1
Bescheidenheid en moed Inleiding "De rechtsstaat is geen rustig bezit, geen huis waarin we onbezorgd kunnen gaan slapen." Met die ware woorden van senator en hoogleraar Witteveen, een van de vele slachtoffers van de vliegramp met de MH17, wil ik deze afscheidsrede openen. De rechtsstaat, ook de onze, heeft steeds aandacht nodig, dat brengen die woorden treffend tot uitdrukking. Zonder onderhoud verzakt het huis van de rechtsstaat. Als president van de Hoge Raad heb ik in dat opzicht twee dingen geleerd. Ten eerste: wat een rechtsstaat is, is niet voor iedereen zo vanzelfsprekend. En ten tweede: om de kwaliteit van de rechtsstaat op peil te kunnen houden, moeten burgers weten wat een rechtsstaat is. Uiteindelijk ligt de kwaliteit van de rechtsstaat ook in handen van de burgers. Zij bepalen voor een groot deel via de door hen gekozen vertegenwoordigers welke kant het met de rechtsstaat opgaat. Daarom is het belangrijk dat burgers bekend zijn met de grondtrekken van de rechtsstaat. Daarom is het belangrijk dat de waarden van de rechtsstaat steeds weer worden uitgedragen. Door politici, bestuurders en door rechters. Samen dragen we de rechtsstaat. Ook oud-rechters, dat ben ik na deze afscheidsrede, kunnen daarbij helpen, want, zo zei Sandra Day O‟Connor, de voormalig rechter in het Amerikaanse Hooggerechtshof: „Een oude rechter is als een oude schoen: alles is helemaal versleten, behalve de tong‟ Uitleggen wat een rechtsstaat is, wat de rol is van de rechter in de rechtsstaat, wat hij in de praktijk doet en waarom dat zo waardevol is. Dat helpt. Want, bekend maakt bemind: daar twijfel ik niet aan. Nederland is een rechtsstaat. Zo ligt besloten in onze grondwet en het is gelukkig onze dagelijkse werkelijkheid.
2
Een rechtsstaat, dat betekent gebondenheid van ons allen, ook van de overheid, aan het recht. Het recht is als de basaltblokken van de dijk die het achterliggend land beschermen tegen stormen. Een rechtsstaat, dat betekent respect voor ons aller fundamentele rechten. Het recht is de grammatica van de samenleving. Het zijn woorden die ik leen van Dominique de Villepin en die een van mijn voorgangers, mr. Haak, ook bezigde in zijn afscheidsrede.1 Misschien komen ze overigens wel van Blaise Pascal. Zoals in de grammatica de systematiek van een taal is vastgelegd, zo ligt in het recht de systematiek van de samenleving vast. In een rechtsstaat wordt gestreefd naar evenwicht tussen de drie staatsmachten: de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht. Deze elementen van de rechtsstaat – gebondenheid aan het recht, respect voor mensenrechten en machtsevenwicht – moeten de vrijheid van ons allen waarborgen. Vrijheid die bestaat in zo min mogelijk inmenging van de overheid in onze privélevens, maar ook in het tot ontwikkeling kunnen komen van ieder van ons, in het kunnen gebruiken van onze talenten, los van onze sociale of politieke achtergrond, in het kunnen leiden van een behoorlijk bestaan. U zult niet verbaasd zijn dat ik na deze inleidende woorden in mijn afscheidsrede de nadruk leg op de rechter: op zijn rol in de rechtsstaat. Die rol is voor het vereiste evenwicht des te belangrijker geworden sinds de wetgevende en de uitvoerende macht dicht op elkaar zijn geschoven.2 De rechter is van iedereen en hij is er voor iedereen. Hij is er om u te helpen, om u te beschermen, als iemand zich misdraagt, een contract niet nakomt, bij willekeur, bij dreigende corruptie. Van de binding van burgers en overheden aan het recht is de rechter het sluitstuk: hij biedt de rechtszekerheid, die voor wonen, werken en welzijn van vitaal belang is. Kijk maar naar de jaarlijkse Rule-of-Law-index. Daarin wordt de kwaliteit van de rechtsstaat in bijna 100 landen vergeleken en naast het welvaartsniveau gezet. Een blik op die index maakt één 1
W.E. Haak, De taak van de Hoge Raad in Europa en in het Koninkrijk, NJB 2004 p. 888. Zie onder anderen T. Koopmans, Courts and political institutions, Cambridge University Press, p. 247. President Obama, spreekt over de rechterlijke macht als een “coequal branch of government” (The Audacity of Hope p. 87). 2
3
ding duidelijk over het investeringsklimaat in een land: het aantal zonne-uren in dat klimaat wordt bepaald door de mate van toegang tot een onafhankelijke en onpartijdige rechter.3 Daar hoef je geen Gerrit Hiemstra voor te heten. Over die voor de samenleving zo wezenlijke rechter wil ik het nu hebben. Bij mijn aantreden vroeg ik aandacht voor prudence en audace. Nu, na zes jaar, wil ik het accent leggen op modestie en audace, bescheidenheid en moed. Via die invalshoeken wil ik de rol van de rechter in de rechtsstaat verhelderen. Daarna zal ik concluderen met waarmee ik ook begon: namelijk dat in de rechtsstaat allen zijn geroepen om tot behoud van onze vrijheid de gedachte van de rechtsstaat te dragen en uit te dragen. Dat doen we samen. Daarbij zal ik u niet alleen in overdrachtelijke zin iets meegeven. Bescheidenheid Eerst over bescheidenheid. “There but for the grace of God, goes John Bradford!” dat zei de Engelse hofprediker John Bradford toen hij ter dood veroordeelden naar de galg zag worden geleid. Dit citaat stond steeds als motto voorin mijn handboek over strafprocesrecht opgenomen. Daarmee wil ik niet iedere keuzevrijheid ontkennen. Ik wil zeggen dat als de omstandigheden ongunstiger of aanlegfactoren anders zouden zijn geweest, het leven van ieder van ons er anders zou hebben uitgezien. Dat valt te lezen in John Bradfords uitroep: dat had ik zelf kunnen zijn die daar naar de galg wordt geleid. Dat besef maakt bescheiden en dat is een eigenschap die de rechter moet hebben om te kunnen oordelen over mensen in moeilijke situaties en zaken in zwaar weer. Een rechter die zich hovaardig opstelt en denkt dat hij het ongetwijfeld anders en beter zou hebben gedaan, kan zich niet alleen lelijk vergissen, maar stelt al snel onredelijke eisen. Inherent aan bescheidenheid is dat de rechter goed moet luisteren. Zoals een goede arts luistert naar zijn patiënt, zo luistert een goede rechter naar partijen en naar wat er in de samenleving gaande is. Ligt 3
World Justice Project, Rule of Law Index 2014.
4
het echt zo, zoals geroepen wordt, of is het minder erg of juist erger, of misschien anders. Zoals Simenon in zijn roman “Lettre à mon juge” de verdachte laat zeggen: “Ik wou, dat iemand, een enkel mens, mij begreep. En liefst zou ik willen dat u die iemand was”.4 En luisteren is meer dan horen. Iemand schreef mij laatst: Luisteren, dat is je verplaatsen in de ander, jezelf niet in de weg zitten. Dus, open staan, ruimte hebben, de ander eerbiedigen ook. Echt goed luisteren is een eigenschap om heel zuinig op te zijn. Dat verwacht en verlangt de samenleving van de rechter. Alleen door goed te luisteren kan de rechter omstreden kwesties op een goede manier plaatsen. Op een manier die partijen rust geeft of, als het om een belangrijke maatschappelijke kwestie gaat, in de samenleving de gemoederen tot bedaren brengt. De rechter heeft in dit opzicht veel geleerd van de mediationbenadering van de laatste twee decennia. Die benadering heeft aangedragen dat rechters moeten proberen open oog en oor te hebben voor de achtergronden van het conflict. De rechter moet soms proberen partijen weg te geleiden van verstarrende juridische termen. Waarom staan deze partijen zo fel tegenover elkaar? Zit er misschien iets meer achter? En: draagt deze of gene oplossing bij aan een betere verstandhouding tussen deze twee partijen die in de toekomst met elkaar verder moeten? Dat is een waardevolle nieuwe dimensie. Bescheiden is ook gematigd. Rechters weten als geen ander dat wie de ene partij heeft gehoord, snel de andere partij moet horen, omdat zo vaak ook in de argumenten van de ander wat zit. Hoor en luister, laat de argumenten op je inwerken, handel niet impulsief en kom tot een bezonnen oordeel. Dit alles zou je kunnen betitelen als functionele bescheidenheid. Maar er is ook bescheidenheid vereist in de verhouding tot de andere staatsmachten. Die zou je constitutionele bescheidenheid kunnen noemen. De rechter is er niet om de grote lijnen van de inrichting van de staat, laat staan de samenleving te bepalen. Daarmee doel ik op wat Foqué noemt: het politieke, dat wil zeggen, en nu citeer ik Foqué: “de 4
Georges Simenon, Brief aan mijn rechter, Bruna, Utrecht, z.j., p. 5.
5
fundamentele keuzes die in een samenleving moeten worden gemaakt over de richting waarin deze zich zou moeten ontwikkelen, over de waardenoriëntaties die daarbij een rol horen te spelen.”5 Dat is de taak van politici die in wetten hun ideeën daarover kunnen vertolken. Zij zijn het die bepalen of de pensioenvoorzieningen worden verminderd of niet, zij zijn het die het belastingstelsel inrichten, het is aan hen te bepalen of illegaal verblijf strafbaar moet worden. Wel is het soms de taak van de rechter soelaas te bieden bij gaten in de wetgeving of door de wetgever niet voorziene technologische of maatschappelijke ontwikkelingen. Hij probeert zich dan te verplaatsen in de wetgever en met oog voor de casus te handelen in de geest van wat een redelijke wetgever in zo‟n situatie zou beslissen. Als de wetgever het niet eens is met de rechterlijke interpretatie, of door zijn uitspraak bekend wordt met een hiaat, kan hij de wet aanpassen. Bij die bescheiden opstelling past ook dat de rechter zich goed realiseert dat hij geen politiek programma heeft te volgen. Wie de samenleving ten gronde wil veranderen, die moet geen rechter worden. In de woorden van de beroemde Amerikaanse appelrechter Learned Hand: “If a judge is to become actively interested in politics, I think he should resign”.6 Een rechter is volgens Learned Hand niet iemand die meepraat over 'de grote dingen' Hij is iemand die, met een door selectie, opleiding en ervaring ontwikkeld oog voor die „grote dingen‟, in een concrete kwestie naar een zo rechtvaardig mogelijke oplossing zoekt‟. De Nederlandse rechter verkeert in dit opzicht in een bijzondere positie. Hij mag wetten niet aan de Grondwet toetsen. Maar hij moet wel voorrang geven aan internationale overeenkomsten als toepassing van de nationale wet daarmee in strijd komt. Dat zegt onze Grondwet. Komt de Nederlandse wet in strijd met bijvoorbeeld een fundamenteel recht uit een verdrag, dan gaat dat verdrag voor. Op die manier wordt de Nederlandse rechter soms ook in kwesties betrokken, waarvan de precieze regeling meer op het terrein van de wetgever ligt. Enige jaren geleden had ik het genoegen met de Duitse constitutionalist en schrijver Bernhard Schlink hierover te debatteren. Hij vond dat 5 6
René Foqué, De democratische rechtsstaat: een onrustig bezit, Forum 2011, p. 56. Gerald Gunther, Learned Hand, 2nd ed., Oxford University Press, New York 2011, p. 293.
6
rechters moeten springen in het gat dat is ontstaan doordat het geïnstitutionaliseerde proces van politieke besluitvorming geleidelijk zwakker wordt. Ik vind dat dat gat in elk geval niet langs die weg moet worden gedicht.7 In mijn ogen is het gelukkig dat in ons land een traditie bestaat dat de rechter zich terughoudend opstelt bij de toetsing van de wet aan internationale overeenkomsten. Voorop staat dat rechtzoekenden het volle pond moeten krijgen waar het gaat om hun in internationale overeenkomsten neergelegde rechten. Maar bij het pakken van die door het internationale recht uitgestoken vinger, neemt de Nederlandse rechter niet meteen de hele hand. Soms kan de rechter de wet op zo‟n manier interpreteren dat van enige strijd geen sprake meer is. We noemen dat verdragsconforme interpretatie. Soms vraagt een kwestie een zo specifieke nadere regeling dat dit de rechtsvormende taak van de rechter te buiten gaat. Zoals ik het onlangs de voorzitter van de Franse Conseil constitutionnel hoorde verwoorden: le juge a une gomme, mais pas un crayon. Daarmee legt de rechter de keuzes in het kader van zo‟n nadere regeling op het bord van de wetgever. Om die reden grijpt hij dan niet verder in dan nodig is om de rechten van de betrokkenen te waarborgen. Soms overweegt de Hoge Raad dat de wetgever binnen redelijke termijn een keuze zal moeten maken, bij gebreke waarvan hij zich voorbehoudt in een later stadium wel in te grijpen. Die benadering duidt op constitutionele bescheidenheid van de rechter. Dat zal, als ooit constitutionele toetsing in Nederland wordt ingevoerd, en de rechter wetten wel aan de Grondwet mag toetsen leidraad moeten blijven. De rechter behoort niet naar de politieke macht te grijpen. Een rechter beoefent in bescheidenheid ook echt een vak, een ambacht. Iemand die blijft steken in “een mening”, komt hier niet ver. Het is een groot voorrecht in een omgeving te werken waar vakmanschap voorop staat en wordt vereist. En het is een groot voorrecht in een land te werken dat dit vakmanschap ook werkelijk
7
Bernhard Schlink en Geert Corstens, Objectieve wetgeving en subjectieve rechters, Cossee, Amsterdam 2011.
7
wil. We hebben een goed land en goede rechters. Dat moeten we koesteren. Bescheidenheid moet niet worden verward met onverschilligheid. Ik wil niet in een wereld zonder kathedralen leven8 zegt een van de hoofdpersonen in Pascal Merciers Nachttrein naar Lissabon. De functie van rechter, het bestaan van zijn functie, getuigt van het tegenovergestelde van onverschilligheid. Een rechter gelooft ergens in. Het recht neemt geen genoegen met het adagium homo homini lupus: we willen niet dat de mens de mens een wolf is; we hebben een systeem waarvan we hopen en geloven dat het ons verder brengt. Hoop, ergens in geloven, is voorwaarde voor iedere constructieve maatschappelijke houding. We onderhouden een systeem dat ieder het zijne geeft en dat uitdrukking is van samenhang. Dat is wat we doen, als rechter in bijvoorbeeld Middelburg en als lid van de Hoge Raad. Genoeg over rechterlijke bescheidenheid. „Bescheidenheit ist eine Zier, doch weiter kommt man ohne ihr ”. U snapt wel dat dit niet het adagium is voor de rechter. Maar om zijn rol in de rechtsstaat goed te vervullen, zal de rechter ook een flinke dosis moed aan de dag moeten leggen. Audace. Bovendien: fortuna audaces adiuvat: het geluk is met de moedigen.9
Moed De rechter moet immers beslissen. Ook als de zaken niet zwart-wit liggen. De knoop moet worden doorgehakt. Dat vraagt soms moed: de rechter moet tegen de stroom in durven gaan. Zoals Abraham Lincoln in zijn beroemde Cooper Union Speech van 27 februari 1860 zei: „laten we erop vertrouwen dat recht macht maakt, right makes might, en laten we in dat vertrouwen tot het uiterste onze plicht durven vervullen zoals we die opvatten: „Let us dare to do our duty as we understand it‟.10 Recht doen is dus ook een plicht.
8
Pascal Mercier, Nachttrein naar Lissabon, Wereldbibliotheek Amsterdam 2006, p. 163. Zie de titel van de afscheidsrede van F.H.M. Corstens, Fortuna audaces adiuvat, Nijmegen 2011. 10 Abraham Lincoln, February 26, 1860, Cooper Union Address. 9
8
Ik geef een voorbeeld. De wet is en was op het punt van de voorwaardelijke invrijheidstelling van veroordeelden duidelijk. Afgezien van bijzondere omstandigheden, komt iedereen die tot meer dan twee jaren is veroordeeld na twee derden van de gevangenisstraf vrij. Dat kan, zo zagen we recent, tot controverses leiden. In zo‟n geval zal de rechter toch, indien hij geen bijzondere omstandigheden als in de wet omschreven11 aanwezig acht, een vordering tot uitstel of achterwege laten van voorwaardelijke invrijheidstelling moeten afwijzen. Dat hij daarbij een deel van het publiek tegen de haren in strijkt, mag geen factor van betekenis zijn. Hij zal het wel in heldere taal moeten uitleggen. Moeilijker wordt het waar de wet geen duidelijk richtsnoer geeft. De wet laat de rechter soms veel beoordelingsruimte en dan weer veel beleidsruimte. Als de wet zelf spreekt van eisen van redelijkheid en billijkheid, zoals in art. 6:248 BW, geeft hij daarmee te kennen dat de rechter het in concrete gevallen tot op zekere hoogte maar zelf moet uitzoeken. Dat doet hij ook bij de criteria voor de onrechtmatige daad in art. 6:162 BW. Daar is geschreven dat ook als onrechtmatige daad wordt aangemerkt een gedraging die strijdt met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Ook rechtvaardigingsgronden en schulduitsluitingsgronden geven de rechter veel ruimte. Dan is het aan de rechter een keuze te maken en te proberen tot een rechtvaardige oplossing te komen. Beleidsruimte is er daar waar de wet een rechterlijke bevoegdheid toekent die niet gedetailleerd is gebonden. Dat is bijvoorbeeld bij de straftoemeting het geval of bij het reageren op vormverzuimen. Maar ook bij bestuursdwang is die aanwezig. In die gevallen van beoordelings- en beleidsruimte heeft de rechter rekening te houden met de in de concrete zaak in het geding zijnde belangen. Hij kent deze en kent tot op zekere hoogte de personen, bedrijven en instanties die daarbij een rol spelen. 11
Zie art. 15d lid 1 Wetboek van Strafrecht.
9
Anders dan de wetgever en tot op zekere hoogte het bestuur is het niet aan de rechter voor alle gevallen een oplossing te geven. Hij heeft te oordelen over het concrete geval dat aan hem of haar wordt voorgelegd. Daarvoor komt men juist bij de rechter. Dat is het mooie van rechtspraak: er wordt één zaak aan de rechter voorgelegd waarin hij aan de hand van rechtsregels tot een rechtvaardige oplossing moet zien te komen. Daarin ligt zijn democratische legitimatie besloten, zoals ik met verwijzing naar een voorganger, mr. Martens, opmerk.12 De gebondenheid aan het concrete geval neemt niet weg dat hij oog dient te hebben voor de werking van zijn beslissing in andere gevallen. Maar het zwaartepunt ligt bij die ene zaak. In dit opzicht is er wel een verschil tussen feitenrechters en de cassatierechter. De laatste zal meer letten op precedentwerking, omdat – ook in historisch perspectief bezien – zijn taak toch iets meer ligt bij de uitleg van het objectieve recht. De rechter zal soms tegen heersende meningen, tegen luid uitgedragen opvattingen in moeten gaan. Hij zou zijn taak verzaken als hij in dat concrete geval niet blijft streven naar rechtvaardigheid, als hij daar waar wet of internationaal recht de burger rechten toekent nalaat die kracht bij te zetten. Hij moet zijn oren niet laten hangen naar heersende meningen of naar door sommigen gewenste uitkomsten. Als bijvoorbeeld de staat wordt aangesproken voor beweerdelijk aan burgers aangedaan leed, zal de rechter in alle onpartijdigheid en onafhankelijkheid tot een oordeel moeten komen, hoezeer dit ook de regering onwelgevallig zal zijn. Zoals de president van het Hof van Parijs Antoine Mathieu Séguier in 1827 zei, nadat hij van regeringszijde was benaderd over een zaak: “La Cour rend des arrêts et non pas des services”: het hof wijst arresten en bewijst geen diensten. De regering rest, als de beslissing uitvoerbaar is, niets anders dan het hoofd te buigen en deze loyaal op te volgen. Toen onlangs de Hoge Raad oordeelde dat het rookverbod ook in kleine cafés geldt, heeft de verantwoordelijke staatssecretaris zich daarbij aanstonds neergelegd. 12
S.K. Martens, De grenzen van de rechtsvormende taak van de rechter, NJB 2000, p. 747-758, p. 751.
10
En zo hoort het. Dat deed zich ook voor in Srebrenica-zaken. In enkele van die zaken verwierp de Hoge Raad op 6 september 2013 het cassatieberoep dat de Nederlandse staat had ingesteld tegen de beslissingen van het Gerechtshof Den Haag waarin de Nederlandse staat aansprakelijk is geoordeeld voor de dood van drie moslimmannen. Daarmee keerde de Hoge Raad zich tegen het standpunt van de staat. Een rechter behoort indien hij tot een op het recht gebaseerde conclusie komt niet te aarzelen die conclusie in zijn beslissing te verwoorden, ook al bevalt die een partij, ook al is die machtig, niet. Ik zei het al: we hebben een goed land en dat behoren wij, wetgevers, bestuurders, rechters en burgers zo te laten. Dat is niet altijd gemakkelijk. Maar meestal weten we de goede koers te varen. En daarmee kom ik aan het slot van mijn afscheidsrede. Samen dragen we de rechtsstaat. Het is, daarmee begon ik mijn betoog, de verantwoordelijkheid van ons allen de rechtsstaat te dragen. Niet alleen rechters dragen die verantwoordelijkheid. Gelukkig wordt dat door velen zo gezien. De koning sprak in zijn inhuldigingstoespraak over “een overheid die zich aan het recht gebonden weet”. In de laatste troonrede sprak de regering bij monde van de koning over “Bescherming van de Nederlandse rechtsstaat”. In de wetenschap dat de rechtsstaat van generatie op generatie wordt overgedragen zijn dat mooie signalen. Signalen die mij als lid van een generatie die nu een stap terug doet, het vertrouwen geeft dat ook in de toekomst de kwaliteit van onze rechtsstaat op peil zal blijven. Met de rechtsstaat als ruggengraat geven wij onze samenleving vorm en gaat een nieuwe generatie de toekomst tegemoet. Zelf heb ik daaraan, in grote dankbaarheid staand op de schouders van de generaties die mij voorgingen, mijn bijdrage proberen te leveren. Aan het begin van het betoog kondigde ik aan u ook anders dan in overdrachtelijke zin iets te willen meegeven. Dat is niet de nieuwste druk mijn handboek, maar een handzamer boekje waaraan ik de afgelopen tijd met bijstand van mijn medewerker Reindert Kuiper met
11
heel veel plezier heb gewerkt. Het draagt de titel De rechtsstaat moet je leren. Het beoogt aan een publiek van ontwikkelde leken de essenties van de rechtsstaat duidelijk te maken. We doen dat aan de hand van een aantal, nogal eens actuele voorbeelden. U ontvangt bij de uitgang allen een exemplaar, maar ik hecht eraan aanstonds eerst drie exemplaren te overhandigen aan de hoogste vertegenwoordigers van de wetgevende en de uitvoerende macht hier aanwezig, te weten aan de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer en minister Opstelten. Slot Je moet het geluk niet ontlopen. Die lijfspreuk heb ik steeds proberen na te leven. Ik werd begeleid door een goede faculteit, van wie ik hier enigen, onder wie mijn oud-hoogleraar Van Agt, aanwezig zie, werd geleid door een voortreffelijke promotor, prof. Enschedé, en werd in de raio-tijd onder anderen opgeleid door mr. Max Rood, een betere patroon had ik me niet kunnen denken. En ook daarna volgde ik het geluk dat op mijn weg kwam door mijn keuze voor een voortreffelijke echtgenote en de komst van drie hartelijke dochters. En zo ging het verder: Diezelfde faculteit bezocht ik later opnieuw, maar nu in een andere hoedanigheid en vervolgens lokte de Hoge Raad, geheel volgens de al aanstonds na mijn intreerede door de toenmalige decaan Van der Grinten uitgesproken voorspelling, me weg. En ook daarvan had ik geen spijt. Geluk is me ten deel gevallen. Dankbaarheid is op zijn plaats. Dankbaarheid aan al diegenen die me hebben gesteund, die me hebben voorzien van hun advies en kritiek, die me hebben behoed voor fouten, die me hebben geleerd wat van gewicht is in het leven. Bij andere gelegenheden in deze dagen zal ik nog diverse personen bij naam en toenaam noemen. Op dit moment dank ik de minister, de procureur-generaal en de landelijk deken voor hun toespraken. U allen dank ik voor uw aanwezigheid alhier. Ik wens –in de woorden van de Nobelprijswinnaar Amartya Sen u allen een wereld met iets minder onrechtvaardigheid toe. Dat zou al heel mooi zijn.13 13
Amartya Sen, The Idea of Justice, Allen Lane London 2009, o.m. p. xvi en p. 8-10.
12