een pleidooi voor een I fundamentele benadering en een B ; geïntegreerde aanpak
I
Zinloos geweld Een pleidooi voor een
fundamentele
benadering
en een geïntegreerde aanpak
Mr.A.J.C van Bemmel M.M. van der Slikke
Colofon Infoschetsen zijn uitgaven van de SGP-jongeren en worden samengesteld door de sectie Infozaken, bestaande uitjacques Bazen, Rudy Ligtenberg, Arjan Nobel, Maarten van der Slikke, Dirk-Jan Wilbrink en Wijnand Zondag. Het doel van de schetsen is om actuele onderwerpen samen te vatten, waarna een gefundeerde stellingname veel aandacht krijgt. Infoschetsen verschijnen ongeveer 4x per jaar en zijn bedoeld voor jongeren vanaf 16 jaar. De illustraties zijn ontleend aan instellingen die zich bezig houden met de bestrijding van zinloos geweld. Oktober 2001
Vormgeving en druk: Drukkerij Gebrs.Verloop, Alblasserdam
Christian van Bemmel studeerde rechten aan de universiteit van Leiden en is werkzaam bij Van den Heuvel advocaten te Bodegraven. Maarten van der Slikke is docent geschiedenis en maatschappijleer aan het Van Lodensteincollege in Amersfoort Beide schrijvers zijn bestuurslid van de SGP-jongeren
3
Inhoudsopgave Inleiding Hoofdstuk I
4 Geweld als maatschappelijk verschijnsel Onderzoek naar criminaliteit en geweld Geweld, zinloos geweld, geweld op straat en geweldscriminaliteit Omvang van het geweld Geweldplegers Verklaringen van geweld
6 6 7 8 9 10
Hoofdstuk 2
Bijbelse overwegingen bij het gebruik van geweld 2.1 Respect voor het gegeven leven 2.2 Geweld in de Bijbel 2.3 Oude en Nieuwe Testament 2.4 Bijbelse richtlijnen bij het straffen 2.5 Houding dader en slachtoffer
12 12 13 14 15 16
Hoofdstuk 3
Oorzaken van het gebruik van geweld 3.1 Culturele oorzaken van geweld 3.2 Verklaringen vanuit de omstandigheden 3.3 Sociaal-economische verklaringen 3.4 Verklaringen vanuit de sociale verschillen 3.5 Politiek-juridische verklaringen
18 18 19 22 22 24
Hoofdstuk 4
Preventief beleid tegen geweldscriminaliteit 4.1 Preventief beleid door cultuuroverdracht 4.2 Preventief beleid door een maatschappelijke aanpak 4.3 Preventief beleid door integratie
26 26 29 33
Hoofdstuk 5
De strafrechtelijke aanpak van geweldscriminaliteit 5.1 Wet-en regelgeving 5.2 Rond de procedure 5.3 Na de procedure
36 36 39 41
Hoofdstuk 6
Conclusies en aanbevelingen 6.1 Politieke partijen tegen zinloos geweld 6.2 Fundamentele kritiek 6.3 Aanbevelingen op preventief gebied
44 44 45 46
6.4 Politiek-juridische aanbevelingen
47
Stellingen
49
Mensen gevraagd
51
Gebruikte literatuur
52
Adressen
53
Inleiding 'En zo opeens, mijn liefste die vreselijke nacht verpletterde onze droom diep in mijn hart verwond omdat zinloos geweld jouw hulpvaardigheid en mensenliefde niet verstond (...) En zie ik straks door 't donker heen, Joes straks even maar, heel even weer de zon Dan zal ik weten, voelen, leven Van jou, mijn liefdesbron' Zo sprak de moeder van Joes Kloppenburg haar doodgeschopte zoon toe tijdens de kerkdienst die voorafging aan zijn begrafenis. Joes is één van de meest bekende slachtoffers geworden van zinloos geweld. Samen met MeindertTjoelker is hij het symbool geworden van een verschijnsel dat sterk de aandacht verdient, omdat het één van de ergste ontwikkelingen is die onze samenleving kent. In deze schets wordt allereerst dieper ingegaan op het verschijnsel zinloos geweld.Vanuit GodsWoord wordt in hoofdstuk 2 geprobeerd een beoordeling te geven. Hoofdstuk 3 bespreekt de oorzaken, waardoor men tot het gebruik van geweld komt. Hoofdstuk 4 gaat over preventief beleid met betrekking tot het gebruik van geweld, terwijl hoofdstuk 5 de politiek-juridische kant van zinloos geweld belicht. De schets wordt afgesloten met enkele conclusies en aanbevelingen. Tussen het verschijnsel zinloos geweld en criminaliteit in zijn algemeenheid zijn veel overeenkomsten, vooral als het gaat om oorzaken en beleid.Veel van wat in deze schets geschreven staat is daarom ook toepasbaar op criminaliteit in zijn algemeenheid. Omdat over deze materie nooit een schets verschenen is, hebben de schrijvers dit niet als een probleem ervaren. Integendeel zou er een oproep vanuit kunnen gaan tot de overheid deze problemen ook in een integraal veiligheidsbeleid aan te pakken. GodsWoord zegt dat in het einde der tijden de liefde van velen zal verkouden. GodsWoord roept op tot naastenliefde, het tweede grote gebod. Geweld tegen de naaste is daaraan tegengesteld.
5 De schrijvers van deze schets hopen dat de inhoud mag bijdragen aan bewustwording en oplossing van een probleem dat nooit helemaal opgelost kan worden, maar waaraan veel meer gedaan zou kunnen worden dan nu het geval is.
Onze zoon is door op de verkeerde tijd op de verkeerde plaats te zijn geweest, zijn moordenaar tegengekomen. (Thea Sebregts, moeder van Floris, vermoord op zaterdag 14 december 1996) Over criminaliteit en geweld heeft bijna iedereen in de samenleving wel een opvatting. Uit opiniepeilingen blijkt dat criminaliteit door Nederlanders en zeker door scholieren als één van de grootste politieke problemen wordt ervaren en dat de overheid er te weinig aan doet. De gebeurtenissen van de afgelopen jaren geven daar ook wel enige aanleiding toe. Op 17 augustus 1996 werd Joes Kloppenburg in Amsterdam doodgetrapt toen hij een belaagde zwerver te hulp schoot. Op 12 september 1997 vond in Leeuwarden Meindert Tjoelker de dood toen hij enkele jongens aansprak die fietsen in het water smeten. Op 30 augustus van dat jaar overleed Justus Hertog aan zijn verwondingen als gevolg van een knokpartij. Weinigen zullen de dood van de twee meisjes in Gorinchem zijn vergeten, die in het wilde weg werden neergeschoten. Incidenten genoeg om zich te bezinnen op de aard en de omvang van het geweld in Nederland.
1.1 Onderzoek naar criminaliteit en geweld
Als uit opiniepeilingen blijkt dat de criminaliteit in Nederland toeneemt, heeft bijna iedere burger daarbij de geweldscriminaliteit voor ogen.Toch wordt er bij de registratie van criminaliteit onderscheid gemaakt tussen •
Vermogensmisdrijven (w.o. valsheidmisdrijven, diefstal en bedrog, heling en afpersing)
•
Geweldsmisdrijven (w.o. diefstal met geweld, misdrijven tegen het leven en persoon, seksuele misdrijven, mishandeling en bedreiging)
• •
Vernieling en openbare orde (vooral vernieling) Overige misdrijven (wegen- en verkeerswet, opiumwet, wet wapens en munitie)
De geregistreerde criminaliteitscijfers komen uit statistieken die opgesteld worden uit aangiftes die gedaan worden bij de politie. Uit deze overzichten blijkt dat vermogensdelicten veel meer plaatsvinden dan geweldsmisdrijven. In 1998 bijvoorbeeld werden er 76.500 geweldsmisdrijven geregistreerd tegen 842.300 vermogensmisdrijven en 178.400 delicten in de sfeer van vernieling en openbare orde. Overigens daalt het aantal vermogensmisdrijven de laatste jaren, wat niet geldt voor de geweldsmisdrijven. In deze schets zal het alleen
7 gaan om de geweldsmisdrijven, de andere drie categorieën blijven buiten beschouwing. Naast de geregistreerde criminaliteit zijn er ook de slachtofferenquêtes. De gegevens hieruit leveren een veelvoud op van het aantal geregistreerde delicten. Een derde manier om het aantal misdrijven in Nederland te meten zijn de self-reportenquêtes, waarbij de mensen zelf gevraagd wordt opgave te doen van hun delicten. Alle drie de methodes zijn niet helemaal betrouwbaar. De geregistreerde misdaad geeft geen betrouwbaar beeld omdat niet iedereen aangifte doet, het opsporingsgedrag van de politie nog al eens veranderd en er geen rekening wordt gehouden met demografische ontwikkelingen als bevolkingsgroei. Een enquête onder slachtoffers kent veel methodologische problemen, terwijl het geheugen van mensen ook vaak blijkt te falen. Bij de self report-enquêtes worden naarmate de leeftijd vordert steeds onbetrouwbaardere antwoorden gegeven. De drie onderzoeksmethoden moeten gezamenlijk gebruikt worden bij het helder krijgen van de aard en omvang van het geweld in de samenleving.
1.2 Geweld, zinloos geweld, geweld op straat en geweldscriminaliteit.
Geweld is een vorm van uitoefening van macht of dwang. Een goede omschrijving is 'de opzettelijke vernietiging of beschadiging van een persoon of goed tegen de wil van de betrokkene'. Er zijn verschillende uitingsvormen: lichamelijk en geestelijk. Zinloos geweld is meestal lichamelijk geweld.Verder wordt er onderscheid gemaakt tussen instrumenteel geweld (geweld om een bepaald doel te bereiken, geld en goederen) en impulsief geweld (in de dagelijkse omgang en de privé-sfeer). Geweld kan in allerlei vormen plaatsvinden. Zo wordt er vaak geweld gebruikt tegen vrouwen en kinderen. Daarnaast is er het politieke geweld door de overheid, hetzij democratisch, hetzij in een schrikbewind en door burgers tegen de overheid. Dat laatste kan zelfs de vorm van terrorisme aannemen. De term 'zinloos geweld' is een uiterst ongelukkig begrip omdat voor de persoon die geweld pleegt er altijd een doel aanwezig is: geld, roem, macht, seks of alleen de kick van geweld. Zinloos geweld wordt vaak gebruikt als men bedoelt aan te geven dat er geen duidelijke materiële, immateriële of emotionele voordelen voor de dader aanwezig lijken. Overigens duiden de media steeds meer vormen van geweld als zinloos geweld. De media besteden er ook veel aandacht aan, wat het gevoel dat het steeds vaker voorkomt doet toenemen. De term is daarom een sterk subjectief begrip en voor het doen van onderzoek niet goed bruikbaar. Het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatie Centrum gebruikt als definitie van zinloos geweld: een spontane vorm van fysiek geweld (of dreiging), waarbij het opzettelijk verwonden of doden van iemand centraal staat (expres-
8 sief geweld). Het geweld kenmerkt zich door zijn incidentele aard en ook door de willekeurige wijze waarop de dader zijn slachtoffer kiest. Omdat het brede maatschappelijke debat vooral betrekking heeft op geweld op straat worden deze begrippen in de media door elkaar gebruikt. Onder geweld op straat wordt verstaan: fysiek geweld, primair tegen personen gericht, tussen onbekenden en uitgeoefend 'buiten' op de openbare weg. Zinloos geweld en geweld op straat hebben zodoende betrekking op hetzelfde probleem. De onderzoeken van het SCP gebruiken de term 'geweldscriminaliteit' voor een groot aantal gedragingen waar verschillende oorzaken een rol kunnen spelen. Men maakt dan onderscheid tussen expressief geweld (emotie, woede, frustratie), instrumenteel geweld (een financieel doel), relationeel geweld, huiselijk geweld en seksueel geweld. Zinloos geweld zal in dit onderscheid vooral samenvallen met expressief geweld. Misdrijven op seksueel gebied, diefstal met geweld en afpersing zullen daarom slechts zijdelings aan de orde komen.
1.3 De omvang van het geweld
Ondanks alle problemen die het onderzoek naar crimineel geweld met zich meebrengt is één ding toch wel duidelijk: het gebruik ervan is de laatste twee decennia toegenomen, ook per hoofd van de bevolking.Vanaf het midden van de negentiende eeuw tot in de jaren zeventig van de twintigste eeuw was die toename er niet. Daarna steeg het echter van 26.500 in 1980 tot 76.500 in 1998. Deze toename van geweldsdelicten blijkt uit slachtofferenquêtes en de Enquête Rechtsbescherming en Veiligheid van het CBS. Het Wetenschappelijk Documentatiecentrum heeft berekend dat er jaarlijks ongeveer 25.000 confrontaties plaats vinden tussen mensen die geen bekenden van elkaar zijn. Geweldsmisdrijven concentreren zich in de centra van grote steden. Het grootste aantal mishandelingen vindt op straat (in woonwijken en in het verkeer) plaats. In woonwijken vallen groepjes jongeren nogal eens buurtbewoners lastig. In uitgaanscentra als café, bar of disco gaat het vaak om uitgaande jongeren die onderling slaags raken (8%). De gevaarlijkste tijden zijn vrijdag tot en met zondag tussen 21.00 en 24.00 uur. Geweld komt tenslotte voor in winkelcentra, op scholen, in het openbaar vervoer en bij sportgelegenheden. Uit de slachtofferenquête van 1996 bleek dat 1,2% van de bevolking van 15 jaar en ouder opgaf het slachtoffer te zijn geweest van mishandeling (waarvan ruim 40% met letsel). Het overeenkomstige percentage voor bedreiging met geweld was 2,5. Eigenlijk geven alle categorieën geweldsmisdrijven een stijging te zien, of het nu gaat om afpersing, beroving op straat of verkrachting en aanranding. De grootste toename vindt plaats bij diefstal met geweld en afpersing. Van de slachtoffers loopt tweederde flinke klappen op. Eén op de vijf moet zich bij een Eerste Hulppost laten behandelen, vooral voor hechtingen door
9 (steek)wonden. Eén op de tien slachtoffers raakt zodanig gewond dat meerdere behandelingen nodig zijn. Bij al de ellende achter deze cijfers mag één ding echter niet vergeten worden: in vergelijking met de periode voor de negentiende eeuw en ook met de meeste andere landen is Nederland een uitermate veilig land. In de laat-middeleeuwse steden kwamen ongeveer dertig tot zeventig maal zoveel mensen door geweld om het leven als in onze tijd. En Nederland hoort bij de tien veiligste landen ter wereld met een percentage sterfte door geweldsmisdrijven van 0.9 per 100.000 inwoners. Juist omdat in onze samenleving gewelddadig gedrag tot de uitzonderingen behoort zijn de mensen er gevoelig voor. Dit alles neemt echter niet weg dat elk slachtoffer er één te veel is, dat het de laatste jaren weer toeneemt en dat er alles aan gedaan moet worden het geweld in de samenleving te bestrijden.
1.4 Geweldplegers -
Het geweld is overwegend het domein van mannen (93%). Als vrouwen de daders zijn gaat het meestal om groepen die andere meisjes in elkaar slaan. Dat ligt biologisch voor de hand, maar ook maatschappelijk wordt fysieke agressie van mannen meer geaccepteerd dan van vrouwen. Ook het ouderlijk toezicht op jongens is minder strikt dan op meisjes. Daarnaast wordt er op gewezen dat vrouwen meer waarde hechten aan gemeenschap en streven naar eenheid, terwijl mannen meer waarde hechten aan het afwijken van de gemeenschap en streven naar onderscheid. Het geweld wordt ook voor een groot deel gepleegd door jongeren; 65% van alle strafzaken betreft mensen tussen de vijftien en vierendertig jaar. Bijna driekwart van de daders is jonger dan 25 jaar en veel daders komen voor in de groep 12 tot 17 jaar.Vooral jongere daders plegen groepsgeweld: velen zijn onder de 24 jaar. Boven de 24 wordt het geweld vooral alleen gepleegd. Verder is criminaliteit bij Marokkaanse jongens hoger dan bij Surinaamse en Turkse jongens en vooral bij vergelijkbare Nederlandse jongens. De oorzaken hiervan komen in paragraaf 4.3 aan de orde. De voorspelbare groep jongeren die geweld pleegt zijn in bredere zin crimineel, heeft problemen thuis, spijbelt, is werkloos, enz. De onvoorspelbare groep pleegt vaak geweld onder invloed van alcohol en/of drugs. Deze daders zijn op een verkeerd moment op een verkeerde plaats en in verkeerd gezelschap. Waren de omstandigheden iets anders geweest, dan had het zinloze geweld waarschijnlijk niet plaatsgevonden. In Nederland wordt bij ongeveer de helft van de ruim 200 gevallen van moord en doodslag die zich per jaar voordoen gebruik gemaakt van vuurwapens. Bij één op de vijf conflicten wordt een slag- of steekwapen gebruikt, zelden een vuurwapen. Het aantal dodelijke slachtoffers en gewonden is ieder jaar toegenomen. 20% van dit aantal betreft ruzies buiten de criminele of relationele
sfeer. Bij de jongeren die wel eens een geweldsmisdrijf hebben gepleegd, bezit zelfs 80% een wapen
1.5 Verklaringen van geweld
Voor het gebruik van geweld worden allerlei oorzaken aangewezen. Sommigen daarvan zijn psychologisch van aard, waarbij men de oorzaak zoekt in een aangeboren agressiedrift. Neurobiologische oorzaken worden gezocht in afwijkingen van de hersenactiviteiten. O o k is wel gewezen op de gestoorde persoonlijkheid of werd er een samenhang aangewezen met de psychische kenmerken van de kinderjaren: een tekort aan aandacht, hyperactiviteit, laag intelligentiepeil, zwak inlevingsvermogen en dergelijke. D e frustratietheorie zoekt de oorzaken in het niet bereiken van een nagestreefd doel. Er wordt gewezen op het gebruik van geweld als middel om emotionele voordelen te behalen, zoals het herstellen van een grief, winst of genot. Dat één op de drie gevallen van zinloos geweld te maken heeft met verkeersgedrag zou hiermee te maken kunnen hebben, evenals de mislukte versierpogingen. Hoogerwerf kiest in zijn studie 'geweld in Nederland' voor een politicologische benadering en ziet toepassing van geweld als uiterste middel oftewel extreem gedrag. D e kans daarop is groter naarmate de doeleinden of de omstandigheden van de betrokkene meer extreem zijn. Zijn veronderstellingen zijn dat de kans op gebruik van geweld groter is: •
naarmate het geweld in de waarden en normen van de cultuur meer positief wordt gewaardeerd
•
naarmate de verschillen tussen groepsculturen groter zijn of als groter worden ervaren
•
naarmate de structurele verschillen in positie (macht, inkomen o.i.d.) tussen personen of groepen groter zijn of als groter worden ervaren
•
naarmate personen of groepen minder met elkaar verbonden zijn of die verbondenheid niet voelen
•
naarmate het politiek systeem en de overheid minder aanvaard en minder doeltreffend zijn of als minder aanvaardbaar en minder doeltreffend worden ervaren.
Elk van deze verklaringen van het gebruik van geweld zal in hoofdstuk drie verder uitgewerkt worden.
1983
Kerwin Duinmeijer
1986
Michael John Poyé
1990
B. de Groot
1994
Mohammed El Hamid
1994
Pieter-Jorn Roorda
1995
Bert van den Dool
1996
Joes Kloppenburg
1996
Serge Heederik
1996
W o u t e r IJspelder
1996
Floris Sebregts
1997
MeindertTjoelker
1997
H. Ritzen
1997
Roelof Otten
1997
Han Zantinge
1997
Justus Hertog
1997
Huub van Haren
1997
Fred Boon
1997
John Oldham
1998
Erik Jan den Haan
1998
Ferdinand de Vroom
1998
Eddy W i n d
1998
Theo Oerlemans
1998
Waseem Rama
1999
Marianne Roza en
1999
Joep den Mulder
2000
Daniël van Cothem
j
Froukje Schuitema
12
Bijbelse overwegingen bij
Ik zie de dood niet als het einde van alles (uitspraak van Serge Heederik, vermoord op 25 mei 1996) Als we in het kader van 'zinloos geweld' willen nagaan hoe er in de Bijbel over geweld wordt gesproken, moet het begrip 'geweld' wel duidelijk worden afgebakend. GodsWoord keurt geweld namelijk lang niet altijd af. In opdracht van God moest het volk Israël een heilige oorlog voeren tegen de inheemse bevolking van het beloofde Kanaan. Dat ging in veel gevallen zelfs gepaard met de eis om deze stammen volledig uit te roeien. In de Oudtestamentische wetten werden duidelijke en strenge straffen aangezegd tegen overtreders van de burgerlijke en ceremoniële wetten. Dat daar geweld (kracht) aan te pas kwam, zal niemand verbazen. Over dergelijke vormen van geweld is de Bijbel duidelijk, het diende plaats te vinden binnen de door God bepaalde kaders. Het zal hierna echter hoofdzakelijk gaan om een aantal bijbelse lijnen rond het thema 'geweld', waarbij geweld wordt gedefinieerd zoals dat eerder in deze schets is gebeurd.
2.1 Respect voor het gegeven leven
GodsWoord gaat niet zo uitgebreid in op de ethische aspecten rond het thema 'zinloos geweld' in de betekenis zoals wij dat vandaag de dag kennen. Dat komt omdat het in ethisch opzicht volkomen duidelijk is dat (zinloos) geweld niet alleen maatschappelijk maar juist ook bijbels gezien niet valt goed te keuren. De Heere Jezus leerde zijn toehoorders zachtmoedigheid (Matth. 5:5 en 39) omdat 'de naaste' een schepsel en beeld van de hemelse Schepper is (Gen. 1:26 v.v.). De mens is daarom een uniek schepsel onder alle andere creaturen. Ook de Catechismus wijst ons er op dat God wil dat mensen elkaar barmhartigheid en alle liefde bewijzen en schade van onze naaste, zoveel als mogelijk is, voorkomen (HC v/a 107). Jezus spreekt er in de Bergrede duidelijk over dat we onze naaste het beste moeten gunnen (Matth. 5:39 v.v.). Ook in de Decaloog (Tien Geboden) komen we op de tweede tafel het respect voor het menselijke leven tegen. Het gebod om niet wederrechtelijk te doden is veelomvattend. De Heidelberger Catechismus geeft aan dat God de wortel van de doodslag zoals nijd, haat, toorn en wraakgierigheid verwerpt en zulks alles voor een doodslag houdt (Zondag 40, v/a 106). Het hoeft dus echt niet tot een feitelijke doodslag te leiden voordat iemand zich daadwerkelijk aan
13 overtreding van het 6e gebod schuldig maakt. Zelfs het kwetsen van de naaste door middel van woorden of gebaren, is strijdig met het hiervoor genoemde gebod. Dit gebod laat vanzelfsprekend geen enkele ruimte voor het mishandelen van een argeloze voorbijganger of het in elkaar slaan van iemand die vechtende partijen wil scheiden. Luther zegt in dat verband 'dat echte christenen niemand onrecht aandoen en iedereen liefhebben omdat zij de Heilige Geest in hun hart dragen'. Deze uitspraak laat wel zien hoever onze maatschappij van deze idealen is verwijderd!
2.2 Geweld in de Bijbel
Geweld is niet alleen iets van onze tijd. Al eeuwen lang leven mensen met elkaar in onmin. Denk aan burenruzies, familievetes, burgeroorlogen, oorlogen tussen verschillende naties. Er is eigenlijk maar een hele kleine periode geweest waarin dergelijke twisten niet voor kwamen. Ik doel op de periode dat de mens in volkomen harmonie in de Hof van Eden verbleef. De eerste twee hoofdstukken van het bijbelboek Genesis spreken duidelijk over de staat van de schepping: volkomen goed! Dat betekent dat de eerste mensen ook volkomen goed met elkaar omgingen. Woorden als haat, afgunst, geweld, dood, jaloezie en pijn kwamen in het vocabulaire van Adam en Eva niet voor. Dit veranderde, zo leert het derde hoofdstuk van Genesis, door de gebeurtenis waarbij Adam en Eva nadrukkelijk en gezamenlijk ingingen tegen een gebod van God. Deze overtreding heeft verschrikkelijke en blijvende gevolgen met zich meegebracht voor zowel Adam en Eva als alle mensen die daarna leefden. De volkomen harmonische schepping viel in het diepste ongeluk en kwaad. Op allerlei gebieden was de mens niet meer in staat om zichzelf te reguleren of zich binnen de bandbreedte van Gods wetgeving te bewaren.Alhoewel de goedheid van God de maatschappij nog voor veel (ergere) dingen bewaart, toch is de grondhouding van de mens na de zondeval fundamenteel en principieel verkeerd geworden. Dat is overigens al bijzonder snel nadat Adam en Eva uit het Paradijs zijn verdreven, gebleken. Hun zoon Kaïn, vervuld met jaloezie, sloeg in koelen bloede zijn broer Abel dood, zinloos geweld in de diepste betekenis van het woord! Ook in andere geschiedenissen blijkt duidelijk dat mensen elkaar niet kunnen uitstaan en elkaar zelfs naar het leven staan. Lamech drukte zijn vrouwen Ada en Zilla op het hart dat hij een man dood zou slaan als deze hem slechts zou verwonden. Zelfs een jongeling die hem een buil zou bezorgen, zou Lamech met de dood straffen (Gen. 4). Ook David, de door God gezalfde koning, maakte zich schuldig aan het (laten) plegen van geweld toen hij Uria vooraan in de strijd liet plaatsnemen. Davids wens om de vrouw van Uria als echtgenote te verkrijgen kon worden gerealiseerd door de moord op Uria. Het meest aangrijpende voorbeeld uit de Bijbel waarbij geweld werd gebruikt
14 wat menselijk gesproken geen rechtvaardiging kende, is wel de veroordeling en kruisdood die de Heere Jezus in strijd met het geldende (wereldlijke) recht moest ondergaan.
2.3 Oude en Nieuwe Testament:
Het Oude Testament (OT) staat naast de hiervoor genoemde voorbeelden vol van situaties en geschiedenissen waarbij geweld een rol speelt. De bevrijding uit de gewelddadige onderdrukking van de Farao is een zeer belangrijke gebeurtenissen in de periode van het OT. R. Schwager vermeldt in zijn boek Brauchen wir einen Sünden-boch? (München, 1978) dat er in het OT meer dan zeshonderd plaatsen zijn waarin individuen, koningen en volkeren anderen vernietigd en gedood hebben. Het geweld vindt plaats tussen groepen en staten, tussen mannen en vrouwen.Veel teksten waarin geweld voorkomt, moeten gelezen worden vanuit de gedachte dat er recht gedaan moet worden. Het geweld moet tot een einde komen. Onder bepaalde voorwaarden kon er vergeving worden geschonken. (Lev. 6: 1-7). Soms was vergeving echter niet mogelijk (I Sam. 3:14 v.v.). Het OT kent veel uitdrukkingen die in relatie tot het onderwerp 'geweld' staan. Denk aan wraak, vloek, woede, ijver, vergeving, ban, vrede en offers. Dikwijls worden deze woorden ook gebruikt om in geestelijke opzicht dingen te verduidelijken. Ook gedurende de tijd van het Nieuwe Testament (NT) was geweld een veel voorkomend verschijnsel. De joden moesten zich al dan niet gedwongen onderwerpen aan de Romeinse bestuurders. Dat zorgde regelmatig voor spanningen. Evenals in het OT wordt er in het NT gesproken over 'recht doen' en de gevolgen van de overtredingen van Gods geboden. De vier Evangeliën geven veel informatie over de omgang van Jezus op aarde. Deze omgang (juist ook met zondaars) was geweldloos. Dat heeft te maken met het gegeven dat de Heere Jezus geen aards rijk nastreefde maar het 'rijk van God' vertegenwoordigde. Jezus wist in welke gebroken samenleving Hij kwam. De Heere Jezus gebruikte geen geweld met het doel anderen pijn te doen. De tempelreiniging is een voorbeeld van heilige verontwaardiging die bij de Hemelse Meester ontstak toen Hij zag dat handelaars het huis van Zijn Vader verontreinigden. Het hele leven van de Heere spreekt van 'dienen'. Dat sluit geweld uit. Zoals de Heere Jezus aan het einde van Zijn leven op aarde door een gewelddadige dood aan het kruis is gestorven, hebben de discipelen en apostelen later veel geweld moeten verdragen. Bekend is in dit verband de opsomming die apostel Paulus geeft van hetgeen hem allemaal is overkomen om Christus' wil.
15 2.4 Bijbelse richtlijnen bij het straffen:
Het vaststellen van een juiste, gepaste en doeltreffende straf is een ingewikkelde zaak. Bij iedere bestraffing zal gerechtigheid in de Bijbelse betekenis moeten worden nagestreefd. Gerechtigheid onder mensen onderling is een afgeleide van Gods gerechtigheid. Hij geeft Zijn volk wat Hij beloofd heeft. Niet alleen de verlossing van vijanden en de bestraffing van het godloze Israël is een blijk van Gods gerechtigheid, ook de vergeving van zonden is slechts door toepassing van 'recht' mogelijk (2 Kron. 12:5; Micha 7:9; Jer. 9:24; Jes. 45:21). Het is niet juist om met een beroep op barmhartigheid het (hier na nog te bespreken) strafrecht onderuit te halen. Douma geeft aan dat de genade en ontferming die ons God als een reddende en trouwe God laat zien, nog niet de straffende en vergeldende gerechtigheid uitsluit (Ethiek en recht, Kampen 1990). In het kader van de strafmaat wordt regelmatig een parafrase uit Exodus 21 aangehaald: 'oog voor oog, tand voor tand'. Dit uitgangspunt moet in ieder geval tot evenredige en passende straffen leiden. Er mag immers niet zwaarder worden vergolden dan hetgeen is aangericht! Dat misdaden in een samenleving zo mogelijk worden beantwoord met straf, is nodig vanwege de ongebondenheid van de mens. De mens is geneigd om naasten te benadelen en schade te berokkenen. Op de taak van de (christelijke) overheid wordt hierna nog kort ingegaan. Het opleggen van een strafrechtelijke sanctie is geen doel in zichzelf. Er zijn echter wel een aantal motieven aan te geven waarom er een straf wordt opgelegd indien iemand een artikel uit het Wetboek van Strafrecht heeft overtreden. Allereerst speelt het'vergeldingsmotief' een belangrijke rol, het zogenaamde jus talionis (Ex. 21: 23-25): iemand moet precies betalen of lijden, wat hij schuldig is; niet meer en niet minder. Een groot aantal bijbelteksten spreekt van de vergelding naar loon. De mens ontvangt datgene waar hij of zij door zijn gedragingen 'recht' op heeft, goed of kwaad. "Want Hij zal de mens vergelden naar zijn werk" aldus Salomo (Spreuken 24:12). Ook in 2 Petrus 2 wordt gesproken over het loon der ongerechtigheid (vs. 13). Paulus spreekt over de bezoldiging (betaling) der zonde (Rom. 6:23). Alhoewel deze teksten ook een geestelijke strekking hebben, valt er uit de voornoemde teksten wel duidelijk te destilleren dat degene die zich komt te ontgaan in de maatschappij voor zijn of haar handelen verantwoordelijk gesteld dient te worden en een rechtvaardige straf moet ondergaan. Naast vergelding dient straf er toe te leiden dat er niet opnieuw een overtreding plaatsvindt. De straf dient in ieder geval een preventieve strekking te
16 hebben. Dat betekent dat door de straf herhaling van verkeerd gedrag zou moeten worden voorkomen. Douma geeft in zijn eerder genoemde boekje aan dat het preventiemotief ook onder het oude Israël reeds bekend was. Afgodendienaars moesten gestenigd worden om ervoor te zorgen dat heel Israël zou vrezen en er niet opnieuw zo'n wandaad zou plaatsvinden. De zwaardmacht (Rom. 13) van de overheid dient er tevens toe dat overtreders en potentiële overtreders worden afgeschrikt. De preventie bij iemand die een straf heeft ondergaan, is onlosmakelijk verbonden met 'resocialisatie'. De dader moet zijn plaats in de maatschappij weer innemen. Dat kost vaak veel tijd en moeite. Dat blijkt onder andere uit de berichtgeving dat plegers van zedenmisdrijven die willen verhuizen, regelmatig (al dan niet hardhandig) worden geweerd uit bepaalde woonwijken. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat van resocialisatie in de praktijk vaak zeer weinig terechtkomt. De verleiding om in oude zonden terug te vallen is bijzonder groot. Het is vanuit het christelijke gedachtegoed een taak voor de overheid om het kwade tegen te gaan. De overheid dient dan vanzelfsprekend wel een goede notie te hebben van wat werkelijk goed of kwaad is. Een niet-christelijke overheid dient er wel steeds aan herinnerd te worden wat haar eigenlijke taak is. Farao en Nebukadnezar hebben de (vergaande) consequenties moeten dragen van het feit dat ze de grenzen overschreden. De Nederlandse Geloofsbelijdenis spreekt van de regering door wetten en politiën (overheden) opdat de ongebondenheid van de mensen bedwongen worde en het alles met goede ordinantie onder de mensen toega (artikel 36 NGB). Op de taken van de overheid en de rol die wetgeving kan spelen bij het tegengaan van zinloos geweld, wordt in een later hoofdstuk nog uitgebreid ingegaan.
2.5 Houding dader en slachtoffer
De pleger van 'zinloos geweld' maakt zich door zijn ongebondenheid schuldig. Het toebrengen van leed aan een medemens kan behoudens bijzondere omstandigheden niet in overeenstemming zijn met Gods bedoelingen. De pleger moet daarom 'schuld belijden' en vergeving vragen. Zowel aan zijn Schepper als aan degene tegen wie hij geweld heeft gebruikt. Slechts door het bewandelen van deze weg, kan er oprecht verzoening plaatsvinden. Het slachtoffer heeft er in ethisch opzicht allereerst recht op dat de dader een rechtvaardige straf krijgt opgelegd. Als de dader deze straf heeft uitgezeten en zich daadwerkelijk boetvaardig toont, zullen sommige slachtoffers in bepaalde gevallen (enige) bereidheid tonen om de daad te vergeven. Dat kan soms een zeer moeilijke en lange weg zijn.Vergeving onder de hiervoor genoemde voorwaarden is echter geen zaak van woorden.Vergeving kan in principe slechts oprecht worden geschonken als het slachtoffer kan vergeven 'met zijn of haar
17 hart'. Zeker bij delicten met een ernstig gevolg kan vergeving niet zomaar worden geëist of afgedwongen. Als een (naast) familielid door zinloos geweld om het leven is gekomen, is het niet van iemand te verwachten dat hij de 'doodslager' zijn daad niet aanrekent.Voor vergeving is in zo'n situatie meer nodig. Een samenleving zonder geweld zal hier op aarde helaas een utopie blijven. De bijbel voorspelt ons zelfs dat gewelddadige gedragingen steeds meer zullen toenemen. De Heere Jezus zelf zegt in Mattheus 24 dat in het einde der dagen de liefde van veel mensen zal verkouden en de ongerechtigheid zal worden vermenigvuldigd (vers 12). Het woord 'vermenigvuldigen' geeft aan dat de snelheid waarmee ongerechtigheden elkaar opvolgen steeds hoger ligt. Dat ontslaat ons natuurlijk niet van de plicht om Gods geboden (naastenliefde, hulp aan medemens) zoveel mogelijk gestalte te geven. Het geweld in onze samenleving doet als het goed is uitzien naar'nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, in dewelke gerechtigheid woont' (2 Petrus 3:13)
H e l p slachtoffers v a n s t r a a t g e w e l d z o n d e r jezelf in g e v a a r te brengen > B e l het a l a r m n u m m e r 1-1-2 >- O n t h o u d de k e n m e r k e n v a n de d a d e r >- H a a l v e r s t e r k i n g >• V e r l e e n e e r s t e hulp > V e r t e l de politie w a t je gezien h e b t
W E E T WAT JE TE D O E N STAAT, ALS HET OM GEWELD GAAT
18
Oor Baken Man
Man
het
gebrwik
geweld Met je vrienden om je heen, sla je makkelijker (uitspraak van de moordenaar van Huub van Haren, vermoord op 11 augustus 1997) Als oorzaak van de toename van geweldscriminaliteit wordt in de gereformeerde gezindte nog al eens gewezen op het verval van normen en waarden. Als de samenleving als geheel de heilzame geboden van God verlaat kan het niet anders of gebruik van geweld neemt toe. Hoewel dit ten diepste waar is, kan er natuurlijk niet aan allerlei directere oorzaken voorbij gegaan worden. In dit hoofdstuk zal achtereenvolgens aandacht besteed worden aan de culturele oorzaken, verklaringen vanuit de omstandigheden, sociaal-economische oorzaken (werkloosheid, armoede, ongelijkheid), de sociale verschillen (sociale binding, sociale controle, sociale integratie) en politiek-juridische oorzaken van het gebruik van geweld.
3.1 Culturele oorzaken van geweld
Antropologisch onderzoek heeft verschillen aangetoond in gewelddadigheid tussen diverse samenlevingen. Zuni Pueblo Indianen leven zeer vreedzaam, Kwakiutl Indianen uiterst destructief. Een verklaring daarvan zoekt men in de zingeving die een bepaalde cultuur biedt aan de menselijke behoeften. Geweld is in deze verklaring een manier om de verveling van het alledaagse bestaan te ontvluchten. Onderzoek in de Verenigde Staten toont aan dat zwarte tieners die meer in de zin van het leven geloven, minder depressief zijn en een beter toekomstbeeld hebben, minder geweld gebruiken. Velen zoeken de verklaring van het gebruik van geweld in het imiteren of nadoen van waargenomen gewelddadig gedrag van anderen (bijv. de ouders) en de ervaring dat dit bepaalde positieve resultaten oplevert. Deze theorie wordt zowel op het gezin, als op de buurt (zwarte jongeren in Amerikaanse steden) en de media betrokken. Verder wordt gewezen op het verval van de cultuuroverdracht; jongeren leren van ouderen geen traditionele waarden en normen meer.Voor bepaalde stadswijken in de Verenigde Staten is dit aangetoond, waar de jeugd zijn levensstijl vooral leert in jeugdbendes en bij drugsdealers. Hiermee hangt ook samen het ontbreken van een goed mannelijk rolmodel.Vooral jongens uit vaderloze gezinnen hebben aanzienlijk meer kans op het plegen van crimineel gedrag.
19 Verklaringen worden ook gezocht in subculturen van geweld, zoals de zwarte subcultuur in de Verenigde Staten en de Marokkaanse in Nederland. In deze subculturen zou geweld vergoelijkt worden en een aanvaardbaar middel zijn om conflicten op te lossen. Ook bij Nederlandse jongeren die met intimidatie, geweld en dwang opgevoed worden, lijkt dit verband aanwijsbaar. Overigens is het niet zo dat er zo iets bestaat als een loopbaan in geweld. Maar een klein deel van het totale geweld in de Verenigde Staten wordt door steeds dezelfde mensen gepleegd. Wel is de helft van de daders, zo blijkt uit Nederlands onderzoek, al eerder met de politie in aanraking geweest. Behalve door subculturen wordt er ook gewezen op het ontstaan van verwarring, frustratie en agressie door het leven in twee verschillende culturen met gedeeltelijk verschillende waarden en daarmee samenhangend voorgeschreven gedrag. Onderzoek heeft dit niet bewezen. Nog verder gaat het verzet tegen de dominante cultuur door een zogenaamde contra-cultuur. Jongeren ontdekken dat zij aan de heersende succesnormen niet kunnen voldoen en kiezen er dan voor om door gewelddadig gedrag te laten zien dat zij daar lak aan hebben. Randgroepjongeren en etnische minderheidsgroepen die niet zijn meegegaan in het algehele beschavingsproces kunnen een grote tegenstelling ontdekken tussen hun machocultuur en de gangbare waarden en normen. De dominante cultuur kan zelf ook geweld gebruiken. Daarbij wordt gedacht aan mannen tegen vrouwen of de heersende politieke elite tegen de oppositie of een zondebok. Doel is de bestaande machtsverhoudingen te handhaven of uit te drukken.
3.2 Verklaringen vanuit de omstandigheden
De verklaringen in de vorige paragraaf gaan uit van verschillen tussen groepsculturen in de samenleving.Veel andere theorieën zoeken het in de gelegenheid tot geweld. Deze gelegenheid kan worden bevorderd door allerlei omstandigheden, zoals nachtelijke activiteiten buitenshuis of laat cafébezoek. Zo verklaart men de toename van vermogenscriminaliteit ook uit de hoeveelheid te stelen goederen en de mogelijkheden tot het plegen van fraude. In Amerika geeft deze theorie veel discussiestof rond de gemakkelijke beschikbaarheid van wapens, die de hoge cijfers voor geweldscriminaliteit moeten verklaren. Drank, drugs en crimineel geweld zijn met elkaar verbonden, maar op verschillende manieren. In de eerste plaats gebruikt men geweld om aan drugs te komen; in Groot-Brittannië wordt de helft van alle inbraken en diefstallen om die reden gepleegd. Gebruik van drugs kan mensen ook gewelddadig maken. Tenslotte zijn er de gewelddadige conflicten binnen de drugswereld. Geweld blijkt vaak onmiddellijk te zijn voorafgegaan door het gebruik van alco-
20 hol. Geweldplegers zijn vaak probleemdrinkers. Omdat alcohol het waarnemings- en oordeelsvermogen van de gebruiker belemmert kan het de geneigdheid tot geweld vergroten. Omdat alcohol alomtegenwoordig is in de samenleving is niet precies duidelijk hoe groot de samenhang tussen geweld en alcoholgebruik is. Ruim 80 procent van de alcohol wordt thuis, in jeugdhonken en sportkantines of tijdens schuurfeesten en houseparty's genuttigd. Daar is weinig tot geen toezicht, met alle gevolgen vandien. Hoewel het overduidelijk is dat heel veel geweldscriminaliteit ontstaat onder invloed van alcohol, is het triest te moeten constateren dat er geen gegevens over zijn. De politie maakt er zelden melding van in het proces verbaal. De bestrijding van alcoholmisbruik heeft geen prioriteit in Nederland.Vooral jongeren die geweld gebruiken om de 'kick' en onder invloed zijn van alcohol slaan door. De precieze relatie tussen alcohol en zinloos geweld dient dus terdege onderzocht te worden. Geweld kan ook leiden tot een roes, met name in groepsverband.Vooral bij voetbalvandalisme is dat aantoonbaar.Vaak gebruikt men dan geweld om de macht en de status in de groep te bevestigen danwel te verhogen. Een hele moeilijke discussie is het verband tussen media en geweld.Vast staat in ieder geval dat film en televisie veel geweld vertoont. Een vijftienjarig Amerikaans kind heeft ongeveer 15.000 moorden op televisie gezien. Een Nederlandse zender vertoont gemiddeld vijf keer per uur een geweldsscène. Ook de grofheid van de gewelddaden is toegenomen. Op deze wijze kan het taboe op geweld verzwakken en wordt de drempel naar geweld verlaagd. Televisiegeweld is één van de wegen waarlangs agressief gedrag kan worden aangeleerd. Uit onderzoeken blijkt dat er een positieve samenhang is met alle typen van agressief gedrag. Op grond van de vele studies die er naar zijn verricht, kunnen de volgende conclusies worden getrokken: •
Televisiegeweld heeft geen injectienaaldwerking; de invloed op het kind hangt ook van een aantal andere omstandigheden af. Het is vooral de kleine agressie die bevorderd wordt. Het kan gaan om nieuwe agressieve gedragsvormen, het geven van aanwijzingen welk gedrag loont en welk gedrag zichzelf straft, het wegnemen van angst voor agressie en het wegnemen van remmingen op agressief gedrag.
•
Agressief gedrag wordt vooral overgenomen als het geweld van de held wordt beloond (of niet gestraft), het geweld als gerechtvaardigd wordt gezien, de pijnlijke gevolgen buiten beeld blijven, de beelden opwindend zijn en de film als echt en realistisch wordt gezien.
•
Hetzelfde geldt voor het type kind: veel televisiekijkend, een speciale voorkeur voor geweldfilms, een beperkte intelligentie, jongen en agressief van nature.
21 # Uitingen van instemming bij geweldsacties verhogen de kans op agressie, afkeuring remt dat proces. De kans op navolging van geweld op televisie is dus groter als de getoonde scène niet gestraft maar beloond wordt, het geweld gerechtvaardigd lijkt, simpel kan worden nagedaan, de situatie herkenbaar is, het wapen gemakkelijk verkrijgbaar is en de negatieve gevolgen niet worden uitgebeeld. Bij computerspelletjes is het zo dat agressieve kinderen er meer tijd aan besteden als anderen. Voor het kijken naar erotica geldt dat, zelfs als er geen geweld in aanwezig is, er een positieve samenhang is met agressief gedrag. Gewelddadige vormen van pornografie kunnen bij bepaalde mensen bijdragen tot seksueel geweld. Wel blijft steeds gelden dat het afhankelijk is van de betreffende persoon, zijn omgeving en de betreffende beelden. Een algemene verklaring voor het feit dat veel mensen zo snel door het lint gaan is de toename van stress in de maatschappij en de vele contacten die men elke dag meemaakt, vooral in het uitgaansleven, maar ook in het verkeer. Je hebt in het publieke domein veel 'last' van anderen, terwijl velen daarnaast veel onverschilliger en afzijdiger staan tegenover de behoeften van anderen. Bij sommigen leidt dat tot gewelddadig gedrag tegen hun medemens. Daarnaast wordt erop gewezen dat de maatschappij samenhang verliest. Een samenleving zonder regels en met ongebreidelde individuele vrijheid heeft een goede voedingsbodem voor zinloos geweld. Men accepteert nu veel makkelijker allerlei uitspattingen of durft er uit angst niets meer van te zeggen.
22 3.3 Sociaal-economische verklaringen
Een vergelijkende studie tussen 31 landen geeft aan dat inkomensongelijkheid een groot deel van de verschillen in aantallen moord en doodslag verklaart. Verder blijkt dat het aantal zetels van (naar gelijkheid strevende) sociaal-democratische partijen invloed heeft: hoe minder zetels, hoe meer moord en doodslag. Aan het eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw waren in Amerika verhoudingsgewijs veel criminelen van Ierse, Italiaanse, Duitse en Poolse afkomst. Men zocht dat in hun landsaard, maar de werkelijke oorzaak lag in hun ongunstige maatschappelijke startpositie. Nu hun sociale positie veel beter is, is ook dit verschijnsel verdwenen. Ook nu geldt van veel Amerikaanse criminelen: jong, arm, werkloos, man en uit een minderheidsgroep (bij voorkeur een neger). In Nederland is door onderzoek aangetoond dat fysiek geweld, in tegenstelling tot vermogenscriminaliteit, kenmerkend is voor de lagere milieus. Met name ongeschoolde arbeiders, die nog nooit een emancipatiebeweging hebben gekend, gebruiken fysiek geweld. Aannemelijk lijkt dat werkloosheid de kans op (gewelds-)criminaliteit vooral vergroot als dit samengaat met armoede, een onvoltooide opleiding, criminele vrienden en sociaal zwakke gezinnen. Ook voor het merendeel van de voetbalvandalen geldt dat ze uit lagere milieus komen en weinig schoolopleiding hebben. De toename van de welvaart lijkt daarmee in strijd.Toch is dat niet zo. Dit komt door de toename van de inkomensongelijkheid: het besteedbaar inkomen van het minst welvarende deel van de bevolking heeft tussen 1983 en 1991 een daling van 10% meegemaakt, terwijl dat voor het meest welvarende deel steeg met 20%. Hierin ligt ook een deel van de verklaring voor het grote aantal allochtonen in de criminaliteit. Binnen een achterstandswijk zijn er geen verschillen tussen allochtonen en autochtonen, tussen de wijken onderling wel. Maar allochtonen wonen meestal in een achterstandswijk. Dominantie wordt ook vaak gebruikt als verklaring voor gewelddadig gedrag van jeugdbendes. Omdat zij sociaal-economisch geen imponeermiddelen hebben, gebruiken zij fysiek imponeergedrag zodat zij binnen hun bende macht en status verwerven.Vrouwen en oude mannen worden daarom niet aangevallen, maar andere jonge mannen en dat liefst in groepsverband, zodat je opvalt bij de anderen.
3.4 Verklaringen vanuit de mate van sociale binding
Geweld tegen de medemens komt vooral op als sociale bindingen met de samenleving verzwakken. Daarbij kan gedacht worden aan de gevoeligheid voor het oordeel van andere mensen, de angst voor negatieve gevolgen van afwijkend gedrag (verlies sociale relaties), de activiteiten in en voor gezin, school en
23 werk en de overtuiging dat men de regels van de samenleving behoort te gehoorzamen. Niet iedereen heeft evenveel kans die sociale bindingen te ontwikkelen. Zowel school als werk is in de westerse samenleving sterker afgestemd op de hogere sociale milieus dan op de lagere. Kinderen die in een maatschappelijk kwetsbaar gezin in een achterstandswijk geboren worden, op school niet goed meekunnen en werkloos worden, hebben minder kans goede maatschappelijke bindingen te ontwikkelen. Ook sociale controle speelt een belangrijke rol. Enerzijds doordat men bij gebrek aan binding die controle probeert te ontduiken of er zich tegen verzet. Anderzijds omdat door de sociale desorganisatie door werkloosheid, veel verhuizingen, slecht functionerende gezinnen en verval van de wijk de sociale controle gaat ontbreken. Er is geen overdracht van positieve sociale waarden aan de jongeren. De sociale cohesie in deze wijken verdwijnt. In het publieke terrein kan sociale controle ook een sterke rol spelen. Het verdwijnen van wijkagenten en de conducteur op de tram heeft de sociale controle daar doen afnemen. Men herstelt ze soms weer in ere, maar er moet nu vanuit een achterstandspositie gewerkt worden, waardoor herstel van de sociale controle niet meevalt. De nota Jeugd en gezin van het ministerie van Justitie kent een groot gewicht toe aan gezinsfactoren, samen met schoolloopbaan, 'de krachtigste voorspellers van later delinquent gedrag'. Uit tal van onderzoeken blijkt dat er een relatie is tussen gebrek aan sociale steun voor ouders en het ontstaan van (opvoedingsproblemen. Buurten met een hoge mobiliteit, veel gezinnen met lage inkomens, veel criminaliteit en drugsoverlast impliceren een groot gebrek aan sociale steun voor de ouders, die dan sneller zullen falen in hun opvoedingstaak. Als de banden met gezin, school en conventionele waarden verzwakken en men vaak in bars, discotheken en de stad rondhangt, is de kans op gebruik van geweld groot, zo blijkt uit onderzoek onder Nederlandse, Marokkaanse, Surinaamse en Turkse jongens. Een sterke binding heeft 'de harde kern' van criminele jongeren wel met criminele leeftijdgenoten.Vooral van de nietNederlandse jongeren onder hen geldt dat zij een zwakke binding met de Nederlandse samenleving hebben. Voor het gebruik van geweld is een zekere sociale afstand nodig. Die afstand ervaart men als de verschillen met de ander zo groot zijn of beleefd worden dat wederzijds vertrouwen, communicatie en samenwerking ontbreken. Bij Engelse voetbalvandalen was er die afstand tot andere clubs en vooral buitenlanders.'Het probleem met buitenlanders was dat ze niet helemaal af waren
24 (...) ze waren wat minder- en dan vooral buitenlanders met een donkere huid.' Ook het feit dat het meeste zware geweld (84%) plaatsvindt tussen bekenden doet daar niets aan af. Meestal gaat het dan om ruzies, waarbij de verschillen en daarmee de sociale afstand erg is opgelopen. Er is ook een theorie die geweld verklaart vanuit de verschillen in de samenleving die tot zo veel frustratie en agressie leiden dat naar een gezamenlijke zondebok wordt gezocht.Vooral een groepering die in het verleden al vijandig en agressief werd bejegend en daarbij goed zichtbaar en weerloos is, loopt de kans als zondebok te gaan fungeren. Rassendiscriminatie en holocaust worden op deze wijze verklaart, maar ook geweld van extreem rechts en langdurig werkloze jongeren. Als de verschillen op een aantal manieren gaan samenvallen, neemt de kans op geweld ook toe. Mensen die door een bepaalde scheidslijn (ras of inkomen) minder meetellen, en dat gaat dan samen met een godsdienstig verschil, dan is de binding van deze onderliggende groepen met de maatschappij zo gering dat de kans op geweld steeds groter wordt. Als personen of groeperingen dan ook nog niet open staan voor eikaars opvattingen zijn er aan al heel wat voorwaarden voor gebruik van geweld voldaan.
3.5 Politiek-juridische verklaringen
Een laatste oorzaak voor gebruik van geweld wordt gezocht in het politiek systeem. Naarmate dit minder doeltreffend en doelmatig functioneert, neemt de legitimiteit van het politieke systeem af. Als de overheid en de politie er niet in slaagt haar taken goed uit te voeren in de ogen van (een deel van) de bevolking, acht men gebruik van geweld te meer geoorloofd. Zo zijn de rellen in Amsterdam tijdens de inhuldiging van koningin Beatrix verklaard vanuit de gerechtvaardigde verontwaardiging over het huisvestingsbeleid van Amsterdam. Dat legitimiteit een belangrijke rol speelt is overigens gebleken uit de proeven van de Amerikaan Stanley Milgram. Doordat zij dachten dat het legitiem was wat ze deden (gehoorzaamheid) gaven mannelijke inwoners van New Haven en Bridgeport andere mensen de meest pijnlijke elektrische schokken.'Befehl ist befehl' heeft veel Duitsers doen meewerken aan het geweld dat tegen de Joden gebruikt werd. In dit verband is gewezen op de grote nadruk die er in onze samenleving gelegd wordt op materiële doelen. Als de politiek daarnaast zegt te streven naar gelijkwaardigheid, wordt dat als oneerlijk ervaren. Om die reden zou 85% van degenen die met de politie in aanraking komen van een uitkering leven. Samenvattend zijn er goede redenen om te veronderstellen dat het overheidsbeleid van de regering heeft bijgedragen tot meer inkomensongelijkheid, tot meer sociale ontbinding, tot minder legitimiteit van het beleid en dus tot meer geweldscriminaliteit. Het beleid van de overheid is in dit opzicht de laatste 20 jaar niet zo gelukkig
25 geweest. Het verdwijnen van de wijkagent, de bevordering van grote, maar daardoor onpersoonlijke scholen, het verdwijnen van buurthuizen en de forse bezuinigingen op het jeugdwelzijnswerk heeft de sociale cohesie in de samenleving bepaald geen goed gedaan.Vooral jongeren in achterstandswijken hebben behoefte aan een goed functionerende schil om hun gezin (de buurt en de school). Samenvattend kan gesteld worden dat geweldscriminaliteit het meest voorkomt bij jonge mannen bij wie veelvuldig en intensief probleemgedrag al op vroege leeftijd ontstaat en die te kampen hebben met problemen op meerdere fronten (vaderloze gezinnen, onvoltooide opleiding, gewelddadige leeftijdgenoten). Risicofactoren zijn enerzijds aanleg (hyperactiviteit en aandachtstekort) en opvoeding (sociaal zwakke gezinnen, geweld in gezin, omgang met media). Anderzijds zijn er de omgevingsfactoren als armoede, een gewelddadige groepscultuur, aanwezigheid van wapens, drank en drugs, weinig sociale binding aan de Nederlandse cultuur door verschillen in ras, inkomen, godsdienst en cultuur en gebrek aan sociale controle op school, in de buurt (achterstandswijk) en op het publieke domein.Vooral als veel risicofactoren samengaan is de kans op geweld groot.
26
Preventief beleW tegen geweldscnkhin^iüteit Wij hopen met ons allen hier in Vlaardingen en velen met ons in Nederland dat ouders (...), hun kinderen wat meer met geweten opvoeden en begeleiden. (Peter van Cotthem tijdens een stille tocht voor zijn zoon Daniël, vermoord op 8 januari 2000) Voorkomen is beter dan genezen. Deze algemene waarheid geldt zeker voor het gebruik van geweld. Preventief beleid is nodig, om de factoren die geweld bevorderen tegen te gaan en potentiële geweldplegers op te sporen en te begeleiden. Die preventie kan zich richten op de hele bevolking (sociale wetgeving), risicogroepen (allochtonen) en hoogst problematische personen en situaties (stadionverbod). In dit hoofdstuk wordt eerst ingegaan op beleid dat poogt een goede cultuuroverdracht op jongeren te stimuleren. Het gaat dan om instituties als gezin, school, buurt en jeugdhulpverlening. De tweede paragraaf schetst een aantal wenselijke maatschappelijke veranderingen op het terrein van media, wapens, alcohol en drugs. De derde paragraaf gaat in op het sociaal-economisch beleid en besteed uitgebreid aandacht aan de positie van de allochtonen, omdat gebruik van geweld onder hen veel voorkomt.
4.1 Preventief beleid door cultuuroverdracht
Verkeerde cultuuroverdracht kan plaatsvinden in gezin, onderwijs, buurt of peergroup (leeftijdgenoten). Uit onderzoek blijkt dat het gezin nog steeds de plaats is waar het belangrijkste deel van de overdracht van normen en waarden plaatsvindt.Veel geweldplegers blijken thuis een ongelukkige, liefdeloze jeugd te hebben gehad.Veel geweldplegers komen uit onvolledige gezinnen (geen goede vader als rolmodel) of lage sociale millieus, waar de ouders niet goed weten hoe hun kinderen op te voeden.Veel ouders zoeken steun bij RIAGGS, consultatiebureaus of iets dergelijks voor de opvoeding van hun kinderen. Het aantal onder toezichtstellingen en voogdijmaatregelen zijn sterk toegenomen, met name voor allochtone jongeren. Preventief beleid ten opzichte van de geweldscriminaliteit is dus voor een aanzienlijk deel gezinsbeleid. De positie van het gezin moet enerzijds versterkt worden, terwijl anderzijds de mogelijkheden tot ondersteuning van de gezinsfunctie veel meer uitbreiding behoeven. Bij versterking van de positie van het gezin kan gedacht worden aan financiële regelingen als de kinderbijslag, maar ook aan de pogingen van het kabinet vrouwen de arbeidsmarkt op te jagen. Gezinsondersteuning moet
27 vooral gegeven worden aan sociaal-zwakke gezinnen in achterstandsbuurten, waarbij maatschappelijk werk of voogdijinstellingen wellicht een rol van betekenis kunnen spelen. Dat laatste zou geregeld kunnen worden als er een minister of desnoods een staatssecretaris wordt aangesteld voor gezinszaken en jeugdbeleid, zodat dit thema eindelijk een prominente plaats op de politieke agenda krijgt. Het zou de sociale cohesie in de samenleving bepaald ten goede komen. Daarnaast is het belangrijk dat er een instelling komt die ouders helpt met de opvoeding. In samenwerking met dit instituut kan op scholen voorlichting gegeven worden over opvoeding en eventuele hulp geboden worden aan ouders die het gevoel hebben dat ze hun kinderen niet meer in de hand kunnen houden. Hoe jonger het immers verkeerd gaat, hoe erger de gevolgen. En er zijn zo veel ouders die problemen hebben met hun kinderen en maar aanmodderen. Het zou veel nare gevolgen op latere leeftijd kunnen voorkomen. De belangrijkste preventieve oplossing in de aanpak van zinloos geweld ligt in het gezin. In de Tweede Kamer is door onder andere de WD een pleidooi gevoerd voor gedwongen steun aan ouders van kleine criminelen. Een grote meerderheid van de politieke partijen was voor voorzichtig ingrijpen, maar men zag nog geen heil in dwangmatige opvoedcursussen. De huidige maatregelen worden in de zomer van 2001 geëvalueerd en de mogelijkheid wordt open gehouden of naar aanleiding-daarvan een soort verplichte opvoedcursus zal worden gestart voor deze ouders. Dat er in ieder geval iets moet gebeuren met ouders die hun kinderen weigeren voldoende cultuur over te dragen mag duidelijk zijn. De maatschappelijke gevolgen in de sfeer van zinloos geweld zijn te groot om dit soort weigerachtigheid te accepteren. Het onderwijs heeft het wat de plaats op de politieke agenda betreft duidelijk beter dan het gezin. In de politiek wordt uitgebreid gediscussieerd over de brede school, waar de leerlingen ook voor en na schooltijd kunnen worden opgevangen en een breed scala aan activiteiten moet plaatsvinden om de jeugd bezig te houden en te begeleiden. De school wordt op deze wijze een soort opvangplek voor jongeren die thuis niet opgevangen worden. De belangrijke functie van het gezin wordt op deze wijze ondergraven, maar het doet anderzijds wel recht aan de maatschappelijke ontwikkelingen. Uit een GGD-onderzoek in Drente bleek dat jongeren die na schooltijd niet worden opgevangen veel sneller criminaliteit plegen. Zij staan veel onverschilliger tegenover winkeldiefstal, vandalisme en de verkoop van drugs en roken en drinken vaker.Voor deze jongeren zonder thuis zou de school een vervangend 'thuis' kunnen bieden. Zolang dit niet ten koste gaat van het gezin kan deze ontwikkeling, zeker als het gaat om achterstandswijken, gestimuleerd worden. Op de scholen zou ook aandacht besteed kunnen worden aan het vreedzaam
28 oplossen van conflicten. Daar zou men op de kleuterschool al mee kunnen beginnen, terwijl in het voortgezet onderwijs het vak maatschappijleer, wat nu een verplicht vak geworden is, deze 'conflict resolution' verder kan uitbouwen. Ook het onderwerp vrije tijdsbesteding kan daarin meegenomen worden. In een eerdere schets is al gepleit voor de invoering van een leergang normen en waarden, waarbinnen dit alles een plaats kan krijgen. De PvdA'erVan Heemst pleit voor invoering van dezelfde soort educatieve programma's als die in de VS gebruikt worden. Scholen zouden vaste contactpersonen kunnen aanstellen bij de politie, die adviezen geeft en zich kan specialiseren in voorlichting over zinloos geweld. De Nederlandse Spoorwegen heeft een vergelijkbaar initiatief ontwikkeld en laat een aantal conducteurs op scholen voorlichting geven over geweld in de treinen; een heel succesvol project. De politie of wijkagent kan ook betrokken worden bij het tegengaan van wapenbezit en onveiligheid op school en betrokken worden bij strafmaatregelen tegen overtreders. Vanuit jeugdpanels is gepleit voor de invoering van mentoren voor jeugdigen. Deze mensen (het hoeven niet per se leerkrachten te zijn) kunnen de jongeren helpen bij de keuze van allerlei activiteiten en in contact brengen met allerlei netwerken.Vooral als zij veel beter de weg weten in de maatschappij kunnen zij de begeleiding van jongeren op zich nemen. Toch zullen voor een groot deel van de probleemjongeren de voogdijmaatregelen en de brede school niet voldoende soelaas bieden.Veel van deze jongeren, die thuis niet meer te houden zijn en dus meestal op straat rondzwerven, worden na herhaaldelijk crimineel gedrag naar een tehuis verwezen. Het aantal (plekken in deze) tehuizen is echter zo gering dat het jaren kan duren voor er een plaats beschikbaar is, wat de kans op succes behoorlijk verkleint. Hoe langer men een crimineel bestaan heeft geleid en hoe ouder men is, hoe minder kans van slagen de behandeling heeft. De PvdA heeft ooit gepleit voor uitbreiding van het aantal gesloten inrichtingen voor jongens die zeker zestig keer per jaar met de politie in aanraking komen. Helaas is het aantal instellingen dat zorg biedt aan probleemjongeren nog niet voldoende. Het is daarom uiterst noodzakelijk dat de regering veel meer geld uittrekt voor de opvang van deze (soms licht verstandelijk gehandicapte) jongeren. Doordat zij vaak voortijdig de school hebben verlaten en er geen perspectief is op zinvol werk gaat het met velen van hen fout. De SGP-jongeren pleiten dan ook voor een forse uitbreiding van het aantal tehuizen en instellingen dat opvang en begeleiding van probleemjongeren op zich neemt. Tenslotte wordt in dit verband de aandacht gevraagd voor een aantal ontwikkelingen waar ook de Rapportage van het Sociaal Cultureel Planbureau de vinger bij legt. Dit rapport wijst op de aantasting van sociale verbanden als kerk,
29 gezin en familie, die vanouds de sociale controle en overdracht van normen en waarden op zich namen en het gezag over de jongeren uitoefenden, maar die deze functie voor een groot deel zijn kwijtgeraakt. Kerkverlating, secularisatie, echtscheiding en éénoudergezinnen hebben de gezagsstructuren, die toch al sinds de jaren zestig sterk onder druk stonden, verder aangetast. Daaronder ligt het proces van individualisering en modernisering, die tot deze ontwikkelingen hebben geleid. Hoewel dit lang niet alle geweldscriminaliteit verklaart, met name wat betreft de etnische component, zijn het toch dieper liggende oorzaken van de toename van zinloos geweld. Het is de taak van de overheid om ook deze oorzaken in haar beleid mee te nemen. W a t is het triest dat het beleid van de overheid vaak gezinsondermijnend is als gevolg van de feministische verlangens om alle vrouwen maar de arbeidsmarkt op te jagen. Hoewel de overheid heeft leren inzien dat uitoefening van gezag zo slecht nog niet is, wordt aan versterking van de gezagsinstanties nog lang niet genoeg gedaan. De overheid moet proberen het individualisme in de samenleving af te remmen in plaats van te stimuleren. Ook het onderwijs zou in deze een taak kunnen krijgen. Sociale cohesie is een randvoorwaarde voor minder gebruik van geweld en kan op deze wijze gestalte krijgen. Overigens moet in dit verband opgemerkt worden dat het zeer te spijten is dat het kabinet de suggestie van mr. Pieter van Vollenhoven om een onafhankelijk onderzoek te laten verrichten naar de oorzaken van zinloos geweld niet overgenomen heeft. Met zulke onderzoeken is naar de veiligheid in het verkeer zeer gunstige resultaten geboekt. Het is bevreemdend dat de regering naar een probleem dat de samenleving zo sterk bezig houdt, geen onafhankelijk onderzoek wil laten verrichten.
4.2 Preventief beleid door een maatschappelijke aanpak
'Een maatschappij die paal en perk wil stellen aan geweld, moet grenzen stellen', zo sprak Deetman tijdens de Dag tegen het Geweld. Hij keerde zich in zijn toespraak tegen 'de vrijheid om overal slag- en steekwapens te kunnen kopen, de vrijheid om altijd en overal alcohol te kunnen kopen of drinken en de vrijheid om altijd en overal de meest gewelddadige of schokkende films te kunnen zien.' 'De nadruk op vrijheid is soms wel erg groot', ...'alles kan, alles mag, ja zelfs alles moet.' Dit pleidooi wordt in deze paragraaf overgenomen en uitgewerkt. Om de negatieve effecten van het geweld in de media tegen te gaan zullen er twee dingen moeten veranderen: in de eerste plaats moet geweld niet onnodig uitgebeeld worden, terwijl daarnaast de negatieve kanten die het geweld zowel voor het slachtoffer als voor de dader heeft wel duidelijk naar voren moeten
30 komen. Media hebben ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Samen met de ethiek van de journalistiek moet dat toch tot een zekere vorm van terughoudendheid leiden bij het tonen van geweld. Overigens wordt daar in Europese richtlijnen ook voor gepleit. De Nederlandse overheid zou daarom het Commissariaat van de Media op grond van de Mediawet moeten laten optreden tegen vertoning van geweldfilms in de vroege avonduren. Producenten en distributeurs kunnen gestimuleerd worden tot zelfregulering. Aan de videotheek kunnen regels worden gesteld.Tenslotte kunnen technische ontwikkelingen als een 'elektronisch slot' en 'kidproof software' gestimuleerd worden.Vergelijkbare maatregelen zijn pok mogelijk voor pornografie. Over de invloed van alcohol en drugs tijdens gebruik van geweld is nog weinig bekend. Er moet veel meer onderzoek plaatsvinden om gegevens over het gebruik van alcohol en drugs door daders van zinloos geweld boven water te krijgen.Volgens Prof. dr.A.van Dantzig is het een zwaar onderschat probleem. Veel meer cijfers zijn nodig om adequaat beleid te ontwikkelen bij deze ingewikkelde materie. Het is uitermate belangrijk dat de politie goed registreert onder welke omstandigheden geweldscriminaliteit plaatsvindt, zodat er inzicht komt in locaties, tijdstip, wapen-, alcohol- en drugsgebruik en vooral de achtergrond van de dader. De politie kan bepaalde raddraaiers dan van tevoren waarschuwen en eventueel in de gaten houden. Ook kunnen ouders van daders ingelicht worden om samen de dader te dwingen (zo mogelijk) excuses aan te bieden aan het slachtoffer. Op de scholen dient men voorlichting te geven bij bijvoorbeeld het vak verzorging over de gevaren van alcohol en drugs. Het zou goed zijn als de politie of het Bureau Slachtofferhulp, liefst met behulp van ex-drugs- en alcoholcriminelen openbare lessen wilde verzorgen op de scholen. Met name op scholen in achterstandswijken en in tehuizen waar ook veel problematisch druggebruik is, zou deze voorlichting preventief kunnen werken. Om het overmatige gebruik van alcohol tegen te gaan zouden de prijzen veel hoger moeten worden, het aantal verkooppunten beperkt, de reclame-uitingen aan banden gelegd. Drank is echter zo geliefd in Nederland, dat door dit soort maatregelen er een soort oorlog zou ontstaan, waarbij de georganiseerde criminaliteit wel zou varen. In de gemeente IJsselstein heeft men gekozen voor een beleid van 'erboven op zitten': politie te paard grijpen bij problemen in, desnoods met
honden,
geen
alcoholconsumptie op straat, na twee uur geen cafés meer in, goed overleg met portiers en voorlichting op scholen. Het gaat nu goed in IJsselstein. Deze aanpak werkte echter niet in Uitgeest. De burgemeester van die stad gelooft
31 dan ook niet in de oplossingen van de horeca: opleidingen voor horecapersoneel, cursussen en voorlichtingscampagnes. Het voorstel daar is een soort alcoholstrippenkaart om het tomeloze drinken tegen te gaan. Hoewel er na de vele incidenten veel meer geld aan veiligheid wordt uitgegeven, zou het niet verkeerd zijn als de hierboven beschreven voorlichtingspot voor scholen met heel wat meer geld werd bedeeld als de anderhalf miljoen die ze nu krijgt. De horeca kan overigens best nog wel wat maatregelen nemen.Te denken valt aan 'zwarte lijsten' voor lastige klanten, een goed deurbeleid en goede samenwerking met de politie en met elkaar, zodat men elkaar onderling steunt in de aanpak van gewelddadige mensen. De politie dient overigens de antecedenten van horecaondernemers terdege te screenen, voordat toestemming gegeven wordt alcohol te verkopen. Tenslotte zou het heel verstandig zijn als het zogenaamde 'happy hour', de verkoop van wijn en bier voor de halve prijs op bepaalde tijdstippen, werd afgeschaft. Dat zou de kans op drankmisbruik fors verkleinen. De buurt zou zelf ook de sociale cohesie kunnen bevorderen door het organiseren van samenbindende activiteiten, zodat de mensen in de buurt zich meer verantwoordelijk gaan voelen en elkaar aanspreken op foute dingen.Te denken valt aan straatsporten (voetbal, volleybal) en jaarlijkse schoonmaakacties met beloningen voor kinderen. In de wijk'Duindorp' in Rotterdam kunnen kinderen door het doen van allerlei karweitjes iets verdienen, vaak speelgoed. Verveling speelt een belangrijke rol bij gebruik van geweld.Voor de jongeren die zich vaak vervelen zijn georganiseerde groepsactiviteiten, die ze ook zelf moeten leren organiseren, een belangrijk middel om de kans op geweld te verminderen. Als zij binnen een spelende competitievorm leren hun emoties en agressie te beheersen en tegelijk op een verantwoorde manier te uiten, is er veel gewonnen. Gemeenten en politie kunnen best het voortouw nemen bij een integrale aanpak van het probleem. Met de partners (horeca, sportverenigingen) kunnen veiligheidsconvenanten worden afgesloten, waarin de afspraken worden vastgelegd en regelmatig geëvalueerd. In het Brabantse Lieshout hebben burgers op eigen initiatief bijeenkomsten belegd met alle betrokkenen om vernieling en geweld bespreekbaar te maken en tot een plan van aanpak te komen, toegesneden op het dorp. Er is door hen ook een boekje uitgegeven met hoofdstukken voor diverse leeftijdsgroepen, waarin dilemma's worden voorgehouden in de trant van 'wat zou je doen als je vriendje snoepgoed jat'. Dergelijke projecten zijn voor buurten in grote steden ook mogelijk. Het Landelijk platform bestrijding zinloos geweld zou ouders direct kunnen benaderen, eventueel via de scholen, om te proberen dergelijke projecten in hun buurt te starten. In Eindhoven draait een project waarbij de politie jonge kinderen die op onge-
32 bruikelijke tijdstippen rondhangt op plaatsen waar ze niet thuishoren worden opgepakt en thuisgebracht. Snel daarna wordt met de ouders contact opgenomen om hen op hun opvoedingstaak te wijzen. Ook in Gouda en Groningen zijn vergelijkbare initiatieven ontplooid om het wegglijden van deze kinderen in de criminaliteit te voorkomen. In het buitenland (Glasgow) heeft men gunstige ervaringen met dergelijke projecten. Zeker voor de grote steden lijkt een dergelijk beleid zinvol. De politie van Tilburg heeft voor risicojeugd een speciaal overleg opgestart. Dit overleg bestaat uit de Raad van de Kinderbescherming, de jeugdreclassering, het Bureau Jeugdzorg, het bureau Halt, deTilburgse leerplichtambtenaar en een parketsecretaris jeugd van het openbaar ministerie in Breda, plus van elk politieteam een contactpersoon en nu en dan een voogdij-instelling. Zij bespreken iedere week een lijst van 25 namen, waarvan iedere betrokkene moet aangeven of zij informatie kunnen geven van die persoon, waaruit blijkt dat zij zich zorgen moeten maken. Is dat zo dan wordt één van de overlegpartners opgedragen een plan van aanpak op te stellen en te laten uitvoeren. Na een half jaar wordt bekeken of er resultaten zijn geboekt of dat er naar een andere aanpak moet worden gezocht. De regiopolitie Friesland en het district Schiedam hebben het plan overgenomen. De politie Tilburg heeft overigens nog twee projecten, de Stelselmatige Daderaanpak, waarbij een adoptieagent via een contract een weekprogramma van een dader begeleidt en het Herstellend Recht, waarbij jonge daders onder begeleiding van politiemensen met hun slachtoffer worden geconfronteerd. Brabant kent actieve gemeenten op dit gebied, want ook de gemeente Nijmegen heeft een speciaal project opgezet om de criminaliteit onder I2minners aan te pakken. De samenwerking tussen scholen, politie en welzijnswerk was des te meer noodzakelijk omdat justitieel ingrijpen vanaf 12 jaar pas mogelijk is. Na aanmelding van het kind werd contact opgenomen met de ouders, waarna velen van hen de zorg weer op zich namen, al dan niet met steun van een hulpverleningsinstelling. Een vergelijkbaar project voor twaalfminners heeft de regio Haaglanden, wat op ongeveer dezelfde wijze werkt dan het voornoemde project uit Tilburg en waarbij binnen vijf dagen na melding een huisbezoek wordt afgelegd door een preventieafdeling (het Prejob) en het Bureau Halt eventueel een STOP-reactie geeft. Er wordt dan bemoeizorg aangeboden, terwijl in de reactie een computerspel is opgenomen over regels en strafbaar gedrag. Onder het motto 'hoe eerder, hoe beter, behaalde Prejob mooie resultaten, onder andere opvallend goed bij allochtone gezinnen. Geweldpleging is voor veel jongeren een middel om het prestige in de groep te vergroten.Vooral in de treinen is veel geweld groepsgeweld. In metro's in
33 Rotterdam werken vijf controleurs in burger die met mensen die zich te buiten gaan aan wangedrag een praatje maken.Vergelijkbare initiatieven zijn overal in het openbaar vervoer mogelijk, vooral op risicolijnen. In het ruimtelijk beleid en volkshuisvestingsbeleid moet het aspect van sociale veiligheid sterk meewegen. Soms blijkt het neerzetten van een aantal lantaarnpalen of een sterk hekwerk op bepaalde plaatsen al heel wat problemen te voorkomen. Er is een checklist Sociaal Veilig Ontwerpen die gebruikt kan worden om te kijken of gebouwen en ontmoetingsplaatsen daaraan voldoen
4.3 Preventief beleid door integratie
Ervan uitgaande dat mensen zullen overgaan tot het gebruik van geweld als zij
niet voldoende mogelijkheden hebben tot ontplooiing en in armoede leven en/of werkloos zijn, moet de overheid ook aan deze oorzaken aandacht besteden. De overheid moet daarom proberen zo veel mogelijk werkgelegenheid te creëren, waarbij in samenwerking met het bedrijfsleven en instellingen gezocht kan worden naar arbeid die uitdagend is, fysieke inspanning vereist en bij de leefwereld aansluit.Vooral voor ongeschoolden en mensen zonder opleiding is dat niet eenvoudig, maar wel uiterst noodzakelijk om geweldscriminaliteit te voorkomen. Werk voorkomt verveling en nutteloosheidgevoelens en draagt ook bij tot de sociale controle. Ervaringen in de Verenigde Staten wezen duidelijk uit dat de criminaliteit onder zwarte en Spaanstalige jongeren door werkloosheid en armoede ontstaan was. Men ging aan de slag met werkgelegenheid, gezin, buurt en verkleining van de onderklasse, waarbij buurtbewoners werden aangesteld als wijkwachten.Veel jongeren kregen een baan aangeboden, wat echter in de sfeer lag van bordenwasser, schoonmaker en dergelijke. Dit soort tijdelijke en perspectiefloze banen zorgde ervoor dat velen toch kozen voor een criminele loopbaan in met name de drugssector. Geschikt werk met daarnaast verbetering van de positie van de laagste inkomenscategorieën en een rechtvaardig stelsel van sociale zekerheid zijn belangrijke voorwaarden voor vermindering van geweldscriminaliteit. Het is goed in dit verband nog eens de criminaliteitscijfers onder de allochtonen onder de loep te nemen. Er zijn argumenten aan te voeren die het vaker voorkomen van crimineel gedrag onder deze groep verklaren. In de eerste plaats is dat het grote aantal jongeren (waar immers de meeste criminaliteit voorkomt) onder hen.Ten tweede is hun maatschappelijke positie zodanig dat ze geconcentreerd zijn in de 'armste' buurten van de grote steden waar altijd al de meeste criminaliteit wordt gepleegd.Verder is duidelijk dat hun sociale binding aan de Nederlandse samenleving bepaald geringer is als bij de autochtone bevolking en dat allerlei onderwijs en taalachterstanden ervoor zorgen dat ze tot de laagste bevolkingsklasse blijven behoren. Hoe minder een allochtone
34 bevolkingsgroep geïntegreerd is in de Nederlandse samenleving, hoe hoger het criminaliteitscijfer. Daarom is het Marokkaanse criminaliteitsniveau hoger dan het Turkse. Zolang de sociaal-economische positie van de allochtonen in vergelijking met de autochtone bevolking duidelijk minder is, zal dit verschil er blijven. Geringe(re) materiële welvaart leidt tot frustratie en het zoeken naar 'compensatie' via bijvoorbeeld diefstal met geweld. Daarnaast spelen ook culturele factoren een rol. Het gevoel tot een 'andere' (mindere of meerdere) groep te behoren maakt het überhaupt moeilijk acceptatie, begrip en solidariteit voor elkaar te krijgen. Het is nu eenmaal een menselijke eigenschap om solidair te zijn met de eigen groep en je af te zetten tegen de vreemde groep. Prof. dr.A. van Dantzig formuleert het probleem van de allochtone jongeren als volgt:'Zij zijn kansarm, hebben geen werk en voelen zich buitengesloten. De hun omringende maatschappij ervaren zij als vreemd en vijandig. Uit behoefte aan zelfrespect organiseren zij zich in groepen, waarbinnen zij zich aan machogedrag te buiten gaan en waarden hanteren die tegengesteld zijn aan die welke in de samenleving gangbaar zijn.' Een goed voorbeeld is de Marokkaanse cultuur, waar de criminaliteitscijfers het hoogste zijn. Uit onderzoek blijkt dat zij de laagste plaats innemen op de sociaal-economische ladder, de meest vijandige subcultuur ten opzichte van de dominante Nederlandse cultuur hebben (wat ze onderling stimuleren) en er heel veel conflicten binnen de gezinnen plaatsvinden. Dat laatste heeft te maken met de ontworteling die nu eenmaal hoort bij migratie naar een land met een heel andere cultuur. De Marokkaanse cultuur is sterk collectivistisch met eigen groepscodes, waarbij de omringende samenleving en diens normen en waarden niet erg maatgevend zijn. Nederlandse rechtsnormen zien ze dus absoluut niet als legitiem en de straffen die sterk gericht zijn op de verantwoordelijkheid van het individu doen hen niet veel. Marokkaanse ouders voelen zich weinig verantwoordelijk en machteloos tegenover hun overtredende kinderen. Dit te meer omdat ze vaak falen als met name gezaghebbend vader, die immers nogal eens werkloos is en weinig macht heeft in de Nederlandse samenleving.Tenslotte is men in de Marokkaanse cultuur buiten de familie om weinig solidair, dus is de onderlinge sociale controle ook niet groot. Aan de andere kant heeft het project van de Marokkaanse buurtvaders, die de Hein Roethofprijs hebben gewonnen, aangetoond dat er duidelijk preventieve werking uitgaat van de aanwezigheid van deze ouders op de straat. Om het gebruik van geweld binnen deze groepen tegen te gaan, moet dus enerzijds de sociaal-economische positie van allochtonen verbeterd worden, terwijl anderzijds hun integratie sterke bevordering behoeft.Veel hiervoor genoemde beleidsmaatregelen op het gebied van onderwijs en werkgelegen-
35 heid kunnen daarbij het uitgangspunt zijn. Daarnaast is het aanbevelenswaardig dat minderhedenbeleid een duidelijk speerpunt wordt van de regering, waarbij de minister van grote-stedenbeleid een centrale rol kan spelen. Voorkomen dient te worden dat allochtonen als zondebok gaan fungeren en de sociale afstand tot de autochtone bevolking gehandhaafd blijft.Veel overleg is nodig met vertegenwoordigers uit deze groepen, terwijl culturele openheid door kennis over en confrontatie met andere culturen in de scholen bij bijvoorbeeld het vak maatschappijleer (de multiculturele samenleving) gestimuleerd kan worden. Het is beter dat dit onderwerp een verplicht onderdeel wordt bij het vak maatschappijleer. Bij de onlusten onder de Molukkers is weer gebleken dat overleg veel problemen en onduidelijkheden kan wegnemen. De elkaar versterkende sociale scheidslijnen (inkomen, godsdienst en opleiding) kunnen door gericht werkgelegenheidsbeleid en veel hulp aan de zogenaamde 'zwarte' scholen voor een deel weggenomen worden.
36
r^frechteüjke
c\anpak
Man geweldscriminaliteit Hij kreeg vijf maanden tuchtschool en gedurende twee jaar therapeutische behandeling onder toezicht van jeugdreclassering. Was het leven van onze Pieter-Jorn niet meer waard dan dat? (Heer en mevrouw Roorda, ouders van Pieter-Jorn, vermoord op zaterdag 11 juni 1994) In dit hoofdstuk wordt onder meer ingegaan op de wet- en regelgeving rond het onderwerp 'zinloos geweld (op straat)'. Hierna wordt eerst bekeken welke rol regels (kunnen) spelen voorafgaand aan het plegen van een misdrijf, en dan met name rond een geweldsmisdrijf.Vervolgens wordt ingegaan op enkele regels die gedurende een strafrechtelijke procedure in acht genomen moeten worden.Ten slotte zal worden nagegaan of en zo ja, op welke manieren een veroordeelde weer een plaats in de maatschappij kan krijgen. Het wekt denk ik geen verbazing dat het niet goed verlopen van die terugkeer namelijk een levensgroot probleem kan worden, zowel voor het slachtoffer, potentiële nieuwe slachtoffers als voor de dader.
5.1 Wet- en regelgeving
Ons land is een zogenaamde 'rechtsstaat'. Dat wil zeggen dat zowel de burgers als de overheid zich aan bepaalde regels moeten houden. Die regels zijn aangenomen om er voor te zorgen dat iedereen (ongeveer) weet waar hij of zij aan toe is. Dat schept een stuk duidelijkheid. Deze regels zijn opgenomen in verdragen, wetten, voorschriften, etc. Hoe belangrijker we een bepaalde regel vinden, des te duidelijker moet de regel worden omschreven en vastgelegd. Helaas blijkt soms overduidelijk dat niet iedereen de regels en wetten goed kent. Dan kan er een conflict ontstaan. Als we echter over zinloos geweld spreken, weet iedereen dat het verwerpelijk is om de ander schade of letsel toe te brengen. Het in-elkaar-slaan van een medeburger mag niet omdat we (de samenleving) vinden dat je anderen zonder geldige reden geen pijn of letsel mag toebrengen. Dit uitgangspunt is bijvoorbeeld vastgelegd in de Grondwet als het recht op lichamelijke integriteit. Deze omschrijving blijft echter nogal algemeen. Daarom heeft de Nederlandse wetgever in een apart wetboek allerlei gedragingen omschreven die in onze maatschappij niet worden getolereerd, het Wetboek van Strafrecht. Als we willen nagaan welke bepalingen relevantie hebben voor het onderwerp
37 'zinloos geweld', kom je onder meer uit bij de artikelen 287, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht. De integrale tekst van deze artikelen zie je in het hierbij geplaatste kader.
Artikel 287:
Hij die opzettelijk een ander van het leven berooft, wordt, als schuldig aan doodslag gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of een geldboete van de vijfde categorie.
Artikel 300:
Mishandeling wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of een geldboete van de vierde categorie. Indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of een geldboete van de vierde categorie. Indien het feit de dood ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of een geldboete van de vierde categorie.
Artikel 302:
Hij die aan een ander opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toebrengt, wordt, als schuldig aan zware mishandeling, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of een geldboete van de vijfde categorie.
N.B. Een geldboete van de vierde categorie beloopt maximaal: fl. 25.000,=. De vijfde categorie loopt op van fl. 25.000,= tot fl. 100.000,=.
Uit deze bepalingen blijkt duidelijk dat er een behoorlijk verschil bestaat in de straffen die door een rechter kunnen worden opgelegd. Als bijvoorbeeld het slachtoffer aan de gevolgen van geweld overlijdt, zijn de wettelijk maximale straffen aanmerkelijk zwaarder. Het is dus altijd afhankelijk van de omstandigheden welke straf er in een concreet geval aan een dader wordt opgelegd. Welke rol hebben deze regels nu in de situatie die aan het plegen van zinloos geweld vooraf gaat? Het doel en de strekking van bovengenoemde bepalingen is allereerst dat er een afschrikwekkende werking van uit gaat en liefst een zodanige werking dat iemand zegt:"Ik pas er wel voor op om geweld op iemand toe te passen anders draai ik wellicht zoveel jaar de bak in". In deze situatie wordt het geweld voorkomen omdat iemand niet voor de gevolgen (straf) wil opdraaien. Deze preventieve werking is weliswaar van belang maar mag niet worden overschat. De preventieve werking is namelijk afhankelijk van meerdere factoren. Ik wijs op de zogenaamde 'pakkans' en de karakterstruc-
38 tuur van een dader. Het is in het kader van preventie van minstens even groot belang dat de kans om na een misdrijf gepakt te worden groot genoeg is om het misdrijf te voorkomen. Op basis van allerhande statistische berekeningen kan echter worden geconcludeerd dat deze kans in het algemeen laag moet worden ingeschat.Vanzelfsprekend bestaan er wel (tamelijk grote) verschillen tussen soorten delicten. De kans op het oplossen van een fietsendiefstal is aanmerkelijk kleiner dan het oplossen van een 'zinloos-geweld'-misdrijf. Veel burgers zijn voorstander van verhoging van de pakkans zodat normvervaging wordt tegengegaan. Een voormalige Hoofdofficier van Justitie wees er in de Leeuwarder Courant wel op dat de ervaring leert dat de grootste normvervuiling in de samenleving in het verkeer plaatsvindt. De Officier stelt:"In Friesland pakken wij dat stevig aan (...). De jammerklachten van de gepakten lijken echter niet van de lucht (.. .).l W a t wil men nu eigenlijk, vraag ik mij wel eens af, een grotere pakkans of niet, of geldt de pakkans uitsluitend voor de buurman? Ik vermoed van wel." De pakkans moet worden vergroot zowel voor grote delicten als kleine vergrijpen.Verdachten moeten in ieder geval het idee hebben dat hun betrapping geen zeldzaam voorkomend geval is, aldus Jan Leijten in De gewelddadige samenleving (1994). Als we de pakkans bezien in relatie tot'zinloos geweld'-delicten, speelt deze niet zo'n grote rol. Bij vechtpartijen of andere gewelddadige handelingen heeft de dader doorgaans geen zorgvuldige afweging gemaakt van de voor- en nadelen die een vechtpartij hem op leveren. Het in-elkaar-slaan is meestal een crime-passionel, een misdrijf dat opkomt uit een plotselinge vlaag van woede, drift, jaloezie of verstandsverbijstering. Dat brengt met zich mee dat het tegengaan van dergelijk ontoelaatbaar gedrag zeer moeilijk is te realiseren. Het is zelfs voorgekomen dat mensen die in een stoet tegen zinloos geweld meeliepen, enkele weken later zelf onnodig gewelddadig waren en mensen mishandelden. De reden
? Alcohol of drugs spelen vaak een grote rol.
Mr. C.G. van der Staaij sprak in een lezing voor jongeren over een drietal kernwoorden waarmee het overheidsoptreden gekenmerkt zou moeten worden. De overheid moet allereerst snel reageren op het geweldsmisdrijf. Daarnaast is het van groot belang dat er consequent wordt gehandeld.Ten slotte zou de overheid ook streng moeten optreden. W a t betreft het voorkomen van herhaling (recidive) van strafbare feiten, is het noodzakelijk dat de bestraffing zo spoedig mogelijk moet volgen op het plegen van het geweld. Helaas blijkt in de praktijk dat dit geen haalbare kaart is. Justitie zal daarom blijvend en intensiever moeten investeren in uitbreiding van een deskundig personeelsbestand.
39 Het optreden van het Openbaar Ministerie moet verder consequent zijn. Gedogen is uit den boze! Als het ontbreekt aan toezicht op de naleving, kan de regel haast even goed uit de wet worden verwijderd. Mr.Van der Staaij sprak verder over strenge, serieuze straffen. Dat betekent straffen die echt passen bij het vergrijp dat iemand heeft gepleegd. Daarop wordt hierna nog uitgebreider ingegaan.
5.2 Rond de procedure
Na mishandeling of bedreiging zal een slachtoffer of een nabestaande, aangifte doen bij de politie van het misdrijf. Na de aangifte worden er in de meeste gevallen opsporingsactiviteiten verricht. Soms wordt er een recherche-team van tientallen rechercheurs 'op een zaak gezet'. Dat kan er toe leiden dat er een verdachte wordt opgepakt. Deze verdachte kan als er een redelijk vermoeden van schuld bestaat, worden opgepakt voor verhoor en onderzoek. Dit onderzoek moet plaatsvinden conform de daarvoor opgestelde regels en bepalingen. Deze regels zijn te vinden in het Wetboek van Strafvordering. Als de Officier van Justitie vindt dat een zaak 'rijp' is om voor de rechter te komen, wordt de verdachte daarvan middels een dagvaarding in kennis gesteld. Het staat een verdachte vrij al dan niet op de terechtzitting te verschijnen. De verdachte kan echter ook bij afwezigheid (verstek) worden veroordeeld. De verdachte heeft op grond van wetten en verdragen recht op een eerlijk proces. Daarbij mag hij zich door een advocaat laten bijstaan en adviseren. Op de terechtzitting zijn naast de rechter en de griffier, de Officier van Justitie, de verdachte en de raadsman aanwezig. Overigens is de terechtzitting voor een ieder vrij toegankelijk. Openbare rechtspraak is een onderdeel van de eerder genoemde 'rechtsstaat'. Ons strafrecht is in principe gebaseerd op de gedachte dat iemand individueel op zijn gedragingen moet worden aangesproken.Tijdens een procedure zal het Openbaar Ministerie (namens de overheid) moeten bewijzen dat iemand de hem verweten gedragingen heeft gepleegd. Daarvoor zijn allerlei bewijsvoorschriften. Het kan soms voor een Officier van Justitie bijzonder ingewikkeld zijn om aan te tonen dat iemand bij een vechtpartij de (beslissende) klap heeft uitgedeeld. Als echter niet kan worden vastgesteld of iemand persoonlijk de dodelijke klappen aan het slachtoffer heeft uitgedeeld, maar deze persoon maakt wel deel uit van een agressieve groep, kan er wel degelijk een veroordeling volgen. Deze is dan gebaseerd op het 'mede-plegen' van het misdrijf. In de Tjoelker-zaak is het Gerechtshof in Leeuwarden op grond van medeplegen tot veroordeling van de verdachten gekomen. Dat is in moreel opzicht ook wenselijk. Het feit dat iemand tijdens de agressie niet heeft geprobeerd het geweld te stoppen of het slachtoffer te helpen, geeft in beginsel voldoende aanwijzingen
40 dat iemand zich 'niet heeft gedragen zoals het behoort'. Het Nederlandse strafrecht is daarnaast een zogenaamd 'dader'-strafrecht. Dat betekent dat de dader in de gehele strafprocedure centraal staat. Er gaan echter steeds meer stemmen op om het slachtoffer een grot(er)e rol in de procedure toe te kennen, vanzelfsprekend op voorwaarde dat deze daaraan behoefte heeft. Onder de huidige wetgeving is het mogelijk dat een slachtoffer zich in de procedure 'voegt' en een schadevergoeding vraagt voor de door hem geleden schade. De mogelijkheden voor een benadeelde om de loop van het proces te beïnvloeden zijn echter nihil. Het is van groot belang dat slachtoffers voortdurend op de hoogte worden gehouden van de voortgang van de procedure.Veel meer dan nu het geval is zouden politie en justitie informatie moeten verlenen aan de slachtoffers of nabestaanden en zich dienstverlenend op moeten stellen. Het zou aanbeveling verdienen om de afschaffing van de Jeugden Zedenpolitie terug te draaien, juist omdat deze afdeling specifieke kennis en kunde in huis had om slachtoffers op een zorgvuldige wijze te benaderen en van informatie te voorzien. Daarnaast kan het zinvol zijn om bij wijze van proef het slachtoffer een beperkte spreektijd gedurende de terechtzitting te geven, zodat hij in ieder geval het gevoel kan hebben dat de rechter diens verhaal heeft kunnen aanhoren. Overigens is wel een wetsvoorstel in behandeling waarbij het eenvoudiger moet worden om verdachten te veroordelen die deel uitmaken van een groep die het geweld heeft gepleegd en een bijdrage heeft geleverd aan dat geweld. De verdachte hoeft in het voorstel zelf het geweld niet te hebben gepleegd. Het is al voldoende als iemand gemaskerd rondloopt of vervaarlijk met een zakmes loopt te zwaaien. Dergelijk gedrag wordt gesanctioneerd met gevangenisstraf van ten hoogste viereneenhalf jaar. Met dit voorstel wordt wel tegemoet gekomen aan de roep uit de samenleving om gemakkelijker tegen mensen die deel uitmaken van een agressieve groep, ongeacht hun rol, op te kunnen treden. Hoe bepaling in de praktijk zal blijken te werken, is nog niet duidelijk. De opgelegde straf wordt door de samenleving ervaren als de graadmeter hoe de rechter het strafbare feit beoordeelt.Alhoewel straffen in de achterliggende jaren gemiddeld zwaarder worden, leeft er onder grotere delen van de bevolking toch het idee dat er in Nederland te soepel met plegers van delicten wordt omgegaan. Bij iedere bepaling in het Wetboek van Strafrecht wordt een maximale straf aangegeven. De hoogte van deze straf zegt iets over hoe de samenleving de zwaarte van het delict inschat. De rechter is bij het opleggen van de straf in beginsel vrij om een hem of haar passende sanctie op te leggen. Daarbij wordt bijvoorbeeld rekening gehouden met de ernst van het feit en de
41 persoonlijke omstandigheden van de dader. Is de dader al eerder met justitie in aanraking geweest? Is iemand verminderd toerekeningsvatbaar? Heeft het slachtoffer zelf ook bijgedragen aan de ontstane situatie? Ook de schok die een vergrijp in de maatschappij met zich meebrengt kan door de rechter in zijn strafmotivering worden meegenomen. De straf moet echter proportioneel zijn, dat wil zeggen er moet een redelijke en evenwichtige verhouding zijn tussen de ernst van het delict en de zwaarte van de straf.Verder moet er recht worden gedaan zonder 'aanziens des persoons'. Klassenjustitie zou in Nederland niet voor mogen komen.
5.3 Na de procedure En dan
Een verblijf in een huis van bewaring of gevangenis is niet, zoals
velen denken, vergelijkbaar met een vakantieperiode. De gedetineerde (gevangene) is soms langere tijd uit het maatschappelijke leven verdwenen. Na het uitzitten van de straf breekt er weer een nieuwe periode aan. Helaas blijkt uit statistische gegevens dat gedetineerden als ze eenmaal weer vrijkomen vaak opnieuw misdrijven of overtredingen plegen.Van zogenaamde resocialisering, het opnieuw een plaats in de maatschappij geven, komt niet zoveel terecht. In Nederland is de Reclassering belast met het verzorgen van deze terugkeer.'Alhoewel de Reclassering vaak nuttige adviezen en rapporten over de gedetineerde wil opstellen, blijkt keer op keer dat de maatschappij weinig behoefte heeft aan ex-delinquenten. Veel mensen zien in het strafrecht de oplossing van allerhande maatschappelijke problemen. De maatschappij, politiek, overheid en burgers moeten echter zelf een oplossing bieden en niet het strafrecht.'De verwachting van de strafrechtspleging is veel groter dan deze kan bieden, en dat leidt tot frustraties, aldus Theo A. de Roos in zijn boekje Het grote onbehagen; Emotie en onbegrip over de rol van het strafrecht (2000). Concluderend: strafrecht kan niet als de oplossing van het maatschappelijke verschijnsel 'zinloos geweld' worden voorgesteld. Een oplossing moet veel meer worden gezocht in allerhande maatregelen op het sociale en economische vlak. Juist opvoeding en vorming kunnen er aan bijdragen dat escalaties worden voorkomen.Toch kan het strafrecht niet worden gemist. Door repressief (achteraf) op te treden wordt mensen verantwoordelijk gehouden voor hun gedrag. Het strafrecht voorkomt (meestal) dat het recht in eigen hand wordt genomen. Eigenrichting zoals dat ook in ons land nog af en toe voorkomt, is volledig af te keuren. Ook de heksenjacht op (vermeende) daders van seksuele- en geweldsdelicten moet worden tegengegaan, evenals het publiceren van persoonlijke gegevens van een door de rechter veroordeelde. De eerste
42 zet om deze problemen in kaart te brengen en verantwoorde oplossingen aan te dragen, is aan de politiek. De overheid moet voorwaarden scheppen zodat gedetineerden na het uitzitten van de opgelegde straf op termijn een kans kunnen krijgen om 'opnieuw te starten'. De wijze waarop deze 'herintreders' na hun ontslag uit de gevangenis in de maatschappij worden opgevangen leidt er echter doorgaans toe dat zij weer tussen de wal en het schip terechtkomen. Een van de grootste problemen is het vinden van werk. Door een periode van detentie ontstaat er een 'witte vlek' op de CV, de bijlage bij een sollicitatiebrief. In de praktijk blijkt dat door het stigma 'gevangenis' het vinden van een baan of het afsluiten van een verzekering voor een ex-gedetineerde zeer moeilijk is. Daarnaast komt het met grote regelmaat voor dat ex-gedetineerden in grote(re) financiële problemen komen door de detentie. Een werkgever zal de salarisbetaling wel weten stop te zetten als de werknemer achter de tralies zit. De vaste lasten, denk bijvoorbeeld aan huur, belastingen, verzekeringen etc. lopen wel gewoon door. In de praktijk zie je daarom ook frequent dat men zich (opnieuw) in het criminele circuit begeeft. Een (schijn)oplossing lijkt vaak handel in verdovende middelen. Het is daarom aanbevelenswaardig het optreden van politie, reclassering en vroeghulp (eerste hulpverlening aan verdachten die zijn vastgezet) beter op elkaar af te stemmen. De verdachte of gedetineerde kan zonodig iemand van vroeghulp volmacht geven om financiële zaken af te handelen. Naast de financiële kant van de zaak bestaat er, evenzeer als voor het slachtoffer ook voor de gedetineerde een emotionele drempel. De terugkeer in de maatschappij wordt door sommigen nog erger ervaren dan het verblijf in de gevangenis zelf. Een ex-gedetineerde verwoordde dit als volgt:'Toen ik vrij kwam, stonden er nog eens duizenden rechters op me te wachten". In een recentelijk verschenen proefschrift 'Resocialisatie en detentie' van dr. P.Ph. Nelissen staat een duidelijk advies voor het overheidsbeleid:'De gemeenschap die steeds maar blijft vragen om strengere straffen, moet ook worden gewezen op de medeverantwoordelijkheid voor de reïntegratie en rehabilitatie van gedetineerden, voor wie juist door die zwaardere straffen, de terugkeer in de maatschappij ook steeds moeizamer verloopt'. Hoe kan bovengenoemde cirkel worden doorbroken? De eerste verantwoordelijkheid ligt vanzelfsprekend bij de ex-gedetineerde. Hij moet gemotiveerd zijn en doorzettingsvermogen tonen om z'n leven te beteren. Ontbreekt het daaraan, dan zal ieder resocialisatieproject bij voorbaat gedoemd zijn te mis-
43 lukken. Daarnaast zou er in een (veroordelend) vonnis van een rechter als onderdeel van een straf vaker een verplichte (afkick) cursus moeten worden opgelegd. Bij geweldsmisdrijven valt te denken aan een cursus 'zelfbeheersing' en 'confrontatie met het slachtoffer'. De overheid moet gezien de overvolle gevangenissen meer geld steken in resocialisatieprojecten van stichtingen als Ontmoeting en Exodus. Van wezenlijk belang is dat tijdens de laatste periode van detentie reeds een voorbereiding wordt getroffen op de terugkeer. In bovengenoemd proefschrift gaat dr. Nelissen uitvoerig in op de rol van gevangenispersoneel bij het resocialisatietraject. Hij concludeert dat de (positieve) opstelling van bewaarders hierbij van een wezenlijk belang kan zijn. Het is daarom ook aanbevelenswaardig om gevangenispersoneel een gedegen opleiding te geven waarbij resocialisatie van gedetineerden aan de orde moet komen en zeker besproken moet worden hoe het personeel hier op een positieve wijze aan bij kan dragen. Voor zover ik kan nagaan, is er nog geen uitgebreid (wetenschappelijk) onderzoek gedaan naar de vraag of het slagen van resocialisatie (grotendeels) afhankelijk is van de individuele karaktereigenschappen van een gedetineerde. Deze vraag is van groot belang om resocialisatie zo nodig beter af te kunnen stemmen en de behandeling meer kansen van slagen te geven. Dit komt zowel de persoon in kwestie als de gehele maatschappij uiteindelijk ten goede!
44
Conclusies en ^nbevelingen We spreken over normen en waarden, maar vaak weten we nauwelijks wat daarmee bedoeld wordt (Burgemeester H.H. Apotheker tijdens de herdenking van de moord op MeindertTjoelker, die plaatsvond op vrijdag 12 september 1997) In dit hoofdstuk wordt eerst kort aangeven welke oplossingen de verschillende politieke partijen voorstellen. Daarna wordt uitgewerkt welke maatregen de SGP(-jongeren) voorstaan. Eerst worden er een aantal algemene conclusies getrokken, terwijl de laatste twee paragrafen meer concrete aanbevelingen doen over de aanpak van zinloos geweld in onze samenleving
6.1 Politieke partijen tegen zinloos geweld
De PvdA wijst zowel economische malaise als computerspelletjes en individualisering als
oorzaken aan. Deze partij zoekt de oplossing in uitgebreidere bevoegdheden voor de politie bij bijvoorbeeld de controle op wapenbezit en goede voorlichting op scholen.Verder heeft de PvdA een wetsvoorstel ingediend dat daders die burgers letsel toebrengen die hen tot de orde roepen, zwaardere straffen wil opleggen. De PvdA roept ook de burgers op de onderlinge samenhang te vergroten en grenzen te trekken. De WD vindt de aanpak van zinloos geweld vooral een zaak van lokale autoriteiten. Zij pleit voor strengere straffen op drankmisbruik en wapenbezit. Deze partij wijst erop dat daders vaak werkloze jongeren zijn en zoekt het dus in tegengaan van spijbelen en het bieden van perspectief.Verder wil deze partij groepsaansprakelijkheid invoeren, zodat een hele groep kan worden veroordeeld voor bijvoorbeeld doodslag. Tenslotte wijst ze op een effectiever optreden van de politie. Het CDA wil een mentaliteitsverandering in de maatschappij, omdat de politie nu eenmaal niet alles kan.'De oplossing ligt bij de mensen zelf.' Een andere oplossing zoekt deze partij in een ontmoedigingsbeleid met betrekking tot drugs- en alcoholgebruik.Verder wordt door deze partij ook genoemd meer surveilleren, meer cameratoezicht, strengere straffen en taakstraffen. De D'66 pleit voor het opdragen van de verantwoordelijkheid voor het veiligheidsbeleid aan één minister.Verder willen de Democraten buurtregisseurs aanstellen die zorg dragen voor optimale veiligheid in hun wijk.Van deze partij mogen agenten in de grote steden best meer verdienen en heeft men geen moeite met strengere straffen voor daders van zinloos geweld. Groen Links vindt dat het allemaal nog wel meevalt en legt de grote aandacht voor zin-
45 loos geweld bij de opgeklopte verhalen door de media. Zij is tegen strengere straffen en vindt het al een heel goed teken dat er zo massaal verzet is tegen zinloos geweld. De SP gelooft ook niet in repressie door zwaardere straffen en roept op tot een politiek-maatschappelijk debat. Gebruik van geweld kan worden voorkomen door gelijke kansen voor iedereen en een goede opvoeding. Daarom willen de Socialisten dat er een staatssecretaris voor Jeugdzaken komt.
6.2 Fundamentele kritiek
In de diverse door de SGP-jongeren bestudeerde bronnen wordt van veel kan-
ten gepleit voor een fundamentele aanpak van het gebruik van geweld door opvoeding in normen en waarden. Hoewel in een eerdere uitgave van de jongerenorganisatie uitgebreid aandacht is besteedt aan deze materie wordt er vanwege het belang opnieuw op ingegaan. Immers, iedereen erkent dat de teloorgang van normen en waarden één van de grootste boosdoeners is, dat individualisme is doorgeschoten naar egocentrisme en dat dit alles te maken heeft met de sterk verminderde invloed van de kerk en de aan haar verwante christelijke instituties. Deze, onder andere door het SCP verwoorde conclusies, ondervinden weinig tegenspraak. Maar, zoals ons Tweede Kamerlid Van der Staay terecht constateert, dit leidt niet tot de bereidheid de samenleving te onderwerpen aan een diepgaande cultuurkritiek, die haar weerslag moet krijgen op allerlei beleidsterreinen. We constateren een toename van geweldscriminaliteit, we wijzen op de juiste oorzaken, maar we gaan door met het versterken van die oorzaken. Dat dit zal leiden tot alleen maar nog meer zinloos geweld moge duidelijk zijn. Van der Staaij geeft een aantal voorbeelden. Alleenstaande moeders krijgen een sollicitatieplicht opgelegd.Terwijl juist kinderen uit vaderloze gezinnen een veel groter risico lopen tot gebruik van geweld over te gaan als andere kinderen. De Raad voor Maatschappelijke ontwikkeling heeft in een rapport gewezen op het belang van kleinschalige verbanden.Toch gaat de overheid nog steeds door met grootschaligheid in te voeren in het onderwijs en door gemeentelijke herindelingen. De sociale binding en controle neemt hierdoor nog meer af. Inzake alcohol, drugs en geweld op televisie blijft het beleid liberaal. Op deze wijze zal de door zo menigeen bepleite integrale aanpak van geweldscriminaliteit natuurlijk nooit van de grond komen. Na de vele slachtoffers die er gevallen zijn door zinloos geweld zijn er een behoorlijk aantal organisaties ontstaan die zich met de bestrijding ervan bezig houden, zowel plaatselijk als landelijk. Maar wanneer komt er nu een landelijk platform dat zich gaat bezinnen op het herstel van normen en waarden? De SGP-jongeren doen bij dezen een oproep tot de politiek in het algemeen en het kabinet in het bijzonder om een platform in het leven te roepen dat zich ten doel stelt het herstel van normen en waarden in de samenleving te bevor-
46 deren. Als daar vanuit alle politieke stromingen, de pedagogiek, het onderwijs, de criminologie, de jeugdhulpverlening en andere ter zake kundige instanties mensen zitting in nemen, moet het mogelijk zijn tot een rapport te komen dat aangeeft hoe het herstel van normen en waarden in gang gezet kan worden. Komt deze overkoepelende en coördinerende organisatie er niet, dan blijft de aanpak van zinloos geweld symptoombestrijding.
6.3 Aanbevelingen op preventief gebied
In hoofdstuk 4 en 5 zijn al heel wat conclusies en aanbevelingen min of meer
aan de orde gekomen.Vanuit al hetgeen in het voorgaande gezegd is, wordt in deze paragraaf een aantal van de belangrijkste conclusies en aanbevelingen op een rij gezet. •
De SGP-jongeren ondersteunen de oproep van de SP en het Landelijk Platform tegen Geweld op Straat om tot een openbaar maatschappelijk debat te komen.
•
De SGP-jongeren geloven dat dit debat alleen zinvol en effectief zal zijn als het een fundamentele discussie wordt over de normen en waarden die nu in de Nederlandse samenleving overheersend zijn.
•
Er dient volgens de SGP-jongeren een onafhankelijk onderzoek te komen, zoals voorgesteld door mr. Pieter van Vollenhoven, naar de oorzaken van zinloos geweld.
•
De SGP-jongeren zien graag dat er een minister of staatssecretaris voor Jeugdzaken en/of Gezinsbeleid komt, die ook de kar met betrekking tot de overdracht van normen en waarden gaat trekken.
•
Omdat in de eerste jaren van de opvoeding al de basis wordt gelegd voor het latere gewelddadige gedrag pleiten de SGP-jongeren voor een instelling
47 die ouders helpt en begeleidt bij de opvoeding. •
Deze instelling moet volgens de SGP-jongeren veel expertise ontwikkelen bij de begeleiding van allochtonen, omdat deze bevolkingsgroep in de Nederlandse samenleving de meeste problemen heeft.
•
De SGP-jongeren pleiten ervoor ouders van jonge criminelen een keuze te laten maken tussen het volgen van een opvoedcursus of intensieve begeleiding van hun kind via een gezinsvoogd.
•
Het aantal tehuizen en instellingen dat probleemjongeren opvangt behoeft volgens de SGP-jongeren een drastische uitbreiding.Verder moeten de wachtlijsten in de Jeugdhulpverlening zo snel mogelijk worden weggewerkt.
•
De SGP-jongeren pleiten voor een betere registratie van zinloos geweld, met name wat betreft de omstandigheden waaronder het heeft plaatsgevonden (gebruik van alcohol of drugs en achtergrond daders)
9 Het door het CDA voorgestelde ontmoedigingsbeleid met betrekking tot alcohol en drugs wordt door de SGP-jongeren van harte ondersteund. •
De SGP-jongeren zouden graag zien dat de overheid onderzoek laat doen naar de mogelijkheden om kinderen die in situaties leven met meerdere risicofactoren te helpen. Daarbij wordt gedacht aan allochtone groepen, lage sociale milieus, achterstandswijken, risicogezinnen en jongeren met belangstelling voor mediageweld, wapens, alcohol en drugs.
•
Er lopen veel projecten die op allerlei manieren de jeugdcriminaliteit aanpakken. In zoverre deze projecten succesvol zijn, moeten ze volgens de SGP-jongeren geïntegreerd worden tot een samenhangend model, wat bruikbaar is in de steden waar nog weinig aan deze problematiek wordt gedaan.
6.4 Aanbevelingen op politiek-juridisch gebied •
De capaciteit van het Openbaar Ministerie (OM) om geweldsmisdrijven te
kunnen vervolgen moet aanzienlijk worden uitgebreid. Dat betekent allereerst meer (capabele) mensen aantrekken. Gezien het belang van een zorgvuldige opsporing en vervolging zal de salariëring van medewerkers van het OM meer marktconform moeten worden. 0 Het OM moet in iedere zaak streven om zo snel mogelijk tot een zitting te komen. Dit zorgt er voor dat de dader snel wordt geconfronteerd met zijn daden. •
Gezien het maatschappelijke belang moet de prioriteit van het rechterlijke macht bij de achterstand in de behandeling van zaken liggen bij de strafzaken.
•
Het vergroten van de pakkans is een belangrijk item om het gevoel van maatschappelijke veiligheid weer op een hoger peil te krijgen. De pakkans kan worden vergroot door (preventief) cameratoezicht maar juist ook door een grote sociale controle tussen burgers onderling.
48 •
Politie en Justitie zouden meer informatie moeten verlene aan slachtoffers en/of nabestaanden over het verloop van de procedure.
•
De afschaffing van de Jeugd- en Zedenpolitie moet worden teruggedraaid aangezien deze afdeling van de politie juist specifieke kennis in huis had om slachtoffers zorgvuldig te benaderen en van informatie te voorzien.
•
Bij wijze van proef zou het zinvol kunnen zijn om een slachtoffer gedurende een terechtzitting een beperkte spreektijd te geven.
0 Reeds tijdens de periode van het uitzitten van de straf moet er aandacht komen voor het'herintreden'. Dit kan bijvoorbeeld door in de laatste fase van detentie het volgen van een cursus verplicht te stellen. •
Stichtingen als Ontmoeting en Exodus moeten meer middelen krijgen om het aantal plaatsen binnen de resocialisatieprojecten uit te breiden.
49
Stellingen 1
Als er in Nederland gestraft zou worden in overeenstemming met de Bijbelse richtlijnen, zouden de straffen veel zwaarder zijn.
2
Nabestaanden van slachtoffers van zinloos geweld zijn bijbels gezien verplicht de dader, als hij berouw toont, te vergeven.
3
Daders van zinloos geweld komen vaak tot hun gedrag door de slechte situatie waarin zij leven (weinig opleiding, slechte thuissituatie, allochtoon). Daarom zijn zij niet 100% toere-keningsvatbaar.
4
In de Nederlandse samenleving is er nog veel te weinig oog voor de (diepere) oorzaken van zinloos geweld.
5
De achtergrond van de dader van zinloos geweld, ook zijn etnische herkomst, moet veel duidelijker worden geregistreerd. Anders is een effectieve aanpak onmogelijk.
6
De alcoholverkoop aan jongeren onder de 18 moet worden verboden, evenals het schenken van alcohol onder deze leeftijd in bars, cafés, e.d.
7
Omdat resocialisatie meestentijds mislukt, kan men na één mislukte poging beter kiezen voor levenslange controle o.i.d.
8 9
De straffen op zinloos geweld in Nederland zijn veel te laag. Allochtonen maken zich verhoudingsgewijs vaak schuldig aan het uitlokken van geweld.
10 De pakkans verhogen is slechts noodzakelijk als het gaat om zwaardere misdrijven. I I Politie en Justitie hebben te veel aandacht voor opsporing en vervolging van kleine misdrijven als snelheidsovertredingen en het niet dragen van gordels. 12 Zinloos geweld kan uiteindelijk alleen bestreden worden indien de normen en waarden worden vastgesteld op grond van GodsWoord.
50 13 Oog om oog en tand om tand' zou In deze tijd weer letterlijk ingevoerd moeten worden.
Mensen gevraagd om de vrede te leren
51
Mensen
gevraagd
Waar geweld door de eeuwen heen model heeft gestaan Mensen gevraagd die de wegen markeren Waarop alles wat leven heeft verder kan gaan Mensen gevraagd om de noodklok te luiden En om tegen de waanzin de straat op te gaan Mensen gevraagd om de tekens te duiden Die alleen nog moedwillig zijn mis te verstaan Mensen gevraagd om hun nek uit te steken Voor een andere tijd en een nieuwe moraal Mensen om ijzer met handen te breken Ook al lijkt het ondoenlijk en paradoxaal Mensen gevraagd om hun stem te verheffen Verontrust door een wapen dat niemand ontziet Mensen die helder de waarheid beseffen Dat wie mikt op een ander zichzelf ook beschiet Mensen gevraagd die in naam van de vrede Voor behoud van de aarde en al wat daar leeft Wapens het liefst tot een ploeg willen smeden Voor de oogst die aan allen weer overvloed geeft Mensen gevraagd Er worden mensen gevraagd Dringend mensen gevraagd Mensen temidden van mensen gevraagd Coen Poort
53
Adressen Stichting Meld Geweld
Stichting Tegen Zinloos Geweld
Postbus 19019
Postbus 359
3001 BA Rotterdam
2200 AJ Noordwijk
010-4253177
071-3647007
Stichting Kappen Nou
Stichting Dag tegen Geweld
Postbus 18189
Postbus 147
1001 ZB Amsterdam
1530 AC Wormer
020-3580820
075-6427427
Internetadressen www.gemnet.nl/straatg.htm www.ikhebeenidee.nl www.kappennou.nl www.meldgeweld..nl www.platformtegengeweld.nl www.zinloosgeweld.nl