EEN AMOUREUZE OUDE HEER DE OMZWERVINGEN VAN JACOBUS OLIEMANS, DOOR HERMAN BOSMAN
“zeg eens”, vroeg de politierechter Mr. J.G. Huyser aan verdachte, “U bent getrouwd, nietwaar?” "Jawel edelachtbare”. “Wanneer?” “n het voorjaar pas”. “Maar voor die tijd was u toch ook getrouwd?” “Jawel edelachtbare. In Noordwijk”. “Zijn jullie gescheiden?” “Neen, edelachtbare”. “Juist! En daarvoor zit u nu dus in het Huis van Bewaring. Voor bigamie. Eerst bent u getrouwd als mijnheer Oliemans en kort geleden bent u voor de tweede maal in het huwelijk getreden onder de naam Colijn. Hoe komt u aan die naam?” Het is 1 mei 1935. Aan het woord is de Rotterdamse politierechter Mr. J.G. Huyser. De verdachte is mijn overgrootvader, Jacobus Oliemans, die we, zoals hij zelf wilde, verder in dit verhaal Jac.noemen. Jac. Oliemans dus. Jac. Oliemans wordt op 24 september 1861 in Zevenhoven geboren. Hij is het zevende kind in het gezin van Jan Oliemans en Bastina Maria Dam. Het gezin telt uiteindelijk tien kinderen, waarvan niet alle kinderen volwassen worden. Voor zover mij bekend zijn er zeven getrouwd. In 1810 komt de overgrootvader van Jac, Jacobus Oliemans, met zijn gezin van “Blommedijkse rijweg, binnen het ambag Cool” naar Aarlanderveen. In Cool, Kralingen en Hilligersberg verdienen zij voornamelijk de kost in de tuinbouw. De stad Rotterdam heeft door de uitbreiding een steeds grotere behoefte aan voedsel. Aan de andere kant heeft de stad ook steeds meer ruimte nodig en is het moeilijk grond te behouden en een gezin te onderhouden. Vandaar waarschijnlijk de keuze van de overgrootvader van Jac. om zijn geluk te gaan beproeven in de streek rond Aarlanderveen, waar op dat moment de Nieuwkoopse polder wordt drooggemalen en waar nieuw boerenland ontstaat. Hij is op het moment van de verhuizing al 56 jaar en zijn jongste nog in leven zijnde kind, Jannetje, is dan 10 jaar. In 1810 wordt het bevolkingsregister nog niet (goed) bijgehouden en ik weet nog steeds niet waar in Aarlanderveen het gezin zich vestigde. De enige vermelding die in buurt komt is uit 1816 als bij zoon Dirk Oliemans, turfschipper, wordt vermeld, dat hij “huis nummer 12” bewoont. Maar dat is al na zijn huwelijk in 1813. De familie Oliemans vindt werk in de landbouw en de veeteelt. Iin de eerste helft van de negentiende eeuw wordt meermaals naast bouwman, veenman als beroep opgegeven. De vader en moeder van Jac. Oliemans trouwen in 1851 in Aarlanderveen. Moeder Bastina Maria Dam is de dochter van Arie Dam die korenmolenaar in Aarlanderveen is. Het gezin woont eerst in Aarlanderveen en tussen 1857 en 1861 is het gezin naar Zevenhoven verhuisd. Jan is bouwman. Op 26 april 1875 verhuist het gezin naar Nieuwveen. Waarom verhuist het gezin? De meest aannemelijk reden is werk. In Nieuwveen woonden al andere gezinnen 1
Oliemans, werkzaam als veehouder of bouwman. Ik stel me voor dat ze kleine pachters waren, sommigen waren landarbeiders, die zich verhuurden aan de grotere boeren. Op zijn verjaardag in 1881 verhuist de dan twintigjarige Jac. naar Noordwijk. Hij gaat bij zijn oom, die boer is “in de kleij”i, werken. Willem Cornelis Balkenende is in 1864 getrouwd met de zus van zijn moeder, Aartje Dam. Dit echtpaar heeft twee kinderen al vroeg verloren, heeft nog één dochter en kan de hulp van de jonge Jac. goed gebruiken op het bedrijf. Hier in Noordwijk leert hij zijn toekomstige echtgenote, Petronella Cornelia Parlevliet, dochter van Hermanus Parlevliet en Cornelia Wilhelmina de Wit, kennen. Parlevliet was kruidenteler en kweker van bloembollen. Het telen van bloembollen en kruiden ging vaak samen. Na 1880 groeit de hoeveelheid bollenland sterk in Noordwijk. Jac. is wellicht ook betrokken geweest bij het afgraven van de duinen ten behoeve van de bloembollenteelt en dus ook iemand die “in de bollen ging”, In 1886 vertrekt Jac. uit Noordwijk en vestigt zich volgens het bevolkingsregister in Amstelveen. Op 12 mei 1887 trouwen Jac en de dan 24-jarige Petronella Parlevliet in Noordwijk. Zij vestigen zich daarna in Aalsmeer (Kudelstaart) waar Jac. broodbakker is. In Kudelstaart wordt negen maanden later hun eerste kind geboren, Maria Bastina Karolina Oliemans. Op 8 september 1889 wordt mijn opa, Hermanus Jacobus Oliemans in de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude geboren. Mij is onduidelijk waarom ze daar woonden, de meest aannemelijke reden is werk. Begin van de twintigste eeuw keert het gezin Oliemans terug naar Noordwijk-Binnen en gaat Jac. in de kruidendrogerij van zijn schoonvader Hermanus Parlevliet werken. Deze heeft geen opvolgers. Petronella is de enige dochter uit zijn huwelijk met Cornelia de Wit. Hun huwelijk heeft maar drie jaar geduurd . Op 38-jarige leeftijd is Cornelia overleden. Ze wonen aan de Douzastraat. In november 1907 overlijdt ook Hermanus Parlevliet, zijn schoonvader. Jac. Oliemans leidt een actief bestaan en uit de berichtgeving in de kranten lezen we vooral in de jaren tussen 1907 en 1912 veel over zijn bestuurlijke nevenfuncties. Het gaat de familie voor de wind. Jac is in het bezit van een bollenbrik en een bruine hit die Tommy heet. Het tuig draagt zelfs zijn initialen J.O. Hij rijdt daarmee in 1911 naar een veiling in “Hof van Holland” waar hij twee woonhuizen aan de Bronckhorststraat voor 2550 gulden koopt. In datzelfde jaar staat er op 26 juni in het Leidsch Dagblad het volgende bericht: NOORDWIJK. Het drogen van groenten en kruiden mag hier niet meer zoo'n voorname bron van inkomsten zijn als in vroeger dagen uitgestorven is het allerminst. Een dergenen die er nog er nog aan doen is de heer Jac Oliemans die dezer dagen een nieuwen oven liet zetten en wel een “heet-wateroven”. Daar deze oven de eerste is van die soort, zijn wij eens gaan kijken. Ongetwijfeld zal o.i. de inrichting aan alle eischen, die men aan zoo’n oven stellen mag, voldoen. Er zijn eigenlijk drie ovens, die door één machine ieder afzonderlijk of alle te zamen verwarmd kunnen worden. De machine wordt gevoed met Belgische cokes. Zoodoende bedragen de kosten voor een geregelde temperatuur maar heel weinig. We deelen het vertrouwen van den eigenaar, den heer Oliemans, dat dit nieuw systeem oven een prachtige verbetering zal blijken te zijn en we hebben respect voor zijn ondernemingsgeest. De handelaar in “versche en gedroogde kruiden” is bestuurslid van de afdeling Noordwijk van de “Hollandsche Bloembollenkweekersgenootschap” (H.B.G.) en hij vergadert als bestuurslid van de Noordwijksche Ijsclub in in cafe “Flora” waar hij voorstelt Burgemeester en Wethouders toestemming te vragen om bij vriezend weer een plank te mogen plaatsen in de uitmonding van de 2
nieuwe vaarsloot, die uitkomt in “het Schie”. Dit om een trekgat te voorkomen. Verder is hij in 1907 ook lid van de commissie tot wering van schoolverzuim in Noordwijk-Binnen en in 1910 wordt hij voorzitter van de plaatselijke ongevallencommissie van de Tuinbouw-Onderlinge. Ondernemend is vijftigjarige Jac. op een heel andere manier als hij eind 1911 plotseling uit Noordwijk verdwijnt. Niet alleen, maar in het gezelschap van de tweeëntwintig jarige Wijntje van der Voet. Wijntje is op dat moment dienstbode bij de familie Oliemans. Jac. en zijn jonge vriendin reizen vermoedelijk via Hoek van Holland, naar Engeland. De achtergebleven familie van Jac., zijn vrouw en al volwassen kinderen blijven verbijsterd achter. Het verhaal gaat dat Jac. ook het familiekapitaal zou hebben meegenomen en dat wordt aannemelijker door het feit dat in 1912 het faillissement van de “Firma Jac. Oliemans, bloembollenkweeker, zonder bekende woon- of verblijfplaats”, wordt aangevraagd. Het bedrijf dat door zijn schoonvader is groot gemaakt houdt op te bestaan. Zijn zoon Hermanus Jacobus zal zijn verdere werkzame leven en dat is tot zijn dood in 1967 als landarbeider bij Baartman en Koning in Sassenheim werken. Zijn dochter trouwt de Friese onderwijzer Tjeerd de Groot en vestigt zich later in Tricht. Met Jac. Oliemans was ook het familiekapitaal verdwenen, althans volgens de overlevering. De twee geliefden duiken weer op in Chelmsford, een stadje ten noordoosten van Londen, niet al te ver van Harwich, waar zij naar alle waarschijnlijkheid vanuit Rotterdam zijn aangekomen. Jac. heeft intussen zijn naam veranderd in Cornelis Colijn. Dit blijkt uit een aangifte van de geboorten van twee dochters die het paar krijgt, respectievelijk in 1913 en 1914. Vreemd is dat de aangifte pas in 1918 gebeurt, waarom is niet duidelijk. Uit deze aangifte blijkt ook dat zij in de wijk Moulsham wonen, 57 Manor Roadii. Moulsham is een in de negentiende eeuw verrezen wijk voor de arbeiders die in de fabrieken van Chelmsford werk hebben gevonden. Jac., alias Cornelis Colijn, is nu engineer’s labourer. Het vermoeden is dat hij werkte voor de firma Crompton & Coiii. Vreemd aan de aangifte is ook dat deze is opgesteld alsof zij getrouwd zijn. Uit niets blijkt echter dat dit ook zo is. Uit onderzoek blijkt ook dat zij eerder op een ander adres hebben ingewoond, namelijk bij Henry en Susan Bedingfield in 19 Mildmay Road. Hier wordt Kitty Wijntje Colijn geboren. De tweede dochter, Phyllis Dina Colijn wordt waarschijnlijk op het andere adres geboren. Zij delen dat huis met twee andere bewoners. Cornelis Colijn komt ook nog voor in het Chelmsford Court Register. Op 5 juni 1916 wordt hij gedagvaard voor “keeping a dog without a licence”. Hij wordt vrijgesproken. Dit feit haalt zelf de “Chelmsford Cronicle”. Er staat een bericht over “The Dutchman and his dog”. Hierin kan men lezen dat Cornelis en Wijntje zich niet bewust waren van het feit dat je een vergunning nodig had voor een hond. Ze verdedigen zich door aan te geven pas drie en een half jaar in Engeland te wonen en dat je in Nederland geen vergunning nodig had. Deze verschijning in de rechtbank is interessant want het toont aan dat Cornelis in 1916 inwoner van Chelmsford was en dus niet tijdens de oorlog geïnterneerd was, zoals veel andere buitenlanders. Na 1922 zijn er geen bewijzen meer te vinden dat zij in Chelmsford verblijven. Kitty Colijn heeft wel later aangegeven dat het gezin voor hun vertrek naar Nederland enige tijd afhankelijk is geweest van het Leger des Heils. Zij heeft ook verteld dat haar ouders haar als kind in een wagentje door Chelmsford wilden rijden omdat Kitty op toen zeer populaire filmster uit de stomme film, Mary Pickford, leek. Haar ouders wilden zo geld ophalen. Zij heeft dit geweigerd.
3
In 1924 keert het gezin Colijn een keer terug naar Rotterdam en bij die gelegenheid weten een oom en tante van Wijntje van der Voet haar te overtuigen dat zij terug moet keren naar Noordwijkiv. Zij doet dat en samen met haar twee dochters gaat ze in de Wilhelminastraat wonen, bijna recht tegenover Nel Parlevliet, de eerste echtgenote van Jacv. Jac blijft alleen achter in Rotterdam maar krijgt al snel “kennis aan” zijn volgende liefde, Arendje van den Dool uit Nieuwerkerk aan den IJssel. Opnieuw vervalst Jac. zijn identiteit. In een café in Gouda regelt hij een valse geboorteakte. Hij blijft zichzelf Colijn noemen, maar maakt zich dit keer tien jaar jonger! In 1925 trouwen zij. Het geluk, voor zover je van geluk kan spreken, duurt tien jaar, dan gebeurt er het volgende: Op 12 oktober 1934 bezoekt de inmiddels 74-jarige Jac. Oliemans, alias Colijn, zich als “bode Stolk” bij juwelier J. Scholten aan de Kipstraat in Rotterdam. Hij heeft een briefje bij zich met een stempel van de “Coöp. Boerenleenbank te Nieuwerkerk aan den IJssel” met de volgende tekst:
“Gelieve bode Stolk mee te geven twee gouden horloges op zicht, het bedrag van 100 of 150 gulden niet te boven gaand, niet thuis brengen, want het moet een verrassing zijn en blijven a.u.b.” Mevrouw Smits Juwelier Scholten heeft nog nooit van mevrouw Smits gehoord, wel echter van bode Stolk en van de Nieuwerkerkse Boerenleenbank. “Geef maar twee horloges mee”, zegt hij, nadat een bediende het briefje laat lezen. Jac. Oliemans vertrekt met de horloges, niet naar Nieuwerkerk en mevrouw Smits, maar naar ‘s-Gravenhage waar hij de horloges weet te verkopen voor 56 gulden. Het geld heeft hij nodig om zijn plezierige leventje voort te zetten. Volgens de getuigenis van Arendje van den Dool was Jac. de afgelopen tien jaar allesbehalve een trouwe echtgenoot geweest. “Hij maakte mijn geld op met andere vrouwen”. Jac. wordt kort daarop aangehouden en naar het Huis van Bewaring aan de Noordsingel in Rotterdam overgebracht . Op 1 mei 1935 wordt Jac. O. voorgeleid en moet hij zich verantwoorden voor de oplichting die hem ten laste is gelegd. De rechter vraagt: “Hoe komt u eigenlijk aan die naam Colijn?” Jac. O. antwoordt dat hij het niet meer weet. Zijn verdediger mr. O.H. Sap weet het wel. Zijn eigenlijke naam heeft hem aan olie doen denken en de olie herinnerde hem aan de naam Colijnvi. Hij had zich evengoed een andere naam aan kunnen meten. Het Openbaar Ministerie vertegenwoordigd door mr. Mesichke vindt wat verdachte heeft gedaan zeer ernstig. Vergeleken bij al het andere is deze oplichting betrekkelijk gering. Hij noemt hem erotomaan. De eis luidt zes maanden met aftrek van voorarrest. De verdediger geeft nog aan dat de verdachte de draagwijdte van zijn daden niet heeft overzien. Hij heeft in kortzichtigheid gehandeld. Er wordt aangedrongen op “uitermate clementie”. De politierechter veroordeelt Jac. O. op 15 augustus 1935 tot vijf maanden met vooraftrek van het voorarrest. Het Rotterdamsch Niewsblad kopt met 4
De omzwervingen van een pseudo-Colijn, amoureus oud heertje. “……. De valsheid in geschrifte bleek slechts gepleegd om de bigamie te kunnen begaan. Overigens had de bejaarde man niets van een Turk. Hij heeft er geen harem van hoe bescheiden aard ook op na gehouden.” De rest van het verhaal kennen we. Jac. Oliemans overlijdt op 27 februari 1945. “De aangever (Hendrikus Jacobus de Groot) heeft mij verklaard van het overlijden uit eigen wetenschap kennis te dragen” is de laatste tekst die door de ambtenaar van de burgerlijke stand in Rotterdam, over Jac. Oliemans wordt opgetekend
i
De Klei (Kleij) is een gebied ten oosten van de Herenweg richting Katwijk. De naam verwijst naar de grondsoort. De dikke laag vruchtbare klei werd bij hoog water afgezet door de Oude Rijn waarvan de monding noordelijker lag dan tegenwoordig. Het gebied ligt tussen twee strandwallen, een strandwal waarop Noordwijk-Binnen, Noordwijkerhout en De Zilk liggen en de strandwal waarop Voorhout, Warmond, Rijnsburg en Oegstgeest liggen. ii
Het huis waar in 1918 Jacobus Oliemans en Wijntje van der Voet woonden in Chelmsford, 57, Manor Road. (rechts)
iii
Crompton & CO was een bekende fabriek van elektrische verlichting voor openbare ruimten, zoals stations en pleinen. In de Eerste Wereldoorlog produceerde deze fabriek veel zoeklichten voor de marine.
iv
Kitty Wijntje Colijn, hun tante Kamperbeek en Phyllis Dina Colijn, deze foto is gemaakt rond 1930. De beide meisjes hebben na hun terugkeer in Nederland bij hun tante en oom (Jan Lindhout) gewoond aan de Wilhelminastraat in Noordwijk
5
v
Wijntje van der Voet trouwt op 23 september 1926 met Jan van Rijn. Hier een foto op het moment dat zij vijfentwintig jaar getrouwd zijn.
vi
De latere minister-president Hendrik Colijn was in de periode 1914-1922 directeur van de Bataafsche Petroleum Maatschappij. In deze periode gebruikt Jac. Oliemans de naam Colijn voor het eerst.
Bronnen: Dankbaar is gebruik gemaakt van gegevens uit:
6
Gemeentearchief Rotterdam, Regionaal Archief Leiden, Groene Hart archieven, De digitale stamboom van Rotterdam, Genlias, Het Leidsch Dagblad, Het Rotterdamsch Nieuwsblad Noordwijk aan zee en op de geest, een nieuwe geschiedenis van Noordwijk, onder redactie van Jeroen Salman, Harrie Salman, Wim Hekkens, uitgave van Stichting geschiedschrijving Noordwijk ISBN 978 90 816502 2 9 Op zoek naar het verleden, de geschiedenis van Noordwijk, deel IX, Noordwijks kruiden- en bollenteelt door C. Verwey ISBN 90 70 796 09.0 Met bijzondere dank aan Marcel Hoogslag (achterkleinkind van Jac. Oliemans) die foto- en of archiefmateriaal ter beschikking stelde. Lokale omroep van Noordwijk, die spontaan zendtijd ter beschikking stelde. Mw. Jannie van der Niet- Van Roon voor de informatie over haar moeder Kitty Colijn en haar grootmoeder Wijntje van der Voet Mw. Rita Harris, uit Chelmsford (GB) die in in de archieven van Chelmford (GB) succesvol heeft gezocht naar meer informatie over Jacobus en Wijntje. Pieter Bosman, wiens geheugen verder teruggaat dan dat van de schrijver.
7