,
Universiteit Gent Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2014-2015 Eerste Examenperiode
Een tatoeage, een unieke eigenschap met een negatieve bijklank? Bevestiging van visueel stigma op CV selectie in een veldonderzoek.
Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van master in de psychologie, afstudeerrichting bedrijfspsychologie & personeelsbeleid door Louise Heylen
Voorwoord Ik wil graag iedereen bedanken die mij heeft geholpen om mijn masterproef tot een goed einde te brengen. Bedankt aan Eva Derous, mijn promotor, voor de richtlijnen en begeleiding. Graag wil ik een speciaal dankwoordje richten aan Alexander Buijsrogge, mijn begeleider. Zijn feedback en tips waren onmisbaar om mijn masterproef te optimaliseren. Charlotte Christiaens en ik voerden in samenwerking het onderzoek uit, ik wil haar dan ook bedanken voor deze vlotte samenwerking. Daarnaast wil ik ook Sabine Claeys en Greet Vandendriessche bedanken om mijn masterproef verschillende keren na te lezen. Ten slotte wil ik ook mijn ouders, zussen en vrienden bedanken voor de steun.
Louise Heylen, Kortrijk, januari 2015
Abstract In de huidige samenleving ziet men steeds meer mensen, van verschillende leeftijden en met verschillende achtergronden, die een zichtbare tatoeage nemen. Ondanks deze ontwikkeling bestaat er een algemeen beeld dat tatoeages in de bedrijfscontext, tot op zekere hoogte, negatief worden gepercipieerd. Meer specifiek worden tatoeages gezien als één van de factoren die het verkrijgen van een job mogelijks bemoeilijken. Omdat CV-screening de eerste horde is die men moet nemen om kans te maken op een job, werd in dit onderzoek op deze fase van de selectieprocedure gefocust. Aan de hand van een correspondentietest werd er naar 205 bedrijven in Vlaanderen gesolliciteerd voor administratief bediende, boekhouder en vertegenwoordiger. Er werd nagegaan of sollicitanten met een tatoeage meer discriminatie ondervinden tijdens de CV-selectie. Daarnaast werd er onderzocht of het erkennen van de tatoeage, een techniek die ontwikkeld werd om discriminatie in interviews te verminderen, mogelijke discriminatie in CV-selectie zou laten afnemen. Tenslotte werd ook nagegaan of de mate van klantencontact een invloed zou hebben op discriminatie. Binaire logistische regressie geeft aan dat sollicitanten met een tatoeage niet meer gediscrimineerd worden tijdens CV-screening dan sollicitanten zonder tatoeage. De implementatie van erkenning op het CV heeft geen significant effect op discriminatie. Daarnaast blijkt ook klantencontact geen verschil te maken. Dus blijkt het algemeen beeld dat tatoeages in de bedrijfscontext tot op zekere hoogte negatief gepercipieerd worden, niet bevestigd.
Inhoudstabel Literatuurstudie ............................................................................................................................. 4 CV-screening......................................................................................................................... 4 Stigma ................................................................................................................................... 6 Discriminatie bij stigma’s. ............................................................................................ 8 Compensatiestrategieën. .............................................................................................. 11 Klantencontact............................................................................................................. 13 Methode....................................................................................................................................... 14 Correspondentietest ............................................................................................................. 14 Participanten ........................................................................................................................ 15 Opzet ................................................................................................................................... 15 Materiaal ............................................................................................................................. 16 Pilootstudie 1 ................................................................................................................... 17 Demografische gegevens............................................................................................ 17 Studieachtergrond....................................................................................................... 18 Werkervaring.............................................................................................................. 19 Hobby’s en competenties. .......................................................................................... 20 Pilootstudie 2. .................................................................................................................. 21 Foto. ........................................................................................................................... 21 CV lay-out. ................................................................................................................. 21 Manipulatie van het stigma ................................................................................................. 22 Manipulatie van de bevestiging........................................................................................... 22 Procedure............................................................................................................................. 22 Resultaten .................................................................................................................................... 23 Beschrijvende statistiek ........................................................................................................... 23 Hypothesetoetsing ................................................................................................................... 26 Hypothese 1: Discriminerend effect van tatoeage op uitnodiging. ................................. 26 Hypothese 2: effect van erkenning. ................................................................................. 26 Hypothese 3: Het modererend effect van klantencontact. ............................................... 27 Bespreking en conclusie .............................................................................................................. 27 Discussie ................................................................................................................................. 27 Effect van tatoeage. ......................................................................................................... 28 Effect van Erkenning. ...................................................................................................... 29 Effect van klantencontact. ............................................................................................... 29
Praktische implicaties.............................................................................................................. 30 Sterktes en beperkingen .......................................................................................................... 30 Toekomstig onderzoek ............................................................................................................ 32 Conclusie ................................................................................................................................. 33 Referenties................................................................................................................................... 34 Bijlagen ....................................................................................................................................... 41
Inleiding Een overgrote meerderheid van de studenten gaat tijdens of na het afronden van hun studies op zoek naar een job. Dit doet men veelal door het opzoeken van vacatures in vacaturedatabanken, waarop men kan reageren door het opsturen van hun Curriculum Vitae (CV). Het CV wordt vervolgens gescreend door de recruiter van het bedrijf om te bepalen of de sollicitant de kennis, vaardigheden, bekwaamheden en andere eigenschappen bezit die worden vereist voor het uitvoeren van de functie (Cole et al., 2008). Dit is voordelig voor de organisatie omdat deze eigenschappen kunnen bepaald worden vooraleer de organisatie moet investeren in duurdere selectietechnieken als interviews of tests. Ondanks dat CV-screening één van de selectietechnieken is die door veel organisaties gebruikt wordt in een vroeg, zo niet het eerste, stadium van het selectieproces (Piotrowski & Armstrong, 2006), blijkt uit onderzoek dat dit niet altijd objectief gebeurt. Zo werd er aangetoond dat bepaalde irrelevante eigenschappen van de sollicitant, zoals leeftijd, geslacht, huwelijksstatus en etniciteit (Bennington & Wein, 2000), de uitkomst van de selectie beïnvloeden. Ook een zichtbare tatoeage heeft een invloed op de uitkomst van de selectie. Onderzoek naar de perceptie van mensen met tatoeages is schaars, hoewel de aanwezigheid van een tatoeage vaak wordt gelinkt aan het toekennen van negatieve kenmerken (Martin & Dula, 2010; Swami & Furnham, 2007). Het hebben van een tatoeage als sollicitant wordt gezien als een ongewenste eigenschap (Ruetzler et al., 2012). Managers staan weigerachtig tegenover het aannemen van sollicitanten met een tatoeage. Onderzoek toont aan dat 81.92% van de managers aangeven dat ze een sollicitant met een zichtbare tatoeage of piercing niet zouden aannemen, zelfs niet als de job geen contact met anderen inhield (Dale et al., 2009). Echter, alvorens sollicitanten aangenomen of voor een interview uitgenodigd worden hebben zij eerst nog een horde te nemen in de vorm van de CV-screening. Daarom wordt er in de huidige studie nagegaan of sollicitanten met een tatoeage ook discriminatie ondervinden bij CV-screening.
De werkgever screent het CV van een sollicitant in overeenstemming met zijn/haar eigen attitudes en waarden maar ook in overeenstemming met attitudes en waarden van de mensen waarmee de sollicitant professioneel zou mee moeten
1
interageren. Onderzoek toont aan dat rekruteringsdiscriminatie ten aanzien van personen met een gezichtsmisvorming, in het bijzonder voorkomt in jobs die veel klantencontact bevatten (Stone & Wright, 2013). Huidig onderzoek gaat na of dit ook geldt voor personen met een zichtbare tatoeage.
Eén van de doelen die discrimintatiewetenschappers formuleerden is om discriminiatie bij selectie en rekrutering terug te dringen. (Bennington & Wein, 2002). Om dit te verkrijgen werden verschillende technieken getest die mogelijk leidden tot een verlaging van stereotypering en discriminatie. Meestal werden deze technieken ontwikkeld en getest in een interview-setting. Zo deden Hebl en Kleck (2002) onderzoek naar de bevestiging van een stigma bij sollicitanten tijdens een interview. Er werd besloten dat, wanneer een sollicitant met een stigma (zoals een wijnvlek) dit vroegtijdig in het interview erkende door er zelf over te spreken, dit positieve reacties als sympathie en empathie met zich meebracht. De sollicitant werd dan meer gezien als “open” en “zelf-accepterend”, en dit leidde tot een meer gunstige beoordeling van de sollicitant. Als een sollicitant met een controleerbaar stigma (zoals overgewicht) deze erkende, werd de sollicitant minder goed beoordeeld. Dergelijke sollicitanten kregen meer negatieve karakteristieken toegeschreven dan aan een sollicitant die het controleerbaar stigma niet erkende. Hebl en Kleck (2002) besloten dus dat waargenomen controle van het stigma fungeert als een moderator bij stigma-erkenning. In huidig onderzoek worden de negatieve resultaten ten aanzien van erkenning van controleerbare stigma’s uit de studie van Hebl en Kleck (2002) genuanceerd. Er wordt uitgegaan van een positief effect bij erkenning van een controleerbaar stigma als tatoeages. Overgewicht, het controleerbaar stigma dat zij hanteerden in hun studie, is namelijk niet eenduidig controleerbaar. Dit omwille van het feit dat er verschillende oorzaken aan de basis kunnen liggen van overgewicht zoals bv. erfelijkheid, beweging en het eetpatroon. Een tatoeage is echter wel eenduidig controleerbaar; het wordt in essentie aangebracht als een lichaamsversiering (om je lichaam mooier te maken). Deze twee controleerbare stigma’s, overgewicht en tatoeages, kunnen dus op een verschillende manier worden gepercipieerd. Daarom wordt er in deze studie nu nagegaan of het erkennen van een tatoeage eerder zou kunnen leiden tot gunstige reacties ten aanzien van een sollicitant in plaats van de veronderstelde negatieve
2
reacties. Hebl en Kleck (2002) onderzochten erkenning tijdens het selectie-interview, deze studie onderzoekt erkenning tijdens een vroeger stadium van het selectieproces, namelijk het CV. Om dit te onderzoeken wordt in de huidige studie gebruik gemaakt van een correspondentietest (Pager, 2007) waarbij op bestaande vacatures wordt gesolliciteerd.
3
Literatuurstudie CV-screening De selectie van personeel vormt één van de oudste domeinen in de Arbeids- en Organisatiepsychologie (Lievens & De Soete, 2011). Personeelsselectie is het proces dat bestaat uit een groot aantal activiteiten dat betrekking heeft op het screenen van potentiële medewerkers (Derous, van der Velde & Born, 2011). De eerste fase in het proces van personeelsselectie is veelal de CV-screening. Het CV is één van de meest gebruikte informatiebronnen voor het screenen van sollicitanten (Knouse, Giacalone, & Pollard, 1988; Ray, Stallard, & Hunt, 1994). Traditionele CV’s bevatten drie eigenschappen die het vormen van indrukken over de geschiktheid van de sollicitant met betrekking tot de vacature beïnvloeden (Cole et al., 2007). Deze drie eigenschappen zijn (1) de academische prestaties, (2) de werkervaring en (3) de buitenschoolse activiteiten. Recruiters richten zich op deze objectieve bronnen van informatie om de inzetbaarheid van een sollicitant te evalueren. Het bestuderen van CV’s vanuit het perspectief van een recruiter is om verschillende redenen belangrijk. Eerst en vooral is de screening van CV’s fundamenteel in het selectieproces omdat het ongekwalificeerde sollicitanten uitsluit om verder te gaan en het de recruiter helpt om impressies te vormen (Cole, Feild, & Giles, 2003; Kristof-Brown, 2000). Ten tweede, wanneer CV’s worden gebruikt als een prescreeningsinstrument, gaan werkgevers er van uit dat de informatie op het CV gelinkt is aan belangrijke relevante jobattributen zoals competenties. Omdat sollicitanten hun CV’s mailen of elektronisch versturen, besparen organisaties omdat ze het investeren in dure, tijdrovende selectietechnieken voorkomen. Ten derde zijn de drie eigenschappen van een CV (academische kwalificaties, werkervaring, buitenschoolse activiteiten) een rijke bron van informatie voor de werkgever. De informatie kan historisch gemakkelijk gecontroleerd worden en heeft zodoende minder kans op vervalsing en vervorming (Becker & Colquitt, 1992).
Er kan gesteld worden dat er zich bij CV-screening een tegenstrijdigheid voordoet. Enerzijds wordt verondersteld dat de CV-screening van sollicitanten door recruiters op een objectieve wijze gebeurt. Ze baseren zich op duidelijk omschreven
4
criteria die functierelevant zijn (Derous, 2010). Anderzijds leiden recruiters uit het CV ook subjectieve informatie af die de beslissing mee gaan bepalen. Een voorbeeld hiervan is persoonlijkheid. Recruiters leiden persoonlijkheid af uit het CV en baseren zich hierop om de aanvankelijke geschiktheid te bepalen van de kandidaat terwijl dit eigenlijk niet observeerbaar is (Brown & Campion, 1994; Cole et al., 2004). Onderzoek omtrent personeelsselectie paste reeds de “signaaltheorie” toe om te onderzoeken hoe recruiters niet-observeerbare informatie afleiden uit observeerbare attributen van sollicitanten (Bangerter, Rouline, & Konig, 2012). Deze theorie stelt dat personeelsselectie een uitwisseling betreft van informatie tussen sollicitanten en organisaties. Aanwerving is vanuit het standpunt van de werkgever een onzekere investering aangezien hij nooit beschikt over alle informatie betreffende de kwaliteiten van een sollicitant. Sollicitanten zullen de werkgever enkel van informatie voorzien die in hun voordeel speelt (Spence, 1973). Een signaalsysteem omvat een zender, een ontvanger en een signaal. De zender verstuurt een signaal (bv. een sollicitant met een zichtbare tatoeage voegt een foto toe op zijn CV) naar de ontvanger. Dit signaal correleert met een niet-observeerbaar kenmerk van de zender (bv. persoonlijkheid). Signaalsystemen laten de actoren toe te bepalen welke info betrouwbaar is om een beslissing te maken (bv. kiezen uit sollicitanten) (Bangerter, Roulin, & Konig, 2012) Een tweede belangrijke theorie naast de signaaltheorie is de “attributietheorie” welke veronderstelt dat mensen beroep doen op bepaalde informationele signalen om te bepalen of de ultieme oorzaak van gedrag te wijten is aan interne of externe factoren (Fiske en Taylor, 1991). Het CV is de eerste informatie die een recruiter krijgt over een sollicitant. Deze gegevens hebben uiteraard een grote invloed op recruiters. Volgens deze theorie zullen recruiters op basis van het CV actief op zoek gaan naar informatie over de vaardigheden en competenties van sollicitanten. Er wordt geïmpliceerd dat recruiters deze informatie zullen gebruiken om causale oordelen te vormen over bepaalde werkgerelateerde vaardigheden en competenties die sollicitanten al dan niet bezitten. Dit betekent dat recruiters informatie van op het CV gebruiken om conclusies te trekken over de competenties, motivatie, persoonlijkheid en job-fit van de sollicitant (Cole et al., 2007). Recruiters en sollicitanten streven verschillende doelen na door middel van CVscreening. Enerzijds trachten recruiters tijdens een CV-screening uit alle ingezonden
5
CV’s te selecteren welke sollicitant een potentiële werknemer blijkt en welke sollicitant buiten beschouwing moet worden gelaten (Higgins & Judge, 2004). Deze eerste fase is cruciaal omdat de beslissing van recruiters of een sollicitant al dan niet aanmerking komt enkel gebaseerd is op het CV van de sollicitant. Deze beslissing komt uiteindelijk neer op het weigeren in naam van de organisatie. Anderzijds proberen sollicitanten aan de hand van het aanbieden van hun CV een uitnodiging voor een interview te bemachtigen. Sollicitanten voegen persoonlijke informatie (zoals een foto) toe om hun CV persoonlijker te maken en zo hun kansen te vergroten (Hill, 1995), zelfs wanneer reeds werd aangetoond dat dit type informatie discriminatie voortbrengt bij preselectiebeslissingen (Oliphant & Alexander, 1982). Vooroordelen en discriminatie komen veelvoudig voor bij gestigmatiseerde individuen (Deitch et al., 2003).
Stigma Goffman was de grondlegger van de theorie omtrent stigma’s. In zijn oorspronkelijke definitie wordt een gestigmatiseerd individu als minderwaardig aanzien ten opzichte van een andere ‘normale’ persoon (Goffman, 1963, p3). Een stigma kan worden gepercipieerd als een relatie tussen een attribuut en een stereotype. Op basis van deze visie werd een stigma gedefinieerd als een “mark” dat een persoon linkt aan een ongewenste eigenschap (Jones et al., 1984). Goffman’s theorie gaf de aanzet tot veel veranderingen en verfijningen in onderzoek en theorie betreffende de negatieve impact van stigma’s (Link & Phelan, 2001; Major & O’Brien, 2005). Bijgevolg is zijn definitie slechts één van vele definities, er is namelijk een grote variabiliteit (Link & Phelan, 2001). Er bestaan verschillende verklaringen waarom deze variëren, maar twee verklaringen treden op de voorgrond. Ten eerste werd het stigmaconcept al op een reeks omstandigheden toegepast. Elk van de omstandigheden is uniek en leidt er toe dat onderzoekers het concept “stigma” op een verschillende manier zullen conceptualiseren. Ten tweede is het stigma-onderzoek multidisciplinair: het bevat bijdragen van psychologen, sociologen, antropologen, politieke wetenschappers en sociaal geografen. Hoewel deze disciplines overlappen, wordt de klemtoon verschillend gelegd. Zelfs binnen de disciplines wordt het concept uit verschillende theoretische oriëntaties benaderd. Dit leidt tot verschillende visies over wat het concept moet bevatten. Verschillende
6
referentiekaders leidden dus tot verschillende conceptualisaties. Gezien de complexiteit van de term stigma, wordt variabiliteit van definities aanvaard, op voorwaarde dat de onderzoekers duidelijk aangeven wat een stigma voor hen betekent wanneer de term wordt gebruikt. Een meer recente definiëring van stigma is de discrepantie tussen de virtuele sociale identiteit (hoe een persoon wordt gekenmerkt door de maatschappij) en de werkelijke sociale identiteit (de attributen die een persoon bezit) (Yang et al., 2007). Een persoon wordt gestigmatiseerd op basis van die discrepantie. Dit houdt in dat gestigmatiseerde individuen worden gepercipieerd als atypisch, afwijkend of abnormaal (Miller, Nicols, & Eure, 2009). Stigmatiserende kenmerken kunnen zichtbaar of niet zichtbaar zijn, controleerbaar (bv. tatoeage) of oncontroleerbaar (bv. wijnvlek), gelinkt worden aan uiterlijk, gedrag of lidmaatschap in een groep. Belangrijk is dat een stigma relatie- en contextspecifiek is: het berust niet op een persoon maar op een sociale context (Major, & O’Brien, 2005). Er bestaan verschillende stigma’s waaronder overgewicht, ras, geslacht, mentale stoornissen. Ook personen met tatoeages worden gezien als een gestigmatiseerde groep. Ze worden gestereotypeerd als slechte beslissers, slechte studenten, mensen die een slechte jeugd hebben gehad en als rebellen (Miller, Nicols, & Eure, 2008). Tevens worden ze meer gelinkt aan stereotypes, zoals het meer kans hebben om betrokken te zijn bij geweld, een zwaar drugs- en alcoholgebruik te hebben, mentaal ziek te zijn of seksueel promiscue te zijn (Martin & Dula, 2010; Swami & Furnham, 2007). Stereotypen representeren generalisaties die doorgaans worden toegeschreven aan mensen op basis van hun lidmaatschap in een gestigmatiseerde groep of een gestigmatiseerde eigenschap bezitten. Stereotypes en vooroordelen zijn geassocieerd met elkaar, doch zijn het verschillende psychologische processen voortkomend uit een sociaal stigma (Frost, 2011). Hoewel psychologen al lange tijd geïnteresseerd zijn in de oorzaken van stereotypering, vooroordelen, alsook discriminatie, is er slechts recent een focus op het begrijpen van de psychologische effecten van deze processen (Major & O’Brien, 2005). Vooroordelen doen zich voor wanneer mensen geloven dat een stereotype waarheidsgetrouw is en de overeenstemmende generalisatie toepassen wanneer hun attitudes en beoordeling van anderen corresponderen met het stereotype (Allport, 1954; Devine, 1989). Vooroordelen zijn complex en spelen zich ook af op een
7
onbewust en impliciet niveau (Greenwald & Banaji, 1995). Aangezien stigma’s geworteld zijn in verschillende aspecten van de maatschappij, zijn er impliciete vormen van vooroordelen die buiten het bewustzijn van mensen opereren en zo hun gedrag kunnen vormen ten aanzien van gestigmatiseerde individuen op een onbedoelde manier. Vooroordelen kunnen dus leiden tot discriminatie (Frost, 2011). Discriminatie bij stigma’s. Discriminatie kan men onderverdelen in “directe” discriminatie en “indirecte” discriminatie. Directe discriminatie wordt gedefinieerd als het anders behandelen van een persoon op basis van geslacht, ras of een andere classificatie (Collins, 2003). Discriminatie op basis van tatoeages valt in deze categorie. Daarnaast doet indirecte discriminatie zich voor als een individu, instituut of praktijk zich op een dergelijke manier gedraagt dat de belangstelling in bepaalde individuen systematisch wordt bevoordeeld en er geen directe discriminatie bij betrokken is (Lippert-Rasmussen, 2006). Globaal gezien bestaat er een aanzienlijke consensus dat discriminatie bij tewerkstelling
moet
worden
vermeden
(Bennington
&
Wein,
2002).
Tewerkstellingsdiscriminatie blijft bestaan, ondanks een beleid voor gelijke kansen en antidiscriminatiewetgeving (Crow, Fok, & Hartman, 1998; Perry & Bourhis, 1998). Discriminatie bestaat en overleeft in een gecompliceerd systeem waarbij vele spelers betrokken zijn. Werknemers, werkgevers, consultants en sollicitanten zijn enkele voorbeelden van spelers. Niettegenstaande schrijven de meeste beleidsinstrumenten de exclusieve verantwoordelijkheid voor discriminatie toe aan de rol van de werkgever. Werkgevers discrimineren sollicitanten vaak op basis van persoonlijke informatie zoals leeftijd, geslacht, huwelijksstatus en etniciteit (Bennington & Wein, 2000). Een aantal demografische groepen worden getroffen door discriminatie op de arbeidsmarkt (Weichselbaumer, 2003). Vrouwen, etnische minderheden, nationale minderheden, invalide werknemers en religieuze minderheden werden reeds geobserveerd. Deze groepen vertegenwoordigen slechts een fractie van de mogelijk gediscrimineerde populatie. Bij de meeste studies betreffende discriminatie lag de focus op loonverschillen ten gevolge van ras of geslacht. Discriminatie op de arbeidsmarkt kan in verschillende vormen voorkomen. Zowel tijdens aanwerving, bij promotie als bij ontslag kan discriminatie optreden. Hoewel de tendens om mensen met een afwijkend
8
uiterlijk te discrimineren gevestigd is, blijkt dat er relatief weinig theoretische overweging is over waarom dit voorkomt (Thompson & Kent, 2001). Sollicitanten die door een organisatie geweigerd worden op basis van hun uiterlijk,
ervaren
een
subtiele
maar
onaanvaardbare
vorm
van
tewerkstellingsdiscriminatie. De groei van discriminatie ten aanzien van het uiterlijk van een persoon veronderstelt dat fysieke aantrekkelijkheid en persoonlijk voorkomen een belangrijke invloed hebben op de tewerkstellingsbeslissingen van de organisatie op het gebied van aanwerving en promotie (Hurley-Hanson & Giannantonio, 2006). Een jeugdig en aantrekkelijk voorkomen wordt veel gebruikt in alle soorten communicatie waaronder de media, literatuur en marketing. Degene die afwijken van de norm hebben minder waarde omdat schoonheid wordt gezien als het ideale uiterlijk. Er is substantiële evidentie dat een aantrekkelijk en normaal gezicht een centrale rol speelt bij een gezond persoonlijk aanpassingsvermogen en succes op school en in de carrière (Rankin & Borah, 2003). Het uiterlijk speelt een belangrijke rol in de hedendaagse maatschappij, wijziging, versiering en beschilderen van het lichaam zijn drie types van lichaamsdecoratie. Het lichaam beschilderen is tijdelijk, een voorbeeld hiervan is het dagelijks aanbrengen van make-up. Versieren van het lichaam slaat op praktijken als juwelen dragen. Wijzigen van het lichaam is de meest extreme en permanente vorm van de drie, bijvoorbeeld het plaatsen van een tatoeage op het lichaam (Selekman, 2003). Lichaamswijzigingen zoals tatoeages worden dan ook zelden impulsief uitgevoerd, ze worden zorgzaam gepland op voorhand (Forbes, 2001). Tatoeages zijn vlekken die ontstaan door het invoegen van een gekleurd pigment in de huid (Swami & Furnham, 2007). Ze kunnen verschillen in vorm en stijl (Ruetzler et al., 2012). Er wordt geschat dat 3% tot 5% van de populatie in de westerse maatschappij een tatoeage heeft (Braverman, 2006). In de moderne westerse gemeenschap variëren de motieven voor het plaatsen van een tatoeage. Redenen zijn controle hebben over het lichaam (Carroll& Anderson, 2002), plezier, de esthetica, als symbool van verbintenis tot een relatie (Stewart, 2000), het accentueren van de zelfidentiteit (Young & Atkinson, 2001), het behoren tot een groep (Wohlrab, Stahl, & Kappeler, 2007) en zelfexpressie (Forbes, 2001). Onafhankelijk van het motief, trekken tatoeages die visueel zichtbaar zijn aandacht van anderen en die is niet altijd positief.
9
De voorbije jaren vonden er twee transities plaats betreffende tatoeages. De eerste transitie vond plaats op vlak van populariteit. Tatoeages wonnen de afgelopen jaren sterk aan populariteit in de westerse maatschappij (Wohlrab, Fink, Kappeler, & Brewer, 2009). De populariteit in het Westen vertaalde zich niet enkel in het aantal personen met een tatoeage maar ook in het voorkomen in een groter aantal sociale klassen (DeMello, 2000). De tweede transitie was een culturele shift. Traditioneel werden tatoeages gelinkt aan afwijkend gedrag en subgroepen zoals criminelen. Tatoeages werden gezien als sociaal onwenselijk. Er vond een overgang plaats van deze traditionele houding ten aanzien van tatoeages naar een visie op tatoeages als een uitdrukking van identiteit (Atkinson, 2004), of als een vorm van kunst (Vail, 2000). Niettegenstaande deze transities naar een positiever beeld, halen de negatieve attitudes, stereotypes en vooroordelen ten aanzien van tatoeages nog steeds de bovenhand (Martin & Dula, 2010; Swami & Furnham, 2007; Wohlrab et al., 2009). Toegespitst op de arbeidscontext werd er opgemerkt dat de verhoogde zichtbaarheid van tatoeages een aspect is van het voorkomen van de werknemer dat schijnt te veranderen (Dean, 2010). Dit is een gevolg van het stijgend aantal werknemers van de generatie Y op de arbeidsmarkt en de prevalentie van tatoeages in dit cohort. Ten tweede werd er evidentie gevonden dat een werkplek een ongeschikte omgeving is voor zichtbare tatoeages (Dean, 2010). Ten derde werd er aangetoond dat de aanwezigheid van een zichtbare tatoeage de kans op het verkrijgen van een job significant vermindert. Deze laatste studie bevroeg telefonisch de attitudes van werkgevers over potentiële werknemers met een zichtbare tatoeage (Bekhor, Bekhor, & Gandrabur, 1995). Nu wordt nagegaan of de conclusie van het telefonisch onderzoek ook geldt bij CV-screening. Hypothese 1: Sollicitanten zonder tatoeage zullen meer uitgenodigd worden op verder gesprek (selectie-interview) dan sollicitanten met een tatoeage. Er treedt dus discriminatie op ten opzichte van sollicitanten met een tatoeage.
10
Compensatiestrategieën. Literatuur geeft aan dat discriminatie in de interviewcontext kan
gereduceerd
worden
aan
de
hand
van
compensatiestrategieën.
Compensatiestrategieën worden gedefinieerd als gedragingen die worden aangenomen in een poging om interpersoonlijke discriminatie ten aanzien van gestigmatiseerde individuen te verminderen of te elimineren. Deze strategieën worden gebruikt door gestigmatiseerde individuen om gewenste resultaten te verkrijgen tijdens sociale interacties (Singletary & Hebl, 2009). De eerste strategie betreft verhoogde positiviteit. Dit houdt in dat gestigmatiseerde individuen hun gedrag veranderen op een manier die positiviteit verhoogt tijdens een interactie (Singletary & Hebl, 2009). Deze strategie is moeilijk toepasbaar aangezien er tijdens CV-screening geen directe interactie plaatsvindt tussen de recruiter en de sollicitant. De tweede strategie is de strategie met betrekking tot individualiserende informatie. Deze strategie komt voor wanneer gestigmatiseerde individuen informatie onthullen die toelaat dat anderen hen eerder zien als een individu dan als een vertegenwoordiger van een stigma. Wanneer waarnemers een gebrek hebben aan informatie over een individu zullen ze zich beroepen op stereotypen. Er is evidentie dat individualiserende informatie leidt tot minder beroep doen op stereotypes, maar er is nog geen onderzoek gedaan of individualiserende informatie effectief is om interpersoonlijke discriminatie te verminderen (Singletary & Hebl, 2009). De laatste strategie, de erkenningsstrategie, verwijst naar het openlijk behandelen van het stigma van een persoon. Eerder onderzoek toont aan dat deze strategie voordelig kan zijn om percepties ten aanzien van gestigmatiseerde individuen te wijzigen (Hebl & Kleck, 2002). In deze studie maakt men gebruik van een combinatie van de tweede en derde strategie. De erkenningsstrategie is afhankelijk van de fysieke zichtbaarheid van het stigma. Stigma’s kunnen dus gecategoriseerd worden op basis van de fysieke zichtbaarheid ten aanzien van anderen (Hagiwara, Wessel, & Ryan, 2012). Seksuele voorkeur en psychische aandoeningen zijn voorbeelden van onzichtbare stigma’s terwijl ras, geslacht en tatoeages voorbeelden zijn van zichtbare stigma’s. Personen met een onzichtbaar stigma moeten de beslissing nemen of ze hun stigma zullen onthullen of verbergen (Ragins, Singh, & Cornwell, 2007). Personen met een zichtbaar stigma moeten de beslissing nemen of ze hun gestigmatiseerde identiteit zullen erkennen of
11
negeren. Er werd reeds onderzoek gedaan naar de bevestiging van een stigma bij sollicitanten tijdens een interview (Hebl & Kleck, 2002). Uit de resultaten bleek dat, wanneer een sollicitant met een stigma (zoals een wijnvlek) dit vroegtijdig in het interview erkende door er zelf over te spreken, dit positieve reacties als sympathie en empathie met zich meebrengt. De sollicitant werd dan meer gezien als “open” en “zelfaccepterend”, en leidde tot een gunstigere beoordeling van de sollicitant. Een sollicitant die een controleerbaar stigma (zoals overgewicht) erkende, werd minder goed beoordeeld. Er werden meer negatieve stereotype karakteristieken toegeschreven dan bij een sollicitant die het stigma niet erkende. Deze auteurs stellen dus dat waargenomen controle fungeert als een moderator bij stigma-erkenning. In dit onderzoek werden de negatieve resultaten ten aanzien van erkenning van controleerbare stigma’s uit de studie van Hebl en Kleck (2002) genuanceerd. Er werd uitgegaan van een positief effect bij erkenning van een controleerbaar stigma als tatoeages. Overgewicht, het controleerbaar stigma dat zij hanteerden in hun studie, is namelijk niet eenduidig controleerbaar. Dit omwille van het feit dat er verschillende oorzaken aan de basis kunnen liggen van overgewicht zoals erfelijkheid, beweging en het eetpatroon. Een tatoeage is echter wel eenduidig controleerbaar; het wordt in essentie aangebracht als een lichaamsversiering (om je lichaam mooier te maken). Deze twee controleerbare stigma’s, overgewicht en tatoeages, kunnen dus op een verschillende manier worden gepercipieerd. Daarom wordt er in deze studie nu nagegaan of het erkennen van een tatoeage eerder zou kunnen leiden tot gunstige reacties ten aanzien van een sollicitant in plaats van de veronderstelde negatieve reacties. Hebl en Kleck (2002) onderzochten erkenning tijdens het selectie-interview, deze studie onderzoekt erkenning tijdens een vroeger stadium van het selectieproces, namelijk het CV. Om dit te onderzoeken wordt in de huidige studie gebruik gemaakt van een correspondentietest (Pager, 2007) waarbij op bestaande vacatures wordt gesolliciteerd.
Hypothese 2: Wanneer sollicitanten met een zichtbare tatoeage deze gaan erkennen in het CV zal er minder discriminatie optreden in vergelijking met sollicitanten die dit niet erkennen.
12
Klantencontact. Er werd geobserveerd dat personen met een beperking of misvorming die als onaantrekkelijk werden waargenomen, minder vaak een taak werden toegewezen met klantencontact (Eagly et al., 1991). Een studie van succesvolle rechtszaken tegen de werkgever met betrekking tot discriminatie rapporteerde bovendien dat discriminatie ten aanzien van mensen met een misvorming zich vooral voordeed in de dienstensector en kleinhandel. Deze laatstgenoemden worden gekenmerkt door een hoog niveau van extern klantencontact (Tartaglia et al., 2005). Dit onderzoek gaat na of dit ook geldt voor personen met een tatoeage. Het evalueren van een sollicitant op basis van de essentiële jobvereisten wordt doorgaans beschouwd als een goede zaak. Dit in tegenstelling tot het evalueren op basis van het abstracte begrip ‘de ideale kandidaat’. Personen kunnen impliciet beoordeeld worden tegenover een standaard of norm (Dembo, Leviton, & Wright, 1975; Stone & Wright, 2013). Die standaard of norm representeert de vereisten van wat een rol inhoudt. “De ideale kandidaat” als impliciet concept bevat onwaarschijnlijk een zichtbare tatoeage en op die manier beïnvloeden overwegingen met betrekking tot het uiterlijk de rekruteringsbeslissingen. De toekomstige werkgever overloopt een sollicitatieformulier in overeenstemming met zijn/haar eigen attitudes en waarden maar ook in overeenstemming met attitudes en waarden van de mensen waarmee de sollicitant professioneel zou mee moeten interageren. Als de werkgever erin gelooft dat een persoon met een ongewoon uiterlijk een aantal ongewenste reacties zou uitlokken, kan dit een voldoende reden zijn om een sollicitant te weigeren. Onderzoek veronderstelt dat rekruteringsdiscriminatie ten aanzien van personen met een gezichtsmisvorming in het bijzonder voorkomt in jobs die veel klantencontact bevatten (Stone & Wright, 2013). In deze studie wordt nagegaan of dit ook geldt voor personen met een tatoeage.
Hypothese 3: Vacatures waar klantencontact centraal staat zullen meer gaan discrimineren tussen een persoon met tatoeage en zonder tatoeage. Bij vacatures die klantencontact centraal stellen zal de discriminatie ten opzichte van de persoon met een tatoeage dus nog groter zijn.
13
Methode Correspondentietest Het doel van dit onderzoek is nagaan of er discriminatie is van visueel gestigmatiseerde personen, namelijk personen met een zichtbare tatoeage op basis van het CV. Dit gaan we doen door middel van een CV audit studie (Pager, 2007). Veldexperimenten die specifiek ontworpen zijn om discriminatie te meten worden audit studies genoemd. Drie soorten audit studies bieden een nuttige aanpak bij tewerkstellingsdiscriminatie: correspondentietests, telefonische audits en in-person audits. In deze studie werd gebruik gemaakt van een correspondentietest. Deze test houdt in dat de communicatie tussen sollicitant en een werkgever zal worden gesimuleerd op basis van gepaarde fictieve CV’s die verstuurd worden naar werkgevers. Deze CV’s worden verstuurd via mail. Twee of meer CV’s werden voorbereid die gelijk zijn qua ervaring en opleiding. De reacties van de werkgevers, worden typisch gemeten via geschreven antwoorden of het terugbellen voor elke sollicitant. Het feit dat er geen daadwerkelijke sollicitanten vereist zijn (aangezien er met fictieve sollicitanten wordt gewerkt) is een voordeel van de correspondentietest. Dit is methodologisch voordelig omdat het toelaat sollicitantenparen te matchen zonder zich te moeten aanpassen aan de complexiteit van echte mensen. De onderzoeker heeft dus meer controle over de precieze inhoud van de behandeling en de controlecondities. Praktisch gezien is het logistieke gemak waarmee het sollicitatieproces kan worden uitgevoerd gunstig. De correspondentietest methode vereist slechts dat de CV’s worden uitgestuurd op specifieke intervallen. Er moeten geen werkelijke sollicitatiegesprekken worden gecoördineerd met echte personen. Bovendien is de kost op deze manier kleiner dan wanneer men individuen moet inhuren om als sollicitant op gesprek te gaan. Naast deze voordelen heeft deze methode ook enkele nadelen. Ten eerste baseert deze methode zich enkel op sollicitatiebrieven en alle relevante informatie moet daardoor worden overgebracht, zonder beroep te kunnen doen op visuele cues van face-to-face contact. Als men geslacht of etniciteit wil onderzoeken kan men gebruik maken
van
identificeerbare
namen
(Lahey,
2008;
Riach
&
Rich,
2002).
Geslachtspecifieke – of etnisch identificeerbare namen kunnen dan gemakkelijk de noodzakelijke informatie overbrengen. Dit kan ook gebeuren via “buitenschoolse
14
activiteiten” of “vrijwillig lidmaatschap” (bv. bij een politieke partij) (Pager, 2007). Onafhankelijk van welke strategie er wordt gebruikt, is het van groot belang dat er eerst gepretest wordt.. Namen, buitenschoolse activiteiten en dergelijke kunnen een bijklank hebben die niet onmiddellijk zichtbaar zijn voor de onderzoeker. Een tweede beperking is dat de soort sollicitatieprocedure die gebruikt wordt in correspondentie testen (CV’s uitsturen via mail) typisch is voor het bestuderen van administratieve en andere blanke beroepen.
Participanten De steekproef bestond uit 205 bedrijven gelegen in Brussel, Oost- en WestVlaanderen, Antwerpen en Vlaams-Brabant welke zijn verkozen op basis van openstaande
vacatures
voor
boekhouder,
administratief
bediende
of
vertegenwoordiger/account manager. Bedrijven waarbij de rekrutering en selectie verliep in samenwerking met interim-bureaus werden niet weerhouden. Dit omdat het doel was zo veel mogelijk verschillende recruiters mee te nemen in deze studie, en niet veelvuldig dezelfde recruiter (zoals bij een interim-bureau het geval zou zijn). Tussen juli 2013 en februari 2014 werd er naar 88 boekhouderfuncties, 68 administratief bediendefuncties en 49 vertegenwoordiger en account managersfuncties gesolliciteerd.
De
keuze
van
boekhouder,
administratief
bediende
en
vertegenwoordiger/accountmanager werd gebaseerd op de gelijkenis in het gevraagde profiel van de sollicitant. De bedrijven naar waar gesolliciteerd werd zijn actief in verschillende sectoren, onder meer in de voedingssector, non-profit sector en verkoopsector. Opzet Deze veldstudie had als doel te onderzoeken of het hebben van een visueel stigma (tatoeage) leidt tot discriminatie tijdens CV-screening. Daarbij werd ook nagegaan of het bevestigen van het stigma de discriminatie kon verminderen. Ten slotte werd ook onderzocht of er meer discriminatie optrad wanneer gesolliciteerd werd naar functies waarbij klantencontact centraal stond in de vacature. Om dit te doen werd er gebruik gemaakt van een correspondentietest procedure (Pager, 2007) welke gebruikt werd voor het testen van een mixed-model design.
15
Een mixed-model design kan gezien worden als een design dat bestaat uit 2 tests met een globaal gelijkaardig design. Correspondentietest 1 heeft als design een 2 (Stigma: tatoeage zonder erkenning v.s. geen tatoeage) x 2 (klantencontact: wel of niet) en correspondentietest 2 heeft als design een 2 (Stigma: tatoeage met erkenning v.s. geen tatoeage) x 2 (klantencontact: wel of niet). Met andere woorden, de mate van klantcontact en de aanwezig/afwezigheid van een tatoeage zijn within-subject variabelen, terwijl het erkennen van de aanwezigheid van de tatoeage (i.e., erkenning) in deze testen een between subject variabele is omdat deze gekoppeld is aan de aanwezigheid van een tatoeage. Als onafhankelijke variabelen onderscheiden we: een controleconditie (CV zonder tatoeage), en 2 experimentele condities bestaande uit een CV met stigma (tatoeage) en een CV met stigma en bevestiging (tatoeage en bevestiging van de tatoeage). De afhankelijke variabele is de respons van de bedrijven. Deze respons op iedere sollicitatie werd gecodeerd volgens: (0) afwijzing,
(1)
uitnodiging voor interview. Het design van het onderzoek wordt in Figuur 1 schematisch weergegeven.
Figuur 1. Schematische Weergave van het Design van het Onderzoek
Materiaal Voor het huidig onderzoek werden CV’s aangemaakt voor twee fictieve sollicitanten (Zie Bijlage 1, Bijlage 2). Standaard is een CV opgebouwd uit een onderdeel met foto, demografische variabelen, studie- en werkervaring, en hobby’s.
16
De CV’s werden aangemaakt in twee lay-outs waarin gematchte informatie werd ingebracht. Er was enkel verschil tussen de CV’s op basis van het stigma (aanwezigheid/afwezigheid tatoeage). Het werd op deze manier uitgevoerd omdat het bij een correspondentietest belangrijk is om deze eigenschappen inhoudelijk gelijk te houden, maar in het kader van de test de CV’s niet identiek de zelfde vorm (i.e., lay-out) te geven. Immers zouden recruiters onmiddellijk opmerken dat er, behalve de manipulatie, twee identieke CV’s werden toegestuurd, en zouden zij dit meteen linken aan deelname aan een onderzoek. Er werden twee pilootstudies ontwikkeld. In pilootstudie 1 werden de demografische gegevens, studieachtergrond, werkervaring en hobby’s en competenties bevraagd. In pilootstudie 2 werden de foto’s en CV lay-out bevraagd.
Pilootstudie 1. Deze pilootstudie bestond uit 96 participanten met een gemiddelde leeftijd van 24 jaar. Demografische gegevens. Voor beide sollicitanten werd een gelijkaardig profiel opgesteld van een werkzoekende Vlaamse man. De leeftijd varieerde, afhankelijk van de functievereisten en gevraagde ervaring, tussen de 23 en 28 jaar. Beide sollicitanten waren geboren in België, West-Vlaanderen, dit in Menen of Kortrijk en hebben dan ook de Belgische nationaliteit. Dat beiden de Belgische nationaliteit hebben is van belang om discriminatie op grond van etnische redenen te kunnen uitsluiten. De woonplaats van de sollicitanten was afhankelijk van de regio waarin het bedrijf was gelegen. Als het bedrijf was gevestigd in de regio West- en Oost- Vlaanderen en Brussel, dan waren de sollicitanten woonachtig te Gent (Oost-Vlaanderen). Wanneer er gesolliciteerd werd naar functies gelegen in de regio Antwerpen en Vlaams-Brabant, werd in beide profielen als woonplaats Antwerpen aangegeven. Uit vorig onderzoek is reeds gebleken dat de naam van de sollicitant aanleiding kan geven tot discriminatie tijdens CV screening (Derous & Ryan, 2012). In het huidige onderzoek hebben we hiervoor zo veel mogelijk gecontroleerd en de namen uitgekozen aan de hand van een piloot test. In deze piloot test (n=96) beoordeelden de deelnemers in welke mate deze naam prototypisch is voor een Belg/Vlaming, en in welke mate ze de naam associëren met sociaal persoon en een blanke persoon. Dit werd beoordeeld door gebruik te maken van een 5-punt Likert schaal (1 = helemaal oneens,
17
5 = helemaal eens). Uit de pilootstudie kwamen twee voornamen (Ruben en Thomas) en twee achternamen naar voren (Verstraete en Van Den Broecke), deze verschilden op geen enkele van deze bevraagde kenmerken (alle p > 0.05), en hebben een hoge score op de drie kenmerken. Onder demografische gegevens staan veelal ook het adres, woonplaats, en contactinformatie (e-mail en telefoonnummer) van de sollicitant. De adressen van de sollicitanten waren bestaande adressen van bekenden omdat er op die manier toegang was tot deze postadressen en zo gemakkelijk de post dagelijks kon nagekeken worden. Er werden nieuwe gsm-nummers aangevraagd bij providers zodat elke sollicitant per conditie een eigen gsm nummer had. Per sollicitant sprak een verschillende man alle voicemails voor de verschillende condities in. Ook werd voor de twee sollicitanten een e-mailadres aangemaakt. Dit werd gedaan aan de hand van hun voor –en achternaam zodat het e-mailadres een professionele indruk gaf. De e-mailadressen en gsm nummers werden speciaal aangemaakt voor de studie en werden dus niet gebruikt voor andere doeleinden. Iedere sollicitant had ook een Facebook-profiel om de fictieve sollicitanten zo realistisch mogelijk te doen lijken. Studieachtergrond.
Om
alternatieve
verklaringen
voor
verschillen
te
minimaliseren is het verder ook van belang dat de studie achtergrond gelijklopend was. Vandaar dat voor de functie boekhouder en vertegenwoordiger/accountmanager beide sollicitanten in het middelbaar een studie Economie Moderne Talen volgden, dit aan een verschillende middelbare school te Kortrijk. Voor de functie administratief bediende werd geopteerd voor de studie secretariaat-talen, tevens aan een verschillende middelbare school te Kortrijk. Verder werd ook nagegaan via vacaturesites welk hoger onderwijs diploma voor boekhouder en administratief bediende vereist was. Hieruit blijkt dat voor de functie boekhouder vaak gevraagd werd naar een diploma Accountancy & Fiscaliteit (Bachelor niveau). Op het CV werd dan ook aangegeven dat beide sollicitanten beschikten over een diploma Accountancy & Fiscaliteit, behaald aan een hoge school in Gent of Brussel. Voor de functie administratief bediende wordt er vaak gevraagd naar het diploma Bachelor Officemanagement: Management assistent, en deze werd dan ook aangegeven op het CV. Ten slotte werd gekozen voor een diploma Marketing voor de functie van
18
vertegenwoordiger/accountmanager, omdat deze achtergrond meest frequent wordt gevraagd voor deze functie. Werkervaring. Op het CV werd aangegeven dat beide sollicitanten reeds vast werk hadden in de functie waarvoor ze solliciteren. Om er voor te zorgen dat er geen discriminatie optrad op basis van het bedrijf waarin de sollicitant tewerkgesteld was, werden een aantal bedrijven in de pilootstudie beoordeeld op verschillende kenmerken. In de piloot studie (n=96) werden een aantal in België gevestigde bedrijven beoordeeld op: bekendheid, grootte, positief beeld van het bedrijf en het feit dat mensen die hier werken heel wat ervaring kunnen opdoen. Deelnemers aan de piloot-studie gaven hun mening weer door middel van een 5 punt Likert schaal (1 = helemaal oneens, 5 = helemaal eens). Op basis van deze pilootstudie kwamen twee bedrijven naar voren die op geen enkel van bevraagde eigenschappen verschilden (p > 0.05). Met een gemiddeld/hoge score op deze bevraagde eigenschappen. Het ging om de bedrijven ‘Thermote & Vanhalst’ en Balta.
Aangezien er verschillende vereisten werden gesteld inzake jaren ervaring doorheen de verschillende vacatures, werd er variatie in de CV’s aangebracht. Het aantal jaar ervaring van de sollicitant werd aangepast aan de gevraagde ervaring in de vacature. Op die manier kon er goed worden ingespeeld op de wensen van de vacature en werd de fit tussen de sollicitant en het bedrijf vergroot. Bijvoorbeeld wanneer de vacature specifiek aangaf dat er geen ervaring was vereist of deze niet van belang was, werd er geopteerd om een CV te versturen met één jaar ervaring. Wanneer bijvoorbeeld twee jaar ervaring werd gevraagd, werden CV’s uitgestuurd met 2 of 3 jaar ervaring. Het takenpakket van de huidige job van de sollicitant werd verduidelijkt om vragen van recruiters omtrent functie-inhoud van de huidige job te vermijden. Er werd gebruik gemaakt van O*net om het takenpakket samen te stellen. Voor administratief bediende werd het takenpakket beschreven als; onthaal, planning, telefonisch contact, administratieve opvolging. Het takenpakket van boekhouder werd beschreven als; meewerken in de financiële administratie (inclusief BTW aangifte en budgettering) en het opstellen van de resultatenrekening. Voor vertegenwoordiger/accountmanager werd gekozen voor: o.a. beheer klantenportefeuille, prospectie, opmaken van contracten en opvolging van lopende bestellingen.
19
Hobby’s en competenties. Een CV wordt in België vaak aangevuld met hobby’s en competenties. Op deze manier probeert de sollicitant zich te onderscheiden van andere kandidaten. Er werd gekozen voor een creatieve, sportieve en sociale hobby. Om niet op elke CV dezelfde specifieke hobby te plaatsen werd er via een pilootstudie (n=96) een aantal hobby’s
beoordeeld
op
enkele
eigenschappen:
de
hobby is
typisch
voor
creatief/sociaal/sportief persoon, rapporteren van de hobby wordt als positief ervaren, de hobby toont aan dat persoon creatief/sociaal/sportief is. Deze eigenschappen werden beoordeeld aan de hand van een 5 punt Likert schaal (1 = helemaal oneens, 5 = helemaal eens). Hieruit volgden voor elke categorie (creatief, sportief, sociaal) hobby’s die op voorgaande eigenschappen niet significant verschilden (p > 0.05). Voor een creatieve hobby werden dat toneel en photoshop. Voor een sportieve hobby werden dat fietsen en tennis. En voor een sociale hobby werden dat reizen en wijndegustaties organiseren. Om het CV verder aan te vullen, werden ook competenties toegevoegd. Een competentie kan gezien worden als een kwaliteit waarover de sollicitant beschikt. Hier werd gekozen voor volgende competenties: nauwkeurig, volhoudend en sociaal. Om ook hier niet in beide CV’s dezelfde woorden te moeten gebruiken werden een aantal synoniemen van nauwkeurig, volhoudend en sociaal beoordeeld op: woorden betekenen het zelfde, woorden hebben dezelfde positieve lading. Deze vragen werden beantwoord aan de hand van een 5 punt Likert schaal (1 = helemaal oneens, 5 = helemaal eens). Uiteindelijk werd via de piloot-studie (n=96) voor elke eigenschap (nauwkeurig, volhoudend en sociaal) een passend synoniem naar voren gebracht. Deze synoniemen verschilden niet significant op inhoud alsook niet op positieve lading (p > 0.05). Op het CV werden verder ook de taalvaardigheden aangegeven. Voor elke sollicitant werd gekozen om Nederlands als moedertaal (5) aan te geven. Verder werd het CV nog aangevuld met Frans en Engels. Voor de boekhouderfunctie werd Frans en Engels op het CV met een 3 gescoord. Voor de vertegenwoordiger/accountmanager en administratief bediende werd gekozen om het Frans en het Engels met een 4 te scoren omdat is gebleken uit verschillende vacatureteksten dat talen bij deze functies belangrijk zijn.
20
Pilootstudie 2. Deze pilootstudie bestond uit 50 participanten met een gemiddelde leeftijd van 22 jaar. Foto. In België en Nederland wordt een foto op het CV vaak toegevoegd, en wordt dit zelfs door verschillende carrière websites aangehaald als de mogelijkheid om je sollicitatie persoonlijk te maken. In het huidige onderzoek werd de foto dan ook gebruikt om het stigma te manipuleren (zie Bijlage 2, Bijlage 3). Om alternatieve verklaringen voor eventuele effecten, zoals aantrekkelijkheid, te minimaliseren was het van belang dat de foto’s zo min mogelijk van elkaar verschilden op deze eigenschappen. Daarom werd in de selectie van de foto een procedure gevolgd die deze verschillen trachtte te minimaliseren. Voor de foto werden in eerste instantie 12 blanke acteurs (Zie Bijlage 4) gerekruteerd met een gemiddelde leeftijd van 28 jaar. Van deze acteurs werd een pilootfoto genomen waarin zij poseerden in zakelijke klederdracht (wit hemd, stropdas) voor een neutrale achtergrond. Deze foto’s werden in een pilootstudie (n=50) beoordeeld op aantrekkelijkheid, professionele uitstraling en intelligentie (bijvoorbeeld “Dit is een [aantrekkelijk] persoon”) op basis van een 5-punt Likert schaal (1= helemaal oneens, 5 = helemaal eens). Uit deze pilootstudie kwamen twee acteurs naar voren die op geen enkel van de bevraagde eigenschappen verschilden (alle p > 0.05) (Zie Bijlage 4). Deze twee acteurs scoorden gemiddeld op aantrekkelijkheid, hoog/gemiddeld scoorden op intelligentie en gemiddeld op professionaliteit. De twee acteurs hadden een respectievelijke leeftijd van 29 en 30 jaar. CV lay-out. Beide CV’s beschikten over een eigen lay-out. Om alternatieve verklaringen voor verschillen tussen de CV’s zo minimaal mogelijk te houden moest de lay-out van beide CV’s op verschillende eigenschappen (zoals overzichtelijkheid) op elkaar gelijken. Hiervoor werden 11 lay-outs gecreëerd die in een piloot-studie (n = 50) werden beoordeeld op professionaliteit, overzichtelijkheid, design, rustgevendheid, creativiteit en vormgeving, dit door gebruik te maken van een 5 punt Likert schaal (1 = helemaal oneens, 5 = helemaal eens). Verder werd ook bevraagd in welke mate men de lay-out zelf zou gebruiken, ook hier moest worden geantwoord aan de hand van de 5 punt Likert schaal (1 = helemaal oneens, 5 = helemaal eens). Uit deze piloot-studie
21
bleken twee lay-outs op geen enkel bevraagde eigenschap significant te verschillen (alle p > 0.05). Manipulatie van het stigma De aanwezigheid van het stigma werd gemanipuleerd op de foto. Van beide acteurs werden foto’s gemaakt met en zonder tatoeage. Voor het plaatsen van de tatoeage werd gebruik gemaakt van een professioneel gemaakte plak-tattoo welke speciaal voor dit onderzoek werd ontwikkeld. De tatoeage werd aangebracht in de nek (zie Bijlage 2, Bijlage 3) Manipulatie van de bevestiging In deze studie werd ook onderzocht of het erkennen van het stigma een positief effect had op de reacties van recruiters. In de CV met bevestiging werd onder de sectie ‘persoonlijke gegevens’ een opmerking toegevoegd “Ik heb tatoeages die soms zichtbaar zijn”. Er werd gekozen voor de sectie ‘persoonlijke gegevens’ omdat dit aan de recruiter duidelijk maakte dat de ‘tatoeage’ gezien werd als onderdeel van de persoon zelf. Klantencontact Er werd nagegaan of er meer discriminatie optrad wanneer er gesolliciteerd werd naar functies met klantencontact. Het onderscheid tussen vacatures met klantencontact en zonder klantencontact werd gemaakt op basis van de vermelding van klantencontact in de vacaturetekst. Zo kon op een objectieve manier bepaald worden of klantencontact centraal stond in de functie. Procedure Op de voornaamste Belgische jobsites (i.e., www.vdab.be, www.jobat.be, www.monster.be , www.vacature.be) werden vacatures gezocht gedurende de periode juli 2013 tot en met februari 2014. Er werd gezocht naar vacatures voor de functie van boekhouder, administratief bediende en vertegenwoordiger/account manager, dit in de regio’s Brussel, West- en Oost-Vlaanderen, Antwerpen en Vlaams-Brabant. Vacatures die voldeden aan de toelatingseisen voor dit onderzoek (i.e., functie en regio) werden gedownload voor latere analyse van klantcontact. Er werd vervolgens twee keer gereageerd op deze vacature, een keer door een sollicitant zonder tatoeage, en
22
een keer door een sollicitant met een tatoeage. Tevens werd ook vooraf random bepaald of de sollicitant met tatoeage deze wel of niet erkende in het CV. De twee CV’s werden verstuurd met een kleine tussenpauze van minimaal 3, maximaal 7 dagen om verdenking bij recruiters te voorkomen. De volgorde van verzenden (geen/wel tatoeage) werd afgewisseld tussen bedrijven om volgorde specifieke effecten te voorkomen. Tevens werd ook afgewisseld tussen de acteur op de foto die de tatoeage had zodat ook dit geen invloed kon hebben op de resultaten. Voor beide fictieve sollicitanten werd een e-mail adres aangemaakt op hun naam. De CV’s werden dan ook hier vandaan verstuurd. Er werden twee inhoudelijk vergelijkbare teksten opgesteld die telkens werden gebruikt in de e-mail waarin de CV werd verstuurd (zie Bijlage 5). Reacties op de sollicitatie werden verwacht via e-mail, telefoon, of per post. Wanneer de werkgever de sollicitant uitnodigde voor een gesprek werd deze vriendelijk afgewezen om zodoende het bedrijf geen onnodige schade aan te brengen in hun selectieprocedure. Er werden twee afwijzingsteksten opgesteld, die inhoudelijk dezelfde zijn, maar louter op een verschillende manier geformuleerd zijn (zie Bijlage 6).
Resultaten Beschrijvende statistiek In de periode van mei 2013 tot en met februari 2014 werd gesolliciteerd op online
vacatures
voor
de
functies
administratief
bediende,
boekhouder
en
vertegenwoordiger/account manager. De totale steekproef bestond uit 205 vacatures van bedrijven uit de regio’s West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Brussel, Antwerpen en Vlaams-Brabant. Naar elk bedrijf werd een controleconditie (sollicitant zonder tatoeage) en een experimentele conditie (sollicitant met tatoeage) verstuurd. In totaal werden dus 410 CV’s uitgestuurd, waaronder 176 CV’s voor administratief bediende, 136 CV’s voor boekhouder en 98 CV’s voor vertegenwoordiger (zie Tabel 1).
23
Tabel 1. Frequentieverdeling volledige steekproef: functie – respons (n = 410)
Functie
Afwijzing
Uitnodiging
Geen antwoord
Vragen
Totaal verstuurde CV’s
Administratief bediende
53 (30.1%)
5 (2.8%)
116 (65.9%)
2 (1.1%)
176 (100%)
Boekhouder
31 (22.8%)
16 (11.8%)
85 (62.5%)
4 (2.9%)
136 (100%)
Vertegenwoordiger
19 (19.4%)
15 (15.3%)
59 (60.2%)
5 (5.1%)
98 (100%)
Totaal
103 (25.1%)
36 (8.8%)
260 (63.4%)
11 (2.7%)
410 (100%)
Wanneer er geen antwoord werd ontvangen (63.4%) of wanneer er bijkomende vragen werden gesteld (2.7%), werden deze verder niet in rekening gebracht (Zie Tabel 1). Verdere analyses werden uitgevoerd op basis van de resterende 139 verstuurde CV’s of 70 vacatures waarbij er een uitnodiging of een afwijzing werd ontvangen (33.9%). Op basis van de 70 vacatures die werden gebruikt voor verdere analyse, kan er worden besloten dat de meerderheid van de vacatures uit Oost-Vlaanderen (57.1%) en West-Vlaanderen (22.9%) afkomstig was (zie Bijlage 7). Om zo goed mogelijk op de eisen van de openstaande vacature in te spelen, werd er ook rekening gehouden met de gevraagde ervaring. Ervaring werd ingedeeld in vier categorieën. Geen ervaring, beperkte ervaring (0 jaar tot en met 2 jaar ervaring), gemiddelde ervaring (3 tot en met 4 jaar ervaring) en uitgebreide ervaring (meer dan 5 jaar ervaring). Er werd hoofdzakelijk naar beperkte ervaring (54.3%) en geen ervaring (30.0%) gevraagd over de verschillende functies heen (Zie Bijlage 8).
In correspondentietest 1 (Zie Tabel 2) werd er een reactie ontvangen op 66 CV’s. In correspondentietest 2 (Zie Tabel 3) werd er een reactie ontvangen op 73 CV’s.
24
Beide controlecondities kregen 35 antwoorden. Bij erkenning van de tatoeage werden proportioneel gezien meer CV’s afgewezen dan wanneer er geen erkenning was. Tabel 2. Aantallen CVs (absoluut/percentage) dat finaal weerhouden/afgewezen werden per conditie (Correspondentietest 1)
Extern klantencontact Geen
Tattoo
Wel
Afwijzing
Uitnodiging
Afwijzing
Uitnodiging
Totaal
Geen
10
3
14
8
35
(controle)
(15.2%)
(4.5%)
(21.2)
(12.1)
(53%)
Wel (geen
10
1
15
5
31
erkenning)
(15.2%)
(1.5%)
(22.7%)
(7.5%)
(47.0%)
20
4
29
13
66
(30.3%)
(6.1%)
(43.9%)
(19.6%)
(100%)
Totaal
Tabel 3. Aantallen CVs (absoluut/percentage) dat finaal weerhouden/afgewezen werden per conditie (Correspondentietest 2)
Extern klantencontact Geen
Tattoo
Wel
Afwijzing
Uitnodiging
Afwijzing
Uitnodiging
Totaal
Geen
9
2
16
8
35
(controle)
(12.3%)
(2.7%)
(21.9%)
(10.9%)
(47.9%)
Wel (wel
10
5
19
4
38
erkenning)
(13.7%)
(6.8%)
(26.0%)
(5.5%)
(52.1%)
19
7
35
12
73
(26.0%)
(9.6%)
(47.9%)
(16.4%)
(100%)
Totaal
25
Hypothesetoetsing Er werd gebruikt gemaakt van binaire logistische regressie in SPSS (IBM SPSS v.21) om de hypothesen te onderzoeken. Er werd voor deze techniek geopteerd aangezien de afhankelijke variabele in deze studie dichotoom is en de onafhankelijke variabelen numeriek of categorisch mogen zijn. Hypothese 1: Discriminerend effect van tatoeage op uitnodiging. Deze hypothese onderzocht of sollicitanten zonder tatoeage meer uitgenodigd werden op verder gesprek (interview) dan sollicitanten met een tatoeage. Er werd geen significant effect gevonden (p = 0.93). Hypothese 1 werd verworpen aangezien uit de resultaten bleek dat er niet meer gediscrimineerd werd ten aanzien van een sollicitant met een tatoeage tijdens CV-screening (Zie Tabel 4). Tabel 4. Binaire logistische regressie voor afwijzing van CV's met tatoeage t.o.v. CV's zonder tatoeage bij vacatures met klantencontact (N = 139) Model
Variabele
B
S.E. B
[95% C.I.]
Wald
Sig. (p)
Model 1
² (df) 1.24 (1)
Conditie
a
-0.43
0.39
[0.30, 1.40]
1.23
0.27
-0.43 0.09
0.39 0.42
[0.30, 1.40] [0.48, 2.50]
1.20 0.05
0.27 0.83
Model 2
1.29 (2) Conditie a Klantencontact b
Model 3
2.03(3) a
Conditie 0.07 0.70 Klantencontact b 0.44 0.60 Conditie x -0.73 0.85 Klantencontact a 0 = Geen Stigma, 1 = Stigma (tatoeage) b 0 = Geen Klantencontact, 1 = Klantencontact
[0.27, 4.18] [0.48, 4.99]
0.01 0.54
0.93 0.46
[0.09, 2.54]
0.74
0.39
Hypothese 2: effect van erkenning. In deze hypothese worden de gegevens van correspondentietest 1 en correspondentietest 2 bekeken. Er werd verondersteld dat wanneer sollicitanten met een zichtbare tatoeage deze gaan erkennen in het CV er minder discriminatie zal optreden in vergelijking met sollicitanten die deze niet erkennen. Gezien deze hypothese enkel gericht is op de experimentele conditie, werd de
26
controleconditie weg gelaten uit de analyse. Uit de resultaten werd geen significant effect afgeleid. Erkenning van het hebben van een tatoeage leidt dus niet tot minder discriminatie. Hypothese 2 wordt dus niet aanvaard (zie Tabel 5). Tabel 5. Binaire logistische regressie voor afwijzing van CV's met tatoeage zonder bevestiging t.o.v. CV's met tatoeage en bevestiging , met opneming van interactieterm (N = 80) Model
B
S.E. B
[95% C.I.]
Wald
Sig. (p)
Erkenning a
0.26
0.59
[0.40, 4.14]
0.19
0.67
Erkenning a Klantencontact b
0.26 -0.29
0.59 0.60
[0.40, 4.18] [0.23, 2.43]
0.19 0.24
0.66 0.63
Variabele
Model 1
0.19 (1)
Model 2
0.42 (2)
Model 3
3.75 (3) a
a b
² (df)
Erkenning 1.83 1.19 b Klantencontact 1.20 1.17 Erkenning x -2.39 1.41 Klantencontact 0 = Geen erkenning 1 = Erkenning 0 = Geen Klantencontact 1 = Klantencontact
[0.60, 64.86] [0.34, 32.96]
2.36 1.06
0.13 0.30
[0.01, 1.45]
2.88
0.09
Hypothese 3: Het modererend effect van klantencontact. Deze hypothese gaat na of discriminatie ten aanzien van sollicitanten met een tatoeage groter is wanneer klantencontact centraal staat in de vacature. Om dit te testen word het interactie-effect (conditie en klantencontact) in de analyse opgenomen. Klantencontact blijkt geen significante moderator in de relatie tussen tatoeage en respons (Zie Tabel 4), hypothese 3 wordt dus niet bevestigd (p = .39).
Bespreking en conclusie Discussie Huidig onderzoek onderzocht via een correspondentietest het discriminerend effect van een sollicitant met een tatoeage tijdens CV screening, de eerste fase van het selectieproces. Er werd toegespitst op deze fase aangezien deze fase determinerend is voor het verder verloop van het selectieproces. Er werd ten eerste nagegaan of een 27
sollicitant met een tatoeage minder werd uitgenodigd op gesprek in vergelijking met een sollicitant zonder tatoeage. Ten tweede werd het effect van erkenning onderzocht, gezien dit reeds significante effecten aantoonde tijdens het selectie-interview (Hebl & Kleck, 2002). Ten derde werd ook onderzocht of klantencontact effect had. De resultaten liggen niet in lijn met eerder onderzoek naar tatoeages. Effect van tatoeage. Hypothese 1 werd verworpen wat er op duidt dat sollicitanten met een tatoeage niet meer gediscrimineerd werden dan sollicitanten zonder een tatoeage tijdens CV-screening. Dit resultaat stemt niet overeen met eerder onderzoek. Onderzoek op basis van telefonische interviews stelde dat de aanwezigheid van een zichtbare tatoeage de kans op het verkrijgen van een job significant vermindert (Bekhor, Bekhor, & Gandrabur, 1995). Daarnaast stemmen de resultaten ook niet overeen met transities die werden vastgesteld. Niettegenstaande de transitie van een stijgende populariteit en een positiever beeld ten aanzien van tatoeages, halen de negatieve attitudes, stereotypes en vooroordelen ten aanzien van tatoeages nog steeds de bovenhand (Martin & Dula, 2010; Swami & Furnham, 2007; Wohlrab et al., 2009). Het soort tatoeage kan een verklaring bieden. In de huidige studie kozen we voor een eerder neutrale soort tatoeage, ‘tribal’ genoemd (zie Bijlage 2 en Bijlage 3), dit is een tatoeage zonder betekenis. Wanneer men gebruik zou maken van een tatoeage die iets aangenaam weergeeft (bv. zon) of van een tatoeage die iets onaangenaam weergeeft (bv. doodskop) zou dit tot meer uitgesproken reacties kunnen leiden. Daarnaast kan ook de grootte van de tatoeage een rol spelen. In de huidige studie werd een eerder subtiele tatoeage gebruikt. De groei van discriminatie ten aanzien van het uiterlijk van een persoon veronderstelt dat fysieke aantrekkelijkheid en persoonlijk voorkomen een belangrijke invloed hebben op de tewerkstellingsbeslissingen van de organisatie op het gebied van aanwerving en promotie (Hurley-Hanson & Giannantonio, 2006). Discriminatie bestaat en overleeft in een gecompliceerd systeem waarbij vele spelers betrokken zijn. Niettegenstaande
schrijven
de
meeste
beleidsinstrumenten
de
exclusieve
verantwoordelijkheid voor discriminatie toe aan de rol van de werkgever. Daarentegen moeten we de populatie bewust maken van de gevolgen die een tatoeage kan hebben bij het zoeken naar een job.
28
Effect van Erkenning. Deze studie ging na of het erkennen van een tatoeage zou kunnen leiden tot gunstige reacties ten aanzien van een sollicitant bij CV-screening. Huidige resultaten geven geen significant effect aan van erkenning. Het feit dat de huidige resultaten niet overeenstemmen met eerder onderzoek kan worden toegeschreven aan de gebruikte onderzoeksmethode, de correspondentietest. Het onderzoek van Hebl en Kleck (2002) waar deze hypothese zich op baseerde, ging erkenning na tijdens een interview. Het nadeel van de correspondentietest, is dat er geen face-to-face interactie is, alle relevante informatie moet worden overgebracht via het CV. Bij een mondelinge erkenning kan de recruiter verder ingaan op dit onderwerp, wat er toe leidt dat men zich het beter zal kunnen herinneren. Bij een schriftelijke erkenning zit de kans er zelfs in dat de recruiter de erkenning niet leest of er over kijkt. Een schriftelijke erkenning heeft hoogstwaarschijnlijk dus minder impact dan een mondelinge erkenning. Gezien in huidige studie de identiteit van de recruiter onbekend is, kan er niet worden nagegaan of de recruiter de erkenning zeker gelezen heeft.
Effect van klantencontact. Onderzoek gaf aan dat rekruteringsdiscriminatie ten aanzien van personen met een gezichtsmisvorming in het bijzonder voorkwam in jobs die veel klantencontact bevatten (Tartaglia et al., 2005). Huidig onderzoek ging dit na voor tatoeages, maar klantencontact bleek geen significant modererend effect te hebben. Dit resultaat kan te wijten zijn aan het feit dat er slechts op een beperkt aantal functies (nl. administratief bediende, boekhouder, vertegenwoordiger) in een beperkt aantal sectoren werd gesolliciteerd. Een uitbreiding in functies en sectoren zou tot andere resultaten kunnen leiden. Een tweede verklaring voor het niet significant effect zou kunnen toe te schrijven zijn aan de codering van klantencontact. Wanneer klantencontact vermeld werd in de vacaturetekst werd dit aanzien als een vacature met klantencontact. Maar recruiters kunnen klantencontact op een verschillende manier percipiëren. Wanneer een recruiter bv. klantencontact niet had vermeld omdat hij de vacaturetekst zo summier mogelijk wou houden, kan dit een vertekend beeld geven in de resultaten van huidig onderzoek.
29
Het niet significant effect kan ook te wijten zijn aan de attitudes en waarden van de recruiter. Het overlopen van een sollicitatieformulier gebeurt in overeenstemming met zijn/haar eigen attitudes en waarden maar ook in overeenstemming met attitudes en waarden van de mensen waarmee de sollicitant professioneel zou mee moeten interageren. Als de werkgever erin gelooft dat een persoon met een ongewoon uiterlijk een aantal ongewenste reacties zou uitlokken, kan dit een voldoende reden zijn om een sollicitant te weigeren. (Dembo, Leviton, & Wright, 1975; Stone & Wright, 2013).
Praktische implicaties Ondanks er een trend blijkt te zijn dat tatoeages meer aanvaard worden, geldt dit niet als sollicitant op de arbeidsmarkt. Tatoeages blijken nog steeds taboe te zijn op de werkvloer (Benita, 2013). Onderzoek toonde reeds aan dat 81.92% van de managers aangeven dat ze een sollicitant met een zichtbare tatoeage of piercing niet zouden aannemen, zelfs niet als de job geen contact met anderen inhield (Dale et al., 2009). De resultaten van dit onderzoek waren tegenstrijdig met deze verwachtingen. We moeten in rekening brengen dat elke recruiter oordeelt vanuit een andere context. De correspondentietest, het onderzoeksmechanisme die in huidig onderzoek werd gebruikt, houdt hier geen rekening mee. De identiteit van de recruiter is onbekend en dit leidt er toe dat de context niet onder controle kan worden gehouden. Daarnaast moet ook de bedenking worden gemaakt dat onder andere de leeftijd van de recruiter een belangrijke rol kan spelen. Een studie toonde reeds aan dat de oudere generaties minder tolerant zijn voor tatoeages (Benita, 2013).
Sterktes en beperkingen De sterktes van deze uitdagende en vernieuwende studie mogen zeker benadrukt worden. De focus op CV-screening in deze studie is een eerste sterkte die kan worden aangehaald. Het CV is één van de meest gebruikte informatiebronnen voor het screenen van sollicitanten (Knouse, Giacalone, & Pollard, 1988; Ray, Stallard, & Hunt, 1994). Hoewel CV-screening weinig tijdsintensief is, speelt het een cruciale rol in het verdere verloop van de selectieprocedure. Ten tweede is dit een innovatief onderzoek. Het is namelijk het eerste onderzoek dat nagaat of interventie in een CV kan plaatsvinden. De meeste interventiestudies
30
focusten zich namelijk op het selectie-interview. Het onderzoek van deze studie was een vooruitstrevend idee, het was een enorme uitdaging om de studie op poten te zetten. Ten derde werd elk onderdeel van het CV aan een pilootstudie onderworpen. Op die manier werd verzekerd dat de verschillen die werden gevonden tussen CV’s enkel toe te schrijven waren aan de manipulatie. Een vierde sterkte is de proactiviteit waarmee werd gehandeld. Er werd ingespeeld op de beperkte respons door de regio’s waar gesolliciteerd werd uit te breiden. Het onderzoek startte initieel met de regio’s West-Vlaanderen, OostVlaanderen en Brussel. Deze regio’s werden de laatste maand nog uitgebreid met Antwerpen en Vlaams-Brabant om de respons als nog te verhogen. Daarnaast werden ook CV’s aangemaakt met verschillende ervaring om de fit met de vacature te vergroten.
Naast deze sterktes heeft dit onderzoek uiteraard ook beperkingen. Een eerste beperking van deze studie is de lage respons, ondanks de 410 CV’s die werden uitgestuurd. Een eerste mogelijke verklaring hiervoor kan de keuze in profielen zijn. Er werd geopteerd om hogere profielen te bestuderen. Aangezien er meer concurrentie heerst bij hogere profielen dan bij de lagere profielen is de kans op respons kleiner. Een tweede verklaring zou men kunnen toewijzen aan de hedendaagse technologieën. Misschien zijn enkele mails in de spam terecht gekomen van recruiters en werden ze niet bekeken. Een derde verklaring kan gelinkt worden aan de regio’s waarin gesolliciteerd werd. Hoewel de regio’s werden uitgebreid, is er geen volledige dekking van België en kan er niet gegeneraliseerd worden naar de volledige Belgische arbeidsmarkt. Een tweede beperking van dit onderzoek was het onvermogen om na te gaan wie de recruiter was die het CV beoordeelde. Eventueel waren er zelf meerdere recruiters die het CV gescreend hebben. Gezien de onbekende identiteit van de recruiter kon bijgevolg ook de reden voor afwijzing en de perceptie ten aanzien van tatoeages bij een sollicitant niet worden bevraagd. Een follow-up studie zou hier duidelijkheid kunnen over scheppen. Een derde en laatste beperking is het beperkt aantal openstaande vacatures. Deze beperking kan vooral worden toegeschreven aan de economische crisis. Ten gevolge
31
van deze crisis is het aantal openstaande vacatures gering waardoor intensief uitsturen niet altijd mogelijk was. Ten tweede werd er geopteerd om enkel te solliciteren op vacatures die rechtstreeks afkomstig waren van het bedrijf zelf en niet van een interimkantoor. Dit leidde er toe dat de keuze van vacatures beperkter was. Maar deze keuze was een doordachte beslissing gezien er gesolliciteerd werd voor verschillende profielen. Een interimkantoor zou al snel een vermoeden hebben dat er iets niet klopt.
Toekomstig onderzoek Op basis van de resultaten kan de vraag worden gesteld of een CV de dag van vandaag nog voldoende is voor recruiters. Uit huidig onderzoek blijkt dat er nood is aan nog meer specifieke informatie dan dat er op een klassiek CV wordt weergegeven. Er werd in huidig onderzoek geopteerd om geen motivatiebrief op te stellen. Deze keuze werd gemaakt omdat er werd verondersteld dat een motivatiebrief vrij generiek is en het CV het zwaartepunt is van een sollicitatie. Maar er werden telefonisch en via mail geregeld gedetailleerde vragen gesteld door recruiters (betreffende loon, specifieke ervaring, enz.). Informatie waar recruiters blijkbaar nood aan hadden om te bepalen of een sollicitant werd uitgenodigd voor een interview. Toekomstig onderzoek kan eventueel een motivatiebrief bijvoegen om vragen van recruiters te beperken. Daarnaast zou in toekomstig onderzoek ook de identiteit van de recruiter gekend moeten zijn zodat een gedetailleerde analyse van zijn keuze mogelijk kan worden gemaakt. Op die manier kan de recruiter aangeven wat de doorslag gaf voor het al dan niet weerhouden van de kandidaat. En kan de perceptie van de recruiter bevraagd worden ten aanzien van tatoeages. Ook kan worden nagevraagd of de recruiter de zin met erkenning heeft gelezen op het CV (in de experimentele conditie van correspondentietest 2). Een andere suggestie naar toekomstig onderzoek toe is het in rekening brengen van de sector en het type bedrijf. Gezien bedrijven die zich nadrukkelijk richten op een jong publiek toleranter blijken voor tatoeages (Gabalda, 2014), zou een grondigere analyse mogelijk zijn. Gezien discriminatie in tijdens verschillende fasen (aanwerving, promotie, ontslag,…) kan voorkomen op de arbeidsmarkt (Thompson & Kent, 2001), zou het in toekomstig onderzoek interessant zijn om de verdere fasen van het selectieproces op te
32
volgen. Het niet gediscrimineerd worden tijdens de CV-screening sluit niet uit dat er discriminatie kan optreden tijdens face-to-face contacten in de volgende fasen. Conclusie CV-screening is de eerste cruciale fase bij selectie. De keuze die de recruiter maakt op basis van het CV is allesbepalend voor het verdere verloop van de selectieprocedure. De resultaten van huidige studie geven aan dat sollicitanten met een zichtbare tatoeage niet worden gediscrimineerd tijdens CV-screening, ook niet bij vacatures voor functies met een grote mate van extern klantencontact. Gezien de beperkte respons en de niet significante resultaten van huidige studie is het aan te raden blijvend onderzoek te doen. Ook de bevestigingstechniek moet nog aan verder onderzoek worden onderworpen. Gezien discriminatie bestaat en overleeft in een gecompliceerd systeem waarbij vele spelers betrokken zijn en aangezien tatoeages populairder worden in de westerse maatschappij (Wohlrab, Fink, Kappeler, & Brewer, 2009), is dit een actueel onderwerp waar men onderzoeksmatig moet blijven in investeren.
33
Referenties Allport, G. W. (1954). The Nature of Prejudice. Reading, MA: Addison-Wesley. Atkinson, M. 2004. ‘‘Tattooing and Civilizing Processes: Body Modification as SelfControl.’’ The Canadian Review of Sociology and Anthropology,41,125–146. Bangerter, A., Roulin, N., & Konig, C. J. (2012). Personnel selection as a signaling game. Journal of Applied Psychology, 97, 719-738 Becker, T. E., & Colquitt, A. L. (1992). Potential versus actual faking of a biodata form: An analysis along several dimensions of item type. Personnel Psychology, 45, 389-406. Geraadpleegd via http://apps.webofknowledge.com Bekhor, P. S., Bekhor, L., & Gandrabur, M. (1995). Employer attitudes toward persons with visible tattoos. Australasian Journal of Dermatology, 36(2), 75–77. doi:10.1111/j.1440-0960.1995.tb00936.x Benita, M. (2013). Science World report. Geraadpleegd op http://www.scienceworldreport.com/articles/9274/20130905/tattoos-lower-
chances-getting-job-study.htm Bennington, L., & Wein, R. (2000). Anti-discrimination legislation in Australia: Fair, effective, efficient or irrelevant? International Journal of Manpower Planning, 21, 21–33. doi:10.1108/01437720010319435 Bennington, L., & Wein, R. (2002). Aiding and Abetting Employer Discrimination: The Job Applicant’s Role. Employee Responsibilities and Rights Journal, 14(1), 3– 16. doi:10.1023/A:1015710311395 Braverman, P. K. (2006). Body art: piercing, tattooing, and scarification. Adolescent medicine clinics, 17(3), 505. Geraadpleegd via http://scholar.google.be/ Brown, B.K. & Campion, M.A. (1994). Biodata phenomenology: Recruiters perceptions and use of biographical information in resume screening. Journal of Applied Psychology, 79, 897-908. Carroll, L., & Anderson, R. (2002). Body piercing, tattooing, self-esteem, and body investment in adolescent girls. Adolescence, 37(147), 627–37. Geraadpleegd via http://apps.webofknowledge.com Cole, M. S., Feild, H. S., & Giles, W. F. (2003). What can we uncover about applicants based on their resumes? A field study. Applied HRM Research, 8(2), 51–62. Geraadpleegd via http://scholar.google.be/ 34
Cole, M. S., Feild, H. S., Giles, W. F., & Harris, S. G. (2004). Job Type and Recruiters’ Inferences of Applicant Personality Drawn from Resume Biodata: Their Relationships with Hiring Recommendations. International Journal of Selection and Assessment, 12(4), 363–367. doi:10.1111/j.0965075X.2004.00291.x Cole, M. S., Feild, H. S., Giles, W. F., & Harris, S. G. (2008). Recruiters’ Inferences of Applicant Personality Based on Resume Screening: Do Paper People have a Personality? Journal of Business and Psychology, 24(1), 5–18. doi:10.1007/s10869-008-9086-9 Cole, M. S., Rubin, R. S., Feild, H. S., & Giles, W. F. (2007). Recruiters’ perceptions and use of applicant résumé information: Screening the recent graduate. Applied Psychology, 56(2), 319–343. doi:10.1111/j.14640597.2007.00288.x Collins, H. (2003). Discrimination, Equality and Social Inclusion. The Modern Law Review, 66(1), 16–43. doi:10.1111/1468-2230.6601002 Crow, S. M., Fok, L. Y., & Hartman, S. J. (1998). Who is at Greatest Risk of WorkRelated Discrimination—Women, Blacks, or Homosexuals? Employee Responsibilities and Rights Journal, 11(1), 15–26. doi:10.1023/A:1027319915725 Dale, L. R., Bevill, S., Roach, T., Glasgow, S., & Bracy, C. (2009). Body Adornment: A Comparison of the Attitudes of Businesspeople and Students in Three States. Academy of Educational Leadership Journal, 13(1), 69–77. Dean, D. H. (2010). Consumer perceptions of visible tattoos on service personnel. Managing Service Quality, 20(3), 294–308. doi:10.1108/09604521011041998 Deitch, E. A., Barsky, A., Butz, R. M., Chan, S., Brief, A. P., & Bradley, J. C. (2003). Subtle Yet Significant: The Existence and Impact of Everyday Racial Discrimination in the Workplace. Human Relations, 56(11), 1299–1324. doi:10.1177/00187267035611002 Dembo, T., Leviton, G. L., & Wright, B. A. (1975). Adjustment to misfortune: A problem of social-psychological rehabilitation. Rehabilitation Psychology, 22, 1–100. Geraadpleegd via http://scholar.google.be/. DeMello, M. (2000). Bodies of inscription: A cultural history of the modern tattoo
35
community. Durham: Duke University Press. doi: 10.1016/j.bodyim.2006.12.001 Derous, E. (2010). Screen in of screen out? Onderzoek naar discriminatie bij CVscreening. In HRM : werken aan evenwicht (pp. 35–52). De Boeck. Geraadpleegd van http://hdl.handle.net/1854/LU-994814 Derous, E., & Ryan, A. M. (2012). Documenting the Adverse Impact of Résumé Screening: Degree of ethnic identification matters. International Journal of Selection and Assessment, 20(4), 464-474. doi: 10.1111/ijsa.12009 Derous, E., van der Velde, M.E.G., & Born, M.P. (2011). Terug van nooit weggeweest. Gedrag en Organisatie, 24(1),3-17 Devine, P. G. (1989). Stereotypes and prejudice: Their automatic and controlled components. Journal of Personality and Social Psychology, 56(1), 5–18, doi: 10.1037/0022-3514.56.1.5. Eagly, A., Makhijani, M., Ashmore, R., & Longo, L. (1991). What Is Beautiful Is Good, but - a Meta-Analytic Review of Research on the Physical Attractiveness Stereotype. Psychological Bulletin, 110(1), 109–128. doi:10.1037/00332909.110.1.109 Fiske, S.T., & Taylor, S.E. (1991). Social cognition (2 edn.). Ney Tork: McGraw-Hill. Forbes, G. B. (2001). College students with tattoos and piercings: Motives, family experiences, personality factors, and perception by others. Psychological Reports, 89, 774–786. doi:10.2466/pr0.2001.89.3.774 Frost, D. M. (2011). Social stigma and its consequences for the socially stigmatized. Social and Personality Psychology Compass, 5(11), 824–839. DOI: 10.1111/j.1751-9004.2011.00394.x Gabalda R. (2014, augustus 19). Tatoeages nog altijd taboe op de werkvloer. De Metro. p.7 Goffman, E. (1963). Stigma: Notes on the management of spoiled identity. Englewood Cliffs, NJ: Prentice-Hall. Greenwald, A. G., & Banaji, M. R. (1995). Implicit social cognition: Attitudes, self-esteem, and stereotypes. Psychological Review, 102(1), 4–27, doi: 10.1037/0033-295X.102.1.4. Hagiwara, N., Wessel, J. L., & Ryan, A. M. (2012). How Do People React to Stigma
36
Acknowledgment? Race and Gender Acknowledgment in the Context of the 2008 Presidential Election. Journal of Applied Social Psychology, 42(9), 2191– 2212. doi:10.1111/j.1559-1816.2012.00936.x Hebl, M. R., & Kleck, R. E. (2002). Acknowledging One’s Stigma in the Interview Setting: Effective Strategy or Liability? Journal of Applied Social Psychology, 32(2), 223–249. doi:10.1111/j.1559-1816.2002.tb00214.x Higgins, C. A., & Judge, T. A. (2004). The effect of applicant influence tactics on recruiter perceptions of fit and hiring recommendations: A field study. Journal of Applied Psychology, 89(4), 622–632. doi:10.1037/0021-9010.89.4.622 Hill, S. J. (1995). Get that job—form filling and CV preparation. Librarian Career Development, 3, 24–27. doi:10.1108/09680819510092903 Hurley-Hanson, A. E., & Giannantonio, C. M. (2006). Recruiters’ perceptions of appearance: the stigma of image norms. Equal Opportunities International, 25(6), 450–63. doi:10.1108/02610150610713755 Jones, E. E., Farina, A., Hastorf, A. H., Markus, H., Miller, D.T., & Scott, R.A. (1984). Social stigma: The psychology of marked relationships. New York: Freeman. Knouse, S. B. (1989). The Role of Attribution Theory in Personnel Employment Selection: A Review of the Recent Literature. Journal of General Psychology, 116(2), 183. Knouse, S. B., Giacalone, R. A., & Pollard, H. (1988). Impression Management in the Resume and Its Cover Letter. Journal of Business & Psychology, 3(2), 242–249. doi:10.1007/BF01014492 Lahey, J. N. (2008). Age, Women, and Hiring An Experimental Study. Journal of Human Resources, 43(1), 30–56. doi:10.3368/jhr.43.1.30 Lievens, F., & De Soete, B. (2011). Instrumenten om personeel te selecteren in de 21ste Eeuw: Onderzoek en praktijk. Gedrag En Organisatie, 24(1), 18. Link, B. G., & Phelan, J. C. (2001). Conceptualizing Stigma. Annual Review of Sociology, 27(1), 363–385. doi:10.1146/annurev.soc.27.1.363 Lippert-rasmussen, K. (2006). The badness of discrimination. Ethical Theory & Moral Practice, 9(2), 167–185. doi:10.1007/s10677-006-9014-x Major, B., & O’Brien, L. T. (2005). The Social Psychology of Stigma. Annual Review of Psychology, 56(1), 393–421. doi:10.1146/annurev.psych.56.091103.070137 Martin, B.A., & Dula, C.S. (2010). More than skin deep: perceptions of, and stigma
37
against,tattoos. College Student Journal, 44 (1), 200–206. Geraadpleegd via http://scholar.google.be/. Miller, B. K., Nicols, K. M., & Eure, J. (2009). Body art in the workplace: piercing the prejudice? Personnel Review, 38(6), 621–640. Oliphant, V. N., & Alexander, E. R. (1982). Reactions to resumes as a function of resume determinateness, applicant characteristics, and sex of raters. Personnel Psychology, 35(4), 829–842. doi:10.1111/j.1744-6570.1982.tb02225.x Pager, D. (2007). The use of field experiments for studies of employment discrimination: Contributions, critiques, and directions for the future. The Annals of the American Academy of Political and Social Science, 609(1), 104–133. doi:10.1177/0002716206294796 Perry, E. L., & Bourhis, A. C. (1998). A Closer Look at the Role of Applicant Age in Selection Decisions. Journal of Applied Social Psychology, 28(18), 1670–1697. doi:10.1111/j.1559-1816.1998.tb01340.x Piotrowski, C., & Armstrong, T. (2006). Current recruitment and selection practices: A national survey of Fortune 1000 Firms. North American Journal of Psychology, 8(3), 489–496. Ragins, B. R., Singh, R., & Cornwell, J. M. (2007). Making the invisible visible: Fear and disclosure of sexual orientation at work. Journal of Applied Psychology, 92(4), 1103–1118. doi:10.1037/0021-9010.92.4.1103 Rankin, M., & Borah, G. L. (2003). Perceived functional impact of abnormal facial appearance. Plastic and reconstructive surgery, 111(7), 2140–2146. doi:10.1097/01.PRS.0000060105.63335.0C Ray, C. M., Stallard, J. J., & Hunt, C. S.. (1994). Criteria for business graduates’ employment: Human resource managers’ perceptions. Journal of education for business, 69(3), 140–144. doi:10.1080/08832323.1994.10117672 Riach, P. A., & Rich, J. (2002). Field Experiments of Discrimination in the Market Place. The economic journal, 112(483), F480–F518. doi:10.1111/14680297.00080 Ruetzler, T., Taylor, J., Reynolds, D., Baker, W., & Killen, C. (2012). What is
38
professional attire today? A conjoint analysis of personal presentation attributes. International Journal of Hospitality Management, 31(3), 937–943. doi:10.1016/j.ijhm.2011.11.001 Selekman, J. (2003). A new era of body decoration: What are kids doing to their bodies? Pediatric Nursing, 29(1), 77–9. Geraadpleegd via http://apps.webofknowledge.com Singletary, S. L., & Hebl, M. R. (2009). Compensatory strategies for reducing interpersonal discrimination: The effectiveness of acknowledgments, increased positivity, and individuating information. Journal of Applied Psychology, 94(3), 797-805. doi:10.1037/a0014185 Spence, M. (1973). Job market signaling. Quarterly Journal of Economics, 87, 355–373. doi:10.2307/1882010 Stewart, C., 2000. Body piercing: dangerous decoration? Emergency Medicine, 32 (2), 92–98. Stone, A., & Wright, T. (2013). When your face doesn’t fit: employment discrimination against people with facial disfigurements. Journal of Applied Social Psychology, 43(3), 515–526. doi:10.1111/j.1559-1816.2013.01032.x Swami, V., & Furnham, A. (2007). Unattractive, promiscuous and heavy drinkers: Perceptions of women with tattoos. Body Image, 4(4), 343–352. doi:10.1016/j.bodyim.2007.06.005 Tartaglia, A., McMahon, B. T., West, S. L., & Belongia, L. (2005). Workplace discrimination and disfigurement: The national EEOC ADA research project. Work, 25(1), 57–65. Geraadpleegd via http://apps.webofknowledge.com Thompson, A., & Kent, G. (2001). Adjusting to disfigurement: processes involved in dealing with being visibly different. Clinical Psychology Review, 21(5), 663– 682. doi:10.1016/S0272-7358(00)00056-8 Vail, D. Angus. (2000). ‘‘Slingin’ Ink or Scratching Skin? Producing Culture and Claiming Legitimacy Among Fine Art Tattooists.’’ Current Research on Occupations and Professions, 11, 55–73. Weichselbaumer, D. (2003). Sexual orientation discrimination in hiring. Labour Economics, 10(6), 629–642. doi:10.1016/S0927-5371(03)00074-5 Wohlrab, S., Fink, B., Kappeler, P. M., & Brewer, G. (2009). Differences in Personality
39
Attributions Toward Tattooed and Nontattooed Virtual Human Characters. Journal of Individual Differences, 30(1), 1–5. doi: 10.1027/1614-0001.30.1.1 Wohlrab, S., Fink, B., Kappeler, P. M., & Brewer, G. (2009). Perception of human body modification. Personality and Individual Differences, 46(2), 202–206. doi:10.1016/j.paid.2008.09.031 Wohlrab, S., Stahl, J., & Kappeler, P. M. (2007). Modifying the body: Motivations for getting tattooed and pierced. Body Image, 4(1), 87–95. doi:10.1016/j.bodyim.2006.12.001 Yang, L. H., Kleinman, A., Link, B. G., Phelan, J. C., Lee, S., & Good, B. (2007). Culture and stigma: Adding moral experience to stigma theory. Social Science & Medicine, 64(7), 1524–1535. doi:10.1016/j.socscimed.2006.11.013 Young, M., Atkinson, K. (2001). flesh journeys: neo primitives and the contemporary rediscovery of radical body modification. Deviant Behavior, 22(2), 117–146. doi:10.1080/016396201750065018
40
Bijlagen Bijlage 1: CV - Controleconditie
41
Bijlage 2: Experimentele CV zonder bevestiging
42
Bijlage 3: CV – Experimentele CV met bevestiging
43
Bijlage 4: Acteurs pilootstudie - De 2 gekozen acteurs
- De andere acteurs
44
Bijlage 5: Tekst bij verstuurde e-mail Thomas Van den Broecke: Beste (naam van contactpersoon), Ik vond jullie vacature voor (functietitel) op (plaats gevonden), deze trok meteen mijn aandacht en ik ben dan ook sterk geïnteresseerd in deze functie. De functie leunt sterk aan bij mijn persoonlijke interesses en opleiding. In de bijlage kan u mijn cv terugvinden. Ik kijk alvast uit naar een persoonlijk gesprek om verder mijn motivatie te komen toelichten. Met vriendelijke groeten, Thomas Van Den Broecke
Ruben Verstraete: Beste (naam van contactpersoon), Via deze mail wil graag solliciteren voor (naam van de functie). Ik ben zeer geboeid door deze vacature, mijn interesses en capaciteiten liggen dan ook in de lijn van het gevraagde profiel. Mijn CV biedt u de mogelijkheid om verdere info over mij te verkrijgen. Met vriendelijke groeten en hopend op een positief antwoord, Ruben Verstraete
45
Bijlage 6: Afwijzingstekst e-mail Thomas Van den Broecke: Beste, Vriendelijk bedankt voor de uitnodiging maar aangezien ik reeds in een vergevorderd stadium zit voor een andere functie zal ik niet op uw uitnodiging ingaan. Vriendelijke groeten, Thomas Van Den Broecke
Ruben Verstraete: Beste, Aangezien ik een andere functie op het oog heb, zal ik niet kunnen ingaan op uw verzoek. Toch hartelijk dank voor de uitnodiging. Met vriendelijke groeten, Ruben Verstraete
46
Bijlage 7: Frequentieverdeling substeekproef: vacatures functie – regio Tabel Frequentieverdeling substeekproef: vacatures functie – regio (n = 70)
Functie
WestVlaander en
OostVlaander en
Antwerpen
Vlaams Brabant
Brussel
Totaal vacatures
Adm bediende
10 (35.7%)
14 (50.0%)
0 (0.0%)
3 (10.7%)
1 (3.6%)
28 (100%)
Boekhouder
3 (13.0%)
15 (65.2%)
1 (4.3%)
3 (13.0%)
1 (4.3%)
23 (100%)
Vertegenwoordiger
3 (15.8%)
11 (57.9%)
1 (5.3%)
2 (10.5%)
2 (10.5%)
19 (100%)
Totaal
16 (22.9%)
40 (57.1%)
2 (2.9%)
8 (11.4%)
4 (5.7%)
70 (100%)
47
Bijlage 8: Frequentieverdeling substeekproef: vacatures functie – ervaring Tabel Frequentieverdeling substeekproef: vacatures functie – ervaring (n = 70)
Functie
Geen ervaring
Beperkte ervaring
Gemiddelde ervaring
Uitgebreide ervaring
Totaal Vacatures
Administratief bediende
13 (46.4%)
14 (50.0%)
0 (0.0%)
1 (3.6%)
28 (100%)
Boekhouder
3 (13.0%)
11 (47.8%)
4 (17.4%)
5 (21.7%)
23 (100%)
Vertegenwoordiger
5 (26.3%)
13 (68.4%)
0 (0.0%)
1 (5.3%)
19 (100%)
Totaal
21 (30.0%)
38 (54.3%)
4 (5.7%)
7 (10.0%)
70 (100%)
48
49