Een productieve benadering van handhaving en toezicht in het milieurecht
Magna Charta is een onderdeel van de Academie voor de Rechtspraktijk
Jaargang 02 009
W E B I N A R S
L E E R G A N G
B E S T U U R S R E C H T
De Academie voor de Rechtspraktijk heeft onder de naam Magna Charta Webinars een leergang bestuursrecht ontwikkeld. Dit is de eerste leergang die men volledig kan volgen via het internet. Top sprekers vanuit de praktijk behandelen met u de belangrijkste ontwikkelingen op het terrein van het bestuursrecht. Handhavingsrecht | 4 maart 2013 | 09:00 - 11:15 uur Mr. C.M.M. van Mil, advocaat Boekel De Nerée N.V. Overheidsaansprakelijkheid | 3 april 2013 | 09:00 - 11:15 uur Mr. J.H.A. Van der Grinten, advocaat Kennedy Van Der Laan Actualiteiten Wro | 11 april 2013 | 09:00 - 11:15 uur Mr. J.C. Ellerman, advocaat Houthoff Buruma Mr. C. Burgemeestre, advocaat Houthoff Buruma Procederen bij de rechter | 15 april 2013 | 15:00 - 17:15 uur Mr. M.F.A. Dankbaar, advocaat Pot Jonker Seunke Advocaten N.V. Actualiteiten Omgevingsrecht | 22 mei 2013 | 09:00 - 11:15 uur Mr. T.E.P.A. Lam, advocaat Hekkelman Advocaten N.V. Subsidierecht | 4 juni 2013 | 09:00 - 11:15 uur Mr. H. Pennarts, advocaat Ploum Lodder Princen Bezwaarschriftprocedure | 26 juni 2013 | 15:00 - 17:15 uur Mr. W.J.E. van der Werf, advocaat Van der Feltz Advocaten Wet openbaarheid bestuur | 5 september 2013 | 09:00 - 11:15 uur Mr. M.G.J. Maas - Cooymans, advocaat Ploum Lodder Princen Bestuursprocesrecht; een overview | 29 oktober 2013 Mr. C.M. Saris, advocaat Stibbe N.V.
|
09:00 - 11:15 uur
Bestuurlijke boete en toezicht | 14 november 2013 | 09:00 - 11:15 uur Mr. S. Nuyten, advocaat NautaDutilh N.V. Planschade en nadeelcompensatie | 26 november 2013 | 09:00 - 11:15 uur Mr. J.R. Vermeulen, advocaat Lawton Advocaten Milieustrafrecht | 17 december 2013 | 09:00 - 11:15 uur Mr. L.E.M. Hendriks, advocaat Advocatenkantoor Wyck
Klik hier voor meer informatie
Magna Charta is onderdeel van de Academie voor de Rechtspraktijk Postbus 13346
|
3507 LH Utrecht
|
T 030 - 220 10 70
E
[email protected]
|
F 030 - 220 53 27
Inhoudsopgave Sprekers Mr. C.M.M. van Mil
Rechtbank Breda, 27 februari 2013, LJN:BZ2298 HR 12 oktober 2012, LJN:BW7505 Brief van de Staatssecretaris van I&M aan de Tweede Kamer van 11 januari 2013 Brief van de Staatssecretaris van I&M aan de Tweede Kamer van 28 januari 2013 Kamervragen BRZO-rapportage Odfjell, TK 2012-2013, 1258 Beleidsnota Rampenbestrijding, TK 2012- 2013, 26956, nr. 145
Mr. C.M.M. van Mil Advocaat Boekel de Nerée N.V.
p. 4 p. 11 p. 19 p. 23 p. 25 p. 28
LJN: BZ2298, Rechtbank Breda , 12/3054
Print uitspraak
Datum uitspraak: 27-02-2013 Datum publicatie: 27-02-2013 Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig Inhoudsindicatie: Verhaal schoonmaakkosten na brand bij Chemie-Pack op andere vennootschap dan Chemie-Pack Nederland BV. Voor een deel van het schoongemaakte water staat niet vast dat de minister als beheerder kan worden aangemerkt. Voor de overige wateren: de andere vennootschap kan niet als overtreder worden aangemerkt; verontreiniging van dit rijkswater kan niet aan deze BV worden toegerekend. Vernietiging en herroeping van de besluiten. Vindplaats(en): Rechtspraak.nl
Uitspraak RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT Bestuursrecht zaaknummers: AWB 12/3054 WET en AWB 12/3055 WET uitspraak van 27 februari 2013 van de meervoudige kamer in de zaak tussen de vennootschap “Holding Gerard Spiering B.V.”, te Zevenbergen, eiseres, gemachtigde: mr. R.Th.J. van „t Zelfde, en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, verweerder, gemachtigden: mr. E.H.P. Brans en mr. D.H. Dongelmans. Procesverloop Bij besluit van 18 januari 2011 (hierna: bestuursdwangbeschikking 1) heeft verweerder aan (de directies van) eiseres en de vennootschap “Chemie-Pack Nederland B.V.” (hierna: Chemie-Pack) medegedeeld dat: - vanaf 18 januari 2011 spoedeisende bestuursdwang wordt toegepast om de overtreding van de artikelen 6.2 en 6.8 van de Waterwet in de oppervlaktewateren de Noordelijke Insteekhaven en de Insteekhaven Roode Vaart op te heffen, door de bodem uit te baggeren; - de kosten wegens de zojuist aangeduide bestuursdwang op uw bedrijf worden verhaald. Bij besluit van 21 januari 2011 (hierna: bestuursdwangbeschikking 2) heeft verweerder aan (de directies van) eiseres en Chemie-Pack medegedeeld dat: - vanaf 5 januari 2011 spoedeisende bestuursdwang is toegepast om de overtreding van de artikelen 6.2 en 6.8 van de Waterwet in de oppervlaktewateren het Hollandsch Diep, de Noordelijke Insteekhaven en de Insteekhaven Roode Vaart tegen te gaan en op te heffen, door afsluiting en zuivering van de Noordelijke Insteekhaven en de Insteekhaven Roode Vaart; - de kosten wegens de zojuist aangeduide bestuursdwang op uw bedrijf worden verhaald.
4
Op 28 februari 2011 hebben eiseres en Chemie-Pack bezwaar gemaakt tegen bestuursdwangbeschikking 1 en op 2 maart 2011 tegen bestuursdwangbeschikking 2. Bij besluit van 14 maart 2011 (hierna: kostenbeschikking) heeft verweerder de wegens de toegepaste bestuursdwang gemaakte kosten bepaald op een bedrag van € 1.595.056,84. Krachtens artikel 5:31c, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het bezwaar mede betrekking op de kostenbeschikking. Bij besluit van 10 mei 2012 met kenmerk DZH/BBV/2012.3330 (hierna: bestreden besluit 1) heeft verweerder bestuursdwangbeschikking 1 in stand gelaten en de kostenbeschikking gedeeltelijk herroepen. Op 21 juni 2012 heeft eiseres bij de rechtbank Breda beroep ingesteld tegen bestreden besluit 1. Dit beroep is ingeschreven onder zaaknummer 12/3054. Bij besluit van 10 mei 2012 met kenmerk DZH/BBV/2012.3328 (hierna: bestreden besluit 2) heeft verweerder bestuursdwangbeschikking 2 in stand gelaten en de kostenbeschikking gedeeltelijk herroepen. Op 21 juni 2012 heeft eiseres bij de rechtbank Breda beroep tegen bestreden besluit 2 ingesteld. Dit beroep is ingeschreven onder zaaknummer 12/3055. Op 1 augustus 2012 heeft verweerder stukken ingezonden. Op 16 oktober 2012 heeft eiseres de gronden van de beroepen ingediend. Op 11 december 2012 heeft verweerder een aantal reeds eerder overgelegde gedingstukken nogmaals ingezonden. Op 21 december 2012 heeft verweerder een stuk ingezonden. Op 27 december 2012 heeft verweerder een verweerschrift ingediend, onder bijvoeging van een aantal – nog niet eerder overgelegde – stukken. De rechtbank heeft besloten de beroepen gevoegd te behandelen. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 januari 2013. De gemachtigde van eiseres was daarbij aanwezig. Verweerder liet zich vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Zij werden vergezeld door mr. P. Bos, P.R.M. de Visscher en P.C. de Wit, allen werkzaam bij Rijkswaterstaat Zuid-Holland (RWS). Overwegingen Voorgeschiedenis 1.1 Op 5 januari 2011 woedde een zeer grote brand op het perceel Vlasweg 4 te Moerdijk (hierna: perceel), waar Chemie-Pack een bedrijf voor het ompakken en mengen van chemicaliën exploiteerde. De brand werd bestreden door een aantal brandweerkorpsen, aangestuurd door een multidisciplinair crisisteam. Bluswater vermengde zich met op het perceel aanwezige chemicaliën. Deze substantie stroomde in een aantal sloten rondom het perceel en over enige nabij het perceel gelegen terreinen. 1.2 Reeds tijdens het blussen van de brand kreeg het water in de Insteekhaven Roode Vaart een rode kleur. Hieruit hebben medewerkers van RWS geconcludeerd dat het water en de bodems van de Insteekhaven Roode Vaart en de Noordelijke Insteekhaven werden verontreinigd. Op basis van die conclusie heeft verweerder diverse maatregelen getroffen en laten treffen.
5
2.1 Blijkens de gedingstukken en ter zitting afgelegde verklaringen ging het in ieder geval om het: - plaatsen van stalen platen ter hoogte van de insteekhavens (op 5 januari 2011); - nemen van watermonsters (op 6 januari 2011 en 12 januari 2011); - nemen van bodemmonsters (op 6 januari 2011 en 12 januari 2011); - opstellen van een bemonsteringsplan (op 6 januari 2011); - bestellen van oliekerende schermen (op 7 januari 2011); - bestellen van bodemschermen (op 7 januari 2011); - plaatsen van waterzuiveringsinstallaties (vanaf 8 januari 2011); - plaatsen van de bestelde schermen (op 9 januari 2011). 2.2 Uit analyse van de op 12 januari 2011 genomen bodemmonsters bleek dat de bodem van de Noordelijke Insteekhaven was verontreinigd. Daarom is door verweerder op 13 januari 2011 contact gezocht met een bedrijf om de Noordelijke Insteekhaven uit te baggeren. De baggerwerkzaamheden hebben plaatsgevonden op 20 en 21 januari 2011. Standpunten van partijen 3.1 Verweerder meent dat hij het beheer van de waterkwaliteit in het Hollandsch Diep en beide insteekhavens heeft, en dat hij om die reden is belast met het toezicht op de naleving van de Waterwet ter plaatse. Verder huldigt verweerder de opvatting dat zowel Chemie-Pack als eiseres de artikelen 6.2 en 6.8 van de Waterwet heeft overtreden, en dat die overtredingen aan beide vennootschappen kunnen worden toegerekend. 3.2 In het verlengde hiervan vindt verweerder dat hij de kosten voor de in rechtsoverwegingen 2.1 en 2.2 aangeduide maatregelen op Chemie-Pack en eiseres mag verhalen. Volgens verweerder belopen de op eiseres en Chemie-Pack te verhalen kosten een bedrag van in totaal (€ 1.595.056,84 – € 72.337,88 =) € 1.522.718,96. 4.1 Eiseres betoogt kort en zakelijk weergegeven dat: - verweerder niet bevoegd is om handhavend op te treden tegen overtredingen van de Waterwet in de Noordelijke Insteekhaven; - onvoldoende aannemelijk is geworden dat de artikelen 6.2 en 6.8 van de Waterwet zijn overtreden; - zij niet kan worden aangemerkt als overtreder van de artikelen 6.2 en 6.8 van de Waterwet; - een van beide bestuursdwangbeschikkingen in strijd met artikel 5:6 van Awb is; - aan haar ten onrechte geen gelegenheid is gegeven om de, volgens verweerder noodzakelijke, maatregelen zelf te treffen of te laten treffen; - niet reeds in de bestuursdwangbeschikkingen is aangegeven dat de kosten van de toegepaste bestuursdwang op haar zullen worden verhaald; - de kosten van de toegepaste bestuursdwang redelijkerwijs niet op haar mogen worden verhaald; - de bestreden besluiten overigens in strijd met het zorgvuldigheids-, rechtszekerheidsen motiveringsbeginsel komen. 4.2 Verder klaagt eiseres over het in een laat stadium indienen van stukken door verweerder. Overwegingen van de rechtbank 5. De rechtbank constateert dat de omvang van de gedingen is beperkt tot de aan eiseres gedane mededelingen over het toepassen van bestuursdwang en het verhalen van de daarmee gepaard gaande kosten, en tot het aan eiseres daadwerkelijk in rekening brengen van de wegens toepassing van bestuursdwang gemaakte kosten. De bestuursdwangbeschikkingen en de kostenbeschikking, voor zover die betrekking hebben
6
op Chemie-Pack, staan niet ter discussie. 6.1 De rechtbank betrekt de op 11 december 2012 en 21 december 2012 door verweerder ingezonden gedingstukken bij de toetsing van de bestreden besluiten. Ook het verweerschrift van 27 december 2012 wordt bij de beoordeling van het beroep betrokken, alsmede bijlage 12 (het tegen Gerard Spiering gewezen strafvonnis van 21 december 2012) en bijlage 15 (het rapport van Effectis Nederland B.V., gedateerd december 2012, met een beoordeling van de brandweerinzet tijdens de brand op 5 januari 2011). De andere bij het verweerschrift van 27 december 2012 gevoegde bijlagen blijven echter buiten beschouwing wegens strijd met de goede procesorde. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende. 6.2 Het antwoord op de vraag of inzending van een stuk in strijd met de goede procesorde komt, wordt bepaald door het antwoord op de vraag of het beginsel van hoor en wederhoor dreigt te worden geschonden. In dit kader heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRvS) meermalen onder meer op 15 augustus 2007 (LJN: BB1758) en 9 juni 2010 (LJN: BM7120) overwogen dat de in artikel 8:58, eerste lid, van de Awb vermelde termijn niet doorslaggevend is. 6.3 Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres voldoende gelegenheid gehad om zowel de op 11 december 2012 en 21 december 2012 overgelegde stukken als het verweerschrift van 27 december 2012 te bestuderen en ter zitting van commentaar te voorzien. Verder constateert de rechtbank dat de bijlagen 12 en 15 bij het verweerschrift reeds vóór 27 december 2012 bij eiseres bekend waren althans redelijkerwijs konden zijn. 6.4 De rechtbank oordeelt echter dat een zinvolle bespreking ter zitting van de overige bij het verweerschrift gevoegde bijlagen niet mogelijk was. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat deze bijlagen omvangrijk zijn en gedetailleerde en technische gegevens bevatten, en dat het betwisten van de juistheid van die gegevens redelijkerwijs noodzaakt tot het inschakelen van een deskundige. In zoverre is eiseres in haar processuele belangen geschaad. 6.5 De rechtbank ziet geen aanleiding om het onderzoek te heropenen teneinde een zinvolle discussie over de in rechtsoverweging 6.4 bedoelde gegevens alsnog mogelijk te maken. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiseres zich ter zitting tegen de heropening van het onderzoek heeft verzet en dat verweerder door diens proceshouding welbewust een risico heeft genomen. In dit kader wijst de rechtbank op de aan haar gerichte brief van 20 augustus 2012 waarin verweerder uitdrukkelijk wijst op de processuele benadeling van een partij als de andere partij vlak voor het verstrijken van de tiendagentermijn nieuwe stukken of argumenten in het geding brengt. 7.1 Naar het oordeel van de rechtbank was verweerder op 5 januari 2011 niet belast met het beheer van de waterkwaliteit in de Noordelijke Insteekhaven en om die reden niet bevoegd om aldaar toezicht op de naleving van de Waterwet uit te oefenen. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende. 7.2.1 Ingevolge artikel 3.1, eerste lid, van de Waterwet (Staatsblad 2009, nummer 107) worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur de watersystemen aangewezen die volledig dan wel met uitzondering van daarbij aangewezen onderdelen bij het Rijk in beheer zijn. Ingevolge artikel 3.2, eerste lid, van de Waterwet worden bij provinciale verordening voor de niet bij het Rijk in beheer zijnde watersystemen of onderdelen daarvan overheidslichamen aangewezen die belast zijn met het beheer, met inachtneming van artikel 2.2, tweede lid, van de Waterschapswet.
7
7.2.2 Artikel 3.1, eerste lid, van het Waterbesluit (Staatsblad 2009, nummer 548) bepaalt dat het beheer van oppervlaktewaterlichamen die zijn vermeld in bijlage II bij dit besluit bij het Rijk berusten, met uitzondering van de onderdelen van beheer van bepaalde oppervlaktewaterlichamen die zijn gelegen buiten de desbetreffende bij ministeriële regeling vastgestelde beheergrenzen. Artikel 3.1, tweede lid, van het Waterbesluit bepaalt dat bij het Rijk voorts het beheer van de zijwateren berust, met uitzondering van de onderdelen van beheer van bepaalde zijwateren die zijn gelegen buiten de desbetreffende bij ministeriële regeling vastgestelde beheergrenzen. In bijlage II bij het Waterbesluit is onder 1 het Hollandsch Diep aangewezen als hoofdwater dat in rijksbeheer is. 7.2.3 De in artikel 3.1 van het Waterbesluit bedoelde ministeriële regeling is de, op 7 december 2009 vastgestelde, Waterregeling. In artikel 3.2, eerste lid, van de Waterregeling is bepaald dat het waterkwaliteitsbeheer van de in artikel 3.1 van het Waterbesluit bedoelde oppervlaktewaterlichamen en zijwateren daarvan berust bij het Rijk voor zover deze gelegen zijn binnen de grenzen als aangegeven op de kaart in bijlage II bij deze regeling. 7.3.1 Op 5 januari 2011 waren het Hollandsch Diep, de Insteekhaven Roode Vaart en de Noordelijke Insteekhaven te kwalificeren als oppervlaktewaterlichamen in de zin van artikel 1.1, eerste lid, van de Waterwet. Toen was het Hollandsch Diep tevens te kwalificeren als hoofdwater in de zin van artikel 1.1 van het Waterbesluit en de Noordelijke Insteekhaven en de Insteekhaven Roode Vaart als zijwateren in de zin van artikel 1.1 van het Waterbesluit. 7.3.2 Het gebied waarin het perceel, het Hollandsch Diep, de Insteekhaven Roode Vaart en de Noordelijke Insteekhaven zijn gelegen is weergegeven op kaartblad 042 van bijlage II bij de Waterregeling (hierna: waterkaart). De waterkaart, zoals deze op 5 januari 2011 gold, had het Hollandsch Diep en de Insteekhaven Roode Vaart aangeduid als “beheer waterkwaliteit”, en het gebied waar de Noordelijke Insteekhaven lag als “droger oevergebied”. 7.4 Op basis van de rechtsoverwegingen 7.2 en 7.3 concludeert de rechtbank dat op 5 januari 2011 enkel het Hollandsch Diep en de Insteekhaven Roode Vaart wat de waterkwaliteit betreft in beheer bij het Rijk waren. Een andere conclusie zou namelijk leiden tot onaanvaardbare (rechts)onzekerheid bij de beantwoording van de vraag welk bestuursorgaan bevoegd is om toezicht uit te oefenen op de naleving van de Waterwet. De stelling van verweerder dat in de toelichting op de ministeriële regeling is aangegeven dat de feitelijke situatie doorslaggevend is bij discrepanties met de waterkaart kan niet slagen, reeds omdat toekenning of beperking van publiekrechtelijke bevoegdheden niet in een toelichting bij een regeling kan plaatsvinden. 7.5 Daarnaast overweegt de rechtbank dat ingevolge artikel 3.2, eerste lid, van de Waterwet bij provinciale verordening moet worden bepaald welk overheidslichaam is belast met het beheer van watersystemen die niet bij het Rijk in beheer zijn. In zoverre verwijst de rechtbank naar rechtsoverweging 8.1 van de uitspraak van de rechtbank Breda van 21 juni 2012 (LJN: BW9002), over het kostenverhaal van het dagelijks bestuur van het waterschap Brabantse Delta (hierna: waterschap) ten laste van onder meer Chemie-Pack. Die rechtsoverweging maakt onder verwijzing naar de Provinciale verordening Water Noord-Brabant duidelijk dat het beheer van de sloten rondom het perceel bij het waterschap berust. De desbetreffende sloten zijn op de waterkaart net als het terrein ter hoogte van de Noordelijke Insteekhaven aangeduid als “droger overgebied”. 7.6 Bij dit alles neemt de rechtbank in aanmerking dat de waterkaart snel en eenvoudig had kunnen en alsnog kan worden aangepast. Het tot wijziging van de waterkaart
8
bevoegde orgaan was en is dus in staat om zonder veel moeite te bewerkstelligen dat het beheer van de Noordelijke Insteekhaven in handen van het Rijk komt te liggen. Mede om deze reden oordeelt de rechtbank dat eventuele negatieve consequenties van een „beheervacuüm‟ met betrekking tot de Noordelijke Insteekhaven voor rekening van verweerder behoren te blijven. 7.7 Het vorenstaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder niet bevoegd was om handhavend op te treden tegen overtredingen van de Waterwet in de Noordelijke Insteekhaven. Daarom hebben de navolgende rechtsoverwegingen slechts betrekking op het Hollandsch Diep en de Insteekhaven Roode Vaart. 8.1 De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat artikel 6.2 van de Waterwet op 5 januari 2011 werd overtreden. Daartoe overweegt zij het volgende. 8.2 Krachtens artikel 6.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Waterwet is het verboden om stoffen in de zin van artikel 6.1 te brengen in een oppervlaktewaterlichaam, tenzij een vergunning daartoe is verleend door het bestuur van het betrokken waterschap. 8.3 Verweerder heeft gesteld en door eiseres is erkend dat op 5 januari 2011 een roodgekleurde vloeistof via de sloten rondom het perceel de Insteekhaven Roode Vaart bereikte. Verder staat buiten twijfel dat deze vloeistof afkomstig was van het perceel. Een en ander leidt de rechtbank tot de conclusie dat op 5 januari 2011 stoffen in de zin van artikel 6.1 van de Waterwet in de Insteekhaven Roode Vaart terecht kwamen. In zoverre verwijst zij naar rechtsoverweging 8.1 van de eerdergenoemde uitspraak van de rechtbank Breda van 21 juni 2012 en de daar aangehaalde documentatie. 9.1 Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onvoldoende aangetoond dat eiseres is aan te merken als overtreder op wie kosten wegens de toegepaste bestuursdwang kunnen worden verhaald. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende. 9.2 Artikel 5.1, tweede lid, van de Awb verstaat onder overtreder: degene die de overtreding pleegt of medepleegt. 9.3.1 Eiseres heeft geen opdracht tot het blussen van de brand gegeven, kan niet als drijver van de inrichting worden beschouwd en beschikt niet over zakelijke rechten ten aanzien van het perceel en de daarop gesitueerde gebouwen. Eiseres is evenmin eigenaar van Chemie-Pack. 9.3.2 Een en ander leidt de rechtbank tot conclusie dat de in rechtsoverweging 8.1 aangeduide overtreding niet rechtstreeks aan eiseres kan worden toegerekend. In dit kader oordeelt de rechtbank dat eiseres geen directe verantwoordelijkheid voor de op 5 januari 2011 verrichte bluswerkzaamheden heeft, en dat de diverse brandweerkorpsen redelijkerwijs niet kunnen worden geacht mede in opdracht van eiseres te hebben gehandeld. De rechtbank hecht in het geval van eiseres dan ook minder gewicht aan de uitspraak van de ABRvS van 15 oktober 2008 (LJN: BF8999) dan verweerder blijkbaar wenst. 9.4.1 Eiseres is een vennootschap zonder personeel. Zij is enig bestuurder van ChemiePack. Gerard Spiering is enig bestuurder en enig aandeelhouder van eiseres. Tussen Gerard Spiering en Chemie-Pack bestaat geen direct juridisch verband. 9.4.2 Onder omstandigheden kan een bestuurder juridisch aansprakelijk zijn voor het handelen van de door hem bestuurde vennootschap. Zo‟n aansprakelijkheid vergt echter volledige invloed van de bestuurder op het handelen en nalaten van (de leiding van) de door hem bestuurde vennootschap. Van zo‟n vergaande vorm van actieve betrokkenheid van eiseres bij Chemie-Pack is de rechtbank niet gebleken.
9
9.4.3 Uit de gedingstukken het verweerschrift van 27 december 2012 daaronder begrepen en de ter zitting afgelegde verklaringen leidt de rechtbank af dat verweerder Gerard Spiering aanmerkt als de natuurlijke persoon die juridisch aansprakelijk is voor het handelen van Chemie-Pack. Diens handelen en nalaten kan echter niet aan eiseres worden toegerekend. 10.1 Het vorenstaande vormt voor de rechtbank aanleiding om de beroepen gegrond te verklaren. Daarom zal zij de bestreden besluiten vernietigen, voor zover deze besluiten betrekking hebben op de aan eiseres gerichte mededelingen inzake bestuursdwang en kostenverhaal en op de kostenbeschikking, voor zover deze tot eiseres zijn gericht. 10.2 De rechtbank stelt voorts vast dat verweerder herhaaldelijk, zowel in de bezwaarfase, als in de beroepsfase en ook nog ter terechtzitting nadrukkelijk de gelegenheid heeft gehad om aan te tonen dat eiseres actieve betrokkenheid had bij Chemie-Pack. Nu verweerder daarin naar het oordeel van de rechtbank niet is geslaagd, verwacht de rechtbank niet dat verweerder bij heroverweging van het bestreden besluit daar wel in zal kunnen slagen. Gelet hierop zal de rechtbank met het oog op een finale geschilbeslechting niet slechts de bestreden besluiten vernietigen, maar tevens de primaire besluiten, voor zover gericht op eiseres, herroepen. 11.1 Nu de rechtbank de beroepen gegrond zal verklaren, dient het betaalde griffierecht aan eiseres te worden vergoed. In zaak 12/3054 is een griffierecht van € 310 geheven. In zaak 12/3055 is – met toepassing van artikel 8:41, eerste lid, tweede volzin, van de Awb – geen griffierecht geheven. 11.2 De rechtbank zal verweerder veroordelen tot vergoeding van de door eiseres gemaakte proceskosten wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank stelt deze kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op een bedrag van € 1416 (2 punten voor het indienen van de beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 472 en een wegingsfactor 1). Beslissing De rechtbank: - verklaart de beroepen gegrond; - vernietigt de bestreden besluiten voor zover deze tot eiseres zijn gericht; - herroept de bestuursdwangbeschikkingen 1 en 2 en de kostenbeschikking voor zover deze tot (de directie van) eiseres zijn gericht; - draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 310 aan eiseres te vergoeden; - veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1416. Deze uitspraak is gedaan door mr. Th. Peters, voorzitter, en mrs. F.P.J. Schoonen en M. Breeman, leden, in aanwezigheid van mr. L.M. Koenraad, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2013. griffier voorzitter Afschrift verzonden aan partijen op: 27 februari 2013 Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
10
LJN: BW7505, Hoge Raad , 11/04394 Print uitspraak Datum uitspraak: 12-10-2012 Datum publicatie: 12-10-2012 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Onrechtmatige overheidsdaad. Vergoedingsplicht gemeente voor door derde gemaakte kosten voor opslag verontreinigd bluswater? Algemeen milieubelang. Gehoudenheid tot toepassen bestuursdwang op grond van art. 17.1 Wet milieubeheer? Beleidsvrijheid. Vindplaats(en): JB 2012, 272 m. nt. L.J.M. Timmermans MENR 2013, 29 m. nt. F.C.S. Warendorf NJ 2013, 98 m. nt. M.R. Mok NJB 2012, 2192 Rechtspraak.nl RvdW 2012, 1273
Uitspraak 12 oktober 2012 Eerste Kamer 11/04394 EE/IF Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: DE GEMEENTE MOERDIJK, zetelende te Zevenbergen, EISERES tot cassatie, advocaat: mr. M.W. Scheltema, tegen 1. WILCHEM B.V., gevestigd te Papendrecht, VERWEERSTER in cassatie, advocaat: mr. J.P. Heering, 2. AFVALSTOFFEN TERMINAL MOERDIJK B.V., gevestigd te Moerdijk, VERWEERSTER in cassatie, niet verschenen. Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de Gemeente, Wilchem en ATM. 1. Het geding in feitelijke instanties Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken: a. het vonnis in de zaak 231673/KG ZA 11-127 van de voorzieningenrechter te Breda van 06 april 2011; b. het arrest in de zaak HD 200.086.537 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 2
11
augustus 2011. Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht. 2. Het geding in cassatie Tegen het arrest van het hof heeft de Gemeente beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Wilchem heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. Tegen ATM is verstek verleend. De zaak is voor de Gemeente toegelicht door haar advocaat en mr. E.H.P. Brans, advocaat bij de Hoge Raad. Voor Wilchem is de zaak toegelicht door haar advocaat en mr. L. van den Eshof, advocaat bij de Hoge Raad. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep voor zover gericht tegen ATM in haar vordering in de tussenkomst en tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover gewezen tegen Wilchem en ATM als gevoegde partij aan de zijde van Wilchem, zulks met verwijzing naar een aanpalend Hof ter fine van afhandeling. De advocaten van de Gemeente respectievelijk Wilchem hebben bij brief van 15 juni 2012 op die conclusie gereageerd. 3. Beoordeling van het middel 3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. (i) Op 5 januari 2011 is brand ontstaan op het bedrijfsterrein van Chemie-Pack te Moerdijk, waarbij zwaar verontreinigd bluswater op het bedrijfsterrein van Chemie-Pack en op naastgelegen bedrijfsterreinen terecht is gekomen. (ii) Op 7 januari 2011 heeft tussen de Gemeente en de directie van Chemie-Pack een crisisbijeenkomst plaatsgevonden. Tijdens deze bijeenkomst heeft de Gemeente met een beroep op het bepaalde in art. 17.1 Wet milieubeheer (Wm) en onder aanzegging van het intreden van de gevolgen van onder meer hoofdstuk 17 Wm Chemie-Pack gesommeerd het bluswater te (doen) verwijderen. (iii) Chemie-Pack heeft op 7 januari 2011, tijdens een bespreking waarbij ook twee functionarissen van de Gemeente aanwezig waren, aan Wilchem mondeling opdracht verstrekt tot verwijdering en opslag van het bluswater op en rond de bedrijfsterreinen van Chemie-Pack. (iv) Wilchem heeft in de nacht van 7 op 8 januari 2011 een Plan van Aanpak opgesteld dat ter beoordeling is voorgelegd aan de Gemeente. In dit plan staat onder het kopje "opruiming/opslag" vermeld dat het restant zal worden behandeld conform WMrichtlijnen en dat de afvalstoffen zullen worden afgevoerd naar ATM. (v) Chemie-Pack heeft de tijdens de crisisbijeenkomst gemaakte afspraken aan de Gemeente bevestigd in een e-mail van haar advocaat van 8 januari 2011. In deze e-mail staat onder meer dat Chemie-Pack zich met betrekking tot de betaling van de facturen van de opdrachtnemer slechts garant stelt tot betaling van een bedrag van € 300.000,-(exclusief btw) en dat, voor het geval het verwijderen van het bluswater meer gaat kosten, met de Gemeente is overeengekomen dat door de Gemeente het meerdere boven € 300.000,-- aan de opdrachtnemer zal worden voldaan. Van de zijde van de Gemeente is hierop gereageerd met het bericht dat indien de werkzaamheden nog niet zijn afgerond en Chemie-Pack aangeeft deze niet voort te zetten, de Gemeente alsnog zal gaan handhaven waarbij Chemie-Pack rekening zou moeten houden met kostenverhaal. (vi) Chemie-Pack heeft de mondelinge opdracht aan Wilchem bevestigd bij e-mail- en faxbericht van haar advocaat van 8 januari 2011. Dit bericht houdt onder meer het volgende in: "(..) Vanwege de spoedeisendheid van de situatie, alsmede vanwege het feit dat de omvang van de werkzaamheden door u niet op voorhand kon worden bepaald, vindt uitvoering van de werkzaamheden plaats op basis van regie. (..)
12
De opdracht van mijn cliënte voor uitvoering van de werkzaamheden is in alle gevallen beperkt tot een bedrag van maximaal € 300.000,00 exclusief BTW, hierna te noemen: "de maximumprijs". Dat betekent dat mijn cliënte voor uitvoering van de werkzaamheden nooit meer zal betalen dan de maximumprijs. Ook niet indien de werkzaamheden op het moment van het bereiken van de maximumprijs nog niet zijn voltooid. In dat geval dient u de opdracht van cliënte als beëindigd te beschouwen (..). Mijn cliënte stelt zich ten opzichte van de gemeente Moerdijk op het standpunt dat, indien de werkzaamheden op het moment van het bereiken van de maximumprijs nog niet zijn voltooid, deze in opdracht en voor rekening van de gemeente dienen te worden voortgezet. De gemeente behoudt zich echter uitdrukkelijk het recht voor om verdere werkzaamheden op te dragen aan een andere partij dan u. (..) Indien en zodra voor u voorzienbaar is dat de werkzaamheden op het moment van het bereiken van de maximumprijs nog niet (volledig) zullen zijn voltooid en in ieder geval op het moment dat de maximumprijs is bereikt, dient u zich in verbinding te stellen met de gemeente Moerdijk, (..), teneinde met deze partij te bespreken of, en zo ja, onder welke condities, u uw werkzaamheden eventueel kunt voortzetten in opdracht van de gemeente. (..)" (vii) Wilchem heeft tussen 8 en 10 januari 2011 1.330 ton bluswater opgezogen en afgevoerd naar ATM. Het opgezogen bluswater is opgeslagen in een door Wilchem via ATM (van een Belgische onderneming) gehuurde boot, "de Pafos". (viii) Bij beschikking van 12 januari 2011 heeft de Gemeente aan Chemie-Pack een last onder bestuursdwang opgelegd tot verwijdering, eventuele opslag en afvoer van het nog aanwezige verontreinigde (blus)water en het residu (de slurrielaag). Ter uitvoering van deze beschikking heeft Chemie-Pack op 14 januari 2011 aan Mourik Groot-Ammers B.V., hierna: Mourik, opdracht verstrekt tot het verwijderen en de opslag van het (blus)water en de zichtbare slurrie tot een bedrag van maximaal € 200.000,-- (exclusief btw). (ix) Mourik heeft 3.630 ton (blus)water opgezogen en afgevoerd naar ATM, waarvan 2.294 ton met instemming van Wilchem is opgeslagen in de Pafos en circa 1.260 ton in een landtank van ATM. Nadat op of omstreeks 26 januari 2011 het door Chemie-Pack aan Mourik gestelde grensbedrag was bereikt, heeft de Gemeente in het kader van de op 12 januari 2011 aan Chemie-Pack opgelegde last tot bestuursdwang Mourik opdracht gegeven tot verwijdering van het resterende residu. De Gemeente heeft de kosten hiervan voor haar rekening genomen. (x) Op 24 januari 2011 heeft Wilchem Chemie-Pack bericht dat het bedrag van € 300.000,-- overschreden zou gaan worden door de kosten van voortdurende opslag, bestaande in de huur van de Pafos waarin het verwijderde bluswater is opgeslagen, en voorts dat er na lossing van het schip nog reinigingskosten zijn. De kosten van opslag van het bluswater in de Pafos bedragen € 4.686,83 per dag. Chemie-Pack heeft op 25 januari 2011 geantwoord dat Wilchem de Gemeente moet benaderen voor een aanvullende opdracht boven het bedrag van € 300.000,--. (xi) Chemie-Pack heeft een bedrag van € 300.000,--, vermeerderd met btw, aan Wilchem betaald. Met genoemd bedrag zijn naast de kosten van verwijdering van het bluswater de kosten van opslag in de Pafos betaald tot 10 februari 2011. Chemie-Pack en de Gemeente weigeren aan Wilchem (verder) te betalen voor de kosten van opslag en reiniging. (xii) Wilchem heeft bij brieven van haar advocaat van 8 februari 2011 de Gemeente en Chemie-Pack aansprakelijk gesteld voor de kosten boven het bedrag van € 300.000,-(exclusief btw). 3.2 Wilchem vordert in dit kort geding, onder meer, hoofdelijke veroordeling van de Gemeente en Chemie-Pack tot verwijdering van het bluswater uit het schip de Pafos en het gereinigd ter beschikking stellen van dit schip aan Wilchem, op straffe van een dwangsom, alsmede hoofdelijke veroordeling van de Gemeente en Chemie-Pack tot betaling van € 4.686,83 per dag vanaf 11 februari 2011 tot en met de dag dat het schip leeg en gereinigd door Wilchem ter beschikking kan worden gesteld aan de verhuurder.
13
Wilchem heeft aan deze vorderingen primair ten grondslag gelegd dat de Gemeente en Chemie-Pack zich verbonden hebben alle aan de uitvoering van de opdracht verbonden kosten te voldoen. Subsidiair heeft Wilchem haar vorderingen onder meer gegrond op onrechtmatige daad. 3.3 De voorzieningenrechter heeft de Gemeente en Chemie-Pack veroordeeld 1.330 ton respectievelijk 2.294 ton van het bluswater uit het schip de Pafos te verwijderen en het schip gereinigd ter beschikking te stellen aan Wilchem. Voorts heeft de voorzieningenrechter, kort gezegd, de Gemeente en Chemie-Pack hoofdelijk veroordeeld tot (door)betaling van de opslag- en reinigingskosten, met dien verstande dat de partij die als laatste zijn deel van de lading verwijdert, moet doorbetalen totdat ook de reiniging van het schip is voltooid. De voorzieningrechter oordeelde dat Wilchem op basis van de op 7 januari 2011 tussen partijen gevoerde bespreking, waarin de mondelinge opdracht door Chemie-Pack aan Wilchem werd verstrekt, erop heeft mogen vertrouwen dat de Gemeente zich verbond om na het bereiken van het grensbedrag hetzij de opdracht op haar kosten voort te zetten, hetzij met Wilchem te stoppen en af te rekenen en een ander in te schakelen (rov. 3.6). Met betrekking tot de opslag van het door Mourik afgevoerde bluswater in de Pafos (2.294 ton) oordeelde de voorzieningenrechter dat sprake is van een tweede en zelfstandige opdracht door Chemie-Pack aan Wilchem waarbij de begrenzing tot € 300.000,-- geen rol speelt (rov. 3.16). 3.4 In hoger beroep heeft ATM zich gevoegd aan de zijde van Wilchem. Tevens heeft zij als tussenkomende partij in de procedure tussen de Gemeente en Wilchem vorderingen ingesteld die onder meer strekken tot veroordeling van de Gemeente tot verwijdering van (al) het bluswater uit de Pafos en de landtank en tot betaling van de kosten van opslag in de Pafos en de landtank. 3.5.1 Het hof heeft het vonnis vernietigd voor zover gewezen tegen de Gemeente en voor zover de Gemeente daarbij is veroordeeld tot het verwijderen van 1.330 ton bluswater uit de Pafos en, opnieuw rechtdoende, de Gemeente veroordeeld tot verwijdering van al het bluswater (circa 3.624 ton) uit de Pafos, en het vonnis voor zover gewezen tegen de Gemeente voor het overige bekrachtigd. Het hof heeft de door ATM in de tussenkomst tegen de Gemeente ingestelde vorderingen afgewezen. 3.5.2 Anders dan de voorzieningenrechter, oordeelde het hof dat de primaire grondslag van de vorderingen van Wilchem jegens de Gemeente in rechte niet is komen vast te staan. Het hof kwam evenwel tot het voorlopig oordeel dat de Gemeente onrechtmatig jegens Wilchem heeft gehandeld (rov. 4.11). Het overwoog daartoe, samengevat, het volgende: - De onderhavige verontreiniging betreft een "ongewoon voorval" als bedoeld in Titel 17.1 Wm. De Gemeente heeft op 7 januari 2011 een crisisbijeenkomst met Chemie-Pack belegd om te bewerkstelligen dat Chemie-Pack de ingevolge de Wm noodzakelijke maatregelen zou nemen ter verwijdering van het verontreinigde bluswater. De Gemeente heeft ChemiePack tijdens deze bijeenkomst gesommeerd om het bluswater zo spoedig mogelijk te (doen) verwijderen. De Gemeente was ervan op de hoogte dat Chemie-Pack daartoe Wilchem had ingeschakeld. De mondelinge opdracht aan Wilchem is door Chemie-Pack verstrekt tijdens de vervolgbespreking op 7 januari 2011 in aanwezigheid van namens de Gemeente betrokken functionarissen. De Gemeente was bekend met de inhoud van het door Wilchem opgestelde Plan van Aanpak. (rov. 4.11.1-4.11.4). - De Gemeente wist althans behoorde te weten dat, gelet op de definitie in Richtlijnen 2008/98/EG en 2006/12/EG (oud) van "verwijderingshandeling", niet zou kunnen worden volstaan met alleen het opzuigen van het bluswater en dat kosten in verband met de opslag van het bluswater zouden ontstaan. Gelet op het Plan van Aanpak was de Gemeente ervan op de hoogte dat Wilchem het opgezogen bluswater zou gaan afvoeren naar ATM teneinde het door ATM te doen opslaan. De Gemeente wist voorts dat ChemiePack slechts tot een bedrag van € 300.000,-- (exclusief btw) voor de door de Gemeente
14
noodzakelijk geachte maatregelen wilde betalen, terwijl de totale kosten voor het verwijderen van het afval (als bedoeld in de Wm) niet op voorhand waren te overzien. De Gemeente moet zich ervan bewust zijn geweest dat met de verwijdering van het bluswater uiteindelijk meer kosten gemoeid zouden (kunnen) zijn dan het bedrag van € 300.000,-- dat Chemie-Pack bereid was te betalen. Tijdens de crisisbijeenkomst is door de Gemeente aangekondigd dat als Chemie-Pack na het bereiken van het grensbedrag niet bereid zou zijn de opdracht voort te zetten, (spoed)bestuursdwang zou worden toegepast. (rov. 4.11.5-4.11.8). - De bij beschikking van 12 januari 2011 aan Chemie-Pack opgelegde last onder dwangsom vermeldt dat deze zal worden geëffectueerd op het moment dat het verwijderen van het (blus)water en de slurrielaag wordt gestaakt of als met het verwijderen niet alsnog wordt aangevangen. De Gemeente heeft hiermee miskend dat het verwijderen van afval tevens opslag in afwachting van uiteindelijke verwerking omvat. (rov. 4.11.9). - De Gemeente heeft in het kader van de omstreeks 26 januari 2011 aan Mourik verleende opdracht tot verwijdering van het resterende residu zowel de kosten voor het opzuigen als voor de aansluitende verwerking van het afval voor haar rekening genomen. Aangenomen mag worden dat indien dit afval tussentijds zou zijn opgeslagen de Gemeente ook hiervan de kosten had betaald of had dienen te betalen. (rov. 4.11.10). - Vast staat dat de Gemeente (spoed)bestuursdwang heeft aangekondigd en uiteindelijk ook een last tot bestuursdwang heeft opgelegd voor slechts een deel van de door haar noodzakelijk geachte werkzaamheden, te weten het opruimen van het bluswater en de slurrie van de respectieve bedrijfsterreinen. Dit terwijl de daarmee samenhangende kosten voor het opslaan van het bluswater (in afwachting van de verwerking) doorliepen. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving en gegeven dat de Gemeente in geval van overtreding van het bepaalde in Hoofdstuk 17 Wm bevoegd was om met bestuursdwang op te treden, had van de Gemeente in redelijkheid mogen worden verwacht dat zij voor de resterende werkzaamheden handhavend zou zijn opgetreden, althans dat zij de noodzakelijke kosten van opslag (in afwachting van verwerking) zou hebben betaald. Niet valt in te zien dat de ernst van de situatie en de daarin door de Gemeente ingevolge de Wm te nemen verantwoordelijkheid ten aanzien van Wilchem anders was dan bij de (in het kader van de last tot bestuursdwang) aan Mourik gegeven opdracht, toen de Gemeente alle kosten na het bereiken van het grensbedrag voor haar rekening heeft genomen. Dat het daarbij om een door de Gemeente zelf gegeven (vervolg)opdracht ging, maakt dit niet anders. (rov. 4.11.11). - Wilchem is, als uitvoerder van de door de Gemeente noodzakelijk geachte maatregelen, in een door haar zelf niet te keren situatie geraakt, waarin de door ATM aan haar berekende kosten van opslag met een bedrag van circa € 5.000,-- per dag oplopen. (rov. 4.11.12). - Voormelde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, leiden tot het voorlopig oordeel dat de Gemeente zich onvoldoende de gerechtvaardigde belangen van Wilchem heeft aangetrokken, nu zij heeft nagelaten voor de opslagkosten alsnog met bestuursdwang op te treden dan wel de kosten van opslag in afwachting van de verwijdering (en uiteindelijke verwerking) en reiniging van het schip voor haar rekening te nemen. De (aanzienlijke) kosten voor opslag van het opgeruimde bluswater worden aldus feitelijk afgewenteld op een derde door wiens voortvarend en adequaat handelen een milieuramp kon worden voorkomen. (rov. 4.11.13). 3.6 Voor zover het cassatieberoep van de Gemeente is gericht tegen ATM als tussenkomende partij, moet het bij gebrek aan belang worden verworpen. De vorderingen die ATM in de tussenkomst heeft ingesteld, zijn door het hof afgewezen en hiertegen is ATM niet in cassatie opgekomen. 3.7 De onderdelen 1-3 zijn gericht tegen het oordeel dat de Gemeente onrechtmatig jegens Wilchem heeft gehandeld.
15
3.8 Uit de hiervoor in 3.5.2 weergegeven overwegingen volgt dat het bestreden oordeel erop is gebaseerd dat de Gemeente zich onvoldoende de gerechtvaardigde belangen van Wilchem heeft aangetrokken doordat zij, nadat Chemie-Pack op 25 januari 2011 aan Wilchem te kennen had gegeven de meerdere kosten boven € 300.000,-- niet te zullen voldoen, (a) heeft nagelaten met bestuursdwang jegens Chemie-Pack op te treden ter zake van de opslag van het bluswater in de Pafos in afwachting van verwijdering (en uiteindelijke verwerking) daarvan, althans (b) heeft nagelaten bedoelde opslagkosten in afwachting van verwijdering (en uiteindelijke verwerking) zelf voor haar rekening te nemen en aan Wilchem te vergoeden. Als gevolg van dit nalaten is Wilchem in een door haarzelf niet te keren situatie geraakt, waarin de haar berekende opslagkosten met een bedrag van circa € 5.000,-- per dag oplopen. 3.9.1 Onderdeel 1.1 is gericht tegen het hiervoor onder (a) weergegeven oordeel en klaagt dat het hof heeft miskend dat de Gemeente niet gehouden was en overigens ook niet de bevoegdheid had om ter zake van het in opdracht van Chemie-Pack door Wilchem in de Pafos opgeslagen bluswater bestuursdwang toe te passen. In aansluiting hierop bestrijden de onderdelen 2.1 en 2.2 het hiervoor onder (b) weergegeven oordeel met de klacht dat niet valt in te zien waarom de bevoegdheid van de Gemeente tot het opleggen van een last onder bestuursdwang op de voet van art. 17.1 Wm meebrengt dat van haar kon worden verwacht dat zij de noodzakelijke kosten van het opslaan van het bluswater zou hebben betaald. Daartoe wordt betoogd, samengevat, dat de Gemeente grote vrijheid heeft in de wijze waarop zij een last onder bestuursdwang ten uitvoer legt indien de overtreder (gedeeltelijk) weigert om deze uit te voeren, en dat de Gemeente dus niet gehouden is om, indien zij de werkzaamheden aan een derde wenst op te dragen, dezelfde derde in te schakelen als de overtreder had gedaan. 3.9.2 Naar aanleiding van deze onderdelen, die zich voor gezamenlijke behandeling lenen, wordt het volgende overwogen. Voor zover al aan de Gemeente op grond van art. 17.1 Wm de bevoegdheid toekwam om jegens Chemie-Pack handhavend op te treden met betrekking tot de opslag van het naar ATM afgevoerde bluswater, geldt dat daarmee niet is gegeven dat de Gemeente had kunnen bewerkstelligen dat Chemie-Pack ook voor de verdere opslag van dit bluswater Wilchem diende in te schakelen en de kosten boven het door haar gestelde grensbedrag van € 300.000,-- aan Wilchem dient te vergoeden. De Gemeente is weliswaar gehouden de te vergen maatregelen in het bestuursdwangbesluit voldoende duidelijk te omschrijven, doch dit brengt niet mee dat zij Chemie-Pack in het kader van art. 17.1 Wm ook had kunnen verplichten om ter uitvoering van de last verder met Wilchem te contracteren. Voorts geldt dat de Gemeente, indien zij bij gebreke van uitvoering door Chemie-Pack van de haar opgelegde last, zelf tot het treffen van maatregelen was overgegaan, niet gehouden was uit hoofde van haar handhavende taak een vervolgopdracht aan Wilchem te gunnen. Aan het betrokken bestuursorgaan komt immers grote beleidsvrijheid toe bij het bepalen van de wijze waarop toepassing aan aangezegde bestuursdwang wordt gegeven (vgl. HR 8 juli 2011, LJN BQ4372, NJ 2011/464). De door de onderdelen bestreden oordelen getuigen mitsdien van een onjuiste rechtsopvatting. De onderdelen zijn in zoverre terecht voorgesteld. 3.10.1 Onderdeel 2.4 richt zich met een motiveringsklacht tegen het hiervoor in 3.8 onder (b) weergegeven oordeel met het betoog dat - indien het oordeel van het hof aldus moet worden begrepen dat de Gemeente jegens Wilchem het vertrouwen heeft gewekt dat zij de kosten van het opslaan van het bluswater in afwachting van verwerking voor haar rekening zou nemen - dat oordeel zonder nadere motivering onbegrijpelijk is. 3.10.2 De klacht kan bij gebrek aan feitelijke grondslag niet tot cassatie leiden. In rov.
16
4.8-4.9.6 heeft het hof zich begeven in een beoordeling van de grieven van de Gemeente in principaal appel tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat Wilchem erop heeft mogen vertrouwen dat de Gemeente zich verbond om na het bereiken van het door Chemie-Pack gestelde grensbedrag de opdracht op haar kosten voort te zetten. Het hof heeft bedoelde grieven gegrond bevonden en de vorderingen op de door Wilchem aangevoerde primaire grondslag - te weten dat de Gemeente zich had verbonden de kosten boven het grensbedrag van € 300.000,-- voor haar rekening te nemen - niet toewijsbaar geoordeeld. Vervolgens heeft het hof onderzocht of de Gemeente onrechtmatig jegens Wilchem heeft gehandeld, welke vraag het in rov. 4.11.13-4.11.14 bevestigend heeft beantwoord op de grond dat de Gemeente zich onvoldoende de gerechtvaardigde belangen van Wilchem heeft aangetrokken en aldus onzorgvuldig jegens Wilchem heeft gehandeld. Uit het voorgaande volgt dat het door het onderdeel bestreden oordeel is gebaseerd op schending door de Gemeente van de jegens Wilchem in acht te nemen zorgvuldigheid, anders dan bestaande in handelen in strijd met een bij Wilchem opgewekt vertrouwen. 3.11 Het middel slaagt evenwel voor zover het klaagt dat het hiervoor in 3.8 onder (b) weergegeven oordeel ontoereikend is gemotiveerd. Indien het hof een schending van het gelijkheidsbeginsel voor ogen heeft gehad, in die zin dat aan Mourik wel maar aan Wilchem geen vervolgopdracht is gegeven, verdient om redenen als vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.5.1 nadere motivering waarom ten aanzien van deze partijen sprake was van vergelijkbare omstandigheden. Indien het hof zijn oordeel in de kern erop heeft gebaseerd dat het onredelijk dan wel in strijd met het zorgvuldigheids- of evenredigheidsbeginsel is om, gelet op de ernst van de situatie en het betrokken algemeen (milieu)belang, de kosten van verdere opslag voor rekening te laten komen van een derde "door wiens voortvarend en adequaat handelen een milieuramp kon worden voorkomen" (rov. 4.11.13), geldt eveneens dat zijn oordeel nadere motivering behoeft. Het met de door Wilchem verrichte werkzaamheden gemoeide milieubelang rechtvaardigt niet zonder meer dat de Gemeente de kosten van opslag voor haar rekening dient te nemen. Die rechtvaardiging kan evenmin worden gevonden in de door het hof in aanmerking genomen omstandigheden, als weergegeven hiervoor in 3.5.2. De onderdelen 2.5-2.6 en 3.3-3.4, die op het voorgaande gerichte klachten inhouden, zijn in zoverre terecht voorgesteld. 3.12 Onderdeel 4, waarin met een motiveringsklacht wordt opgekomen tegen het oordeel in rov. 4.12 dat, naast de kosten van opslag, tevens toegewezen zullen worden de kosten die met verwijdering (en uiteindelijke verwerking) van het bluswater zullen zijn gemoeid, slaagt ten slotte ook. Het onderdeel betoogt terecht dat rov. 4.11.13 - weergegeven hiervoor in 3.5.2 - geen oordeel inhoudt over de gehoudenheid van de Gemeente tot verwijdering van het bluswater, en, bijgevolg, evenmin een oordeel inhoudt over de gehoudenheid van de Gemeente tot verwijdering van al het bluswater, waaronder begrepen het van Mourik afkomstige deel. Het bestreden oordeel alsmede de in het dictum opgenomen veroordeling van de Gemeente tot verwijdering van al het bluswater uit de Pafos, kunnen dan ook geen stand houden. 3.13 Het voorgaande brengt mee dat de bestreden beslissing niet in stand kan blijven. De overige onderdelen behoeven geen behandeling. 4. Beslissing De Hoge Raad: verwerpt het beroep, voor zover gericht tegen ATM; veroordeelt de Gemeente in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van ATM begroot op nihil. vernietigt het arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 2 augustus 2011, voor zover gewezen tussen de Gemeente en Wilchem;
17
verwijst het geding naar het gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing; veroordeelt Wilchem in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 881,99 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, C.A. Streefkerk en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 12 oktober 2012.
18
> Retouradres Postbus 20901 2500 EX Den Haag
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG
Ministerie van Infrastructuur en Milieu Plesmanweg 1-6 2597 JG Den Haag Postbus 20901 2500 EX Den Haag T 070-456 0000 F 070-456 1111 Ons kenmerk ILT-2013/3797 Uw kenmerk 2013Z00762
Datum Betreft
11 februari 2013 Vragen over BRZO-rapportage van Odfjell van oktober 2012
Bijlage 1
Geachte voorzitter, Bijgaand ontvangt u de beantwoording van de vragen van de leden Geurtsen en Omtzigt (beiden CDA) over de rapporten over de BRZO-rapportage van Odfjell van oktober 2012 (ingezonden 18 januari 2013). 1 Kunt u de rapporten over de BRZO-rapportage van Odfjell van oktober 2012, die volgens de DCMR Milieudienst Rijnmond binnen anderhalve maand openbaar zouden zijn, aan de Kamer doen toekomen? 1 2 1 Het inspectierapport van inspectiedagen 1, 9, 10, 11, 16 en 17 oktober 2012 is op 8 februari 2013 vrijgegeven. Het rapport geeft aan dat er overtredingen zijn geconstateerd waartegen handhavend opgetreden is. De tijdens deze BRZOinspectie geconstateerde overtredingen zijn niet van dien aard dat activiteiten niet meer veilig zouden kunnen worden uitgevoerd. De rapportage zend ik hierbij toe. 2 Kunt een overzicht geven van elke aan een BRZO-bedrijf opgelegde dwangsom (inclusief fatale datum) en een met redenen omkleed overzicht van inning of niet inning van de dwangsommen? 2 De Inspectie SZW heeft een overzicht beschikbaar van dwangsommen die zij de laatste jaren bij BRZO-bedrijven heeft opgelegd. Van het Wabo bevoegd gezag (inclusief de Veiligheidsregio’s) is dat overzicht er nog niet. Conform mijn eerdere toezegging zal medio 2013 de Landelijke Aanpak Toezicht Risicobeheersing Bedrijven (LAT rb) een monitoringrapport opleveren met een compleet overzicht over 2012 van de drie toezichthouders.
1 2
BRZO: Besluit Risico’s Zware Ongevallen
http://www.dcmr.nl/nl/actueel/_/content/gemeenschappelijk/nl/documents/nieuw s/2012/10/weekupdate-odfjell-10.html 19
Pagina 1 van 4
3 Kunt u een overzicht geven van alle meldingen aan het Centraal Incidentennummer (CIN), die Odfjell gedaan heeft na het geheel stilleggen van de terminal en alle overtredingen en bevindingen die sindsdien geconstateerd zijn?
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
3 Overzicht CIN-meldingen Datum ontvangst
Voorval / stand van zaken
26-Okt-12 14:52:00
Omschrijving CIN: oude tankleidingen in tankput 9a hebben vlamgevat tijdens het doorslijpen van deze leidingen. 1 poederblusser is leeggespoten. Er zijn verder geen gevolgen geweest.
23-Nov-12 01:04:00
Omschrijving CIN: seal bij pomp onder tank 740 heeft vlamgevat, brand is vanzelf uitgegaan, pomp buitengebruik gesteld. In de tank zat Aardgascondensaat opgeslagen. Er zijn geen gevaarlijke stoffen vrijgekomen.
16-Dec-12 10:29:00
Omschrijving CIN: Tijdens hijswerkzaamheden is hydrauliekslang van kraan aan boord van de Cansay geklapt. De giek is hierdoor naar beneden gevallen.
10-Jan-13 08:47:00
Omschrijving CIN: Een stroomstoring in het ketelpark en delen van de controlekamer waardoor activiteiten zijn stilgelegd.
11-Jan-13 13:20:00
Omschrijving CIN: Door vakbonden uitgeroepen staking. Alle activiteiten stilgelegd behalve de paklijn 14 en de PID-installatie. Ook de BHV organisatie blijft intact.
Bovenstaande incidenten zijn onderzocht door de DCMR. De omvang en ernst van de incidenten leiden op grond van de handhavings- en sanctiestrategie niet tot handhavend optreden.
20
Pagina 2 van 4
Overzicht van overtredingen Jaar 2012 25-10-2012
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Soort zaak
Overtreding
Actie
Toezicht / handhaving
Ontbreken gecertificeerd systeem (verplichting opgenomen in de vergunning) Zie hierboven. Vanwege overlap gecertificeerd systeem met VBS (veiligheidsbeheersysteem ), handhaving op BRZO Ontbreken dampverwerking op de laad- en losplaatsen In BRZO rapportage opgenomen
Voornemen tot het treffen van bestuursrechtelijke maatregelen Afzien bestuursrechtelijke maatregelen
08-01-2013 (vervolg op 2510-2012)
Toezicht/ handhaving
18-12-2012
Toezicht/
1/9/10/11/16/17 -10-2012
handhaving BRZO inspectie
Last onder dwangsom opgelegd Bestuursrechtelijke handhaving loopt en/ of zal gestart worden
4 Is er enige instantie die beoordeelt of de voorgenomen reorganisatie bij Odfjell leidt tot een achteruitgang van de veiligheid van medewerkers, omgeving en milieu? Zo nee, loopt de regio Rijnmond dan niet een ongelooflijk groot risico? 4 De overheden die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het BRZO zien toe op de naleving ervan. Het verscherpte toezicht op Odfjell gaat onverkort door. Een reorganisatie is geen overtreding van het BRZO. Wel is er een verplichting opgenomen in het BRZO dat er een Management of Change (MOC) wordt opgesteld bij een reorganisatie. Hierin wordt o.a. de veiligheid van medewerkers, omgeving en milieu opgenomen. Deze MOC zal door het bevoegd gezag worden beoordeeld. 5 Wanneer zijn de diktes van de leidingen bij Odfjell voor het laatst fysiek gecontroleerd en is de situatie met betrekking tot de leidingen, die in gebruik zijn, nu veilig? 5 Bij een bedrijf als Odfjell zijn veel verschillende typen leidingen in gebruik met verschillende inspectieregimes. In oktober is steekproefsgewijs het inspectie beheersysteem van de leidingen geïnspecteerd door het Wabo bevoegd gezag. De dikte van de leiding is hier een onderdeel van geweest. De inspectie bestond uit het inspecteren van installaties, documentenreviews en interviews. Op grond van de BRZO-rapportage wordt bepaald of en welke handhaving wordt ingezet. 6 Indien klokkenluiders bij Odfjell zich willen inzetten voor een veilige leefomgeving, bij wie kunnen zij zich dan melden en op welke wijze wordt er vertrouwelijk omgegaan met meldingen?
21
Pagina 3 van 4
6 Het staat klokkenluiders vrij om waar dan ook meldingen in te dienen. De verschillende bevoegde gezagen beschikken over regelingen voor klokkenluiders, waar gegarandeerd vertrouwelijk wordt omgegaan met meldingen. Ook zijn meldingen via Meld Misdaad anoniem mogelijk.
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Een ieder kan melden bij het Meld- en Informatie Centrum (MIC) van de Inspectie Leefomgeving en Transport. Indien uit de melding blijkt dat het een klokkenluider betreft, en er mogelijk sprake is van een overtreding, kan het MIC de melding doorzetten naar de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) van de Inlichtingen- en Opsporingsdienst (IOD) van de ILT. De CIE kan onder afscherming van identiteitsgegevens van de melder nader onderzoek doen naar het signaal. Klokkenluiders bij Odjell kunnen zich melden bij DCMR. DCMR heeft inmiddels een speciale ‘klokkenluidersregeling’ vastgesteld die waarborgt dat informatie van klokkenluiders op een zorgvuldige manier wordt ontvangen en behandeld. Er zijn protocollen voor medewerkers opgesteld en vertrouwenspersonen aangewezen die zorgen voor een goede behandeling van informatie van klokkenluiders.
Hoogachtend, DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU,
Wilma J. Mansveld
22
Pagina 4 van 4
> Retouradres Postbus 20901 2500 EX Den Haag
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG
Ministerie van Infrastructuur en Milieu Plesmanweg 1-6 2597 JG Den Haag Postbus 20901 2500 EX Den Haag T 070-456 0000 F 070-456 1111 Ons kenmerk ILT-2013/2522 Uw kenmerk 2013Z00477 Bijlage(n)
Datum Betreft
28 januari 2013 Verzoek regeling van werkzaamheden om stand van zaken inzake Odfjell
Geachte voorzitter, Hiermee beantwoord ik het verzoek van mevrouw Van Tongeren (GroenLinks) om uw Kamer te informeren over de situatie bij tankopslagbedrijf Odfjell. Rechtszaak Er is gevraagd naar de stand van zaken met betrekking tot de rechtszaak naar aanleiding van de butaangasontsnapping. In augustus 2011 is in een korte periode circa 200 ton butaan ontsnapt. Dit voorval is door Odfjell niet tijdig bij het bevoegd gezag gemeld. Er loopt op dit moment een strafzaak. Op 6 december 2012 is daarvoor een regiezitting geweest. Het Openbaar Ministerie doet geen mededelingen over strafzaken zolang de zaak onder de rechter is. Daarnaast is de DCMR, namens de provincie Zuid-Holland, ook een bestuursrechtelijk handhavingstraject gestart. In april 2012 is voor de butaangasontsnapping en een ander incident in januari 2012 een last onder dwangsom opgelegd. Daarin is het bedrijf opgelegd dat het pas weer mag butaniseren, nadat onderzocht is hoe het incident heeft kunnen gebeuren en er passende maatregelen zijn uitgevoerd om een nieuwe butaangasontsnapping te voorkomen. Het incidentonderzoek is inmiddels door Odfjell opgeleverd aan de DCMR. Op dit moment wordt het door het bedrijf voorgestelde maatregelenpakket door de DCMR beoordeeld. Al die tijd mag Odfjell niet butaniseren zodat er geen butaangas kan ontsnappen. Onderzoeksraad voor de Veiligheid De Onderzoeksraad voor de Veiligheid doet op dit moment onderzoek naar de algehele situatie bij Odfjell, waarbij ook gekeken wordt naar de vergunningverlening en handhaving. De Onderzoeksraad beoogt het eindrapport voor het zomerreces te publiceren. Klokkenluiders Het voorval met de butaangasontsnapping is door een klokkenluider binnen het bedrijf naar buiten gebracht. De heer Jansen (SP) heeft vorig jaar gevraagd hoe het gesteld is met de bescherming van klokkenluiders. In antwoord daarop heeft mijn voorganger aangegeven dat er geen wettelijke verplichting voor het bedrijf 23
Pagina 1 van 2
bestaat om dat te regelen. Aanvullend hierop nog het volgende. De regels met betrekking tot klokkenluiden, in relatie tot goed werkgever en –nemerschap, zijn opgenomen in het Burgerlijk Wetboek. Een zorgvuldig meldende werknemer kan zich, ter bescherming, tegenover de werkgever beroepen op goed werkgeverschap. Er bestaat geen wettelijke verplichting voor het bedrijf om te regelen hoe hier vervolgens, op ondernemingsniveau, mee wordt omgegaan. Het is niet bekend of Odfjell hiervoor, in het kader van zelfregulering, een regeling heeft opgesteld. Indien ons rechtstreeks informatie door klokkenluiders wordt aangereikt wordt er zorgvuldig mee omgegaan en wordt deze informatie gecontroleerd op relevantie en juistheid. In de Arbeidsomstandighedenwet worden de werknemers die een klacht of aangifte doen over zaken die deze wet of onderliggende besluiten (onder andere het Besluit risico’s zware ongevallen 1999) aangaan door die wet beschermd. De Inspectie SZW is verplicht om de identiteit van die werknemers geheim te houden. Daarnaast is het voor klokkenluiders ook mogelijk om anoniem te klagen bij de Inspectie SZW of via Meld Misdaad Anoniem.
Ministerie van Infrastructuur en Milieu Ons kenmerk ILT-2013/2522
Tot slot Met de commissie zie ik dat er keer op keer zaken niet op orde zijn. Als gevolg van de problemen ten aanzien van ongemelde gasemissies en oude blusleidingen staat het bedrijf onder verscherpt toezicht van de BRZO-toezichthouders Milieudienst DCMR, de Veiligheidsregio Rotterdam en de Inspectie SZW. Mede naar aanleiding daarvan zijn door het bedrijf op 10 januari 2013 processen stil gelegd. Bedrijfsonderdelen worden pas weer opgestart zodra ze aan de milieu- en veiligheidseisen voldoen. Naar aanleiding van de stroomstoring op 10 januari 2013 heeft het ILT-domein Scheepvaart onlangs een rapportage gemaakt. De conclusie is dat op geen moment de veiligheid in gevaar is geweest vanwege die stroomstoring en dat bij Odfjell is gehandeld conform de Wet vervoer gevaarlijke stoffen.
Hoogachtend, DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU,
Wilma J. Mansveld
24
Pagina 2 van 2
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2012–2013
2
Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden
1258 Vragen van de leden Geurts en Omtzigt (beiden CDA) aan de staatssecretaris voor Infrastructuur en Milieu over de rapporten over de BRZO-rapportage van Odfjell van oktober 2012 (ingezonden 18 januari 2013). Antwoord van staatssecretaris Mansveld (Infrastructuur en Milieu) (ontvangen 12 februari 2013). Vraag 1 Kunt u de rapporten over de BRZO-rapportage van Odfjell van oktober 2012, die volgens de DCMR Milieudienst Rijnmond binnen anderhalve maand openbaar zouden zijn, aan de Kamer doen toekomen?1 2 Antwoord 1 Het inspectierapport van inspectiedagen 1, 9, 10, 11, 16 en 17 oktober 2012 is op 8 februari 2013 vrijgegeven. Het rapport geeft aan dat er overtredingen zijn geconstateerd waartegen handhavend opgetreden is. De tijdens deze BRZO-inspectie geconstateerde overtredingen zijn niet van dien aard dat activiteiten niet meer veilig zouden kunnen worden uitgevoerd. De rapportage zend ik hierbij toe.3 Vraag 2 Kunt een overzicht geven van elke aan een BRZO-bedrijf opgelegde dwangsom (inclusief fatale datum) en een met redenen omkleed overzicht van inning of niet inning van de dwangsommen? Antwoord 2 De Inspectie SZW heeft een overzicht beschikbaar van dwangsommen die zij de laatste jaren bij BRZO-bedrijven heeft opgelegd. Van het Wabo bevoegd gezag (inclusief de Veiligheidsregio’s) is dat overzicht er nog niet. Conform mijn eerdere toezegging zal medio 2013 de Landelijke Aanpak Toezicht Risicobeheersing Bedrijven (LAT rb) een monitoringrapport opleveren met een compleet overzicht over 2012 van de drie toezichthouders.
1 2
3
ah-tk-20122013-1258 ISSN 0921 - 7398 ’s-Gravenhage 2013
BRZO: Besluit Risico’s Zware Ongevallen http://www.dcmr.nl/nl/actueel/_/content/gemeenschappelijk/nl/documents/nieuws/2012/10/ weekupdate-odfjell-10.html Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, Aanhangsel 25
1
Vraag 3 Kunt u een overzicht geven van alle meldingen aan het Centraal Incidentennummer (CIN), die Odfjell gedaan heeft na het geheel stilleggen van de terminal en alle overtredingen en bevindingen die sindsdien geconstateerd zijn? Antwoord 3
Overzicht CIN-meldingen Datum ontvangst
Voorval / stand van zaken
26-Okt-12 14:52:00
Omschrijving CIN: oude tankleidingen in tankput 9a hebben vlamgevat tijdens het doorslijpen van deze leidingen. 1 poederblusser is leeggespoten. Er zijn verder geen gevolgen geweest. Omschrijving CIN: seal bij pomp onder tank 740 heeft vlamgevat, brand is vanzelf uitgegaan, pomp buitengebruik gesteld. In de tank zat Aardgascondensaat opgeslagen. Er zijn geen gevaarlijke stoffen vrijgekomen. Omschrijving CIN: Tijdens hijswerkzaamheden is hydrauliekslang van kraan aan boord van de Cansay geklapt. De giek is hierdoor naar beneden gevallen. Omschrijving CIN: Een stroomstoring in het ketelpark en delen van de controlekamer waardoor activiteiten zijn stilgelegd. Omschrijving CIN: Door vakbonden uitgeroepen staking. Alle activiteiten stilgelegd behalve de paklijn 14 en de PID-installatie. Ook de BHV organisatie blijft intact.
23-Nov-12 01:04:00 16-Dec-12 10:29:00 10-Jan-13 08:47:00 11-Jan-13 13:20:00
Bovenstaande incidenten zijn onderzocht door de DCMR. De omvang en ernst van de incidenten leiden op grond van de handhavings- en sanctiestrategie niet tot handhavend optreden.
Overzicht van overtredingen Jaar 2012 25-10-2012
Soort zaak
Overtreding
Actie
Toezicht/ handhaving
Ontbreken gecertificeerd systeem (verplichting opgenomen in de vergunning) Zie hierboven. Vanwege overlap gecertificeerd systeem met VBS (veiligheidsbeheersysteem), handhaving op BRZO Ontbreken dampverwerking op de laad- en losplaatsen In BRZO rapportage opgenomen
Voornemen tot het treffen van bestuursrechtelijke maatregelen
08-01-2013 (vervolg op 25-10-2012)
Toezicht/ handhaving
18-12-2012
Toezicht/ handhaving
1/9/10/11/16/ 17-10-2012
BRZO inspectie
Afzien bestuursrechtelijke maatregelen
Last onder dwangsom opgelegd Bestuursrechtelijke handhaving loopt en/of zal gestart worden
Vraag 4 Is er enige instantie die beoordeelt of de voorgenomen reorganisatie bij Odfjell leidt tot een achteruitgang van de veiligheid van medewerkers, omgeving en milieu? Zo nee, loopt de regio Rijnmond dan niet een ongelooflijk groot risico? Antwoord 4 De overheden die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het BRZO zien toe op de naleving ervan. Het verscherpte toezicht op Odfjell gaat onverkort door. Een reorganisatie is geen overtreding van het BRZO. Wel is er een verplichting opgenomen in het BRZO dat er een Management of Change (MOC) wordt opgesteld bij een reorganisatie. Hierin wordt o.a. de veiligheid van medewerkers, omgeving en milieu opgenomen. Deze MOC zal door het bevoegd gezag worden beoordeeld.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, Aanhangsel 26
2
Vraag 5 Wanneer zijn de diktes van de leidingen bij Odfjell voor het laatst fysiek gecontroleerd en is de situatie met betrekking tot de leidingen, die in gebruik zijn, nu veilig? Antwoord 5 Bij een bedrijf als Odfjell zijn veel verschillende typen leidingen in gebruik met verschillende inspectieregimes. In oktober is steekproefsgewijs het inspectie beheersysteem van de leidingen geïnspecteerd door het Wabo bevoegd gezag. De dikte van de leiding is hier een onderdeel van geweest. De inspectie bestond uit het inspecteren van installaties, documentenreviews en interviews. Op grond van de BRZO-rapportage wordt bepaald of en welke handhaving wordt ingezet. Vraag 6 Indien klokkenluiders bij Odfjell zich willen inzetten voor een veilige leefomgeving, bij wie kunnen zij zich dan melden en op welke wijze wordt er vertrouwelijk omgegaan met meldingen? Antwoord 6 Het staat klokkenluiders vrij om waar dan ook meldingen in te dienen. De verschillende bevoegde gezagen beschikken over regelingen voor klokkenluiders, waar gegarandeerd vertrouwelijk wordt omgegaan met meldingen. Ook zijn meldingen via Meld Misdaad anoniem mogelijk. Een ieder kan melden bij het Meld- en Informatie Centrum (MIC) van de Inspectie Leefomgeving en Transport. Indien uit de melding blijkt dat het een klokkenluider betreft, en er mogelijk sprake is van een overtreding, kan het MIC de melding doorzetten naar de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) van de Inlichtingen- en Opsporingsdienst (IOD) van de ILT. De CIE kan onder afscherming van identiteitsgegevens van de melder nader onderzoek doen naar het signaal. Klokkenluiders bij Odjell kunnen zich melden bij DCMR. DCMR heeft inmiddels een speciale «klokkenluidersregeling» vastgesteld die waarborgt dat informatie van klokkenluiders op een zorgvuldige manier wordt ontvangen en behandeld. Er zijn protocollen voor medewerkers opgesteld en vertrouwenspersonen aangewezen die zorgen voor een goede behandeling van informatie van klokkenluiders.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, Aanhangsel 27
3
Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2012–2013
26 956
Beleidsnota Rampenbestrijding
Nr. 145
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 28 januari 2013 Hiermee beantwoord ik het verzoek van mevrouw Van Tongeren (GroenLinks) om uw Kamer te informeren over de situatie bij tankopslagbedrijf Odfjell. Rechtszaak Er is gevraagd naar de stand van zaken met betrekking tot de rechtszaak naar aanleiding van de butaangasontsnapping. In augustus 2011 is in een korte periode circa 200 ton butaan ontsnapt. Dit voorval is door Odfjell niet tijdig bij het bevoegd gezag gemeld. Er loopt op dit moment een strafzaak. Op 6 december 2012 is daarvoor een regiezitting geweest. Het Openbaar Ministerie doet geen mededelingen over strafzaken zolang de zaak onder de rechter is. Daarnaast is de DCMR, namens de provincie Zuid-Holland, ook een bestuursrechtelijk handhavingstraject gestart. In april 2012 is voor de butaangasontsnapping en een ander incident in januari 2012 een last onder dwangsom opgelegd. Daarin is het bedrijf opgelegd dat het pas weer mag butaniseren, nadat onderzocht is hoe het incident heeft kunnen gebeuren en er passende maatregelen zijn uitgevoerd om een nieuwe butaangasontsnapping te voorkomen. Het incidentonderzoek is inmiddels door Odfjell opgeleverd aan de DCMR. Op dit moment wordt het door het bedrijf voorgestelde maatregelenpakket door de DCMR beoordeeld. Al die tijd mag Odfjell niet butaniseren zodat er geen butaangas kan ontsnappen. Onderzoeksraad voor de Veiligheid De Onderzoeksraad voor de Veiligheid doet op dit moment onderzoek naar de algehele situatie bij Odfjell, waarbij ook gekeken wordt naar de vergunningverlening en handhaving. De Onderzoeksraad beoogt het eindrapport voor het zomerreces te publiceren.
kst-26956-145 ISSN 0921 - 7371 ’s-Gravenhage 2013
Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, 26 956, nr. 145 28
1
Klokkenluiders Het voorval met de butaangasontsnapping is door een klokkenluider binnen het bedrijf naar buiten gebracht. De heer Jansen (SP) heeft vorig jaar gevraagd hoe het gesteld is met de bescherming van klokkenluiders. In antwoord daarop heeft mijn voorganger aangegeven dat er geen wettelijke verplichting voor het bedrijf bestaat om dat te regelen. Aanvullend hierop nog het volgende. De regels met betrekking tot klokkenluiden, in relatie tot goed werkgever en -nemerschap, zijn opgenomen in het Burgerlijk Wetboek. Een zorgvuldig meldende werknemer kan zich, ter bescherming, tegenover de werkgever beroepen op goed werkgeverschap. Er bestaat geen wettelijke verplichting voor het bedrijf om te regelen hoe hier vervolgens, op ondernemingsniveau, mee wordt omgegaan. Het is niet bekend of Odfjell hiervoor, in het kader van zelfregulering, een regeling heeft opgesteld. Indien ons rechtstreeks informatie door klokkenluiders wordt aangereikt wordt er zorgvuldig mee omgegaan en wordt deze informatie gecontroleerd op relevantie en juistheid. In de Arbeidsomstandighedenwet worden de werknemers die een klacht of aangifte doen over zaken die deze wet of onderliggende besluiten (onder andere het Besluit risico’s zware ongevallen 1999) aangaan door die wet beschermd. De Inspectie SZW is verplicht om de identiteit van die werknemers geheim te houden. Daarnaast is het voor klokkenluiders ook mogelijk om anoniem te klagen bij de Inspectie SZW of via Meld Misdaad Anoniem. Tot slot Met de commissie zie ik dat er keer op keer zaken niet op orde zijn. Als gevolg van de problemen ten aanzien van ongemelde gasemissies en oude blusleidingen staat het bedrijf onder verscherpt toezicht van de BRZO-toezichthouders Milieudienst DCMR, de Veiligheidsregio Rotterdam en de Inspectie SZW. Mede naar aanleiding daarvan zijn door het bedrijf op 10 januari 2013 processen stil gelegd. Bedrijfsonderdelen worden pas weer opgestart zodra ze aan de milieu en veiligheidseisen voldoen. Naar aanleiding van de stroomstoring op 10 januari 2013 heeft het ILT-domein Scheepvaart onlangs een rapportage gemaakt. De conclusie is dat op geen moment de veiligheid in gevaar is geweest vanwege die stroomstoring en dat bij Odfjell is gehandeld conform de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld
Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, 26 956, nr. 145 29
2
AvdR Lawschool