Niet altijd duidelijk, dit schept soms verwarring, bijvoorbeeld bij de foto van de man op krukken op blz. 24 3 E Dit gaat wel, moeilijk te beoordelen 4 E Ja, de afbeeldingen zijn geschikt voor de doelgroep 5 E Dit varieert, soms is het expliciet en soms is het te impliciet en is de samenhang tussen tekst en foto niet duidelijk 6 E De afbeeldingen hebben niet altijd bijschriften. Soms zijn ze duidelijk, soms ook verwarrend zoals bij het eerder genoemde voorbeeld op blz. 24 van de man op krukken 7 E Moeilijk te beoordelen, in de originele folder waarschijnlijk wel 8 E Meestal is het erg kort, staan de tekst en de afbeeldingen dicht bij elkaar 9 E Goed, de verbanden zijn duidelijk 10 E Nee, is ook een serieus onderwerp 11 E Ernstig, de gezichtsuitdukkingen van de mensen zijn ernstig 12 E Speelt in op de emotie, dit is ook te zien aan de gezichtsuitdrukkingen van de mensen op de foto’s en aan de alledaagse dingen die zijn afgebeeld 13 A Foto’s, tekeningen en logo’s 13 E Dit wisselt en is niet storend Ligt de nadruk op de geschreven tekst of op de afbeeldingen? (Kies één optie uit vraag 14 t/m 18) Nadruk van tekst naar afbeeldingen loopt van vraag 14 naar 18. 16 A Er is evenvee tekst als afbeeldingen 16E Het is vaak dezelfde opbouw. De ene keer zijn het afbeeldingen die worden toegelicht door een stuk tekst, de andere keer is het een stuk tekst dat verduidelijkt wordt door afbeeldingen. Welke functie hebben de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 19 t/m 26) 19 A Trekt aandacht 19E Niet altijd effecief, soms kan het ook de aandacht afleiden van de tekst waar belangrijke informatie in staat 20 A Instructief 20E Dit is effectief 23 A Affectief 23E Ja, redelijk effectief maar of het voldoende inspeelt op de gevoelens van de lezer is moeilijk te beoordelen Welke interacties komen er voor tussen de tekst en de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 27 t/m31) 28 A Complementair 28E Het verband is duidelijk tussen tekst en afbeeldingen 29 A Supplementair 29E 31 A Voorbereiding 89
31E De tekstbalonnen aan het begin van elk hoofdstuk zijn een voorbeeld van voorbereiding of stage-setting. Dit is effectief naar mijn oordeel Welke combinaties van afbeeldingen worden er gebruikt? ( Beantwoord de onderstaande vragen 32 t/m 37 alleen als er meer dan één soort afbeelding voorkomt) Dit onderdeel heeft ze niet ingevuld omdat ze er grote moeite mee had. Ze vond de verschillen tussen verschillende typen/stylen afbeeldingen niet duidelijk. 32E 33 A 33E 34 A 34E
90
Uitwerkingen vragenlijst Amanda de Stadler 1 E De betekenis is duidelijk, het is eenvoudig en verduidelijkt de tekst 2 E Ja, het verduidelijkt en beeld uit wat wat er in de tekst staat 3 E Ja, de afbeeldingen zijn aantrekkelijk en ze beklemtonen belangrijke aspecten 4 E Ja, de afbeeldingen zijn zakelijk maar niet verkeerd voor de doelgroep 5 E De afbeeldingen zijn vrij expliciet, erg duidelijk wat er bedoeld wordt 6 E Bij sommige afbeeldingen zitten er bijschriften bij, deze zijn duidelijk 7 E Ja, de technische kwaliteit van de afbeeldingen is voldoende 8 E De afstand tussen de tekst en de afbeeldingen is vrij klein, dit is ook goed, het vormt zo een geheel 9 E De positionering van de afbeeldingen is goed. Het maakt de folder duidelijk en interessant 10 E Nee, past ook niet bij het onderwerp 11 E Meer serieus, de afbeeldingen dragen de boodschap serieus over 12 E Niet emotioneel, maar eerder zakelijk. Dit stemt overeen met de toonzetting in de folder 13 A Foto’s tekeningen en logo’s 13 E Ligt de nadruk op de geschreven tekst of op de afbeeldingen? (Kies één optie uit vraag 14 t/m 18) Nadruk van tekst naar afbeeldingen loopt van vraag 14 naar 18. 16 A Er is evenveel geschreven tekst als afbeeldingen 16E Dit is goed, de afwisseling ertussen maakt de folder interessant en verduidelijkt het ook Welke functie hebben de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 19 t/m 26) 19 A Trekt aandacht 19E Dit is redelijk effectief, het vergemakkelijkt het lezen van de folder 24 A Verklarend 24E De afbeeldingen verduidelijken wat je leest en geven meer inlichting over het thema. Het is dus effectief Welke interacties komen er voor tussen de tekst en de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 27 t/m31) 28 A Complementair 28 E 31 A Voorbereiding 31 E
91
Welke combinaties van afbeeldingen worden er gebruikt? ( Beantwoord de onderstaande vragen 32 t/m 37 alleen als er meer dan één soort afbeelding voorkomt) 32 E Ja, de combinatie van grafische elementen die gebruikt worden is correct. Ze vullen elkaar aan en dat verduidelijkt de folder 33 A Ja, ze hebben verschillende betekenissen 33 E Nee, dit is geen probleem, ze dragen allemaal inlichting over 34 A Nee 34 E 35 A Nee 35 E Nee, geen probleem 36 A Ja 36 E 37 A De afbeeldingen zijn zowel in zwart-wit als in kleur 37E Nee, dit maakt de folder alleen maar interessanter/aantrekkelijker om te lezen. In zwartwit alleen of alleen in kleur zou de folder toch iets minder opvallend en aantrekkelijk zijn
92
Uitwerkingen vragenlijst Laetitia Bedeker 1 E Ja, de afbeeldingen illustreren de inhoud goed 2 E Ja, zie hierboven 3 E Ja, de afbeeldingen zijn reeel en de lezer is zich er van bewust dat de afbeeldingen en de daarop getoonde beelden ook op hem/haar van toepasing kunnen zijn. 4 E Ja, enigszins te expliciete afbeeldingen worden verduidelijkt of er wordt een waarschuwing bij gegeven zodat het zelfs conservatieve lezers niet tegen de borst stuit. De boodschap komt duidelijk over; er moet over Hiv gepraat worden 5 E De afbeeldingen zijn vrij expliciet, maar het is goed omdat het tot doel heeft om iets duidelijk te maken 6 E Ja, zijn duidelijk 7 E Ja, de technische kwaliteit is duidelijk 8 E Op zich is de afstand tussen de tekst en de afbeeldingen wel goed. Alleen op blz. 8 is de afstand te ver. Er wordt op de afbeelding in een groepssituatie over Hiv gepraat terwijl er in de tekst geen verwijzing is. Op blz. 13 wordt een tekening van een kliniek weergegeven, maar er wordt in de tekst alleen gesproken over dat je een Hiv test moet doen. Er wordt niet over een kliniek gesproken. 9 E Ja, dit is over het algemeen vlakbij de tekst geplaatst waarop het slaat, dit vergemakkelijkt het leesproces 10 E Nee, dit is ook geslaagd in deze tekst. In de tekst is geen humor nodig, er dient slechts gesproken te worden over ondersteuning voor mensen met Hiv. 11 E Ernstig, dit past goed bij de tekst, is dus geslaagd 12 E Dit speelt meer in op de emotie van de lezer dan dat het zakelijk is. Er wordt bijvoorbeeld een moeder afgebeeld die lief is voor haar baby en een stelletje wordt duidelijk gemaakt hoe belangrijk het is dat ze met elkaar praten. Er wordt dus duidelijk ingespeeld op de emotie 13 A Foto’s en tekeningen 13 E Ja, dit is geslaagd. De foto’s maken de tekst een stuk realistischer Ligt de nadruk op de geschreven tekst of op de afbeeldingen? (Kies één optie uit vraag 14 t/m 18) Nadruk van tekst naar afbeeldingen loopt van vraag 14 naar 18. 15 A Er zijn wel afbeeldingen, maar de tekst overheerst 15E De verhouding is goed. Er is niet teveel geschreven tekst en de gebruikte afbeeldingen zijn functioneel Welke functie hebben de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 19 t/m 26) 20 A Instructief 20E Ja dit is effectief, bijvoorbeeld bij de tekeningen hoe een condoom om gedaan moet worden 22 A Overtuigend 22E Dit is overtuigend, onder andere omdat de afbeeldingen aantonen dat alle leden binnen een gemeenschap Hiv kunnen krijgen 23 A Affectief 23E Dit speelt wel in op de gevoelens van de lezer, bijvoorbeeld bij de afbeeldingen van een moeder met haar baby
93
24 A Verklarend 24E De verklaring hoe Hiv verspreid wordt bijvoorbeeld. Dit wordt uitgebeeld in tekeningen met een verhaaltje erbij. Dit is erg effectief. Dit verklaart en verduidelijkt goed hoe gemakkelijk het virus verspreid kan worden Welke interacties komen er voor tussen de tekst en de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 27 t/m31) 28 A Complementair 28E De afbeeldingen leiden tot verdere verduidelijking van de tekst , of soms zorgt het gewoon voor een effectieve illustratie bij een verhaal Welke combinaties van afbeeldingen worden er gebruikt? ( Beantwoord de onderstaande vragen 32 t/m 37 alleen als er meer dan één soort afbeelding voorkomt) 32E Ja, die foto’s helpen om het menselijker te maken, terwijl tekeningen gebruikt worden om de gevoeligere of simpeler dingen duidelijk te maken 33 A Zie vorige antwoord 33E Dit is correct 34 A Ja 34E Dit is correct 35 A Nee 35E Nee, dit is wel correct. Het schept duidelijkheid en eenheid 36 A Ja 36E Dit is correct 37 A Dit wordt afgewisseld, zowel zwart-wit als kleur 37E Nee, dit is geen probleem. Slechts kleine stukjes zijn in zwart-wit, de rest is in kleur.
94
Uitwerkingen Nanette Evenhuis 1 E De betekenis is duidelijk, het is eenvoudig en verduidelijkt de tekst 2 E Ja, het verduidelijkt 3 E Ja, de afbeeldingen zijn aantrekkelijk en helder 4 E Ja, de afbeeldingen zijn zakelijk maar niet verkeerd voor de doelgroep 5 E De afbeeldingen zijn vrij expliciet, erg duidelijk wat er bedoeld wordt 6 E Bij sommige afbeeldingen zitten er bijschriften bij, deze zijn duidelijk en verduidelijken de afbeelding 7 E Ja, de technische kwaliteit van de afbeeldingen is voldoende 8 E De afstand tussen de tekst en de afbeeldingen is vrij klein, dit is goed omdat het bij elkaar hoort 9 E De positionering van de afbeeldingen is goed. Het maakt de folder duidelijk en interessant 10 E Nee, past ook niet bij het onderwerp 11 E De afbeeldingen zijn serieus, past ook bij het onderwerp van de folder 12 E Niet emotioneel, maar eerder zakelijk. Dit stemt overeen met het onderwerp van de folder 13 A Foto’s tekeningen en logo’s Ligt de nadruk op de geschreven tekst of op de afbeeldingen? (Kies één optie uit vraag 14 t/m 18) Nadruk van tekst naar afbeeldingen loopt van vraag 14 naar 18. 16 A Er is evenveel geschreven tekst als afbeeldingen 16 E Dit is goed, de afwisseling ertussen maakt de folder interessant en verduidelijkt het ook Welke functie hebben de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 19 t/m 26) 19 A Trekt aandacht 19E Dit is redelijk effectief, het vergemakkelijkt het lezen van de folder 24 A Verklarend 24E De afbeeldingen verduidelijken wat je leest en geven meer inlichting over het thema. Het is dus effectief. Onder andere de tekeningen over condoomgebruik Welke interacties komen er voor tussen de tekst en de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 27 t/m31) 28 A Complementair 28E Moeilijk om hier toelichting bij te geven Welke combinaties van afbeeldingen worden er gebruikt? ( Beantwoord de onderstaande vragen 32 t/m 37 alleen als er meer dan één soort afbeelding voorkomt) 32 E Ja, de combinatie van grafische elementen die gebruikt worden is correct. Ze vullen elkaar aan en dat verduidelijkt de folder 33 A Ja, ze hebben verschillende betekenissen 33 E Deze vragen vond ik erg lastig om te beantwoorden...... 34 A Rest niet ingevuld...
95
Bijlage 5 Uitwerkingen Tekstevaluatieschema Nederlandse tekstanalisten
96
Uitwerkingen Lisette Dujardin Algemene vragen 1 E Voor mij zijn de afbeeldingen op zich niet erg duidelijk als het gaat om de achterliggende betekenis. In combinatie met de tekst worden ze wel duidelijker, maar waarschijnlijk nog niet duidelijk genoeg. 2E Ik denk dat de afbeeldingen wel relevant zijn voor de tekst. Ze geven een beeld bij wat wordt verteld in de tekst. 3E Waarschijnlijk dragen de afbeeldingen niet echt bij aan de overredingskracht van de tekst, omdat naar mijn idee de afbeeldingen redelijk onduidelijk zijn. Dat is wel een tekortkoming, omdat mensen die de tekst niet goed begrijpen, nu helemaal niet worden overtuigd door de boodschap, wat wel het geval had kunnen zijn als de afbeeldingen duidelijk genoeg zouden zijn. 4E De afbeeldingen zijn denk ik wel geschikt voor de doelgroep, waarschijnlijk zwarte jongeren. Door plaatjes af te beelden van zwarte mensen kan de doelgroep zich met de folder identificeren. 5E Ik denk dat de afbeeldingen te vaag zijn. Ze geven slechts een deel van de tekst weer, maar dan in de meeste gevallen een op zichzelf staand deel van de tekst, zoals een zwangere vrouw. De relatie met de manieren waarop men met HIV om moet gaan als je zwanger bent, waar de tekst dus over gaat, komt daar niet in terug, en veel mensen zullen dan ook de achterliggende gedachte van het plaatje niet snappen. 6E Onderschriften zijn wel duidelijk, daar wordt namelijk de bedoeling van het plaatje uitgelegd. 7E Technische kwaliteit van afbeeldingen is goed, de plaatjes zijn duidelijk en goed getekend. 8E Ik denk dat de plaatjes dicht genoeg op de tekst staan waar ze betrekking op hebben. 9E Naar mijn mening staan de afbeeldingen wel op geschikte plaatsen. Het is volgens mij duidelijk welk plaatje bij welke tekst hoort. 10E Humoristische afbeeldingen niet echt, maar wel informele/speelse afbeeldingen. Dat kan positief en negatief uitpakken. Het kan de afstand tot de doelgroep verkleinen, doordat toegankelijkheid van de afbeeldingen groot is. Het kan ook een negatief effect hebben doordat de doelgroep de ernst niet ziet van de situatie. 11E Zie vraag 10. Het contrast met de tekst valt mee, want de tekst is een mengeling van formeler en informeler taalgebruik. 12EDe afbeeldingen spelen in op het gevoel van de lezer, omdat er duidelijk echte mensen in te zien zijn die echt contact hebben. Aan de andere kant zijn ze toch ook wel zakelijk, omdat ze ‘gewoon’ weergeven wat de makers willen overbrengen. De teksten zijn meer zakelijk dan de afbeeldingen. Het is denk ik wel goed dat de afbeeldingen ook refereren aan het gevoel van de lezer, omdat het belang van AIDS-preventie misschien meer doordringt als ze zich er emotioneel bij betrokken voelen. 13A Er wordt gebruikt gemaakt van tekening-afbeeldingen en foto-afbeeldingen (moeilijk te zien in zwart-wit). Ook worden logo’s gebruikt (bijv. Soul City en Aids). 13E Het is in ieder geval goed dat ook het AIDS-logo wordt gebruikt, zodat de lezers van deze folder dat later ook zullen herkennen op andere folders en posters. De combinatie van tekeningen foto-afbeeldingen maakt de tekst wat afwisselender en zo levendiger.
97
Ligt de nadruk op de geschreven tekst of op de afbeeldingen? (Kies één optie uit vraag 14 t/m 18) Nadruk van tekst naar afbeeldingen loopt van vraag 14 naar 18. 16 A Er is volgens mij ongeveer evenveel tekst als afbeeldingen 16E De verhouding tussen geschreven tekst en afbeeldingen is naar mijn idee goed. Er wordt voldoende aandacht besteed aan het plaatsen van afbeeldingen, deze worden er niet zomaar tussen gepropt maar krijgen voldoende ruimte. Het is goed dat er een duidelijke mix is van afbeeldingen en tekst, zodat er voldoende aandacht is voor de ‘uitleg’ over AIDS en daarnaast voor de plaatjes die (waarschijnlijk) concretere gevoelens zullen oproepen. Welke functie hebben de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 19 t/m 26) 19 A. De plaatjes trekken vanwege de plaatsing en de grootte zeker de aandacht. 19E Ik denk dat de plaatjes de aandacht vaak wel zullen afleiden van de tekst, omdat de plaatjes herkenbaar zijn voor de lezers. Omdat de plaatjes vaak niet helemaal overbrengen wat de tekst wil zeggen kan het daarom gebeuren dat hetgeen dat belangrijk is in de tekst, niet echt overkomt. 23 A. Zoals eerder gezegd, roepen de afbeeldingen gevoelens op bij de lezers. Daarom zijn de afbeeldingen wel affectief te noemen. 23E Ik denk dat het goed is dat afbeeldingen naast een tekst gevoel oproepen over een zwaar onderwerp. Vooral aangezien in de meeste gevallen de tekst moeilijk te begrijpen zal zijn, is het goed dat de afbeeldingen gevoel oproepen. Daardoor willen lezers eerder gaan nadenken over het thema. 24 A De plaatjes zijn enigszins verklarend. Ze leggen in afbeeldingen uit wat er in delen van de tekst staat. 24E Het is niet echt effectief omdat het niet duidelijk genoeg is er wat er met de afbeeldingen wordt bedoeld, terwijl je er als lezer vanuit gaat dat wat je op een plaatje ziet is wat wordt bedoeld. Welke interacties komen er voor tussen de tekst en de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 27 t/m31) 29 A De tekst is dominant, daar staat de belangrijkste informatie in. De afbeeldingen lichten bepaalde dingen van de tekst eruit en dienen zo als extra toelichting. 29E De verhouding tussen tekst en afbeeldingen zou heel goed kunnen zijn als de afbeeldingen zelf duidelijker zouden zijn. De betekenis van de afbeeldingen is nu nauwelijks goed te interpreteren voor de lezers. Daarom gaat het effect van aanvullende informatie een beetje verloren. De lezers halen uit de afbeeldingen andere betekenissen dan ze uit de tekst (zouden) halen.
98
Welke combinaties van afbeeldingen worden er gebruikt? ( Beantwoord de onderstaande vragen 32 t/m 37 alleen als er meer dan één soort afbeelding voorkomt) 32 A Ik vind het moeilijk te zeggen of er meerdere soorten afbeeldingen voorkomen. Er zijn wel tekeningen en fotoachtige afbeeldingen, maar of dat echt meerdere soorten afbeeldingen zijn vind ik moeilijk te zeggen. Vandaar dat ik de vragen 33 t/m 37 niet heb ingevuld.
99
Uitwerkingen Marleen Plaat Algemene vragen 1E Ja, de afbeeldingen zijn duidelijk 2E De afbeeldingen ondersteunen de tekst en spreken soms zelfs voor zich. Beeld en tekst zijn goed op elkaar afgestemd. 3E Ze ondersteunen de tekst en helpen zo te overtuigen. Voorbeeld: een foto van gezonde mensen en mensen met hiv ziet er hetzelfde uit. Dit onderstreept dat je zieke mensen niet kunt herkennen. 4E Er is zo goed mogelijk rekening gehouden met de doelgroep. In de afbeeldingen worden zowel mannen als vrouwen gebruikt, blanken, zwarten en kleurlingen. Daar waar de afbeeldingen iemand voor het hoofd kunnen stoten is duidelijk uitgelegd waarom de afbeeldingen gebruikt worden en dat ze niemand willen beledigen. 5E De afbeeldingen zijn goed. Ze zijn duidelijk en bevatten niet teveel detail en in elk geval niet te impliciet. Iemand die alle informatie aan heeft gehoord zou het verhaal redelijk makkelijk kunnen reproduceren aan de hand van de plaatjes, denk ik. 6E De bijschriften zijn simpel en duidelijk. De zinnen zijn niet te lang en er staat niet meer informatie in dan noodzakelijk. Dus de tekst is kort en bondig, maar toch duidelijk. 7E Doordat het kopieen zijn is deze vraag wat moeilijk te beantwoorden. Wel lijkt het me dat de technische kwaliteit goed is. Er staat niet te veel op een afbeelding, overbodige details zijn weg gelaten, maar er is voldoende informatie in de afbeelding zelf om de context te begrijpen. 8E De tekst staat dicht bij de afbeelding. Dit is heel duidelijk. Waar de afbeelding en tekst niet dichtbij elkaar staan is dit om niet continu in herhaling te vallen. Dan worden er slechts paginaverwijzingen gedaan, welke volstaan. 9E De afbeeldingen zijn verdeeld over de pagina, dit geeft de folder een aantrekkelijk uiterlijk 10E Nee, ik zie geen humoristische afbeeldingen. Dit lijkt me correct omdat de folder de ernst van de situatie in wil laten zien en mensen aan het denken wil zetten over de juiste beslissingen. 11E De afbeeldingen zijn niet lichtzinnig, maar ook niet bijzonder ernstig. Het is een stripversie van de werkelijkheid, dus een vereenvoudigde voorstelling van de werkelijkheid. Dit lijkt me heel geschikt. 12E Ze spelen in op emotie. Er wordt een bezorgde zuster getoond of een medelevende partner. De afbeeldingen ondersteunen de tekst goed en ze geven aan hoe je iemand kunt steunen. 13 A Foto’s, strips / tekeningen en logo’s. Ligt de nadruk op de geschreven tekst of op de afbeeldingen? (Kies één optie uit vraag 14 t/m 18) Nadruk van tekst naar afbeeldingen loopt van vraag 14 naar 18. 15 A Er is denk ik net iets meer tekst dan afbeeldingen. 15E Door zoveel plaatjes te gebruiken wordt de folder erg aantrekkelijk, zeker omdat de plaatjes de tekst goed ondersteunen. En de plaatjes overwoekeren de tekst niet. Dus naar mijn mening is de afstemming tekst / beeld goed.
100
Welke functie hebben de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 19 t/m 26) 19 A ja 19E De folder ziet er door al deze plaatjes aantrekkelijk uit. 20 A ja 20E ja, er wordt uitgelegd hoe een condoom gebruikt moet worden, alhoewel ze vergeten te waarschuwen dat je de verpakking voorzichtig moet openen en niet met een scherp voorwerp. Daarnaast zijn er plaatjes die aangeven hoe een bepaald gedrag vertoond kan worden, zoals medeleven en ‘alternatief’ en veilig vrijen 22 A ja, sommige afbeeldingen wel 22E ja, als ze een gezond iemand en een besmet iemand hetzelfde afbeelden is dit een ondersteuning voor het feit dat je niet kunt zien of iemand hiv heeft. 23 A ja 23E Ja, redelijk duidelijk, maar soms te zakelijk. 24 A ja 24E ja, zie vraag 22 Welke interacties komen er voor tussen de tekst en de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 27 t/m31) 28 A ja 28E ja, het verband is duidelijk, omdat de tekening uitbeeldt wat er in de tekst gezegd wordt 29 A ja, in veel gevallen is de afbeelding een verduidelijking van de tekst 29E ja, het verband is duidelijk, de tekening verduidelijkt dat wat er in de tekst gezegd wordt. 30 A ik begrijp deze vraag niet goed. 30E Deze vraag kan ik dus ook niet beantwoorden, zie 30a 31 A Ja, voordat er uitleg gegeven wordt, schetst de schrijver eerst een situatie door middel van een strip of een foto met converserende mensen. 31E Ja, het trekt de aandacht. De afbeelding vertegenwoordigt een mogelijke vraag van de lezers. Als de lezer deze vraag ziet staan, wordt hij / zij wellicht nieuwsgierig naar het antwoord en wordt ook de rest van de tekst gelezen. Welke combinaties van afbeeldingen worden er gebruikt? ( Beantwoord de onderstaande vragen 32 t/m 37 alleen als er meer dan één soort afbeelding voorkomt) 32E ja, geeft afwisseling, maar er is niet te veel afwisseling, dus eenduidige stijl. 33 A ja, de ene keer een instructie, de andere keer aandacht trekken en weer een andere keer ondersteuning van de tekst 33E geen probleem, maakt de tekst aantrekkelijk 34 A ja, zie 33a 34E nee, geen probleem zie 33e 35 A nee, er wordt wel van foto’s, strips en tekeningen gebruik gemaakt, maar telkens als ze terugkomen hebben ze dezelfde stijl. 35E Deze eenzelfde stijl zorgt voor samenhang en maakt dat de folder niet rommelig wordt, hoewel er veel plaatjes worden gebruikt. 36 A ja, drie typen dus: foto’s, strips, tekeningen 36E prettig dat het afgewisseld wordt, is aantrekkelijk. Type hangt af van het soort info. Condoomgebruik met foto’s kan nogal wat mensen tegen de borst stuiten en een tekening is veel duidelijker, om maar een voorbeeld te noemen. Dit gaat dus goed in de folder.
101
37 A Volgens mij zijn ze in kleur, maar ik heb zwart/wit kopieen, dus ik kan hier verder weinig over zeggen. 37E zie 37a
102
Uitwerkingen mevrouw Stassen
Algemene vragen 1E Is de betekenis van de afbeeldingen voor u duidelijk? ja 2E Zijn de afbeeldingen die gebruikt worden naar uw mening relevant voor de inhoud van de tekst? Ja Indien niet relevant, is dit een tekortkoming? Waarom/waarom niet? 3E Dragen de afbeeldingen bij tot de overredingskracht van de tekst? Ja Indien niet, is dit een tekortkoming? Indien wel, worden de afbeeldingen goed gebruikt? Waarom/waarom niet? 4E Zijn de afbeeldingen geschikt voor de doelgroep? Denk van wel Is er rekening gehouden met hun overtuigingen en waarden? Meestal Waarom/waarom niet? Er zijn natuurlijk mensen die vanwege hun geloof geen condooms willen gebruiken, of vanwege hun trots/eergevoel/mannelijkheid of juist afhankelijkheid etc., daar wordt volgens mij niet echt aan geappelleerd. 5E Zijn de afbeeldingen goed, of te impliciet/vaag of te expliciet. Goed Waarom? Ik vind ze tamelijk neutraal en eenduidig 6E Indien de afbeeldingen bijschriften hebben, zijn die bijschriften duidelijk? Ja Waarom/waarom niet? 7E Is de technische kwaliteit van de afbeeldingen voldoende? Ja
8E Welke afstand is er in de tekst zelf tussen de afbeeldingen en het gedeelte waarop dit betrekking heeft? Vage vraag, wat bedoel je met afstand, tussen tekst en plaatje? Lijkt me goed
Is die afstand goed of is die afstand te groot? Waarom? 9E Is de positionering van de afbeeldingen goed? Ja Waarom/waarom niet? 10E Wordt er van humoristische afbeeldingen gebruik gemaakt? Niet echt Is dit naar uw mening geslaagd? Waarom/waarom niet? 11E Zijn de afbeeldingen naar uw mening lichtzinnig of eerder ernstig? Neutraal, noch het een noch het ander dus Waarom? Past dit bij de stemming van de tekst of is dit juist in contrast met de tekst? Is dit geslaagd? ja 12E Zijn de afbeeldingen naar uw mening zakelijk van aard of spelen ze in op de emotie van de lezer? Beide Waarom? Neutrale afbeeldingen die gaan over emotionele zaken Komt dit overeen met de rest van de tekst of is dit juist in tegenstelling tot de rest van de tekst? Komt overeen Is dit geslaagd? ja 13A Welke typen afbeeldingen worden er gebruikt? Typen afbeeldingen: foto’s, tekeningen, diagrammen, logo’s, tabellen tekeningen 13E Indien er verschillende typen afbeeldingen worden gebruikt, is dit dan geslaagd? Waarom/waarom niet? Indien slechts één type afbeelding gebruikt wordt, is dit geslaagd? Waarom/waarom niet? Ja, foto’s zijn te bedreigend, dit zijn geen echte mensen.
103
Ligt de nadruk op de geschreven tekst of op de afbeeldingen? (Kies één optie uit vraag 14 t/m 18) Nadruk van tekst naar afbeeldingen loopt van vraag 14 naar 18. 16 A Er is evenveel geschreven tekst als afbeeldingen ja 16E Is de verhouding tussen tekst en afbeeldingen naar uw mening correct? Waarom/waarom niet? Ja, leest makkelijk en is duidelijk zo Welke functie hebben de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 19 t/m 26) 20 A Instructief ( de afbeeldingen geven een antwoord op de vraag hoe iets gedaan moet worden, bijvoorbeeld in een reeks tekeningen waarin wordt uitgelegd hoe een condoom om gedaan moet worden) ja 20E Is dit naar uw mening effectief? Is dit instructief genoeg en geeft het genoeg uitleg? Waarom/waarom niet? Ja, voldoende 22 A Overtuigend (de afbeeldingen proberen de lezer van iets te overtuigen) ja 22E Is dit naar uw mening effectief? Is het overtuigend genoeg? Waarom/waarom niet? 23 A Affectief (de afbeeldingen spelen in op de gevoelens van de lezer) ja 23E Is dit naar uw mening effectief genoeg? Spelen de afbeeldingen voldoende in op de gevoelens van de lezer? Waarom/waarom niet? Ja, is voldoende 24 A Verklarend (de afbeeldingen verduidelijken hoe iets is en waarom het zo is) ja 24e Is dit naar uw mening effectief? Zijn de afbeeldingen voldoende verklarend? Verduidelijken de afbeeldingen de handeling/situatie waarover het gaat voldoende, of verklaren ze eigenlijk iets anders? Waarom/waarom niet? Ja, is verklarend genoeg Welke interacties komen er voor tussen de tekst en de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 27 t/m31) 28 A Complementair (de afbeeldingen en de tekst vullen elkaar aan. De tekst en de afbeeldingen samen zijn duidelijker dan de tekst of de afbeeldingen alleen) ja 28E Is de complementaire werking van de tekst en de afbeeldingen naar uw mening effectief? Is het verband tussen de tekst en de afbeeldingen voor u duidelijk? Waarom/waarom niet? Ja, komt overeen, verduidelijkt 29 A Supplementair (of de tekst of de afbeeldingen zijn dominant. De één levert de belangrijkste ideeen aan of geeft het meeste informatie terwijl de ander meer een ondersteunende functie vervult, voorbeelden geven gewoonlijk supplementaire informatie) ja soms 29E Is de supplementaire verhouding hier effectief? Is het verband tussen tekst en afbeeldingen hier duidelijk? Waarom/waarom niet? Ja, uitleg is verrijkend bij de afbeeldingen Welke combinaties van afbeeldingen worden er gebruikt? ( Beantwoord de onderstaande vragen 32 t/m 37 alleen als er meer dan één soort afbeelding voorkomt) 32E Wordt de combinatie van de verschillende soorten afbeeldingen naar uw mening correct gebruikt? Waarom/waarom niet? Ja, aanvullend, verduidelijkend 33 A Hebben de verschillende soorten afbeeldingen verschillende betekenissen? 33E Indien dat het geval is, ziet u dit dan als een probleem? Indien dit niet het geval is, is het geslaagd? Waarom/waarom niet? 34 A Hebben die verschillende soorten afbeeldingen verschillende functies?
104
34E Indien dat het geval is, ziet u dit dan als een probleem? Indien dit niet het geval is, is het geslaagd? Waarom/waarom niet? 35 A Zijn de afbeeldingen in verschillende stijlen? 35E Indien dat het geval is, ziet u dit dan als een probleem? Indien dit niet het geval is, is het geslaagd? Waarom/waarom niet? 36 A Worden er verschillende typen afbeeldingen gebruikt? 36E Indien dat het geval is, ziet u dit dan als een probleem? Indien dit niet het geval is, is het geslaagd? Waarom/waarom niet? 37 A Zijn de afbeeldingen in zwart-wit of in kleur, of wordt dit afgewisseld? kleur 37E Indien het zowel in zwart-wit als in kleur is, ziet u dit als een probleem? Waarom/waarom niet? Indien de afbeeldingen óf in zwart-wit, óf in kleur zijn, is dit dan geslaagd? Ja Waarom/waarom niet? Duidelijk, reëel
105
Uitwerkingen mevrouw Vos-Fruit
Algemene vragen 1E Is de betekenis van de afbeeldingen voor u duidelijk? Ja
2E Zijn de afbeeldingen die gebruikt worden naar uw mening relevant voor de inhoud van de tekst? Ja Indien niet relevant, is dit een tekortkoming? Waarom/waarom niet? 3E Dragen de afbeeldingen bij tot de overredingskracht van de tekst? Ja
Indien niet, is dit een tekortkoming? Indien wel, worden de afbeeldingen goed gebruikt? Waarom/waarom niet? 4E Zijn de afbeeldingen geschikt voor de doelgroep? Ja Is er rekening gehouden met hun overtuigingen en waarden? Ja
Waarom/waarom niet? kleding, houding, relatie man/vrouw 5E Zijn de afbeeldingen goed, of te impliciet/vaag of te expliciet. Waarom? Goed en expliciet, vriendelijk, niet afschikkend, uit het dagelijks leven 6E Indien de afbeeldingen bijschriften hebben, zijn die bijschriften duidelijk? Waarom/waarom niet? Nee, het is geen spreektaal maar mooie zinnen… en waarom sommige afbeeldingen met bijschriften en ander niet? 7E Is de technische kwaliteit van de afbeeldingen voldoende? Ja
8E Welke afstand is er in de tekst zelf tussen de afbeeldingen en het gedeelte waarop dit betrekking heeft? Is die afstand goed of is die afstand te groot? Waarom? Afstand is geen probleem, de lay-out is meer het probleem 9E Is de positionering van de afbeeldingen goed? Waarom/waarom niet? Een beetje rommelig 10E Wordt er van humoristische afbeeldingen gebruik gemaakt? Is dit naar uw mening geslaagd? Waarom/waarom niet? Nee, ik zie geen humoristische afbeeldingen 11E Zijn de afbeeldingen naar uw mening lichtzinnig of eerder ernstig? Waarom? Past dit bij de stemming van de tekst of is dit juist in contrast met de tekst? Is dit geslaagd? De afbeeldingen zijn uit het dagelijks leven gegrepen, daardoor wel sprekend maar de teksten zijn afstandelijk en algemeen 12E Zijn de afbeeldingen naar uw mening zakelijk van aard of spelen ze in op de emotie van de lezer? Waarom? Komt dit overeen met de rest van de tekst of is dit juist in tegenstelling tot de rest van de tekst? Is dit geslaagd? Afbeeldingen hebben dezelfde uitstralingen maar de teksten zijn zeer verschillend van toon 13A Welke typen afbeeldingen worden er gebruikt? Typen afbeeldingen: foto’s, tekeningen, diagrammen, logo’s, tabellen Tekeningen en foto’s 13E Indien er verschillende typen afbeeldingen worden gebruikt, is dit dan geslaagd? Waarom/waarom niet?
106
afbeeldingen voor dagelijkse situaties en foto’s met afschriften om vragen te stellen, ja het is duidelijk maar niet erg esthetisch, b.v. op p. 6 en 7 Indien slechts één type afbeelding gebruikt wordt, is dit geslaagd? Waarom/waarom niet? Ligt de nadruk op de geschreven tekst of op de afbeeldingen? (Kies één optie uit vraag 14 t/m 18) Nadruk van tekst naar afbeeldingen loopt van vraag 14 naar 18. 14 A De tekst of brochure bestaat bijna volledig uit geschreven tekst Nee
14E Is de verhouding tussen tekst en afbeeldingen naar uw mening correct? Waarom/waarom niet? Ja het is correct omdat elke bladzijde is een verrassing 15 A Er zijn wel afbeeldingen maar de geschreven tekst overheerst Nee
15E Is de verhouding tussen tekst en afbeeldingen naar uw mening correct? Waarom/waarom niet? Ja
16 A Er is evenveel geschreven tekst als afbeeldingen Ja 16E Is de verhouding tussen tekst en afbeeldingen naar uw mening correct? Waarom/waarom niet? 17 A Er is wel geschreven tekst maar de afbeeldingen overheersen Nee
17E Is de verhouding tussen tekst en afbeeldingen naar uw mening correct? Waarom/waarom niet? 18 A De tekst of brochure bestaat bijna volledig uit afbeeldingen. Nee
18E Is de verhouding tussen tekst en afbeeldingen naar uw mening correct? Waarom/waarom niet? Welke functie hebben de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 19 t/m 26) 19 A Trekt aandacht( dit is over het algemeen het doel van afbeeldingen; hier is het echter de vraag of dit de enige functie is van de afbeeldingen) Ja
19E Is dit naar uw mening effectief? Levert het een positieve bijdrage of leidt het eerder ertoe dat de aandacht afgeleid wordt van wat belangrijk is in de folder? Waarom/waarom niet? Wel effectief kijker leest verder 20 A Instructief ( de afbeeldingen geven een antwoord op de vraag hoe iets gedaan moet worden, bijvoorbeeld in een reeks tekeningen waarin wordt uitgelegd hoe een condoom om gedaan moet worden) Ja
20E Is dit naar uw mening effectief? Is dit instructief genoeg en geeft het genoeg uitleg? Waarom/waarom niet? Ja, als eerste kennismaking met uitleg erbij werkt goed 21 A Motiverend (de afbeeldingen sporen de lezer aan om tot actie over te gaan)
107
Ja, jij ziet dat het iedereen (verschillende rassen en leeftijden afgebeeld) kan gebeuren
21E Is dit naar uw mening effectief? Zijn de afbeeldingen motiverend genoeg? Zijn de afbeeldingen voldoende motiverend om te doen wat er gevraagd wordt of motiveert het de lezer eerder om iets anders te doen? Waarom/ waarom niet? Zie boven 22 A Overtuigend (de afbeeldingen proberen de lezer van iets te overtuigen) Ja misschien iets te kinderlijk
22E Is dit naar uw mening effectief? Is het overtuigend genoeg? Waarom/waarom niet?
Ja het is niet afschrikkend
24 A Verklarend (de afbeeldingen verduidelijken hoe iets is en waarom het zo is) Ja
24E Is dit naar uw mening effectief? Zijn de afbeeldingen voldoende verklarend? Verduidelijken de afbeeldingen de handeling/situatie waarover het gaat voldoende, of verklaren ze eigenlijk iets anders? Waarom/waarom niet? Ja, vedruidelijkt de situatie
Welke interacties komen er voor tussen de tekst en de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 27 t/m31) 31 A Voorbereiding (stage-setting) (of de tekst óf de afbeeldingen voorspellen als het ware wat er gaat gebeuren. Gewoonlijk komt stage-setting aan het begin van een hoofstuk voor. Bij de titel staat een afbeelding die de lezer een idee moet geven over de inhoud van de tekst.) “[...] one mode provides a context for the other mode by forecasting its content or soon-to-be presented themes. A stage-setting text or graphic may enhance what follows it by providing a contextual framework in which the verbal context can be understood” (Schriver 1997) 31E Vindt u de voorbereiding (stage-setting) hier effectief? Is het voor u duidelijk en begrijpt u waarover het gaat? Waarom/waarom niet? Ja, herkenbaarheid en wil om verder te lezen
Welke combinaties van afbeeldingen worden er gebruikt? ( Beantwoord de onderstaande vragen 32 t/m 37 alleen als er meer dan één soort afbeelding voorkomt) 32E Wordt de combinatie van de verschillende soorten afbeeldingen naar uw mening correct gebruikt? Waarom/waarom niet? Nee, veel herhalingen 33 A Hebben de verschillende soorten afbeeldingen verschillende betekenissen? Ja foto = vraag en tekening = antwoord 33E Indien dat het geval is, ziet u dit dan als een probleem? Indien dit niet het geval is, is het geslaagd? Waarom/waarom niet? Nee voor de lezer is een soort stramien gelegd 34 A Hebben die verschillende soorten afbeeldingen verschillende functies? Ja zie boven 34E Indien dat het geval is, ziet u dit dan als een probleem? Indien dit niet het geval is, is het geslaagd? Waarom/waarom niet? Nee zie boven 35 A Zijn de afbeeldingen in verschillende stijlen? ?
35E Indien dat het geval is, ziet u dit dan als een probleem? Indien dit niet het geval is, is het geslaagd? Waarom/waarom niet?
108
36A Worden er verschillende typen afbeeldingen gebruikt? ? 36E Indien dat het geval is, ziet u dit dan als een probleem? Indien dit niet het geval is, is het geslaagd? Waarom/waarom niet? 37A Zijn de afbeeldingen in zwart-wit of in kleur, of wordt dit afgewisseld? In kleur 37E Indien het zowel in zwart-wit als in kleur is, ziet u dit als een probleem? Waarom/waarom niet? Indien de afbeeldingen óf in zwart-wit, óf in kleur zijn, is dit dan geslaagd? Waarom/waarom niet? Alles in kleur, kleuren zijn sprekender
109
Uitwerkingen Mevrouw Smorenburg 1E De betekenis van de afbeeldingen is duidelijk 2E De afbeeldingen zijn naar mijn mening relevant voor de tekst 3E Afbeeldingen dragen voor mij wel bij tot de overredingskracht van de tekst 4E Ik denk dat de afbeeldingen wel geschikt zijn voor de doelgroep. 5E Soms zijn de afbeeldingen te expliciet. Ik denk dat dat in de Afrikaanse cultuur soms te expliciet is E 6 De bijschriften bij de afbeeldingen zijn duidelijk 7E De technische kwaliteit is voldoendeafstand lijkt me goed, moeilijk te beoordelen 9E De positionering van de afbeeldingen is goed 10E Er wordt niet echt van humoristische afbeeldingen gebruik gemaakt. Lijkt me goed 11E Ik vind de afbeeldingen meer ernstig, lijkt me ook goed gezien het thema. 12E De afbeeldingen zijn zowel zakelijk van aard als dat ze inspelen op de emotie. 13E Er wordt gebruik gemaakt van tekeningen, foto’s en logo’s. Dit is geslaagd omdat je niet alles met alleen foto’s kan duidelijk maken. Ligt de nadruk op de geschreven tekst of op de afbeeldingen? (Kies één optie uit vraag 14 t/m 18) Nadruk van tekst naar afbeeldingen loopt van vraag 14 naar 18. 16 A Er is evenveel geschreven tekst als afbeeldingen. Dit is correct, het leest op die manier makkelijk. Welke functie hebben de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 19 t/m 26) 19 A Trekt aandacht. Dit is effectief en levert een positieve bijdrage. 20 A Instructief, dit is effectief 24 A Verklarend, de afbeeldingen verduidelijken de situatie Welke interacties komen er voor tussen de tekst en de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 27 t/m31) 28 A Complementair, dit komt overeen en is effectief Welke combinaties van afbeeldingen worden er gebruikt? ( Beantwoord de onderstaande vragen 32 t/m 37 alleen als er meer dan één soort afbeelding voorkomt) 32E De combinatie wordt correct gebruikt. Het is aanvullend en verduidelijkend
110
Uitwerkingen Mevrouw van Mulken 1E De betekenis van de afbeeldingen is duidelijk 2E De afbeeldingen zijn naar mijn mening relevant voor de tekst 3E De afbeeldingen dragen voor mij wel bij tot de overredingskracht van de tekst 4E Ik denk dat de afbeeldingen wel geschikt zijn voor de doelgroep. Ik weet niet exact wie de doelgroep is van de folder. Er is denk ik ook wel rekening gehouden met hun overtuigingen en waarden. Alhoewel er natuurlijk mensen zijn die uit geloofsovertuiging geen condoom zullen gebruiken. Tevens is er een groep die vanwege trots/ eergevoel/ mannelijkheid of juist afhankelijkheid etc geen condoom zal gebruiken. Hier wordt niet echt rekening mee gehouden of aan geappelleerd. E 5 Ik vind de afbeeldingen goed, ze zijn tamelijk neutraal en eenduidig 6E De bijschriften bij de afbeeldingen zijn duidelijk 7E De technische kwaliteit is voldoende 8E Dit vind ik een vage vraag. Wat wordt ermee bedoeld? Wordt er de afstand tussen tekst en plaatje bedoeld? Dit lijkt me wel goed namelijk. 9E De positionering van de afbeeldingen is goed 10E Er wordt niet echt van humoristische afbeeldingen gebruik gemaakt. Lijkt me goed 11E Ik vind de afbeeldingen neutraal, noch het een, noch het ander. 12E De afbeeldingen zijn zowel zakelijk van aard als dat ze inspelen op de emotie.De neutrale afbeeldingen gaan over de emotionele zaken en dit komt overeen met de rest van de tekst 13E Er wordt gebruik gemaakt van tekeningen, foto’s en logo’s Ligt de nadruk op de geschreven tekst of op de afbeeldingen? (Kies één optie uit vraag 14 t/m 18) Nadruk van tekst naar afbeeldingen loopt van vraag 14 naar 18. 16 A Er is evenveel geschreven tekst als afbeeldingen. Dit is correct, het leest op die manier makkelijk. Welke functie hebben de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 19 t/m 26) 20 A Instructief en dit is voldoende 22 A Overtuigend, dit is voldoende 23 A Affectief, speelt genoeg in op de emotie van de lezer 24 A Verklarend Welke interacties komen er voor tussen de tekst en de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 27 t/m31) 28 A Complementair, dit komt overeen en is effectief 29 A Supplementair, soms. Als het gebeurt is het goed. Dan geeft de tekst de uitleg die nodig is om de afbeelding te begrijpen
111
Welke combinaties van afbeeldingen worden er gebruikt? ( Beantwoord de onderstaande vragen 32 t/m 37 alleen als er meer dan één soort afbeelding voorkomt) 32E De combinatie wordt correct gebruikt. Het is aanvullend en verduidelijkend De rest van de vragen zijn erg hetzelfde en ook erg onduidelijk!
112
Uitwerkingen Rafaela Feddes 1E De betekenis van de afbeeldingen is duidelijk 2E Ja, maar de afbeeldingen zouden zond3er tekst niet altijd relevant zijn. Ze hebben de tekst echt nodig 3E Soms wel, in de meeste gevallen vind ik de tekst beter 4E Ik denk dat de afbeeldingen wel geschikt zijn voor de doelgroep. Er zijn meerdere etnische groepen afgebeeld E 5 Afbeeldingen zijn ok, maar zonder tekst kan het op meerdere manieren te interpreteren zijn 6E De bijschriften bij de afbeeldingen zijn duidelijk 7E De technische kwaliteit is voldoende 8E De afstand lijkt me goed, het is overzichtelijk 9E De positionering van de afbeeldingen is goed 10E Er wordt niet echt van humoristische afbeeldingen gebruik gemaakt. Lijkt me goed gezien de ernst van het onderwerp E 11 Ik vind de afbeeldingen wel enigszins lichtzinnig, jaagt geen schrik aan. Misschien zou het iets ernstiger mogen E 12 De afbeeldingen zijn zowel zakelijk van aard als dat ze inspelen op de emotie. 13E Er wordt gebruik gemaakt van tekeningen, foto’s en logo’s. Op zich wel goed, alleen zouden misschien cijfers in tabellen ook een goede aanvulling vormen Ligt de nadruk op de geschreven tekst of op de afbeeldingen? (Kies één optie uit vraag 14 t/m 18) Nadruk van tekst naar afbeeldingen loopt van vraag 14 naar 18. 15 A De tekst geeft de juiste info en de afbeeldingen zijn ondersteunend. Verhouding zou beter kunnen, iets meer afbeeldingen Welke functie hebben de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 19 t/m 26) 20 A Instructief, dit is effectief ( bijv. Plaatje over condoomgebruik) 23 A Affectief, emoties van de personen, dit is wel goed 24 A Verklarend, de afbeeldingen verduidelijken de situatie Welke interacties komen er voor tussen de tekst en de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 27 t/m31) 27 A Overbodig 28 A Complementair, dit komt overeen en is effectief 29 A Supplementair, dit is correct Welke combinaties van afbeeldingen worden er gebruikt? ( Beantwoord de onderstaande vragen 32 t/m 37 alleen als er meer dan één soort afbeelding voorkomt) 32E Ja, ik denk wel dat het correct wordt gebruikt. 33E Meestal tonen ze de emoties en zijn ze verklarend, lijkt me geen probleem 34 A Zie vraag 33 35 A De afbeeldingen zijn in dezelfde stijl, leest wel zo makkelijk, dus geen probleem
113
36 A Foto’s, afbeeldingen en logo’s, likt me ook geen probleem
114
Uitwerkingen Rieke van Lierop
Algemene vragen 1 E Ja, geheel duidelijk 2 E Ja, ze zijn relevant 3 E Ja, ze verduidelijken de tekst 4 E Ja, ik heb het idee dat ze zijn toegespitst op de doelgroep; veel zwarte personen gebruikt 5 E Goed; ze verduidelijken de tekst 6 E de bijschriften die bij de afbeeldingen staan zijn voornamelijk instructies. Die zijn goed. 7 E Ja 8 E Goed; het is duidelijk waar de afbeeldingen op terugslaan en die afstand is niet groot 9 E Ja; zoals ik al zei is het duidelijk waar de afbeeldingen bijhoren 10 E Nee, en dat is ook maar goed, ik vind niet dat dat hier gepast is. 11 E De afbeeldingen zijn ernstig, maar dat is ook goed. Het is een voorlichtingstekst dus naar mijn mening dienen de afbeeldingen om de tekst te ondersteunen. De tekst is niet zozeer heel ernstig maar wel serieus; dus het is goed dat de afbeeldingen ook een serieus karakter hebben. 12 Beide. De afbeeldingen die gebruikt worden als instructie zijn zakelijk, maar afbeeldingen waar delen uit de tekst verduidelijkt worden over het krijgen van HIV/AIDS en misverstanden die daarover kunnen ontstaan richten zich meer op de emotie om het gevaar te benadrukken. De combinatie van deze twee en zeker in combinatie met de tekst vind ik geslaagd. 13 E Foto’s, tekeningen en logo’s . Ik vind dit geslaagd. Foto’s zijn gebruikt om te focussen op de emotie, tekeningen ter verduidelijking en instructie en logo’s hebben verder niet echt een functie, maar horen er wel in te staan. De verdeling en combinatie vind ik goed. Ligt de nadruk op de geschreven tekst of op de afbeeldingen? (Kies één optie uit vraag 14 t/m 18) Nadruk van tekst naar afbeeldingen loopt van vraag 14 naar 18. 16 A Er is (ongeveer) evenveel geschreven tekst als afbeeldingen. Ik vind de verhouding correct. De afbeeldingen zorgen ervoor dat de tekst duidelijker wordt, dat de tekst niet saai wordt om te lezen en geven soms meer uitleg dan de tekst zelf. Welke functie hebben de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 19 t/m 26) 20 A Ja, de afbeeldingen die instructief zijn, zijn prima gekozen en duidelijk. 21 A In combinatie met de tekstballonnetjes/bijschriften zijn sommige afbeeldingen motiverend. Ik denk dat het de lezer wel tot het goede motiveert. 23 sommige afbeeldingen zijn affectief; vooral in combinatie met tekstballonnetjes o.i.d. Dit is wel effectief. Toevoeging: ik vind dat de meeste afbeeldingen illustratief zijn. Ze verduidelijken de tekst met name (dienen als visuele toelichting bij de tekst). Dit kan ik niet echt in de keuzemogelijkheden terugvinden. Welke interacties komen er voor tussen de tekst en de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 27 t/m31) 28A Het verband tussen tekst en afbeeldingen is duidelijk; ze verduidelijken elkaar. 115
31 A Zoals ik al zei zijn de meeste afbeeldingen illustratief dus verduidelijken ze wat in de tekst staat. Automatisch bereiden sommige afbeeldingen ook het volgende deel in de tekst voor. De voorbereiding is effectief; het is duidelijk. Welke combinaties van afbeeldingen worden er gebruikt? ( Beantwoord de onderstaande vragen 32 t/m 37 alleen als er meer dan één soort afbeelding voorkomt) 32 A Ja, de verschillende soorten afbeeldingen wisselen elkaar af en worden met het oog op het doel van de afbeelding goed gebruikt. 33 A De verschillende soorten afbeeldingen hebben verschillende betekenissen. Dit is juist geslaagd: ik vind dat de afbeeldingen goed gebruikt worden. Ze hebben verschillende doelen waar niet ieder soort afbeelding bij past. 34 A Ja deze hebben verschillende functies. Dit is geslaagd, omdat de afbeeldingen zoals gezegd een ander doel hebben en daarmee een andere functie. De combinatie is goed. 35 A De afbeeldingen zijn in dezelfde stijl, in principe vind ik dit wel geslaagd, om duidelijkheid en samenhang te bewerkstelligen. 36 A Er worden verschillende typen afbeeldingen gebruikt, dit is ook zoals ik al eerder zei goed, zo kunnen verschillende doelen op verschillende manieren door middel van een verschillend type afbeelding bereikt worden. 37 A In deze kopie zijn ze zwart-wit, maar ik denk dat ze in de originele uitgave wel gekleurd waren. Dit is geen probleem, dat het zwart-wit is, de boodschap komt toch over.
116
Uitwerkingen Suzanne Wijnands 1 E De afbeeldingen die gebruikt worden in Soul city zijn mij volkomen helder en er rijzen hierbij geen vragen in me op. 2E De afbeeldingen die aan het begin van de tekst gebruikt worden zijn voornamelijk inleidend. Ze werken verhelderend en zijn daarom ook zeker relevant. De andere afbeeldingen die gebruikt worden tijdens de teksten door dienen ook als verheldering, wat door gebruikmaking van afbeeldingen altijd goed werkt. Deze zijn dus ook relevant. 3E Ze dragen inderdaad bij aan overredingskracht. Door gebruikmaking van afbeeldingen kunnen mensen beter visualiseren wat in deze context zeer essentieël is. 4E Door het gebruik van personen uit verschillende etnische groepen is er wel degelijk rekening gehouden met de doelgroep. Het is echter niet zo dat per etnische groep verschillende afbeeldingen gebruikt worden, waardoor overtuigingen en waarden eventueel buiten beschouwing zijn gebleven. 5E De afbeeldingen zijn niet vaag. Ik ben echter wel van mening dat er wel heel vaak gebruik wordt gemaakt van afbeeldingen wat mij het gevoel geeft dat ik een tekst voor ‘kleuters’ aan het lezen ben. 6E Bij de afbeeldingen wordt een vraag gesteld waarop een duidelijk antwoord wordt gegeven. 7E Ja 8E Meestal enkele enters. Dit maakt de tekst overzichtelijk en zorgt er ook voor dat mensen (de doelgroep) niet afgeschrikt worden door te grote lappen tekst. 9E Ja. Eerst kmot de uitleg, daarna volgt een afbeelding wat ervoor zorgt dat de informatie blijft hangen. 10E Nee, maar ik denk dat dit ook terecht is bij zo’n serieus onderwerp. 11E De afbeeldingen zijn serieus en wel degelijk ernstig wat ook het belang van het onderwerp benadrukt. (dat hiermee daadwerkelijk serieus mee omgegaan wordt) 12E Ze proberen in te spelen op de emotie door anderen erbij te betrekken zodat de doelgroep zich ook betrokkener gaat voelen wat een juiste strategie is. 13E Tekeningen, foto’s ??? Kan ik niet goed zien ivm zwart-wit 13E Misschien zouden er in de tekst ook ngo tabellen/diagrammen voor moeten komen betreffende harde cijfers van HIV (hoeveel mensen besmet uitgesplitst per regio). Ligt de nadruk op de geschreven tekst of op de afbeeldingen? (Kies één optie uit vraag 14 t/m 18) Nadruk van tekst naar afbeeldingen loopt van vraag 14 naar 18. 17E Deze verhouding is wat mij betreft goed. Door gebruik van de afbeeldingen krijgt de doelgroep namelijk een verhelderend beeld van het feit waarover gesproken wordt. Welke functie hebben de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 19 t/m 26) 19E De afbeeldingen trekken inderdaad de aandacht. Mijn mening is dat dit niet te erg afleid, het werkt juist verhelderend. 20E Zeker effectief. Door de uitleg wordt de doelgroep gestuurd in hoe ze iets moeten doen/kunnen aanpakken. 21E Is moeilijk te zeggen, maar ik denk dat daar wel door alle belangrijke informatie kenbaar te maken effectief mee om is gegaan. 22E Ja. Door mensen te wijzen op het gevaar van AIDS worden zij overtuigd.
117
23E Zie 22E 24EJa werkt verhelderend Welke interacties komen er voor tussen de tekst en de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 27 t/m31) 28E Ja, is een aanvulling zodat het beter gevisualiseerd kan worden 29E Ja, werkt opbouwend 31E Ja, werkt inleidend en verhelderend. Je weet wat er ongeveer behandeld gaat worden. Welke combinaties van afbeeldingen worden er gebruikt? ( Beantwoord de onderstaande vragen 32 t/m 37 alleen als er meer dan één soort afbeelding voorkomt) Niet ingevuld!
118
Uitwerkingen Linda Derks van de Ven Algemene vragen: 1E Ja, duidelijk. 2E Wel relevant, de illustraties ondersteunen de inhoud. 3E Nee, de illustraties dragen niet direct bij aan een grotere overredingskracht, maar misschien wel indirect doordat het de waardering en het begrip van de tekst kan verhogen. 4E De doelgroep is erg breed. In principe is de brochure geschikt voor iedereen. Het is dus erg moeilijk om te spreken van “de doelgroep”, maar de folder is in iedereen geval begrijpelijk en duidelijk, en is hierdoor ook geschikt voor veel mensen. Ook is het fijn dat er vertalingen van “moeilijke” woorden instaan, omdat er veel mensen zijn die het Engels niet goed beheersen. 5E Ik vind de afbeeldingen over het algemeen goed. Ze zijn duidelijk en illustreren de tekst. Alleen de afbeeldingen waarbij wordt uitgelegd hoe een condoom gebruikt moet worden, kunnen eventueel een beetje confronterend zijn. Maar naar mijn mening zijn de afbeeldingen wel relevant en dragen ze bij aan een beter begrip van de tekst. 6E Ja, het legt uit wat er op de afbeeldingen staat, of het zijn tekstballonnetjes waardoor de afbeelding een soort van “strip-idee” krijgt. 7E Ja 8E De afstand is wel vrij groot, maar dat maakt het geheel ook weer overzichtelijk. 9E Over het algemeen is het wel goed. 10E Nee, echt humoristisch zijn de afbeeldingen niet. Dat is ook niet echt gepast bij een voorlichtingsboekje. Maar de afbeeldingen zijn wel “luchtig”. 11E Een combinatie van beide, maar als ik moet kiezen: overwegend lichtzinnig. Ze zijn vooral bedoeld ter illustratie en verduidelijking van de tekst. de tekst en de afbeeldingen vormen een goed geheel. 12E De afbeeldingen zijn zowel zakelijk (pagina 12, condoomgebruik) als dat ze inspelen op de emoties (pagina 11, familiegebeuren). 13E Er worden zowel foto’s als afbeeldingen gebruikt. Ik vind dit een geslaagde combinatie. De afbeeldingen zijn altijd goed te gebruiken, en door de foto’s wordt het “echter” en komt het probleem misschien “dichter” bij de lezer te staan. Ligt de nadruk op de geschreven tekst of op de afbeeldingen? (Kies één optie uit vraag 14 t/m 18) Nadruk van tekst naar afbeeldingen loopt van vraag 14 naar 18. 17E De verhouding tussen tekst en beeld is naar mijn mening wel goed. Door de vele afbeeldingen “spreekt” de tekst meer (het is leuker om te lezen) en wordt de tekst waarschijnlijk ook beter begrepen. Welke functie hebben de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 19 t/m 26) 20 A Instructief, dit is naar mijn mening wel effectief, vooral bij de uitleg o0ver hoe een condoom gebruikt moet worden. 23 A Affectief, sommige plaatjes spelen ook een beetje in op het gevoel van de lezer, zoals de illustraties op pagina 11. Dit vind ik wel goed, misschien dat de lezers hierdoor meer betrokken raken bij de tekst.
119
24 A Verklarend, bijvoorbeeld op bladzijde 23, bij de tekst “feed your child fresh, healthy food”, staat een illustratie met daarop gezonde etenswaren. Dit kan effectief zijn, maar het komt niet zo heel veel voor in de brochure. 25 A Symbolisch, dit is de meest duidelijke functie van de afbeeldingen. Ze geven weer wat er in de tekst omschreven wordt. Dit is naar mijn mening wel effectief, hierdoor wordt de tekst duidelijker.
Welke interacties komen er voor tussen de tekst en de afbeeldingen? (Geen, of kies één of meerdere antwoorden zoals gegeven bij de vragen 27 t/m31) 28 A Complementair. De tekst en afbeeldingen vullen elkaar aan. Samen zijn ze duidelijker, ze versterken elkaar. Dit geldt vooral voor lezers die het Engels niet zo goed beheersen. Deze mensen hebben ook steun aan de vertalingen van de “moeilijke woorden”.
Welke combinaties van afbeeldingen worden er gebruikt? ( Beantwoord de onderstaande vragen 32 t/m 37 alleen als er meer dan één soort afbeelding voorkomt) 32 A De combinatie van afbeeldingen is naar mijn mening correct gebruikt, want door de foto’s komt de tekst “dichterbij” de lezer te staan, maar foto’s zijn niet altijd geschikt. Voor sommige doeleinden kunnen beter afbeeldingen gebruikt worden, bijvoorbeeld bij de uitleg over condoomgebruik. Foto’s zouden hier misschien te expliciet zijn. 33E Ja, de foto’s zijn bedoeld ter inleiding van een onderwerp en ter illustratie, en de afbeeldingen dienen alleen als illustratie. Dit is geen probleem, omdat ze elkaar niet in de weg staan. Ze doen geen afbreuk aan elkaar. 34 E Zie vraag 33 35E Ja, de foto’s zijn in “strip-stijl” en de afbeeldingen niet. Dit is geen probleem, omdat het onderscheid tussen de foto’s en de afbeeldingen duidelijk is. 36E ja, de afbeeldingen zijn zowel illustratief als verklarend. Dit vormt geen probleem, het is afhankelijk van de tekst. 37E De afbeeldingen zijn in kleur.
120
Bijlage 6 Uitwerkingen Interviews Zuid-Afrikaanse tekstanalisten
121
Uitwerkingen interviews Interview 1 Naam: Lize Vorster Geslacht: vrouw Leeftijd: 27 Functie: onderzoekster, assistent op het Taalsentrum, student Ervaring met tekstanalyse: 4e jaar Mphil studente Dokument Design Voorkennis met betrekking tot het Tekstevaluatieschema? De tekstanalist heeft in collegeverband al veel met het schema gewerkt. Het schema is behandeld in de colleges en ze heeft middels een aantal projecten ook al gewerkt met het schema. Tijdsduur van het werken met het schema? ongeveer anderhalf uur. Wat is uw mening over de lengte van het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld? De tekstanalist vond het schema een beetje te lang. Ze gaf aan dat ze het best druk had en ook niet over heel veel tijd beschikte en dat het werken met het schema toch wel veel tijd in beslag nam. Ze gaf verder ook aan dat ze moe werd van de vragen en dat pauzes tussendoor wel noodzakelijk waren anders raakte ze geirriteerd van de lange vragenlijst. Was de lengte van negatieve invloed tijdens het invullen? Ja, de tekstanalist gaf duidelijk aan dat dit het geval was. Ze gaf aan dat ze met name de motivatie die bij elke vraag gegeven moest worden, veelal zeer kort heeft opgeschreven. Dit omdat het anders wel heel lang duurde en bovendien omdat ze het ook niet altijd nodig vond om steeds maar weer een toelichting te geven. De vragen 10 t/m 14 hebben betrekking op de vijf verschillende onderdelen van het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld. In hoeverre ondervond de tekstanalist problemen bij de verschillende onderwerpen?
Alleen bij vraag 14, over de verschillende grafische elementen, gaf de tekstanalist aan dat ze problemen had ondervonden. Bij de overige vraagcategorieen had ze geen problemen gehad met de begrijpelijkheid en duidelijkheid van de vragen, te meer omdat ze aangaf al vaker met het schema gewerkt te hebben. Bij vraag 14 over de verschillende grafische elementen die gebruikt worden in de folder, ondervond de tekstanalist wel problemen. Ze wist namelijk niet goed wat er precies bedoeld werd met grafische elementen. Er stond geen duidelijke uitleg bij en ze was niet zeker of er verschillende typen in voorkwamen. Ze gaf aan dat dit zeer moeilijk te beantwoorden was en dat het wellicht opgelost zou kunnen worden als er bij dit onderdeel ook een duidelijke toelichting wordt gegeven per vraag, net zoals bij de overige onderdelen.
Vindt u de toelichting die bij de vragen gegeven werd voldoende en waarom?
122
Ja, behalve bij het laatste onderdeel, dat was onduidelijk. Er stond niet genoeg toelichting bij zodat het verwarrend was en niet duidelijk wat er nu precies bedoeld werd. Hier dus net als bij de overige onderdelen erbij vermelden met voorbeelden wat er nu precies bedoeld wordt. Het onderdeel tekst en beeld is slechts een onderdeel van het Tekstevaluatieschema dat bestaat uit 10 onderdelen. Wat vindt u van de omvang van het onderdeel tekst en beeld, gegeven het feit dat dit slechts een van de in totaal 10 onderdelen is?
De tekstanalist gaf aan dat zij het dan veel en veel te lang vond en dat ze al moe werd als ze eraan dacht om het hele schema te moeten doen. Bent u van mening dat na het beantwoorden van de vragen uit het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld, er een oordeel gegeven kan worden over een voorlichtingsfolder op het gebied van tekst en beeld?
Antw: ja, de tekstanalist is van mening dat het Tekstevaluatieschema erg goed is om problemen op te sporen ten aanzien van tekst en beeld. Zij gaf aan dat zij na het werken met het Tekstevaluatieschema kon concluderen dat de onderzochte voorlichtingsfolder vrij goed is op het gebied van tekst en beeld. Het schema is dus wel degelijk evaluerend. Merkt u problemen op in de tekst die niet naar voren komen uit de analyse met het tekstevaluatieschema?
De tekstanalist gaf aan dat de culturele aspecten bij dit onderdeel niet echt belicht worden. Er zouden afbeeldingen in kunnen staan die voor bepaalde groepen of in bepaalde culturen aanstootgevend zouden kunnen zijn. Dit zou niet uit dit deel van het schema naar voren komen en zou hier dus toegevoegd kunnen worden. Welke vragen uit het Tekstevaluatieschema zouden eventueel weggelaten kunnen worden en waarom?
De tekstanalist gaf aan dat zij dacht dat de analysevragen er voor mensen die vaker met het Tekstevaluatieschema gewerkt hebben, er wel uit kunnen. Ze vond dat door dit uitgebreide schema de experts teveel aan banden worden gelegd. De onderdelen zijn weliswaar goed maar de vragen zijn te gericht. Dit schema in deze vorm is een goed schema voor niet-experts omdat het uitgebreid en gedetailleerd is. Zij zou het Tekstevaluatieschema opdelen in een evaluatie- en een analyseschema. Door deze opdeling zouden er twee kleinere schema’s ontstaan die bruikbaarder zijn. Bij een eventuele opdeling in een evaluatie-en een analyseschema zouden de niet-experts prima met een uitgebreid analyseschema uit de voeten kunnen, maar is dit voor de experts te overdreven. Zij zouden meer geholpen zijn met een evaluatieschema met daarin de onderdelen Welke vragen zouden eventueel toegevoegd kunnen worden aan het Tekstevaluatieschema en waarom?
Hierbij kwam de respondent terug op haar antwoord bij vraag 19 over culturele factoren. Zij zou dit toevoegen omdat bepaalde afbeeldingen in bepaalde culturen aanstootgevend kunnen zijn en dit zou de kwaliteit van de folder op het gebied van tekst en beeld ernstig beinvloeden. Heeft u nog eventuele vragen/opmerkingen?
De tekstanalist gaf aan dat zij een lijst met ‘issues’ had opgesteld uit de vragenlijst en daarmee heeft ze alle vragen ook kunnen beantwoorden. Ze heeft dus niet letterlijk alle vragen beantwoord want dat vond ze zonde van de tijd. Ze vond veel vragen wel goed maar vond het niet nuttig en te voor de hand liggend om steeds aan te moeten geven waarom die vragen goed of niet goed zijn. Ze gaf verder aan dat het Tekstevaluatieschema helpt om in te zien waar de problemen zijn , maar in deze vorm kost het teveel tijd.
123
Interview 2 Naam: Erina Basson Geslacht: vrouw Leeftijd: 46 Functie: algemeen onderzoek, vertaler Afrikaans-Nederlands Ervaring met tekstanalyse: afgestudeerd Mphil studente Dokument Design, veel zelfstudie gedaan en ze gaf aan dat ze praktisch tijdens haar werk er veel mee bezig is. Wat is uw voorkennis met betrekking tot het Tekstevaluatieschema? De tekstanalist heeft veel voorkennis met betrekking tot het Tekstevaluatieschema. Ze heeft het schema vanuit het Nederlands vertaald naar het Afrikaans en Engels. Bovendien heeft ze het complete schema een keer toegepast op een AIDS-folder zowel in het Engels als in het Afrikaans. Tijdsduur van het werken met het schema: ongeveer anderhalf uur. Wat is uw mening over de lengte van het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld? De tekstanalist vond dat dit een van de betere onderdelen was van het Tekstevaluatieschema. Het was vrij gemakkelijk, maar ze vond het qua lengte nog wel te lang en te omslachtig. Ze vond de info/toelichting die steeds gegeven werd bij de onderdelen wel nuttig, maar de waarom/waarom niet vragen vond ze met name te lang. Heeft de lengte van het Tekstevaluatieschema een negatieve invloed op u gehad tijdens het invullen? Hierbij gaf de tekstanalist nogmaals aan dat ze dit onderdeel een vrij gemakkelijk onderdeel van het schema vond. Wel heeft ze door de lengte van het schema haar mening over de afbeeldingen in zijn totaal gegeven. Ze heeft dus niet elke afzonderlijke afbeelding beoordeeld, dit zou namelijk wel heel erg veel werk zijn. De vragen 10 t/m 14 hebben betrekking op de vijf verschillende onderdelen van het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld.
De tekstanalist had in het eerste onderdeel geen problemen ondervonden. Het tweede deel van het Tekstevaluatieschema (vraag I14 t/m I18) gaat over de vraag of de nadruk in de folder ligt op de geschreven tekst of op de afbeeldingen. Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
De tekstanalist gaf aan dat in het tweede onderdeel waar het gaat om de vraag of de nadruk in de folder ligt op de afbeeldingen of op de geschreven tekst, dat de onderzochte folder zo lang en uitgebreid was dat in bepaalde onderdelen van de folder de nadruk duidelijk op de geschreven tekst lag, terwijl in andere onderdelen de nadruk juist op de afbeeldingen lag. Bovendien kan hier slechts een keuze gemaakt worden waardoor dit dus niet uitgebreid beantwoord kan worden. Het derde onderdeel van het Tekstevaluatieschema gaat over de verschillende functies die afbeeldingen kunnen hebben, Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
De tekstanalist gaf aan dat het voor haar moeilijk was om te zeggen wat de functie van de afbeeldingen was. Soms zijn er meerdere functies en meerdere soorten afbeeldingen die ieder een andere functie hebben. Ze gaf aan dat dit misschien opgelost zou kunnen worden door te vragen naar de hoofdfunctie van de afbeeldingen. Dit is makkelijker te beantwoorden. Het vierde deel van het Tekstevaluatieschema gaat over de interactie tussen tekst en afbeeldingen. Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
De tekstanalist gaf aan dat ze bij dit onderdeel de grens tussen overbodig en complementair niet duidelijk vond. Het onderscheid vond ze moeilijk te maken. Het gaat hier om vraag 27. 124
Het schema is volgens haar op dit gebied teveel in blokken ingedeeld, terwijl de grenzen niet altijd zo duidelijk te trekken zijn. Om dit probleem op te lossen gaf ze aan dat de vraag of de keuze ‘overbodig’ wel weggelaten kan worden. Welke afbeeldingen zijn nou echt overbodig? Volgens haar hebben afbeeldingen altijd wel een functie. Het vijfde deel van het Tekstevaluatieschema gaat over de verschillende grafische elementen die gebruikt zijn. Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen? De tekstanalist gaf aan dat ze hierbij het verschil tussen typen en stylen moeilijk vond. Het verschil daartussen vond ze moeilijk en lastig te onderscheiden. Ze wist niet of dit met meer toelichting duidelijker zou worden. Vond u de toelichting die bij de vragen gegeven werd voldoende en waarom? De tekstanalist vond de toelichting die bij de vragen gegeven werd wel voldoende alleen bij vraag 27 over overbodig/complementair, zou de toelichting uitgebreider mogen. Bij de verschillen tussen typen en stylen zou ook meer toelichting gegeven mogen worden, dit is zo ook niet duidelijk. Het onderdeel tekst en beeld is slechts een onderdeel van het Tekstevaluatieschema dat bestaat uit 10 onderdelen. Wat vindt u van de omvang van het onderdeel tekst en beeld, gegeven het feit dat dit slechts een van de in totaal 10 onderdelen is? De tekstanalist gaf aan dat zij het dan veel en veel te lang vond. Bent u van mening dat na het beantwoorden van de vragen uit het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld, er een oordeel gegeven kan worden over een voorlichtingsfolder op het gebied van tekst en beeld? Antw: ja, de tekstanalist is van mening dat het Tekstevaluatieschema op dit gebied goed werkt. Door het Tekstevaluatieschema werd ze gedwongen om gericht en langdurig bezig te zijn met de afbeeldingen in de folder. Zo haalde ze een foto eruit van een man op krukken die ze niet vond passen bij de tekst en verwarrend vond. Ze gaf aan dat zonder dit schema je niet gedwongen wordt om zo intensief naar de afbeeldingen te kijken en ze deze foto er ook nooit uitgepikt had. Het Tekstevaluatieschema dwingt de evalueerder dus om naar aspecten te kijken waar je anders niet snel naar kijkt. Merkt u problemen op in de tekst die niet naar voren komen uit de analyse met het tekstevaluatieschema? De tekstanalist gaf aan dat ze vond dat verschillen in stijl en toon moeilijk op te merken zijn met dit Tekstevaluatieschema. Je weet ook niet in hoeverre culturele aspecten zoals de kleur van de mensen in de afbeeldingen, of die aanslaan bij de doelgroep. Welke vragen uit het Tekstevaluatieschema zouden eventueel weggelaten kunnen worden en waarom? De tekstanalist zou de vraag of er humoristische afbeeldingen voorkomen in de folder, weglaten. Er wordt ook al gevraagd of de afbeeldingen luchtig zijn of juist ernstig. Als een afbeelding humoristisch is, is deze ook luchtig. Verder zou ze de vragen over verschillende stylen en typen afbeeldingen combineren tot een vraag of anders duidelijker maken.
Welke vragen zouden eventueel toegevoegd kunnen worden aan het Tekstevaluatieschema en waarom? Hier gaf ze aan dat er meer vragen in dit onderdeel konden worden verwerkt over cultuurspecifieke problemen bij de doelgroep. Dit komt moeilijk naar voren uit het schema. Je
125
weet niet in hoeverre verschillende culturele aspecten zoals de kleur van de mensen op de afbeeldingen, of die aanslaan bij de doelgroep. Het zou dus aangevuld kunnen worden met vragen over cultuur. Heeft u nog eventuele vragen/opmerkingen? De tekstanalist is van mening dat het Tekstevaluatieschema een goede manier is om naar een tekst te kijken. Het is een globaal maar nuttig instrument om te gebruiken. Ze gebruikt het in de praktijk ook, dus heeft het voor haar waarde. Ze gaf aan dat ze het Tekstevaluatieschema ook gebruikt had om de afbeeldingen die bij cursusmateriaal gegeven werd, klopte. Ze was van mening dat ze na het werken met het schema ook wel een oordeel over de folder kan geven op het gebied van tekst en beeld.
126
Interview 3 Naam: Nanette Evenhuis Geslacht: vrouw Leeftijd: 24 Functie: studente, BA graad algemeen, 1e jaars Mphil studente Ervaring met tekstanalyse: niet veel, heeft al wel gehoord over het Tekstevaluatieschema. Ze volgt nu hoofdvak tekstanalyse Wat is uw voorkennis met betrekking tot het Tekstevaluatieschema? Niet veel dus, heeft er alleen van gehoord tijdens college, maar heeft er nog niet mee gewerkt. Tijdsduur van het werken met het schema: ongeveer 40 minuten(niet helemaal ingevuld). Wat is uw mening over de lengte van het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld? De tekstanalist vindt de lengte van het Tekstevaluatieschema goed, ze vindt het schema niet te kort of te lang. Heeft de lengte van het Tekstevaluatieschema een negatieve invloed op u gehad tijdens het invullen? Een beetje, ze geeft aan dat ze haast had en ze heeft ook 2 vragen overgeslagen omdat ze niet wist hoe ze die moest beantwoorden. De vragen 10 t/m 14 hebben betrekking op de vijf verschillende onderdelen van het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld. Het eerste deel (vraag 1 t/m 13 van het Tekstevaluatieschema gaat over algemene problemen in het schema. Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
De tekstanalist gaf aan dat ze bij vraag 4 problemen heeft ondervonden. Deze vraag ging over de doelgroep. Ze wist niet voor welke doelgroep deze folder is ontwikkeld, dat vond ze moeilijk te beoordelen. Om dit probleem op te lossen zou ze de vraag anders stellen, meer in de trant van; heeft de tekst een specifieke doelgroep? Op mijn vraag of zij met deze vraag wel een antwoord zou weten, antwoordde ze echter ontkennend. Wel gaf ze aan dat een tekst niet altijd een specifieke doelgroep heeft en dat met deze vraag misschien iets duidelijker/makkelijker is om te beantwoorden. Het tweede deel van het Tekstevaluatieschema (vraag I14 t/m I18) gaat over de vraag of de nadruk in de folder ligt op de geschreven tekst of op de afbeeldingen. Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
De tekstanalist gaf aan dat ze bij dit onderdeel ook geen problemen had ondervonden. Dit was een duidelijk onderwerp. Het derde onderdeel van het Tekstevaluatieschema gaat over de verschillende functies die afbeeldingen kunnen hebben, Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
In het derde onderdeel van het Tekstevaluatieschema, over de verschillende functies die afbeeldingen kunnen hebben, gaf de tekstanalist aan dat ze wederom geen problemen was tegengekomen tijdens het beantwoorden van de vragen. Het vierde deel van het Tekstevaluatieschema gaat over de interactie tussen tekst en afbeeldingen. Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
Wederom had de tekstanalist bij dit onderdeel geen moeite met het beantwoorden van de vragen. Het vijfde deel van het Tekstevaluatieschema gaat over de verschillende grafische elementen die gebruikt zijn. Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
127
De tekstanalist gaf aan dat ze dit onderdeel niet had gedaan aangezien ze het blaadje waarop dit onderdeel stond, was kwijtgeraakt. Ze heeft toen op mijn verzoek de vragen aandachtig doorgelezen om te kijken of ze die eventueel toe zou kunnen passen op de folder. Ze gaf aan dat ze dit onderdeel vrij lastig vond in vergelijking met de andere onderdelen, ze vond dat je bij dit onderdeel wel moest beschikken over voldoende inzicht en kennis met betrekking tot Tekstanalyse. De begrippen vond ze ook vrij lastig te onderscheiden. Zitten er in het Tekstevaluatieschema vragen die u niet heeft begrepen en zo ja, welke? Ze gaf aan dat ze vraag 13 ook niet had begrepen. Ze wist op deze vraag geen antwoord te geven. De vraag had betrekking op het feit of het gebruik van verschillende grafische elementen geslaagd was of niet. Ze vond dit moeilijk te beoordelen en wist het niet waardoor ze de vraag niet heeft ingevuld. Vond u de toelichting die bij de vragen gegeven werd voldoende en waarom? De tekstanalist vond de toelichting die bij de vragen gegeven werd wel voldoende. Het onderdeel tekst en beeld is slechts een onderdeel van het Tekstevaluatieschema dat uit 10 onderdelen bestaat. Wat vindt u van de omvang van het complete schema als u er van uitgaat dat dit uit 10 verschillende onderdelen bestaat?
Ze vind het dan veel en veel te lang, vooral door alle waarom/waarom niet vragen. Bent u van mening dat na het beantwoorden van de vragen uit het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld, er een oordeel gegeven kan worden over een voorlichtingsfolder op het gebied van tekst en beeld? Ja, de tekstanalist is van mening dat het Tekstevaluatieschema wel degelijk evalueert en dat je na het werken met het schema een oordeel kan geven over de folder. Merkt u problemen op in de tekst die niet naar voren komen uit de analyse met het tekstevaluatieschema? Dit vond de tekstanalist een moeilijke vraag. Ze gaf aan dat ze niet wist of de afbeeldingen, waarop veelal donkere mensen stonden, geen problemen zouden opleveren. Dat had ook weer te maken met het feit dat ze niet wist wie de doelgroep van de folder is. Zou misschien een invloed kunnen hebben bij de acceptatie van de folder. Welke vragen uit het Tekstevaluatieschema zouden eventueel weggelaten kunnen worden en waarom? De tekstanalist gaf aan dat ze alle vragen in het Tekstevaluatieschema nuttig vond en niet wist welke vragen eventueel wel weg zouden kunnen. Welke vragen zouden eventueel toegevoegd kunnen worden aan het Tekstevaluatieschema en waarom? Hierbij kwam de tekstanalist terug op haar opmerkingen over de kleur van de mensen op de afbeeldingen in de folder. Hierover wordt geen vraag gesteld, misschien zou naar de kleur van de mensen gevraagd kunnen worden die op de afbeeldingen staan. Heeft u nog eventuele vragen/opmerkingen? Ze vindt het een goed evaluatieschema en zou het zeker gebruiken als ze een folder of een voorlichtingstekst zou moeten evalueren op het gebied van tekst en beeld.
128
Interview 4 Naam: Mattie van der Merwe Geslacht: vrouw Leeftijd: 50 Functie: redacteur van de prospectus van de universiteit. Opleiding: BA graad talen en een onderwijsdiploma, tevens 1e jrs Mphil studente Ervaring met tekstanalyse: redelijk, veel ervaring met taal en teksten. Bovendien volgt ze naast haar werk nog een studie Dokument Design Wat is uw voorkennis met betrekking tot het Tekstevaluatieschema? De tekstanalist heeft weinig ervaring met het schema, ze heeft het in de colleges een keer uitgedeeld gekregen en heeft het een keer doorgelezen. Tijdsduur van het werken met het schema: ongeveer 45 minuten Wat is uw mening over de lengte van het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld? Ze vond het er in het begin vrij lang uitzien maar doordat je bij een aantal onderdelen slechts een keuze hoeft te maken, viel het in de praktijk wel mee. Het leek op voorhand langer dan dat het uiteindelijk was. Heeft de lengte van het Tekstevaluatieschema een negatieve invloed op u gehad tijdens het invullen? Niet echt, ze zag er wel tegenop omdat het in het begin erg lang leek waardoor ze weinig zin had om te beginnen. Toen ze eenmaal bezig was viel het allemaal wel mee. De vragen 10 t/m 14 hebben betrekking op de vijf verschillende onderdelen van het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld. Het eerste deel (vragen 1 t/m 13 in het schema) van het Tekstevaluatieschema is bedoeld om algemene problemen te achterhalen in het Tekstevaluatieschema. Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen? Hierbij gaf ze aan dat er een aantal vragen waren waarbij ze problemen had ondervonden: Vraag 3; deze vraag ging over het feit of de afbeeldingen bijdragen aan de overredingskracht van de tekst. Dit vond ze erg moeilijk te beoordelen. Vraag 8 en 9: deze vragen over respectievelijk de afstand tussen de tekst en de afbeeldingen en de positionering van de afbeeldingen, zou volgens haar samengevoegd kunnen worden. Vraag 10, 11, 12; deze vragen gaan over de toonzetting van de afbeeldingen en zouden volgens haar ook prima samengevoegd kunnen worden tot een vraag. Ze vond dat de vraag verbeterd kon worden door simpelweg te vragen; welke van de onderstaande classificaties is van toepassing op de afbeeldingen? Daaronder zouden dan de diverse mogelijkheden kunnen komen. Daarnaast gaf ze nog aan dat ze veel moeite had met bepaalde waarom vragen. Ze vond dat als afbeeldingen zakelijk waren dat dat een constatering was en dat een waarom vraag redelijk overbodig is.
Het tweede deel van het Tekstevaluatieschema (vraag I14 t/m I18) gaat over de vraag of de nadruk in de folder ligt op de geschreven tekst of op de afbeeldingen. Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
Bij dit onderdeel had ze moeite met de lay-out. Eigenlijk vond ze de lay-out van het hele onderdeel vrij matig. Ze vond het allemaal op elkaar gepropt en niet echt overzichtelijk. Verder gaf ze aan dat ze dit onderdeel moeilijk te beantwoorden vond voor een grote folder. Het is moeilijk om te bepalen wat overheerst, dat kan enorm verschillen per pagina. Ze gaf aan dat het beter was om per onderdeel, hoofdstuk of pagina te beoordelen wat overheerst. Het derde onderdeel van het Tekstevaluatieschema gaat over de verschillende functies die afbeeldingen kunnen hebben, Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
129
Wederom vond ze dat de lay-out verbeterd kan worden. Ze vond het bij dit onderdeel erg storend dat de E vragen steeds hetzelfde waren Ze gaf aan dat ze de waarom vraag bij vraag 20A ook erg overbodig vond, als een afbeelding instructief is dan is dat gewoon zo. Bij vraag 21 E vond ze de vragen achter elkaar erg verwarrend. Deze zijn bedoeld ter verduidelijking maar het lijkt net of er meerdere aparte vragen achter elkaar staan. Vraag 21A/ 22A vond ze ook moeilijk omdat ze het lastig vond om in te schatten of de afbeeldingen motiverend/ overtuigend waren of niet. Ze wist niet wat overtuigende afbeeldingen zijn, hier wist ze geen voorbeeld van te bedenken. Ze wist ook niet of het effectief is of niet, hoe beoordeel je dat? Tot slot gaf ze nog aan dat de waarom vragen erg irriterend werken en deze misschien beter vervangen kunnen worden door een vraag als ‘motiveer uw antwoord’ , of misschien beter ‘indien niet, wat zou e verbeterd kunnen worden?’ Het vierde deel van het Tekstevaluatieschema gaat over de interactie tussen tekst en afbeeldingen. Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
Vraag 27. Volgens de tekstanalist is geen enkele afbeelding zuiver overbodig. Het heeft altijd een doel, al was het alleen al om de folder leesbaarder te maken. Zij zou bij dit onderdeel de vraag anders stellen. Meer in de trant van ‘zijn de belangrijke punten geillustreerd?’of ‘staan er bij belangrijke punten afbeeldingen die niet op de tekst terugslaan?’. Het vijfde deel van het Tekstevaluatieschema gaat over de verschillende grafische elementen die gebruikt zijn. Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
Dit onderdeel vond ze op zich redelijk om mee te werken, wel vond ze dat er te weinig toelichting bij de vragen stond. Ze vond vraag 32 E moeilijk te beantwoorden, wanneer zijn de verschillende grafische elementen die gebruikt worden nou correct gebruikt en wanneer niet? Hoe beoordeel je dit? Dit wist ze dus niet. Verder vond ze vraag 37 E ook erg lastig, deze vrag over het gebruik van zwart-wit en kleur afbeeldingen vond ze erg van iemands persoonlijke smaak afhangen. Hier is moeilijk een objectief beeld van te krijgen. 15 Zitten er in het Tekstevaluatieschema vragen die u niet heeft begrepen en zo ja, welke? 16a/b. Vond u de toelichting die bij de vragen gegeven werd voldoende en waarom? De tekstanalist vond dat er meer toelichting gegeven zou kunnen worden. Op mijn opmerking dat het schema dan nog groter zou worden antwoordde ze dat het misschien een optie is om een bijlage te maken waar de evalueerders in kunnen kijken als ze een vraag of begrip niet snappen. Ze vond de toelichting bij de vragen over de interactie tussen tekst en afbeeldingen( vragen 27 t/m 31) erg goed, terwijl bij het laatste onderdeel over welke combinaties van grafische elementen er voorkomen(vraag 32 t/m 37) er juist te weinig toelichting stond. Het onderdeel tekst en beeld is slechts een onderdeel van het Tekstevaluatieschema dat uit 10 onderdelen bestaat. Wat vindt u van de omvang van het complete schema als u er van uitgaat dat dit uit 10 verschillende onderdelen bestaat?
De tekstanalist vond het totale schema veel en veel te lang. Wel gaf ze aan dat als zij een tekst zou ontwerpen zij nooit het hele schema zou toepassen maar slechts het deel waarvan zij denkt dat er wel eens problemen in zouden kunnen zitten. 18a/b. Bent u van mening dat na het beantwoorden van de vragen uit het tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld, u een oordeel kan geven over de kwaliteit van de folder? Ze vond dat het schema je zeker ergens heen leidde en dat je naar aspecten keek, waar je normaal nooit zou kijken of die je over het hoofd zou zien. Het schema maakt dat je zeer kritisch naar de folder kijkt. Merkt u problemen op in de tekst die niet naar voren komen uit de analyse met het tekstevaluatieschema?
De tekstanalist vond de tekeningen te arm, alleen twee personen maar geen achtergrond getekent zodat je niet weet in wat voor omgeving (werk, thuis etc) ze zich bevinden. Verder schetste ze de situatie dat je een aantal afbeeldingen hebt waar een zwarte man advies vraag
130
aan een zwarte vrouwelijke dokter. Dit is vrij onrealistich omdat in de traditionele zwarte cultuur dit niet snel voorkomt dat een man advies vraagt bij een vrouw. Welke vragen uit het Tekstevaluatieschema zouden eventueel weggelaten kunnen worden en waarom?
Er zouden dus enkele vragen, vragen 8/9 en vragen 10/11/12 samengevoegd kunnen worden Welke vragen zouden eventueel toegevoegd kunnen worden aan het Tekstevaluatieschema en waarom?
Vragen over bepaalde waarden zouden toegevoegd kunnen worden. Om zo de cultuurproblemen te achterhalen Heeft u nog eventuele vragen/opmerkingen?
Voor een focus-group discussie is ze beschikbaar maar dan het liefst vanaf 3 december ergens in de middag
131
Interview 5 Naam: Nadia Saayman Geslacht: vrouw Leeftijd: 23 Functie: onderzoeker op het gebied van Dokument ontwerp, afgestudeerd BA studente talen en nu 1e jrs Mphil studente Ervaring met tekstanalyse: Ze is 1e jrs Mphil studente en heeft samen met haar studie talen in totaal nu al zo’n vijf jaar ervaring met Dokument ontwerp Wat is uw voorkennis met betrekking tot het Tekstevaluatieschema? De tekstanalist heeft veel voorkennis en ervaring met het Tekstevaluatieschema. Ze werkt al zo’n twee jaar met het schema en heeft er al veel tekstanalyses mee gedaan. Ze schat dat ze zo’n 20 a 30 teksten heeft geevalueerd met het schema. Tijdsduur van het werken met het schema: ongeveer een uur Wat is uw mening over de lengte van het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld? Ze vond dit onderdeel qua lengte erg goed. Ze vond het uitgebreid maar zeker niet te lang. Ze gaf aan dat het een van de betere onderdelen is om mee te werken. Heeft de lengte van het Tekstevaluatieschema een negatieve invloed op u gehad tijdens het invullen? Nee, dit onderdeel was prima qua lengte. Wel gaf ze aan dat wanneer ze het hele schema op een tekst toepaste, het wel een negatieve invloed had op haar tijdens het invullen. Ze gaf aan dat het schema zo lang was dat ze een eigen beknotere versie had gemaakt. De vragen 10 t/m 14 hebben betrekking op de vijf verschillende onderdelen van het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld. Het eerste deel (vragen 1 t/m 13 in het schema) van het Tekstevaluatieschema is bedoeld om algemene problemen te achterhalen in het Tekstevaluatieschema. Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
De tekstanalist gaf aan dat ze het onderscheid tussen sommige vragen soms erg moeilijk vond. Bij dit onderdeel vond ze vraag 11 en 12 erg op elkaar lijken. Deze vragen gaan beide over de toon van de afbeeldingen. De tekstanalist stelde voor om bij vraag 12 het woord zakelijk te vervangen door ‘zonder emotie’ zodat het onderscheid tussen de begrippen die bij deze vragen gebruikt worden, wat duidelijker wordt. Ze gaf ook aan dat deze twee vragen misschien wel samengevoegd konden worden tot een vraag. Daarnaast gaf ze nog aan dat vraag 13 en 36 eigenlijk dezelfde vraag is. Er wordt bij beide vragen gevraagd naar de verchillende typen afbeeldingen die er in de folder voorkomen. Dit zou ook tot een vraag gecombineerd kunnen worden die dan bij het onderdeel waar vraag 36 onder valt, kan komen. Het tweede deel van het Tekstevaluatieschema (vraag I14 t/m I18) gaat over de vraag of de nadruk in de folder ligt op de geschreven tekst of op de afbeeldingen. Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen? Het tweede deel vond ze duidelijk en hier is ze geen problemen tegengekomen. Het derde onderdeel van het Tekstevaluatieschema gaat over de verschillende functies die afbeeldingen kunnen hebben, Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
Het derde onderdeel vond ze ook duidelijk. Het vierde deel van het Tekstevaluatieschema gaat over de interactie tussen tekst en afbeeldingen. Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
Nee, ze vond dit onderdeel zeer duidelijk en qua toelichting zelfs het beste en duidelijkste onderdeel.
132
Het vijfde deel van het Tekstevaluatieschema gaat over de verschillende grafische elementen die gebruikt zijn. Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
Bij het vijfde onderdeel heeft de tekstanalist wel problemen ondervonden. Zo vond ze vraag 32 vrij moeilijk en viel ze over het woord ‘correct’ , ze vroeg zich af wat ‘correct’hier inhield en wat ze er precies mee bedoelen. Ze wist niet of ze hiermee ‘correct’’ bedoelen in de trant van ‘gepast’ of meer of het uit grafisch oogpunt correct is. Ze gaf aan dat hier meer toelichting bij had moeten staan en eventueel ook een voorbeeld. Bij vraag 33 en 34 was haar ook niet duidelijk wat de verschillende betekenissen (verschillende betekenis/ verschillende functie) bij de vragen inhielden. Ze vond dat bij dit onderdeel gewoon meer toelichting gegeven moet worden en er ook met voorbeelden gewerkt moet worden. Ze noemde het vorige onderdeel als beste onderdeel en ook duidelijkste onderdeel. Vond u de toelichting die bij de vragen gegeven werd voldoende en waarom?
Over het algemeen vond ze de toelichting die bij de vragen gegeven werd goed, behalve bij het laatste onderdeel. Het onderdeel tekst en beeld is slechts een onderdeel van het Tekstevaluatieschema dat uit 10 onderdelen bestaat. Wat vindt u van de omvang van het complete schema als u er van uitgaat dat dit uit 10 verschillende onderdelen bestaat? Ze vond het Tekstevaluatieschema voor onderzoek een goed instrument, wel is het voor iemand zonder kennis op het gebied van tekstanalyse te moeilijk. Daarnaast gaf ze aan dat het hele schema erg veel tijd kost en erg lang is. Ze heeft al veel teksten met het hele schema geanalyseerd maar ze gaf aan dat het schema zo lang is dat je niet in een dag het hele schema kon doen. Dat kon qua tijd misschien wel, maar je moet het af en toe wegleggen omdat het anders te saai en vermoeiend wordt. Het is door zijn lengte ook niet geschikt om in het bedrijfsleven of grote instanties te gebruiken omdat het gewoon teveel tijd kost en dan te duur is. Bent u van mening dat na het beantwoorden van de vragen uit het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld, er een oordeel gegeven kan worden over de folder?
De tekstanalist gaf aan dat dit wel degelijk het geval is, ze vond dat na het werken met dit schema dat het een goede folder is op het gebied van tekst en beeld. Het Tekstevaluatieschema is volgens haar dus wel degelijk een evaluatie-instrument. 19. Merkt u problemen op in de tekst die niet naar voren komen uit de analyse met het tekstevaluatieschema?
Nee, de tekstanalist is geen problemen tegengekomen bij dit onderdeel die ze niet door middel van het schema heeft achterhaald. Ze vond het een goed en compleet onderdeel. Welke vragen uit het Tekstevaluatieschema zouden eventueel weggelaten kunnen worden en waarom?
Niet weggelaten, maar vraag 11 en 12 en vraag 13 en 36 zouden allebei gecombineerd kunnen worden zodat er twee vragen ontstaan in plaats van vier. Welke vragen zouden eventueel toegevoegd kunnen worden aan het Tekstevaluatieschema en waarom?
Ze vond dat er niets toegevoegd hoefde te worden. Ze gaf nogmaals aan dat dit onderdeel zeer gebruiksvriendelijk is en niet te lang. Bovendien vond ze dit onderdeel leuk om te doen omdat ze tekst en beeld erg interessant vindt. Heeft u nog eventuele vragen/opmerkingen?
Interview 6 Naam: Elizabeth de Stadler Geslacht: vrouw Leeftijd: 21 Functie: studente rechten Ervaring met tekstanalyse: Ze heeft het vak Dokument Design gevolgd Wat is uw voorkennis met betrekking tot het Tekstevaluatieschema?
133
Haar kennis met het Tekstevaluatieschema is zeer gering, ze had er alleen van gehoord maar heeft er nog nooit mee gewerkt Tijdsduur van het werken met het schema: ongeveer 45 minuten Wat is uw mening over de lengte van het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld? De tekstanalist vond de lengte van het onderdeel tekst en beeld goed, niet te lang of te kort maar prima om mee te werken. Heeft de lengte van het Tekstevaluatieschema een negatieve invloed op u gehad tijdens het invullen? De lengte was niet zozeer een probleem voor haar, eerder het feit dat doordat de vragenlijst veelomvattend was er veel dezelfde vragen werden gesteld. De vragen 10 t/m 14 hebben betrekking op de vijf verschillende onderdelen van het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld. Het eerste deel (vragen 1 t/m 13 in het schema) van het Tekstevaluatieschema is bedoeld om algemene problemen te achterhalen in het Tekstevaluatieschema. Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
Ja, ze gaf aan dat ze bij vraag 4 en 12 en 13 problemen had ondervonden. Vraag 4; deze vraag gaat over de doelgroep waarbij zij het erg moeilijk vond om te bepalen wie de exacte doelgroep is. Wanneer je niet zeker bent van de exacte doelgroep is het ook moeilijk in te schatten of bepaalde tekeningen of foto’s geslaagd zijn. Vraag 10 en 11; dit gaat over luchthartig en ernstig. Deze vragen zijn min of meer hetzelfde en zouden dan ook best samengevoegd kunnen worden.
Het tweede deel van het Tekstevaluatieschema (vraag I14 t/m I18) gaat over de vraag of de nadruk in de folder ligt op de geschreven tekst of op de afbeeldingen. Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
De tekstanalist heeft bij dit onderdeel niet echt grote problemen ondervonden. Wel vond ze de toelichting niet altijd duidelijk die dikgedrukt stond. Er stond een instructie boven de antwoordmogelijkheden die niet duidelijk was. Het ging over de ‘progressie van tekst naar afbeeldingen’ Dit zinnetje was erg verwarrend en leek op een vraag met de antwoordmogelijkheden erachter. Het derde onderdeel van het Tekstevaluatieschema gaat over de verschillende functies die afbeeldingen kunnen hebben, Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
De tekstanalist vond het derde gedeelte vrij makkelijk om te beantwoorden, ze vond het voornamelijk makkelijk dat je een keuze kon maken en niet alle vragen hoefde af te werken.
Het vierde deel van het Tekstevaluatieschema gaat over de interactie tussen tekst en afbeeldingen. Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
De tekstanalist ondervond bij dit onderdeel ook een aantal problemen. Volgens de tekst is het gebruik van tekst en afbeeldingen of supplementair of complementair, maar dit hoeft elkaar niet uit te sluiten. De toelichting bij deze vragen (I28 en I29) was niet duidelijk genoeg. Het vijfde deel van het Tekstevaluatieschema gaat over de verschillende grafische elementen die gebruikt zijn. Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
Hier ondervond de tekstanalist ook problemen. Ze gaf aan veel moeite te hebben met de gebruikte terminologie. Ze gaf aan dat ze niet wist wat precies het verschil was tussen ‘grafika typen’ en ‘grafika elementen’. Het onderscheid tussen de vragen bij dit onderdeel was
134
sowieso niet erg duidelijk. Er had volgens haar meer toelichting bij gegeven mogen worden en zonodig had er met voorbeelden gewerkt kunnen worden om het te verduidelijken. Zitten er in het Tekstevaluatieschema vragen die u niet heeft begrepen en zo ja, welke?
Nee Vond u de toelichting die bij de vragen gegeven werd voldoende en waarom?
De tekstanalist vond de toelichting die bij de vragen gegeven werd goed, alleen bij het laatste onderdeel zou het beter kunnen. Het onderdeel tekst en beeld is slechts een onderdeel van het Tekstevaluatieschema dat uit 10 onderdelen bestaat. Wat vindt u van de omvang van het complete schema als u er van uitgaat dat dit uit 10 verschillende onderdelen bestaat?
In acht genomen dat het slechts een onderdeel is van het complete schema vindt ze het veel te lang. Het is dan wel omvattend maar veel te lang om te gebruiken. Bent u van mening dat na het beantwoorden van de vragen uit het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld u een goed oordeel kan geven over de folder op het gebied van tekst en beeld? De tekstanalist denkt van wel. Door het schema wordt je gedwongen om goed en gestructureerd naar de folder te kijken en je let op dingen waar je anders nooit op zou letten. Ze vind de folder qua tekst en beeld ook wel aardig. Wel vindt ze de toon van de foto’s wisselend, de ene keer formeel dan weer informeel. Dat zou ze liever anders zien. Of alles informeel of alles formeel qua toon. Verder vindtz ehet plaatje waar een man op krukken wordt afgebeeld erg verwarrend en dus niet goed. Merkt u problemen op in de tekst die niet naar voren komen uit de analyse met het tekstevaluatieschema?
Het doel van de folder is volgens de tekstanalist niet geheel duidelijk. Het is een erg lange folder en wat het doel is van de folder is niet exact duidelijk en daar wordt ook niet als zodanig naar gevraagd. Welke vragen uit het Tekstevaluatieschema zouden eventueel weggelaten kunnen worden en waarom?
Vraag 10/11en 12 zouden eventueel wel samengevoegd kunnen worden Welke vragen zouden eventueel toegevoegd kunnen worden aan het Tekstevaluatieschema en waarom?
Geen, het is heel omvattend. Heeft u nog eventuele vragen/opmerkingen?
Voor de focus-group discussie in principe beschikbaar de hele week behalve maandag.
Interview 7 Naam: Sharifa Daniels Geslacht: vrouw Leeftijd: 50 Functie: hoofd van het Schrijflaboratorium Afrikaans Ervaring met tekstanalyse: ze heeft veel ervaring in het schrijven van teksten, niet zozeer met dokumentontwerp. Wat is uw voorkennis met betrekking tot het Tekstevaluatieschema? Weinig, ze heeft alleen gehoord over het bestaan van het Tekstevaluatieschema maar ze heeft er nooit mee gewerkt. Tijdsduur van het werken met het schema: ongeveer 3 a 4 uur Wat is uw mening over de lengte van het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld? 135
De tekstanalist gaf aan dat ze het veel te alng vindt, het invullen van het schema kost teveel tijd Heeft de lengte van het Tekstevaluatieschema een negatieve invloed op u gehad tijdens het invullen? Ja, ze gaf aan dat ze de opmaak en de lay-out van het schema niet goed vindt. Zoals het er nu uitziet is het een grote brei tekst waarbij je al geen zin meer hebt om het in te vullen als je het ziet. Het lijkt veel meer dan het in werkelijkheid is waardoor je na het zien al weinig zin hebt om er nog eens mee te moeten werken. Zeker het begin is veel, daarna kun je kiezen en is het beter. De vragen 10 t/m 14 hebben betrekking op de vijf verschillende onderdelen van het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld. Het eerste deel (vragen 1 t/m 13 in het schema) van het Tekstevaluatieschema is bedoeld om algemene problemen te achterhalen in het Tekstevaluatieschema. Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
Allereerst gaf ze aan dat ze die I voor elke vraag al verwarrend en overbodig vindt. Die kan wel weg volgens haar. Verder gaf ze aan dat ze niet duidelijk omschreven vond wat ‘grafika’ nou precies inhield. Dit zou volgens haar duidelijker uitgelegd kunnen worden. Daarnaast vond ze vraag 4 niet duidelijk over de doelgroep. Deze vraag is moeilijk om een antwoord op te geven. Wanneer de doelgroep bekend is vor haar zou ze sommige vragen misschien anders invullen. Ze vond dat er beter eerst vragen gesteld konden worden om te omschrijven wie de doelgroep is. Het tweede deel van het Tekstevaluatieschema (vraag I14 t/m I18) gaat over de vraag of de nadruk in de folder ligt op de geschreven tekst of op de afbeeldingen. Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
In dit onderdeel werd veelvuldig gesproken over of de verhoudingen tussen tekst en afbeeldingen ‘correct’ zijn. Wat is correct precies? Dit is erg moeilijk om te beantwoorden en zou misschien ook beter veranderd kunnen worden in ‘naar uw mening voldoende/gepast?’. Andere woorden gebruiken dus. Het derde onderdeel van het Tekstevaluatieschema gaat over de verschillende functies die afbeeldingen kunnen hebben, Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
Dit onderdeel vond de tekstanalist duidelijk. Het vierde deel van het Tekstevaluatieschema gaat over de interactie tussen tekst en afbeeldingen. Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
Dit onderdeel vond de tekstanalist ook duidelijk. Het vijfde deel van het Tekstevaluatieschema gaat over de verschillende grafische elementen die gebruikt zijn. Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
Ja, Ze had problemen ondervonden bij de vragen 32, 35 en 36. Ze vond het bij vraag 35 en 36 erg moeilijk om te beoordelen wat nu precies het verschil is tussen typen en stylen. De verschillend daartussen zijn voor haar niet erg duidelijk en daar had meer toelichting bij mogen staan. Bij vraag 32 en verder, viel ze over het woord ‘korrek’ , wat is precies correct, het wordt namelijk niet uitgelegd. Zitten er in het Tekstevaluatieschema vragen die u niet heeft begrepen en zo ja, welke? Vond u de toelichting die bij de vragen gegeven werd voldoende en waarom?
Nee, Er zou meer en betere toelichting gegeven kunnen worden. Begrippen zouden beter verklaard moeten worden. In bijvoorbeeld een begrippenlijst? Dat zou volgens de tekstanalist kunnen. Zij geeft ook aan dat door een andere lay-out de mogelijkheid bestaat om de begrippen bij de vraag zelf uit te leggen zonder dat dit ten koste gaat van de overzichtelijkheid.
136
Het onderdeel tekst en beeld is slechts een onderdeel van het Tekstevaluatieschema dat uit 10 onderdelen bestaat. Wat vindt u van de omvang van het complete schema als u er van uitgaat dat dit uit 10 verschillende onderdelen bestaat?
Veel en veel te lang. Hier valt niet mee te werken en ze zou het ook niet gebruiken omdat het te kostbaar is omdat iemand (een betaalde kracht) er heel lang mee bezig is. Bent u van mening dat na het beantwoorden van de vragen uit het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld, u een oordeel kan geven over de kwaliteit van de folder op het gebied van tekst en beeld?
De tekstanalist vond dat het schema je wel goed leidde door de folder en ze kon door middel van het schema wel een oordeel vellen over de folder. Ze vond het een goede folder alhoewel er wel een paar rare, onbegrijpelijke foto’s in zaten (foto van de man op krukken). Merkt u problemen op in de tekst die niet naar voren komen uit de analyse met het tekstevaluatieschema?
Ja, de tekst veronderstelt dat de mensen kunnen lezen. De belangrijkste informatie zit in de tekst en is voor ongeletterde mensen dus een te moeilijke folder. Hoe zou dit verbeterd kunnen worden? Door een vraag te stellen over de doelgroep en misschien ook een vraag toevoegen over de volledigheid van de boodschap in de afbeeldingen zelf. Oftewel, of de essentiele onderwerpen ook te begrijpen zijn door mensen die niet kunnen lezen. Welke vragen uit het Tekstevaluatieschema zouden eventueel weggelaten kunnen worden en waarom?
De vragen 35 en 36 zouden samengevoegd kunnen worden. Ze gaf aan dat ze hier bij beide vragen hetzefde antwoord had gegeven. Welke vragen zouden eventueel toegevoegd kunnen worden aan het Tekstevaluatieschema en waarom?
Een vraag over de doelgroep met betrekking tot hun leesvaardigheid. Heeft u nog eventuele vragen/opmerkingen?
Ze vond het een aardig schema en zou het ook wel gaan gebruiken maar niet in deze vorm. Met name de lay-out vond ze bedroevend. Het is een grote brei tekst die niet geordend is en het schrikt mensen op het eerste gezicht al af om er mee te gaan werken. Verder is de nummering niet duidelijk en overzichtelijk. De I kan weg voor de nummers, dit werkt alleen maar irriterend.
137
Interview 8 Naam: Lousie Luttig Geslacht: vrouw Leeftijd: 26 Functie: Zij is bestuurder van de eenheid voor documentatie van het Taalsentrum Ervaring met tekstanalyse: Ze heeft een post-graduate studie gedaan op het gebied van tekstanalyse Wat is uw voorkennis met betrekking tot het Tekstevaluatieschema? De tekstanalist heeft in collegevorm kennis gemaakt met het Tekstevaluatieschema. Ze heeft colleges Dokumentanalyse gevolgd bij Dhr. De Stadler. Ze heeft het Tekstevaluatieschema ook al een beetje toegepast, niet het hele schema maar een paar onderdelen. Tijdsduur van het werken met het schema: Anderhalf uur Wat is uw mening over de lengte van het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld? Ze vond dit onderdeel van het schema niet te lang omdat het ook uit keuzevragen bestaat. Het lijkt op het eerste gezicht langer dan het in werkelijkheid is. De folder was overigens wel vrij groot en het zorgvuldig doornemen er van heeft een hoop tijd gekost. Heeft de lengte van het Tekstevaluatieschema een negatieve invloed op u gehad tijdens het invullen? Ja, ze vond met name de tekst om te lezen erg lang en toen ze daarna ook nog het hele schema er op toe moest passen vond ze het best lang en vermoeiend. De vragen 10 t/m 14 hebben betrekking op de vijf verschillende onderdelen van het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld. Het eerste deel (vragen 1 t/m 13 in het schema) van het Tekstevaluatieschema is bedoeld om algemene problemen te achterhalen in het Tekstevaluatieschema. Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
Bij het eerste onderdeel had de tekstanalist alleen een probleem bij vraag 10 en 11. Deze vragen gaan over de toonzetting van de afbeeldingen, of ze ernstig zijn en of er humoristische afbeeldingen in voor komen. Volgens de tekstanalist is dit een beetje dubbelop en zouden deze vragen wel samengevoegd kunnen worden tot een vraag. Misschien zou vraag 10 wel weggelaten kunnen worden omdat het in vraag 11 ook min of meer wel naar voren komt. Het tweede deel van het Tekstevaluatieschema (vraag I14 t/m I18) gaat over de vraag of de nadruk in de folder ligt op de geschreven tekst of op de afbeeldingen. Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
De tekstanalist gaf aan dat ze bij dit onderdeel moeite had met het woord ‘overheers’bij vraag 15 en 16. Volgens haar klinkt dit erg negatief terwijl het in deze context niet negatief is. Het is volgens haar beter als het woord ‘overheers’ veranderd wordt in ‘ komt meer voor’of iets dergelijks. In ieder geval iets met een minder negatieve klank. Daarnaast had de tekstanalist ook moeite met het woord ‘korrek’ dat in alle vragen werd gebruikt. Zij vond het erg moeilijk om te beoordelen of iets correct is. Volgens haar zou het duidelijk zijn als dit ook veranderd wordt in bijvoorbeeeld ‘voldoende’ of ‘werkt dit voor jou’. Het derde onderdeel van het Tekstevaluatieschema gaat over de verschillende functies die afbeeldingen kunnen hebben, Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
Ze vond de onderdelen nogal op elkaar lijken. Er werden veel verschillende opties gegeven maar ze verschillen niet zo erg van elkaar. Ze wist echter niet precies hoe dit beter zou kunnen. Verder gaf ze aan dat ze ‘instructief’ en ‘verklarend’ erg op elkaar vond lijken wanneer ze de toelichting las. De toelichting bij deze begrippen verduidelijkt niet echt maar is eerder verwarrend. Deze zou aangepast dienen te worden. 138
Het vierde deel van het Tekstevaluatieschema gaat over de interactie tussen tekst en afbeeldingen. Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
Bij dit onderdeel had ze wederom moeite met de zogenaamde ‘E’ vragen waarbij het ging over et feit of de functie van de afbeeldingen effectief was of niet. De tekstanalist gaf aan dat ze dit erg moeilijk te beoordelen vond en dat dit erg relatief is. Zij vond het beter als er gevraagd zou worden ‘werkt het goed voor jou’. Verder vond ze deze afdeling wel duidelijk. Het vijfde deel van het Tekstevaluatieschema gaat over de verschillende grafische elementen die gebruikt zijn. Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
Bij dit onderdeel heeft de tekstanalist veel problemen ondervonden. Zo wist ze niet wat het verschil was tussen ‘grafika stylen’ , ‘grafika elementen’ en ‘grafika typen’ . Ze vond het niet duidelijk wat hier de verschillen waren en volgens haar zou hier meer en betere toelichting bij dienen te staan om de verschillende begrippen te verklaren. Daarnaast vond ze dat vraag 13 en 36 erg op elkaar leken en dat deze vragen ook wel samengevoegd konden worden tot een vraag. Zitten er in het Tekstevaluatieschema vragen die u niet heeft begrepen en zo ja, welke?
16a/b. Vond u de toelichting die bij de vragen gegeven werd voldoende en waarom? Onderdeel 5 zou met name sterk verbeterd dienen te worden. Het onderdeel tekst en beeld is slechts een onderdeel van het Tekstevaluatieschema dat uit 10 onderdelen bestaat. Wat vindt u van de omvang van het complete schema als u er van uitgaat dat dit uit 10 verschillende onderdelen bestaat? Veel te lang. Ze gaf aan dat ze het in deze vorm ook nooit zou gebruiken, dat kost veel te veel tijd. Ze zou er hooguit een paar onderdelen uit pakken en die toepassen op een folder. Bent u van mening dat na het beantwoorden van de vragen uit het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld, u een oordeel kan geven over de kwaliteit van de folder op het gebied van tekst en beeld?
Ja, je wordt door het schema gedwongen om anders naar een folder te kijken, meer gedetailleerd. Zo haal je er ook meer problemen uit. Dit schema evalueert zeker en ze vond het dan ook een goede folder op het gebied van tekst en beeld. De afbeeldingen waren goed te begrijpen en ze waren over het algemeen duidelijk. Merkt u problemen op in de tekst die niet naar voren komen uit de analyse met het tekstevaluatieschema?
Nee, niet echt alhoewel het eerste deel van de folder puur informatief was en het tweede deel een andere benadering en toon had. Dit kon je niet echt afleiden uit het schema. Ligt dat aan het schema? Nee, volgens de tekstanalist had dit meer te maken met de lange folder. De meeste folders waren veel kleiner en veel minder uitgebreid. Welke vragen uit het Tekstevaluatieschema zouden eventueel weggelaten kunnen worden en waarom?
Vraag 10 zou weg kunnen en de vragen 13 en 36 zouden samengevoegd kunnen worden tot een vraag. Welke vragen zouden eventueel toegevoegd kunnen worden aan het Tekstevaluatieschema en waarom? Geen, het is gedetailleerd genoeg. Heeft u nog eventuele vragen/opmerkingen?
Voor de focus-group discussie is ze eventueel dinsdagmiddag wel beschikbaar.
139
Interview 9 Naam: Amanda de Stadler Geslacht: vrouw Leeftijd: 50 Functie: uitvoerend beambte, ambtenaar voor cultuurorganisaties op het bureau voor de bevordering van het Afrikaans en meertaligheid Ervaring met tekstanalyse: geen, wel veel met tekst te maken gehad tijdens haar opleiding tot lerares voor Afrikaans onderwijs Wat is uw voorkennis met betrekking tot het Tekstevaluatieschema? De voorkennis van de tekstanalist met betrekking tot het Tekstevaluatieschema is nihil. Ze weet dat het bestaat maar heeft er nog nooit mee gewerkt. Tijdsduur van het werken met het schema: ongeveer een uur. Wat is uw mening over de lengte van het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld? De tekstanalist vond de lengte van het onderdeel tekst en beeld niet te lang. Het koste haar alleen veel tijd om te begrijpen wat ze precies moest doen. Ze gaf aan dat dat te maken had met het feit dat ze niet echt thuis is in tekstanalyse. Heeft de lengte van het Tekstevaluatieschema een negatieve invloed op u gehad tijdens het invullen? Alhoewel ze aangaf dat ze het schema niet te lang vond, had ze wel moeite met het doorlezen van de lange tekst en de vragenlijst. Dit vond ze vrij vermoeiend en ze gaf aan de vragen ook niet zeer uitgebreid te hebben beantwoord. De vragen 10 t/m 14 hebben betrekking op de vijf verschillende onderdelen van het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld. Het eerste deel (vragen 1 t/m 13 in het schema) van het Tekstevaluatieschema is bedoeld om algemene problemen te achterhalen in het Tekstevaluatieschema. Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
Ze vond dit deel van het schema niet echt moeilijk. Er zaten geen vragen tussen waar ze echt problemen ondervonden heeft. Wel gaf ze aan dat ze vrij weinig kennis had van tekstanalyse en van de begrippen waarnaar gevraagd werd. Het tweede deel van het Tekstevaluatieschema (vraag I14 t/m I18) gaat over de vraag of de nadruk in de folder ligt op de geschreven tekst of op de afbeeldingen. Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
De tekstanalist heeft niet echt grote problemen ondervonden. Wel vond ze de ‘E’vragen vrij lastig te beantwoorden. De vragen waren bijna allemaal hetzelfde en gaan over de verhouding tussen tekst en afbeeldingen. Ze had hier problemen met het woord’correct’. Ze vond dat een vaag begrip en wist niet echt wat er mee bedoeld werd. Dit zou volgens haar verduidelijkt moeten worden. Het derde onderdeel van het Tekstevaluatieschema gaat over de verschillende functies die afbeeldingen kunnen hebben, Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
De tekstanalist gaf aan dat ze hier geen echte problemen had ondervonden.
Het vierde deel van het Tekstevaluatieschema gaat over de interactie tussen tekst en afbeeldingen. Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
140
Ze vond de vraag 28A lastig te beantwoorden. Het gaat bij deze vraag om het begrip ‘complementair’en de tekstanalist wist niet goed wanneer het complementair is of niet. Ze gaf aan dat dit ook kon liggen aan een gebrek aan opleiding op het gebied van tekstanalyse. Het vijfde deel van het Tekstevaluatieschema gaat over de verschillende grafische elementen die gebruikt zijn. Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
Hier zaten voor haar geen echte problemen in. Zitten er in het Tekstevaluatieschema vragen die u niet heeft begrepen en zo ja, welke? Vond u de toelichting die bij de vragen gegeven werd voldoende en waarom?
De tekstanalist vond dat er vaak toelichting ontbrak over wat goed is en wat niet goed is. Dit komt voornamelijk naar voren bij de zogenaamde ‘E’ vragen waar steeds om een oordeel wordt gevraagd. Het onderdeel tekst en beeld is slechts een onderdeel van het Tekstevaluatieschema dat uit 10 onderdelen bestaat. Wat vindt u van de omvang van het complete schema als u er van uitgaat dat dit uit 10 verschillende onderdelen bestaat? Veel te lang, het is wel omvattend en duidelijk maar te tijdrovend om echt toe te passen. Bent u van mening dat na het beantwoorden van de vragen uit het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld, u een oordeel kan geven over de kwaliteit van de folder op het gebied van tekst en beeld?
Ja, het schema vestigt de aandacht op bepaalde aspecten waar je zelf niet zomaar aan denkt. Ze vond de folder goed, hij bevatte veel informatie en het wordt interessant weergegeven. Ze vond de folder ook een goede tekst en beeld combinatie hebben waardoor het makkelijk te lezen was. Merkt u problemen op in de tekst die niet naar voren komen uit de analyse met het tekstevaluatieschema?
De tekstanalist merkte niet zozeer problemen op in de folder. Wel gaf ze aan dat er in de kantlijnen van de folder een aantal begrippen in verschillende talen werden weergegeven. Dit werkte een beetje verwarrend maar kon je door middel van het schema er niet uithalen. Ze wist alleen niet welke vraag er toegevoegd moest worden om dit probleem op te lossen. Daarnaast gaf ze aan dat er in de folder veelal zwarte mensen werden afgebeeld en dit misschien discriminerend kon werken, alsof het een ziekte is die alleen onder zwarte mensen heerst. Dit zou nog als vraag toegevoegd kunnen worden: worden er in de folder zwarte/gekleurde/blanke mensen afgebeeld of een mix daarvan? Welke vragen uit het Tekstevaluatieschema zouden eventueel weggelaten kunnen worden en waarom?
De tekstanalist vond dat bepaalde vragen anders gesteld kunnen worden. Bijvoorbeeld de vragen 14t/m 18 zouden beter veranderd kunnen worden in: In de tekst ligt de nadruk op: en dan een aantal categorieen. Welke vragen zouden eventueel toegevoegd kunnen worden aan het Tekstevaluatieschema en waarom?
Vragen over de kleur van de mensen op de afbeeldingen in de folder Heeft u nog eventuele vragen/opmerkingen?
Interview 10 Naam: Laetitia Bedeker Geslacht: vrouw Leeftijd: 29
141
Functie: hoofd van de Taaldienst, zij verzorgen vertalingen voor de univeristeit en ook voor de private sector. Ze werken met veel freelancers die hun vertalingen bij haar inleveren. Zij zorgt voor de kwaliteitscontrole. Ervaring met tekstanalyse: Ze heeft ook op het Taalsentrum zelf gewerkt bij de eenheid voor Dokumentontwerp waar ze wel met tekstanalyse te maken heeft gehad. Wat is uw voorkennis met betrekking tot het Tekstevaluatieschema? Ze weet van het bestaan van het Tekstevaluatieschema, ze heeft er zelfs al een paar keer mee gewerkt. Ze heeft slechts een paar onderdelen wel eens gebruikt, nog nooit het hele schema toegepast. Tijdsduur van het werken met het schema: een uur en 15 minuten Wat is uw mening over de lengte van het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld? Dit onderdeel is goed, het is niet te lang en de vragen zijn relatief eenvoudig in te vullen Heeft de lengte van het Tekstevaluatieschema een negatieve invloed op u gehad tijdens het invullen? Ja dat wel, ze vond het schema niet zozeer te lang maar ze vond allle zogenaamde ‘E’vragen erg vermoeiend. Het maakt het werken met het schema vermoeiend en ze vond het ook niet altijd nodig om overal maar weer een motivatie voor te moeten geven De vragen 10 t/m 14 hebben betrekking op de vijf verschillende onderdelen van het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld. Het eerste deel (vragen 1 t/m 13 in het schema) van het Tekstevaluatieschema is bedoeld om algemene problemen te achterhalen in het Tekstevaluatieschema. Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
Nee, dit was een duidelijk onderdeel. Het tweede deel van het Tekstevaluatieschema (vraag I14 t/m I18) gaat over de vraag of de nadruk in de folder ligt op de geschreven tekst of op de afbeeldingen. Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
Nee, de vragen waren wel duidelijk. Wel was de dikgedrukte zin erbover erg onduidelijk. Hierin werd gesproken over ‘progressie van tekst naar afbeeldingen’ Dit leek op een vraag, maar was het niet. Dit was erg onduidelijk en verwarrend. Verder vond ze dat dit onderdeel beter en overzichtelijker zou worden wanneer er een Meerkeuzevraag van gemaakt zou worden. Gewoon de vraag stellen ; in deze folder ligt de nadruk op...? en dan een aantal keuzes aangeven die je aan kunt kruisen. Het derde onderdeel van het Tekstevaluatieschema gaat over de verschillende functies die afbeeldingen kunnen hebben, Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
Nee, dit onderdeel was duidelijk. Ze had alleen wel problemen met de lay-out, alleen gold dit ook voor de rest van het schema. Het is veel te onoverzichtelijk en het is makkelijker wanneer het schema zo wordt aangepast dat je je antwoorden in het schema zelf kan invullen.
Het vierde deel van het Tekstevaluatieschema gaat over de interactie tussen tekst en afbeeldingen. Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
Nee, de vragen zijn op zich wel goed alleen hier zou ze ook graag weer een opzet zien zoals bij de vorige vraag beschreven is. Gewoon vragen: welke interacties tussen tekst en afbeeldingen komen er in de folder voor? Daarna volgen dan de diverse mogelijkheden. Het vijfde deel van het Tekstevaluatieschema gaat over de verschillende grafische elementen die gebruikt zijn. Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
142
Ja, bij dit onderdeel ondervond ze wel een aantal problemen. Zo was het voor haar niet duidelijk wat de verschillen waren tussen de bij de vragen 33/34/35 en 36 genoemde begrippen. Hier zou volgens haar meer toelichting bij mogen eventueel verduidelijkt met een voorbeeld. Zitten er in het Tekstevaluatieschema vragen die u niet heeft begrepen en zo ja, welke? Vond u de toelichting die bij de vragen gegeven werd voldoende en waarom?
Ja, behalve bij het laatste onderdeel Het onderdeel tekst en beeld is slechts een onderdeel van het Tekstevaluatieschema dat uit 10 onderdelen bestaat. Wat vindt u van de omvang van het complete schema als u er van uitgaat dat dit uit 10 verschillende onderdelen bestaat?
Veel en veel te lang om mee te werken. Ze zal het Tekstevaluatieschema misschien wel gaan gebruiken maar dan slechts een paar vragen per onderdeel. Ze zal zeker de zogenaamde ‘E’ vragen waarbij steeds om een motivatie gevraagd wordt, weglaten. Dit is veel te tijdrovend en niet altijd nodig. Bent u van mening dat na het beantwoorden van de vragen uit het Tekstevaluatieschema, u een oordeel kan geven over de kwaliteit van de tekst op het gebied van tekst en beeld?
Ja, door het schema ga je anders naar de folder kijken. Je gaat op dingen letten waar je anders al snel overheen zou kijken. Het schema leid je door de tekst heen en dat is goed. De tekstanalist vond het een goede folder op het gebied van tekst en beeld, de balans tussen tekst en beeld vond ze erg goed. Merkt u problemen op in de tekst die niet naar voren komen uit de analyse met het tekstevaluatieschema?
Nee Welke vragen uit het Tekstevaluatieschema zouden eventueel weggelaten kunnen worden en waarom?
Alle vragen zijn wel goed en nodig. Ze zou alleen de lay-out drastisch veranderen. Met een betere lay-out lijkt het al een stuk korter. Verder zou ze de zogenaamde ‘E’ vragen veranderen en bij sommige vragen weglaten. Welke vragen zouden eventueel toegevoegd kunnen worden aan het Tekstevaluatieschema en waarom?
Misschien vragen over de cultuur toevoegen. Er worden veelal zwarte mensen op de foto’s getoond. Misschien kan er een vraag toegevoegd worden of de lezers zich kunnen vereenzelvigen met de mensen op de foto’s? Er wordt wel een vraag gesteld of de afbeeldingen expliciet of impliciet zijn. Misschien zou het als toevoeging bij deze vraag kunnen komen. Heeft u nog eventuele vragen/opmerkingen?
Bijlage 7 Uitwerkingen Interviews Nederlandse tekstanalisten
143
Interview 1 Naam: Marleen Plaat Geslacht: Vrouw Leeftijd: 23 Functie: studente bedrfijfscommunicatie Ervaring met tekstanalyse: Ze heeft ervaring met Tekstevaluatie opgedaan gedurende colleges en haar bachelor- onderzoek ging over tekstanalyse Voorkennis met betrekking tot het Tekstevaluatieschema? Ze heeft in college het hele tekstevaluatieschema toegepast, d.w.z. alle onderdelen van het schema toegepast op een folder. Hoeveel tijd heeft het invullen van het Tekstevaluatieschema u gekost? Antw: ongeveer 1,5 uur Wat is uw mening over de lengte van het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld (te kort, precies goed, te lang)? Antw: dit onderdeel vond ze wel goed te doen. Ze was het tegen het einde wel een beetje beu maar doordat de laatste onderdelen uit keuzevragen bestonden, schoot het toch wel lekker op. Heeft de lengte van het Tekstevaluatieschema een positieve/negatieve invloed op u gehad tijdens het invullen(bijvoorbeeld door vragen omwille van de tijd niet volledig in te vullen, of juist uitgebreid in te vullen)? De lengte van het schema heeft geen negatieve invloed gehad tijdens het invullen, eerder een positieve. Dit onderdeel was betrekelijk goed te doen waardoor ze uitgebreid de tijd kon nemen voor de beantwoording van de vragen. Zitten in het eerste deel van het schema (vraag 1 t/m 13) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
Antw: Ja Zo ja, om welke vragen gaat het?
Antw: Vraag 13 was lastig. Het ging om de functies van afbeeldingen. Ze vond het moeilijk om iets algemeens te zeggen over de afbeeldingen. Marleen gaf aan dat functies van afbeeldingen kunnen verschillen Hoe zou het probleem/de problemen eventueel opgelost kunnen worden?
Antw: Ze opperde dat wellicht er een onderscheid in afbeeldingen gemaakt kon worden. Een soort functieverdeling van de plaatjes maken????????? Zitten in het tweede deel van het Tekstevaluatieschema (vraag 14 t/m 18) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
Antw: Niet echt problemen, wel twijfelde ze lang over het antwoord. Ze vond het lastig om te bepalen of de tekst dan wel de afbeeldingen overheersten. Zitten in het derde deel van het Tekstevaluatieschema ( vraag 19 t/m 26) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
Antw:Nee, niet echt problemen. Wel gaf ze aan dat afbeeldingen meerdere functies kunnen hebben. Je moet volgens haar plaatjes op meerder aspecten beoordelen. De rest was duidelijk Verder vond ze motiverend/ overtuigend erg dicht bij elkaar liggen, ze weet alleen niet of je dit kon aanpassen dan wel moest veranderen.
144
Zitten in het vierde deel van het Tekstevaluatieschema ( vraag 27 t/m 31) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
Antw: Ja, complementair en supplementair leken haar hetzelfde. De toelichting bij dit onderdeel verduidelijkte veel, die is echt nodig. Zo ja, om welke vragen gaat het?
Antw: 28 en 29
Het vijfde deel van het Tekstevaluatieschema gaat over de verschillende grafische elementen die gebruikt zijn.Zitten in het vijfde deel van het Tekstevaluatieschema (vraag 32 t/m 37) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden? Antw: Ze had niet echt problemen met een bepaalde vraag. Het was meer dat ze de ‘E’ vragen bij dit onderdeel niet erg duidelijk vond. Ze vond ‘correct’ een vrij algemeen begrip. Daarnaast had ze vaak dezelfde motivatie gegeven bij de verschillende vragen van dit schema. Dit werkte erg irritant. Hoe zou het probleem/ de problemen opgelost kunnen worden?
Antw: Ze opperde dat je misschien ‘correct’kunt vervangen door een specifiekere vorm in de trant van ‘passen ze bij elkaar qua vorm/ stijl?’. Vond u de toelichting die bij de vragen gegeven werd voldoende?
Antw: Ja, ze vond de toelichting erg prettig werken. Ze vond het ook fijn dat er soms Engelse termen bij stonden ter verduidelijking. Het onderdeel tekst en beeld is slechts een onderdeel van het Tekstevaluatieschema dat uit 10 onderdelen bestaat. Wat vindt u van de omvang van Tekstevaluatieschema, gegeven het feit dat dit onderdeel slechts een van de in totaal 10 onderdelen is?
Antw: Het volledige schema is te lang. De onderdelen zijn wel goed maar het is gewoon teveel voor een persoon om dit schema te gebruiken. Bent u van mening dat na het beantwoorden van de vragen uit het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld, er een oordeel gegeven kan worden over de kwaliteit van een voorlichtingsfolder ?
Antw: Ze was van mening dat het wel degelijk een evaluatieschema is. Het is een goed ‘trouble-shooting’ instrument. Het geeft alleen geen score waardoor je moeilijk echt een objectief, vergelijkend oordeel kunt geven. Merkt u problemen op in de tekst die niet naar voren komen uit de analyse met het tekstevaluatieschema?
Antw: Nee, het is vrij volledig. Welke vragen uit het Tekstevaluatieschema zouden eventueel weggelaten kunnen worden en waarom?
Antw: Het is een zeer volledig onderdeel en ze zou niet echt vragen schrappen. Wel zou ze prioriteiten stellen wat betreft het totale Tekstevaluatieschema. Het ene onderdeel zou ze uitgebreider doen dan het andere. Wat dit onderdeel betreft vond ze met name de ‘A’ en ‘E’ vragen erg verwarrend werken. Ze gaf aan dat je wellicht beter gewoon kunt doornummeren of per onderdeel nummeren. Welke vragen uit het Tekstevaluatieschema zouden eventueel toegevoegd kunnen worden en waarom?
Antw: Niets toevoegen, wel anders ordenen. Het schema zou meer een schema moeten zijn. Niet alle vragen in lopende zinnen. Slechts zinnen gebruiken ter verduidelijking van begrippen. Verder zou je je motivatie steeds in een paar woorden moeten weergeven, zeker bij ja/nee vragen. Kortom meer schematisch en meer sturend, dus met multiple choice vragen.
145
146
Interview 2 Naam: Rafaela Feddes Geslacht: vrouw Leeftijd: 23 Functie: studente bedrijfscommunicatie Ervaring met tekstanalyse: Antw: Ervaring heeft ze vooral opgedaan binnen haar studie bedrijfscommunicatie. Tevens heeft ze een bijbaan gehad waarbij ze teksten moest redigeren. Wat is uw voorkennis met betrekking tot het Tekstevaluatieschema? Antw: ervaring met het Tekstevaluatieschema heeft ze opgedaan tijdens het college Capita Selecta. Heeft u al eerder met het Tekstevaluatieschema gewerkt? Antw: Ze heeft tijdens college het hele Tekstevaluatieschema al eens moeten toepassen op een folder. Hoeveel tijd heeft het invullen van het Tekstevaluatieschema u gekost? Antw: ongeveer 45 minuten Wat is uw mening over de lengte van het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld (te kort, precies goed, te lang)? Antw: ze vond de lengte van dit onderdeel prima, het was vrij gedetailleerd maar absoluut niet te lang of te kort. Heeft de lengte van het Tekstevaluatieschema een positieve/negatieve invloed op u gehad tijdens het invullen(bijvoorbeeld door vragen omwille van de tijd niet volledig in te vullen, of juist uitgebreid in te vullen)?
Antw: Nee, vooral door de keuzemogelijkheden bij een aantal vragen kon ze ruim haar tijd nemen voor het beantwoorden. Zitten in het eerste deel van het schema (vraag 1 t/m 13) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden? Antw: Ja Zo ja, om welke vragen gaat het?
Antw: Vraag 5 was lastig; dit hangt volgens haar af van de context. Deze vraag vond ze moeilijk te beantwoorden omdat de tekst veel verduidelijkt. Vraag 10; deze vraag vond ze raar omdat alleen humoristisch werd vermeld en geen andere emotie zoals zielig. Dit zou volgens haar veranderd moeten worden. Ze gaf aan dat hier alle mogelijke emoties genoemd dienen te worden en niet alleen humoristisch. Vraag 12; Deze vraag zou wel kunnen maar zou dan voor vraag 10 geplaatst dienen te worden. Zitten in het tweede deel van het Tekstevaluatieschema (vraag 14 t/m 18) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden? Antw: Nee, deze vragen vond ze duidelijk Het derde deel van het Tekstevaluatieschema gaat over de verschillende functies die afbeeldingen kunnen hebben. Zitten hier vragen bij die u niet heeft begrepen?
Antw: Nee, ze vond het goed dat er voorbeelden gegeven werden bij de vragen Zitten in het vierde deel van het Tekstevaluatieschema ( vraag 27 t/m 31) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
Antw: Ja
147
Zo ja, om welke vragen gaat het?
Antw: Vraag 30 A vond ze niet duidelijk. De betekenis van het woord (jukstapositioneel) kende ze niet. Hierdoor had ze de neiging om deze antwoordmogelijkheid niet te kiezen. Vraag 31A: stage setting. Hierbij vnd ze dat de Engelse toelichting geen toegevoegde waarde had. Hoe zou het probleem/ de problemen opgelost kunnen worden?
Antw: Bij vraag 30A zou ze het begrip verduidelijken in het Nederlands en vraag 31 zou ze de Engelse toelichting weglaten. Zitten in het vijfde deel van het Tekstevaluatieschema (vraag 32 t/m 37) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
Antw: Ja, vraag 35 en 36. Ze haalde deze vragen door elkaar doordat het verschil in betekenis haar niet helemaal duidelijk was. Vond u de toelichting die bij de vragen gegeven werd voldoende?
Antw: Ja, behalve bij vraag 30 A Het onderdeel tekst en beeld is slechts een onderdeel van het Tekstevaluatieschema dat uit 10 onderdelen bestaat. Wat vindt u van de omvang van Tekstevaluatieschema, gegeven het feit dat dit onderdeel slechts een van de in totaal 10 onderdelen is?
Antw: Veel te lang. Wanneer je het hele schema moet doen raak je gewoon de draad kwijt door de hoeveelheid vragen. Het is wel een veelomvattend schema maar sommige delen overlappen elkaar ook. Bent u van mening dat na het beantwoorden van de vragen uit het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld, er een oordeel gegeven kan worden over de kwaliteit van een voorlichtingsfolder ?
Antw: Ja, dit onderdeel bevat genoeg vragen om een goed antwoord te kunnen geven of een goed beeld te kunnen geven over de folder.
Merkt u problemen op in de tekst die niet naar voren komen uit de analyse met het tekstevaluatieschema?
Antw: Sommige foto’s passen niet zo goed bij de tekst en sommige foto’s zijn voor analfabeten niet duidelijk genoeg. Welke vragen uit het Tekstevaluatieschema zouden eventueel toegevoegd kunnen worden en waarom?
Antw: Ze zou een vraag invoegen in de trant van; ‘kun je de boodschap begrijpen zonder de tekst, dus puur op afbeeldingen?’
Heeft u nog eventuele vragen en/of opmerkingen?
Ze vond vraag 13A en 36A dubbelop, dit zou samengevoegd kunnen worden tot 1 vraag. Vraag 13E is een soort overkoepelende vraag voor onderdeel 4. Daarnaast vond ze de opmaak erg slecht, werkte erg demotiverend en dit zou absoluut veranderd moeten worden. Ze gaf wel aan dat je niet alle open vragen kunt vervangen door meerkeuze vragen omdat je anders mensen bepaalde antwoorden in de mond legt.
Interview 3 Naam: Linda Derks van de Ven Geslacht: vrouw 148
Leeftijd: 22 Functie: studente bedrijfscommunicatie Ervaring met tekstanalyse: Antw: weinig, alleen in college Capita Selecta Wat is uw voorkennis met betrekking tot het Tekstevaluatieschema? Antw: Ze heeft voor het vak Capita Selecta het hele Tekstevaluatieschema moeten toepassen op een folder. Hoeveel tijd heeft het invullen van het Tekstevaluatieschema u gekost? Antw: ongeveer 30-45 minuten Wat is uw mening over de lengte van het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld (te kort, precies goed, te lang)? Antw: De lengte van dit onderdeel vond ze goed, niet te lang Heeft de lengte van het Tekstevaluatieschema een positieve/negatieve invloed op u gehad tijdens het invullen(bijvoorbeeld door vragen omwille van de tijd niet volledig in te vullen, of juist uitgebreid in te vullen)? Antw: Een beetje, door de opmaak van het schema zag het er langer en ingewikkelder uit dan het was. Daardoor had ze het werk ook voor zich uitgeschoven. Zitten in het eerste deel van het schema (vraag 1 t/m 13) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
Antw: Ja, vraag 7. Ze vond de vraag m.b.t. technische kwaliteit voor deze folder niet van toepassing. Bovendien vond ze het moeilijk om te bepalen wanneer de technische kwaliteit van een afbeelding goed was. Zitten in het tweede deel van het Tekstevaluatieschema (vraag 14 t/m 18) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
Antw: Nee, wel had ze even getwijfeld over het antwoord dat ze moest geven. Zitten in het derde deel van het Tekstevaluatieschema ( vraag 19 t/m 26) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
Antw: Ja, vraag 21 A motiverend. Ze kon zich hier niet veel bij voorstellen. Ze kon zich niet voorstellen dat een plaatje motiverend zou zijn en dat het kan aanzetten tot daadwerkelijke actie. Als oplossing voor dit probleem gaf ze aan dat er misschien een voorbeeld gegeven kon worden. Zitten in het vierde deel van het Tekstevaluatieschema ( vraag 27 t/m 31) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
Antw: Ja, vraag 30 A (jukstapositioneel). Dit vond ze een erg moeilijk begrip en wist niet wat het betekende. Hoe zou het probleem/ de problemen opgelost kunnen worden?
Antw: ze gad aan dat hier misschien een betere en andere term voor bedacht kon worden. Zitten in het vijfde deel van het Tekstevaluatieschema (vraag 32 t/m 37) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
Antw: Nee, dit vond ze een duidelijk onderdeel
Vond u de toelichting die bij de vragen gegeven werd voldoende?
Antw: Ja, ze vond de toelichting duidelijk Het onderdeel tekst en beeld is slechts een onderdeel van het Tekstevaluatieschema dat uit 10 onderdelen bestaat. Wat vindt u van de omvang van Tekstevaluatieschema, gegeven het feit dat dit onderdeel slechts een van de in totaal 10 onderdelen is?
149
Antw: Veel te lang, het is heel uitgebreid en misschien is dat ook wel goed maar het is totaal niet werkbaar. Bent u van mening dat na het beantwoorden van de vragen uit het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld, er een oordeel gegeven kan worden over de kwaliteit van een voorlichtingsfolder ?
Antw: Ja, alle aspecten kwamen volgens haar aan bod, het is een goede checklist om een folder te analyseren om het gebied van tekst en beeld. Merkt u problemen op in de tekst die niet naar voren komen uit de analyse met het tekstevaluatieschema?
Antw: Nee Welke vragen uit het Tekstevaluatieschema zouden eventueel weggelaten kunnen worden en waarom?
Antw: geen Welke vragen uit het Tekstevaluatieschema zouden eventueel toegevoegd kunnen worden en waarom?
Antw: geen Heeft u nog eventuele vragen en/of opmerkingen?
Antw: De opmaak vond ze erg vervelend en demotiverend werken. Tot slot gaf ze ook nog aan dat ze het moeilijk vond om steeds argumentatie bij elke vraag te geven. Met name of het wel/niet effectief is, vond ze moeilijk om aan te geven.
150
Interview 4 Naam: Rieke van Lierop Geslacht: vrouw Leeftijd: 20 Functie: studente Bedrijfscommunicatie Ervaring met tekstanalyse: Antw: ze heeft alleen ervaring met tekstanalyse opgedaan tijdens haar studie. Wat is uw voorkennis met betrekking tot het Tekstevaluatieschema? Antw: in het college Capita Selecta heeft zij het hele Tekstevaluatieschema al eens toe moeten passen op een folder. Hoeveel tijd heeft het invullen van het Tekstevaluatieschema u gekost? Antw: ongeveer 45 minuten Wat is uw mening over de lengte van het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld (te kort, precies goed, te lang)? Antw: de lengte van dit onderdeel is precies goed, niet te lang maar wel uitgebreid genoeg. Heeft de lengte van het Tekstevaluatieschema een positieve/negatieve invloed op u gehad tijdens het invullen(bijvoorbeeld door vragen omwille van de tijd niet volledig in te vullen, of juist uitgebreid in te vullen)? Antw: Nee, ze vond de lengte precies goed en heeft geen vragen afgeraffeld. Zitten in het eerste deel van het schema (vraag 1 t/m 13) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
Antw: Nee, hooguit vraag 12. Ze vond het moeilijk om te beoordelen of er op de emotie werd ingespeeld. Deze vraag vond ze moeilijk te beantwoorden.
Zitten in het tweede deel van het Tekstevaluatieschema (vraag 14 t/m 18) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden? Antw: Nee, dit onderdeel vond ze duidelijk. Zitten in het derde deel van het Tekstevaluatieschema ( vraag 19 t/m 26) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
Antw: Dit vond ze een moeilijker te beantwoorden onderdeel. Ze vond dat een aantal foto’s slechts illustratief waren maar die antwoordcategorie stond er niet bij. Hoe zou het probleem/ de problemen opgelost kunnen worden?
Antw: volgens haar dient er bij dit onderdeel een antwoordcategorie ‘illustratief’ toegevoegd te worden. Zitten in het vierde deel van het Tekstevaluatieschema ( vraag 27 t/m 31) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
Antw: Ja, vraag 30. Het begrip ‘jukstapositioneel’ vond ze erg moeilijk. Ze kende de term niet en het duurde even voordat ze begreep waar het over ging. De voorbeelden bij dit onderdeel vond ze wel goed werken. Hoe zou het probleem/ de problemen opgelost kunnen worden?
Antw: dit probleem is moeilijk op te lossen, hooguit door te kijken of er een ander, makkelijker begrip is dat de lading ook dekt.
Zitten in het vijfde deel van het Tekstevaluatieschema (vraag 32 t/m 37) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
151
Antw: Ja, ze vond dat deze vragen steeds op hetzelfde neer kwamen. . Daarnaast vond ze het moeilijk om te bepalen wat het doel of de functie van een afbeelding is. Er kwamen bij dit onderdeel steeds dezelfde antwoorden uit. Bovendien was vraag 13 en 36 ook hetzelfde, dit zou dus gewoon één vraag kunnen worden. Hoe zou het probleem/ de problemen opgelost kunnen worden?
Antw: Deze vragen zouden in ieder geval anders gerangschikt kunnen worden. Vond u de toelichting die bij de vragen gegeven werd voldoende?
Antw: Ja, de toelichting vond ze goed. Het onderdeel tekst en beeld is slechts een onderdeel van het Tekstevaluatieschema dat uit 10 onderdelen bestaat. Wat vindt u van de omvang van Tekstevaluatieschema, gegeven het feit dat dit onderdeel slechts een van de in totaal 10 onderdelen is?
Antw: Erg lang. Ze gaf aan dat het geen schema is dat je als hulpmiddel snel zal gebruiken. Het kost zoveel tijd dat niemand de moeite zal nemen om het hele schema af te werken. Bent u van mening dat na het beantwoorden van de vragen uit het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld, er een oordeel gegeven kan worden over de kwaliteit van een voorlichtingsfolder ?
Antw: Ja, je kunt wel wat zeggen over de kwaliteit van de folder op het gebied van tekst en beeld. Merkt u problemen op in de tekst die niet naar voren komen uit de analyse met het tekstevaluatieschema?
Antw: Nee, behalve dat ze vond dat pictogrammen moeilijk te beoordelen waren
Heeft u nog eventuele vragen en/of opmerkingen?
Hierbij gaf ze aan dat ze de lay-out erg slecht vond. De ‘E’ en ‘A’ vragen werkten erg onduidelijk. Doornummeren lijkt logischer. Verder moet er meer ruimte komen om je antwoord op het blad zelf aan te kruisen. Zeker wanneer veel vragen in mc vorm worden veranderd.
152
Interview 5 Naam: Suzanne Wijnands Geslacht: vrouw Leeftijd: 23 Functie: studente bedrijfscommunicatie Ervaring met tekstanalyse: Antw: ervaring met tekstanalyse heeft ze voornamelijk opgedaan tijdens colleges gedurende haar studie. Wat is uw voorkennis met betrekking tot het Tekstevaluatieschema? Antw: ze heeft in het college Capita Selecta het hele Tekstevaluatieschema toegepast op een folder. Hoeveel tijd heeft het invullen van het Tekstevaluatieschema u gekost? Antw: ongeveer een uur Wat is uw mening over de lengte van het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld (te kort, precies goed, te lang)? Antw: de lengte van dit onderdeel van het schema vond ze wel goed, niet te lang maar wel uitgebreid genoeg. Heeft de lengte van het Tekstevaluatieschema een positieve/negatieve invloed op u gehad tijdens het invullen(bijvoorbeeld door vragen omwille van de tijd niet volledig in te vullen, of juist uitgebreid in te vullen)? Antw: Je moest er wel even goed voor gaan zitten en door de rommelige lay-out werd je niet echt uitgenodigd om er aan te beginnen. Zitten in het eerste deel van het schema (vraag 1 t/m 13) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
Antw: Ja, vraag 13 Om welke problemen gaat het bij deze vragen? Antw: deze vraag was hetzelfde als vraag 36, dus was dubbelop. Zou samengevoegd kunnen worden tot één vraag. Zitten in het tweede deel van het Tekstevaluatieschema (vraag 14 t/m 18) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
Antw:Nee, dit onderdeel vond ze duidelijk. Zitten in het derde deel van het Tekstevaluatieschema ( vraag 19 t/m 26) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
Antw: Nee, dit vond ze ook een helder onderdeel en had ze goed in kunnen vullen. Wel irriteerde ze zich aan de ‘E’vragen waarbij je steeds maar weer uitleg moest geven. Soms was het zo vanzelfsprekend dat ze niet snapte waarom er om uitleg werd gevraagd. Zitten in het vierde deel van het Tekstevaluatieschema ( vraag 27 t/m 31) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
Antw: Ja, vraag 30. Ze had nog nooit van het woord ‘jukstapositioneel’ gehoord. Daarnaast vond ze dat de uitleg in het Engels erg verwarrend werkte. Ze vond dat beter alles in het Nederlands uitgelegd kon worden
Zitten in het vijfde deel van het Tekstevaluatieschema (vraag 32 t/m 37) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
153
Antw: Deze vragen vond ze allemaal zo op elkaar lijken dat ze alleen vraag 32 heeft beantwoord. Vond u de toelichting die bij de vragen gegeven werd voldoende?
Antw: Over het algemeen vond ze de toelichting bij de vragen goed, behalve dat het alleen in het Nederlands gezet dient te worden. Het onderdeel tekst en beeld is slechts een onderdeel van het Tekstevaluatieschema dat uit 10 onderdelen bestaat. Wat vindt u van de omvang van Tekstevaluatieschema, gegeven het feit dat dit onderdeel slechts een van de in totaal 10 onderdelen is?
Antw: Ze vindt de lengte van het gehele schema veel te lang. De lengte van het schema werkt absoluut demotiverend en er treedt ook erg veel herhaling op waardoor je de neiging hebt om vragen over te slaan. Bent u van mening dat na het beantwoorden van de vragen uit het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld, er een oordeel gegeven kan worden over de kwaliteit van een voorlichtingsfolder ?
Antw: Ja, dit schema werkt wel goed op het gebied van tekst en beeld. Het is zeer uitgebreid en het geeft wel een beeld van de folder. Merkt u problemen op in de tekst die niet naar voren komen uit de analyse met het tekstevaluatieschema?
Antw:Nee Welke vragen uit het Tekstevaluatieschema zouden eventueel weggelaten kunnen worden en waarom?
Antw: De vraag over technische kwaliteit zou wat haar betreft weggelaten kunnen worden. Het lijkt haar logisch dat wanneer je een folder drukt dat je dan let op de technische kwaliteit. Heeft u nog eventuele vragen en/of opmerkingen?
Lay-out vond ze erg slecht. Ze weet niet of je alles in meerkeuzevragen kunt doen omdat dat neigt naar het geven van sociaal wenselijke antwoorden. Toch moet het schema overzichtelijker en compacter weer gegeven worden.
154
Interview 6 Naam: Lisette Dujardin Geslacht: vrouw Leeftijd: 22 Functie: studente Bedrijfscommunicatie Ervaring met tekstanalyse:
Antw: Tijdens colleges Capita Selecta heeft ze ervaring opgedaan met tekstanalyse. Wat is uw voorkennis met betrekking tot het Tekstevaluatieschema?
Antw: Ze heeft voor het vak Capita Selecta het complete Tekstevaluatieschema toe moeten passen op een folder Hoeveel tijd heeft het invullen van het Tekstevaluatieschema u gekost?
Antw: ongeveer 45 minuten Wat is uw mening over de lengte van het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld (te kort, precies goed, te lang)?
Antw: Ze vond het vrij lang. Ze vond het een heel uitgebreid onderdeel. Heeft de lengte van het Tekstevaluatieschema een positieve/negatieve invloed op u gehad tijdens het invullen(bijvoorbeeld door vragen omwille van de tijd niet volledig in te vullen, of juist uitgebreid in te vullen)?
Antw: Ja, de laatste vragen vond ze moeilijk en vanwege de tijd heeft ze die wel een beetje afgeraffeld. Bovendien vond ze ook veel vragen nogal dubbelop. Zitten in het eerste deel van het schema (vraag 1 t/m 13) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
Antw: Ja, vraag 7. De technische kwaliteit vond ze moeilijk te meten. Waar moeten de afbeeldingen aan voldoen om kwalitatief in orde te zijn? 10d. Hoe zou het probleem/de problemen eventueel opgelost kunnen worden?
Antw: Ze opperde dat het misschien beter zou zijn als er werd gevraagd of de afbeeldingen duidelijk leesbaar zijn. Ze vond technische kwaliteit een lastige term. Zitten in het tweede deel van het Tekstevaluatieschema (vraag 14 t/m 18) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
Antw: Nee, dit onderdeel vond ze duidelijk. Wel vond ze de verhouding moeilijk in te schatten omdat het zo’n grote en uitgebreide folder was. Zitten in het derde deel van het Tekstevaluatieschema ( vraag 19 t/m 26) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
Antw: Nee, niet qua vraag. Ze vond wederom de keuze moeilijk. Ze snapte alle mogelijkheden wel maar doordat ze een keuze moest maken, vond ze het lastig. Ze raakte een beetje in de war door alle opties. Hoe zou het probleem/ de problemen opgelost kunnen worden?
Antw: Ze opperde dat het misschien verstandig is om hier een meerkeuzevraag van te maken en dat je dan opties aan kunt kruisen. Zitten in het vierde deel van het Tekstevaluatieschema ( vraag 27 t/m 31) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
Antw: Ja, vraag 30 vond ze moeilijk. Het begrip ‘Jukstapositioneel’ kende ze niet. Ook met de uitleg bleef ze het lastig vinden. Hoe zou het probleem/ de problemen opgelost kunnen worden?
Antw: Het begrip ‘Jukstapositioneel’ zou volgens haar beter veranderd kunnen worden in een begrip dat wat makkelijker is en de lading ook dekt. Zitten in het vijfde deel van het Tekstevaluatieschema (vraag 32 t/m 37) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
155
Antw: Ja, vraag 36. Ze vond het moeilijk om deze vraag te eantwoorden. Bovendien vond ze het dubbelop omdat vraag 13 hier ook al over ging. Daardoor raakte ze ook een beetje in de war. Hoe zou het probleem/ de problemen opgelost kunnen worden?
Antw: Vraag 13 en 36 samenvoegen tot één vraag. Vond u de toelichting die bij de vragen gegeven werd voldoende?
Antw: Ja, de toelichting vond ze duidelijk. Het onderdeel tekst en beeld is slechts een onderdeel van het Tekstevaluatieschema dat uit 10 onderdelen bestaat. Wat vindt u van de omvang van Tekstevaluatieschema, gegeven het feit dat dit onderdeel slechts een van de in totaal 10 onderdelen is?
Antw: Veel te lang, ze vond dit onderdeel al aan de lange kant. Ze merkte op dat de aandacht ook verslapte na een bepaalde hoeveelheid vragen. Het is geen bruikbaar schema. Bent u van mening dat na het beantwoorden van de vragen uit het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld, er een oordeel gegeven kan worden over de kwaliteit van een voorlichtingsfolder ? Antw: Ja, je kunt wel iets zeggen over de kwaliteit van tekst en beeld in deze folder. Het is behoorlijk compleet. Merkt u problemen op in de tekst die niet naar voren komen uit de analyse met het tekstevaluatieschema?
Antw: Ja, bij vraag 1E word geen uitleg gevraagd. Welke vragen uit het Tekstevaluatieschema zouden eventueel weggelaten kunnen worden en waarom?
Antw: 10 en 11 zouden kunnen worden samengevoegd. Vraag 36 kan weg omdat die vraag overeen komt met vraag 13. Heeft u nog eventuele vragen en/of opmerkingen?
Antw: lay-out was een drama. Erg onoverzichtelijk en dat werkte absoluut demotiverend.
156
Interview 7 Naam: Eveline Vos- Fruit Geslacht: vrouw Leeftijd: 48 Functie: docente Frans BC Ervaring met tekstanalyse: Antw: ze geeft college vertalen. Daarnaast begeleid ze studenten met hun bachelor. Wat is uw voorkennis met betrekking tot het Tekstevaluatieschema? Antw: Niets, ze had het Tekstevaluatieschema nog nooit gezien. Hoeveel tijd heeft het invullen van het Tekstevaluatieschema u gekost? Antw: ongeveer 45 minuten Wat is uw mening over de lengte van het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld (te kort, precies goed, te lang)? Antw: ze vond de lengte van dit onderdeel wel goed. Wel miste ze een inleiding. Dit komt waarschijnlijk omdat het een onderdeel is uit een groter schema. Heeft de lengte van het Tekstevaluatieschema een positieve/negatieve invloed op u gehad tijdens het invullen(bijvoorbeeld door vragen omwille van de tijd niet volledig in te vullen, of juist uitgebreid in te vullen)?
Antw: De lengte werkte niet zozeer negatief, de lay-out alleen wel. Ze vond het zo’n onoverzichtelijk schema dat ze vragen kort heeft ingevuld omdat het meer leek dan het was. Zitten in het eerste deel van het schema (vraag 1 t/m 13) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
Antw: Nee, alle vragen in dit onderdeel waren duidelijk. Zitten in het tweede deel van het Tekstevaluatieschema (vraag 14 t/m 18) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
Antw: Ja, niet zozeer met een vraag maar meer met de lay-out en de uitleg die er boven staat. Ze had eerst alles gelezen en toen begreep ze pas dat ze een keuze moest maken. Dit onderdeel kan volgens haar beter in een schema worden weergegeven waarbij je gewoon aan kan kruisen wat van toepassing is. Zitten in het derde deel van het Tekstevaluatieschema ( vraag 19 t/m 26) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
Antw: Nee, wel was deze folder lastig. Er stonden zoveel afbeeldingen in dat het moeilijk te beoordelen was. Lastig om een algemeen oordeel over afbeeldingen te geven als er zoveel verschillende afbeeldingen in staan. Zitten in het vierde deel van het Tekstevaluatieschema ( vraag 27 t/m 31) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
Antw: Ja, vraag 25. Dit vond ze een moeilijke vraag. Ze vond de voorbeelden erg verwarrend werken bij deze vraag. Zitten in het vijfde deel van het Tekstevaluatieschema (vraag 32 t/m 37) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
Antw: Nee, wel merkte ze op dat vraag 13 en 36 hetzelfde zijn en samengevoegd kunnen worden.
Vond u de toelichting die bij de vragen gegeven werd voldoende?
Antw: Ja, de toelichting vond ze goed en zonder de toelichting had ze het ook niet kunnen beoordelen. 157
Het onderdeel tekst en beeld is slechts een onderdeel van het Tekstevaluatieschema dat uit 10 onderdelen bestaat. Wat vindt u van de omvang van Tekstevaluatieschema, gegeven het feit dat dit onderdeel slechts een van de in totaal 10 onderdelen is?
Antw: Dit is niet te doen. Het is veel te lang en kost veel te veel tijd zodat het te kostbaar is om iemand dit te laten doen. Bent u van mening dat na het beantwoorden van de vragen uit het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld, er een oordeel gegeven kan worden over de kwaliteit van een voorlichtingsfolder ?
Antw:Ja, qua tekst en beeld kun je n.a.v. deze vragenlijst wel een oordeel geven over de folder. Merkt u problemen op in de tekst die niet naar voren komen uit de analyse met het tekstevaluatieschema?
Antw: Er zitten geen vragen in over discriminatie of de kleur van de mensen op de afbeeldingen. Welke vragen uit het Tekstevaluatieschema zouden eventueel weggelaten kunnen worden en waarom?
Antw: vraag 13 en 36 kunnen worden samengevoegd. Welke vragen uit het Tekstevaluatieschema zouden eventueel toegevoegd kunnen worden en waarom?
Antw: volgens haar zou er een vraag over discriminatie of de huidskleur van de afgebeelde personen toegevoegd moeten worden. Heeft u nog eventuele vragen en/of opmerkingen?
Lay-out vond ze niks. De vragen waren vaak te lang en soms zaten er 3 vragen in één vraag. Daarnaast werkte het onderscheid in ‘A’ en ‘E’ vragen ook erg verwarrend. Gewoon doornummeren leek haar beter. Verder moeten gewoon meerkeuzevragen gemaakt worden waar je antwoorden kunt aankruisen
158
Interview 8 Naam: Agnes Smorenburg Geslacht: vrouw Leeftijd: 47 Functie: universitair docente Spaans Ervaring met tekstanalyse: Antw: Ze begeleidt studenten Letteren met hun bachelor onderzoek Wat is uw voorkennis met betrekking tot het Tekstevaluatieschema? Antw: niets, ze heeft het Tekstevaluatieschema nog nooit gezien en ook nog nooit mee gewerkt. Hoeveel tijd heeft het invullen van het Tekstevaluatieschema u gekost? Antw: ongeveer 30 minuten, wel in steekwoorden ongevuld Wat is uw mening over de lengte van het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld (te kort, precies goed, te lang)? Antw: Ze vond het vrij lang. Ze vond de waarom/ waarom niet vragen erg vermoeiend. Ze gaf aan dat ze niet altijd zin had of het nodig vond om overal een motivatie bij te vermelden. Heeft de lengte van het Tekstevaluatieschema een positieve/negatieve invloed op u gehad tijdens het invullen(bijvoorbeeld door vragen omwille van de tijd niet volledig in te vullen, of juist uitgebreid in te vullen)? Antw: Ja, alhoewel het meer de lay-out was die irritant werkte. Het was zo’n lap tekst. Als ze veranderd zouden worden in meerkeuze vragen zou het al een stuk beter gaan. Ze heeft dus korte antwoorden gegeven omdat de lay-out gewoon irriterend werkte
Zitten in het eerste deel van het schema (vraag 1 t/m 13) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden? Antw:Nee, was duidelijk Zitten in het tweede deel van het Tekstevaluatieschema (vraag 14 t/m 18) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
Antw:Nee, was ook wel een duidelijk onderdeel Zitten in het derde deel van het Tekstevaluatieschema ( vraag 19 t/m 26) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
Antw: Nee, niet echt. Ze vond de toelichting nogal uitgebreid en dat maakte het lastig en tijdrovend. Dat werkte demotiverend . Zitten in het vierde deel van het Tekstevaluatieschema ( vraag 27 t/m 31) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
Antw: Nee, ze vond dat er bij dit onderdeel ook veel onnodige toelichting stond. Het hangt natuurlijk wel van degene af die met het Tekstevaluatieschema moet werken. Zitten in het vijfde deel van het Tekstevaluatieschema (vraag 32 t/m 37) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
Antw: Nee Zitten er in het Tekstevalauatieschema vragen die u niet heeft begrepen en zo ja, welke?
Antw: Nee
159
Vond u de toelichting die bij de vragen gegeven werd voldoende?
Antw: Ja, wel voldoende maar eerder teveel. Zoveel tekst werkt irriterend en demotiverend.
Het onderdeel tekst en beeld is slechts een onderdeel van het Tekstevaluatieschema dat uit 10 onderdelen bestaat. Wat vindt u van de omvang van Tekstevaluatieschema, gegeven het feit dat dit onderdeel slechts een van de in totaal 10 onderdelen is?
Antw: Ze vond dit onderdeel al vrij lang en moest er niet aan denken om dan het hele schema toe te moeten passen. Het leek haar echt onwerkbaar. Bent u van mening dat na het beantwoorden van de vragen uit het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld, er een oordeel gegeven kan worden over de kwaliteit van een voorlichtingsfolder ?
Antw: Ja, om een beeld te geven van de folder op het gebied van tekst en beeld is het wel een aardige vragenlijst. Merkt u problemen op in de tekst die niet naar voren komen uit de analyse met het tekstevaluatieschema?
Antw: Nee Welke vragen uit het Tekstevaluatieschema zouden eventueel weggelaten kunnen worden en waarom?
Antw: Er zouden volgens haar wel een aantal vragen weggelaten kunnen worden. Bij de vragen waar je steeds een keuze moet maken kun je gewoon de mogelijke opties geven + een vraag om je antwoord te motiveren. Heeft u nog eventuele vragen en/of opmerkingen?
Ze gaf aan dat de lay-out echt slecht was en dat er vanwege de gebruiksvriendelijkheid meerkeuzevragen moeten worden toegevoegd. Alle uitleg zou eventueel op een apart blad gezet kunnen worden zodat je een korte vragenlijst overhoudt en een apart vel voor de uitleg.
160
Interview 9 Naam: Ingrid Stassen Geslacht: vrouw Leeftijd: 46 Functie: docente OCV, projectleider schrijfvaardigheidsproject Ervaring met tekstanalyse: Antw: ACV docente, veel ervaring op het gebied van het begeleiden/ beoordelen schrijfvaardigheid. Verder houdt ze zich ook bezig met onderzoek bij het academisch schrijfcentrum. Wat is uw voorkennis met betrekking tot het Tekstevaluatieschema? Antw: niets, ze heeft er wel eens van gehoord maar er nog nooit mee gewerkt Hoeveel tijd heeft het invullen van het Tekstevaluatieschema u gekost? Antw: ongeveer 30 minuten Wat is uw mening over de lengte van het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld (te kort, precies goed, te lang)? Antw: ze vond het wel meevallen alleen leek het door de slechte lay-out meer dan het was Heeft de lengte van het Tekstevaluatieschema een positieve/negatieve invloed op u gehad tijdens het invullen(bijvoorbeeld door vragen omwille van de tijd niet volledig in te vullen, of juist uitgebreid in te vullen)? Antw: Ja, een beetje. Aan het eind had ze weinig zin meer en heeft ze zich er een beetje makkelijk vanaf gemaakt. Dit kwam ook door de ‘waarom’vragen die erg irriterend werkten Zitten in het eerste deel van het schema (vraag 1 t/m 13) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden? Antw:Ja, vraag 4 over de doelgroep. Deze vraag vond ze lastig omdat ze vond dat je veel voorkennis nodig hebt om deze vraag te beantwoorden. Ze vond dat er dan toelichting moes staan over mogelijke doelgroepen. Vraag 7 vond ze raar. Ze gaf aan dat het beter was om te vragen naar de kwaliteit en het woord ‘technische’weglaten. Dit werkt alleen maar verwarrend. Vraag 8 vond ze ook een vage vraag; wat bedoel je met afstand? Hoe moet je dit meten? Ze vond deze vraag redelijk overbodig. Ze vond bovendien vraag 9 hetzelfde dus zou gewoon samengevoegd kunnen worden. Vraag 11 vond ze ook niet correct. Dit zijn twee uitersten in is een emotie. Dus het zou beter een vraag kunnen zijn over emotie in de afbeeldingen of sfeer van de afbeeldingen. Er zouden dan een aantal opties genoemd kunnen worden die je aan kunt kruisen.
Hoe zou het probleem/de problemen eventueel opgelost kunnen worden? Antw: Bij vraag 4 dus info over de doelgroep toevoegen. Vraag 7 kan gereduceerd worden tot ‘kwaliteit van de afbeeldingen’. Vraag 8 kan weg en vraag 9 over laten. Zitten in het tweede deel van het Tekstevaluatieschema (vraag 14 t/m 18) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
Antw: De vragen waren niet echt lastig. Ze vond de vetgedrukte toelichting erg slecht en verwarrend. Zou verduidelijkt moeten worden.
161
Zitten in het derde deel van het Tekstevaluatieschema ( vraag 19 t/m 26) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
Antw:Hier vond ze de vetgedrukte toelichting ook onduidelijk. Zou wat beter geschreven kunnen worden. Ze vond het onderdeel niet heel moeilijk maar er waren wel veel keuzes. In deze folder zaten er veel en de E vragen werkten ook erg irritant. Zitten in het vierde deel van het Tekstevaluatieschema ( vraag 27 t/m 31) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
Antw:Ze vond hier de vetgedrukte toelichting ook weer verwarrend. In haar ogen kan ‘geen’ wel gewoon weg. Ze zou ook ‘interactie’ gewoon veranderen in een gangbaarder woord. Ze vond vraag 30 slecht. Het begrip ‘jukstapositioneel’ zou veranderd moeten worden in een normale term. Ze vond bovendien de Engelse toelichting niet nodig. Dit zou gewoon allemaal in het Nederlands moeten. Bovendien bevatten sommige vragen drie vragen in één vraag. Dit werkte ook erg irriterend. Zitten in het vijfde deel van het Tekstevaluatieschema (vraag 32 t/m 37) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
Antw: Ze vond bij dit onderdeel de toelichting niet duidelijk. Onduidelijk onderdeel. Bovendien was vraag 13 en 32 precies hetzelfde. Vraag 37 hoort hier niet thuis omdat je deze ook kunt beantwoorden als er maar één soort afbeelding is.
Zitten er in het Tekstevalauatieschema vragen die u niet heeft begrepen en zo ja, welke?
Antw: nee Vond u de toelichting die bij de vragen gegeven werd voldoende?
Antw: Soms, de toelichting bij de vragen was wel redelijk. De vetgedrukte toelichting vond ze slecht
Het onderdeel tekst en beeld is slechts een onderdeel van het Tekstevaluatieschema dat uit 10 onderdelen bestaat. Wat vindt u van de omvang van Tekstevaluatieschema, gegeven het feit dat dit onderdeel slechts een van de in totaal 10 onderdelen is?
Antw: Vreselijk lang, dit is niet te doen. Het schema is niet bruikbaar als checklist. Veel te veel tijd mee kwijt. Bent u van mening dat na het beantwoorden van de vragen uit het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld, er een oordeel gegeven kan worden over de kwaliteit van een voorlichtingsfolder ?
Antw: Jawel, je kunt wel een beeld geven van de folder
Merkt u problemen op in de tekst die niet naar voren komen uit de analyse met het tekstevaluatieschema?
Antw: Ja, er wordt niet gevraagd of je met alleen de afbeeldingen de inhoud van de folder ook kunt begrijpen. Dit zou wellicht ook interessant kunnen zijn.
Welke vragen uit het Tekstevaluatieschema zouden eventueel weggelaten kunnen worden en waarom? Antw: Vraag 13 zou weggelaten kunnen worden. Dit is dubbelop/ hetzelfde als vraag 36. Ze vond ook dat bij onderdeel 3 (vraag 19 t/m 27) mogelijkheid ‘trekt aandacht’wel weg kan. Dat is namelijk altijd een doel van afbeeldingen. 162
Welke vragen uit het Tekstevaluatieschema zouden eventueel toegevoegd kunnen worden en waarom?
Antw: De vraag of je met alleen de afbeeldingen de boodschap ook kunt begrijpen. Heeft u nog eventuele vragen en/of opmerkingen? Ze gaf een aatnal verbeteringen voor de lay-out. Behalve het eerste onderdeel kunnen de nadere onderdelen gewoon in matrix vorm. Eén vraag stellen en dan een aantal mogelijkheden die je aan kunt kruisen. Dit is veel overzichtelijker en werkt gewoon sneller. Hierdoor wordt het schema een stuk gebruiksvriendelijker. De ‘E ‘ vragen kunnen ook gewoon vervangen worden door onder de keuzemogelijkheden gewoon te vermelden: ‘geef een toelichting’.
163
Interview 10 Naam: Mevr. Van Mulken Geslacht: vrouw Leeftijd: 41 Functie: Universitair docente Frans Ervaring met tekstanalyse: Antw: ze is docente voor het vak schrijfvaardigheid. Verder heeft ze onderzoek gedaan naar tekst en beeld in advertenties. Wat is uw voorkennis met betrekking tot het Tekstevaluatieschema? Antw: niets, ze heeft er wel eens van gehoord maar er nog nooit mee gewerkt. Hoeveel tijd heeft het invullen van het Tekstevaluatieschema u gekost? Antw: tussen de 30 en 45 minuten Wat is uw mening over de lengte van het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld (te kort, precies goed, te lang)? Antw: Ze vond het wel een beetje te lang Waarom? Antw: veel vragen gingen namelijk over hetzelfde, over het beeld wat je hebt van de folder. Dit kwam op veel plaatsen terug, maar iets te uitgebreid. Heeft de lengte van het Tekstevaluatieschema een positieve/negatieve invloed op u gehad tijdens het invullen(bijvoorbeeld door vragen omwille van de tijd niet volledig in te vullen, of juist uitgebreid in te vullen)? Antw: Nee, wel heeft ze heel korte antwoorden gegeven, omdat ze ook een beetje moe werd van alle vragen waarbij je steeds maar weer een motivatie moest geven. Zitten in het eerste deel van het schema (vraag 1 t/m 13) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden? Antw: Nee, was helder. Behalve de lay-out maar die was over het hele schema slecht. Zitten in het tweede deel van het Tekstevaluatieschema (vraag 14 t/m 18) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
Antw: Nee, behalve de lay-out Zitten in het derde deel van het Tekstevaluatieschema ( vraag 19 t/m 26) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
Antw: nee, niet echt tegen problemen aangelopen Zitten in het vierde deel van het Tekstevaluatieschema ( vraag 27 t/m 31) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
Antw:Nee, ze had wel alleen de optie gelezen die volgens haar van toepassing was. Zitten in het vijfde deel van het Tekstevaluatieschema (vraag 32 t/m 37) vragen waarbij u problemen heeft ondervonden?
Antw: Nee Zitten er in het Tekstevalauatieschema vragen die u niet heeft begrepen en zo ja, welke?
Antw: Nee Vond u de toelichting die bij de vragen gegeven werd voldoende?
Antw: meer dan voldoende, soms teveel waardoor je dingen in de mond werden gelegd.
164
Het onderdeel tekst en beeld is slechts een onderdeel van het Tekstevaluatieschema dat uit 10 onderdelen bestaat. Wat vindt u van de omvang van Tekstevaluatieschema, gegeven het feit dat dit onderdeel slechts een van de in totaal 10 onderdelen is?
Antw: Veel te uitgebreid en daardoor absoluut niet gebruiksvriendelijk. Het invullen van zo’n schema mag hooguit 20 minuten duren. Bent u van mening dat na het beantwoorden van de vragen uit het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld, er een oordeel gegeven kan worden over de kwaliteit van een voorlichtingsfolder ?
Antw: Ja, je kunt je wel een mening vormen Merkt u problemen op in de tekst die niet naar voren komen uit de analyse met het tekstevaluatieschema?
Antw: er worden geen vragen gesteld over de kwaliteit van de tekst Welke vragen uit het Tekstevaluatieschema zouden eventueel weggelaten kunnen worden en waarom?
Antw:Ze gaf aan dat de opbouw wat haar betreft anders zou kunnen. Eerst de globale vragen en dan detallistische vragen. Vraag 6,7,8,9 zijn erg detaillistisch en zouden dus verplaatst moeten worden naar het eind. De vraag over de doelgroep zou er misschien wel uit kunnen, erg moeilijk om te beantwoorden. Vraag 11 dient verandert te worden. Dit is slechts één aspect. Dient een algemene vraag over gevoelens te worden en dan de verschillende mogelijkheden waarvan lichtzinnig en ernstig er twee zijn. Welke vragen uit het Tekstevaluatieschema zouden eventueel toegevoegd kunnen worden en waarom?
Antw: Misschien de vraag toevoegen of u zich aangezproken voelt door de tekst? Heeft u nog eventuele vragen en/of opmerkingen?
Lay-out moet anders. Veel meer werken met meerkeuzevragen waardoor de gebruiksvriendelijkheid omhoog gaat. Bovendien werken alle ‘E ‘ vragen ook erg rritant. Gewoon vragen na elke onderdeel om een motivatie te geven.
165
Bijlage 8: Agenda focus-groep discussies
166
De agenda van de focus-group discussie zag er als volgt uit:
Agenda 9. Welkom heten 10. Introductie + doel van de discussie 11. Lay-out van het schema 12. Problemen plus mogelijke oplossingen in het schema (per onderdeel) 13. Vragen die weggelaten kunnen worden 14. Vragen die toegevoegd kunnen worden 15. Bruikbaarheid van het schema (is het een evaluatieschema?) 16. Afsluiting
167
Bijlage 9 Uitwerking Focus-group discussie Zuid-Afrika
168
Focus-group discussie Aanwezig: Erina Basson, Laetitia Bedeker, Louise Luttig, Mattie van der Merwe, Nadia Saayman, Elizabeth de Stadler en Lize Vorster.
Allereerst heeft de onderzoeker iedereen bedankt voor het feit dat ze tijd hebben weten vrij te maken om bij de focus-group discussie aanwezig te kunnen zijn. De onderzoeker heeft tevens het belang hiervan aangegeven, immers hoe meer mensen hun licht laten schijnen over de mogelijke problemen die in het Tekstevaluatieschema zitten gekoppeld aan de mogelijke oplossingen, hoe beter de kwaliteit van de focus-group discussie zal zijn. Daarna heeft de onderzoeker de stukken die voor elke deelnemer op tafel lagen, toegelicht. Het betrof hier de agenda voor de focus-group discussie en het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld. Deze laatste heeft de onderzoeker aan iedereen gegeven zodat tijdens de discussie over mogelijke problemen in het schema, iedereen meteen kon zien waar het exact over ging. Tenslotte heeft de onderzoeker bij dit punt nog toegelicht dat de focus-group discussie in het Nederlands gehouden zou worden aangezien alle aanwezigen Nederlands kunnen verstaan. Wanneer dit voor sommigen bij een onderdeel problemen opleverde, zou de onderzoeker overschakelen in het Engels. De deelnemers zelf hebben allemaal in het Afrikaans geantwoord tijdens de discussie. Wanneer dit voor de onderzoeker problemen opleverde, hebben ze het daar waar nodig in het Engels vertaald. 1. Introductie + doel van de discussie Focus-group discussie De onderzoeker heeft allereerst verteld wat een focus-group discussie inhoudt; een discussie waar de onderzoeker niet degene is die iedereen individueel interviewt, maar dat het de bedoeling is dat iedere deelnemer zich ook in een discussie kan mengen en er eigenlijk een georganiseerde groepsdiscussie ontstaat. De onderzoeker heeft ook toegelicht wat zijn rol gedurende de focus-group discussie zal zijn: voornamelijk die van luisteren, structureren en de tijd bewaken. Tot slot heeft de onderzoeker ook uitgelegd dat hij geen waarde-oordeel zal geven over iemands ideeen en zal proberen iedereen aan het woord te laten komen. Tape-recorder Aangezien er zeven tekstanalisten waren bij deze focus-group discussie en het voor de onderzoeker ondoenlijk was om én voorzitter te spelen én te notuleren is er met een taperecorder gewerkt. De tekstanalisten zaten aan een ronde tafel waardoor de tape-recorder in het midden werd neergezet. Wel is iedereen op het hart gedrukt duidelijk te spreken en het liefst niet teveel door elkaar te spreken aangezien het anders ondoenlijk zou zijn om later een verslag te schrijven van deze focus-group discussie.
169
Doel van de discusie De onderzoeker heeft een korte evaluatie gegeven van de gehouden interviews met de deelnemers en verteld dat de interviews zijn gehouden om te inventariseren wat de grootste knelpunten waren bij het werken met het Tekstevaluatieschema. De focus-group discussie heeft meer tot doel om niet alleen te kijken naar de problemen die de deelnemers hebben ondervonden tijdens het werken met het Tekstevaluatieschema, maar om ook te komen tot mogelijke oplossingen die uiteindelijk moeten leiden tot concrete verbeteringen in het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld. De interviews hebben de onderzoeker enigszins inzicht gegeven in de problemen die de deelnemers hebben ondervonden tijdens het werken met het Tekstevaluatieschema. De onderdelen uit het interview waarop het meeste commentaar is gekomen c.q. de grootste probleemgebieden in het schema, zijn ook in de focus-group discussie opgenomen 2. Lay-out van het schema Na een korte inleiding van de onderzoeker over het feit dat tijdens de interviews door diverse deelnemers commentaar is geuit op de lay-out van het Tekstevaluatieschema, luidde de vraag dan ook: Wat vinden jullie van de lay-out van het Tekstevaluatieschema op het het gebied van tekst en beeld? Laetitia gaf aan dat de lay-out van het schema het beantwoorden bemoeilijkt, allereerst zijn de nummer van het schema nogal vreemd. Daarnaast zijn veel vragen nogal lang en veel vragen bestaan eigenlijk uit meerdere (sub)vragen. Dit maakt het moeilijk om de vragen op een apart blad te beantwoorden. Verder is het nogal beknopt, er is veel informatie op een bladzijde gepropt, wat ook ten koste gaat van de nummering. Wat is er exact aan de nummering lastig? Erina B zegt hierop dat het gebruik van het alfabet voor de nummering het lastig maakt (het onderdeel tekst en beeld is onderdeel I, waardoor er voor elke vraag een I staat). Zou die I ook weg kunnen zodat er gewoon per onderdeel vragen ontstaan zonder nummer? Hierop gaf iedereen aan dat dit wel zou kunnen zonder dat het problemen oplevert. Hoe zit het met het probleem over de lengte van de vragen? Nadia vond de vragen te gedetailleerd. wat zou er veranderd kunnen worden, hoe zou het opgelost kunnen worden? Erina gaf aan dat er wat veranderd zou moeten worden in de vragen. In plaats van al die subvragen die er achter een vraag vaak staan, zou het veranderd kunnen worden in een vraag met daarachter de opmerking’motiveer uw antwoord’ . Of vermeld gewoon aan het begin van de vragenlijst, in de inleiding bijvoorbeeld, dat elke vraag gemotiveerd dient te worden. Dus bij het begin van het schema vermelden dat ze moeten motiveren waarom ze iets invullen? Hiermee zijn ze het allemaal eens/ vinden dit allemaal een goede oplossing voor het probleem van de gedetailleerdheid van de vragen plus de vele subvragen die een vraag bevat.
170
Zouden dan ook de ‘E’vragen weg kunnen uit het schema? Hiermee zijn de deelnemers het eens. Nadia geeft aan dat bij 11E bovendien niet een vraag wordt gesteld maar dat er vier vragen gesteld worden. Dit was meer mensen opgevallen. Sommigen gaven ook aan dat de vraag eventueel uit elkaar gehaald kon worden door er twee vragen van te maken Laetitia von dat het ook makkelijker zou zijn als er een vraag wordt gesteld die op het blad zelf beantwoord kan worden, bijvoorbeeld door een vraag te stellen met daaronder een paar regels om het te motiveren, dit werkt makkelijker. De rest was het hier mee eens en leek het ook makkelijker als de antwoorden op de vragenlijst zelf ingevuld konden worden. kortom, de nummering brengt problemen met zich mee, dat zou dus duidelijker kunnen, de lengte van de vragen kan teruggebracht worden door in de inleiding te vermelden ‘motiveer elk antwoord’ en de antwoorden zouden op de vragenlijst zelf ingevuld dienen te worden. Zijn er verder nog opmerkingen over de lay-out? Wat vinden jullie van de toelichting die er steeds achter staat, is dat lay-out technisch gezien goed? Lize vond de toelichting goed, het hielp haar bij het beantwoorden van de vragen. ok, de toelichting is goed, maar hoe vinden julle die verschillende onderdelen qua lay-out? Er volgt een discussie of de toelichting apart moet staan of dat het direct achter de vraag dient te staan. Uiteindelijk vindt iedereen het toch wel handig dat de toelichting direct achter de vraag blijft staan. Erina zei dat ze dacht dat de mensen de toelichting ook nodig hebben wanneer ze met de vragenlijst werken en dan is het als het vlakbij de betreffende vraag staat gewoon handiger. Maar het schema is wel vrij lang, het blijft hierdoor wel een vrij groot schema, is dat geen probleem? Lize vond de grootte/lengte van het schema geen probleem, dit probleem is door een betere lay-out wel op te lossen. Bijvoorbeeld door duidelijk te maken wat de vraag is en wat de toelichting. Bijvoorbeeld bij vraag 27A kan het woord ‘overbodig’ dikgedrukt worden en de toelichting gewoon erachter blijven staan. Als het onderscheid tussen wat de vraag is en wat de toelichting is, maar duidelijk is. Misschien de toelichting in een afgebakend blok? Hierop werd geopperd dat er misshien een spatie of witregel kon komen tussen de vraag en de toelichting. Er werd ook nog geopperd om het in de kantlijn te zetten, maar dit idee werd uiteindelijk toch niet goed bevonden. De toelichting moet duidelijk te onderscheiden zijn van de vraag, dit onderscheid is nu gewoon niet duidelijk. Mattie zei dat de eerste keer dat je het schema gebruikt, de toelichting handig is, maar wanneer je het schema vaker gebruikt heb je de toelichting die bij de vragen staat niet meer nodig en werkt het irritant. Er word hierop door anderen geopperd om twee schema’s te maken, eentje voor ervaren gebruikers zonder de toelichting bij de vragen en eentje voor onervaren gebruikers met de toelichting bij de vragen. Zonder toelichting wordt het schema aanzienlijk korter, bovendien wordt het schema straks gebruikt door mensen die enigszins verstand hebben van tekstanalyse en voor hen is al die toelichting misschien ook niet nodig. Er van uitgaande dat het schema door zowel ervaren als onervaren mensen gebruikt moet kunnen worden, wat is dan de beste oplossing? De deelnemers denken dat een boekwerk vorm waarbij op de ene bladzijde de vragen staan en op de andere bladzijde de toelichting staat het beste is. Hierdoor kunnen ervaren gebruikers steeds een bladzijde overslaan en onervaren gebruikers kunnen op de rechterbladzijde de toelichting gebruiken. Dit wordt door iedereen uiteindelijk als de beste oplossing gezien. Verder nog opmerkingen over de lay-out? Laetitia merkt op dat de vragen bij de onderdelen waar je een keuze tussen de gegeven antwoordmogelijkheden moet maken, beter in multiple choice vorm gezet kunnen worden. De rest vult haar aan en zegt dat het inderdaad beter is als er gewoon de vraag gesteld wordt en 171
dat je daarna een opsomming krijgt van de diverse antwoordmogelijkheden, waarbij je dan alleen een kruisje hoeft te zetten. Een soort keuzelijst dus. Dit maakt het een stuk beter, het is volgens de deelnemers ook eigenlijk een multiple choice vraag alleen staat het er erg onduidelijk in deze vorm. Wat zouden jullie dan doen met de vragen die er steeds onder staan, de vragen of het goed of correct is? Ze zijn allemaal van mening dat dit eenvoudig op te lossen is door onder de multiple choice vraag gewoon de vraag te stellen ; ‘motiveer je antwoord’. kunnen er bij alle onderdelen waar gekozen moet worden, gebruik gemaakt kunnen worden van multiple choice vragen? Ze geven allemaal aan dat overal waar gekozen moet worden tussen een aantal opties, dat dit veranderd zou moeten worden in multiple choice vragen. De onderzoeker merkt op dat er qua lay-ou al behoorlijk veel problemen besproken zijn,de problemen met de nummering, de toelichting, de lengte van de vragen en de opzet van de onderdelen zijn besproken. Misschien dat iemand nog andere problemen met de lay-out heeft gevonden? Niemand had verder nog problemen gevonden op het gebied van de lay-out. 3. Problemen en mogelijke oplossingen in het schema (per onderdeel) De onderzoeker heeft eerst een toelichting gegeven dat dit agendapunt net als in het interview per onderdeel besproken zal gaan worden, te beginnen bij punt 1. Is er iemand die bij onderdeel 1, over de algemene problemen, een probleem is tegen gekomen (behalve lay-out technische problemen)? Een probleem wat veel deelnemers aangaven was dat ze moeite hadden met vragen als ‘is dit geslaagd?’ , ‘is dit correct?’ en ‘waarom/ waarom niet?’ . het probleem hierbij vond men dat het moeilijk te beoordelen is of iets goed is en dat het ook niet verduidelijkt werd. Wanneer is iets geslaagd of goed? Ze zijn van mening dat de vragen ‘is dit geslaagd?’ moet worden veranderd in ‘is dit geslaagd voor de doelgroep?’ dit is makkelijker te beantwoorden. Hierop antwoord Elizabeth dat het voor haar nog moeilijk is omdat ze niet altijd weet wie de doelgroep is. Lize V zegt dat dit in een ander onderdeel van het Tekstevaluatieschema wel naar voren komt. Men is het erover eens dat wanneer in een ander onderdeel van het Tekstevaluatieschema de doelgroep duidelijk gedefinieerd kan worden, de vragen in dit onderdeel verbeterd kunnen worden door te vragen ‘of het correct/geslaagd is voor de doelgroep?’ Louise zegt dat vraag 10 en 11 voor haar eigenlijk hetzelfde zijn. Meerdere mensen geven aan dat dit onderscheid niet duidelijk is. Er volgt een discussie over het verschil tussen luchtig en humoristisch. Zijn 10 en 11 dus niet helemaal hetzelfde? Lize antwoord hierop dat de vraag weliswaar misschien niet helemaal hetzelfde is maar dat de antwoorden op deze vragen wel hetzelfdezullen zijn. Mattie geeft aan dat er geen informatie verloren gaat als vraag 10 eruit gehaald wordt. Wat zou de beste oplossing zijn om dit probleem op te lossen? Men is allemaal van mening dat vraag 10 er wel uit kan, alleen Erina geeft aan dat er bijvoorbeeld wel spotprentjes in een tekst kunnen voorkomen die humoristisch zijn maar niet echt luchtig zijn. Ze vindt dat 10 er dus niet zomaar uitgehaald kan worden. Er is in de interviews ook naar voren gekomen dat vraag 10/11/12 misschien ook in een multiple choice vraag veranderd kan worden. Dat er bijvoorbeeld gevraagd kan worden: wat is de toon van de afdeling? En dat je dan kan aankruisen wat van toepassing is op de afbeeldingen?Wat vinden jullie hiervan?
172
Dit wordt door iedereen als een goede oplossing ervaren mits er een vraag wordt toegevoegd daaronder dat je toelichting dient te geven bij je gegeven antwoorden. Zijn er verder nog problemen naar voren gekomen bij onderdeel 1? Laetitia geeft aan dat wanneer het onderdeel afzonderlijk gebruikt wordt de opmerkingen dat je bij het beantwoorden van sommige vragen moet kijken naar de antwoorden die je hebt ingevuld bij andere onderdelen van het Tekstevaluatieschema, eruit gehaald moeten worden. Dit staat namelijk erg vreemd. Vraag 12 wordt ook als erg vreemd ervaren door veel mensen. Elizabeth geeft aan dat de bij vraag 12 genoemde opties of de afbeeldingen zakelijk zijn of dat ze inspelen op emoties, elkaar niet uitsluiten. Mattie geeft aan dat het op deze manier eerder twee aparte vragen zijn. Zou dit eventueel opgelost kunnen worden door van vraag 10/11/12 een multiple choice vraag te maken? Iedereen is van mening dat door deze oplossing het probleem bij vraag 12 opgelost wordt. Laetitia geeft aan dat door deze vorm/lay-out veel vragen zoals vraag 10/11/12 op elkaar vond lijken en ze bij het beantwoorden dus ook niet bij elke vraag een motivering heeft gegeven. Door de vragen te veranderen in een multiple choice vraag wordt dit wel opgelost. Elizabeth geeft aan dat het voor haar niet duidelijk is wat het begrip ‘afbeeldingen (grafika)’ precies inhoud. Zij vond dat dit beter uitgelegd had kunnen worden. Lize vult aan dat ze bij vraag 13E ook niet zeker weet of de daar opgesomde typen afbeeldingen volledig zijn of dat er nog meer typen afbeeldingen zijn. De beste oplossing vind men uiteindelijk door in de inleiding boven de vragenlijst duidelijk te maken wat ‘afbeeldingen(grafika)’ inhoudt met eventueel alle mogelijke typen afbeeldingen (grafika). In de discussie hierover komt ook naar voren dat de opbouw van dit onderdeel niet logisch is. Vraag 13 zou eigenlijk de eerste vraag moeten zijn. Nu begint het schema met een evaluatieve vraag en staan de analytische vragen achteraan. Het zou beter zijn om alle analytische vragen in het begin te zetten en daarna pas alle evaluatieve vragen die nu vooraan staan in het schema. Eerst moet gekeken worden welke afbeeldingen (grafika) er aanwezig is, daarna moeten er vragen komen of het geschikt is voor de doelgroep en daarna moeten dan de vragen komen over de kwaliteit van de afbeeldingen (grafika). Verder nog problemen bij onderdeel 1? Niemand had verder nog problemen met onderdeel 1 zodat we verder zijn gegaan met onderdeel 2. Heeft iemand problemen ondervonden bij onderdeel 2, behalve problemen van lay-out technische aard? Hier geven Elizabet en Louise aan dat ze problemen hadden met het woord ‘correct’ . Meerdere mensen bleken hiermee problemen te hebben, wanneer is het nou correct. Mattie oppert dat het misschien beter is om te vragen ‘is het gepast?’ of ‘is het effectief?’ Louise geeft echter aan dat bij effectief weer het probleem speelt wanneer het nou wel of niet effectief is. Meerdere mensen geven aan dat effectief geen goede oplossing is en dat gepast beter zou zijn. Laetitia vindt dat de hoofdvraag ook niet goed is. De vraag en de antwoordmogelijkheden passen niet bij elkaar. De vraag is nu; ligt de nadruk op de geschreven tekst of op de afbeeldingen?’ De antwoordmogelijkheden die gegeven worden sluiten niet aan bij de vraag. In de antwoordmogelijkheden worden namelijk ook opties gegeven als’er is evenveel geschreven tekst als afbeeldingen’of ‘er zijn wel afbeeldingen, maar de tekst overheerst’ . Dit zijn geen goede antwoordmogelijkheden voor deze vraag.Lize vult aan dat het in tegenstelling tot de andere hoofdvragen ook een gesloten vraag is waar een open vraag beter zou zijn. De vraag zou dus beter veranderd kunnen worden in: ‘waar ligt de nadruk op in de folder?’ De rest van de groep vindt ook dat de hoofdvraag bij dit inderdeel veranderd moet worden. Laetitia geeft ook aan dat de subvraag die na de hoofdvraag gesteld wordt ook niet duidelijk
173
is. Het gaat om de vraag ‘progressie van teks naar grafika’. Anderen geven aan dat dit ook een onduidelijke toevoeging is die eigenlijk wel gewoon weg kan. Lize vraagt zich af of er bij dit onderdeel eigenlijk gekeken moet worden naar de tekst als geheel of naar afdelingen apart. Dit kan namelijk per afdeling verschillen of de tekst of de afbeeldingen overheersen .De rest is het met Lize eens dat dit niet duidelijk is. De onderzoeker geeft aan dat het bij deze folder inderdaad lastig was aangezien het een enorm grote folder betrof en dat het voor de gemiddelde folder die veel kleiner is, makkelijker is om het te beantwoorden. Wat zou voor deze folder de oplossing zijn: vragen per onderdeel waar de nadruk op ligt? Er volgt een discussie of het handig is om de vraag te stellen per afdeling of per hoofdstuk. Lize geeft aan dat dit moeilijk is omdat elke tekst anders gestructureerd is. Je moet het schema op meerdere teksten kunnen toepassen. Elizabeth geeft aan dat het voor deze folder gewoon moeilijk toe te passen is. Het bleek uiteindelijk moeilijk te zijn om dit probleem op te lossen, maar gezien het feit dat de gebruikte folder wel enorm groot was en de meeste voorlichtingsfolders slechts uit een paar bladzijden bestaan, is het niet handig on deze vraag op te splitsen per onderdeel. Zijn er mensen die problemen hebben ondervonden bij onderdeel 3(functies van de afbeeldingen)? Er volgt een kleine discussie over het gebruikte woord effectief en de betekenis ervan. Louise geeft echter aan dat er wordt gevraagd ‘of het naar uw mening effectief is?’ Dit is volgens haar niet moeilijk om te beantwoorden. De rest is het er mee eens dat het dan een stuk makkelijker is om te beantwoorden. Elizabeth geeft aan dat de lay-out hier niet duidelijk is (dit is al besproken), de ene keer staat de toelichting tussen haakjes en de andere keer staat het schuingedrukt. Het staat alemaal door elkaar. Verder kan dit onderdeel ook in een multiple choice vorm worden gegoten. Laetitia geeft aan dat er bijvoorbeeld bij 20A ook drie vragen in een vraag gesteld worden. Dit is niet te beantwoorden. Er hoeft slechts een vraag gesteld te worden, Mattie geeft aan dat de antwoorden op de andere vragen wel duidelijk worden uit de gegeven verklaring. De lay-out is niet duidelijk, de vragen zijn ook niet altijd vragen, soms is het toelichting. Het is niet duidelijk wat de functie is van de vragen die soms achter de vragen worden gesteld. De oplossing ligt hier in een betere lay-out en in het weglaten van sommige overbodige subvragen. Met het veranderen van dit onderdeel in een multiple choice vraag wordt het ook opgelost. Zijn er problemen ondervonden bij onderdeel 4? Erina vraagt zich af wanneer Afbeeldingen (grafika) overbodig is. Als het overbodig is, is het toch decoratief. Nadia geeft aan dat het wel in de toelichting staat wat het verschil is. Toch blijft het voor meerdere mensen lastig, mede doordat de toelichting die gegeven wordt voor ‘overbodig’ niet duidelijk is. Lize zegt dat afbeeldingen (grafika) niet overbodig kan zijn, ook al herhalen de afbeeldingen (grafika) de tekst dan is het eerder complementait dan overbodig. Er volgt een discussie over de verschillen tussen de genoemde begrippen. Lize zegt dat complementair en supplementair elkaar uit zal sluiten bij een kleinere tekt, hier bij deze folder is het een probleem omdat de folder zo groot is dat het ene deel supplementair kan zijn en het andere deel complementair kan zijn. De onderzoeker geeft aan dat deze tekst wel extreem groot is en dat de gemiddelde tekst een stuk kleiner is. Men vindt dat het bij een kleinere tekst geen probleem is. Hier wordt uiteindelijk besloten dat een multiple choice vraag hier ook goed zou werken waarbij je gewoon meer dan een antwoord aan kan kruisen en je antwoord(en) kan motiveren.
174
Mattie geeft tot slot nog aan dat bij vraag 31A het begrip ‘voorbereiding’wordt gebruikt en bij vraag 31E hebben ze het over ‘voorspelling’. Volgens haar moet hier uit het oogpunt van consequentheid bij vraag 31E ook het woord ‘voorbereiding’worden gebruikt om verwarring tegen te gaan. Zijn er problemen bij onderdeel 5? Laetitia geeft aan dat de betekenis van de diverse begrippen niet duidelijk is. De rest vult aan dat het verschil tussen elementen/typen/ functies absoluut niet duidelijk is. Niemand weet wat ‘grafika elementen zijn?’ Iedereen is het ermee eens dat de toelichting verbeterd moet worden, de begrippen moeten worden uitgelicht. Niemand vond het een makkelijk onderwerp. Een aantal geven ook aan dat ze dit deel van de vragenlijst niet helemaal hebben ingevuld omdat ze het niet begrepen. De gebrekkige toelichting maakt dit onderdeel eigenlijk nutteloos omdat niemand weet hoe er mee gewerkt moet worden. Louise geeft aan dat het woord ‘correct’haar ook bij dit onderdeel niet duidelijk is. Dit zou hier dus ook verbeterd dienen te worden. Laetitia en Elizabeth geven aan dat dit onderdeel analytisch is en eigenlijk aan het begin van het onderdeel tekst en beeld moet worden geplaatst. 4. Vragen die eventueel weggelaten kunnen worden. De onderzoeker merkt op dat dit onderdeel eigenlijk al besproken is. De vragen 10/11/12 zouden dus samengevoegd kunnen worden tot een multiple choice vraag. Verder zou het schema verkleint kunnen worden door de onderdelen waarbij steeds een keuze gemaakt dient te worden, verbeterd kunnen worden door er multiple choice vragen van te maken. Alle ‘E vragen in de diverse onderdelen zouden veranderd kunnen worden/verkleind kunnen worden door steeds om een motivatie te vragen. 6. Vragen die eventueel toegevoegd kunnen worden Er wordt aangegeven dat er vragen toegevoegd kunnen worden over interculturele waarden. Er volgt een discussie over de afbeeldingen en de mensen die er op worden afgebeeld. Nadia geeft aan dat er misschien een vraag toegevoegd kan worden als’wat voor soort mensen worden er afgebeeld op de afbeeldingen’ , ‘Wat is de impact van de afbeeldingen op de doelgroep?’ . Verder wordt er aangegeven dat er vragen toegevoegd kunnen worden over het feit of bepaalde foto’s niet te expliciet zijn voor de doelgroep en zodanig de doelgroep juist afstoten of voor de borst stoten. Er wordt ook geopperd om een vraag toe te voegen over het feit dat een foto misschien schokkend is voor sommige mensen? Wel wordt aangegeven dat deze vragen alleen toegevoegd moeten worden in een Tekstevaluatieschema voor voorlichtingsteksten over gevoelige thema’s. Dit onderdeel kan weggelaten worden wanneer het Tekstevaluatieschema gebruikt wordt voor onschuldige onderwerpen waar doorgaans geen schokkende afbeeldingen in gebrukt worden. 7. Bruikbaarheid van het schema Is het een evaluatieschema? Mattie geeft aan dat er geen schaal is waarop antwoord kan worden gegeven. Louise vult aan dat je het schema wel kan invullen maar dat het dan nog moeilijk is om echt te zeggen of het een goede folder is. Er moet gewicht toegekend worden aan mogelijke antwoorden zodat een
175
folder echt beoordeeld kan worden. Nu geef je wel antwoorden en het geeft wel een beeld maar het is niet echt duidelijk. Is het een optie om antwoorden te laten geven op een cijfermatige schaal? Iedereen is van mening dat je hierdoor wel een beter evaluatief schema krijgt. Is het dan een evaluatieschema? Mattie geeft aan dat het een trouble-shooting apparaat is voor haar maar nog geen evaluatiemethode. Elizabeth geeft aan dat het schema wel laat zien waaar de problemen in de tekst zitten, de rest is het hiermee wel eens, het laat inderdaad de problemen in de tekst zien. Om een tekst te evalueren en aan te geven of de tekst/folder goed is of juist slecht zal er een cijfermatige schaal aan de antwoorden moeten worden toegevoegd. Ook al is het dan de mening van een evalueerder, bij genoeg evalueerders wordt de betrouwbaarheid ervan steeds groter, wordt het nauwkeuriger. Kortom om het schema meer een evaluatieschema te laten worden zal er dus een schaal aan de antwoorden moeten worden toegevoegd zodat een duidelijk, cijfermatig oordeel over een folder gegeven kan worden.
176
Bijlage 10 Uitwerkingen Focus-group discussie Nederland
177
Focus-group discussie Aanwezig: Marleen Plaat, Rafaela Feddes, Rieke van Lierop, Suzanne Wijnands, Lisette Dujardinm, Mevr. Stassen, Mevr. van Mulken
Plaats: De focus-group discussie vond plaats in een lokaal in het Erasmus gebouw van de Radboud Universiteit Nijmegen. Dit lokaal was vooraf gereserveerd zodat de focus-groep discussie in alle rust plaats kon vinden. Tijd De focus-group discussie begon om 12.45 uur met koffie/thee en gebak. Ondertussen heeft de onderzoeker de deelnemers de kans gegeven om de agenda door te nemen. De focus-group discussie duurde tot 14.00 uur waarna er informeel nog wat nagepraat is over het verloop van de discussie. 5. Welkom heten Allereerst heeft de onderzoeker iedereen bedankt voor het feit dat ze tijd hebben weten vrij te maken om bij de focus-group discussie aanwezig te kunnen zijn. Tevens is het belang hiervan aangegeven, immers hoe meer mensen hun licht laten schijnen over de mogelijke problemen die in het Tekstevaluatieschema zitten gekoppeld aan de mogelijke oplossingen, hoe beter de kwaliteit van de focus-group discussie zal zijn. Daarna zijn de stukken die voor elke tekstanalist op tafel lagen, toegelicht. Het betrof hier de agenda voor de focus-group discussie en het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld. Deze laatste is aan iedereen gegeven zodat tijdens de discussie over mogelijke problemen in het schema, iedereen meteen kon zien waar het exact over ging. 6. Introductie + doel van de discussie Focus-group discussie De onderzoeker heeft verteld wat een focus-group discussie inhoudt; een discussie waar de onderzoeker niet degene is die iedereen individueel interviewt, maar dat het de bedoeling is dat iedere deelnemer ook zich in een discussie kon mengen en er eigenlijk een georganiseerde groepsdiscussie ontstaat. Er is ook toegelicht wat de rol van de onderzoeker gedurende de focus-group discussie zal zijn: voornamelijk die van luisteren, structureren en de tijd bewaken. Tevens is uitgelegd dat er geen waarde-oordeel gegeven zal worden over iemands ideeen en geprobeerd zal worden iedereen aan het woord te laten komen.
178
Tape-recorder Aangezien er zes tekstanalisten waren bij deze focus-group discussie en het voor de onderzoeker ondoenlijk was om én voorzitter te spelen én te notuleren is er met een taperecorder gewerkt. De tekstanalisten zaten aan een ronde tafel waardoor de tape-recorder in het midden is neergezet. Wel werd iedereen op het hart gedrukt duidelijk te spreken en het liefst niet teveel door elkaar te spreken aangezien het anders ondoenlijk zou zijn om later een verslag te schrijven van deze focus-group discussie. Doel van de discusie Er werd een korte evaluatie gegeven van de gehouden interviews met de deelnemers en verteld dat de interviews zijn gehouden om te inventariseren wat de grootste knelpunten waren bij het werken met het Tekstevaluatieschema. De focus-group discussie heeft meer tot doel om niet alleen te kijken naar de problemen die de deelnemers hebben ondervonden tijdens het werken met het Tekstevaluatieschema, maar om ook te komen tot mogelijke oplossingen die uiteindelijk moeten leiden tot concrete verbeteringen in het Tekstevaluatieschema op het gebied van tekst en beeld. De interviews hebben de onderzoeker zogezegd enigszins inzicht gegeven in de problemen die de deelnemers hebben ondervonden tijdens het werken met het Tekstevaluatieschema. De onderdelen uit het interview waarop het meeste commentaar is gekomen c.q. de grootste probleemgebieden in het schema, zijn ook in de focus-group discussie opgenomen 7. Lay-out van het schema De lay-out werd door iedereen als slecht betiteld. De lay-out wordt als erg amateuristisch ervaren. Het nodigt absoluut niet uit om aan de vragenlijst te beginnen. Er wordt geopperd door Marleen om MC vragen te maken met daarbij de mogelijkheid om een toelichting te geven. Onderzoeker: welke onderdelen? Groep; Alleen de onderdelen waar gekozen moet worden uit een aantal opties. Het liefst met een even antwoordschaal zodat mensen gedwongen worden om keuzes te maken. De lijst wordt hierdoor ook een stuk korten. De tekstanalisten vonden het een enorm lange lijst met vragen die een stuk korter kan worden door Multiple-choice vragen. Er wordt eveneens geopperd om er een simpele checklist van te maken waar je gewoon een aantal zaken kunt aanvinken. Dit hangt wel af wie er met het schema moet werken, specialisten of mensen die niet bekend zijn in het vakgebied. Er werd ook geopperd om twee schema’s te maken; eentje voor experts en eentje voor mensen die minder verstand hebben van tekstevaluatie. De lijst voor de experts zouden dan een schema krijgen dat uitgebreider is. Wanneer er uitgegaan wordt dat het schema is voor mensen met een beperkte kennis van tekstevaluatie dan moet de lijst simpeler worden. De zogenaamde ‘E’vragen kunnen weggehaald worden, dit vinden de Nederlandse tekstanalisten storend en verwarrend werken. Deze vragen kunnen weg en vervangen worden door een algemene vraag waarin gevraagd wordt naar een motivatie. Apart vel met toelichting? Sommige vinden dit geen goed voorstel omdat ze dan misschien de toelichting niet zullen lezen. De toelichting dient er wel bij te staan maar dan in een apart kader in plaats van dat het gewoon achter de vraag staat. De toelichting moet ook simpeler en in duidelijke taal. De tekstanalisten vinden het ook beter om de checklist globaler te houden en wanneer een onderzoeker echt dieper op een aspect wil ingaan, dan kan er beter gebruik gemaakt worden van interviews.
179
Tot slot vinden de Nederlandse tekstanalisten dat er een antwoordmogelijkheid onder de vraag moet komen zodat op de vragenlijst zelf geantwoord kan worden. 8. Problemen plus mogelijke oplossingen in het schema (per onderdeel) De onderzoeker heeft eerst een toelichting gegeven dat dit agendapunt net als in het interview per onderdeel besproken zal gaan worden, te beginnen bij punt 1. Is er iemand die bij onderdeel 1, over de algemene problemen, een probleem is tegen gekomen (behalve lay-out technische problemen)? Ze vinden dat de vragen rommelig zijn opgesteld. Soms staan er zeer detaillistische vragen, soms staan er zeer globale vragen. Ze vinden dat ook in het eerste onderdeel gebruik gemaakt kan worden van meerkeuze antwoordmogelijkheden. Verder vonden ze het lastig dat het zo’n grote folder was waardoor het moeilijk invullen was. Hoe kun je iets zeggen over de kwaliteit van de afbeeldingen? Er staan er zoveel in dat het moeilijk is om iets over alle afbeeldingen te zeggen. Er wordt wel geconcludeerd dat de gemiddelde voorlichtingsfolder veel beknopter is. Ze missen een vraag over de algehele indruk van de folder. De tekstanalisten merkten op dat ze de folder redelijk ouderwets vonden maar dat ze dat niet kwijt konden in het schema. Vraag 7: deze vraag is moeilijk. Wat is exact technische kwaliteit? Wat wil de vraag meten? Kan het niet beter veranderd worden in; wat vind je van de plaatjes? De vraag zou er ook gewoon uitkunnen. Nu meet de vraag niets en meningen over de afbeeldingen kun je in de andere vragen kwijt.Vraag 10/11 en 12 kunnen samengevoegd worden in: hoe kun je de afbeeldingen karakteriseren? En dan de kenmerken zoals ze in de vragen naar voren komen zoals humoristisch, luchting etc. Zijn er mensen die problemen hebben ondervonden bij onderdeel 3(functies van de afbeeldingen)? Nee, gewoon een multiple choice vraag van maken. De tekstanalisten verwonderden zich erover dat er geen categorie ‘illustratief’ bijstaat. Valt misschien ook onder ‘decoratief’ Dit onderdeel kan meer dan gehalveerd worden wanneer er gewoon een multiple choice vraag van maken. Zijn er problemen ondervonden bij onderdeel 4? Alle tekstanalisten hadden probleem met het woord ‘jukstapositioneel’ . Dit is absoluut niet duidelijk en ze gaven aan dat ze het daardoor al bij voorbaat oversloegen. De toelichting bij deze vragen is ook vaak te moeilijk. Wanneer deze vragenlijst voor een grote doelgroep geschikt moet zijn, moeten de termen simpeler zijn. Deze termen moeten in ‘gewonen mensen taal’vertaald worden. De vraag moet veranderd worden in’welke wisselwerking is er tussen afbeeldingen en de tekst? Zijn er problemen bij onderdeel 5? De Nederlandse tekstanalisten vonden deze vragen erg op elkaar lijken. De antwoorden op deze vragen leken allemaal op elkaar. Het is niet duidelijk wat er gemeten wil worden in dit onderdeel. Wat is de exacte hoofdvraag? De hoofdvraag werkt misleidend omdat de vragen die eronder staan niet leiden tot een antwoord op de hoofdvraag. Vraag 36 en vraag 13 zijn dubbelop. Vraag 36 kan er wel uit. Een aantal tekstanalisten vindt dat er niets essentieels gemeten wordt. Dit zijn vraag die geen oordeel geven over de folder. Je checkt met deze vragen of iemand kennis heeft over tekstanalyse en het geeft geen oordeel over de folder. Als deze vragen er wel inblijven dan dienen ze anders geformuleerd. De hoofdvraag zou
180
veranderd kunnen worden: wat vindt u van de afwisseling van de afbeeldingen? Dan kunnen de kenmerken die bij de vragen staan als antwoordcategorieen worden gebruikt.
9. Vragen die eventueel weggelaten kunnen worden. Vraag 36 kan weg. Bovendien konden vraag 10,11 en 12 samengevoegd worden. 6. Vragen die eventueel toegevoegd kunnen worden Hierbij gaf één tekstanalist aan dat er wel een vraag toegevoegd kan worden over de afkomst van de mensen op de afbeeldingen. De andere tekstanalisten vinden dat deze vraag wel heel breed gesteld moet worden. De vraag zou kunnen luiden; kun je je identificeren met de afgebeelde mensen? Waarom wel/ niet? En dan kunnen de verschillende antwoordmogelijkheden genoemd worden 8. Bruikbaarheid van het schema Is het een evaluatieschema? Ze vinden wel dat je iets kan zeggen over de folder. Het geeft een redelijk breed beeld van de folder. Het is na verbeteringen zoals aangegeven in deze focus-groep discussie wel een bruikbaar schema. Nu is het geen goed schema, inhoudelijk gaat het wel, maar lay-out technisch is het een drama. Ze vinden het een zeer wetenschappelijk schema.
9. Afsluiting
181
Bijlage 11 Scenariovragen Triandis
182
120. You and your friends decided spontaneously to go out to dinner at a restaurant. What do you think is the best way to handle the bill? 1 Split it equally, without regard to who ordered what 2 Split it according to how much each person earns 3 The group leader pays the bill or decides how to split it 4 Calculate each person’s share according to what that person ordered
121. You are buying a piece of art for your office. Which single factor is most important in deciding whether to buy it? 1 2 3 4
It is a good investment Your coworkers will like it You just like it Your supervisor will approve of it
122. Suppose you had to use one word to describe yourself. Which one would you use? 1 Unique 2 Competitive 3 Cooperative 4 Dutiful
123. Happiness is attained by .......... 1 Gaining status in the community 2 Linking with a lot of friendly people 3 Protecting one’s privacy 4 Winning competitions
124. You are planning to undertake a major trip that is likely to inconvenience a lot of people at your place of work during your absence. With whom will you discuss it before deciding whether or not take it? 1 No one 2 My parents 3 My spouse or close friend 4 People who know the place I plan to travel to so that I can decide whether I want to go there
125. Which one of these four booktitles seem to you to be the most interesting? 183
1 How to make friends 2 How to succeed in business 3 How to enjoy yourself inexpensively 4 How to make sure you are meeting your obligations
126. Which is the most important factor in an employee’s promotion, assuming that all other factors such as tenure and performance are equal? Employee is or has 1 2 3 4
Loyal to the corporation Obedient to the instructions from the management Able to think for him- or herself Contributed to the corporation much in the past
127. When you buy clothing for a major social event, would you be most satisfied if 1 You like it? 2 Your parents like it? 3 Your friends like it? 4 It is so elegant that it will dazzle everyone
128. In your opinion, national budgets in an ideal society will be determined to ensure that 1 All people have adequate incomes to meet basic needs 2 Some people will be rewarded for making brilliant contributions 3 There will be maximal stability, law and order 4 People can feel unique and self-actualised
129. When people ask me about myself, I 1 Talk about my ancestors and their traditions 2 Talk about my friends and what we like to do 3 Talk about my accomplishments 4 Talk about what makes me unique
130. Suppose your fiancé(e) and your parents do not get along very well. What would you do?
184
1 2
Nothing Tell my fiancé(e) that I need my parents’ financial support and he or she should learn to handle the politics 3 Tell my fiancé(e) that he or she should make a greater effort to ‘fit in with the family’ 4 Remind my fiancé(e) that my parents and family are very important to me and he or she should submit to their wishes
131. Teams of five people entered a science project contest. Your team won first place and a prize of R 850.00. You and another person did 95% of the work on this project. How should the money be distributed? 1 Split it equally, without regard to who did what 2 The other person and I get 95% of the money and the rest goes to the group 3 The group leader decides how to split the money 4 Divide the money the way that gives me the most satisfaction
132. Imagine you are selecting a band for a fund-raising event organized by your organisation. Which are the most important factors in making your decision? 1 I really like the band 2 My friends approve of the band 3 The administration of my organisation approves of the band 4 The band will draw a large crowd
133. You need to choose one more class for the next semester. Which one will you select? 1 The one that will help me get ahead of everyone else 2 The one my parents suggest 3 The one my friends plan to take 4 The one that seems most interesting to me
134. You are at a pizza restaurant with a group of friends. How should you decide what kind of pizza to order? 1 The leader of the group orders for everyone 2 I order what I like 3 We select the pizza that most people prefer 4 We choose the most extravagant pizza available
185
135. Which candidate will you vote for in the election to choose a president of the student government? 1 The one my friends are voting for 2 The one I like best 3 The one who will reward me personally 4 The one who is a member of an organisation important to me. The status of the organisation will improve if that candidate is elected
186
Bijlage 12 Vertaling scenariovragen Triandis
187
120. Jij en je vrienden besluiten spontaan uit te gaan eten in een restaurant. Wat is volgens jou de beste manier om de rekening te betalen? 1. gelijk verdelen, zonder te letten op wie wat besteld heeft 2. verdelen naar het inkomen 3. de leider van de groep betaalt de rekening of beslist hoe de rekening verdeeld wordt 4. reken van iedereen uit wat hij moet betalen aan de hand van wat die persoon besteld heeft 121. Je wilt kunst kopen voor in je kantoor. Welke factor is het belangrijkste in je afweging om het te kopen? 1. het is een goede investering 2. je collega’s zullen het leuk vinden 3. je vindt het gewoon leuk 4. je chef keurt het goed 122. Stel je voor dat je jezelf in één woord moet beschrijven. Welk woord zou je gebruiken? 1. uniek 2. competitief 3. samenwerkend 4. plichtsgetrouw 123. Geluk verwerf je door? 1. het verkrijgen van status in je gemeenschap 2. bevriend te zijn met veel aardige mensen 3. het in acht nemen van privacy 4. in alles de beste willen zijn 124. Je bent van plan om een grote reis te maken die waarschijnlijk zorgt voor ongemak voor veel mensen op je werk tijdens je afwezigheid. Met wie bespreek je dit, alvorens je besluit deze reis te maken? 1. met niemand 2. met mijn ouders 3. met mijn echtgenoot/ echtgenote of goede vriend/ vriendin 4. met experts wat betreft de plaats waar ik heen wil, zodat ik kan beslissen of ik wil gaan 125. Welke van de vier boeken lijkt jou het meest interessant? 1. hoe maak je vrienden 2. hoe slaag je in het zakenleven 3. hoe vermaak je jezelf zonder dat het veel kost 4. hoe weet je zeker dat je je verplichtingen nakomt
126. Wat is de belangrijkste factor bij een promotie van werknemers, gesteld dat alle andere factoren zoals aantal dienstjaren en prestatie gelijk zijn? De werknemer is of heeft 1. loyaal aan het bedrijf 2. gehoorzaam aan instructies van het management 3. in staat om voor zichzelf/ haarzelf te denken 4. veel bijgedragen aan het bedrijf in het verleden
188
127. Wanneer je kleding voor een grote speciale gebeurtenis koopt, dan ben je het meest tevreden wanneer 1. je het zelf leuk vindt 2. je ouders het leuk vinden 3. je vrienden het leuk vinden 4. het zo elegant is dat iedereen erdoor verbijsterd is 128. Naar jouw mening is of zijn, in een ideale samenleving nationale begrotingen zo bepaald dat 1. alle mensen voldoende inkomen hebben om te voorzien in de basisbehoeften 2. sommige mensen beloond zullen worden voor briljante bijdragen 3. er maximale stabiliteit, recht en orde zal zijn 4. mensen zich uniek en zelfstandig voelen 129. Wanneer mensen iets vragen over mijzelf, dan praat ik over 1. mijn voorouders en hun tradities 2. mijn vrienden en wat we willen gaan doen 3. wat ik heb bereikt 4. wat mij uniek maakt 130. Veronderstel dat je verloofde en je ouders niet goed met elkaar kunnen opschieten. Wat zou je dan doen? 1. niets 2. je verloofde vertellen dat je de financiële steun van je ouders nodig hebt en dat hij/zij moet leren omgaan met de omstandigheden 3. je verloofde vertellen dat hij/zij meer zijn best moet doen om bij de familie te passen 4. je verloofde eraan helpen herinneren dat je ouders en je familie zeer belangrijk voor je zijn en dat hij/zij moet toegeven aan de wensen van je ouders en/ of familie 131. Teams van vijf personen hebben meegedaan aan een wetenschapsproject. Jouw team heeft de eerste prijs gewonnen die bestaat uit een geldprijs van 100 euro. Jij en een andere persoon hebben 95 % van het werk voor dit project verricht. Hoe zou het prijzengeld verdeeld moeten worden? 1. verdeel het gelijk, zonder te kijken naar wie wat heeft gedaan 2. de andere persoon en ik krijgen 95 % van het geld en de rest gaat naar de groep 3. de groepsleider beslist hoe het geld wordt verdeeld 4. verdeel het geld op de manier die mij het meeste voldoening geeft
132. Veronderstel dat je een band moet kiezen voor een benefietconcert dat wordt georganiseerd door jouw bedrijf. Wat is de belangrijkste factor die bijdraagt aan je beslissing? 1. ik vind de band echt leuk 2. mijn vrienden keuren deze band goed 3. de financiële afdeling van mijn bedrijf is het met onze band keuze eens 4. de band zal een groot publiek trekken
189
133. Je moet nog één cursus kiezen voor volgend semester. Welke kies je? 1. diegene die mij een voorsprong geeft op alle andere studenten 2. diegene waarvan mijn ouders zeiden dat ik die moest volgen 3. diegene die mijn vrienden van plan waren te volgen 4. diegene die mij het meest interessant lijkt 134. Je bent in een pizzarestaurant met een groep vrienden. Hoe beslis je welke pizza je wil bestellen? 1. de leider van de groep bestelt voor iedereen 2. ik bestel wat ik wil 3. we kiezen de pizza waar de meeste mensen van de groep de voorkeur aan geven 4. we kiezen de meest extravagante pizza die er is 135. Welke kandidaat zou je kiezen als president bij de verkiezingen van de studentenraad? 1. diegene die je vrienden ook kiezen 2. diegene die ik het leukst vind 3. diegene die voor mij persoonlijk het meeste op zal leveren 4. diegene die lid is van een voor mij belangrijke organisatie. De status van de studentenraad zal verbeteren als die kandidaat wordt gekozen.
190
Bijlage 13 Stellingen van Singelis
191
In the next questions you have to answer on a 9-point scale, where 1 = strongly disagree and 9 = strongly agree. So you have to fill in a number between 1 and 9 on the line before the sentences. 136. ____I prefer to be direct and forthright when discussing with people. 137. ____My happiness depends very much on the happiness of those around me. 138. ____I would do what would please my family, even if I detested that activity. 139. ____Winning is everything. 140. ____One should live one’s life independently of others. 141.____ What happens to me is my own doing 142.____ I usually sacrifice my self-interest for the benefit of my group. 143.____It annoys me when other people perform better than I do. 144.____It is important to maintain harmony within my group. 145.____It is important that I do my job better than others. 146.____I like sharing little things with my neighbors. 147.____I enjoy working in situations involving competition with others. 148.____We should keep our aging parents with us at home. 149.____The well-being of my co-workers is important to me. 150.____I enjoy being unique and different from others in many ways 151.____If a relative were in financial difficulty, I would feel help within my means. 152.____Children should feel honored if their parents receive a distinguished award. 153.____I often do ‘my own things’. 154.____Competition is the law of nature. 155.____If a co-worker gets a price, I would feel proud. 156.____I am a unique individual. 157.____To me, pleasure is spending time with others. 158.____When another person does better than I do, I get tense and aroused. 159.____I would sacrifice an activity that I enjoy very much if my family did not approve of it. 160.____I like my privacy 161.____Withour competition, it is not possible to have a good society. 162.____Children should be taught to place duty before pleasure. 163.____I feel good when I cooperate with others. 164.____I hate to disagree with others in my group. 165.____Some people emphasize winning; I’m not one of them. 166.____Before taking a major trip, I consult with most members of my family and many friends. 167.____When I succeed, it is usually because of my abilities. End of the questionnaire, thank you for your co-operation!
192
Bijlage 14 Nederlandse vertaling stellingen van Singelis
193
Bij de volgende vragen moet je antwoord geven op een 9-punts schaal, waar 1 = zeer mee oneens en 9 = zeer mee eens. Je moet dus een nummer invullen op de lijn tussen één en negen.
136. ____ Ik geef er de voorkeur aan direct en duidelijk te zijn als ik met mensen praat. 137. ____ Mijn geluk hangt erg af van het geluk van degenen die mij omringen. 138. ____ Ik zou alles doen om mijn familie te behagen, ook al vond ik het niet leuk. 139. ____ Overwinnen is alles. 140. ____ Men zou zijn leven onafhankelijk van anderen moeten leven. 141. ____ Ik ben verantwoordelijk voor wat mij overkomt. 142. ____ Over het algemeen offer ik mijn eigen belang op voor mijn groep. 143. ____ Ik vind het vervelend als anderen dingen beter doen dan ik. 144. ____ Voor mij is het belangrijk eensgezindheid te bewaren in mijn groep. 145. ____ Voor mij is het belangrijk mijn werk beter te doen dan de anderen. 146. ____ Er zijn weinig dingen die ik graag met mijn buren wil delen. 147. ____ Ik vind het leuk om in situaties te werken waarin ik wedijver met andere personen. 148. ____ Als onze ouders ouder worden, zouden wij ze in huis moeten nemen. 149. ____ Het welzijn van mijn collega’s is belangrijk voor mij. 150. ____ In vele opzichten houd ik ervan uniek en anders dan de rest te zijn. 151. ____ Als een familielid in financiële problemen zou zitten, zou ik hem helpen waar ik kon. 152. ____ Kinderen zouden zich trots moeten voelen als hun ouders een belangrijke prijs winnen. 153. ____ Regelmatig doe ik “mijn eigen dingen”. 154. ____ Concurrentie is de wet van de natuur. 155. ____ Als een collega van mij een prijs zou winnen, zou ik mij trots voelen. 156. ____ Ik ben een unicum. 157. ____ Ik vind het fijn om mijn tijd met anderen door te brengen. 158. ____ Wanneer iemand iets beter doet dan ik, word ik nerveus en geïrriteerd. 159. ____ Ik zou een activiteit opofferen die ik erg leuk vind als mijn familie die activiteit niet zou goedkeuren. 160. ____ Ik houd ervan mijn intimiteit te hebben. 161. ____ Zonder concurrentie is geen goede maatschappij mogelijk. 162. ____ Je zou de kinderen moeten leren de plicht te stellen boven het genoegen. 163. ____ Ik voel me erg goed als ik met anderen samenwerk. 164. ____ Ik houd er niet van om van mening te verschillen met de rest van mijn groep. 165. ____ Sommigen hechten overdreven belang aan de overwinning. Ik ben er niet zo een. 166. ____ Voordat ik een belangrijke reis zou gaan maken, zou ik overleggen met bijna al mijn familieleden en met enkele vrienden. 167. ____ Als ik een overwinning behaal, is dat normaliter vanwege mijn capaciteiten. Einde van de vragenlijst, bedankt voor je medewerking!
194
Bijlage 15 Output Hanteerbaarheid
195
Tijdsduur
Independent Samples Test
Levene’s Test for Equality of Variances
F Tijd
Equal variances assumed Equal variances not assumed
,987
Sig. ,334
t-test for Equality of Means
t
Sig. (2tailed)
df
Mean Differenc e
Std. Error Differenc e
95% Confidence Interval of the Difference Lower
Upper
2,466
18
,024
,500
,203
,074
,926
2,466
17,677
,024
,500
,203
,073
,927
Knelpunten per onderdeel Knelpunten onderdeel 1
Problemendeel1 ja nee Afkomst ZuidAfrika Nederlan d Totaal
Totaal
4
6
10
6
4
10
10
10
20
Chi-Square Tests
Value Pearson ChiSquare Continuity Correction(a) Likelihood Ratio Fisher’s Exact Test Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Asymp. Sig. (2sided)
df
,800(b)
1
,371
,200
1
,655
,805
1
,369
Exact Sig. (2sided)
,656 ,760
1
Exact Sig. (1sided)
,328
,383
20
Knelpunten onderdeel 2
Prblemendeel2 ja nee Afkomst ZuidAfrika Nederlan d Totaal
Totaal
2
8
10
0
10
10
2
18
20
Chi-Square Tests
Value Pearson ChiSquare Continuity
Asymp. Sig. (2sided)
df
2,222(b)
1
,136
,556
1
,456
Exact Sig. (2sided)
Exact Sig. (1sided)
Correction(a) Likelihood Ratio Fisher’s Exact Test Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
2,995
1
,084 ,474
2,111
1
,237
,146
20
Knelpunten onderdeel 3
Problemendeel3 ja nee Afkomst ZuidAfrika Nederlan d Totaal
Totaal
1
9
10
2
8
10
3
17
20
Chi-Square Tests
Value Pearson ChiSquare Continuity Correction(a) Likelihood Ratio Fisher’s Exact Test Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Asymp. Sig. (2sided)
df
,392(b)
1
,531
,000
1
1,000
,399
1
,528 1,000
,373
1
,542
20
Knelpunten onderdeel 4
Problemendeel4 ja nee Afkomst ZuidAfrika Nederlan d Totaal
Exact Sig. (2sided)
Totaal
4
6
10
6
4
10
10
10
20
198
Exact Sig. (1sided)
,500
Chi-Square Tests
Value Pearson ChiSquare Continuity Correction(a) Likelihood Ratio Fisher’s Exact Test Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Asymp. Sig. (2sided)
df
,800(b)
1
,371
,200
1
,655
,805
1
,369
Exact Sig. (2sided)
,656 ,760
1
Exact Sig. (1sided)
,328
,383
20
Knelpunten onderdeel 5
Problemendeel5 ja nee Afkomst ZuidAfrika Nederlan d Totaal
Totaal
8
2
10
5
5
10
13
7
20
Chi-Square Tests
Value Pearson ChiSquare Continuity Correction(a) Likelihood Ratio Fisher’s Exact Test Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Asymp. Sig. (2sided)
df
1,978(b)
1
,160
,879
1
,348
2,027
1
,155
Exact Sig. (2sided)
,350 1,879
1
,170
20
199
Exact Sig. (1sided)
,175
Afkomst * Hoeveel onderdelen leverden problemen op? Hoeveel onderdelen leverden problemen op? 1 2 3 4 onderdeel onderdelen onderdelen onderdelen
0 Afkomst ZuidAfrika Nederlan d Totaal
0
5
2
2
1
10
2
1
3
4
0
10
2
6
5
6
1
20
Chi-Square Tests
Value Pearson ChiSquare Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
,000
Asymp. Sig. (2sided)
df
16,00 1,903
Totaal
1
,151 ,093
1 1
1,000
20
200
Bijlage 16 Betrouwbaarheid stellingen van Singelis
201
Horizontaal Individualisme Reliability Statistics Cronbach’s Alpha ,350
N of Items 8 Item-Total Statistics
Ik geef er de voorkeur aan direct en duidelijk te zijn als ik met mensen praat Men zou zijn leven onafhankelijk van anderen moeten leven Ik ben verantwoordelijk voor wat mij overkomt In vele opzichten hou ik ervan uniek te zijn en anders dan de rest Regelmatig doe ik ’mijn eigen dingen’ ik ben een unicum Ik hou ervan mijn intimiteit te bewaren Als ik een overwinning behaal, is dat normaliter vanwege mijn capaciteiten
Scale Mean if Item Deleted
Scale Variance if Item Deleted
Corrected Item-Total Correlation
Cronbach’s Alpha if Item Deleted
46,83
22,213
,170
,310
49,23
15,013
,355
,147
47,60
21,145
,225
,281
47,40
20,179
,253
,261
47,20
21,545
,243
,279
46,53
21,844
,103
,341
47,37
29,964
-,387
,567
47,47
20,602
,413
,219
202
Horizontaal Collectivisme Reliability Statistics Cronbach’s Alpha ,228
N of Items 8
Item-Total Statistics
Scale Mean if Item Deleted
Scale Variance if Item Deleted
Corrected Item-Total Correlation
Cronbach’s Alpha if Item Deleted
Mijn geluk hangt erg af van het geluk van 44,97 22,654 ,195 ,123 degenen die mij omringen Voor mij is het belangrijk 44,53 22,878 ,363 ,047 eensgezindheid te bewaren in mijn groep Er zijn weinig dingen die ik graag met mijn 45,17 34,351 -,354 ,548 buren wil delen Het welzijn van mijn collega’s is belangrijk 44,53 19,637 ,522 -,101(a) voor mij Als een familielid in financiele problemen 44,17 27,661 ,010 ,248 zou zitten, zou ik hem helpen waar ik kon Als een collega van mij een prijs zou 45,03 27,068 -,046 ,301 winnen, zou ik mij trots voelen Ik vind het fijn om mijn tijd met anderen 43,97 22,930 ,412 ,033 door te brengen Ik voel me erg goed als ik met anderen 43,93 27,926 ,098 ,206 samenwerk a The value is negative due to a negative average covariance among items. This violates reliability model assumptions. You may want to check item codings.
203
Verticaal Individualisme Reliability Statistics
Cronbach’s Alpha ,361
N of Items 8 Item-Total Statistics
Overwinnen is alles Ik vind het vervelend als anderen dingen beter doen dan ik Voor mij is het belangrijk mijn werk beter te doen dan de anderen Ik vind het leuk om in situaties te werken waarin ik wedijver met andere personen Concurrentie is de wet van de natuur Zonder concurrentie is geen goede maatschappij mogelijk Sommigen hechten overdreven veel belang aan de overwinning. Ik ben er niet zo een Wanneer iemand iets beter doet dan ik, word ik nerveus en geirriteerd
Scale Cronbach’s Scale Mean Variance if Corrected Alpha if if Item Item Item-Total Item Deleted Deleted Correlation Deleted 36,57 28,806 ,376 ,195 35,53
29,775
,404
,196
35,27
29,995
,346
,220
35,37
38,171
-,044
,428
34,90
34,438
,253
,290
34,70
31,390
,273
,262
35,03
53,413
-,562
,643
36,83
27,661
,515
,126
204
Verticaal Collectivisme Reliability Statistics
Cronbach’s Alpha ,751
N of Items 8 Item-Total Statistics
Ik zou alles doen om mijn familie te behagen, ook al vond ik het niet leuk Over het algemeen offer ik mijn eigen belang op voor mijn groep Als onze ouders ouder worden, zouden wij we ze in huis moeten nemen Kinderen zouden zich trots moeten voelen als hun ouders een belangrijke prijs winnen Ik zou een activiteit opofferen die ik erg leuk vind als mijn familie die activiteit niet zou goedkeuren Je zou kinderen moeten leren de plicht te stellen boven het genoegen Ik hou er niet van om van mening te verschillen met de rest van mijn groep Voordat ik een belangrijke reis zou gaan maken, zou ik overleggen met bijna al mijn familieleden en met enkele vrienden
Scale Mean if Item Deleted
Scale Variance if Item Deleted
Corrected Item-Total Correlation
Cronbach’s Alpha if Item Deleted
30,87
60,326
,428
,729
30,67
54,851
,555
,704
32,17
67,316
,157
,771
28,67
54,230
,573
,700
31,53
54,809
,689
,683
30,23
60,530
,369
,739
30,23
61,909
,327
,746
30,63
54,516
,497
,716
205
Verticaal Individualisme Independent Samples Test Levene’s Test for Equality of Variances
t-test for Equality of Means 95% Confidence Interval of the Difference
F VIscore
Equal variances assumed Equal variances not assumed
Sig. ,517
t
,478
df
Sig. (2-tailed)
Mean Difference
Std. Error Difference
Lower
Upper
-1,269
28
,215
-,65000
,51231
-1,69943
,39943
-1,355
21,581
,189
-,65000
,47969
-1,64594
,34594
Verticaal Collectivisme Independent Samples Test Levene’s Test for Equality of Variances
t-test for Equality of Means 95% Confidence Interval of the Difference
F VCscore
Equal variances assumed Equal variances not assumed
1,404
Sig. ,246
t
df
Sig. (2-tailed)
Mean Difference
Std. Error Difference
Lower
Upper
2,743
28
,010
1,03125
,37592
,26121
1,80129
3,306
27,629
,003
1,03125
,31194
,39188
1,67062