Modeloplossingen natuurwetenschappen 1B vrij onderwijs isbn 978-90-804-8953-0 De modeloplossingen zijn slechts een leidraad. Indien mogelijk, moeten zoveel mogelijk de antwoorden van de leerlingen behouden blijven; bespreek de verschillende antwoorden van de leerlingen bij een klassikale verbetering; hou het simpel, respecteer het niveau van je leerlingen. Je zal er dan zelf het meeste plezier en voldoening aan beleven. DE VERSCHILLENDE ANTWOORDEN WORDEN GESCHEIDEN DOOR / EEN SPECIFIEK, EIGEN ANTWOORD VAN DE LEERLING WORDT AANGEDUID DOOR .. ? .. Een volledig ingevuld exemplaar van dit leerwerkboek (waarbij de antwoorden in blauw afgedrukt staan) bevindt zich op de CD van het bordboek.
THEMA 1 P 8: ? / omdat het kenmerken zijn die niet veranderen / ? / omdat het kenmerken zijn die kunnen veranderen / de lessen WO P 9 : levend : muis – bever – konijn – bakker – madeliefje – eik – spin – roos – beuk – postbode – bloemkool / niet levend : boekentas – tafel – schoolbank - water – huis – limonade – ijzer – lucht – piano – orgel – aardgas – papier / planten : madeliefje – eik – roos – beuk – bloemkool / dieren : muis – bever – konijn – bakker – spin – postbode / P 10 : kan zwemmen: goudvis, ratelslang, mens / kan vliegen: arend/ kan kruipen: ratelslang, regenworm, spin, mens/ heeft voedsel nodig: allemaal / leeft onder de grond: regenworm / maakt een web: spin / plant zich voort: allemaal/ kan ademen: allemaal / heeft blaadjes : tulp, eik/ kan groeien: allemaal / kan gif spuiten: ratelslang/ heeft voedsel nodig, plant zich voort, kan ademen, kan groeien / P 11 : wervel, 33, mens, gewervelde dieren, ongewervelde dieren / gewervelde dieren : paard, kip, pinguïn, slang, forel, muis, schildpad, salamander, snoek, pad / ongewervelde dieren : wesp, kwal, regenworm, meikever, mier , zeester, mossel / P 12 + 13: in rood: eekhoorn, kat, egel, haai, kikker, olifant, roodborstje, kameleon, krokodil / in blauw: vlinder, krab, spin, slak , wesp, wandelende tak / P 14 : vissen: eitjes zonder schaal in het water, zachte schubben en slijm, in het water, wisselend / amfibieën : eitjes zonder schaal in het water, gladde slijmerige huid, water en land, wisselend / reptielen : eieren met schaal op land , harde schubben, op land, wisselend / vogels : eieren met schaal op land, veren, op land (lucht), vast / zoogdieren : jongen worden levend geboren en zogen bij de moeder, haren (pels), op land, vast / P 15 : linkerkolom : vogel , zoogdier, vis ,zoogdier, vogel, reptiel, reptiel, zoogdier, zoogdier, vogel, amfibie / rechterkolom : amfibie, reptiel, vogel, zoogdier, zoogdier, vogel,
reptiel, zoogdier, zoogdier, vogel, vis / ? / vis omdat hij eieren zonder schaal in water legt en omdat hij zachte schubben en slijmlaag heeft op de huid / P 16 : ? / amfibie omdat hij een zachte slijmhuid heeft en eieren zonder schaal in het water legt / ? / reptielen omdat hij harde schubben heeft en eieren met harde schaal op land legt / ? / vogel omdat hij veren heeft en eieren met harde schaal op land legt / ? / omdat hij haren heeft en de jongen levend geboren en gezoogd worden door de moeder / P 21 : 4,2,5,1,3 / ? : ? / P 22 : ? / ? / sparren / afzonderlijk / P 23 : per kolom van links naar rechts: A,E,I,7,6,4,H,F,D,5,3,2,G,C,B,1,8,9 / ?/ P 24 : met lintmeter meten, merkteken zetten en de rest afmeten en optellen / ? / Amerikaanse eik, esdoorn, plataan, berk , tamme kastanje, beuk / in groen: pijl 3,5,6, P 25 : in groen pijl 1,3,4,5 / ? / ? / P 27 : ze nemen zo goed mogelijk de kleur aan van hun omgeving zodat hun vijand of prooi hen bijna niet kan zien / os,schildpad,aal,tor,eend,uil,ram,leeuw,ekster,otter,ram,ezel,hen/ kikker,haai,lynx,kangoeroe,krokodil,walrus / P 30 : in het water / ze ademen door kieuwen / vinnen / vinnen / sturen / bovenaan van links naar rechts : 2,3 / onderaan van links naar rechts : 5,1,4 / zachte schubben / slijmlaag / ze liggen als dakpannen over elkaar zodat er geen water kan tussendringen / als bescherming tegen infecties en om gemakkelijk door het water te glijden / pad en salamander / water / met longen / P 31 : als de huid zou bedekt zijn met haren of schubben zou er niet veel lucht door kunnen / kieuwen / tussen de tenen zijn zwemvliezen gespannen / al springend / de achterpoten zijn groter en sterker dan de voorpoten (springpoten) / op land / longen / schubben / bij vissen liggen ze als dakpannen over elkaar,bij reptielen liggen ze naast elkaar of zijn de zelfs met elkaar vergroeid / slang en schildpad / P 32 : vleugels / veren / ze zijn licht,waterafstotend en houden de lichaamswarmte vast / hierdoor wegen ze minder en kunnen ze beter vliegen / lange poten nek en snavel / reiger of ooievaar / de kleintjes drinken melk bij de moeder (zogen) / koe en mens / op land / dolfijn of walvis of zeehond / de jongen worden levend geboren en gezoogd en ze ademen door longen / P 33 : vleermuis / de longen worden levend geboren (niet uit een ei) en ze zijn behaard (geen veren) / P 34 : een plant met een wortel, water en een laagje olie daarop / hetzelfde maar de plant heeft geen wortel / enkel water en een laagje olie / een plant met een wortel, gekleurd water en een laagje olie daarop / ?/?/?/ het water kan enkel verdwenen zijn doordat de wortels het hebben opgezogen, want het laagje olie belet dat het water verdampt / er ontsnappen luchtbelletjes / aan de onderzijde / P 35 : blauw / op de plaats waar water zit kleurt het papiertje roze / het is roze geworden / het blad water heeft afgegeven / aan de onderzijde / de huidmondjes / aan de bovenzijde zouden ze door de warmte van de zon te veel water verdampen / P 36 : een biotoop is een plaats waar planten en dieren zich het beste thuis voelen / P 37 : ijsbeer , brede poten (sneeuwschoenen), scherpe nagels (grip op ijs),witte schutkleur, dikke vetlaag onder de huid / hoornadder, gebruikt gif om prooien te doden,
jaagt 's nachts , schubben verhinderen waterverlies, zandkleur als camouflage , zicht niet sterk ontwikkeld, reuk wel / cactussen, bladeren zijn naalden (weinig verdamping), heel veel wortels om water te zoeken, stam kan meer dan 100 l water bevatten , stekels houden dorstige dieren op afstand , waslaag op de naalden=geen verdamping / pinguïn, roeivleugels en stuurpoten, sterke vinnen in plaats van vleugels,superdik waterdicht verenkleed,vetlaag onder de veren, zwarte rugkleur valt niet op in zee , zwemvliezen tussen de tenen/ P 39 : piranha / Amerikaanse / levend / springpoot / wortel / bladrand / afzonderlijk / reptielen / kenmerken / kaaimannen /
THEMA 2 P 43 : kop / romp / armen en benen of poten / P 45 : van boven naar onder : neusholte,luchtpijp,longen,hart,bloedvaten,mondholte,slokdarm,maag,twaalfvingerige darm,lever,galblaas,alvleesklier,dunne darm,appendix,blindedarm,karteldarm,endeldarm,aars,nieren,urineleiders,urineblaas, urinebuis,middenrif /
THEMA 3 P 53 : alles wat kan gegeten of gedronken worden / voedende bestanddelen van voedingsmiddelen / P 54 : wit / oranje-bruin / paars / KI3 / paars / geelgroen / bruin / roze wordt paars / diastix / bruin of een clinistix / paars / geel / groen / albustix / groen / P 55 : donkerrood / lossen niet op en blijven donkerrood / lichtrood / lichtrood / sudan / voedingsmiddel wegen,laten drogen en opnieuw wegen / tijd / blauw / wordt roze / kobaltchloride / roze / planten zuigen ze met hun wortels op en wij eten die planten op / P 56 : ? : 100 gram / g en mg / welke soorten vitaminen door letters / de bakker die deeg maakt weegt het zout (natriumzout) niet precies af; elke bakker gebruikt dus niet dezelfde hoeveelheid zout / P 59 : 40 / 20 / 2 / 4 / 5 / 72 / 18 / 0 / kaas 29 / smeerkaas 21 / erwten of rundvlees 20 / dierlijk / suiker 100 / cornflaces 85 / maïzena 80 / plantaardig / vis en vlees bevatten geen celstof, groenten wel / spinazie / P 61 : van boven naar onder : 8,7,2,3,4,6,10,1,12,9,11,13,5,14/ de dikke darm / P 62 : kroon / hals / wortel / glazuur / tandbeen of ivoor / bloedvaten / zenuw / tandholte of tandmerg / tandvlees / kaakbeen / cement / kroon / wortel / kroon / wortel / P 63 : glazuur / cement /kaakbeen / tandbeen of ivoor / tandholte / bloedvaten / zenuw / zenuw / helft / 1 snijtanden, 2 hoektanden, 3 voorkiezen , 4 ware kiezen / P 65 : kleine / zetmeel / water / paars / KI3 is een herkenningsmiddel voor zetmeel en kleurt het paars / om de temperatuur in onze mond na te bootsen / de paarse kleur verdwijnt / de paarse kleur blijft / neen want dan zou er nog paarse kleur moeten zijn / P 66 suiker / de diastix kleurt bruin of de clinistix kleurt langzaam paars / zetmeel / suiker / zetmeel / suiker / van boven naar onder : KI3, diastix of clinistix, warm water ,speeksel, water en KI3 /
P 67 : maagsap of maagzuur / als je moet braken of overgeven krijg je een zure smaak in de mond / dunne / twaalfvingerige / P 68 : deze zeep bevat gal van een rund en kan vetdeeltjes verkleinen zodat ze gemakkelijk met zeep kunnen weggewassen worden / vet / de olie en het water mengen niet, olie drijft bovenop water / na schudden lossen olie en water in elkaar op,vet is in kleine deeltjes verdeeld / het speeksel kan de zetmeeltrein loskoppelen in aparte suikerwagonnetjes / P 69 : links van boven naar onder : mondholte (blauw) ,slokdarm, lever, galblaas (rood), dikke darm / rechts van boven naar onder : maag (geel), alvleesklier (geel en rood), dunne darm, endeldarm / poets minstens eens per dag je tanden / P 71 : albustix / lugol / verteren / glazuur / speeksel / vetten / maag / suiker / slokdarm /
THEMA 4 P 75 : de uitgeademde lucht vult de bus en duwt het water eruit weg zodat we kunnen aflezen hoeveel lucht er geblazen is / ? / ? / P 76 : ?/?/ we ademen vanzelf, we moeten er niet over nadenken / ?/?/?/?/?/?/?/ P 77 : per kolom van links naar rechts : 1,3,9,2,5,8,6,7,4 / P 78 : neus,strottenhoofd,luchtpijp,luchtpijptak,luchtpijptakjes,longblaasjes / akkoord: de lucht wordt dan gezuiverd,bevochtigd en verwarmd en we ruiken wanneer we een giftige stof inademen / verbind kolom links met rechts: 1 met 3, 2 met 1, 3 met 4 en 4 met 2/ P 79 : links van boven naar onder : 7,5,8,1 ; rechts van boven naar onder : 4,3,6,2 / ?/?/ minder / P 80 : wit / blijft kleurloos / meer / geen waterdamp te zien / waterdamp aanwezig / uitgeademde lucht is warmer geworden door de lichaamswarmte / P 83 : deze uitspraken zijn juist : 1,2,4,6,7,9,11,12,14,16,17,18,20 P 84 : het watje is bruin geworden, de fles zit vol rook en de wand ervan is een beetje bruin geworden / redelijk,maar toch gaat er nog veel teer door de filter / P 85 : op de zakdoek ontstaat een bruine vlek / ?/?/ na roken van een sigaret is de hartslag hoger / ?/?/?/?/?/?/?/ P 87 : sigarenfabrikant P 88 : kinkhoest / longontsteking / verkoudheid / angina / rokershoest / hooikoorts / bronchitis / pleuritis /
THEMA 5 P 93 : dan worden we ziek en moeten we medicijnen nemen om de ziektekiemen te doden en zo te genezen /?/?/?/ P 94 : rode bloedlichaampjes / witte bloedlichaampjes / bloedplaatjes / ziektekiemen vernietigen / zuurstof vervoeren / helpen het bloed stollen als het in aanraking komt met lucht / ze worden allemaal gemaakt in het merg van beenderen; rode leven ongeveer 3 maanden, witte en bloedplaatjes enkele dagen / omtrek aarde is ongeveer 40 000 km,
mens van 78 kg heeft 6 liter bloed = 6 000 000 mm3 bloed, aantal rode bloedcellen = 5 000 000 x 6 000 000 = 30 000 000 000 000 ; lengte = 0,007 mm x 30 000 000 000 000 = 210 000 000 000 mm = 210 000 km = ongeveer 5 maal rond de aarde P 95 : haarvaten , aorta, nierader , longslagader , haarvaten, longaders , rechterkamer, linkerkamer, darmslagader, linkerboezem , rechterboezem , nierslagader, haarvaten, holle ader / P 96 : aan de pols, op het hart, in de hals, aan de slapen (naast de ogen) / ze zorgen ervoor dat het bloed maar in één richting kan stromen: naar het hart toe; zonder die kleppen zou het bloed uit je benen bijvoorbeeld altijd weer naar beneden stromen en niet tot bij je hart geraken / eerste hulp bij ongevallen / P 97 : haarvaten bil, bilader,onderste holle ader, RB, RK, longslagader , longhaarvaten, longaders, LB, LK, aorta, hoofdslagader, haarvaten hoofd P 98 : ?/?/ om bij een operatie of ongeval snel bloed met de juiste bloedgroep te kunnen toedienen / O geeft aan O,A,B,AB en krijgt van O / A geeft aan A,AB en krijgt van O,A / B geeft aan B,AB en krijgt van O,B / AB geeft aan AB en krijgt van O,A,B,AB / O / P 99 : in bloedzakjes: AB+ / A- / B- / A= / O- / haarvaten / bloedplaatjes / transport / aorta / zuurstof /
THEMA 6 P 103 : lederhuid P 104 : van boven naar onder : 2,1, B,C,A,9,8,7,3,6,5,4 / ? / P 105 : paard / ? / voor het eten / na toiletbezoek / na werken in de tuin / voor het verzorgen van wonden / voor het bereiden van eten / P 106 : insmeren met een zonnecrème met een voldoend hoge beschermingsfactor aangepast aan jouw huidtype / P 108 : bruin / rood / grauw-wit / P 109 : nierschors / niermerg / nierbekken / urineblaas / aorta / holle ader / urineleider : urinebuis / linkernier / urineleider / urineblaas / rechternier / P 110 : links van boven naar onder : nierslagader, nierader, terug in het bloed / rechts van boven naar onder : schors, merg, bekken, urineleider, urineblaas, urinebuis / P 112 : we zweten meer bij warm weer dan bij koude
ALGEMEEN BESLUIT P 116 : in wijzerszin beginnend bij ademhaling : O2 , CO2 , bloed , voedingsstoffen , bloed , bloed , voedingsstoffen , O2 , bloed, zweet , urine , CO2 , hart , bloedsomloop /
THEMA 7 P 121 : vast / vloeibaar / gasvormig / smelt / water /?/ P 122 : thermometers / ijs / water / smeltend ijs met zout / ?/ daalt / bevriezen / ? /
P 123 : ? / gasbelletjes / 100 / openbarsten / kleine druppeltjes / waterdamp / P 124 : het vloeistofoppervlak groter is / ze verwarmd wordt / de lucht boven het vloeistofoppervlak weggeblazen wordt = als er wind is P 125 : vast / er ontstaan paarse dampen / neen / als we de proefbuis omdraaien loop er geen vloeistof uit / grijze glinstertjes / P 126 : smelten / bevriezen (stollen ) condenseren / verdampen / sublimeren / de waterdamp uit de lucht condenseert tegen het koude bierglas / het water trekt in de stenen koeler en verdampt langs de buitenkant; het verdampende water haalt warmte weg uit het water en dat koelt af en maakt zo de wijn ook kouder / P 127 : inkt en suiker / zand, zetmeel en krijt / warm water P 128 : een grote maatbeker / het zout lost op / het zout lost niet allemaal meer op: er blijft zout op de bodem liggen / P 129 : ? / minder / opnieuw evenveel als in het begin / P 130 : drijven / zinken / drijven : kurken stop, lege fles met stop, lucifer / zinken : volle fles met stop, metalen gewichtje / zinkt P 131 : het ei gaat zweven / drijven / P 132 : onder water weeg je minder en kan je dus gemakkelijker bewegen / de loden riem maakt de duiker zwaarder zodat hij gemakkelijker naar de bodem zinkt / gemakkelijker / het water van de Dode Zee is heel zout en heeft dus meer kracht om voorwerpen naar boven te duwen; de stuwkracht is dus groter / in zeewater is de stuwkracht groter en ligt het schip minder diep in het water; in rivierwater is de stuwkracht kleiner en zakt het schip dieper in het water / zeewater is zout = grote stuwkracht ; rivierwater is zoet = kleinere stuwkracht / P 133 : even hoog als in de bus / horizontaal / voorwerpen waarin je een vloeistof kan gieten en die onderaan met elkaar verbonden zijn / even hoog / horizontaal / P 134 : het water stijgt erin / het water daalt erin / in beide trechters even hoog / in trechter A daalt het water, in trechter B stijgt het / staat het in beide trechters even hoog / P 135 : neen / een bocht / bocht / hij houdt de slechte geuren van de riool tegen / komt de geur van dit vuile water tot in de badkamer : P 136 : daardoor kan je zien hoeveel vloeistof er in de ketel staat / er spuit water uit het buisje omhoog / het water wil aan de kant van het buisje even hoog staan als in de trechter / het water met grote kracht door de leidingen laten stromen want het wil even hoog komen als het water boven in de watertoren /