EEN STAP VERDER
Een onderzoek naar het flankerend beleid bij de Regeling Versterking Cultuureducatie in Rotterdam
EEN STAP VERDER Een onderzoek naar het flankerend beleid bij de Regeling Versterking Cultuureducatie in Rotterdam
In opdracht van de Dienst Kunst en Cultuur van de gemeente Rotterdam Uitgevoerd door de SKVR 2009
Foto: Rinie Bleeker
VOORWOORD In het kader van de Regeling Versterking Cultuureducatie Primair Onderwijs konden scholen vanaf 2004 een subsidie aanvragen van €10,90 per kind om te besteden aan cultuureducatie op school. In het kader van dezelfde regeling konden ook gemeenten een subsidie aanvragen waarmee zij beleid konden ontwikkelen en uitvoeren om de scholen in hun gemeente te ondersteunen bij het besteden van de subsidie. In 2004 hebben de eerste scholen in Rotterdam de subsidie ontvangen en heeft ook de gemeente de subsidie aangevraagd en ontvangen.Vier jaar later is de subsidie voor alle scholen verlengd tot en met het schooljaar 2010-2011. De subsidie voor het flankerend beleid is niet verlengd. De Dienst Kunst en Cultuur van de gemeente Rotterdam vond dit een goed moment om onderzoek te doen naar de resultaten van het flankerend beleid. Dit onderzoek bestaat uit twee delen. Het eerste gedeelte geeft een overzicht van de uitvoering van het flankerend beleid. Het tweede gedeelte gaat in op het effect dat de subsidie en het flankerend beleid hebben gehad op de cultuureducatie op de scholen. Hiervoor hebben coördinatoren en directeuren van zeven scholen meegewerkt aan het onderzoek, waarvoor hartelijk dank.
Colofon Het onderzoek naar het flankerend beleid bij de Regeling Versterking Cultuureducatie in Rotterdam is uitgevoerd in opdracht van de Dienst Kunst en Cultuur van de gemeente Rotterdam. Onderzoek en tekst: Janneke Gilsing Redactie en advies: Wil Walvis en Olga Smit Foto omslag: Felipe Daniel Reis Juni 2009
INHOUD Samenvatting 9 1. Inleiding 10 1.1 Regeling Versterking Cultuureducatie Primair Onderwijs 10 1.2 Flankerend beleid Rotterdam 10 1.3 Landelijk onderzoek 11 1.3.1 Eindrapportage monitor Regeling Versterking Cultuureducatie in het Primair Onderwijs 11 1.3.2 Elke school is uniek 13 2. Onderzoeksopzet 14 2.1 Onderzoeksvragen 14 2.2 Uitvoering van het onderzoek 15 3. Uitvoering van het flankerend beleid 16 3.1 Onderzoek cultuureducatie primair onderwijs in Rotterdam 16 3.2 De adviseurs 17 3.2.1 Adviesgesprekken en teamoriëntaties 17 3.2.2 ICC-cursussen 18 3.2.3 Netwerken 19 3.3 Conclusie 20 4. Gesprekken met scholen 24 4.1 Katholieke Dalton Basisschool Christophoor 25 4.2 Katholieke Basisschool Oscar Romero 27 4.3 Openbare Basisschool De Triangel 28 4.4 Protestants Christelijke Basisschool Ds. J. J. Buskes 31 4.5 Nicolaasschool 33 4.6 Gereformeerde Basisschool Het Kompas 34 4.7 Openbare Basisschool Duo 2002 36 4.8 Tot slot 38 Bronnen 39 Bijlage 40 contact 41
Foto: Rinie Bleeker
SAMENVATTING Vanaf 2004 konden basisscholen €10,90 per leerling subsidie aanvragen bij het ministerie van OCW om een eigen visie op cultuureducatie te ontwikkelen en te verankeren. Daarnaast konden gemeenten geld aanvragen om flankerend beleid te realiseren. Rotterdam heeft hiervan twee adviseurs voor een periode van 3 jaar aangesteld. Zij hebben adviesgesprekken gevoerd, teamtrainingen en de cursus Interne Cultuur Coördinator (ICC) gegeven en als vervolg netwerkbijeenkomsten georganiseerd. In 2008 werd het flankerend beleid afgesloten en rees de vraag welk effect dit beleid heeft gehad op de ontwikkeling van cultuureducatie op de Rotterdamse basisscholen. In dit onderzoek is enerzijds een inventarisatie gemaakt van de activiteiten van de adviseurs en is deze afgezet tegen de oorspronkelijke doelstellingen. De conclusie hiervan is dat vooral het geven van de ICC-cursussen en het netwerken hebben bijgedragen aan de verdere ontwikkeling van een eigen visie op cultuureducatie door de individuele scholen. Anderzijds zijn acht medewerkers van basisscholen geïnterviewd over cultuur bij hen op school. De subsidieregeling heeft hen, naast de ontwikkelingen in de Brede School, zeker gestimuleerd om initiatieven te nemen en een visie op cultuureducatie te formuleren. Als sterke punten van het flankerend beleid zien zij met name de opbouw van een netwerk en het kunnen volgen van de ICC-cursus.
9
1. INLEIDING In dit eerste hoofdstuk wordt het kader aangegeven waarin dit onderzoek plaats heeft gevonden. De twee zaken waar het in dit onderzoek over gaat, de Regeling Versterking Cultuureducatie Primair Onderwijs en het flankerend beleid van de gemeente Rotterdam, worden kort ingeleid. Daarnaast worden twee onderzoeken met betrekking tot de resultaten van de Regeling op landelijk niveau besproken. 1.1 REGELING VERSTERKING CULTUUREDUCATIE PRIMAIR ONDERWIJS In het kader van het kabinetsmotto ‘Meer mensen die meedoen’ heeft de Nederlandse regering, vanaf de jaren negentig van de vorige eeuw, cultuureducatie prioriteit gegeven. Zij is ervan overtuigd dat lessen met en over cultuur, het onderwijs en de bagage die het leerlingen meegeeft, verrijken (OCenW-Regelingen). Om de positie van cultuureducatie in het onderwijs te versterken, initieerde het ministerie van OCW in 1997 het project Cultuur en School als onderdeel van het Actieplan Cultuurbereik. Het doel is om leerlingen van jongs af aan vertrouwd te maken met cultuur. Het uiteindelijke streven van Cultuur en School is het realiseren van een doorlopende leerlijn cultuureducatie vanaf de eerste groep van het basisonderwijs tot aan het eindexamen van het voortgezet onderwijs (www.cultuurnetwerk.nl). Eén van de belangrijkste regelingen in het kader van het project Cultuur en School is de Regeling Versterking Cultuureducatie Primair Onderwijs. Het doel van de Regeling is, dat door een ruimer budget de deelnemende scholen in het primair onderwijs in de gelegenheid worden gesteld om bewustere keuzes te maken op het gebied van cultuureducatie (OCenW-Regelingen). Hiervoor konden scholen vanaf het schooljaar 2004-2005 tot en met het schooljaar 2007-2008 ieder jaar een budget van €10,90 per leerling ontvangen. Deze subsidie is in fases ingevoerd. In het eerste schooljaar kon 10% van de scholen de subsidie ontvangen. In de jaren die daarop volgden werd dit percentage opgevoerd. Met het ontvangen van de subsidie gaan de scholen een drietal verplichtingen aan. Ten eerste moeten de scholen een meerjarige visie op cultuureducatie ontwikkelen, deze opnemen in het schoolbeleid en hierbij passende activiteiten organiseren. Daarnaast moeten de scholen gaan deelnemen aan een netwerk van scholen en culturele instellingen waarbij in ieder geval de afstemming tussen vraag en aanbod en kennisoverdracht naar andere scholen een rol spelen. Tot slot moeten de scholen aandacht besteden aan deskundigheidsbevordering van hun personeel op het gebied van cultuureducatie. Het einddoel is dat aan het eind van het schooljaar 2007-2008 alle scholen in het primair onderwijs in Nederland in staat zijn gesteld om hun visie op de plaats van cultuureducatie in het lesprogramma te bepalen en dat zij bij de realisatie van deze visie samenwerken met hun culturele omgeving. 1.2 FLANKEREND BELEID ROTTERDAM In het kader van het project Cultuur en School werkt het ministerie samen met gemeenten en provincies, culturele instellingen en onderwijsorganisaties. Bij de Regeling is naast een budget voor de scholen ook een budget beschikbaar gesteld voor gemeenten om de scholen te ondersteunen bij de besteding van de subsidie. De gemeente Rotterdam heeft de SKVR (Stichting Kunstzinnige Vorming Rotterdam) gevraagd om advies inzake de subsidieaanvraag voor het flankerend beleid. In deze aanvraag is een aantal doelstellingen geformuleerd met betrekking tot de uitvoering van het flankerend beleid. Het flankerend beleid in Rotterdam valt uiteen in twee delen. In het eerste jaar (2004) is een gedeelte van het geld besteed aan een professioneel onderzoek onder scholen en culturele instellingen in Rotterdam. 10
1. INLEIDING Daarnaast zijn voor een periode van twee en een half jaar twee adviseurs aangesteld die werkzaam waren in het culturele veld en ervaring hadden met primair onderwijs. Zij moesten de scholen ondersteunen met onafhankelijk advies en teamtrainingen. Ook hadden zij een bemiddelende rol tussen de scholen en culturele instellingen. Dit gebeurde onder andere door het organiseren van netwerkbijeenkomsten. En tenslotte hebben zij een aantal cursussen gegeven waarbij leerkrachten en educatoren van culturele instellingen werden opgeleid tot cultuurcoördinator. De outputdoelstellingen van het flankerend beleid waren als volgt gesteld. Met betrekking tot de bemiddeling moesten jaarlijks drie netwerkbijeenkomsten worden georganiseerd waarbij de verwachting was dat in 2005 ongeveer 25 culturele instellingen en 25 scholen hierbij aanwezig zouden zijn. In 2006 zouden ongeveer 30 culturele instellingen en 30 scholen deelnemen aan één van de netwerkbijeenkomsten. Zowel in het schooljaar 2005-2006 als in het daaropvolgende schooljaar werd verwacht dat 35 scholen een gratis adviesgesprek zouden aanvragen en daarnaast zouden in beide jaren 15 scholen gebruik maken van de mogelijkheid tot het volgen van een teamtraining. Aan de ICC-cursus zouden naar verwachting zowel in 2005 als in 2006 25 leerkrachten en contactpersonen deelnemen. Outputdoelstellingen van het flankerend beleid Netwerkbijeenkomsten Adviesgesprek Teamtraining ICC-cursus
2005-2006 25 instellingen en 25 scholen 35 scholen 15 scholen 25 leerkrachten en contactpersonen
2006-2007 30 instellingen en 30 scholen 35 scholen 15 scholen 25 leerkrachten en contactpersonen
Deze promotie en ondersteuning vanuit de gemeente zouden ertoe moeten leiden dat scholen (nog meer) een bewuste keuze maken ten aanzien van cultuureducatie en dat als gevolg daarvan de komende jaren steeds het maximaal toegestane aantal leerlingen op de Rotterdamse scholen voor primair onderwijs zou profiteren van deze regeling (Subsidieaanvraag flankerend beleid n.a.v. regeling “versterking cultuureducatie primair onderwijs’’, 31 oktober 2004). In het derde hoofdstuk van dit onderzoek worden de kwantitatieve uitkomsten van het flankerend beleid besproken en worden de uitkomsten gekoppeld aan de oorspronkelijke doelstellingen. 1.3 LANDELIJK ONDERZOEK Op landelijk niveau zijn de voortgang en de resultaten van de Regeling gevolgd door een monitor. Er is tussentijds gerapporteerd, in juni 2008 is de eindrapportage gepubliceerd. Daarnaast is in juni 2006 een onderzoek gepubliceerd waarbij in een aantal portretten van scholen een overzicht wordt gegeven van de effecten van de Regeling in het primair onderwijs. Beide onderzoeken zullen in de volgende paragrafen kort worden besproken. 1.3.1 Eindrapportage monitor Regeling Versterking Cultuureducatie in het primair onderwijs De monitor van de Regeling heeft vanaf de invoering van de Regeling in 2004 tot 2007 drie keer een meting gedaan. De nulmeting is gedaan door Cultuurnetwerk Nederland en de metingen daarna zijn uitgevoerd door Sardes1 (Eindrapportage monitor Regeling Versterking Cultuureducatie Primair Onderwijs, 2008). Deze metingen geven een beeld van de resultaten van de Regeling. Deze resultaten zijn verdeeld in vier onderdelen: cultuureducatie in de 1 Sardes is een zelfstandige en onafhankelijke organisatie op het terrein van onderwijs, welzijn en jeugd. (www.sardes.nl)
11
1. INLEIDING praktijk, visie en beleid van scholen, samenwerking en overleg en budget en faciliteiten. Op het gebied van de praktijk heeft de Regeling een positief effect gehad op de activiteiten van de scholen met betrekking tot cultuureducatie. Het aantal projecten2 en activiteiten, zowel binnen als buiten school, zijn toegenomen. Er worden meer lesmethoden gebruikt, er wordt vaker vakoverstijgend gewerkt en er is vaker een (gedeeltelijk) doorlopende leerlijn. Het aantal uren voor cultuureducatie in het vaste rooster is echter nauwelijks veranderd. Het kunstmenu bepaalt nog steeds vaak de activiteiten, maar er is een tendens in de richting van vraaggestuurd werken. Ook het ontwikkelen van een visie en beleid met betrekking tot cultuureducatie heeft een impuls gekregen door de Regeling. Er is sprake van een verdubbeling van het aantal scholen dat het beleid schriftelijk heeft vastgelegd. Dit betekent tegelijkertijd dat een groot aantal scholen dit nog steeds niet heeft gedaan.Van deze scholen heeft een gedeelte wel een beleid, maar dit is nog niet vastgelegd in een plan of het beleid is nog in ontwikkeling.
Foto: Rinie Bleeker
De samenwerking en de netwerken zijn ook toegenomen. Scholen zijn meer gaan samenwerken met andere basisscholen en culturele instellingen. Hierbij is een duidelijk verschil te zien tussen scholen op het platteland, die vooral samenwerkingsverbanden hebben met andere scholen, en scholen in een stedelijke omgeving, die meer samenwerken met culturele instellingen. Daarnaast participeert een kleine meerderheid van de scholen in netwerken. Het budget voor cultuureducatie wordt voornamelijk besteed aan activiteiten en materialen. In veel mindere mate wordt het besteed aan het inhuren van deskundigheid en deskundigheidsbevordering van het eigen team. Het aantal cultuurcoördinatoren op scholen is wel toegenomen.
2 Hiermee worden projecten bedoeld voor de hele school, waarbij verschillende vakken en leergebieden worden gecombineerd.
12
1. INLEIDING Samenvattend kan worden gesteld dat de Regeling op een aantal vlakken een positieve invloed heeft gehad op de cultuureducatie in het primair onderwijs, maar dat de doelstellingen van het project op deze termijn niet zijn gehaald. Scholen zijn op het gebied van cultuureducatie nog niet zo ver ontwikkeld als gehoopt. Het verschil tussen de cohorten3 laat zien dat er vaak wat meer tijd nodig is om het resultaat te zien dat voortkomt uit de Regeling. 1.3.2 Elke school is uniek Het doel van dit kwalitatieve onderzoek was om veertien portretten te maken van scholen die samen inzicht geven in het effect van de Regeling en in de plek die scholen in hun onderwijsprogramma reserveren voor cultuureducatie (Elke school is uniek, 2006). De portretten zijn gemaakt op basis van gesprekken met schooldirecteuren, interne cultuurcoördinatoren, leerkrachten en leerlingen van verschillende groepen. Zoals de titel van het onderzoek al zegt is elke school uniek, maar uit het onderzoek zijn toch verschillende zaken naar voren gekomen die op alle scholen betrekking hadden. Op elke school is een fundament aanwezig dat bestaat uit twee componenten, de onderwijsvisie en het personeel. De onderwijsvisie bepaalt welke accenten van cultuur op school worden belicht en welke disciplines wel of niet aan bod komen. Scholen die een duidelijke onderwijsvisie hebben, kunnen cultuur gemakkelijk inpassen in het onderwijsprogramma.Visies waarbij het ‘totale kind’4 als uitgangspunt wordt genomen blijken een positief effect te hebben op cultuureducatie evenals scholen met een specifieke aanpak voor omgangsvormen tussen leerlingen, leerkrachten en ouders. Binnen een school zijn de individuele interesse en expertise van de leerkrachten bepalend voor de cultuureducatie. Verder blijkt een goede sfeer en samenwerking binnen een schoolteam een goede invloed te hebben op de ontwikkeling van cultuureducatie. De directeur van de school is hierbij belangrijk. Ook op het vlak van de financiering van culturele activiteiten speelt deze een belangrijke rol. Op deze twee componenten gaan de scholen met verschillende bouwstenen bouwen aan de cultuureducatie op school. Deze bouwstenen kunnen bestaan uit externe partners die de school ondersteunen bij het formuleren van een visie en de uitvoering van het beleid, maar het kunnen ook ouders zijn met kunstzinnige beroepen. Daarnaast kunnen de bouwstenen bestaan uit ruimtes die beschikbaar zijn voor culturele activiteiten, financiële middelen en andere faciliteiten. Verder was de motivatie om cultuur te integreren in het onderwijsplan bij alle scholen gelijk. Zij vinden het effect dat cultuureducatie heeft op de leerlingen, het belangrijkst. Kinderen functioneren beter doordat ze plezier beleven aan cultuureducatie, ze kunnen andere capaciteiten van zichzelf laten zien en hebben een intensiever contact met de leerkrachten. Tot slot wilden alle scholen het geld van de Regeling besteden aan een structurele oplossing. Ze willen het geld niet kwijtraken aan eenmalige activiteiten, maar willen het bijvoorbeeld besteden aan het aanstellen van een vakleerkracht of het aanschaffen van een beamer.
3 Het eerste cohort heeft de subsidie ontvangen vanaf schooljaar 2004-2005, het tweede cohort vanaf 2005-2006 en het derde cohort vanaf 2006-2007. 4 Hierbij worden cognitie, emotionaliteit, creativiteit en socialiteit in samenhang gestimuleerd.
13
2. ONDERZOEKSOPZET 2.1 ONDERZOEKSVRAGEN In het vorige hoofdstuk is reeds besproken wat de doelstellingen zijn van de Regeling Versterking Cultuureducatie en wat de doelstellingen waren van het flankerend beleid van Rotterdam. Op basis van deze doelstellingen zijn de hoofdvraag en de deelvragen van dit onderzoek geformuleerd. De hoofdvraag luidt als volgt: Wat zijn de resultaten van het flankerend beleid bij de Regeling Versterking Cultuureducatie in Rotterdam? Om op deze vraag een antwoord te kunnen geven zijn de volgende deelvragen opgesteld: • Wat zijn de kwantitatieve uitkomsten van het flankerend beleid? • Hebben scholen een visie ontwikkeld op cultuureducatie, is deze schriftelijk vastgelegd en onderdeel geworden van het onderwijsplan? • Zijn de culturele activiteiten op scholen toegenomen? • Zijn scholen onderdeel geworden van netwerken? • Is de deskundigheid van het schoolpersoneel op het gebied van cultuureducatie toegenomen? • In hoeverre zijn eventuele veranderingen een effect van het flankerend beleid? Het onderzoek is evaluerend en beschrijvend. Het bestaat uit een kwantitatief en een kwalitatief gedeelte. In het kwantitatieve gedeelte is de uitvoering van het flankerend beleid onderzocht. Er is een inventarisatie gemaakt van de activiteiten die hebben plaatsgevonden, zoals netwerkbijeenkomsten, adviesgesprekken met scholen en ICC-cursussen. Hiervoor is gebruik gemaakt van de gegevens die de adviseurs hierover hebben bijgehouden. De uitkomsten van de adviesgesprekken zijn schriftelijk vastgelegd en er zijn bijvoorbeeld verslagen van de netwerkbijeenkomsten. Deze inventarisatie wordt vergeleken met de doelstellingen die vooraf zijn gesteld bij het opstellen van het flankerend beleid. Het kwalitatieve gedeelte van het onderzoek bestaat uit interviews met medewerkers van scholen die op verschillende manieren gebruik hebben gemaakt van het flankerend beleid. De hierboven gestelde vragen hebben als leidraad gediend voor deze interviews.Van elf scholen is een nulmeting van de situatie op school met betrekking tot cultuureducatie gemaakt voordat de school de subsidie in het kader van de regeling heeft ontvangen. De uitkomsten van de interviews worden hiermee vergeleken en worden ook vergeleken met de verslagen van de adviesgesprekken die hebben plaatsgevonden. Op die manier zijn portretten gemaakt van scholen die samen een overzicht geven van de resultaten van de Regeling op Rotterdamse scholen, ondersteund door het flankerend beleid. Gezien het feit dat er een kleine selectie van scholen is gemaakt en er geen vergelijkend onderzoek is gedaan, is het onderzoek niet representatief voor alle scholen die gebruik hebben gemaakt van het flankerend beleid en geeft het onderzoek geen overzicht van de actuele stand van zaken op het gebied van cultuureducatie in het primair onderwijs in Rotterdam. Het onderzoek geeft wel een duidelijk beeld van de bezochte scholen, hun keuzes en mogelijkheden en wat de bijdrage van de Regeling en het flankerend beleid daarbij is geweest.
14
2. ONDERZOEKSOPZET
Foto: Rinie Bleeker
2.2 UITVOERING VAN HET ONDERZOEK De periode die onderzocht is, begint bij het instellen van de regeling in 2004 en eindigt in 2008, het moment waarop het flankerend beleid bij de Regeling is afgerond. Het onderzoek heeft plaatsgevonden van december 2008 tot en met mei 2009. Het heeft plaatsgevonden onder primair onderwijsscholen in Rotterdam, die de subsidie in het kader van de Regeling Versterking Cultuureducatie hebben ontvangen, en gebruik hebben gemaakt van het flankerend beleid van de gemeente Rotterdam in de vorm van advisering en/of het volgen van een ICC-cursus. In totaal gaat het hier om 60 scholen. Hieruit is een aantal geselecteerd aan de hand van verschillende criteria. Deze criteria zijn: spreiding over de stad, jaar van instappen, denominatie, instapniveau, hoeveelheid ondersteuning door de adviseurs. Er zijn gesprekken gevoerd met de cultuurcoördinatoren en/of schooldirecteuren. Naar aanleiding daarvan is een overzicht gemaakt van verschillende manieren waarop scholen het geld van de regeling hebben besteed, in welke mate het flankerend beleid hierbij heeft ondersteund en wat de resultaten daarvan zijn.
15
3. UITVOERING VAN HET FLANKEREND BELEID De uitvoering van het flankerend beleid bestaat uit twee onderdelen. In 2004 is een deel van het geld van het flankerend beleid besteed aan een professioneel onderzoek onder scholen en culturele instellingen in Rotterdam. Dit onderzoek wordt kort besproken in de eerste paragraaf van dit hoofdstuk. In 2005 zijn twee adviseurs aangesteld voor een periode van twee en een half jaar. Een kerntaak van deze adviseurs was om relevante partijen te ondersteunen en te begeleiden waar het ging om beleidsontwikkeling, visievorming op cultuureducatie en het implementeren van cultuureducatiebeleid. De verwachting was dat in het schooljaar 20052006 advisering een groot deel van de werktijd in beslag zou gaan nemen en dat scholen in 2006-2007 als vervolg op de advisering ook behoefte zouden hebben aan een onafhankelijke bemiddeling tussen scholen en instellingen (Subsidieaanvraag flankerend beleid n.a.v. regeling “Versterking Cultuureducatie Primair Onderwijs’’, 31 oktober 2004). Uitvoerend hebben de adviseurs zich beziggehouden met adviesgesprekken met scholen, teamtrainingen voor scholen, het verzorgen van ICC-cursussen en netwerken. Deze worden verder toegelicht in paragraaf 3.2. 3.1 ONDERZOEK CULTUUREDUCATIE PRIMAIR ONDERWIJS IN ROTTERDAM De gemeente Rotterdam wenste in 2004 een deel van het toegewezen subsidiebedrag voor het flankerend beleid te besteden aan onderzoek onder scholen voor primair onderwijs en culturele instellingen in Rotterdam en heeft Cultuurnetwerk Nederland gevraagd om dit onderzoek uit te voeren in de periode november 2004 tot april 2005. Het onderzoek diende een beschrijving te geven van de huidige situatie op het gebied van cultuureducatie op de Rotterdamse scholen voor primair onderwijs en de Rotterdamse culturele instellingen. Verder moest het inzicht geven in de wensen en mogelijkheden van de Rotterdams basisscholen op het gebied van cultuureducatie en in de mate waarin culturele instellingen met hun aanbod, ideeën en capaciteiten hierbij aansluiten. En tot slot moest er een verband worden gelegd met de drie scenario’s5 uit het rapport ‘Hart(d) voor cultuur’ en een scenario nul. De gemeente Rotterdam wilde vraag en aanbod zo goed mogelijk verbinden en daarom de beschrijving van de toenmalige situatie, inclusief de wensen en mogelijkheden van de scholen, als vertrekpunt nemen voor toekomstig beleid (Cultuurnetwerk, 2005, p. 5). In het gedeelte van het onderzoek dat gericht was op de scholen wordt ingegaan op het onderwijsaanbod op scholen, de mate waarin scholen culturele activiteiten ondernemen, de faciliteiten en het budget voor cultuureducatie, de visie op cultuureducatie, de mate waarin sprake is van samenwerking en overleg, de rol van de SKVR en de wensen voor ondersteuning op het gebied van cultuureducatie. In het tweede gedeelte van het onderzoek worden de resultaten van de interviews met culturele instellingen besproken en geanalyseerd. Hier wordt ingegaan op het beleid met betrekking tot cultuureducatie, de activiteiten die worden georganiseerd, de afstemming met het onderwijs, de SKVR en de wensen voor de toekomst. Naast een overzicht van de huidige stand van zaken met betrekking tot cultuureducatie in Rotterdam in het primair onderwijs heeft het onderzoek een databank opgeleverd die gebruikt kan worden voor advisering en ondersteuning van de scholen. Uit het onderzoek bleek 63% van de scholen in de toekomst behoefte te hebben aan ondersteuning op het gebied van cultuureducatie.
5 De drie scenario’s zijn de volgende: 1. Komen & gaan: scholen doen mee aan het Kunstmenu of bezoeken eens een toneelstuk of concert. 2.Vragen & aanbieden: de school heeft een cultuurcoördinator of andere expertise in huis. Samen met de cultuurcoördinator zet de school een cultureel activiteitenplan op. De kunstzinnige vakken zijn even belangrijk als rekenen en taal. 3. Leren & ervaren: dit scenario sluit aan bij de nieuwste inzichten binnen het onderwijs, waarbij school en omgeving in elkaar overgaan. De dansschool of bibliotheek maakt bijvoorbeeld deel uit van de school. Scholen met dit scenario bestaan nog niet.Wel zijn er brede scholen, zoals de Wanita-scholen in Rotterdam en de Vensterscholen in Groningen, die dichtbij dit scenario komen en cultuur beschouwen als uitgangspunt voor het leren.
16
3. UITVOERING VAN HET FLANKEREND BELEID 3.2 DE ADVISEURS In mei 2005 zijn twee adviseurs gestart om de scholen te begeleiden bij de besteding van de subsidie in het kader van de Regeling. Zij werkten ieder twee dagen per week. De adviseurs zijn begonnen met de scholen in Rotterdam attent te maken op de Regeling door telefonisch contact op te nemen met de schooldirecties (wat veel tijd in beslag nam, want soms moest er drie keer worden gebeld om de juiste persoon aan de telefoon te krijgen) en daarnaast een brief te sturen. Ook hebben zij in de stad een persbericht met als titel ‘Wie zijn wij?’ verspreid, om zichzelf kenbaar te maken. Rotterdam telt in het schooljaar 2008-2009 228 scholen op 320 locaties.Van die scholen hebben er 130 sinds 2004 de subsidie ontvangen in het kader van de Regeling.Van de 130 scholen die de subsidie hebben ontvangen, hebben 60 scholen gebruik gemaakt van het flankerend beleid van de gemeente Rotterdam. Verdeling scholen Rotterdam, deelname Regeling Versterking Cultuureducatie en flankerend beleid 2008-2009 geen regeling versterking 43% 26% cultuureducatie
wel regeling, geen flankerend beleid zowel regeling als flankerend beleid
31%
De groep scholen die gebruik heeft gemaakt van het flankerend beleid bestaat uit 31 scholen voor openbaar onderwijs en 29 scholen voor bijzonder onderwijs (katholiek, protestantschristelijk en gereformeerd). Wat opvalt is dat er geen scholen voor islamitisch onderwijs gebruik hebben gemaakt van het flankerend beleid. Acht deelnemende scholen zijn voor speciaal onderwijs. De meeste scholen die gebruik hebben gemaakt van het flankerend beleid deden dat in de vorm van het volgen van een ICC-cursus en/of een adviesgesprek. Enkele scholen hebben alleen telefonisch advies ontvangen of zijn per e-mail geadviseerd. Tevens zijn gesprekken gevoerd met andere instellingen en personen, zoals cultuurscouts, Codarts, Hogeschool Rotterdam en Hogeschool INHolland. Door persoonlijke omstandigheden van de adviseurs is het traject van advisering vertraagd en minder intensief geweest. Eén adviseur is gestopt in juni 2007, het contract van de andere adviseur is verlengd tot augustus 2008. In januari 2008 is het werk van deze adviseur deels overgenomen. Deze nieuwe adviseur heeft zich voornamelijk beziggehouden met de afronding van het flankerend beleid. 3.2.1 Adviesgesprekken en teamoriëntaties Voorafgaand aan de adviesgesprekken is door de adviseurs een informatiemap samengesteld met daarin een format om een visie op cultuureducatie te formuleren en te beschrijven in het schoolplan. In totaal zijn er met 41 scholen adviesgesprekken gevoerd. Deze gesprekken werden meestal gevoerd met de directeur van de school, maar bij een aantal scholen was ook de cultuurcoördinator, Brede School-coördinator of intern begeleider bij het gesprek aanwezig. Met 10 van deze scholen zijn meerdere (twee of drie) adviesgesprekken geweest. De plek die cultuureducatie inneemt op een school hangt sterk samen met de individuele ideeën en voorkeuren van de teamleden plus de samenstelling van de leerlingenpopulatie. De adviesgesprekken sloten aan bij de scholen, hun onderwijsvisie en de manier waarop ze al werkten met cultuureducatie. Het waren gesprekken op maat, hierdoor waren alle gesprekken 17
3. UITVOERING VAN HET FLANKEREND BELEID verschillend. De opbouw van de gesprekken was echter bij alle scholen min of meer gelijk. Van alle gesprekken zijn verslagen gemaakt en deze beginnen allemaal met een korte inventarisatie onder het kopje visie op cultuureducatie in de school. Er is gekeken naar wat er eventueel al beschreven is over de visie op cultuureducatie en wat het team wil. Soms werd er een duidelijke vraag gesteld door het team, zoals bij OBS Eduard van Beinum. Zij hadden als vraag aan de adviseurs: ‘Hoe kunnen we optimaal gebruik maken van de diensten van de SKVR en welke subsidieregelingen kunnen we aanboren?’. Daarnaast is gekeken naar de scholen zelf, het aantal leerlingen, de omgeving van de school en het gebouw.Vervolgens is geïnventariseerd wat er op de scholen al gebeurde op het gebied van cultuureducatie. Ook zijn de eventuele samenwerkingsverbanden met culturele instellingen en andere scholen besproken. Daarna volgt in het verslag het voorstel van de adviseurs. Bijna elke school heeft in eerste instantie het advies gekregen om goed na te denken over de rol die cultuureducatie moet spelen binnen het lesprogramma van de school. Daarnaast is er bijvoorbeeld geadviseerd om te kijken naar de culturele omgeving van de school of het formuleren van vragen aan culturele instellingen. Coördinatie was een aparte paragraaf van het verslag. Hier ging het om de coördinatie van de culturele activiteiten. Is er binnen het schoolteam iemand die deze taak op zich neemt? Is er een vakleerkracht die dit doet? Soms werd geadviseerd om een leerkracht de ICCcursus te laten volgen. Ook doorlopende leerlijnen op het gebied van cultuureducatie en lesmethoden zijn met de scholen besproken en de mogelijkheden om activiteiten uit te voeren op de scholen, de ruimtelijke omstandigheden. Tot slot is geadviseerd over het aanvragen van eventuele aanvullende subsidies, bijvoorbeeld in samenhang met de Brede School, en zijn mogelijkheden aangeboden voor een vervolg op het adviseringsgesprek. Scholen hebben de mogelijkheid gekregen om met het hele team een training te volgen met betrekking tot cultuureducatie en konden hulp krijgen bij het verwerken van de visie op cultuureducatie in het onderwijsplan. Bij 5 scholen hebben naar aanleiding van de adviseringsgesprekken teamtrainingen plaatsgevonden. Het doel van deze teamtrainingen was het formuleren van een visie op cultuureducatie door de school en het vertalen hiervan in een cultureel actieplan. Bij elke school was de teamtraining anders, maar er waren ook vaste onderdelen. Het eerste onderdeel was de ‘workshop inventarisatie middels het Cultuurkompas’, hiermee kon de actuele stand van zaken en de gewenste situatie met betrekking tot cultuureducatie in hoofdlijnen in beeld worden gebracht. Deze vormde een uitgangspunt voor de school om na te denken over de inhoud en organisatie van cultuureducatie en/of de visie daarop.Vervolgens was er het onderdeel ‘voorbereiding op visieontwikkeling’ waarbij de uitkomsten van de cultuurkompas werden gecombineerd met de onderwijsvisie van de school. De teamtrainingen eindigden met het formeren van een taakgroep die de taak kreeg het cultuureducatieplan te schrijven. 3.2.2 ICC-cursussen ICC staat voor Interne Cultuur Coördinator. De ICC-cursus is ontwikkeld in opdracht van het ministerie van OCW. De cursus is bedoeld om scholen in staat te stellen een goede infrastructuur in en om de school te ontwikkelen. Dit is noodzakelijk voor het implementeren van cultuureducatie op school. In de cursus staat de ontmoeting tussen het onderwijs en het culturele veld centraal. De cursus biedt handreikingen om de samenwerking te bevorderen. Het leveren van een structurele bijdrage aan de implementatie van cultuureducatie in het primair onderwijs en daarmee aan de ontwikkeling van het kind, het aanreiken van inzicht en vaardigheden om eigen keuzes te maken bij de ontwikkeling van cultuureducatie en deze te vertalen in een eigen cultuurbeleidsplan en cultureel actieplan zijn doelstellingen van de cursus. 18
3. UITVOERING VAN HET FLANKEREND BELEID Daarnaast gaat het bij de ICC-cursus om het leggen van een fundament voor een duurzame samenwerking tussen culturele instellingen en scholen voor primair onderwijs en om culturele en erfgoedinstellingen inzicht te verschaffen in de praktijk van de scholen en in de keuzes die zij maken op cultuureducatief terrein. Zowel leerkrachten in het primair onderwijs als educatief medewerkers van culturele instellingen kunnen deelnemen aan de cursussen (www.cultuurcoordinator.nl). Mensen die ICC-cursussen willen gaan geven, kunnen een cursus ‘Train de Trainers’ volgen. De adviseurs hebben deze cursus gevolgd en konden in Rotterdam deze cursussen gaan verzorgen. Sinds 2005 hebben in Rotterdam drie cursussen plaatsgevonden voor Interne Cultuur Coördinatoren, waaraan in totaal 42 mensen hebben deelgenomen.Van deze 42 deelnemers waren 30 personen afkomstig van in totaal 25 scholen. Twaalf van de 42 deelnemers waren niet verbonden aan een school. Deze cursisten waren werkzaam bij culturele instellingen, student aan de PABO of zelfstandig kunstenaar. Met een aantal cursisten zijn vervolggesprekken geweest. Bij het bekijken van de websites van de scholen valt op dat weinig scholen de cultuurcoördinator benoemen als onderdeel van het team of specifieke taak van een leerkracht, zoals bijvoorbeeld met ICT wel gebeurd. Ten tijde van dit onderzoek vindt ook een ICC-cursus plaats. Deze is voortgezet buiten het flankerend beleid. Hieraan nemen op dit moment 9 mensen deel. 3.2.3 Netwerken Naast het geven van ICC-cursussen en het voeren van adviesgesprekken met scholen hebben de adviseurs deelgenomen aan netwerkbijeenkomsten en deze ook zelf georganiseerd. De adviseurs zijn onder andere aanwezig geweest bij een aantal bijeenkomsten van het Rotterdamse Educatie Netwerk (REN), de terugkomdag van ‘ICC train de trainers’ en kunstborrels. Zelf hebben zij ook een aantal netwerkbijeenkomst georganiseerd voor scholen en culturele instellingen. In 2005 is een werkconferentie georganiseerd waar het onderzoek van Cultuurnetwerk naar cultuureducatie in het primair onderwijs in Rotterdam is besproken en toegelicht.Voor deze conferentie waren alle deelnemende partijen uitgenodigd. Onder de aanwezigen waren voornamelijk medewerkers van culturele instellingen. Daarnaast waren er een handjevol medewerkers van primair onderwijsscholen en een aantal van de gemeente Rotterdam en de SKVR. In 2006 hebben drie netwerkbijeenkomsten plaatsgevonden. De thema’s van de bijeenkomsten waren ‘vraag en aanbod, contact tussen culturele instellingen en scholen’, ‘subsidie aanvragen’ en ‘veranderingen Cultuurtraject6 SKVR’. Bij deze bijeenkomsten waren iedere keer zowel medewerkers van culturele instellingen als van primair onderwijs scholen aanwezig. De locaties van de bijeenkomsten waren steeds verschillende culturele instellingen. Over de opkomst bij de bijeenkomsten en de samenstelling van de groepen zijn niet alle gegevens bekend. Er kan echter op basis van de gegevens die wel bekend zijn, worden aangenomen dat de opkomst volgens verwachting was. In het verslag van de bijeenkomst in Museum Boijmans van Beuningen staat bijvoorbeeld niet hoe hoog de opkomst daadwerkelijk was maar wel de volgende zin: de afgelopen jaren bleek het lastig om instellingen en scholen bijeen te krijgen om ervaringen en wensen uit te wisselen, met de opkomst van vanmiddag zijn we dan ook erg blij. De gegevens die wel bekend zijn kunt u terugvinden in de bijlage van dit verslag. 6 Leerlingen van scholen die deelnemen aan het Cultuurtraject van de SKVR komen ieder jaar twee keer in aanraking met een kunstdiscipline. Ze zien voorstellingen, luisteren naar concerten en ontmoeten kunstenaars. Zo maken zij kennis met de wereld van de professionele dans, beeldende kunst, theater, muziek, cultureel erfgoed, nieuwe media en muziek.
19
3. UITVOERING VAN HET FLANKEREND BELEID In 2007 hebben de adviseurs een ‘Kunstweek’ georganiseerd. Het doel van deze week was: verbreding van je eigen blikveld en het opbouwen van netwerken. In totaal hebben 23 culturele instellingen hun deuren gedurende een week opengesteld voor leerkrachten uit het primair onderwijs. Deze konden bij de instellingen rondkijken, ze konden informatie krijgen over het educatieve aanbod van de instellingen en workshops volgen.Voor deze Kunstweek zijn door 33 scholen in totaal 125 kaarten besteld. Daarnaast zijn 30 kaarten verspreid onder studenten van de PABO. Van de 155 mensen die een kaart hebben ontvangen, hebben 94 mensen daadwerkelijk deelgenomen aan de Kunstweek. De reacties van de deelnemende docenten waren overwegend positief. De reacties van de culturele instellingen waren verschillend. Een aantal instellingen vond de opkomst mager, maar andere instellingen vonden het prima om twee heel geïnteresseerde leerkrachten op bezoek te hebben gehad. In 2008 is op eigen initiatief van Tamara Veen, de cultuurcoördinator van O.S.O. A. Willeboer, een netwerkbijeenkomst georganiseerd. Hierbij waren 12 ICC’ers aanwezig en geen medewerkers van culturele instellingen. De bijeenkomst had een algemeen karakter en ging vooral over het functioneren van een ICC’er op school en het uitwisselen van tips op het gebied van cultuur en educatie. Hierbij was ook één van de adviseurs aanwezig. In juni 2008 is een netwerkbijeenkomst georganiseerd voor speciaal onderwijsscholen. Helaas is deze niet doorgegaan wegens gebrek aan inschrijvingen. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat de bijeenkomst te dicht op de vorige bijeenkomst was gepland en dat leerkrachten het te druk hebben aan het eind van het schooljaar. Op 26 november 2008 is, ter afsluiting van het flankerend beleid, een terugkomdag georganiseerd voor mensen die de ICC-cursus hebben gevolgd. Tijdens deze bijeenkomst hebben drie cultuurcoördinatoren verteld over de ontwikkelingen op hun school en de aanwezigen zijn naar aanleiding hiervan met elkaar in gesprek gegaan. Bij deze bijeenkomst waren 15 mensen aanwezig. 3.3 Conclusie Het flankerend beleid was bedoeld om scholen in Rotterdam te ondersteunen bij de besteding van de subsidie in het kader van de Regeling Versterking Cultuureducatie Primair Onderwijs. Hiervoor waren outputdoelstellingen opgesteld, die zijn besproken in het eerste hoofdstuk. In de overzichten hieronder worden de resultaten vergeleken met de doelstellingen. Adviesgesprekken Adviesgesprek 2005-2006 Adviesgesprek 2006-2007 Adviesgesprekken totaal
Outputdoelstelling 35 scholen 35 scholen 70 scholen
Resultaat 37 scholen 4 scholen 41 scholen (55 gesprekken)
Wanneer deze resultaten procentueel met elkaar worden vergeleken blijkt dat 59% van de doelstelling is gehaald. Opmerkelijk is dat in schooljaar 2005-2006 de doelstelling van 35 scholen ruim gehaald is, maar dat in het schooljaar daarna met slechts vier scholen een adviesgesprek is geweest, terwijl de verwachting even hoog was als het jaar ervoor. In het eerste jaar hadden de adviseurs niet meer gesprekken kunnen voeren dan ze hebben gedaan.
20
3. UITVOERING VAN HET FLANKEREND BELEID Het bleek dat het heel prettig was om samen een gesprek te voeren en niet alleen, dit kwam de kwaliteit van de gesprekken ten goede. Aangezien beide adviseurs maar 2 dagen werkten was er geen tijd om meer gesprekken te voeren. De groep die een adviesgesprek heeft gehad kan in twee groepen worden verdeeld. Er was een groep die zelf initiatief nam om contact te zoeken met de adviseurs. Dit waren scholen die vaak al actief waren op het gebied van cultuureducatie. Ook is er een groep die enthousiast is geworden na benadering door de adviseurs. Maar niet alle scholen die zijn benaderd waren enthousiast. Een aantal scholen was nog niet toe aan een adviesgesprek, zij hebben om uitstel gevraagd. In het tweede jaar hebben de adviseurs door persoonlijke omstandigheden niet optimaal kunnen functioneren. Teamtraining Teamtraining 2005-2006 Teamtraining 2006-2007 Teamtraining totaal
Outputdoelstelling 15 scholen 15 scholen 30 scholen
Resultaat geen scholen 5 scholen 5 scholen
Het is duidelijk dat deze doelstelling niet is gehaald. Opmerkelijk is dat teamtrainingen alleen hebben plaatsgevonden in schooljaar 2006-2007. Een verklaring hiervoor is dat de teamtraining een vervolg is op een adviesgesprek en/of ICC-cursus. In 2005-2006 is begonnen met adviesgesprekken en een ICC-cursus met als logisch gevolg dat pas in het schooljaar erna behoefte aan een teamtraining ontstaat. Toch is dit aantal nog veel lager dan verwacht. Slechts 17% van de doelstelling is gehaald. Uit reacties van de adviseurs blijkt dat deze teamtrainingen zeer veel tijd kostten, zowel voor de adviseurs als voor de scholen.Veel scholen waren er nog niet aan toe en hadden andere prioriteiten.Verder bleek het maken van een planning voor de teamtrainingen ook lastig omdat scholen een meerjarenplanning hebben en daardoor het moment voor het maken van een visie op kunst en cultuur niet altijd goed uitkwam. ICC-cursus ICC-cursus 2005-2006 ICC-cursus 2006-2007 ICC-cursus 2007-2008 ICC-cursus totaal
Outputdoelstelling 25 personen 25 personen geen 50 personen
Resultaat 11 personen 20 personen 11 personen 42 personen
Uiteindelijk zijn er door de adviseurs drie ICC-cursussen gegeven in plaats van twee, zoals in de aanvraag voor het flankerend beleid werd geschreven. Het besluit om een derde cursus te organiseren had een aantal redenen. Er was voldoende aanmelding voor een derde cursus, onder andere door het enthousiasme van cursisten naar andere scholen toe, het sneeuwbaleffect. En bij de adviseurs had het prioriteit omdat de cursus een belangrijk middel bleek bij de samenwerking tussen scholen onderling en tussen scholen en instellingen.
21
3. UITVOERING VAN HET FLANKEREND BELEID Netwerkbijeenkomsten in kalenderjaren Netwerkbijeenkomsten 2005 (aantal 1) 2006 (aantal 3)
Outputdoelstelling 25 scholen 25 culturele instellingen 30 scholen 30 culturele instellingen
Resultaat Onbekend >25 scholen
6
94 leerkrachten en PABO-studenten > 12 scholen 7 (en 1 afgelast)
2007 (aantal 1) 2008 (aantal 2, 1 afgelast) Netwerkbijeekomsten totaal
Voor de vergelijking is het lastig dat in de aanvraag voor het flankerend beleid zowel gewerkt wordt met schooljaren als met kalenderjaren. Wanneer we kijken naar schooljaren is de verdeling van de netwerkbijeenkomsten anders dan bij de kalenderjaren. Netwerkbijeenkomsten in schooljaren Schooljaar 2004-2005 2005-2006 2006-2007 2007-2008 2008-2009
Aantal netwerkbijeenkomsten 1 2 2 1 (1 afgelast) 1
Over de opkomst van de netwerkbijeenkomsten zijn niet alle gegevens bekend, maar op basis van de gegevens die wel bekend zijn kan worden gesteld dat de deelname aan netwerkbijeenkomsten volgens verwachting is geweest, zeker wanneer we hierbij de ‘Kunstweek’ van 2007 meerekenen. Wat betreft het aantal netwerkbijeenkomsten is de doelstelling van het flankeren beleid gehaald.Verder is als positief punt te noemen dat er vanuit de groep ICC’ers op eigen initiatief een netwerkbijeenkomst is georganiseerd. Helaas is er ook een bijeenkomst georganiseerd die door gebrek aan belangstelling niet door is gegaan en was de opkomst bij de afsluitende bijeenkomst lager dan verwacht. Wanneer de totalen van de verschillende onderdelen van het flankerend beleid in een aantal grafieken naast elkaar worden gezet (zie pagina 23) wordt nog een keer duidelijk dat de oorspronkelijke doelstellingen van het flankerend beleid op twee vlakken niet zijn gehaald. Het is opmerkelijk dat het hier juist de onderdelen betreft die voor de scholen op maat werden gemaakt.Voor de algemenere onderdelen was de opkomst hoger en zijn de doelstelling wel of in ieder geval bijna gehaald. Hierbij moet wel de opmerking worden gemaakt dat deze onderdelen hebben plaatsgevonden in een langere periode dan de eerder genoemde onderdelen. Dit is ook van invloed op het totale percentage van de doelstelling dat is gehaald. Dit is beduidend lager wanneer alleen wordt gekeken naar de schooljaren 2005-2006 en 20062007, zoals in onderstaande tabel te zien is. Uitkomsten in schooljaren 2005-2008 (kalenderjaren) 2005-2006 en 2006-2007 (schooljaren)
Resultaat / doelstelling (%) 69 51
22
onbekend >16 culturele instellingen 23 culturele instellingen onbekend
3. UITVOERING VAN HET FLANKEREND BELEID Adviesgesprekken
80 70
aantal scholen 35
70
25
50
41
20
40
15
30
10
20 10
5
0
0 verwachting
Netwerkbijeenkomsten
8 7 6
30
30
60
aantal scholen
Teamtrainingen
5
verwachting
uitkomst
aantal bijeenkomsten
ICC-cursussen
60
7
50
6
uitkomst
aantal deelnemers 50 42
40
5 4
30
3
20
2
10
1
0
0 verwachting
verwachting
uitkomst
Op verschillende vlakken kunnen verklaringen worden gezocht voor het lager uitvallen van de resultaten in vergelijking tot de doelstellingen. Er bleken uiteindelijk minder scholen (op dat moment) behoefte te hebben aan ondersteuning bij het besteden van de subsidie in het kader van de Regeling dan uit het onderzoek van Cultuurnetwerk van 2004 was gebleken. Scholen hadden andere prioriteiten. Ook bleken bepaalde taken van de adviseurs zoals het organiseren van een teamtraining en het organiseren van de netwerkbijeenkomsten veel meer tijd te kosten dan vooraf was voorzien. Samen hadden zij een aanstelling van in totaal 0,8 fte.
23
uitkomst
4. GESPREKKEN MET SCHOLEN Op basis van een aantal selectiecriteria is een selectie gemaakt van scholen. De selectiecriteria waren: • het jaar van instappen in de regeling, • de vorm en intensiteit van de advisering (één of meerdere adviesgesprekken, ICC-cursus, teamoriëntatie), • de denominatie, • de verdeling over de stad (verschillende wijken, verschillende mogelijkheden). De directies van de geselecteerde scholen zijn door middel van een e-mail op de hoogte gesteld van het onderzoek en vervolgens telefonisch benaderd om een afspraak te maken voor een interview. Helaas bleken maar weinig directeuren bereid te zijn om mee te werken aan het onderzoek. Daarom is een volgende actie ondernomen waarbij de ICC-cursisten van alle jaren zijn benaderd voor deelname aan het onderzoek. Ook bij deze vraag was de respons laag. Bij een persoonlijke benadering door iemand die al eerder contact had gehad met de ICC’ers was de respons hoger. Er kunnen verschillende redenen worden aangevoerd waardoor scholen niet bereid waren mee te werken aan het onderzoek. Twee mogelijke redenen worden aangevoerd in de Eindrapportage Monitor Regeling Versterking Cultuureducatie. Deze monitor heeft drie keer een meting uitgevoerd onder scholen in het primair onderwijs, waarbij de respons iedere keer een beetje lager was. Zij willen dit niet helemaal toeschrijven aan landelijke ‘monitormoeheid’, omdat er iedere keer steekproeven zijn gedaan en de kans klein was dat scholen meerdere malen werden benaderd. Maar het feit dat er op andere niveaus ook onderzoeken worden uitgevoerd kan er mee te maken hebben dat scholen minder enthousiast zijn om mee te werken. Ook bij het onderzoek van Cultuurnetwerk naar cultuureducatie in het primair onderwijs in de gemeente Rotterdam was de respons laag (37%). Er is niet onderzocht wat hiervan de reden is. Uit het onderzoek van Sardes komt ook naar voren dat scholen het meestal nog te vroeg vinden om uitspraken te doen over de resultaten, omdat zij het moeilijk vinden om deze hard te maken7. Verder geven directeuren aan het druk te hebben en dat ze al meewerken aan andere projecten en onderzoeken. Dit komt tevens naar voren in ‘Elke school is uniek’ waar als knelpunt voor de invoering van cultuureducatie door veel scholen de continue werk- en tijdsdruk van leerkrachten wordt genoemd. Tot slot blijkt ook uit de actie ‘Samen Tegen Onnodige Procedures’ (STOP) van Jeugd, Onderwijs en Samenleving (JOS) in Rotterdam dat scholen zo vaak bevraagd worden dat ze dit willen gaan structureren. Hierbij moeten onderzoeken eerst langs een speciale commissie die vervolgens gaat bekijken welke scholen zouden kunnen meewerken aan het onderzoek, zodat scholen niet overvraagd worden. Uiteindelijk zijn er acht medewerkers van zeven primair onderwijsscholen geïnterviewd. Dit waren zes cultuurcoördinatoren, één directeur en één vakleerkracht. Door de lagere respons is de selectie niet helemaal in evenwicht. De verdeling over de stad is niet evenwichtig, er zijn alleen scholen geïnterviewd waarvan een leerkracht de ICC-cursus heeft gevolgd en er is voornamelijk gesproken met ICC’ers en niet met schooldirecteuren. Bij de interviews zijn de hoofdvraag en deelvragen, die genoemd zijn in het tweede hoofdstuk van dit verslag, gebruikt als leidraad voor het gesprek. Verder is gebruik gemaakt van de verslagen van de adviesgesprekken en de nulmetingen voor zover die bekend waren.
7 Bij het benaderen van scholen voor interviews is bijvoorbeeld 1 school geweest die aangaf eerst na te willen denken over deelname, omdat het cultuurbeleid nog niet stevig was, maar nog steeds ad hoc en vervolgens toch niet mee wilde doen.
24
4. GESPREKKEN MET SCHOLEN Zowel uit het eindrapport van Sardes als het onderzoek van Cultuurnetwerk is gebleken dat de meerderheid van de scholen niet te plaatsen is onder één van de scenario’s maar dat op scholen vaak sprake is van een combinatie van meerdere scenario’s. Daarom zijn de drie scenario’s uit het rapport ‘Hard(t) voor cultuur’ bij deze gesprekken buiten beschouwing gelaten. 4.1 KATHOLIEKE DALTON BASISSCHOOL CHRISTOPHOOR Basisschool Christophoor ligt in de wijk Charlois in Rotterdam-Zuid. Het is een achterstandswijk waar veel mensen wonen met een buitenlandse achtergrond. Als gevolg daarvan is de Christophoor een gekleurde school met kinderen met veel verschillende achtergronden. De Christophoor is een Daltonschool8, de enige in Rotterdam-Zuid. Het aantal leerlingen groeit. In het schooljaar 2006-2007 waren er nog 180 leerlingen, in het huidige schooljaar is het aantal gegroeid tot 222. Sinds het schooljaar 2007-2008 is de school een dagarrangementschool waarbij de kinderen een aantal dagen per week langer naar school gaan, in totaal is dit zes uur per week. Ongeveer vier jaar geleden heeft de school besloten om zich meer te gaan richten op kunst en cultuur. Door de komst van de Nieuwe Brede School en de daarbij horende extra lesuren, ontstonden er ook meer mogelijkheden om cultuureducatie op school uit te breiden. De school heeft de subsidie in het kader van de Regeling Versterking Cultuureducatie ontvangen vanaf 2006. Als eerste stap is toen een leerkracht de ICC-cursus gaan volgen. Dit heeft een aantal gevolgen gehad. Ten eerste is er een verandering opgetreden in de omgang van de school met het aanbod op het gebied van kunst en cultuur. Voorheen maakte de school vooral gebruik van het Cultuurtraject van de SKVR, dit is helemaal losgelaten. Met de invoering van de dagarrangementen is de school bewust gaan kiezen voor activiteiten. Die activiteiten worden op twee manieren aan de kinderen aangeboden. Er worden projecten georganiseerd waarbij gedurende een korte periode de hele school bezig is met een bepaald thema, bijvoorbeeld muziek. Daarnaast krijgen de kinderen in de extra uren, die zijn gecreëerd door de dagarrangementen, per groep vier keer tien weken les in een bepaalde kunstdiscipline. Op die manier gaan alle kinderen van de school ieder jaar intensief aan de slag met vier kunstdisciplines. De leerkracht die de ICC-cursus heeft gevolgd, heeft drie uur per week beschikbaar om zich bezig te houden met cultuureducatie op de school. Zij houdt zich bezig met de inhoudelijke, de beleidsmatige en de organisatorische kanten hiervan. Zij zet de lijnen uit met betrekking tot de visie van de school op cultuureducatie en zet daarnaast bijvoorbeeld ook de projecten op. Vervolgens is de school in 2007 een teamtraining gaan volgen. Tijdens deze teamtraining zijn de bouwstenen verzameld voor de formulering van de visie van de school op cultuureducatie. De directeur is zeer tevreden over deze training. Het contact met de adviseurs was prettig, informeel en liep gemakkelijk. De training zat goed in elkaar en het doel is bereikt.Voorheen had de school geen visie op cultuureducatie en dankzij de training is deze er wel gekomen. Naar aanleiding van de training zijn er nog verschillende vergaderingen geweest tussen de directie en de cultuurcoördinator en is de visie ook schriftelijk vastgelegd in het onderwijsplan. De directeur voegt daar wel aan toe dat dit een levend document is dat nog niet helemaal is uitgekristalliseerd. De school profileert zich sinds twee jaar als culturele school. Een aantal leerkrachten ondersteunt de cultuurcoördinator bij de uitvoering van het beleid. Het geld van de subsidie wordt voornamelijk besteed aan activiteiten. Er zijn geen vakdocenten voor cultuur op school. Er wordt wel veel gewerkt met gastdocenten, vooral 8 Het Daltononderwijs gaat uit van eigen verantwoordelijkheid, zelfstandigheid en samenwerking.
25
4. GESPREKKEN MET SCHOLEN in de dagarrangementen. Hoewel de school een grote stap heeft gemaakt en het aantal uren voor cultuureducatie enorm is toegenomen, maakt cultuureducatie nog geen deel uit van het reguliere rooster. De school is een Daltonschool wat betekent dat er wordt gewerkt met weektaken. De culturele vakken staan los van deze weektaken en zijn duidelijk onderdeel van het dagarrangement. Behalve bij grote projecten, die maken wel deel uit van de weektaak. Alle kunstdisciplines zijn even belangrijk, al krijgt cultureel erfgoed volgens de directeur minder aandacht dan gewenst zou zijn. Ook geeft hij aan dat sommige disciplines organisatorisch gemakkelijker te regelen zijn dan andere, wegens gebrek aan ruimte en het reizen naar culturele instellingen. In maart 2009 zal de school gaan verhuizen naar een nieuw gebouw waar ook andere partners uit de wijk een plek krijgen en komt er meer ruimte voor bijzondere projecten.
Foto: Rinie Bleeker
De school is aanwezig geweest bij een aantal netwerkbijeenkomsten en de cultuurcoördinator neemt deel aan intervisiebijeenkomsten die door Els Alberts (Hogeschool Rotterdam) worden georganiseerd. De school werkt op dit moment voornamelijk samen met de SKVR en de bibliotheek. Er wordt ook samengewerkt met andere culturele instellingen, maar niet structureel. De school stelt zich afhankelijk op van het aanbod van culturele instellingen. Het is niet zo dat de school met een vraag naar een culturele instelling gaat en samen een project ontwikkelt. De verwachting is wel dat met de komst van het nieuwe gebouw de samenwerking met de andere ‘bewoners’ intensiever gaat worden en daardoor ook de samenwerking met andere partners in de wijk. Op cultureel gebied is er in de wijk echter weinig aanwezig. Voor bezoeken aan culturele instellingen die niet op loopafstand zijn, wordt altijd gebruik gemaakt van het openbaar vervoer. Hoewel dit een grote kostenpost is, laat de school zich er niet van weerhouden om met de kinderen de deur uit te gaan. Iedere groep brengt een paar keer per jaar een bezoek aan een culturele instelling.
26
4. GESPREKKEN MET SCHOLEN Tot slot geeft de directeur aan dat de subsidie van de regeling zeker een impuls heeft gegeven aan de school om zich verder te ontwikkelen als culturele school, maar dat het vooral is gelukt doordat ze dagarrangementschool zijn geworden. Het bedrag van €10,90 per leerling is te weinig om grote veranderingen door te voeren. Het is bijvoorbeeld net voldoende om één groot project mee uit te voeren. Het flankerend beleid in de vorm van de ICC-cursus en de teamtraining hebben een grote bijdrage geleverd aan het beleid met betrekking tot cultuureducatie op de Christophoor en de uitbreiding van activiteiten op dit gebied. 4.2 KATHOLIEKE BASISSCHOOL OSCAR ROMERO De Oscar Romeroschool bestaat al meer dan honderd jaar en is gelegen in de wijk OudCrooswijk. Deze wijk wordt gekenmerkt door een groot aantal gezinnen dat onder of op het minimum niveau leeft. Vanaf 1970 zijn er steeds meer gezinnen uit het buitenland in de wijk komen wonen.Veel kinderen van deze gezinnen gingen naar de Oscar Romeroschool. Op het moment van dit onderzoek telt de school 330 leerlingen, een aantal dat al een aantal jaren stabiel is. Van de leerlingen heeft 98% een niet-Nederlandse achtergrond. Veel leerlingen hebben een taalachterstand. Taal- en leesbevordering nemen een belangrijke plaats in op de school. Dat is in de hele school terug te vinden. In de gangen hangen posters met geïllustreerde gedichten, gedichten van kinderen van de school zijn gedrukt op doorzichtig folie en op ramen van de school geplakt, er hangt een hele serie portretten van schrijvers en de kinderen houden een logboek bij van de boeken die ze lezen. Ook komen er regelmatig schrijvers op bezoek. Ter ere van het honderdste bezoek van een schrijver is in 2007 een boek uitgebracht met gedichten en illustraties van kinderen van de school. De school heeft vanaf het schooljaar 2005-2006 de subsidie ontvangen in het kader van de Regeling. Het geld van de subsidie wordt besteed aan bezoeken van schrijvers en illustratoren aan de school. Van de subsidie kan iedere groep van de school, elk jaar een auteur en/of illustrator ontvangen. Het betreft hier lessen van een uur per groep. Voor advies hierover en de bemiddeling tussen de auteurs en de school werkt de school samen met de Stichting Schrijver School Samenleving in Amsterdam. Paul Vierboom is coördinator leesbevordering op de Oscar Romeroschool en heeft de subsidie aangevraagd. Het aanvragen was heel gemakkelijk en de subsidie is voldoende om de bezoeken van de auteurs van te betalen, daardoor hoeft niet meer op andere manieren te worden geprobeerd om hiervoor financiering te krijgen. Voor andere activiteiten blijft van de subsidie geen geld over. Het zwaartepunt van de culturele activiteiten op de school ligt bij taal en literatuur, maar tijdens schooluren is er op de Oscar Romeroschool ook aandacht voor andere kunstdisciplines. Er zijn twee vakleerkracht (parttime) voor handvaardigheid. Af en toe zijn er voorstellingen op school of worden voorstellingen bezocht in het LCC van de wijk. De school gaat met de kinderen weinig de deur uit voor culturele uitstapjes. Het is lastig om te reizen met een groep kinderen in het openbaar vervoer en bij het reizen naar een theater of museum gaat kostbare lestijd verloren.Voorheen ging de school wel vaker de deur uit voor bijvoorbeeld museumbezoek, maar dat is de afgelopen jaren heel sterk teruggelopen. In het schooljaar 2005-2006 heeft Paul Vierboom de ICC-cursus gevolgd. Hij geeft aan dat de cursus op zich goed is bevallen, maar dat de school al een duidelijke visie had op cultuur en zich met name wilde richten op de literatuur in combinatie met leesbevordering. Hierdoor was een aantal onderdelen van de cursus minder relevant en interessant voor hem. Wat Vierboom heel waardevol vond aan de cursus was de uitwisseling met collega’s, tijdens de 27
4. GESPREKKEN MET SCHOLEN cursus maar ook tijdens de netwerkbijeenkomst in het NAi. Deze bijeenkomst ging over fondsenwerving. Ondanks dat Vierboom zelf al thuis was in het werven van fondsen en aanvragen van subsidies vond hij het nuttig om alles een keer op een rijtje te zien, vooral om meer te weten te komen over de mogelijkheden binnen de gemeente. Het is belangrijk voor scholen om hiervan een overzicht te hebben omdat de wereld van de subsidies erg versnipperd is en zou volgens Vierboom een vast onderdeel van de ICC-cursus moeten zijn. Ook vond Vierboom het interessant om de cursus te volgen omdat er een bedrag van 500 euro aan verbonden was dat besteed mocht worden aan cultuur. Zijn takenpakket is naar aanleiding van de cursus niet veranderd. De Oscar Romeroschool was wel op de hoogte van de mogelijkheid voor een adviesgesprek of teamtraining door de adviseurs, maar heeft hier geen gebruik van gemaakt. Het was vooraf voor hen al duidelijk hoe zij het geld wilden besteden. Zij hadden al een visie op cultuur en hulp bij het ontwikkelen van een visie was dan ook niet nodig. Ook was er voldoende draagvlak bij het schoolteam waardoor er geen behoefte was aan een teamtraining. Wel zijn de adviseurs een keer op de school komen kijken om te zien hoe zij omgaan met cultuur. Sinds schooljaar 2007-2008 is de Oscar Romeroschool een wijkarrangementschool met zes extra lesuren. Dit houdt in dat er voor alle leerlingen van de school een extra aanbod is van activiteiten na schooltijd. Kinderen kunnen hier op vrijwillige basis aan deelnemen. In deze extra uren worden veel culturele activiteiten aangeboden aan de kinderen, zoals toneel, muziek, beeldende kunst en dans. Daarnaast worden er ook computerlessen, technieklessen, kooklessen en sportlessen aangeboden na schooltijd. Op de school is een coördinator die zich bezighoudt met de organisatie van alle activiteiten in de Brede School, dus ook de culturele activiteiten. Het geld voor deze culturele activiteiten komt niet van de Regeling, maar van andere subsidies, zoals die voor de Brede School. 4.3 OPENBARE BASISSCHOOL DE TRIANGEL De Triangel is een openbare basisschool in de deelgemeente Charlois. De school heeft twee locaties. De ene locatie is voor de kleutergroepen en groep drie, de overige groepen zijn gehuisvest op de andere locatie. Op dit moment telt de school ongeveer 345 leerlingen. Deze zijn niet evenredig verdeeld over de groepen. De school telt veel meer kleutergroepen dan groepen in de andere leerjaren. Omdat dit al een aantal jaren zo is, heeft de school hier een onderzoek naar gedaan. Het is gebleken dat vrijwel alle leerlingen die weggaan van de school gaan verhuizen. Ouders vinden de wijk minder geschikt voor kinderen en gaan met grotere kinderen vaak liever in een andere plaats of andere wijk wonen. Op de school heeft 60% van de kinderen een buitenlandse achtergrond, hierbij zijn veel verschillende nationaliteiten vertegenwoordigd. In 2000 heeft De Triangel zich aangesloten bij de Stichting Kunstzinnige Basisscholen (KuBas). Deze stichting is opgericht in 1999, er waren toen zeven deelnemende scholen, op dit moment zijn dat er vijf. ‘Kunstzinnige basisscholen onderkennen de kracht van kunst als oorspronkelijke uiting van gevoelens en/of ideeën’ (www.kunstzinnigebasisscholen.nl). Iedere kunstzinnige basisschool geeft hier zelf invulling aan. Er is regelmatig overleg tussen de cultuurcoördinatoren van de scholen en er is elk jaar een groot project met een gezamenlijk thema. Gedurende elk schooljaar wordt op de Triangel extra aandacht besteed aan beeldende vorming en drama. Voor drama is op de school een vakleerkracht die elke twee weken lesgeeft aan alle leerlingen. De overige disciplines komen aan bod in het Cultuurtraject van de 28
4. GESPREKKEN MET SCHOLEN SKVR en er wordt geprobeerd om deze ook zoveel mogelijk aan bod te laten komen tijdens het grote project. Het draagvlak voor cultuur bij het schoolteam is groot. Dit komt mede doordat affiniteit met kunst en cultuur deel uitmaakt van het aannamebeleid van de school. Leerkrachten worden ook door elkaar gemotiveerd op het gebied van kunst en cultuur en maken gebruik van elkaars expertise. Er zijn verschillende leerkrachten die in hun vrije tijd veel bezig zijn met bijvoorbeeld muziek en theater. Tijdens het grote project zijn de leerkrachten zeer betrokken en raken door elkaar geïnspireerd om deze projecten tot een succes te maken. Dit is heel prettig voor de cultuurcoördinator van de school.
Foto: Floor Godefroy
De school heeft de subsidie vanaf het eerste begin, schooljaar 2004-2005 ontvangen. Aangezien de school al een aantal jaren kunstzinnige basisschool was voor de ingang van de Regeling, had de school al een visie op kunst en cultuur. Deze visie was echter nog niet vertaald naar een meerjarig plan en is dat nog steeds niet. De school is begonnen met het organiseren van steeds meer culturele activiteiten en heeft daarin een continuïteit gecreëerd. Voor het maken van een structureel plan voor meerdere jaren waarin deze activiteiten een plek krijgen, is nog geen tijd gevonden. Er zijn nu nieuwe ontwikkelingen gaande in het kader van de cultuurprofielscholen. Misschien dat dit voor de school kansen biedt om een structureel plan te gaan maken. Omdat cultuureducatie al een plek had in de school en er al een visie was, heeft de school geen gebruik gemaakt van de mogelijkheden voor een adviesgesprek of een teamtraining. Zij waren wel op de hoogte van deze mogelijkheden.
In het schooljaar 2006-2007 heeft Kim Meeuwse, de cultuurcoördinator van de Triangel, de ICC-cursus gevolgd. Zij is deze cursus gaan volgen met een aantal verwachtingen. In de eerste plaats was ze op zoek naar meer handvatten als cultuurcoördinator, want haar functieomschrijving als cultuurcoördinator was niet heel duidelijk. Daarnaast wilde zij haar netwerk uitbreiden, meer weten over de financiering van projecten en het aanvragen van subsidies en ze vond het ook belangrijk om het certificaat te halen. De cursus heeft grotendeels aan haar verwachtingen voldaan.
29
4. GESPREKKEN MET SCHOLEN De cursus heeft een goede bijdrage geleverd aan haar ontwikkeling als cultuurcoördinator en de cursusmap gebruikt ze nog steeds. Het niveau van de deelnemers was heel verschillend, maar toch kon iedereen goed aan zijn eigen leerpunten werken. Hierdoor konden de deelnemers leren van elkaar en vergelijken hoe ver ze zelf waren op het gebied van cultuureducatie. De mogelijkheden over financiering en subsidies is naar de mening van Meeuwse te weinig aan bod gekomen in de cursus. De 500 euro die zij aan het eind van de cursus heeft ontvangen is besteed aan het grote project. Hierover wordt in de volgende paragraaf meer verteld. De functie van Meeuwse is in de loop der tijd veranderd. De woensdagochtend is zij vrij geroosterd en kan zij tijd besteden aan de activiteiten in het kader van de kunstzinnige basisschool. De besprekingen met de andere kunstzinnige basisscholen worden bijvoorbeeld altijd gepland op deze ochtenden. Meeuwse heeft niet deelgenomen aan de netwerkbijeenkomsten die zijn georganiseerd door de adviseurs. Ze kon zich ook niet goed herinneren dat ze hiervan op de hoogte was. Ze was wel op de hoogte van de bijeenkomst die was georganiseerd door Tamara Veen, maar heeft besloten om hier niet naartoe te gaan. Ze heeft zelf al een netwerk met de scholen van KuBas en neemt ook deel aan de intervisiebijeenkomsten die georganiseerd worden door Els Alberts. Verder houdt ze zich op de hoogte door de ontwikkelingen te volgen op bepaalde websites, zoals die van Cultuurplein. Met een aantal instellingen zoals Villa Zebra en de Willem de Kooning Academie wordt structureel samengewerkt en er zijn ook samenwerkingsverbanden met andere culturele instellingen op projectbasis.
Foto: Rinie Bleeker
De subsidie in het kader van de Regeling wordt bij de Triangel op twee manieren besteed. Een gedeelte van het geld wordt besteed aan het Cultuurtraject van de SKVR. Hier wordt gebruik gemaakt van een vast aanbod. Het overige geld wordt besteed aan het grote gezamenlijke project van de vijf kunstzinnige basisscholen. Hierbij wordt meer vraaggericht gewerkt. Dit grote project wordt door alle basisscholen op een andere manier ingevuld, maar het thema is voor alle scholen hetzelfde. In 2007 was het thema ‘Architectuur’. In 2008 was het thema ‘Circus’ waarbij de scholen intensief hebben samengewerkt met Circus Rotjeknor. De 500 euro van de ICC-cursus heeft Kim Meeuwse besteed aan professionele verlichting bij de afsluitende voorstelling van dit project. In 2009 is het thema ‘Wij, het water en de zee’. Een onderdeel van dit project is dat de leerlingen van alle kunstzinnige basisscholen een bezoek brengen aan het Maritiem Museum.
30
4. GESPREKKEN MET SCHOLEN De duur van de grote projecten verschilt op de Triangel per project. Deze hangt af van het thema en de activiteiten. Soms zijn alle klassen tegelijk met het project bezig, soms delen de docenten zelf hun tijd in. Tijdens de grote projecten lopen de normale lessen wel door, maar krijgt het project prioriteit. Ondanks dat scholen het project zelf invullen en ook de periode waarin het plaatsvindt en de tijd die eraan wordt besteed, is er aan het einde van ieder schooljaar een gezamenlijke afsluiting van het project. Openbaar vervoer is duur, daarom vinden de activiteiten voor het grote project zoveel mogelijk plaats op school of op loopafstand van de school. Er wordt hierbij bijvoorbeeld samengewerkt met kunstenaars die in de wijk wonen. Alle overige culturele activiteiten zoals de vakleerkrachten en Brede Schoolactiviteiten worden niet betaald van de subsidie van de Regeling, want dat geld gaat helemaal op aan het cultuurtraject en het grote project. Soms is de subsidie ook hiervoor niet toereikend en wordt nog extra subsidie aangevraagd voor het grote project. 4.4 PROTESTANTS CHRISTELIJKE BASISSCHOOL DS. J.J. BUSKES De Buskesschool is een hele grote school met ongeveer 600 leerlingen, gelegen in de wijk Zevenkamp. De grootte van de verschillende groepen verschilt, maar er zitten vaak meer dan 25 leerlingen in een groep. Door het grote aantal leerlingen zijn er veel dubbele groepen, soms wel vier klassen per leerjaar. De groepen zijn verdeeld over twee locaties. Op de ene locatie zitten de groepen 1 tot en met 5, de overige groepen zitten op de andere locatie. De achtergrond van de kinderen op de school is de afgelopen jaren veranderd. Eerst was er een mengeling van kinderen met hoogopgeleide ouders en kinderen met lager opgeleide ouders. Nu zijn er in verhouding veel meer kinderen met laagopgeleide ouders. Ook het aantal kinderen met een buitenlandse achtergrond is toegenomen, een aantal jaar geleden waren dat hooguit een paar kinderen per groep, nu loopt dat aantal richting 50%. De school is verdeeld in drie afdelingen, de onderbouw (groep 1 en 2), de middenbouw (groep 3, 4 en 5) en de bovenbouw (groep 6, 7 en 8). Iedere afdeling heeft een afdelingsleider en een assistent-afdelingsleider, dit zijn extra taken van leerkrachten. Zij vormen samen met de directeur, adjunct-directeur en intern begeleider het management van de school. De leerkrachten hebben vooral contact en vergaderingen met collega’s van de eigen bouw en in mindere mate met leerkrachten van de andere bouwen. Verder zijn er op school werkgroepen voor bijvoorbeeld cultuur en het jaarlijkse project. In deze werkgroepen zijn leerkrachten van alle bouwen vertegenwoordigd. De omvang van de scholen en de lange lijnen tussen de verschillende afdelingen maken het soms lastig om snelle beslissingen te nemen. Jeannette Moerman werkt parttime op de Buskesschool en maakt deel uit van de werkgroep cultuur. In het schooljaar 2006-2007 kreeg de werkgroep de vraag om een methode te zoeken voor cultuureducatie voor de school. Omdat dit lastig bleek te zijn is Jeannette Moerman de ICC-cursus gaan volgen. Ze had weinig verwachtingen voorafgaand aan deze cursus. Ze is heel positief over de opzet en de inhoud van de cursus. Ze vond het een pluspunt dat de cursus heel breed was, dat er veel gasten werden uitgenodigd, dat er aandacht werd besteed aan het aanvragen van subsidies en dat netwerken een belangrijk onderdeel was van de cursus. De cursus zette haar aan het denken over cultuureducatie en over de situatie en mogelijkheden op de school waar ze zelf werkte. Door de cursus heeft ze veel ideeën opgedaan voor cultuureducatie op de Buskesschool. Naar aanleiding van de cursus heeft zij een korte tekst geschreven over cultuur die is 31
4. GESPREKKEN MET SCHOLEN
Foto: Rinie Bleeker
opgenomen in het schoolplan, hierbij kwam de cursusmap goed van pas. Verder houdt Jeannette Moerman zich vooral bezig met het coördineren van het Cultuurtraject van de SKVR. Ze doet de aanvraag voor het volgende schooljaar en zorgt ervoor dat de post terechtkomt bij de desbetreffende leerkrachten. Ook ontvangt zij alle overige post met betrekking tot culturele activiteiten. Deze stuurt zij door aan leerkrachten van de groepen voor wie deze activiteiten zijn bedoeld en posters van activiteiten hangt zij op in de school. Helaas zijn de meeste van de ideeën die zij heeft opgedaan tijdens de cursus niet tot uitvoer gekomen. Ze heeft naar aanleiding van de cursus geen uren gekregen om zich bezig te houden met het coördineren van cultuur op school. Het is opmerkelijk dat ze niet op de hoogte is van het feit dat de school de subsidie ontvangt in het kader van de Regeling en weet ook niet hoe dit geld wordt besteed. Ze is ook niet op de hoogte van de besteding van de 500 euro die de school heeft ontvangen na afloop van de ICC-cursus. De speerpunten van de school zijn sport en techniek. Het draagvlak voor cultuur is laag op de school. Dit komt onder andere tot uiting in het feit dat er op school geen vakleerkrachten zijn voor kunstzinnige vakken en dat de mogelijkheid voor een adviesgesprek met de adviseurs door de school niet is opgepakt. Ook de werkgroep cultuur heeft al een half jaar niet overlegd. Moerman heeft een aantal keer geprobeerd om de expertise die ze heeft opgedaan bij de ICC-cursus in te zetten, maar daar is geen gebruik van gemaakt. Moerman heeft zelf ook weinig tijd, want zij werkt parttime op de Buskesschool en heeft geen vrije uren voor cultuureducatie. Ze hebben met de cultuurwerkgroep een idee voorgedragen om het jaarlijkse project in 2008 een kunstzinnig project te laten zijn, maar de werkgroep van het project heeft een ander thema gekozen. Bij culturele activiteiten binnen dit project wordt de werkgroep cultuur verder niet betrokken. Na schooltijd in de Brede School worden voor kinderen wel culturele activiteiten aangeboden. Maar ook hier hebben Jeannette Moerman en de werkgroep cultuur niets mee te maken, deze activiteiten worden georganiseerd en gecoördineerd door de Brede School-coördinator. Er zijn weinig samenwerkingsverbanden met culturele instellingen. Er wordt samengewerkt met de kerk die aan één van de gebouwen van de school vastzit. Hier wordt bijvoorbeeld de eindmusical van groep 8 uitgevoerd. Verder komen er wel kisten van de bibliotheek op school, maar voor een bezoek aan de bibliotheek zit deze te ver weg. Jeannette Moerman heeft deelgenomen aan een aantal netwerkbijeenkomsten. De bijeenkomst die was georganiseerd door Tamara Veen was voor haar het belangrijkste omdat daar ervaringen met andere cursisten werden uitgewisseld en tips werden gegeven. Achteraf denkt Moerman dat het praktische aspect om cultuureducatie uit te zetten in de school te weinig is besproken tijdens de cursus.
32
4. GESPREKKEN MET SCHOLEN 4.5 NICOLAASSCHOOL De Nicolaasschool is gelegen in de deelgemeente Delfshaven. Hoewel het een katholieke basisschool is, hebben veel leerlingen een islamitische achtergrond. Het is een grote school met 720 leerlingen en 90 medewerkers, die voornamelijk parttime werken. Er zijn op de school 32 nationaliteiten vertegenwoordigd. Het schoolteam ervaart deze multiculturaliteit op de school als prettig. Het aantal leerlingen is redelijk stabiel. Er is een aanzienlijk aantal huizen in de wijk afgebroken, daarvoor in de plaats worden nieuwe huizen gebouwd. Deze nieuwe huizen zijn duurder dan de afgebroken huizen waardoor mogelijk de samenstelling van de schoolpopulatie de komende jaren zal veranderen. De school heeft de subsidie in het kader van de Regeling ontvangen sinds het schooljaar 2005-2006. Yvonne Hoppener coördineert op de Nicolaasschool de culturele activiteiten die tijdens schooltijd plaatsvinden. Zij heeft de aanvraag gedaan voor de subsidie in het kader van de Regeling. Haar doelstelling was om de kinderen kennis te laten maken met iets typisch Nederlands en ze daarnaast de beleving mee te geven van het bezoek aan een theater. Hoppener vond het prettig dat deze subsidie betrekkelijk eenvoudig aan te vragen was en dat deze vervolgens doorliep in volgende jaren. Ook het feit dat er achteraf niet verantwoord hoeft te worden wat er met het geld was gedaan vond zij een teken van vertrouwen. Het geld van de Regeling wordt op de Nicolaasschool voornamelijk besteed aan dans- en theatervoorstellingen. Het eerste jaar dat de school de subsidie ontving heeft Hoppener deze voorstellingen zelf geregeld. Dit bleek haar echter veel tijd te kosten en de school had bovendien al dansdocenten in dienst die veel beter op de hoogte waren. Daarom heeft ze de taak om deze voorstellingen te regelen overgedragen op Juul Noppers. Noppers was al een aantal jaren bij de Nicolaasschool in dienst. Zij was meer thuis in de theaterwereld dan Hoppener en vond het leuk om deze taak van haar over te nemen. Dit had ook als voordeel dat zij de dans- en toneelvoorstellingen heeft uitgebreid met verwerkingslessen. Voor iedere bouw regelt zij een voorstelling, bereidt zij de groepsleerkrachten voor en doet een deel van de verwerkingslessen (de andere lessen worden door haar collega-dansdocent gegeven). De school heeft ervoor gekozen om het geld van de Regeling te besteden aan voorstellingen omdat de school eerder geen geld had hiervoor en veel kinderen daardoor nooit in aanraking kwamen met theater. De school heeft een groot aantal vakleerkrachten voor cultuur in dienst. Er zijn twee vakleerkrachten voor dans, een vakleerkracht voor handvaardigheid en een vakleerkracht voor muziek (zang). De leerlingen krijgen iedere week of één keer in de twee weken les van deze vakleerkrachten. Met het geld van de Regeling kunnen kinderen vanaf groep 3 nu ook beleven hoe het is om een voorstelling te zien in een echt theater. Voor de kleuters worden voorstellingen op school georganiseerd in de gymzaal of de speelzaal, zodat zij niet met openbaar vervoer hoeven te reizen. De hogere groepen gaan twee keer per jaar de deur uit voor een bezoek aan bijvoorbeeld een museum, theater of kinderboerderij. Soms gaan zij lopend, soms met openbaar vervoer. Er is tijdens schooltijd veel aandacht voor cultuur op de Nicolaasschool. Hiervoor is zowel bij de directie als bij de rest van het team veel draagvlak. Leerkrachten zijn enthousiast over culturele activiteiten en nemen graag deel met hun groep. Er zijn op de school ook twee handvaardigheidslokalen, er is voldoende ruimte voor de dans- en gymlessen en er is ook een multimedialokaal waar leerlingen kunnen werken aan computers, maar waar ook dvd’s worden bekeken. De kunstdisciplines die tijdens schooltijd minder aandacht krijgen worden aangeboden als activiteiten in de Brede School. Hier worden onder andere projecten aangeboden die te maken hebben met film, circus, textiele werkvormen, gezelschapsspelletjes, 33
4. GESPREKKEN MET SCHOLEN scouting, kinderkoor, verhalen vertellen en het bespelen van een muziekinstrument. Verder worden regelmatig projecten gedaan in samenwerking met Kinderatelier Punt 5, wat in een naburige wijk is gevestigd. Yvonne Hoppener heeft in 2005 een adviesgesprek gehad met de adviseurs. Uit dit gesprek kwam vooral naar voren dat de school al veel deed op het gebied van cultuureducatie, maar zich daar eigenlijk niet echt bewust van was omdat het helemaal onderdeel is van het lesprogramma. Voor Hoppener was dit gesprek wel een eye-opener. Verder zijn er niet echt hele specifieke zaken veranderd naar aanleiding van het gesprek, want er was geen speciale vraag vanuit de school. Wel had Hoppener later nog een vraag aan de adviseurs en was het prettig dat deze er waren om haar te helpen deze vraag te beantwoorden. Er is op de school niemand die de ICC-cursus heeft gevolgd. Hoppener was binnen de school met deze taak belast zodat het team ontlast zou blijven. Ook is er geen teamtraining geweest. De school heeft een groot team en er was al veel draagvlak voor cultuur dus een teamtraining leek niet noodzakelijk. Hoppener heeft naar aanleiding van de subsidie wel de visie van de school op schrift gesteld. Ook heeft zij deelgenomen aan een aantal netwerkbijeenkomsten die georganiseerd waren door de adviseurs. Zij vond het vooral leuk om op deze bijeenkomsten mensen te ontmoeten en te netwerken. Met sommigen van hen heeft zij sindsdien vaker contact gehad. 4.6 GEREFORMEERDE BASISSCHOOL HET KOMPAS Het Kompas is gelegen in de deelgemeente Charlois en telt ongeveer 170 leerlingen. De meeste leerlingen op de school komen uit de kring van gereformeerd-vrijgemaakte of christelijk-gereformeerde kerken. Hierdoor is de school een streekschool en zijn de meeste leerlingen van de school niet woonachtig in de wijk waar de school is gevestigd, maar komen ze vaak van verder weg. Voordat kinderen worden aangenomen op Het Kompas moet er eerst een gesprek plaatsvinden met de identiteitscommissie van de school. Ongeveer 10% van de kinderen heeft een niet-Nederlandse achtergrond. De school heeft de subsidie ontvangen vanaf het schooljaar 2006-2007.Voorafgaand aan het aanvragen van de subsidie heeft de directeur van de school een adviesgesprek gehad met de adviseurs. De reden hiervoor was dat de school graag een handvat aangereikt wilde krijgen om cultuureducatie structureel op te nemen in het onderwijsprogramma en een draagvlak binnen het team te creëren. Cultuureducatie had geen vaste plek binnen het onderwijsprogramma maar er werden wel ieder jaar een aantal terugkerende activiteiten georganiseerd op de school. Er was ieder jaar een identiteitsproject dat werd afgesloten met een zangavond op de school. Er was een thematisch project dat werd afgesloten met een kijkavond en er was een eindmusical voor groep 8. Verder werd op school wel tijd besteed aan muziek, tekenen en handvaardigheid, maar hiervoor waren geen vakdocenten aanwezig. Bij het 50-jarige bestaan van de school heeft de hele school in één dag een musicalvoorstelling gemaakt onder leiding van jeugdtheatergroep De Vliegende Speeldoos. Daarnaast werden ook regelmatig (culturele) activiteiten georganiseerd door een enthousiaste ouder van één van de kinderen van de school. Deze activiteiten werden enthousiast ontvangen, maar soms ook als belastend en veel ervaren en stonden vaak los van het schoolprogramma. Naar aanleiding van het adviesgesprek zijn een aantal dingen gebeurd. De school heeft de subsidie in het kader van de Regeling aangevraagd en gekregen. Mariska van der Horst, een leerkracht van de school is samen met de eerder genoemde ouder van een leerling in het schooljaar 2007-2008 de ICC-cursus gaan volgen. De methode ‘Moet je doen’ is aangeschaft, zowel voor muziek als voor de andere disciplines. En de school is sinds het schooljaar 34
4. GESPREKKEN MET SCHOLEN 2007-2008 gaan deelnemen aan het Cultuurtraject van de SKVR. Verder is er veel hetzelfde gebleven. De activiteiten die er al waren met betrekking tot cultuureducatie zijn er nog steeds. Er zijn geen vakdocenten aangenomen en buiten de samenwerking die er al was met de kerk en de bibliotheek zijn er niet meer samenwerkingsverbanden tot stand gebracht. Mariska van der Horst is sinds het volgen van de cursus ICC’er op Het Kompas. Van der Horst heeft zich uit eigen interesse voor kunst en cultuur opgegeven om de cursus te gaan volgen. Zij geeft aan dat zij geen speciale verwachtingen had voorafgaand aan de cursus. Ze hoopte te leren ‘hoe je als school meer aan kunst en cultuur kunt doen’. Zij heeft tijdens de cursus veel geleerd. Ze is vooral meer te weten gekomen over wat er in Rotterdam wordt aangeboden voor kinderen op het gebied van kunst en cultuur. De school vindt het belangrijk dat kinderen hiermee kennismaken. Verder heeft ze (van andere ICC’ers) geleerd dat het belangrijk is dat er draagvlak is voor cultuur bij het schoolteam. Bij Het Kompas is dat zeker het geval en daar kan ze gebruik van maken. Helaas laat de ondersteuning vanuit de directie nog te wensen over. Ze heeft binnen het schoolteam een partner gezocht om mee te kunnen sparren op het gebied van cultuureducatie. Dit was nodig omdat al snel bleek dat de samenwerking met de ouder die ook de cursus volgde niet soepel verliep. De ideeën, manieren van werken en de posities op school lagen te ver uit elkaar. Ze heeft contact gelegd met andere ICC’ers waarmee ze nog steeds af en toe contact heeft.
Foto: Flavio Takemoto
Van der Horst heeft ook deelgenomen aan de netwerkbijeenkomst die werd georganiseerd door Tamara Veen en heeft samen met een paar andere ICC’ers later nog een bezoek gebracht aan de Kunstuitleen. Ook heeft zij na de cursus nog een aantal gesprekken gehad met de trainer van de ICC-cursus waar onder andere het idee uit voort is gekomen om de uitvoering
van de eindmusical van groep 8 te laten plaatsvinden in het Zuidpleintheater dat dichtbij de school ligt. Sinds het volgen van de cursus is Mariska van der Horst ICC’er op Het Kompas. Zij heeft geen extra uren gekregen om deze functie uit te oefenen en de inhoud van de functie is nog steeds onduidelijk. Ze heeft voor dit schooljaar het Cultuurtraject aangevraagd en zorgt dat dit goed verloopt op de school. Ze stelt leerkrachten op de hoogte van activiteiten en biedt hulp waar deze dat nodig hebben. Verder heeft ze afgelopen schooljaar De Vliegende Speeldoos opnieuw uitgenodigd om in één dag een voorstelling te maken met alle kinderen van de school. Daarnaast heeft Van der Horst naar aanleiding van de ICC-cursus en het bescheiden netwerk dat ze daaraan heeft overgehouden veel ideeën met betrekking tot cultuureducatie op Het Kompas. Daarvan is 35
4. GESPREKKEN MET SCHOLEN helaas nog niet veel terecht gekomen. Buiten dat dit tijd nodig heeft en Van der Horst nog niet zo lang ICC’er is op de school zijn er ook andere oorzaken aan te wijzen. De school is sinds een paar jaar bezig met Ontwikkelingsgericht Onderwijs. Dit houdt in dat leerlingen nog wel taal- en rekenles krijgen, maar dat ze daarnaast thematisch les krijgen waar de andere vakken in terugkomen. Dit systeem is nog vrij nieuw voor de school en het blijkt moeilijk om kunst- en cultuur altijd in te passen in deze thema’s. Hierdoor is ook nog niet veel gebruik gemaakt van ‘Moet je doen’, de nieuwe methode die is aangeschaft voor cultuureducatie. Wel wordt geprobeerd om aan te sluiten bij het thema waar dat mogelijk is. Er wordt bijvoorbeeld gekeken of er geschikte tentoonstellingen zijn om te bezoeken die aansluiten bij het thema van die periode. Daarnaast heeft Van der Horst geen eigen budget voor cultuureducatie en heeft ze geen inzicht in de financiën van de school op dit gebied. Ze weet dat het geld van de subsidie vorig schooljaar is besteed aan het Cultuurtraject van de SKVR en de voorstelling van De Vliegende Speeldoos, maar wat er bijvoorbeeld is gebeurd met het geldbedrag dat ze heeft gekregen na afloop van de ICC-cursus daar is zij niet van op de hoogte. Zij weet ook niet hoe het zit met het aanvragen van subsidie voor cultuureducatie op school. Het gebrek aan uren voor het coördineren van cultuur is ook een probleem. En er is ook nog geen visie op kunst- en cultuur geformuleerd. De school is op dit moment bezig met het schrijven van een nieuw schoolplan en Van der Horst hoopt dat het daarin nog meegenomen kan worden. Tot slot geeft Van der Horst aan dat het belangrijk is om contact te onderhouden met anderen over cultuureducatie omdat je daarvan scherp blijft. Ook dit gesprek is voor haar weer een moment waarbij oude ideeën worden opgerakeld en nieuwe ideeën worden bedacht. Volgend jaar zal er op de school een nieuwe directeur worden aangesteld en ze hoopt dat cultuureducatie dan wat meer vorm kan krijgen, een aantal belangrijke condities zijn hiervoor al aanwezig op de school. Er is draagvlak en expertise binnen het schoolteam, er zijn ideeën, er is ruimte op en om de school en er is een enthousiast ICC’er. 4.7 OPENBARE BASISSCHOOL DUO 2002 In 2002 zijn in de wijk Spangen twee scholen met elkaar gefuseerd en hebben de naam Duo 2002 gekregen. In totaal telt de school 450 leerlingen. Lezen is het belangrijkste speerpunt van de school. Dit staat voorop omdat lezen niet alleen bij taal, maar bij vrijwel alle andere vakken heel belangrijk is. Dat lezen een speerpunt is, heeft te maken met het feit dat de leerlingen van de school vrijwel allemaal een buitenlandse achtergrond hebben. De school bestaat nog steeds uit twee locaties. De locatie Starrenburg telt iets minder dan 200 leerlingen en de locatie Kasteel Spangen telt ongeveer 270 leerlingen. Op een aantal gebieden zijn de twee locaties nog steeds onafhankelijk van elkaar, bijvoorbeeld op het gebied van cultuureducatie. Dit verslag heeft voornamelijk betrekking op de locatie Kasteel Spangen. De school heeft de subsidie ontvangen vanaf schooljaar 2005-2006. In dat jaar is Patricia Stoppler de ICC-cursus gaan volgen. Er was op de school nog geen cultuurcoördinator en Stoppler is de cursus gaan volgen uit eigen interesse voor kunst en cultuur. Tot die tijd beperkte de cultuureducatie op Duo 2002 zich tot het Cultuurtraject van de SKVR, een vakleerkracht voor handenarbeid en één keer per jaar een kunstproject. Stoppler had van de ICC-cursus verwacht dat ze kennis zou maken met veel culturele instellingen en ook handvatten zou krijgen voor culturele activiteiten in de buurt van de school. Ze vond het tegenvallen dat voornamelijk de instellingen die ook veel doen in het Cultuurtraject aan het woord kwamen en dat er weinig andere instellingen aan bod zijn gekomen. Wel vond Stoppler het positief dat de instellingen met nieuwe ideeën kwamen tijdens de cursus. 36
4. GESPREKKEN MET SCHOLEN Naar aanleiding van de ICC-cursus is Patricia Stoppler een aantal dingen gaan doen. Ze heeft een werkgroep voor cultuur opgericht op de school waarmee ze is gaan denken over de cultuureducatie op de school. Het kunstproject en de vakleerkacht handvaardigheid zijn gebleven, maar de school is in het schooljaar 2006-2007 gestopt met het Cultuurtraject omdat Stoppler vond dat er weinig verdieping was en altijd werd samengewerkt met dezelfde instellingen. Zij wilde zelf graag aan de slag met instellingen die in de wijk aanwezig zijn. Er is besloten om op de school meer te gaan doen met muziek en drama. De reden hiervoor is dat deze kunstdisciplines kwaliteiten van kinderen naar boven halen die bij andere schoolvakken niet aan bod komen en dat kinderen hierin te maken krijgen met emoties en het uiten daarvan. Voor beide disciplines is een vakleerkracht aangenomen. Helaas is de leerkracht van muziek niet meer werkzaam op de school, maar de kinderen krijgen nog wel allemaal één keer per twee weken dramales. Daarnaast is er een facultatief aanbod waarbij kinderen buiten schooltijd onder begeleiding van een leerkracht van de school een theatervoorstelling kunnen bezoeken. Er zijn ook plannen gemaakt om de andere kunstdisciplines aan bod te laten komen. Eerst is gedacht om per leerjaar een discipline te behandelen. Omdat dat toch nogal ingewikkeld was en veel tijd kostte, is besloten om ieder schooljaar met de hele school aandacht te besteden aan één discipline. Dit schooljaar is dat muziek geweest. Daarnaast gaat een aantal groepen op bezoek bij verschillende musea. Ook heeft Stoppler een adviesgesprek gehad met de adviseurs waarbij ze vooral inzicht wilde krijgen in de mogelijkheden voor cultuureducatie in de buurt van de school en advies wilde krijgen om meer eenheid te krijgen in de verschillende activiteiten. Naar aanleiding van dit gesprek heeft ze contact gezocht met de cultuurscout van de wijk en de culturele kaart van de wijk aangevraagd die een overzicht geeft van alle culturele instellingen. De school was niet op de hoogte van het volgen van een teamtraining van de adviseurs. Naar aanleiding van het ontvangen van de subsidie in het kader van de Regeling heeft de school wel een visie geformuleerd met betrekking tot cultuureducatie op de school en deze vastgelegd in het schoolplan. Het draagvlak voor cultuur bij de directie is groot en is bij het team iets minder groot. Er is wel enthousiasme, maar weinig eigen initiatief. Stoppler is aanwezig geweest bij een aantal netwerkbijeenkomsten. De bijeenkomst in het NAi vond zij zeer interessant omdat deze ging over het verkrijgen van subsidies. De informatie die zij bij deze bijeenkomst heeft gekregen, heeft zij bewaard en ook gebruikt. Zo is er een project geweest met een fancy fair waarbij leerlingen verschillende voorstellingen hebben gegeven met betrekking tot dans, rap en graffiti. Hiervoor waren gastdocenten uitgenodigd. De bijeenkomst in het Museum Boijmans van Beuningen vond zij minder interessant. Ook heeft Stoppler deelgenomen aan de Kunstweek. Zij heeft twee culturele instellingen bezocht, Zwart Konijn en Punt 5. Hier heeft zij gesprekken mee gehad over wat ze precies doen en wat de mogelijkheden waren voor eventuele samenwerking, maar daar is uiteindelijk niks uit voortgekomen. Dit was ook het geval met gesprekken die zij op eigen initiatief heeft gehad met jeugdtheater Hofplein en het Waterhuis. Dat dit uiteindelijk niet tot samenwerking heeft geleid, had te maken met de financiële middelen die niet toereikend waren en dat de school nog niet goed wist wat ze wilden met zo’n samenwerking. Tot slot geeft Patricia Stoppler aan dat ze op het moment door veranderingen in haar werkzaamheden voor de school minder actief bezig is met haar functie van ICC’er. Deze beperkt zich voornamelijk tot overleggen met de werkgroep cultuur. Er zijn nog wel plannen voor bijvoorbeeld het organiseren van crea-middagen waarbij kinderen van verschillende 37
4. GESPREKKEN MET SCHOLEN leerjaren actief aan de slag gaan met diverse kunstdisciplines onder leiding van gastdocenten. Maar dat gaat er in ieder geval dit schooljaar niet meer van komen. 4.8 TOT SLOT De vorige paragrafen van dit hoofdstuk laten de diversiteit zien in de manieren waarop scholen omgaan met cultuureducatie. Scholen kenden zeer verschillende niveaus waarop zij bezig waren hiermee en de subsidie en het flankerend beleid zijn op even zoveel manieren gebruikt en ingezet. Sommige scholen hebben naar aanleiding van de subsidie bijvoorbeeld geen gebruik meer gemaakt van het Cultuurtraject van de SKVR terwijl andere scholen dit juist zijn gaan aanvragen. Hoewel er op basis van deze gesprekken geen algemeen geldende conclusies kunnen worden getrokken kunnen er wel een aantal afsluitende opmerkingen worden gemaakt over de subsidie in het kader van de Regeling Versterking Cultuureducatie en het flankerend beleid van Rotterdam. Wat betreft de subsidie zijn de meeste scholen enthousiast over de relatief makkelijke manier waarop de subsidie aan te vragen was en dat het geld vervolgens voor meerdere jaren werd toegekend. Dit was positief aangezien tijdgebrek bij veel ICC’ers een probleem is. Wel was de subsidie vaak voldoende voor slechts één project of activiteit voor de hele school. Hierdoor moeten scholen vaak kiezen om de subsidie te besteden aan één kunstdiscipline die verder wordt verdiept of een oppervlakkige kennismaking met meerdere disciplines. De subsidie was een goede impuls en viel samen met de invoering van de Brede School op veel scholen waardoor ook meer ruimte is gekomen voor cultuureducatie. Veel scholen gebruiken de uren in de Brede School om het aanbod wat betreft cultuureducatie aan te vullen. Door de invoering van de Brede School is de coördinatie van de cultuureducatie wel versnipperd geraakt, aangezien de activiteiten in de Brede School op veel scholen worden gecoördineerd door de Brede Schoolcoördinator en niet door de ICC’er. Van de geïnterviewde scholen is er nog maar één die in het schoolplan geen visie heeft op cultuureducatie. De andere scholen hadden al een visie of hebben deze gecreëerd naar aanleiding van het ontvangen van de subsidie vaak met ondersteuning van het flankerend beleid. Over het flankerend beleid waren de geïnterviewden overwegend tevreden. De netwerkbijeenkomst in het NAi met als onderwerp ‘subsidiëring’ vonden veel ICC’ers interessant, want dat werd het meest gemist in de ICC-cursus. Het netwerken werd als meest belangrijk ervaren in het flankerend beleid, met name het uitwisselen van ervaringen met andere scholen en het leren kennen van culturele instellingen. De adviseurs hebben veel bijgedragen aan het netwerk. Hun persoonlijke benadering heeft ertoe geleid dat zij heel betrokken waren bij de scholen. Zij waren echter maar met z’n tweeën actief voor ongeveer tweeënhalf jaar. Het netwerk dat zij hebben opgebouwd was toen nog niet sterk genoeg om op zichzelf te staan.
38
BRONNEN Cultuurnetwerk Nederland, Onderzoek cultuureducatie primair onderwijs gemeente Rotterdam, Utrecht juni 2005. Hoogeveen, K.,Vegt, A. L. van der, Cultuureducatie in het primair onderwijs. Eindrapportage monitor regeling Versterking Cultuureducatie in het Primair onderwijs, in opdracht van Projectbureau Versterking Cultuureducatie Primair onderwijs, Ministerie van OCW, Amersfoort 2008. Konings, F. E. M., Elke school is uniek. Schoolportretten; cultuureducatie in het primair onderwijs, in opdracht van Projectbureau Versterking Cultuureducatie Primair onderwijs, Ministerie van OCW, juni 2006. INTERNET Cultuur en school, www.cultuurplein.nl, sinds november 2008 meerdere malen geraadpleegd. Interne Cultuur Coördinator, www.cultuurcoordinator.nl, sinds november 2008 meerdere malen geraadpleegd. KuBas, www.kunstzinnigebasisscholen.nl, in maart 2009 meerdere malen geraadpleegd. Sardes, www.sardes.nl, in december 2008 meerdere malen geraadpleegd. INTERVIEWS Peter van Bergen, Katholieke Dalton Basisschool Christophoor, 20 januari 2009. Paul Vierboom, Katholieke Basisschool Oscar Romero, 3 maart 2009. Kim Meeuwse, Openbare Basisschool de Triangel, 18 maart 2009. Jeannette Moerman, Protestants Christelijke Basisschool Ds. J. J. Buskes, 23 maart 2009. Yvonne Hoppener, Nicolaasschool, 9 april 2009. Juul Noppers, Nicolaasschool, 9 april 2009. Mariska van der Horst, Gereformeerde basisschool Het Kompas, 15 april 2009. Patricia Stoppler, Openbare basisschool Duo 2002, 13 mei 2009. OVERIG SKVR, Subsidieaanvraag flankerend beleid n.a.v. “regeling versterking cultuureducatie primair onderwijs”, 31 augustus 2004.
39
BIJLAGE Kwantitatief overzicht flankerend beleid Subsidie in het kader van de Regeling sinds 2004 Flankerend beleid Adviesgesprek ICC-cursus Teamoriëntatie Alleen telefonisch contact Netwerkbijeenkomsten *en 5 PABO-studenten
Aantal scholen 130
Aantal culturele instellingen nvt
60 41 (in totaal 55 gesprekken) 25 (in totaal 30 leerkrachten) 5 3 > 33
> 23 nvt 7* nvt nvt > 23
Netwerkbijeenkomsten 12 juni 2005 - Presentatie Cultuurnetwerk Nederland Locatie: SKVR, Hennekijnstraat Onderwerp: Presentatie ‘Onderzoek cultuureducatie primair onderwijs gemeente Rotterdam’ Aanwezig: primair onderwijs scholen (weinig), culturele instellingen Rotterdam (veel), gemeente, SKVR medewerkers 7 februari 2006 - Netwerkbijeenkomst Locatie: Museum Boijmans van Beuningen Onderwerp:Vraag en aanbod, contact instellingen en scholen Aanwezig: In het verslag staat niet vermeld wie er aanwezig waren en hoe hoog de opkomst was, wel staat er: ‘De afgelopen jaren bleek het lastig om instellingen en scholen bijeen te krijgen om ervaringen en wensen uit te wisselen, met de opkomst van vanmiddag zijn we dan ook erg blij.’ 19 april 2006 - Netwerkbijeenkomst Locatie: NAi Onderwerp: Subsidie aanvragen Aanwezig: 39 medewerkers van scholen en instellingen 3 oktober 2006 - Netwerkbijeenkomst Locatie: Wereldmuseum Rotterdam Onderwerp:Verandering Cultuurtraject SKVR Aanwezig:Vertegenwoordigers van 25 scholen en 16 culturele instellingen 12 t/m15 juni 2007 - Kunstweek Locatie: 23 culturele instellingen in Rotterdam Onderwerp:Verbreding van je eigen blikveld en het opbouwen van netwerken Aanwezig: 94 leerkrachten/PABO-studenten en 23 instellingen hebben hun deuren opengesteld Voorjaar 2008 Netwerkbijeenkomst Georganiseerd door Tamara Veen van O.S.O. A. Willeboer Onderwerp: Het functioneren als ICC’er, uitwisselen van ervaringen Aanwezig: 10 ICC’ers van verschillende primair onderwijs scholen, 1 adviseur 26 november 2008 - ICC terugkomdag Locatie: SKVR Calandstraat Onderwerp: Drie verhalen van ervaren ICC’ers Aanwezig: 15 ICC’ers, 1 adviseur, 2 medewerkers van de SKVR 40
CONTACT Voor meer informatie over dit onderzoek kunt u contact opnemen met: Gemeente Rotterdam, dienst Kunst en Cultuur Olga Smit Postbus 21093 3001 AB Rotterdam T 010 - 267 19 01 F 010 - 267 19 50 E
[email protected] W www.dkc.rotterdam.nl
Foto: Rinie Bleeker
SKVR primair onderwijs Wil Walvis Calandstraat 7 Postbus 23260 3001 KG Rotterdam T 010 - 271 83 15 E
[email protected] W www.skvr.nl/primaironderwijs
41