Als de brandweerheld een brandstichter is… When heroes become outlaws…
Een passie voor vuur
Een scriptie die ingaat op de vraag: Waarom komt brandstichting juist voor bij de brandweer?
N.C.J.C. Koolen (Nico) Master of Crisis and Disaster Management 9 Rucphen, 18 augustus 2008
Samenvatting Vrijwilligerschap bij de brandweer is nog steeds een belangrijke waarde in de samenleving: je inzetten voor anderen geeft status. Daarnaast is het een aantrekkelijke hobby: het is avontuurlijk, sensationeel en levert maatschappelijke waardering op. Daarnaast levert het ook nog eens geld op: je wordt per uur betaald. Het kan je zelfs de waardering van held opleveren en mensen zien nu eenmaal liever helden dan sukkels. De kop in de krant dat een vrijwillig brandweerman is aangehouden voor brandstichting is de schrik voor iedere commandant en ieder brandweerkorps. De held is een misdadiger geworden! Gemiddeld gezien, komt dit tweemaal per jaar voor. Het grote publiek ziet hierin de bevestiging dat elke brandweerman toch eigenlijk ook wel een (beetje) pyromaan is. De commandant en korpsleden breken zich achteraf het hoofd of dit toch niet te voorkomen was geweest. Ik geef in deze scriptie aan dat er inderdaad mogelijkheden zijn om het te voorkomen. Bovendien zal dit ook moeten, omdat brandstichting door brandweermensen bij ongewijzigd beleid vaker voor zal komen dan tot op heden. Dit komt omdat brandweermensen allemaal wel “iets met vuur hebben”, er trots op zijn om de held te zijn en veel brandweermensen nou eenmaal passen in het algemene profiel van een brandstichter. Waarmee nadrukkelijk niet is gezegd, dat iedereen die in het profiel past ook daadwerkelijk tot brandstichting overgaat. In deze scriptie wordt ingegaan op het vóórkomen en voorkómen van brandstichting door brandweermensen. In Nederland is hierover niet veel bekend. Daarom is onderzoek gedaan naar gegevens uit andere landen, zoals de VS en Australië. Op grond van die gegevens kom ik tot een daderprofiel dat ook voor de Nederlandse brandweer toepasbaar is. Op basis van dit profiel en op basis van analyse van alarmeringsgegevens kan elk korps de vinger aan de pols houden of er zich een mogelijke brandstichter binnen het korps bevindt. Daarnaast is het mogelijk om door middel van een goede werving en selectie met screeningsinstrumenten, door goede voorlichting en door een goed integriteitbeleid het daadwerkelijk gaan stichten van brand te voorkomen. Als men dan toch nog –ondanks alle voorzorgsmaatregelen- te maken krijgt met een brandstichter binnen het korps, dan heb ik een checklist beschikbaar van zaken waar men allemaal rekening mee kan houden om de schade zoveel mogelijk te beperken. Tenslotte doe ik de aanbeveling om een landelijk protocol te ontwikkelen voor het geval “het dan toch gebeurt” en vervolgonderzoek te doen naar de (on)mogelijkheden van een specifiek psychologisch onderzoek om potentiële brandstichters te weren.
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
2
Inhoudsopgave SAMENVATTING................................................................................................................................................ 2 VOORWOORD..................................................................................................................................................... 5 1. INLEIDING ....................................................................................................................................................... 6 1.1. AANLEIDING TOT HET ONDERZOEK .............................................................................................................. 6 1.2. CENTRALE ONDERZOEKSVRAAG................................................................................................................... 6 1.3. DEELVRAGEN ............................................................................................................................................... 6 1.4. PUBLIEKE VOORONDERSTELLING DAT BRANDWEERMENSEN PYROMANEN ZIJN ............................................ 7 1.5. METHODE VAN ONDERZOEK ......................................................................................................................... 9 1.6. VERANTWOORDING EN BEPERKINGEN .........................................................................................................11 1.7. LEESWIJZER.................................................................................................................................................11 2. BEGRIPPENKADER EN GANGBARE THEORIEËN OVER BRANDSTICHTING, PYROMANIE EN INTEGRITEIT ..............................................................................................................................................12 2.1. INLEIDING ...................................................................................................................................................12 2.2. BRANDSTICHTING EN PYROMANIE ...............................................................................................................12 2.3. INTEGRITEIT ................................................................................................................................................13 3. INTERNATIONALE SPEURTOCHT NAAR LITERATUUR EN STUDIES ..........................................15 3.1. INLEIDING ...................................................................................................................................................15 3.2. VERENIGDE STATEN ....................................................................................................................................15 3.3. GROOT BRITTANNIË ....................................................................................................................................19 3.4. AUSTRALIË ..................................................................................................................................................21 4. PROFIEL, MOTIEVEN EN MODUS OPERANDI VAN EEN BRANDSTICHTER ...............................26 4.1. INLEIDING ...................................................................................................................................................26 4.2. PROFIEL VAN EEN BRANDSTICHTER IN NEDERLAND ....................................................................................28 4.2.1. HET BEELD VAN EEN PYROMAAN UIT FILMS EN BOEKEN...........................................................................28 4.2.2. PROFIEL DOOR ERNST AMELING, PIETER BAAN CENTRUM ......................................................................28 4.2.3. PROFIEL DOOR JUSTITIE............................................................................................................................29 4.3. PROFIEL DOOR DESKUNDIGEN IN BUITENLAND ............................................................................................29 4.3.1. R.H. WOOD ..............................................................................................................................................30 4.3.2. FEDERAL EMERGENCY MANAGEMENT AGENCY (FEMA)........................................................................30 4.3.3. FEDERAL BUREAU OF INVESTIGATION (FBI)............................................................................................30 4.4. MOTIEVEN VAN EEN BRANDSTICHTER .........................................................................................................31 4.5. MODUS OPERANDI ......................................................................................................................................32 4.6. SAMENVATTING ..........................................................................................................................................33 5. PROFIEL, MOTIEVEN EN MODUS OPERANDI VAN EEN BRANDSTICHTENDE BRANDWEERMAN............................................................................................................................................34 5.1. INLEIDING ...................................................................................................................................................34 5.2. DE BRANDSTICHTENDE BRANDWEERMAN IN NEDERLAND ..........................................................................35 5.3. BUITENLAND ...............................................................................................................................................35 5.3.1. MICHIGAN ARSON PREVENTION COMMITTEE...........................................................................................35 5.3.2. FEDERAL BUREAU OF INVESTIGATION (FBI); REPORT FIRE SETTING FIREFIGHTERS ................................36 5.3.3. SOUTH CAROLINE FORESTRY COMMISSION .............................................................................................39 5.3.4. FEDERAL EMERGENCY MANAGEMENT AGENCY (FEMA) & UNITED STATES FIRE ADMINISTRATION (USFA) ..............................................................................................................................................................39 5.4. HET SAMENVATTENDE ONDERSCHEID TUSSEN EEN GEWONE BRANDSTICHTER EN EEN BRANDWEERMAN DIE BRAND STICHT ....................................................................................................................................................42 5.5. ELKAAR VERSTERKENDE FACTOREN DIE TOT (MEER) BRANDSTICHTING DOOR BRANDWEERMENSEN KUNNEN LEIDEN ...............................................................................................................................................................42 5.6. IN HOEVERRE PASSEN NEDERLANDSE BRANDSTICHTENDE BRANDWEERMANNEN IN HET PROFIEL?.............44 5.6.1. INLEIDING ................................................................................................................................................44 5.6.2. BEKENDE GEVALLEN VAN BRANDSTICHTENDE BRANDWEERMENSEN IN NEDERLAND ..............................44 5.6.3. ANALYSE..................................................................................................................................................45 5.6.4. INPASSING IN FBI-PROFIEL .......................................................................................................................45
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
3
5.7. MIJN ERVARINGEN MET BRANDSTICHTERS BIJ BRANDWEER HALDERBERGE ...............................................47 5.7.1. INLEIDING ................................................................................................................................................47 5.7.2. CASE 1: BRANDWEERMAN STICHT BRAND, 1999 ......................................................................................48 5.7.3. CASE 2: OPNIEUW: BRANDWEERMAN STICHT BRAND, 2001 .....................................................................49 5.8. CASES ANDERE KORPSEN.............................................................................................................................53 5.9. AWARENESS/DE VOORTEKENEN ..................................................................................................................54 6. PREVENTIEVE EN REPRESSIEVE MAATREGELEN BETREFFENDE BRANDSTICHTING DOOR BRANDWEERMENSEN .......................................................................................................................56 6.1. INLEIDING ...................................................................................................................................................56 6.2. WAT KAN MEN DOEN OM BRANDSTICHTING DOOR BRANDWEERMENSEN TE VOORKOMEN?.........................56 6.2.1. SCREENING AAN DE POORT (MIDDELEN VÓÓR INDIENSTTREDING)............................................................57 6.2.2. VOORLICHTING ........................................................................................................................................58 6.2.3. REAGEREN OP SIGNALEN ..........................................................................................................................59 6.2.4. DE “ANTENNE” VAN DE COMMANDANT/KORPSLEIDING ............................................................................59 6.3. WAT TE DOEN ALS HET DAN TOCH GEBEURT?..............................................................................................60 7. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN .......................................................................................................61 7.1. ANTWOORD OP DE CENTRALE ONDERZOEKSVRAAG ....................................................................................61 7.1.1. FASCINATIE VOOR VUUR ..........................................................................................................................61 7.1.2. DE BRANDWEER HEEFT EEN BIJZONDERE EIGEN CULTUUR .......................................................................62 7.2. ANTWOORD OP DE DEELVRAGEN .................................................................................................................64 7.3. BRANDSTICHTING DOOR BRANDWEERMENSEN IS EEN TABOEONDERWERP ..................................................65 7.4. AANBEVELINGEN ........................................................................................................................................66 8. BIJLAGEN .......................................................................................................................................................67 1. LITERATUUR EN BRONVERMELDING ...............................................................................................................68 2. OVERZICHT GEÏNTERVIEWDEN .......................................................................................................................72 3. PROFIEL, MOTIEVEN EN MODUS OPERANDI VAN EEN BRANDSTICHTER IN BELGIË, GROOT BRITTANNIË, AUSTRALIË EN DUITSLAND ................................................................................................................................73 4. PROFIEL, MOTIEVEN EN MODUS OPERANDI VAN EEN BRANDSTICHTENDE BRANDWEERMAN IN BELGIË EN AUSTRALIË ........................................................................................................................................................76 5. VRAGENLIJST T.B.V. INTERVIEW COMMANDANTEN ........................................................................................79 6. INVULLIJST FBI-PROFIEL BRANDSTICHTENDE BRANDWEERMAN IN NEDERLAND ...........................................80 7. ANONIEM VERSLAG EERSTE CASUS BRANDSTICHTER BIJ BRANDWEER HALDERBERGE...................................85 8. PREVENTIEVE EN REPRESSIEVE MAATREGELEN INZAKE BRANDSTICHTING DOOR BRANDWEERMENSEN IN VERENIGDE STATEN, GROOT BRITTANNIË EN AUSTRALIË .................................................................................94 9. RICHTLIJN MET BIJLAGEN“ALS HET DAN TOCH GEBEURT” N.A.V. EIGEN CASUS HALDERBERGE ...................101
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
4
Voorwoord Voor u ligt de scriptie getiteld “Als de brandweerheld een brandstichter is…”. Deze scriptie is geschreven in het kader van mijn MCDM-leergang. De scriptie is tevens bedoeld om de in de MCDM-leergang geïntegreerde opleiding commandeur af te ronden. In de periode december 2006 tot en met juni 2008 is aan de totstandkoming van deze scriptie gewerkt. De scriptie gaat in op de vraag waarom brandstichting juist voorkomt bij de brandweer. Ik ben zelf als voormalig commandant tweemaal geconfronteerd met brandstichting door twee van mijn korpsleden. Ik schrijf deze scriptie vanuit de overtuiging dat we meer kunnen en moeten doen om brandstichting door brandweermensen te voorkomen. Ik verwacht dat deze scriptie tot bestuurlijke, ambtelijke én media-aandacht zal leiden. Het resultaat dat ik er uiteindelijk mee wil bereiken is dat we voor dit probleem niet (langer) de ogen sluiten, maar er aandacht voor hebben én naar oplossingen werken om het probleem aan te pakken. Ik wil de decaan, de heer dr. Marc Otten hartelijk bedanken voor zijn plezierige klankbord en zijn waardevolle inbreng bij de totstandkoming van deze scriptie. Verder bedank ik mijn werkgever, brandweer Bergen op Zoom en Roosendaal, de daarbij werkzame collega’s en speciaal de commandant, Gert-Jan Verhoeven, die mij de mogelijkheid hebben geboden om de MCDM te kunnen volgen. Een speciaal woord van dank aan Cees van Beek, commandant brandweer Zwartewaterland/voorzitter Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers en Peter Vonk van Vonk Competentie Expertise te Zwolle voor het beschikbaar stellen van literatuur, databases, hun vooronderzoek naar dit onderwerp en het geven van reflectie. Ook een woord van dank aan al diegenen die een bijdrage aan deze scriptie hebben geleverd, zoals collega’s van brandweer en politie en medestudenten. Vooral wil ik mijn echtgenote en kinderen bedanken die er toch weer begrip voor hebben gehad dat een zeer groot deel van mijn vrije tijd is besteed aan deze leergang en deze scriptie. Zonder jullie hulp was deze scriptie er nooit gekomen. Bedankt! Nico Koolen
* waar in deze scriptie in de mannelijke vorm wordt gesproken (m.n. brandweerman), wordt hieronder ook de vrouwelijke vorm verstaan.
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
5
1. Inleiding 1.1. Aanleiding tot het onderzoek Brandstichting door brandweermensen komt vaker voor dan brandweermensen denken en minder vaak dan het publiek denkt. Als het voorkomt, leidt het tot grote imagoschade voor de brandweer en tot schokeffecten binnen het betreffende korps. In Nederland zijn de afgelopen twaalf jaar 20 gevallen bekend geworden van brandstichtende brandweermensen. Ik heb zelf twee maal te maken gehad met een brandstichtende brandweerman in het korps. Mede daarom intrigeert dit onderwerp me. Ik zie brandstichting door brandweermensen als beroepsgerelateerd delinquent gedrag en als een ernstige vorm van schending van de integriteit. Er zijn diverse vormen van dergelijke schendingen, maar ik wil me juist tot deze beperken omdat het dé “doodzonde” van de brandweer is. In Nederland is relatief weinig bekend over dit onderwerp. Daarom heb ik explorerend onderzoek gedaan in andere landen. Een belangrijk doel van deze scriptie is dan ook om te ontsluiten wat bekend is over brandstichting door brandweermensen. Daarnaast is een doel om te onderzoeken of en zo ja, welke mogelijkheden er zijn die een preventieve werking hebben om brandstichting door brandweermensen te voorkomen. Al met al hoop ik met deze scriptie een aantal zaken te bereiken, namelijk: Begrip voor en erkenning van het feit dat brandstichting door brandweermensen voorkomt. Begrijpen waarom sommige brandweermensen dit doen. Kennis nemen van welke gevolgen dit heeft op de gemeenschap en de brandweer. Neerzetten van een profiel van brandstichters bij de brandweer. Verantwoording nemen om preventieve maatregelen te treffen om dit probleem te voorkomen. Tenslotte, als het dan toch gebeurt, een overzicht te hebben van acties die ondernomen moeten worden. 1.2. Centrale onderzoeksvraag Als het over het vóórkomen en voorkómen van brandstichting door brandweermensen gaat, is het nodig te weten welke factoren van invloed zijn op brandstichting in het algemeen en welke factoren op brandstichting door brandweermensen specifiek. Daarnaast of en hoe deze factoren te beïnvloeden zijn. De publieke veronderstelling is dat brandstichting juist voorkomt bij brandweermensen. Ik denk dat het niet zo is, maar dat het wel meer aandacht verdient dan thans het geval is. De centrale onderzoeksvraag luidt dan ook: Waarom komt brandstichting (juist) voor bij de brandweer? 1.3. Deelvragen Om deze vraag te kunnen beantwoorden, dient een aantal deelvragen te worden beantwoord, namelijk: 1. wat is er bekend over brandstichting in het algemeen en specifiek door brandweermensen?
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
6
2. hoe verhoudt brandstichting zich tegen de achtergrond van integriteit binnen een professionele organisatie, waarbij ik veronderstel dat brandstichting in feite de zwaarste schending is van het beroep van brandweerman? 3. is er een profiel op te stellen van een brandstichtende brandweerman op basis van de bestaande gevallen en studies? 4. is een dergelijk profiel bruikbaar als toetsingsinstrument voor de brandweer in Nederland? 5. zijn er preventieve maatregelen mogelijk om brandstichting door brandweermensen te voorkomen? 6. en als het dan toch gebeurt, wat kun je dan als brandweerorganisatie doen om de schade te beperken? 1.4. Publieke vooronderstelling dat brandweermensen pyromanen zijn Er is een publieke vooronderstelling dat brandweermensen “wel een beetje pyromaan” zijn. Veel brandweermensen krijgen dat te horen, bijvoorbeeld op feestjes of wanneer mensen vernemen dat men brandweerman is. Indicatief is dat tijdens mijn speurtocht in Nederland naar publicaties over brandstichtende brandweermensen het “google-en” het volgende resultaat opleverde:
Het boek gaat over omgaan met conflicten op het werk en heeft er een wel erg pakkende en stigmatiserende titel voor. Een ander voorbeeld staat in onderstaande case naar aanleiding van een boerderijbrand in Havelte. Op maandag 27 augustus 2007 poseert de vrijwillige brandweer bij een boerderij in Havelte die volledig in de as is gelegd. Sommigen leggen dit uit als de “jager met zijn prooi die dit voor het nageslacht vastlegt” 1. Anderen gaan ervan uit dat de brandweerlieden de
1
Internetsite You Tube
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
7
brand zelf gesticht hebben. Waar dit verondersteld wordt, heb ik dit onderstreept en vetgedrukt.
Brand boerderij in Havelte 27 augustus 2007
Op maandag 27 augustus 2007 poseert de vrijwillige brandweer in Havelte bij een boerderij die volledig in de as is geleged.
Enkele reacties uit het internetforum van You Tube: Brandweermannen zijn sensatiegeyle gasten die graag dit soort foto's willen om de held uit te kunnen op de verjaardag. Het is of je werk of je doet het om mensen te willen helpen. Als je om die reden bij de brandweer zien wil je niet zo op de foto staan. claudi-jaah | 29-08-07 | 16:01 Wie zei hier dat in alle brandweermannen en pyromaan schuilt? Nou? ach en wee | 29-08-07 | 16:23 Hoezo ambtenaren die ook maar hun werk doen? Je gaat als ambulancebroeder toch ook geen foto van jezelf laten maken bij een zojuist overleden patient? Het zal GVD je huis maar zijn (geweest). Duismann | 29-08-07 | 15:57 @ MotjeFM 29-08-07 @ 15:52, Ambulance personeel gaat poseren voor een boomklever of iemand die een hartaanval heeft. Antinl | 29-08-07 | 15:59 Volgens mij heeft links achter die boel van te voren gewoon aangestoken .. hij lacht me net iets te triomfantelijk ! Draaitafel Demagoog | 29-08-07 | 16:04
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
8
@hij doet het alweer 29-08-07 @ 16:14 Het boeit niet eens! Ook al staan ze er op de bus te wachten, het zo sneu om te gaan poseren met je brandweervriendjes voor die woning. Ze zijn verdomme geen voetbalelftal die wat te poseren heeft. Die uitvreters worden door ons betaald om schade en ellende te voorkomen. Dat soort foto's doet meer aan als een soort trofee dan iets anders. claudi-jaah | 29-08-07 | 16:19 Spuitgasten zijn dom, omdat ze hun publiekelijke functie ff vergeten… Olianus | 29-08-07 | 16:42 Gaan ze zulk soort foto s ook maken voordat ze iemand uit een auto gaan zagen,met de auto tussen hun in. Uw Verzekeringsadvis | 29-08-07 | 17:25 Van die typische vrijwilligers: EINDELIJK na jaren oefenen vuur! woeha... In het dorp waar ik opgroeide kende ik van die vrijwilligers die tijdens het bieren voor de lol een bermfik maakten, het alarmnummer belden en dan lachend naar de kazerne raceten om lekker met alle toeters en bellen te mogen uitrukken. Hopeloos. deAmerikaan | 29-08-07 | 18:22 na jarenlang oefenen met 'n pop en een sloopauto bij de vrijwillige brandweer van kuthol,is dit het echte werk;een fucking boerderiebrand,griekenlandachtige taferelen,en na afloop met een stieve piemel op de foto. prowlert | 29-08-07 | 21:43 welke van de 7 heeft een aansteker in zijn zak, mooi hoor jongens echt om trots op te wezen.....lutsers! pim4ever | 30-08-07 | 10:08 Laat het duidelijk zijn dat dit niet de brandweerpost van Havelte is!! maar uit DIEVER. Vele brandweercollega's spreken hier dan ook schande van dat ze op deze manier gaan verheerlijken met leed van anderen. DIEVER zou beter moeten weten zeker omdat je in een glazenhuis staat als hulpdiensten. Nogmaals SCHANDE!!! dit doet de brandweer geen goed. Dus nogmaal dit is niet de post van Havelte maar van DIEVER, want dit heeft Havelte niet verdient om hier mee geassocieerd te worden. Leuk70 | 30-08-07 | 12:06
1.5. Methode van onderzoek In deze scriptie is gekozen voor de methodologische aanpak. Methodologie2 is de leer van het kritisch kijken naar onderzoek en onderzoeksresultaten wat uiteindelijk zal helpen om beslissingen te nemen en met aanbevelingen te komen die de knelpunten zullen elimineren. Vanuit de centrale onderzoeksvraag zijn deelvragen geformuleerd, die middels desk- en fieldresearch zijn geanalyseerd en gewogen om te komen tot onderbouwde logische adviezen. 2
Bedrijfskundige Methodologie, Prof. Dr. Ir. A.C. J. de Leeuw 2005
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
9
Concreet betekent dit dat het door mij gehanteerde onderzoek is gebaseerd op twee onderdelen, namelijk: 1. document- en literatuurstudie en 2. interviews en vragenlijsten met commandanten van korpsen en diverse andere personen. Ad 1 document- en literatuurstudie In mijn zoektocht naar gegevens over pyromanie en brandstichting –zeker in relatie tot brandweermensen- bleek het lastig om in Nederland het gewenste materiaal te verkrijgen. In mediaberichten is er wel wat terug te vinden, maar inhoudelijk is het toch erg beperkt. Daarbij zijn de aantallen die bekend zijn van brandstichtende brandweermensen ook klein. De laatste twaalf jaar zijn er zo’n 20 gevallen bekend geworden. Niet in alle gevallen heeft dit geleid tot een veroordeling Na het mediageweld over de aanhouding van betrokkene, werd het daarna meestal erg stil. Opvallend daarbij is dat het ook binnen de brandweerkorpsen stil is gebleven. De afgelopen jaren zijn er zeer veel thema’s behandeld binnen de brandweer. Veel verhalen zijn geschreven over oefenen, opleiden, kwaliteitsverbetering, regiovorming etc. Typisch is dat over dit precaire onderwerp vanuit de brandweerwereld niets is gepubliceerd, geschreven en nauwelijks is uitgewisseld. Omdat ik een parallel trek met integriteit heb ik ook gekeken naar algemene literatuur hierover en specifieke literatuur hierover met betrekking tot hulpdiensten. Dan blijkt dat overheidsinstanties en daarmede ook bijvoorbeeld politie en defensie hier vrij ver mee zijn. De brandweer blijft in het algemeen ver achter. Gelukkig is in het buitenland hierover meer te vinden. In het buitenlandse literatuuronderzoek heb ik vele concrete gevallen gevonden. Hoewel elk geval op zichzelf al bizar is, heb ik ter ondersteuning enkele meer geruchtmakende en ingrijpende gevallen bij de teksten opgenomen in een kader.
Ad 2. interviews en vragenlijsten met commandanten van korpsen en diverse andere personen Op basis van bekende gevallen heb ik in 2007 interviews gehouden met diverse commandanten die in hun korps te maken hebben gehad met brandstichtende brandweermensen, die al dan niet veroordeeld zijn. Ik heb deze gesprekken gehouden met commandanten omdat zij de hoogste bazen van het korps zijn én zij mij naar mijn mening het beste van informatie konden voorzien. Daarnaast heb ik interviews gehouden met enkele mensen uit bedrijfsleven en politie betreffende het onderwerp integriteit. Dit om inzicht te krijgen hoe deze organisaties om gaan met het onderwerp integriteit. De gesprekken heb ik gehouden voordat ik de literatuurstudie had gedaan. Daarmede was de gespreksstructuur niet gebaseerd op bijvoorbeeld een daderprofiel. Op basis van een FBIprofiel uit de VS heb ik in 2008 nader onderzoek gedaan of en in hoeverre brandstichtende brandweermensen aan dit profiel voldeden. Dit heb ik gedaan door de commandanten van korpsen die –voor zover mij bekend- vanaf 1997 met een brandstichter in het korps te maken hebben gehad een vragenlijst toe te sturen. Deze vragenlijst bevat het FBI-profiel en ik heb hen gevraagd om aan te geven of en in hoeverre hun (verdachte of veroordeelde) korpslid aan dit profiel voldeed.
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
10
1.6. Verantwoording en beperkingen In het kader van de interviews met commandanten hebben wij gesproken over zeer gevoelige, persoonlijke en privacygevoelige kwesties. De letterlijke teksten die te herleiden zijn tot personen heb ik daarom in deze scriptie niet opgenomen, ook niet in de bijlagen. Wel de algemene beelden die eruit zijn ontstaan. De eigen cases die ik zelf heb meegemaakt, heb ik omvangrijker beschreven, maar ook daarbij heb ik geen namen vermeld. In het onderzoek heb ik me beperkt tot Duits- en Engelstalige landen. De reden hiervoor is dat de kennis van overige talen mij nu eenmaal ontbreekt. 1.7. Leeswijzer Met deze leeswijzer wordt hoofdstuk 1 afgesloten. In hoofdstuk 2 vermeld ik een aantal begrippen in verband met brandstichting en brandweer en beschrijf ik enkele theorieën over brandstichting, pyromanie en integriteit. In hoofdstuk 3 ga ik in op de internationale speurtocht naar literatuur en studies. In hoofdstuk 4 beschrijf ik kenmerken (profiel), motieven en modus operandi van brandstichters. Hierin maak ik een keuze voor het meest gangbare profiel van een brandstichter. In hoofdstuk 5 ga ik in op kenmerken (profielen), motieven en gevolgen van brandstichtende brandweermensen. Hierin maak ik ook een keuze voor het profiel van een brandstichtende brandweerman. Tevens geef ik aan in hoeverre Nederlandse brandstichtende brandweermensen passen in het gekozen profiel. In hoofdstuk 6 geef ik aan wat we in Nederland kunnen doen om het aantal brandstichtingen door brandweermensen te beperken of te voorkomen. In hoofdstuk 7 geef ik conclusies en aanbevelingen aan en daarmede ook het antwoord op de centrale vraag waarom brandstichting juist voorkomt bij de brandweer. In de bijlagen geef ik achterliggende informatie aan op het gebied van onder andere literatuur, vragenlijsten en ook gegevens uit diverse landen die verder ingaan op de materie van brandstichting door brandweermensen.
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
11
2. Begrippenkader en gangbare theorieën over brandstichting, pyromanie en integriteit 2.1. Inleiding In dit hoofdstuk ga ik in op de theoretische onderbouwing van deze scriptie. Hierin staat vermeld een aantal begrippen in verband met brandstichting en brandweer. Tevens beschrijf ik enkele theorieën over brandstichting, pyromanie en integriteit. Daarmee geef ik antwoord op de deelvraag wat er bekend is over brandstichting in het algemeen en specifiek door brandweermensen. Tevens staat hierin het antwoord op de vraag hoe brandstichting zich verhoudt tegen de achtergrond van integriteit binnen een professionele organisatie. 2.2. Brandstichting en pyromanie Vaak worden de termen pyromanie en brandstichting door elkaar heen gebruikt. Er is echter een onderscheid tussen pyromanie en brandstichting. Brandstichting Brandstichting is het opzettelijk veroorzaken van brand3. Het is in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht strafbaar gesteld. Het is een zwaar misdrijf, waarvoor de gevangenisstraf bij strafverzwarende omstandigheden op kan lopen tot zelfs levenslang. Pyromanie Pyromanie is kort gezegd de onweerstaanbare drang om brand te stichten. De daad heeft geen enkele specifieke bedoeling. Het is een psychische aandoening. Toelichting Er zijn verschillende definities over pyromanie. De meest gangbare is gebaseerd op de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM). De DSM is ontwikkeld door de Amerikaanse Psychiatrische Associatie en wordt over de hele wereld gebruikt om psychiatrische diagnoses te stellen. In de eerste versie uit 1952 was pyromanie als aanvullende beschrijving opgenomen en niet als een primaire psychiatrische stoornis. In 1968 was pyromanie zelfs verdwenen uit de herziene DSM-II. Pas in 1980 kwam pyromanie terug als een “dwangmatige stoornis die niet elders is beschreven”. In de huidige versie, DSM-IVTR (TR = tekstrevisie) uit 2000, worden de volgende criteria voor pyromanie genoemd: 1. Het gaat om meervoudige, doelbewuste brandstichting; 2. Voorafgaand aan de brandstichting is er een opgewonden gevoel, een spanning; 3. Overdreven belangstelling voor vuur en verwante ‘spiegeltjes en kraaltjes’; 4. Gevoel van ontlading bij daadwerkelijk aanschouwen van vuur; 5. De brand is niet aangestoken om wraak, om geld te verdienen, uit baldadigheid enzovoorts. 6. De brandstichting kan niet verklaard worden uit een andere psychiatrische aandoening, zoals manische depressie of een antisociale persoonlijkheid. Een echte pyromaan moet op alle zes de criteria scoren. Omdat de definitie van pyromanie uit het DSM-IV-TR wetenschappelijk onderbouwd is, gaat mijn voorkeur daar naar uit. Pyromanie is echter zeer zeldzaam en voor deze scriptie maakt het in feite niet uit of het gedrag van de brandweerman voortkomt uit pyromanie of 3
Bron: Wetboek van Strafrecht
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
12
anderszins. In het vervolg van deze scriptie zal ik daarom de meer algemene term brandstichting gebruiken. 2.3. Integriteit Ook over het begrip integriteit bestaan diverse definities. Integriteit4 betekent rechtschapenheid, onomkoopbaarheid en ongeschondenheid. Toelichting Het begrip integriteit is afgeleid van het Latijnse woord in-tangere wat vertaald kan worden als niet aangeraakt. Het verwijst daarmee naar iets dat, of iemand die, onbesmet, onaangetast en ongekreukt is. Wat opvalt bij de meeste definities van integriteit is de negatieve lading die eraan ten grondslag ligt. Integriteit wordt veelal gedefinieerd als de afwezigheid van fraude en corruptie. Een positieve definitie van integriteit en een koppeling met kwaliteit maakt dat integriteit een belangrijk facet wordt binnen alle werkzaamheden en bedrijfsvoeringprocessen. De invulling die door het Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector (BIOS)5 wordt gegeven aan het begrip integriteit bestaat uit drie componenten: kwaliteit, goed ambtenaarschap en goed werkgeverschap. 1. Integriteit is een maatstaf voor het beoordelen van de kwaliteit van het functioneren van personen en organisaties. Het geeft niet alleen de mate van ongeschondenheid en onkreukbaarheid aan, maar is ook een maatstaf of er wordt gehandeld conform de waarden en normen van goed ambtenaarschap en goed werkgeverschap. 2. Goed ambtenaarschap houdt in dat de ambtenaar zorgvuldig en verantwoordelijk omgaat met de bevoegdheden, middelen en informatie waarover hij beschikt ten behoeve van het algemene belang dat hij dient en dat hij op correcte wijze omgaat en rekening houdt met burgers, collega’s, klanten en andere belanghebbenden. 3. Goed werkgeverschap houdt in dat de werkgever verantwoordelijk is voor het voeren van een goed integriteitbeleid. Goed integriteitbeleid is een recht van medewerkers, net zoals een goed arbo-beleid. Integriteit is meer dan het simpelweg naleven van regels. Juist waar regels ontbreken of onhelder zijn zoals in nieuwe, complexe of veranderlijke situaties komt het erop aan dat ambtenaren in staat zijn om op (moreel) verantwoorde wijze te oordelen en te handelen. Het behoort tot de taak van de werkgever om dit oordeelsvermogen te bevorderen. Daarnaast beschermt de werkgever de ambtenaar tegen mogelijke misstappen door (onnodige) integriteitrisico’s en verleidingen in kaart te brengen en weg te nemen. M. Bovens6 geeft aan dat het bij integriteitschendingen vaak gaat over corruptie. Voorbeelden zijn parkeerwachters die de verleiding niet kunnen weerstaan en geld in eigen zak steken. Gevangenbewaarders die té amicaal worden, burgemeester en wethouders die iets te gemakkelijk hun keuken laten verbouwen of hun stoepje laten bestraten. Karsing7 geeft aan dat er vaak een te beperkt begrip is van integriteit en daarmee een verkeerde aanpak om integriteit in de beroepspraktijk te bevorderen. Het wordt vaak versmald tot fraude en corruptie. Het is mogelijk om het begrip integriteit breder te trekken. Zo geeft Hoetjes8 aan dat integriteit direct betrekking heeft op iemands eer en goede naam, op zelfrespect, eigenwaarde, waardigheid en geloofwaardigheid, op zijn morele kaliber. Juist dit begrip dekt 4
woordenboek Van Dale www.integriteitoverheid.nl 6 Integriteit in de beroepspraktijk, Edgar Karssing 7 Integriteit in de beroepspraktijk, Edgar Karssing 8 Integriteit in de beroepspraktijk, Edgar Karssing 5
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
13
voor deze scriptie de lading. Dit nog te meer als de link wordt gelegd om integriteit te koppelen aan de beroepstrots en beroepseer van beroepsbeoefenaren. Met integriteit staat hun morele zelfbeeld op het spel en daarmee hun morele zelfrespect; het gaat dus om morele eigenwaarde en morele trots. Dit is door te trekken naar de integere beroepsbeoefenaar die op betrouwbare wijze zijn taak en functie vervult. Als de integriteit geweld wordt aangedaan dan heeft dat gevolgen voor al degenen die afhankelijk zijn van de beroepsbeoefenaar, maar ook voor het vertrouwen van anderen. Rolintegriteit en klassieke professionals Een interessant aspect hierbij is de term rolintegriteit9. Dit is als volgt uit te leggen. Bij iedere positie die mensen innemen, horen bepaalde handelingen en gedragswijzen die men van de drager van zo’n positie verwacht. Die houdingen en gedragswijzen vormen de met die positie verbonden sociale rol. Sociale rollen zijn bundels van verwachtingen die een samenleving aan de dragers van sociale posities stelt. Dat wil concreet zeggen; de politieman steelt niet, de dokter is niet verslaafd aan drugs en de brandweerman sticht geen brand. Naast rolintegriteit is nog er nog een bijzonder aspect, namelijk dat brandweermensen zijn te kenmerken als klassieke professionals. Klassieke professionals kennen een eigen morele code die verder gaat dan de minimale moraal van de markt. Klassieke professionals hebben ook een zekere “seculiere roeping” en zijn vanuit een belangeloze of zelfs altruïstische attitude dienstbaar aan hun “cliënten”. De relatie met brandstichting is dat daar waar voor iedereen al geldt dat men geen brand dient te stichten (het is ook nog eens strafrechtelijk verboden) dit nog in hogere mate geldt voor de brandweerprofessional. Brandweermensen zijn overheidsdienaren. Het is daarom van belang te weten wat er gebeurt als een integriteitschending bij de overheid plaatsvindt. Burgers maken geen onderscheid tussen de verschillende vormen en taken van de overheid. Ieder incident doet afbreuk aan het vertrouwen dat de burger in de overheid stelt. Dit geldt dus ook voor de brandweer. Integriteitbewustzijn bij elke brandweerman is zo belangrijk, omdat de reputatie van de gehele brandweer en de overheid op het spel staat. Bij een integriteitincident, of dat nou bijvoorbeeld brandstichting is of diefstal tijdens incidentbestrijding, lijdt het imago schade van iedereen die bij de brandweer werkt. Zoals eerder vermeld, zie ik brandstichting door brandweermensen als de zwaarste schending van integriteit. Interessant wordt dan of modellen die algemeen worden gehanteerd in het kader van integriteitbeleid ook bruikbaar zijn voor een dergelijke “doodzonde” die brandweermensen kunnen begaan. Hierop ga ik in hoofdstuk 6 nader in.
9
Integriteit in de beroepspraktijk. Edgar Karssing
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
14
3. Internationale speurtocht naar literatuur en studies 3.1. Inleiding Ik ben in Nederland gaan zoeken via literatuur en vooral internet naar publicaties over brandstichtende brandweermensen. Helaas is hierover weinig te vinden of te ontsluiten. Ik ben daarom verder gaan zoeken in andere landen. Zeker omdat in Nederland de getallen van brandstichtende brandweermensen zo klein zijn, ben ik gaan zoeken naar veel grotere landen. Om de zoektocht enigszins te beperken, vooral vanwege de taal, heb ik de volgende landen onderzocht: Verenigde Staten Groot Brittannië Australië Duitsland In onderstaande paragrafen geef ik per land aan wat ik aan literatuur en/of onderzoek heb gevonden en lardeer ik dit met een of meer bijzondere praktijkgevallen. Duitsland licht ik niet nader toe, omdat de belangrijkste informatie toch uit de drie eerdergenoemde landen komt. 3.2. Verenigde Staten Kengetallen Het aantal inwoners van de Verenigde Staten (VS) bedraagt ruim 300 miljoen. Het totale aantal brandweerlieden bedroeg per 1 januari 2006 1.140.900 personen (beroeps: 316.950 en vrijwillig: 823.950).
Manifestatie Brandstichtende brandweerlieden komen ook voor in de VS. Exacte aantallen zijn niet bekend. Geregeld is er wel een melding van een brandweerman (soms een enkele brandweervrouw) die brand heeft gesticht. Dit zijn vrijwilligers, beroeps, jeugdbrandweerlieden, brandwachten tot een enkele leidinggevende en zelfs commandanten. Soms is het een enkele dader (‘loner’) en soms zijn het groepen die tot georganiseerde brandstichting komen (‘group offenders’). Het varieert verder van een enkele brandstichting tot tientallen keren. Vaak is er lichte schade aan vuilnis en bossages, maar ook komen leegstaande panden en buitenbranden voor. Er is een geval bekend van een gigantische bosbrand waarbij 432 woningen in de as gelegd zijn. Zelfs zijn er branden geweest waarbij collega-brandweerlieden bij het blussen omkwamen! ‘Firefighter set blaze, fellow firefighter dies’.10 Een 26 jarige brandweerman, Jason Hendrix, in Platte County (Kansas) stak op 2 juni 2001 een schuur in brand. Een collega, de 30-jarige Travis Brown, die als bijrijder op een tankerwagen uitrukte naar die brand, verongelukte onderweg door een verkeersongeluk en de chauffeur, Perry McAulley, werd met ernstig letsel opgenomen in het ziekenhuis. Door het Openbaar Ministerie werd Jason Hendrix gevangen genomen en beschuldigd van moord. De 10
Platte County Newspaper The Landmark 2001; http://www.plattecountylandmark.com/local2.htm
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
15
dood werd namelijk gezien als een direct resultaat van de brandstichting. Onderhandelingen tussen de aanklager en de verdediging van Jason Hendrix hebben geleid tot veroordeling van 12 jaar gevangenisstraf voor brandstichting en vernieling van eigendommen. De aanklacht voor moord tegen Travis verviel vanwege het niet hebben kunnen voorzien van het verongelukken van zijn collega. In het noordelijk deel van Platte County, een streek in de buurt van Kansas City, leven families van beide brandweerlieden in dezelfde gemeenschap. Gebroken vertrouwen, vertwijfeling en onbegrip over hoe dit heeft kunnen gebeuren; een verscheurde gemeenschap is het gevolg.
Naast allerlei gebruikelijke motieven voor brandstichting, ontbreken ook hier economische motieven niet. Dit speelt vooral in de natuurbrandbestrijding, zoals bij bosbranden waar brandweerlieden per uur worden ingehuurd en betaald. Het komt ook voor bij bedrijven die bestrijdingsapparatuur verhuren. Overigens komen er ook enkele gevallen voor waarbij brandweerlieden tot brandstichting komen als gevolg van onverwerkte trauma’s in het privéleven (zoals het sterven van een zoontje, gebroken huwelijk en wraak). Veroordelingen Een enkele keer komt het bij gebrek aan bewijs tot vrijlating. In vrijwel alle gevallen van aanhouding komt het echter tot veroordeling tot vele jaren gevangenisstraf en zelfs tot levenslang wanneer er sprake is van slachtoffer(s). Het komt meerdere keren voor dat het voormalige brandweerlieden zijn die opnieuw tot brandstichting komen nadat zij de straf hebben uitgezeten. Op discussieplatforms wordt, wanneer er zich weer een geval voordoet, met een zekere minachting gesproken over het zelfstandig afhandelen van de zaken door de eigen commandant en het niet leren van lessen uit het verleden. Cynisch wordt een enkele keer opgemerkt dat hierdoor een crimineel wordt “vrijgelaten” die elders (na verhuizing) bij een ander korps opnieuw kan overgaan tot brandstichting. ‘Killing your own’11 Op 15 juli 1999 besloten 7 brandweerlieden van het Sequoyah Volunteer Fire Department, gelegen in het landelijke gebied van Hamilton County ten noorden van Chattanooga (Tennessee), indruk te gaan maken op hun commandant. Zij staken een huis in brand en wilden die op een heldenmanier blussen om gedaan te krijgen dat een ontslagen kameraad weer aangenomen zou worden als brandweerman. Het plan om de 27 jarige Daniels Niel Hixson weer in dienst te krijgen, mislukte jammerlijk. Hij raakte tijdens het aansteken van het huis met benzine ingesloten door rook en vlammen en kwam om in de daarop volgende brand. Zijn zes kameraden werden veroordeeld tot 87 jaar gevangenisstraf voor respectievelijk arson, conspiracy and burglary.
Onderzoeken In de Verenigde Staten zijn er nogal wat officiële onderzoeken geweest naar het fenomeen van brandstichting (”arson”). Daarin is ook meegenomen het onderzoek naar brandstichtende brandweermensen (“arson firefighter”). Deze onderzoeken vonden vooral plaats in de jaren negentig van de vorige eeuw. Kennelijk werd toen het probleem van brandstichting en 11
http://www.darwinawards.com/darwin/darwin1999-24.html
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
16
brandstichtende brandweerlieden zo manifest dat dit op diverse –ook landelijke- agenda’s kwam. Een zeer goed onderzoek is beschreven in het technisch rapport van de United States Fire Administration (USFA) in samenwerking met de Federal Emergengy Management Agency (FEMA) uit 2003, getiteld ‘Firefighter Arson’12. De specifieke aanleiding wordt niet vermeld. Waarschijnlijk zijn het enkele gevallen van de grote bosbranden (‘wildfires’) geweest die door brandweerlieden, onder andere uit economische motieven, zijn aangestoken. Het is een vrij uitgebreid rapport dat diep op de materie ingaat. De samenstellers van het rapport geven aan dat de gevolgen van brandstichtende brandweerlieden veel ernstiger zijn dan men eerst veronderstelde. De gevolgen liggen zowel op het sociale als op het maatschappelijke vlak. Het rapport zette alle inspanningen nog eens op een rij die tot dan toe in de individuele staten zijn gepleegd. Daarmee geeft het rapport nadrukkelijk het bewijs dat het fenomeen bestaat en dat het aangepakt kan én moet worden. De gevolgen voor de brandstichtende brandweerman zijn zeer groot. Hij wordt een crimineel en raakt voor vele jaren en soms zelfs levenslang zijn baan, familie en korps kwijt. Hij blijft met zware financiële schulden zitten en zeker als er sprake is van slachtoffers ook met morele “schulden”. De maatschappelijke gevolgen zijn ook ernstig. Eigendommen branden geheel of gedeeltelijk af, onschuldige burgers en zelfs collega-brandweerlieden raken gewond of sterven in de brand. Er is grote materiële schade en het vertrouwen van de samenleving in de brandweer is ernstig beschaamd. De brandweer lijdt forse (beeld)schade en het korps is soms nog jarenlang in verwarring. De personeelswerving stagneert en het leidt tot demotivatie bij andere korpsleden. De inhoud van rapport gaat ook over het ontbreken van een nationale database en het ontbreken van een goede mogelijkheid voor analyse en gerichte preventieprogramma’s. Het beschrijft de profilering van brandstichtende brandweerlieden, de impact op de samenleving en op het brandweerkorps. Tot slot beschrijft het ook preventieprogramma’s waarbij vele initiatieven op plaatselijk en/of staatniveau worden benoemd. Enkele cases verduidelijken de inhoud. De samenstellers zijn het er overigens volstrekt over eens dat juist die enkeling die brand sticht zeker moet worden aangepakt om de integriteit van die andere miljoen vrijwilligers en beroepsbrandweerlieden niet in diskrediet te brengen. Juist zij zijn het die op een eervolle en toegewijde manier elke dag hun professie uitoefenen. Een van de meest spraakmakende zaken is die van een onderzoeker naar brandstichtingen die uiteindelijk zelf werd veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf, wegens brandstichting met dodelijke afloop. Deze zaak heeft geleid tot een bekende documentaire, is uitgegeven als boek en is zelfs verfilmd.
12
Special Report: Firefighter Arson, U.S. Fire Administration, january 2003 by Hollis Stambaugh and Hilary Styron
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
17
‘Firelover’13 John Orr was de beste brandweerman van het Glendale Fire Department. Hij was tevens kapitein en onderzoeker naar brandstichting (‘arson investigator’). Hij kon als geen ander de oorzaken van brand achterhalen en -indien het om brandstichting ging- ook het motief van de dader bepalen. Hij werd legendarisch toen hij de oorzaak van een brand achterhaalde waarbij in 1984 vier doden waren gevallen. Anderen hielden de oorzaak op kortsluiting, maar hij achterhaalde de oorzaak van brandstichting. Nog legendarischer werd hij toen hij uiteindelijk in 1991 werd gearresteerd voor jarenlange brandstichting. Zelfs de doodstraf is geëist, maar uiteindelijk werd hij veroordeeld tot levenslang.
Preventie In de volgende hoofdstukken ga ik nader in op profilering en preventieve maatregelen die genomen kunnen worden. Hier wil ik volstaan met te melden dat er in de VS lokaal en statelijk vele initiatieven zijn genomen, zoals het opnemen van registratie en screening in wetgeving en aanstellingsprocedures. Door het ontbreken van een nationale aanpak blijven de initiatieven echter gefragmenteerd en vanuit federaal perspectief sterk ondergewaardeerd. Nog steeds worden er via de media tientallen gevallen per jaar gemeld van een of meerdere brandstichters binnen de brandweerkorpsen. Samenvatting Brandstichting door brandweerlieden wordt in de VS als een zeer ernstig misdrijf opgevat. Er wordt al meer dan 10 jaar openlijk binnen de brandweer op statelijk en federaal niveau over gepubliceerd, onderzoek gedaan naar motieven, profielen en preventie in de vorm van antecedentenonderzoek, psychologische screening en eventuele vroegtijdige interventie wanneer er sprake is van zich aftekenende patronen van verdachte branden. De FBI en de ‘South Carolina Foresty Commission’ gaven in de jaren ’90 de aanzet om te komen tot zogenaamde daderprofielen. De betreffende onderzoeken beschrijven de bewustwording, preventie en interventiemaatregelen. Het heeft echter (nog) niet geleid tot een nationale aanpak en database. Men beschouwt een nationale database als onontbeerlijk waarin registratie, documentatie, analyse en trendbewaking kan leiden tot structurele vermindering van het fenomeen. In het algemeen betreurt men het hevig -enkele prominente woordvoerders en auteurs spreken zelfs over ‘weed out’ (hardnekkig onkruid)- dat het voorkomen van een of meerdere brandstichters in de rijen van betrouwbare en plichtsgetrouwe brandweerlieden telkens weer leidt tot ernstige beschadiging van het beeld van de individuele korpsen. Het vermindert nog steeds het vertrouwen van het publiek in een overheidsdienst en leidt tot schadelijke gevolgen voor de betrokken slachtoffers. Overigens is de aandacht voor het fenomeen van brandstichtende brandweerlieden ook onderdeel van nog een veel grotere trend. Brandstichting in zijn algemeenheid heeft in de VS een hoge aandachtswaarde, omdat het een zeer groot probleem is met zeer ernstige gevolgen.
13
The Fire Lover; A True Story by Joseph Wambaugh 1996
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
18
3.3. Groot Brittannië Kengetallen Het aantal inwoners van Groot Brittannië bedraagt ruim 60 miljoen (peil 2006). Het totale aantal brandweerlieden bedroeg per medio 2006 ongeveer 68.000 personen (beroeps: 38.000 en vrijwilligers: 30.000). Manifestatie In Groot Brittannië is brandstichting een groot probleem. Het is de hoofdoorzaak van de meeste grote branden met kans op slachtoffers en grote financiële schade14. Mede daarom is er in 2001 een Arson Control Forum15 gestart met als doelstelling om interdepartementaal samen te werken betreffende het probleem van brandstichtingen. Naast de interdepartementale samenwerking participeren hierin ook andere belanghebbenden zoals de Fire en Rescue Service, lokale overheden, de politie, verzekeringsmaatschappijen en overige overheidsdiensten. Onderzoeken Vanwege de impact, schade en omvang van brandstichtingen hebben ook in Groot Brittannië diverse onderzoeken plaatsgevonden. In 2002 is een rapport 16gepubliceerd omdat het aantal opzettelijke branden in de voorgaande 10 jaar was verdubbeld en brandstichtingen de belangrijkste oorzaken waren van grote branden. Dit rapport is gemaakt in opdracht van het Office of the Deputy Prime Minister UK. Het onderzoek geeft een onderscheid aan in redenen waarom mensen brand stichten. Opgemerkt wordt dat het onderscheid grofmazig is en dat iemand vaak niet in een hokje is te plaatsen. De vier motieven om brand te stichten zijn:
Wangedrag en opzet van jongeren Dit betreft zowel jonge kinderen die met vuur spelen als jongeren die brand stichten als een vorm van vandalisme. Opzet Brandstichting wordt gebruikt als een wapen tegen personen of groepen. Hieronder vallen ook brandstichtingen in publieke gebouwen, uitingen van verzet etcetera. Emotionele expressie/gevoelsuitlating Hieronder valt te verstaan dat brand wordt gesticht als een uiting van frustratie, kwaadheid of vijandigheid. Brandstichting wordt eigenlijk gebruikt als een vorm van communicatie om gevoelens te uiten. Hieronder valt ook het vragen van aandacht, roep om hulp etcetera. Tevens vallen hieronder mensen die brand stichten om sexuele frustraties te uiten of sexueel opgewonden te raken (klassieke theorie onder andere van Freud), maar ook personen die leiden aan persoonlijkheidsstoornis, schizofrenie of psychose. Criminaliteit/financieel gewin Het gaat er hierbij om bewijsmateriaal inzake een ander crimineel feit te verdoezelen en andere misdaden te verhullen. Als tweede gaat het ook om financieel gewin, zoals het opstrijken van verzekeringsgelden.
14
Working together : how to set up an arson task force, by the Arson Control Forum, march 2003 Report The Burning Issue: research and strategies for reducing arson, by David Canter and Louise Almond, 2002 16 Report The Burning Issue: research and strategies for reducing arson, by David Canter and Louise Almond, 2002 15
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
19
Opvallend in het rapport is de verwijzing naar personen die brand stichten om in positieve zin in de aandacht te komen, onder andere door de brand te ontdekken of te bestrijden. Aan deze personen wordt een grof profiel gekoppeld, namelijk: mannelijk werkzaam in de beveiligingsbranche en dergelijke onervaren politiemensen of vrijwillige brandweermensen tussen de 25 en 35 jaar oud. Preventie Er is geen specifiek onderzoek gedaan naar brandstichting door brandweermensen. Preventieve maatregelen richten zich vooral op de motieven van daders in het algemeen. Zo is er bijvoorbeeld een apart educatieprogramma voor kinderen in de leeftijd van 4-12 jaar, het Fire Awareness Child Education (FACE)17. Samenvatting Nog steeds is brandstichting in Groot Brittannië een groot en actueel probleem. Er zijn enorme risico’s en kosten mee gemoeid. Het –voorlopig- laatste trieste resultaat van brandstichting is dat in november 2007 vier brandweermensen omgekomen zijn bij het blussen van een brand in een warenhuis in Warwickshire. Het laatste nieuwsfeit is dat de hulpdiensten in het Engelse Northumberland momenteel onderzoek18 doen naar de aanpak van brandstichting en naar de preventie daarvan in Europese landen. Hiervoor heeft deze regio een Europese subsidie gekregen. Projectleider Rob Stacey van de brandweer Northumberland vraagt nu aan brandweer, politie en forensische instituten om hun best werkende methodes en om goede ervaringen te delen in het praktijkonderzoek. De best practices worden in Engeland opgeslagen in een gegevensbank, waaruit andere landen ook kunnen putten wanneer er onderzoek gedaan moet worden naar (preventie van) brandstichting. De projectleiding heeft aan haar collega's in Europa gevraagd om de gewenste gegevens voor 1 maart 2008 in te zenden.
17 18
http://www.lancsfirerescue.org.uk/lfrs/firesafety/face.php http://www.nvbr.nl/fe/index
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
20
3.4. Australië Kengetallen Het aantal inwoners van Australië bedraagt ruim 21 miljoen. Het totale aantal brandweerlieden bedroeg per 1 januari 2004 260.000 personen, waarvan er 240.000 vrijwilliger zijn en 20.000 beroeps. Manifestatie In tegenstelling tot de Verenigde Staten en Groot Brittannië waar brandstichting vooral gericht is op de bewoonde wereld (‘urban structural arson’), speelt in Australië de brandstichting veel meer bij natuurbranden (‘bushfires arson’). Natuurbranden maken Australië, dat een droog en warm klimaat heeft, een van de meest voor brand vatbare landen ter wereld. Sommige natuurbranden worden onbeheersbaar, onvoorstelbaar groot en verbijsterend verwoestend19. Natuurbranden zijn op zich in Australië een onderdeel van het evenwicht binnen de grotere ecosystemen. De verhouding tussen brand en de biotopen is complex. Brand wordt gezien als mediator binnen ontwikkelende ecosystemen, zowel als vernietiger en als brenger van nieuw leven. Het zijn vooral de door de mens veroorzaakte branden die de (fragiele) balans kunnen verstoren, zowel door de brand zelf als door de effecten van die branden op de zogenaamde biodiversiteit. Kleine natuurbranden, die zijn ontstaan door nalatigheid, onweer of door opzet, kunnen in razend tempo, afhankelijk van weercondities, topografische factoren en vegetatie (rijk aan eucalyptusoliën), uitgroeien tot onbeheersbare vuurstormen die alles vernietigen op hun weg en het leven van mensen, dieren en planten doden en tot gigantische schade leiden. De jaarlijkse gemiddelde kosten van natuurbranden bedragen ca. $ 80 miljoen. Natuurbranden onderscheiden zich van andere rampen zoals overstromingen, aardbevingen en stormen doordat deze 48 % van het totale aantal doden en gewonden vergen van alle rampen bij elkaar. Mede naar aanleiding van grote natuurbranden in 2001 rondom Sydney en in 2002 in de buurt van Canberra is er een sterk verhoogde inspanning van alle betrokken partijen om tot het voorkomen en beperken ervan te komen. De toenmalige premier van New South Wales (NSW), de heer Bob Carr, zette de toon door brandstichters als zondebok aan te wijzen20 en kondigde tegelijkertijd een set van (wettelijke) maatregelen aan. Hij wenste hogere straffen en een einde aan de zachte aanpak van politie en het Openbaar Ministerie. Zo is er in 2001 een zogenaamde ‘Strike Force Tronto’ opgericht. Dit is een groep specialisten van onder andere politie, brandweer en Openbaar Ministerie die als opdracht had om stelselmatig onderzoek te doen naar de oorzaken van branden in 2001 en 2002.
19
In 1939 waren er op Zwarte Vrijdag branden die in Victoria 2.000.000 hectaren, 71 levens en 1000 huizen, inclusief een compleet dorp, vernietigden; totale schade $ 750 miljoen. In 1983 waren er op Aswoensdag branden in Victoria en Zuid- Australië die 400.000 hectaren, 75 levens en 2.000 huizen vernietigden; totale schade groter dan $ 400 miljoen. 20 Richard Phillips, ‘Australia: Carr scapegoats “arsonists” over bushfires’, WSWS: News & Analysis: Australia & South Pacific, 2002.
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
21
Brandstichting vormt een belangrijk gedeelte van de oorzaken van de natuurbranden. Onderzoek21 heeft uitgewezen dat bijvoorbeeld in New South Wales 64 % (!) van alle natuurbranden in de seizoenen 2001-2002 en 2002-2003 opzettelijk veroorzaakt was. In geheel Australië wordt dit percentage gemiddeld geschat op 30-50 %22. Dat maakt het daarmede tot een gigantisch probleem. Er werden ook enkele branden gesticht door brandweerlieden. Het eerder genoemde ‘Strike Force Tronto’ onderzocht van 2001 tot 2004 in totaal 1.500 verdachte branden. Dit resulteerde in 50 arrestaties waarvan er 11 vrijwilliger waren bij de NSW Rural Fire Services. Deze organisatie telt een totale populatie van ca. 69.000 vrijwilligers23. Opvallend is dat er in Australië voor brandstichting nauwelijks branden in gebouwen en bezittingen gemeld worden. De Ben-casus24 Toen de branden in het zogenaamde brandseizoen van 2001-2002 op het hoogst woedden en brandweerlieden volstrekt aan hun limieten zaten, maakte Ben hen het leven nog moeilijker. Van januari tot maart 2002 stichtte hij 25 ‘bushfires’ in de staat New South Wales. Ben groeide op in een regionale stad en verliet school na 10 schooljaren. Hij werkte bij een fastfoodketen en een autowasstraat. Hij werd daar ontslagen wegens ‘slapjanusserij’. Hij kreeg geen baan meer en ging inbreken. Hij werd gearresteerd en veroordeeld tot 12 maanden gevangenis. Hij koesterde de ambitie beroepsbrandweerman te worden. Hij kwam echter niet door de selectie heen vanwege te lage scholingspotentie. Hij schakelde over naar de vrijwillige brandweer in de hoop dat als hij daar excelleerde, de erkenning hem zou helpen om alsnog een baan als beroeps te krijgen. Hij startte als vrijwilliger in januari 2001 in zijn eigen woonplaats en begon daar ‘bushfires’ te stichten. Hij kreeg enige erkenning in het eigen korps en in de lokale kranten en stopte met brandstichten. Toen hij de beelden van 9/11 zag, begon hij vurig te verlangen naar de erkenning die de New Yorkse brandweerlieden als helden genoten. Hij startte een serie brandstichtingen op drie plaatsen in de staat NSW. Telkens meldde hij zich aan bij de plaatselijke brandweer. Tijdens zijn laatste serie kreeg een van de leidinggevenden argwaan. Hij verscheen namelijk altijd in vol ornaat, verzorgde vaak zelf de melding en was als eerste ter plaatse. Deze leidinggevende zocht contact met de andere brandweerkorpsen waar hij lid was geweest. De bevindingen waren voldoende om hem onder observatie te plaatsen, waarna hij op 22 april 2002 werd gearresteerd. Hij bekende 25 brandstichtingen. Bij ondervraging gaf hij aan een held te willen zijn en soms uit verveling tot de misdaad gekomen te zijn. Brand gaf hem een gevoel van prestatie; iets volbracht te hebben. Hij was volgens het psychiatrische rapport niet geestesziek (dus toerekeningsvatbaar) en realiseerde zich dat door zijn acties mensen konden sterven in het vuur. Hij werd veroordeeld tot 2 jaar gevangenisstraf.
21
NSW Rural Fire Services, databases. Bryant C.J. & Willis M 2006, ‘Human caused: reducing the impact of deliberately lit bushfires. Life in a fireprone environment: translating science into practice’. Proceedings of the 10th Biennial Australasian Bushfire Conference 2006. Brisbane, 6-9 June 2006. Brisbane Griffith University. 23 Matthew Willis, ‘Bushfire Arson: A review of the Literature’, Research and Public Policy Series, Australian Institute of Criminology, Canberra 2004. 24 BushFIRE Arson Bulletin, Fire fighter arson: part 3- a case study, Australian Government, Australian Institute of Criminology, Canberra, 5 July 2005. 22
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
22
Veroordelingen Vrijwel iedere verdachte wordt uiteindelijk veroordeeld. Er zijn veroordelingen met straffen van 2 tot 4 jaar. Het totale aantal veroordelingen is onbekend. Wel zijn de strafmaten voor brandstichting in 2005 verhoogd als uitvloeisel van de initiatieven van voormalig premier Carr. Onderzoeken Mede vanwege de enorme consequenties van bosbranden en brandstichting hebben er vanaf eind jaren ’90 diverse onderzoeken plaatsgevonden. Voor zover het betrekking heeft op profilering worden deze in de volgende hoofdstukken nader besproken. De belangrijkste onderzoeken die een goed beeld schetsen van de problematiek en mogelijke oplossingen geef ik hieronder weer. In 1998 werd tijdens het National Conference for Fire Service Personnel voor het eerst publiekelijk gesproken over het thema van brandweerlieden die brand stichten. Australian Institute for Criminology (AIC) Het Australische Instituut voor Criminologie (AIC), onderdeel van het Ministerie van Justitie, kwam in augustus 2002 met een publicatie25 binnen de serie trends en issues over brandstichting, motieven en oplossingen. De auteur, Richard N. Kocsis, gaat in op de sterk gestegen misdaadcijfers en benoemt de mogelijke motieven van brandstichters en oplossingen (‘therapy, prevention or punishment?’). Bij het zoeken van publiciteit in het kader van publieke betrokkenheid en alertheid, legt hij de vinger op de gevaren zoals het heldengedrag van brandweerlieden. Hoewel de brandweer veronderstelt dat dit fenomeen weliswaar zeldzaam lijkt voor te komen, wijzen eerdere publicaties op een hogere frequentie. Het zoeken van de publiciteit zou ook aantrekkingskracht kunnen hebben op “verkeerde” persoonlijkheden. Als logische stap ziet Kocsis een psychologische ‘screening’. Hij beveelt deze vooral aan voor vrijwillige korpsen omdat de beroepskorpsen al een dergelijke screening kennen. Diverse vrijwillige korpsen bekijken deze screeningsmethode echter met argwaan en vrezen dat dit hun “visvijver” verkleint. Ook beveelt Kocsis aan om de betaling per uur of per uitruk van vrijwilligers opnieuw te overwegen om brandstichting vanwege financieel gewin onaantrekkelijker te maken. Annual Report (AIC) In het jaarrapport van het Australische Instituut voor Criminologie (AIC) is een aanpak geschetst over de aanpak van brandstichting. Binnen deze aanpak heeft het thema van brandstichtende brandweerlieden een (bescheiden) plaats. Vooral de start van de uitgave van de zogenaamde ‘arson bushfire bulletins’ en het literatuuroverzicht hebben stevig bijgedragen aan het verder beperken en voorkomen van brandstichting. Hieronder worden deze twee belangrijke producties behandeld. BushFIRE Arson Bulletin (AIC, Bushfire CRC and ACT Department of Justice and Community Safety). Op 9 november 2004 is gestart met de indrukwekkende uitgave van zogenaamde “BUSHfire Arson Bulletins”26. Een gezamenlijk initiatief van het Australische Instituut voor 25
Richard N. Kocsis, ‘Arson: exploring motives and Possible Solutions’, Australian Institute of Criminology, Canberra, August 2002. 26 An initiative of the Australian Institute of Criminology, the Bushfire CRC and the ACT Department of Justice and Community Safety.
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
23
Criminologie (AIC), het researchcentrum voor natuurbranden (CRC) en het Ministerie van Justitie en Binnenlandse Veiligheid. Maandelijks wordt een thema behandeld over brandstichting in relatie tot natuurbranden. De bulletins 16, 17 en 18 zijn gewijd aan brandstichtende brandweerlieden27. In deze drie bulletins wordt ingegaan op de ernstige gevolgen van de daad zelf, maar vooral ook die voor de schade van het publieke vertrouwen dat de burger heeft van de brandweer (immers een overheidsdienst). Zelfbevestiging door aandacht en erkenning worden als de meest in het oog springende motieven genoemd. Het open bespreken van dit probleem dat eens verborgen was, is een stevige stap naar het vóórkomen van dit misdadige gedrag.
Bushfire Arson: A Review of the literature In het kader van de eerder genoemde aanpak van het Australische Instituut voor Criminologie is er een integrale studie gestart naar alle relevante literatuur28. De hoge kosten, de bedreigingen voor het milieu (uitstoot rook en as) en voor de ecosystemen van planten en dieren, verlies van bebouwing, goederen en levens leidden tot de vraag waarom mensen branden stichten. Niet alleen als uitleg achteraf aan verbijsterde leefgemeenschappen. Echter, juist door kennis te verkrijgen, kunnen de gevolgen van brandstichting worden beperkt, onderzoek naar brandoorzaak worden verbeterd, brandstichters worden gegrepen en begrepen (motieven), behandelingen plaatsvinden (profielen) en preventiemaatregelen worden genomen. De studie biedt een stevig platform voor verder integraal onderzoek naar en oplossingen voor brandstichting in de ‘bush’. In dit rapport is een plaats ingeruimd voor brandweerlieden die brandstichten29. Er wordt verwezen naar de opmerkelijke resultaten van de ‘Strike Force Tronto’. Voor een belangrijk gedeelte van dit rapport wordt de beschikbare literatuur vanuit de ‘United States of America’ geëxploreerd30. Beschreven wordt dat de brandweer een positieve bijdrage levert aan de gemeenschap en dat het aantal brandweermensen dat brand sticht weliswaar gering is. Toch wordt gesteld dat brandstichting door brandweermensen nog meer aandacht verdient dan “gewone” brandstichting. De redenen hiervoor zijn de bijzondere gevolgen van dit fenomeen. Zo kunnen er dezelfde verwoestende gevolgen optreden als bij “normale” brandstichting, zoals potentieel of feitelijk overlijden, lichamelijk letsel en materiële schade. Het is echter ook mogelijk dat in sommige gevallen een brandweerman gebruik kan maken van zijn kennis en ervaring om een meer 'geslaagde' brand te creëren die maximale schade veroorzaakt. Het kleine aantal brandweerlieden dat brand sticht, heeft een enorme impact op de samenleving, het (vrijwillige) brandweerkorps en de overheid. Deze impact leidt tot officiële erkenning van de problematiek. De motieven en de profielen van de brandweerlieden worden uitgebreid vergeleken met die van de USA31.
27
BushFIRE Arson Bulletin nr. 16 Firefighter arson: part 1-incidence and motive, nr. 17 Firefighter arson: part 2- profile, nr. 18 Firefighter arson: part 3- a case study, Australian Government, Australian Institute of Criminology, Canberra, June and July 2005. 28 Matthew Willis, ‘Bushfire Arson: A review of the Literature’, Research and Public Policy Series, Australian Institute of Criminology, Canberra 2004. 29 Matthew Willis, ‘Bushfire Arson: A review of the Literature’, Research and Public Policy Series, Australian Institute of Criminology, Canberra 2004, chapter 7 ‘Firefighters: a special case?’ page 98-104. 30 Zie hiervoor hoofdstuk 5.1 “United States of America”van dit rapport 31 United States Fire Administration USFA, ‘Firefighter arson; special report’, Emmitsburg, January 2003.
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
24
Preventie krijgt eveneens een plaats binnen het rapport. Onder verwijzing van maatregelen die al in de VS worden genomen, worden antecedentenonderzoek en psychologische ’screening’ verder uitgewerkt als zeer bruikbare instrumenten om de instroom van potentiële brandstichters te voorkomen. De New South Wales Rural Fire Service wordt genoemd als een van de korpsen die voor kandidaten het antecedentenonderzoek heeft ingevoerd32. De auteur volgt tot slot de ontwikkelingen in eigen land die zich richten op validatie van bestaande psychologische testen die vooral in Nieuw Zeeland al succesvol geweest zijn. Preventie Zoals hiervoor in de rapporten is beschreven, is men in Australië een heel eind op weg met preventieve maatregelen. Zowel voor brandstichters in het algemeen als die voor brandweermensen in het bijzonder. Bijzonder is de aanpak die een zekere mevrouw Rebekah Doley33 hanteert. Omdat dit specifiek ingaat op screening, wordt dit in hoofdstuk 6 nader toegelicht. Samenvatting Opvallend is de integrale aanpak van de problematiek van brandstichting. Zowel in de zin van de enorme gevolgen die het kan hebben, maar zeker ook in de zin van maatregelen ter voorkoming en ter behandeling van daders.
32
Saffron Howden, ‘Police check volunteer firefighters, News.com.au. July 2004. Rebekah Doley is a criminal behaviour analyst and consulting psychologist, specialized in the analysis of arson in Australia 33
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
25
4. Profiel, motieven en modus operandi van een brandstichter 4.1. Inleiding Alhoewel er in Nederland weinig informatie te vinden is over pyromanie, steekt het toch telkens de kop op. Een van de laatste keren nog bij de branden in ’t Zandt waarbij De Telegraaf het volgende artikel “kopte” en daarbij toch tenminste de suggestie wekte dat de pyromaan niet alleen onder de inwoners van ’t Zandt was, maar misschien ook nog wel onder de voormalige brandweer van dit dorp.
'Pyromaan is onder ons' door de redactie do 25 okt 2007, 10:20
AMSTERDAM - Angst regeert het Groningse gehucht 't Zandt Uit het zicht van de dorpelingen speurt een rechercheteam van de politie Groningen - met maar liefst veertien rechercheurs! - koortsachtig naar aanwijzingen omtrent de vasthoudende dorpspyromaan, die het vooral heeft voorzien op leegstaande panden. De dorpskern is inmiddels zwaar beschadigd door de reeks 'successen' van de brandstichter, de brandgeur valt overal op te snuiven: drie afgebrande huizen, uitgebrande schuurtjes, een vernielde woonwagen en tal van brandstichtingen, die ternauwernood werden ontdekt voordat er grote schade ontstond. Iedereen wordt door de dorpelingen met argusogen bekeken. "Wat komt u doen" vraagt een dorpsbewoner, leunend met één klomp op zijn spade. "Veel brandstichtingspogingen zijn nog niet meegerekend. Hij heeft al véél vaker toegeslagen." Volgens hem is de dader een dorpeling: "Hij moet erg goed bekend zijn met de omgeving, want hij weet elk stil steegje en paadje achterom." De politiepost die begin deze week is ingericht, houdt de dader niet tegen, voorspelden de dorpelingen. "Het heeft geen zin hier rond te rijden." De voorspelling kwam uit: dinsdagavond stichtte de pyromaan brutaalweg brand in de kantine van de tennisvereniging, praktisch onder de neus van de surveillerende agenten. De brandstichter gebruikt een doortrapte methode, zeggen eigenaren van afgebrande woningen: op een glazen fles wordt een brandende kaars gezet, met daaromheen een berg brandbaar materiaal. Wanneer de kaarsvlam het brandbare materiaal bereikt, ontstaat een stevig vuur. Door de 'kaarsmethode' heeft de brandstichter uren de tijd om zich uit de voeten te maken voordat er sprake is van een uitslaande brand. "Zo sloeg hij óók toe bij mij", zegt de 23-jarige Chris Schoonveld. Hij kocht zes maanden geleden de oude woning van zijn grootouders, aan de Hoofdstraat 92. Na zes maanden verbouwen, sloeg de pyromaan toe op 17 september. Nu resteert slechts een geblakerd skelet.
Dezelfde methode werd ook gebruikt door de pyromaan bij een poging om de voormalige brandweerkazerne in het dorp in lichterlaaie te zetten. Peter Wolthuis, ploegchef van de recent opgeheven dorpsbrandweer: "De kaars
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
26
werd op tijd ontdekt door Klaas Zwier, óók een voormalig brandweerlid. Vanwege alle brandstichtingen in leegstaande gebouwen, deed hij preventieve controlerondes door de oude kazerne. En warempel: op 24 september vond hij op de zolder de brandende kaars, te midden van een berg papier en andere brandbare spullen." Sommige dorpsbewoners vinden het overigens ál te toevallig dat een pyromaan is opgedoken, vrijwel direct na het opheffen van de 'Blusgroep 't Zandt'. Onder de brandweerlieden heerst enorme frustratie over de botte wijze waarop zij door het gemeentebestuur werden 'bedankt' voor hun jarenlange tomeloze inzet. De blusploeg is echter nog steeds een hechte mannenploeg, die zich heeft toegelegd op het restaureren van een prachtige, veertig jaar oude brandweerwagen, gestald in de voormalige kazerne, die bijna óók in de as werd gelegd. "Alle twintig leden van onze brandweervereniging zijn inmiddels gehoord door de recherche", zegt ex-ploegchef Wolthuis, die zelf vorige week aan de tand is gevoeld. "Ons verdenken is begrijpelijk, maar er zijn géén feiten die één van ons aanwijzen als verdachte. Voor elke ex-brandweerman steek ik mijn hand in het vuur", aldus Wolthuis, die in Delfzijl bij AKZO Nobel werkzaam is als beveiliger en ad-interiminstructeur bedrijfsbrandweer. Maar is het niet ook een beetje toevallig dat juist de brandstichting in de oude kazerne niet slaagde? "Nee, het was geen halfslachtige poging om oud-brandweerlieden als verdachten uit te sluiten. Als het niet tijdig was ontdekt, was de hele boel afgebrand. Inclusief onze trots: de antieke brandweerwagen", aldus Wolthuis. "Eén van ons pyromaan, dat zou wel héél gek zijn natuurlijk", verzuchten ook ex-brandweerlieden Martin Knol en Ben de Geus. Burgemeester Albert Rodenboog en politiechef Willem Westendorp hopen dat de dader snel wordt gepakt. Rodenboog: "Dit hakt erin bij een kleine gemeenschap. Het was bijna een maand rustig geweest. We hadden zó gehoopt dat de nachtmerrie voorbij was." Hoe moeilijk kan het zijn om een pyromaan te vinden onder dorpelingen? Politiechef Westendorp zegt nog geen verdachten op de korrel te hebben: " We kunnen ons geen misser veroorloven, als we iemand oppakken, schuldig of onschuldig, dan is die voor altijd gebrandmerkt."
In het dorp werd wel gefluisterd dat een gefrustreerde (in verband met sluiten van de kazerne) oud-brandweerman wraak zou willen nemen. Uiteindelijk is op 19 december 2007 een 20jarige verdachte aangehouden. Deze is overigens geen brandweerman.. Voor zover er al informatie over pyromanie is, is deze lastig te ontsluiten. In dit hoofdstuk geef ik eerst enige algemene beeldvorming aan en vermeld daarna wat enkele deskundigen over brandstichting vermelden. Ik maak daarbij een uitstap naar het buitenland waar veel meer over dit onderwerp is te vinden. Ik beschrijf daarbij vooral de situatie in de VS. Ook uit andere landen, zoals België, Groot Brittannië en Australië is zeer interessante informatie beschikbaar. Deze informatie is in bijlage 3 aangegeven. De keuze voor de VS komt voort uit het feit dat dit het grootste land is met de meeste onderzoeken naar het fenomeen brandstichting en dat daardoor een zo goed mogelijk beeld ontstaat. Uiteindelijk gaat het erom een profiel aan te geven van een brandstichter. Als er immers een profiel te maken is, dan kan dat ook gebruikt worden om personen op te toetsen, ter opsporing en ter voorkoming. Daarmee geeft dit hoofdstuk een positief antwoord op de vraag of er een gangbaar profiel op is te stellen van een brandstichter op basis van de bestaande gevallen en studies. Naast het profiel komen ook motieven en de wijze van werken (modus operandi) aan de orde.
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
27
4.2. Profiel van een brandstichter in Nederland 4.2.1. Het beeld van een pyromaan uit films en boeken34 Een beeld van pyromanen is geschetst door de film Backdraft uit 1991. In die film draait het onder andere om een brandstichter die gepakt moet worden. Dat valt niet mee. Daarom wordt er een specialist geraadpleegd, namelijk een pyromaan die in de gevangenis zit. Het lijkt een beetje op het verhaal van de psychopaat Hannibal Lecter in Silence of the Lambs. Daarbij ontstaat een beeld dat een pyromaan een hyperintelligente freak is die gebouwen in brand steekt. Dit beeld wordt ook bevestigd door het boek over en de verfilming van John Orr, de slimme brandonderzoeker uit de Verenigde Staten, die veel brandstichters opspoorde, maar uiteindelijk ook zelf werd veroordeeld voor brandstichting.35 De werkelijkheid is echter anders. Uit onderzoek blijkt dat opgepakte brandstichters vrijwel nooit aan de diagnose van pyromanie voldoen. Er is meestal wel een andere reden voor de brandstichting aan te wijzen. Opmerkelijk is in dit kader een onderzoek van de FBI uit 1997. Daarbij moesten brandonderzoekers van diverse instanties, zoals politie, brandweer en verzekeringsmaatschappijen in hun eigen woorden omschrijven wat de kenmerken van een pyromaan zijn. Geen van de 603 deelnemers had een beschrijving die voldeed aan de criteria van DSM-IV-TR. Sterker nog, de beste beschrijving kwam slechts voor 55% overeen met de DSM-IV-TR. Dat betekent dat brandonderzoekers kenmerken van pyromanie gebruiken die niet gebaseerd zijn op wetenschappelijk onderzoek. De conclusie is dat er een gat is tussen wat men gelooft wat waar is en datgene wat werkelijk waar is. Deze constatering staat niet op zichzelf. In de afgelopen decennia zijn diverse theorieën over pyromanen gepubliceerd die niet op feiten gebaseerd zijn. De eerste verzinsels komen bij Freud vandaan. Freud zag pyromanie als een symbolische masturbatie. In 1932 verdedigde hij de stelling dat de vorm en beweging van vlammen overeenkomen met “de fallus in actie”. Ook de warmtestraling van vuur zou lijken op de gloed van seksuele opwinding. Andere hersenspinsels komen van een zekere mijnheer Scott.36 Hij meende in 1977 dat pyromanen beschikken over een lage intelligentie, slecht kunnen omgaan met het sociale leven, vaak hun baan kwijt raken, seksueel gefrustreerd zijn, geen stabiele relaties aan kunnen en te veel alcohol gebruiken. Omdat de werkelijkheid vaker anders is dan de beeldvorming, zoals die hiervoor is beschreven, ga ik in de volgende paragrafen in op wat enkele deskundigen in binnen- en buitenland over dit onderwerp vermelden. 4.2.2. Profiel door Ernst Ameling, Pieter Baan Centrum De heer Ernst Ameling was verbonden als psycholoog aan het Pieter Baan Centrum, de psychiatrische observatiekliniek voor het gevangeniswezen. Volgens hem37 is er een aantal algemene dingen over pyromanen te zeggen. Het zijn vaak jonge, sociaal gehandicapte mannen, zonder veel familie en vrienden, zonder relatie, vaak ook zonder werk. Vaak komen ze uit gebroken gezinnen, hebben weinig zelfvertrouwen en waren op school altijd het pispaaltje. Door hun introversie en gebrek aan sociale vaardigheden verloopt het contact met andere mensen vaak onbeholpen. Door brand te stichten laten ze van zich horen. Ze zijn altijd zo vernederd en nou benadelen zij eens iemand anders. Want ze brengen mensen natuurlijk behoorlijk in moeilijkheden door de rookwolken, vlammen, sirenes etcetera. Zij komen in de krant, voelen zich daardoor ineens de held en krijgen aandacht. Volgens Ameling komt 34
Website “Brandweer.nl” zie hoofdstuk 2, beschrijving case John Orr (Firelover) 36 Scott D (1977) Malicious Fire Raising, The Practioner 37 De Groene Amsterdammer 19 april 1995 en Radio Wereld Omroep 7 december 2007 35
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
28
pyromanie of seriebrandstichting in Nederland ongeveer 25 maal per jaar voor. Hij onderscheidt drie soorten brandstichters: 1. De grootste groep zijn degenen die een bewust agressieve daad plegen. Het gaat dan vaak om wraak of vandalisme. Dit heeft niets met pyromanie te maken. 2. Er is een kleinere groep die onder invloed van bevelshallucinaties iets in brand steekt. Dit zijn heel zieke mensen die stemmen horen. Ook dit heeft niets met pyromanie te maken. 3. Een heel kleine groep – de “echte” pyromaan- heeft een ziekelijke neiging tot brand stichten, die moet dat steeds weer doen. Het is een drang en na afloop volgt een ontlading. Dit zijn mensen die agressieve gevoelens hebben waarmee ze zich geen raad weten. Ze hebben moeite met impulsen en driften in het algemeen. De twee pijlers van het driftleven, agressie en seksualiteit, zijn beide onderdrukt. Vaak speelt dit ook tegen de achtergrond van een streng religieuze moraal. Kinderen in een streng gereformeerd gezin bijvoorbeeld die leren vaak niet met hun driften om te gaan. Niks mag. Seksualiteit is taboe, masturbatie en agressie ook. De vlammen hebben voor deze mensen een ontladende functie. De brandstichting zelf vindt vaak plaats onder forse invloed van alcohol. Vaak hebben deze mensen drank nodig om brand te stichten, omdat ze zo geremd zijn. Door te drinken durven ze pas. Ze gebruiken de alcohol ook om hun schuldgevoel weg te spoelen. Een pyromaan gaat meestal van kwaad tot erger. Hij begint vaak met kleine brandjes, bijvoorbeeld in vuilcontainers. Zodra hij aandacht krijgt van de media, steekt hij grotere objecten aan. Op den duur is de belangstelling niet genoeg, omdat hij anoniem blijft. Na verloop van tijd laten ze soms een soort “handtekening” achter voor de politie op de plaats delict. 4.2.3. Profiel door Justitie38 De Centrale Recherche Informatiedienst (CRI) hanteert een daderprofiel waarbij de typische pyromaan een brandstichter is die handelt zonder (politieke) motieven, winstbejag of wraak. Hij is jong en opereert meestal alleen. Vanwege opsporingsredenen is dit daderprofiel niet openbaar. 4.3. Profiel door deskundigen in buitenland Zoals in de inleiding aangegeven, beschrijf ik hier de situatie uit de VS. In bijlage 3 geef ik een nadere beschrijving uit andere landen, zoals België, Groot Brittannië, Australië en Duitsland. In de VS zijn verschillende onderzoeken gedaan naar brandstichting. De redenen hiervoor zijn divers. Een van de redenen is dat vanwege de omvang van het land en de bevolking brandstichting vaak voorkomt. Een andere reden is dat brandweerkorpsen in de VS heel vaak zelfstandig brandonderzoek doen en daarover rapporteren. Het is er heel gebruikelijk dat brandweerkorpsen –al dan niet in samenwerking met elkaar- eigen brandweeronderzoekers hebben (“arson investigators”). Een aantal opmerkelijke studies en onderzoeken zal ik hierna vermelden.
38
Website “brandweer.nl”
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
29
4.3.1. R.H. Wood R.H. Wood39 heeft in het kader van zijn “master degree for philosphy” aan de Newcastle University onderzoek gedaan naar brandstichtingen in Cleveland. Hij concludeert dat er geen echt duidelijk en typisch brandstichter patroon is; iedereen heeft verschillende motieven, doelen en sociale profielen. Enkele elementen die eruit naar voren komen: • de piek van brandstichtingen ligt tussen 15.30 en 22.30 uur • de gemiddelde leeftijd is 12,1 jaar (n.b.: veel brandstichtingen worden veroorzaakt door jonge kinderen) • brandstichters wonen in wat minder ontwikkelde wijken • de afstand tussen woning en plaats van brandstichting is minder dan 750 meter.
4.3.2. Federal Emergency Management Agency (FEMA) In 1997 werd in nauwe samenwerking tussen FEMA, United States Fire Administration (USFA) en het National Fire Data Centre een onderzoek40 gestart naar de aard, omvang en maatschappelijke gevolgen van brandstichting. Men was van mening dat brandstichting niet langer gezien kon worden als een ‘papieren’ verzekeringskwestie met uitsluitend beperkte consequenties voor verzekeraars. Brandstichting was inmiddels een nationaal probleem geworden dat de onderzoekers voor het voetlicht wilden brengen. Zij wilden het beeld van brandstichting voor het publiek wijzigen. Brandstichting is namelijk een ernstige misdaad. De getallen zijn verbijsterend. In 1994 waren er 548.500 branden als gevolg van brandstichting, waarvan 107.000 gebouwen. De brandstichtingen zorgden voor 560 doden, 3.440 gewonden en 3,6 miljard dollar aan brandschade. Het werd dus erkend als een ernstig maatschappelijk probleem. Bovendien werd geconstateerd dat het brandoorzaak nummer één is van alle branden. Het is tevens de tweede oorzaak van het omkomen van mensen bij brand in woningen. Een profiel van een brandstichter wordt niet echt genoemd. Wel zijn er enkele verwijzingen naar andere rapporten en onderzoeken, onder andere van de FBI. 4.3.3. Federal Bureau of Investigation (FBI) 41 Zoals blijkt, zijn er binnen de VS door diverse instituten en organisaties diverse profielen weergegeven. Een van de belangrijkste daarvan is de FBI. Mede gelet op de gerenommeerdheid van deze organisatie kies ik ervoor om het profiel van de FBI te gebruiken. Een belangrijke opmerking bij de profilering is dat het is gebaseerd op basis van gearresteerde brandstichters. Daarmee is het geen representatie van de gehele populatie aan brandstichters. Wel wordt aangegeven dat het toch een realistisch beeld geeft. Het is een onderzoek gedaan over de periode van 1982 tot 1991. Daaruit komt het volgende naar voren: • 40% is jonger dan 18 jaar • 65% is jonger dan 25 jaar 39 Arson: A Geographical, Demographic and Motivational Perspective. M.Phil. Thesis. University of Newcastle upon Tyne, by Wood, R.H. (1999). 40 Attacking the violent crime of arson, USFA (ook oktober 2004) 41 Essential Findings from a study of serial arsonists, FBI Academy, 1998
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
30
• • • • • • • • • •
87% is van het mannelijke geslacht 75% is blank het merendeel heeft problemen in de relationele sfeer het merendeel heeft matige tot slechte prestaties op school het merendeel is bekend met eerdere criminele activiteiten een groot deel heeft een verleden in kindertehuizen of gevangenis meer dan de helft heeft een bijzonder medisch verleden, waarvan een groot deel in psychische vorm (een groot deel daarvan heeft pogingen tot zelfdoding gedaan) het merendeel heeft geen baan of een zwak arbeidsverleden het merendeel heeft geen goede binding met een van de ouders gehad het merendeel ervaart mislukkingen in het leven of problemen in het omgaan met relaties of moeilijke kwesties.
4.4. Motieven van een brandstichter Ernst Ameling E. Ameling , heeft –gerelateerd aan het profiel- drie soorten brandstichters weergegeven, waaraan diverse motieven zijn gekoppeld. Dit is weergegeven in paragraaf 4.2.2. Kort herhaald zijn dit: 1. agressie, wraak en vandalisme. 2. ziekte (zoals bevelshallucinaties). 3. psychische problemen. J. Gerrits, psychiater en getuige deskundige42 Sommige deskundigen, zoals J. Gerrits, werkzaam als psychiater en getuige-deskundige voor de rechtbank, gaan er vanuit dat er altijd een verband is met seksualiteit. Gerrits hanteert een ruimere definitie van het begrip pyromaan. Als iemand vreugde aan vuur beleeft, spreekt hij al van pyromanie. Het hoeft volgens hem dus niet altijd iemand te zijn die uit een ziekelijke drang branden sticht. Een seriebrandstichter is dan ook een pyromaan. Het motief komt hier voort uit seksualiteit. R.H. Wood43 R. Wood geeft als meest voorkomende motief vandalisme aan. Federal Emergency Management Agency (FEMA) Uit het gezamelijke onderzoek44 “Attacking the violent crime of arson, USFA” van de FEMA, USFA en NFDC komen de volgende motieven naar voren: • wrok en wraak • vandalisme • fraude • verbergen van andere misdaden.
42
De Groene Amsterdammer, 19 april 1995 Arson: A Geographical, Demographic and Motivational Perspective. M.Phil. Thesis. University of Newcastle upon Tyne, by Wood, R.H. (1999). 44 Attacking the violent crime of arson, USFA (ook oktober 2004) 43
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
31
Federal Bureau of Investigation (FBI) Uit het rapport Essential Findings from a study of serial arsonists45 komen de volgende motieven voor brandstichting naar voren: • wraak • spanning • vandalisme • geldelijk gewin • verdoezelen van andere criminele feiten • zware psychologische problemen. Samenvattend overzicht motieven In een tabel samengevat ontstaat het volgende beeld. Tabel 1. overzicht motieven brandstichters E. Ameling J. Gerrits motieven
Wrok/wraak Spanning Vandalisme Fraude/geldelijk gewin Verbergen andere misdaden Psychische problemen Seksualiteit Onbekend
CRI
x x x
R.H. Wood
FEMA/USFA
x x
x
FBI
x x
x x x x
x
x
x x x
Uiteindelijk zijn de motieven van de FBI het meest omvattend.
4.5. Modus Operandi Betreffende de wijze van werken van brandstichters heb ik geen specifiek onderzoek gedaan. In de diverse onderzoeken en rapporten komt een beeld naar voren dat men in het algemeen start met kleine brandjes, zoals bossages, containers en dergelijke. Meestal gaat het van kwaad tot erger en eindigt het met gebouwen tot zelfs woningen. Gebruikte middelen zijn meestal aansteker, lucifers en brandbaar materiaal wat ter plaatse is. Soms gebruikt men vloeistof (‘petrol’).In sommige natuurrijke buitenlanden vindt brandstichting ook vaak plaats in natuurgebieden. Opvallend is dat R.H. Wood46 aangeeft dat het merendeel van de brandstichtingen plaatsvindt binnen een afstand tussen de woning en plaats van brandstichting van minder dan 750 meter. 45
Essential Findings from a study of serial arsonists, FBI Academy, 1998 Arson: A Geographical, Demographic and Motivational Perspective. M.Phil. Thesis. University of Newcastle upon Tyne, by Wood, R.H. (1999). 46
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
32
4.6. Samenvatting Uit de diverse onderzoeken en rapporten valt uiteindelijk een gelijkmatig beeld van profiel, motieven en modus operandi te destilleren. Ook in andere landen bestaan er diverse profielen van brandstichters en worden diverse motieven aangegeven. Daarbij zijn er vooral overeenkomsten en –geringe- verschillen. De verschillen zijn bijvoorbeeld iets andere leeftijden en IQ-niveau. In algemene zin ontstaat het volgende beeld van een profiel: • jonge blanke mannen • vaak afkomstig uit een problematisch gezin • sociaal en contactueel onvaardig • matige schoolprestaties • problemen met relaties of geen relaties • geen werk, werk in het onderste segment van de arbeidsmarkt en vaak veel baanwisselingen. De meeste voorkomende motieven zijn: • wraak • spanning • vandalisme • fraude • geldelijk gewin • verdoezelen van andere criminele feiten • zware psychologische problemen, hieronder schaar ik ook de seksualiteit. De wijze van werken vindt grofweg altijd via hetzelfde patroon plaats. Het start met kleine brandjes in (vuil)containers, bossages, auto’s en dergelijke en gaat door naar gebouwen tot zelfs woningen toe.
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
33
5. Profiel, motieven en modus operandi van een brandstichtende brandweerman 5.1. Inleiding In dit hoofdstuk beschrijf ik vooral de situatie in de VS. Uiteraard is uit andere landen ook informatie beschikbaar. Onderstaand artikel over een Thaise brandweervrijwilliger is een wel bijzonder voorbeeld daarvan. In andere landen bestaan er ook diverse profielen van brandstichtende brandweermensen en worden diverse motieven aangegeven. Deze informatie is in bijlage 4 aangegeven. Daarbij zijn er diverse overeenkomsten en –geringe- verschillen. De keuze voor de VS komt ook hier voort uit het feit dat dit het grootste land is met de meeste onderzoeken naar het fenomeen van brandstichtende brandweermensen en dat daardoor een zo goed mogelijk beeld ontstaat. Pyromaan wordt geil van politiesirenes47 (Yosh) op 01-06-2004 : Een man uit Thailand, een fervent pyromaan, beweert dat hij verschrikkelijk geil wordt van het geluid van politiesirenes. De Thai had een heus plan waarnaar hij altijd handelde. Nadat de man een auto in brand had gestoken, liet hij door middel van een telefoontje de politie weten dat er een wagen in brand stond. Vervolgens bestelde hij een biertje bij een nabij café en genoot hij met volle teugen van zijn orgasme. De politie heeft de man uiteindelijk kunnen oppakken nadat een getuige hem had zien wegrijden bij een in brand gestoken auto. Eenmaal op het bureau liet de man weten dat het brand stichten voor hem een middel was om zijn gevoelens en gedachten te uiten. De stress zakte in een klap van hem af na een nieuwe afgefikte auto. De man was in zijn vrije tijd brandweer in de provincie Udonthani, waar hij ongetwijfeld als wandelend orgasme door het leven ging.
In dit hoofdstuk beschrijf ik ook de eigen cases die ik in 1999 en 2001 als commandant van de brandweer in Halderberge heb meegemaakt. Dat de brandweer verdachte kan zijn bij brandstichtingen valt in onderstaand artikel te lezen. Politie hoort brandweer na serie brandstichtingen48 12 oktober 2007 'T ZANDT (ANP) - De politie in Groningen gaat alle leden van de voormalige vrijwillige brandweer in het Noord-Groningse dorp 't Zandt horen in verband met activiteiten van een pyromaan in hun dorp. Die heeft sinds augustus zeker zeven branden gesticht, waardoor zes panden werden verwoest. Volgens een woordvoerder van de politie, die dit vrijdagmiddag meldde, worden de brandweerlieden niet verdacht maar worden ze 'als getuigen' gehoord. In totaal gaat het om 21 leden van de vereniging van voormalige leden van de vrijwillige brandweer Zaanster Sik in 't Zandt. De vrijwillige brandweer in 't Zandt is vorig jaar opgeheven na een bezuinigingsronde van de gemeente. Volgens geruchten in het dorp zou een van de leden van de voormalige vrijwillige brandweer daarover zo boos zijn geworden, dat hij de branden zou hebben gesticht. 47 http://frontpage.fok.nl/nieuws/print/42311 48 De Telegraaf, 12 oktober 2007
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
34
,,Maar dat is slechts een gerucht, er gaan zo veel geruchten. Wat wij nodig hebben is informatie en wij hopen dat een van de leden van de voormalige vrijwillige brandweer ons misschien kan helpen'', aldus de politiewoordvoerder. Volgens hem worden de leden beschouwd als getuigen die, net als een van de andere negenhonderd inwoners van het dorpje, wellicht over informatie beschikken die de politie nog niet heeft.
Uiteindelijk gaat het er in dit hoofdstuk om of er een profiel is aan te geven van een brandstichtende brandweerman. Als er immers een profiel te maken is, dan kan dat ook gebruikt worden om personen op te toetsen, ter opsporing en ter voorkoming. Daarmee geeft dit hoofdstuk een antwoord of de vraag of er een gangbaar profiel op is te stellen van een brandstichtende brandweerman op basis van de bestaande gevallen en studies. 5.2. De brandstichtende brandweerman in Nederland Zoals eerder vermeld, is in Nederland weinig informatie voorhanden over brandstichtende brandweermensen. In krantenartikelen is een en ander terug te vinden. Daarnaast is in 2005 en 2006 door de heren Peter Vonk (Vonk Competentie Expertise te Zwolle) en Cees van Beek (commandant brandweer Zwartewaterland) een inventariserend onderzoek49 gedaan naar het brandstichtende brandweermensen. Hun bedoeling was om explorerend onderzoek te verrichten. Daarmede wilden zij een publicatie doen met het doel een bijdrage te leveren aan het vergroten van kennis in het veld en vervolgens ook aan het ontwerpen en invoeren van preventieve maatregelen. Dit geheel is door hen nog niet afgerond. 5.3. Buitenland Gelet op het feit dat er in Nederland weinig informatie bekend is over brandstichting en al zeker niet over brandstichting door brandweermensen, ben ik verder gaan zoeken. Ik beperk me daarbij in deze paragraaf tot de Verenigde Staten. Gegevens uit andere landen zijn vermeld in bijlage 4. In de Verenigde Staten zijn diverse officiële onderzoeken naar het fenomeen brandstichting geweest. Dit is eerder in hoofdstuk 3 aangegeven. Opmerkelijk is dat er ook nadrukkelijk onderzoek is gedaan naar het probleem van brandstichtende brandweerlieden. Hieronder wordt dat nader toegelicht. 5.3.1. Michigan Arson Prevention Committee50 Captain Mark A. Dougovito, State Fire Marshall Division Michigan USA heeft het volgende profiel neergezet als antwoord op de vraag “Waarom doen brandweermensen dit?” • op zoek naar aandacht en erkenning • de rol van held spelen • als eerste bij de brand zijn • het meeste aantal uitrukken op zijn naam hebben staan • men vindt het aantal uitrukken te weinig. • vanwege psychische problemen • gebrek aan zelfrespect en zelfvertrouwen. 49 brief 23-01-2006, onderwerp: vragenlijst t.b.v. publicatie over het onderwerp ‘brandstichtende brandweermensen’ 50 www.michigan.gov/documents
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
35
5.3.2. Federal Bureau of Investigation (FBI); Report Fire setting firefighters In 1994 is een artikel gepubliceerd in the International Association of Fire Chief’s On Scene, (15 augustus 1994). Het is gebaseerd op een rapport genaamd “Fire setting firefighters; Arsonists in the Fire Departments; Identification and prevention by Timothy G. Huff, FBI Academy”51. Het is tot stand gekomen in het National Center for the Analysis of Violent Crime (NCAVC) van de Federal Bureau of Investigating Academy in Quantico, Virginia. Een onderdeel van het NCACV is de Arson Bombing Investigative Service Subunit (ABIS). ABIS heeft de verantwoordelijkheid om te voorzien in assistentie bij onderzoek en opsporing naar brandstichting, bomaanslagen, terrorisme en aanverwante gewelddadige misdrijven. Interessant is een kop in het rapport met de titel “De kans dat het jou overkomt als korps ligt aan jou!”. Daarmee wordt bedoeld dat een korps maatregelen kan nemen om brandstichting door brandweermensen te voorkomen. Het onderzoek heeft zich gericht op 25 zaken (cases). Daarbij waren 75 daders betrokken, waarvan er 16 alleen optraden (‘loners’) en 59 met kompanen (‘group offenders’). In totaal waren ze verantwoordelijk voor 182 branden. In het onderstaande volg ik de opzet van het rapport. Motieven van brandstichters in het algemeen • opwinding/spanning • vandalisme • wraak • geldelijk gewin • extremisme/terrorisme • verdoezelen van criminaliteit. Kort profiel van brandstichters in het algemeen • jong • blanke mannen • frequent wisselend van baan. Motieven van brandweermensen Uit dit onderzoek komen drie hoofdmotieven naar voren: • opwinding/spanning 89%; Dit komt vooral voor bij de jongere brandweermensen en degenen die het alleen doen (‘loners’). Ze zijn enthousiast om datgene wat ze oefenen ook in de praktijk ten uitvoer te brengen. Daarnaast zoeken ze aandacht en erkenning van verondersteld heldendom door collega’s, familie, vrienden en de gemeenschap, omdat ze branden blussen. Sommigen houden daar zelfs rekening mee bij de plek waar men brand sticht: tijdens parades, trainingen, vakantie en dergelijke om zoveel mogelijk aandacht van anderen te krijgen. • profijt; geldelijk gewin. Men rukt uit en krijgt daarvoor een vergoeding voor overwerk (beroeps) of meer beloning voor betaling per oproep (vrijwilligers). • wraak. Incidenteel zelfs leidend tot het in brand steken van de brandweerkazerne. 51 Timothy Huff, “Fire Setting Firefighters: Arsonists in the Fire Departments- Identification and Prevention, Federal Bureau of Investigation, FBI Academy, Quantico, Virginia, 1994.As published in the International Association of Fire Chiefs, ‘On scene’, August 15, 1994
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
36
Ook als vorm van vergelding jegens de commandant of collega’s waar men zich onheus bejegend door voelt. Daarnaast is vaak sprake van een combinatie van factoren; wraak, treffen van de maatschappij en het gevoel van macht om een ander schade te berokkenen. Uit het onderzoek blijkt dat veel branden zijn gesticht door één persoon. Opmerkelijk is dat er significant meerdere brandstichters zijn uit één korps (9 cases). Typisch is dat dit merendeels voorkwam bij korpsen met specifieke programma’s voor deelname door jongeren. Hoewel het niet wordt beschreven, zou dit er volgens mij op kunnen duiden dat de fascinatie omtrent vuur en brandweer die ook jongeren zo aanspreekt, versterkend en aantrekkend werkt op degenen die toetreden tot het brandweerkorps. Modus operandi Men gebruikt materiaal dat men ter plekke vindt. Meestal start het brand stichten met vuilnisbakken en bossages op afgelegen plekken. Slechts een enkele keer neemt men brandbare (vloei)stof mee. Meestal gaat het daarna escaleren. De frequentie en de potentiële schade worden hoger. De brandstichting gaat over naar auto’s en leegstaande panden. Uitzonderlijk zijn het bewoonde gebouwen. De ‘loner’ gebruikt gewoonlijk lucifers of een sigaret om de brandbare stof aan te steken. Meestal vindt het ’s nachts plaats. Waarschijnlijk om ontdekking te bemoeilijken. Incidenteel vindt het overdag plaats. Samenzweerders gebruiken meestal de auto om naar de plek te rijden (78%; bij de ‘loners’ is dit 50% met de auto en 31% ging te voet). Ook mengvormen komen voor. De brandstichtingen vinden plaats in het brandweerdistrict totdat er vermoedens richting de brandstichter(s) kwamen. Dan ging men naar aangrenzende districten of stopte tijdelijk. Signalen dat er sprake kan zijn van een “arson firefighter” • Een toename in allerlei overlastgevende brandjes (38%) in een bepaald korps. • Tegelijkertijd is het aantal gelijksoortige branden in aangrenzende gebieden beperkt. • In twee gevallen van samenzwering viel op dat de brandonderzoeker (“fireinvestigator”) niet was gebeld (terwijl dat normaliter wel het geval zou zijn). • Het zijn meestal personen die relatief nieuw zijn in het korps. Relatief nieuw omdat er eerst een periode van kennismaking met het korps en de korpsleden is. De gemiddelde deelnametijd aan het korps was 2,4 jaar voor de 75 brandstichters. • Van de groepsbrandstichters blijkt dat het merendeel geen neiging had tot brandstichting voordat men bij het korps kwam. Dat idee ging later pas ontstaan. Kenmerken en karaktertrekken van de individuele brandstichter (‘lone offenders’) • Blanke man (daar waar slechts 60% van het korps blank is en de rest zwart) • Leeftijd gemiddeld 23 jaar en allen –op twee na- tussen de 18 en 30 jaar. • De oudste was 41 en stichtte brand vanwege geldelijk gewin. • Meestal een geschakeerd arbeidsverleden, veelvuldige baanwijzigingen, veel absentie en luiheid. • Mogelijkheid van een crimineel verleden voor kleine zaken zoals diefstal, overtredingen met auto, drankmisbruik en andere kleinere overtredingen. • Vaak laaggeschoold en gedragsproblemen op school. Kenmerken en karaktertrekken van de groepsbrandstichters (‘group offenders’)
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
37
• • • • • •
In geval van meerdere leden uit een korps zijn ze meestal jong; tussen de 16 en 35 jaar en gemiddeld 19 jaar. Onrijp/onvolwassen gedrag in veel van hun sociale activiteiten. Een enkeling ontwikkelt zich tot dominant leider in de groep of co-leider. Zware groepsdruk om mee te doen met brandstichting en nog grotere druk om niets te onthullen aan de overige korpsleden. Bijna allen gebruikten de auto om naar de plaats delict te gaan. Ze waren vaak meer georganiseerd in hun brandstichtgedrag dan de ‘loners’; ze deden meer aan planning van de te kiezen doelen en brachten vaak een brandbare vloeistof mee. De meesten hadden de middelbare school afgerond en hadden geen eerder (bekend) crimineel verleden (!). Velen zaten zelfs nog op school.
Veelbetekenende indicatoren Opvallend is dat er een aantal indicatoren aan te wijzen is, dat wijst op de mogelijkheid van brandstichters in het korps. Het blijkt dat er vaak enkele gelijke voorkomende gedachten en gevoelens zijn bij het brandweerpersoneel. Een ervan is een overeenkomst dat er veel overlastgevende brandjes zijn voordat serieus onderzoek is gestart. Een enkele keer kwam het voor dat brandweerpersoneel als verdacht werd gezien. Daarna werd die verdenking vaak kort overdacht, maar als onwaarschijnlijk verworpen. Later werd de tegenzin in het geloof dat een brandweerman verantwoordelijk zou zijn, omgezet in een geleidelijk aan echte verdenking. Deze verdenking werd niet geuit vanwege angst voor gebrek aan vertrouwen door iedereen voor het geval dat de persoon die werd verdacht, toch niet aangehouden of veroordeeld zou worden. Om dezelfde reden werd enige verdachtmaking niet bekend gemaakt bij de korpsleiding. Daarbij kwam ook de angst voor de persoonlijke gevolgen als de verdenking ten onrechte zou zijn. Rol van de commandant Het onderzoek geeft enkele interessante fenomenen met betrekking tot de korpsleiding. Soms is er een tegenzin vanuit de korpsleiding om verdachte zaken te melden bij de politie. Brandweerrelaties met de politie zijn niet altijd goed en de korpsleiding is bang dat hun verdachtmaking publiekelijk bekend wordt gemaakt. Dit zou schaamte voor het hele korps met zich meebrengen, of de verdachtmaking nu terecht of onterecht zou zijn. Het gevoel van “wat als ik het verkeerd heb” is een extreem afschrikmiddel om verdenkingen te onthullen. Als een verdenking bekend wordt, is er sprake van een grote impact op het moreel van het personeel. Als iemand onschuldig is, kan het vergaande negatieve consequenties hebben. Vanuit standpunten als ethiek en verantwoordelijkheid is het begrijpelijk dat iemand die verdacht is, meteen uit het korps gezet wordt (schorsing of ontslag). Het onderzoek kan dan ongestoord van start gaan en de overige brandweermensen kunnen vrijgepleit worden van enige speculatie dat zij betrokken zijn. De hele kwestie kan overigens weleens enkele onoirbare praktijken binnen het korps openbaren. De confrontatie met de verdachte en diens eventuele arrestatie staat veelal in schrille verhouding met alle andere problemen waarmee de korpsleiding te maken krijgt. Het gaat om zaken als ongunstige publiciteit, het onderzoek na arrestatie en allerlei juridische procedures die veel spanning en onrust geven. Daarna komen nog de pogingen tot gezichtsherstel en herstel van het vertrouwen in het brandweerkorps.
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
38
5.3.3. South Caroline Forestry Commission In 1993 en 1994 onderzocht de South Caroline Forestry Commission (SCFC) het fenomeen van brandstichtende brandweerlieden52. Men kwam tot de (verbijsterende) conclusie dat er in 1993 tenminste 33 vrijwillige brandweerlieden gearresteerd waren en in 1994 47 personen. Het onderzoek leverde een gedragspatroon van brandstichting en een profiel van deze mannen op. Het gedragspatroon ziet er als volgt uit. Het gaat om een serie van branden in hetzelfde gebied die begint met gras-, buiten-, en vuilnisbranden en overgaat naar schuurtjes, schuren en verlaten huizen. Een enkele keer passen hier vals alarm- en bommeldingen bij. In het mede door de SCFC ontworpen IAAI’s “Fire Fighter Arson Awareness Program” komt het volgende profiel naar voren: • meestal vrijwilligers, incidenteel beroeps • meestal blanke mannen • leeftijd van 17 – 26 jaar • vaak goed (brandweer)opgeleid en geoefend • grote motivatie • type persoon dat altijd op het juiste moment op de juiste plek is • vaak werkzaam in laagbetaalde banen met laag aanzien en laag respect • zijn tot korps toegetreden uit een vorm van dankbaarheid • een overmatige fascinatie voor brandweer • soms een instabiele jeugd en gezinssituatie in de jeugd • soms problemen met verkrijgen en in stand houden van relaties • soms laag opgeleid • soms relatieproblemen met partner • soms leidend aan stress • soms alcoholgebruik voorafgaand aan de brandstichting • soms omgaand met andere brandweermensen die gefascineerd zijn door brandweer, vuur en graag de held willen zijn • de meeste korpsen waar het voorkomt hebben normaliter een laag aantal meldingen. Opvallend was dat geen van de onderzochte personen een crimineel verleden had. Tevens viel op dat -in tegenstelling tot het FBI-onderzoek- men vaak met meerderen brand stichtte. Het profiel is later gebruikt voor preventieprogramma’s. 5.3.4. Federal Emergency Management Agency (FEMA) & United States Fire Administration (USFA) Zoals al eerder vermeld, is er een technisch rapport53 opgesteld dat uitgebreid op de materie ingaat. Ook de motieven en profilering van brandstichtende brandweermensen komen aan de orde. In het rapport wordt vastgesteld dat de grote Amerikaanse gegevensverzamelingen waarin brandstichting is opgenomen, niet zijn uitgesplitst naar het aantal branden dat door personeel van de brandweer of andere hulpdiensten gesticht wordt. The USFA merkt op dat 52
FIREFIGHTER ARSON: LOCAL ALARM, By Ken Cabe, SC Forestry Commission (1994), Published in Fire Management Notes Vol. 56, No. 1 (1996) 53 Special Report: Firefighter Arson, U.S. Fire Administration, january 2003 by Hollis Stambaugh and Hilary Styron
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
39
een dergelijke database moeilijk te beheren is, als die moet worden gevuld op basis van de uitkomsten van de gerechtelijke procedures die namelijk vele jaren kunnen duren. De USFA geeft aan dat het aantal gevallen van brandstichtende brandweermensen klein is en slechts een zeer klein deel betreft van het totale aantal brandweerlieden dat wel aan de goede kant blijven (“most of them don’t cross the line”). De overheersende motieven zijn: 1. opwinding/spanning 2. vandalisme 3. wraak 4. verdoezeling van andere criminele activiteiten 5. geldelijk gewin 6. extremisme/terrorisme 7. gemengde motieven Er zijn voorbeelden van brandstichting door brandweermensen in elk van deze categorieën. Een studie van het National Center for the Analysis of Violent Crime (NCAVC) geeft aan dat de motieven van opwinding, wraak en geldelijk gewin vooral voorkomen bij brandweermensen. Vandalisme komt relatief gezien vaker voor onder de burgerbevolking dan bij de brandweer. Opmerkelijk is dat de door NCAVC vermelde brandstichtende brandweermensen meestal beginnen met kleine, overlast gevende brandjes in vuilnis of vegetatie. Daarna gaan ze geleidelijk over naar grotere branden met meer mogelijke schade. Dan gaat het meestal om voertuigen of onbewoonde gebouwen, maar soms ook bewoonde gebouwen. Door het stichten van brand in bewoonde gebouwen heeft hij nog meer de mogelijkheid om aan heldenstatus te winnen door te helpen bij het redden van de mensen. Gesteld wordt dat het met behulp van bovenstaande typologie waarschijnlijk lijkt dat de meerderheid van de brandstichtende brandweermensen hun misdrijven pleegt vanuit het motief van spanning. Hieronder vallen ook diegenen die meer uitrukken voor hun korps willen bewerkstelligen en ook degenen die op zoek zijn naar aandacht, erkenning en de status van held. Een kleiner aantal bestaat uit brandweermensen die zich benadeeld voelen omdat ze slecht zijn behandeld door hun collega’s, korpsleiding of de gemeenschap. Er is ook een gering aantal dat brand sticht vanwege geldelijk gewin, omdat men meer overuren maakt of per uur betaald wordt voor de brandweerdienst. Er zijn ook gevallen waarin een brandweerman brand sticht om andere vormen van criminaliteit te verbergen. Zo wordt er melding gemaakt van een brandweerman die zijn huis in brand steekt in een poging om de moord op zijn vrouw te verdoezelen. In dit specifieke voorbeeld lijkt het er overigens meer op dat er geen verband ligt tussen het zijn van brandweerman en brand stichten. Het is uiteraard mogelijk dat zijn besluit om het huis in brand te steken afgeleid kan zijn van zijn kennis en ervaring over vuur. In zijn algemeenheid kan zo’n feit waarschijnlijk redelijkerwijs niet toegeschreven worden aan het zijn van brandweerman. Hetzelfde wordt in het rapport opgemerkt over de meeste gevallen waarin een brandweerman brand sticht vanwege extremistische of politieke redenen. Zo wordt er een voorbeeld gegeven waarin een aantal blanke mannen, die toevallig brandweerman waren, Afrikaans-Amerikaanse kerken in brand hebben gestoken in het zuiden van de VS in de jaren negentig. De conclusie is dat er in het rapport een grote overeenstemming is over de primaire motieven van een brandstichtende brandweerman, namelijk opwinding en heldengedrag. Men wil zich
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
40
kennelijk onderscheiden door de brand te ontdekken, het eerst in de kazerne te zijn en de redding en blussing aan te pakken. Het zijn gedreven, opgewonden en enthousiaste leden van het uitrukteam. In hun drang naar erkenning zijn enkelen zover gegaan dat zij bewoonde huizen aanstaken om de redding te kunnen verzorgen. In het rapport worden de profielen van de FBI vergeleken met die van de South Carolina Forestry Commission en wordt vastgesteld dat deze op hoofdlijnen vergelijkbaar zijn. Dit komt neer op het volgende grove profiel: 1. blanke man 2. leeftijd tussen 17 en 26 3. gezinsleven instabiel of disfunctioneel 4. sociaal en interpersoonlijk gehandicapt (gebrekkig) 5. gemiddelde tot bovengemiddelde intelligentie In het rapport wordt aangegeven dat er in de VS twee pogingen zijn gedaan om de profielen van brandstichtende brandweerlieden aan te geven. Namelijk door de South Carolina Forestry Commission en de FBI's Behavior Analysis Unit. Aangegeven wordt dat er geen formele evaluaties zijn in hoeverre de profielen werkelijk effectief zijn. Opgemerkt wordt wel dat er meldingen zijn van wetshandhavers dat de profielen opvallend nauwkeurig zijn. De beide profielen staan hieronder weergegeven. Tabel 2. profielen van brandstichtende brandweermensen South Carolina Forestry Commission FBI Behavior Analyses Unit Blanke man, leeftijd 17-26 jaar Blanke man, leeftijd 17-25 jaar Opgegroeid als een product van een Mist een of beide ouders thuis tijdens de ontwrichtende, ruwe of instabiele omgeving kindertijd Als de thuissituatie wel intact is, was de sfeer thuis gemengd en instabiel Disfunctioneel Een van de ouders heeft het huis verlaten voordat het kind de leeftijd van 17 jaar heeft bereikt Slechte relatie met vader, overbeschermende Een kille, afstandelijke, vijandige of moeder agressieve relatie met de natuurlijke vader Indien getrouwd; slechte echtelijke Indien getrouwd, zwakke huwelijkse aanpassing aanpassing Indien niet getrouwd, nog steeds wonend bij de ouders Gebrek aan sociale en interpersoonlijke Gebrek aan stabiele interpersoonlijke relaties vaardigheden Slechte aanpassing op het werk Zwakke beroepsaanpassing werkzaam in laagbetaalde banen Ondergeschikte arbeider, bekwame arbeider, administratieve banen Gefascineerd door de bandweer en wat Geïnteresseerd in de brandweer in die zin dat daarmee verband houdt die voorziet in een “arena” voor opwinding, niet in het belang van de openbare dienst Kan lijden aan ongebruikelijke stress Alcoholisme, jeugd hyperactiviteit, (familie-, financiële of juridische problemen) homoseksualiteit, depressie, borderline persoonlijkheidsstoornis, suïcidale neigingen Een gemiddelde tot bovengemiddelde Gemengde bevindingen op intelligentie,
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
41
intelligentie, maar toch geen goede prestaties op school
maar de meeste brandstichters hebben een gemiddelde tot hogere intelligentie Zwakke prestaties op school
De profielen verdienen een toelichting. Ten eerste valt op dat beide profielen een duidelijke overeenstemming tonen op alle dimensies. Ten tweede komen de kenmerken overeen met de profielen van brandstichters in het algemeen (burgerbevolking). 5.4. Het samenvattende onderscheid tussen een gewone brandstichter en een brandweerman die brand sticht Op basis van de profielen zoals hiervoor weergegeven, constateer ik dat het verschil tussen een gewone brandstichter en een brandstichtende brandweerman vooral in de volgende elementen zit: • de brandweerman is iets boven gemiddeld intelligent • de brandweerman beschikt meestal wel over werk • het belangrijkste motief is de opwinding/spanning • de brandweerman doet het (vooral ook) om de held uit te willen hangen en daarmee voor het verkrijgen van aandacht en erkenning • in een enkel geval speelt geldelijk gewin een rol. 5.5. Elkaar versterkende factoren die tot (meer) brandstichting door brandweermensen kunnen leiden Interessant is te zien hoe het kan dat kenmerken die het vak brandweer met zich meebrengt, versterkend werken op motieven die brandstichters hebben. De politicoloog Gerrit Haverkamp54 is in 2005 gepromoveerd op het proefschrift “Vuur als gemeenschappelijke vijand”, subtitel: “vrijwillige brand- en rampenbestrijding als een expressie van beschaving en collectieve actie”. Hierin beschrijft hij dat de brandweer in Nederland nog een van de weinige sectoren is die met vrijwilligers werkt om een collectieve taak, namelijk ramp- en brandbestrijding, voor de overheid te verrichten. Hij heeft onderzocht waarom vrijwilligers dit doen. Hij komt tot de verklaring dat het burger/vrijwilligerschap een belangrijke waarde in de samenleving was (en is): je inzetten voor anderen geeft status. Daarnaast is het een aantrekkelijke hobby: het is avontuurlijk, sensationeel en levert dus maatschappelijke waardering op. Het kan je zelfs de waardering van held opleveren. Mensen zien nu eenmaal liever helden dan sukkels. Daarnaast zijn vrijwilligers net gewone werknemers. Ze hebben ook aandacht en waardering van het management en bestuur nodig. Hij maakt een onderscheid tussen de oude lichting vrijwilligers en de nieuwkomers. De drijfveren van de oude garde zijn: • men kiest voor het werk uit maatschappelijke betrokkenheid • men vindt kameraadschap en gezelligheid belangrijk • men blijft hangen na een uitruk.
54
Gerrit Haverkamp, “Vuur als gemeenschappelijke vijand”, oktober 2005
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
42
De nieuwe garde: • kiest voor het werk vanwege de uitdaging • wil telkens wat nieuws • kijkt vooral naar wat het werk toevoegt aan zijn of haar leven. Voor beiden geldt dat de term “vrijwilliger bij de brandweer” teert op een krachtig merk dat status en maatschappelijk krediet geeft. Over brandstichters bestaan, zoals gezegd, diverse profielen. Opmerkelijk is dat de drijfveren van brandstichters en (vrijwillige) brandweermensen op diverse vlakken gemeenschappelijk zijn, namelijk: • avontuur en uitdaging • sensatie • waardering • aandacht. Een voorzichtige, maar volgens mij alleszins te rechtvaardigen conclusie is dat juist de motieven van iemand om brandweerman te worden en vooral als vrijwilliger, ook deels dezelfde motieven zijn om branden te stichten. Om deze schijnbare tegenstelling te managen, moet je deze elementen volgens mij dus leiden en zonodig ombuigen naar een gesocialiseerde vorm, zoals professor Igodt55 beschrijft. Ofwel: branden blussen in plaats van stichten. Dit prangt temeer daar er de komende jaren nog meer jongeren aangenomen zullen worden bij de brandweer om de uitstroom van personeel op te vangen. Juist deze jongeren behoren tot de nieuwe garde zoals door Haverkamp omschreven. Juist zij kiezen voor dit werk vanwege de uitdaging en omdat ze telkens iets nieuws willen. Juist die uitdaging is een van de hoofdmotieven van brandweermensen om brand te stichten. Dat wordt nog versterkt door de wens om telkens iets nieuws te willen. Vrij vertaald: veel oefenen bij de brandweer en weinig echte branden mogen of kunnen blussen, geeft volgens mij een impuls om dan maar in echte branden te gaan voorzien. Dit betekent naar mijn mening dat het risico op brandstichtende brandweermensen de komende jaren toe zal nemen. Dat onderbouwt de stelling dat dit fenomeen in de nabije toekomst vaker voor zal komen. Een bijzondere rol bij dit alles spelen de media. Zoals gezegd, kan het vrijwilligerschap bij de brandweer je zelfs de waardering van held opleveren. Hierin ligt dan ook een bijzondere relatie met de media. Bekend is dat media bijzonder nieuws graag als eerste naar buiten brengen. Daar zijn ze ook voor. Juist door heldendaden van de brandweer én brandstichtingen breed uit te meten, ontstaat vaak een toename van ongewenst gedrag. Dit zie je ook bij familiedrama’s waarbij ouders hun kinderen ombrengen, bij brandstichtingen in de natuur in zeer droge periodes, het gooien van stenen van viaducten etcetera. Daarmee is de stelling aan te gaan: “zonder media geen held en dus minder brandstichtingen”. Overigens zijn media soms ook een middel. Voor veel mensen is er “een strijd” of drang om als eerste via een medium als YouTube een filmpje te publiceren. Tenslotte is nog het antwoord op de vraag aan de orde of er een profiel is op te stellen van een brandstichtende brandweerman dat ook in Nederland toepasbaar is op basis van de bestaande gevallen en studies. Mijn antwoord daarop is “ja”. Het profiel van de FBI is zo universeel en zo grondig onderzocht dat dit -mede gelet op de gerenommeerdheid van deze organisatie- ook
55
Professor Paul Igodt, diensthoofd psychiatrie in het UZ Leuven; www.gva.be/dossiers
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
43
van toepassing is in Nederland. Daarbij is het ook bruikbaar als toetsingsinstrument voor de brandweer in Nederland.
5.6. In hoeverre passen Nederlandse brandstichtende brandweermannen in het profiel? 5.6.1. Inleiding In de voorgaande paragrafen zijn diverse kenmerken aangegeven van brandstichters. Zoals gezegd, zijn de verschillen tussen en binnen de diverse landen uiteindelijk gering. Een van de meest gangbare profielen is dat van de FBI. Daarvan heb ik aangegeven om dat ook te hanteren voor Nederland. Onderstaand wordt aangegeven in hoeverre de bekende gevallen van brandstichtende brandweermensen in Nederland in dit profiel passen. 5.6.2. Bekende gevallen van brandstichtende brandweermensen in Nederland In de afgelopen twaalf jaar zijn 20 gevallen bekend geworden van brandstichtende brandweermensen. Dit aantal is mij bekend geworden uit een enquête56 die Peter Vonk en Cees van Beek begin 2006 hebben gezonden naar alle Nederlandse brandweerkorpsen. De uitslag van deze enquête is als volgt: • 50% heeft de enquête geretourneerd • 20% van alle commandanten heeft tenminste eenmaal te maken gehad met een brandstichtende brandweerman • 65% geeft aan dat er geen noodzaak is om dit onderwerp verder uit te diepen • 80% geeft aan dat er nauwelijks aandacht voor is in het selectieproces • Wel is er behoefte aan een handleiding hoe om te gaan met de situatie als je toch met een brandstichter in je korps te maken hebt De volgende gevallen zijn vanaf 1997 bekend geworden via de media. Opmerkingen: 1. in enkele gevallen is in deze periode ook sprake geweest van jeugdbrandweerlieden die brand stichten. Deze zijn in dit onderzoek niet meegenomen. Jeugdbrandweerlieden zijn kinderen in de leeftijd van 12-18 jaar die geïnteresseerd zijn in de brandweer. Voor sommige korpsen is de jeugdbrandweer een kweekvijver voor de vrijwillige en/of beroepsbrandweer. Voor andere korpsen is het een vorm van jongerenbegeleiding en vergelijkbaar met bijvoorbeeld de scouting. 2. niet in alle gevallen heeft de aanhouding uiteindelijk ook geleid tot een veroordeling en is uiteraard de vraag aan de orde of dan wel echt sprake is geweest van brandstichting. 1997 Gieten 1997 Veenendaal 1998 Zaanstad/Koog aan de Zaan 1999 Halderberge/Bosschenhoofd 1999 Leerdam 1999 Vlissingen 2000 Vlissingen (ex-vrijwilliger, recidivist, zie 1999)
56
brief 23-01-2006, onderwerp: vragenlijst t.b.v. publicatie over het onderwerp ‘brandstichtende brandweermensen’
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
44
2000 Rotterdam (beroeps) 2001 Groenekan/De Bilt 2001 Steenbergen 2001 Halderberge/Bosschenhoofd 2001 Cuijck 2001 Schiedam 2003 Voorburg 2003 Enschede 2003 Soest 2004 Nieuwerkerk aan de IJssel 2004 Margraten 2005 Doetinchem 2006 Woudrichem 2008 Rheden 5.6.3. Analyse Op basis van deze gevallen heb ik met een aantal commandanten in 2006 en 2007 een interview gehouden. De daarvoor gehanteerde vragenlijst is in bijlage 5 toegevoegd. Dit is gebeurd vóór de literatuurstudie. Dit heeft mij ertoe gebracht dat ik in 2008 een enquête heb toegezonden aan alle commandanten van de betreffende korpsen. De strekking hiertoe is het verfijnen van de mate waarin deze gevallen voldoen aan het FBI-daderprofiel en motieven. De vragenlijst is naar 19 korpsen toegezonden. In totaal zijn elf vragenlijsten retour gekomen. Van enkele korpsen is een reactie gekomen dat de vragenlijst omwille van privacy of omwille van het ontbreken van een veroordeling niet ingevuld is. Van andere korpsen is geheel geen reactie vernomen. Redenen kunnen zijn dat de zaken zo oud of juist recent zijn dat er geen mededelingen over gedaan worden. Sommige korpsen hebben aangegeven hier gewoonweg niet aan mee te willen weken. Een getalsmatig overzicht van de ingevulde vragenlijsten is in bijlage 6 toegevoegd. 5.6.4. Inpassing in FBI-profiel Op basis van de interviews, ingevulde vragenlijsten en informatie uit de media heb ik het volgende beeld kunnen destilleren. De leeftijd ligt tussen de 20 en 36 jaar, waarvan het grootste deel onder de 30 jaar. Het zijn 20 gevallen in een periode van twaalf jaar; dat is gemiddeld 2 per jaar. Dit afgezet tegen het gemiddelde aantal seriële brandstichters per jaar (25 volgens Ameling) maakt dat het onderdeel brandweer ervan zo’n 10% is en geldt er een promillage van 0,075 op alle brandweermensen in het land. In Nederland (peildatum 2006) zijn er zo’n 5.500 beroeps en 21.500 vrijwilligers. In twee gevallen (en dat is toch weer 10% van het totaal van 20) is sprake van recidive. Qua FBI-profiel passen ze er hiervan bijna allemaal in meer of mindere mate in; op grond van leeftijd, motief, duur dienstverband bij het korps etcetera. Afwijkend is vooral de iets hogere leeftijd in Nederland. Opvallend in de interviews die ik met diverse commandanten heb gehouden én in de ingevulde vragenlijsten, is dat zij –toen ze eenmaal met een brandstichtende collega
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
45
geconfronteerd werden- opmerkten dat juist die persoon hen (uiteindelijk) niet verbaasde. Niemand kon echter exact aangeven waarom die betreffende persoon het dan was. Het is meer een gevoelskwestie. Eveneens is opvallend de korte duur van het dienstverband bij het korps (meestal minder dan 4 jaar).
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
46
5.7. Mijn ervaringen met brandstichters bij brandweer Halderberge 5.7.1. Inleiding Zoals eerder vermeld, heb ik zelf tweemaal te maken gehad met een brandstichtende vrijwilliger in het korps Halderberge waarvan ik in de periode 1998-2003 commandant ben geweest. De eerste maal was begin 1999 toen ik net twee maanden commandant was van het brandweerkorps. De tweede maal was begin 2001. Beide cases zal ik kort beschrijven. Van de eerste casus heb ik destijds een verslag gemaakt. Dit is –geanonimiseerd- in bijlage 7 toegevoegd. Beide cases waren ook persoonlijk voor mij erg confronterend en zelfs schokkend. Wat me er nog het meeste van is bijgebleven, is niet alleen dat beide personen brand gesticht hebben, maar vooral dat dit gedrag bekend was bij en zelfs toegedekt werd door collega korpsleden. Opmerkingen als “het is toch eigenlijk niet zo erg”, “het waren maar sloopauto’s en schuren met hooi”, “anders kwamen we nooit aan onze uitrukken” vond ik schokkend. Later nog meer overigens dan toen op dat moment. Ook het feit dat een aantal personen al geruime tijd (in een enkel geval al jaren) er weet of sterk vermoeden van hadden dat het gebeurde en er niet mee bij de korpsleiding kwamen of dat die laatste het ook niet adequaat oppakte. Ik herken daarin zaken die ik van Defensie en politie heb gehoord en eerder en later ook bij de brandweer heb meegemaakt. Dat is een vorm van groepsgedrag waarbij “zaken onder de pet worden gehouden” tot het moment dat het niet meer kan en/of publiekelijk wordt en betrokkene dan door de groep “uitgekotst” wordt. Ik ben er nooit achtergekomen wat daarvan in mijn korps nou de redenen zijn geweest. Ik heb daar destijds ook geen nader onderzoek naar gedaan. De redenen daarvoor zijn eigenlijk heel basaal, namelijk dat er veel andere zaken speelden die een nog hogere prioriteit hadden en de “waan van alledag”. In 1999 was dat vooral het vormen van een geïntegreerd korps. In 2001 was dat voornamelijk het ondernemen van acties naar aanleiding van de Nieuwjaarsbrand in Volendam. Daarbij speelde ook nog een gevoel (in meer of mindere mate) van schaamte bij de korpsleden die de situatie zo snel mogelijk wilden vergeten. Bijzonder was namelijk dat het zich afspeelde in een klein vrijwilligerskorps in een klein dorp (Bosschenhoofd) met een te gering aantal vrijwilligers (tussen de 10 en 15 personen) waarbij het bestaansrecht van dit korps al jaren ter discussie stond. Uiteindelijk is dit korps per 1 januari 2003 opgeheven vanwege een gebrek aan vrijwilligers. Even op beide cases ingaand. In het eerste geval heeft betrokkene bekend en is veroordeeld tot een korte gevangenisstraf. In het tweede geval heeft betrokkene niet bekend en is er uiteindelijk geen verdere vervolging ingesteld. Wel is hij later nog diverse malen verdacht van nieuwe brandstichtingen en hij schijnt voor één (klein) geval (schuurtje?) te zijn veroordeeld. Deze vermoedens van brandstichtingen varieerden van autobranden (waarvan een zelfs op het achterterrein van een brandweerkazerne) tot garages en schuurtjes. Of hij inderdaad uiteindelijk veroordeeld is, valt geen duidelijkheid te verkrijgen. Hij heeft zich later ook nog schuldig gemaakt aan andere misdrijven, onder andere huiselijk geweld met zware mishandeling. Na zijn ontslag bij de brandweer Halderberge heeft hij nog tenminste tweemaal geprobeerd om bij andere korpsen in de omgeving aan de slag te gaan als brandweerman. In beide gevallen is dat niet gelukt. In het ene geval kreeg hij mij aan de telefoon met de vraag of hij kon solliciteren en was het antwoord dus duidelijk. In het andere geval werden bij mij referenties ingewonnen en is hij uiteindelijk ook niet benoemd.
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
47
Heel bijzonder is nog dat beide personen later met groot persoonlijk verlies zijn geconfronteerd. Bij de eerste persoon was zijn echtgenote net zwanger op het moment van aanhouding. Kort na de geboorte is zij op 23-jarige leeftijd na een korte slopende ziekte in mei 2000 overleden. Het kind is elders ondergebracht. Bij de tweede persoon is zijn huwelijk vrij kort na de aanhouding ontbonden. Een van hun dochters is op 16-jarige leeftijd bij een auto-ongeval te Bosschenhoofd op 22 juli 2007 overleden. Oud-collega’s van hem hebben daarbij nog hulp verleend, omdat zij bekneld zat in het voertuig. 5.7.2. Case 1: Brandweerman sticht brand, 1999 Voortraject Ruim twee maanden na mijn indiensttreding als commandant werd ik op zaterdag 16 januari 1999 gebeld door de groepscommandant van Hoeven/Bosschenhoofd dat er een anonieme brief naar de gemeente zou zijn gestuurd waarin stond dat een van de vrijwilligers (met naam) van brandstichting wordt beschuldigd. Hierover heb ik overleg gehad met de regionaal commandant en de burgemeester. Besloten werd om contact op te nemen met de politie. Bijzonder aan deze casus was dat normaliter niet op een anonieme brief wordt ingegaan. In dit geval waren er echter zulke concrete aanwijzingen dat het op waarheid kon berusten zodat er wel nader onderzoek plaatsvond. Een van de meest concrete aanwijzingen was die waarbij ik als commandant aan kon tonen dat het aantal branden in deze kleine kern relatief gezien toch wel bijzonder hoog lag. Bovendien kon ik bevestigen dat ik eerder –als vrijwilliger in Rucphen- geruchten had gehoord dat een brandstichter uit Hoeven/Bosschenhoofd actief zou zijn. Daarbij kwam nog dat een aantal branden alleen veroorzaakt kon zijn door brandstichting. Ik heb een aantal gegevens ter zake aangeleverd bij de politie. Ik heb gesprekken gevoerd met de groepscommandant en enkele vrijwilligers en alles is met de politie kortgesloten. Alles kwam in een stroomversnelling toen collega’s van betrokkene uiteindelijk op 5 februari 1999 bij mij verklaringen aflegden dat betrokkene brand zou hebben gesticht. Aanhouding De samenwerking met de politie verliep in het algemeen goed. Soms was het lastig, omdat de politie wel informatie wilde van mij, maar hun informatie niet altijd deelde met mij. Betrokkene is op 17 februari 1999 aangehouden. De tussenliggende tijd gaf mij de gelegenheid om de nodige voorbereidingen te treffen. Het ging dan vooral om zaken als een draaiboek wie, wanneer en door wie geïnformeerd wordt en een voorbereiding op de mediaaandacht. In die tijd heb ik ook –met alle beperkingen- kort onderzoek gedaan naar pyromanie en brandstichting door brandweermensen. Wat mij nog opviel, was dat ik van diverse personen hoorde dat hierover wel cases bekend waren, maar dat ik uiteindelijk maar heel beperkt concrete informatie hieromtrent kon verkrijgen. Profiel en motieven Betrokkene was tijdens zijn aanhouding getrouwd en had de leeftijd van 30 jaar. Voor zover na te gaan, vonden de eerste brandstichtingen in Bosschenhoofd plaats in 1996, toen hij de leeftijd van 28 jaar had. Destijds is nog aangegeven dat hij enkele jaren daarvoor vrijwilliger was bij een andere post in de gemeente Halderberge, namelijk Oudenbosch. Hij was daar in dienst vanaf 1 juni 1994. Na zijn verhuizing is hij vrijwilliger geworden in Bosschenhoofd. Achteraf werd gesteld dat hij ook in de Oudenbossche periode brand zou hebben gesticht. Of dit waar was, is nooit beoordeeld of bewezen geworden. Op 1 april 1996 is hij aangesteld als vrijwilliger bij de brandweer van Hoeven/Bosschenhoofd. De groepscommandant van Oudenbosch heeft later verklaard wel wat geruchten te hebben vernomen, maar duidde die op
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
48
iemand anders. Echte bijzonderheden waren bij hem niet bekend. Bij zijn eerste aanstelling in Oudenbosch beschikte hij over een positieve verklaring omtrent het gedrag en zijn er de gebruikelijke sollicitatiegesprekken gehouden. Hij stond bekend als een harde werker en een zeer fanatieke brandweerman. Wel iemand die wat bravoureachtig was en soms vertelde –in de beslotenheid van de groep- dat hij de brand gesticht had. Door verschillende personen werd dit afgedaan als een vorm van bravoure. Opvallend was dat hij al als kind bij diverse brandjes aanwezig was als toeschouwer. Ook later als vrijwilliger was hij vaak toeschouwer bij branden in omliggende plaatsen. Dat was trouwens wel bij meer vrijwilligers het geval. De sociale achtergrond (ouders/gezin) lijkt niet problematisch te zijn, hoewel exacte informatie daarover bij mij ontbreekt. Opvallend is wel het relatief grote aantal wisselingen van werkgevers; drie in een paar jaar tijd. Nog opvallender is de opmerking van de groepscommandant van Hoeven eind 1998 dat hij “de handen voor hem niet in het vuur zou durven steken”. Hij heeft me dat uitgelegd als een echte gevoelskwestie, zonder exact te kunnen duiden waar het hem in zat. Hem en anderen viel wel op dat betrokkene nogal eens als eerste op het brandweervoertuig zat, terwijl hij toch niet het meest dichtbij de kazerne woonde. Op enig moment werd daarvan aantekening op de uitrukstaten gemaakt. Betrokkene heeft een aantal brandstichtingen vrij snel bekend. Het ging om schuren met hooiof stro-opslag. De redenen dat hij brand zou hebben gesticht variëren. Hij heeft hiervoor op verschillende momenten, tegen verschillende personen, verschillende verklaringen gegeven. Deze zijn: “de kick” en financiële motieven, omdat de uitrukken uiteraard betaald worden. Veroordeling en ontslag Betrokkene is uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van enkele weken, onder aftrek van voorarrest. Na een gesprek met mij heeft hij vóór de rechtzaak al een verzoek ingediend tot ontslagverlening. Dit is hem verleend met ingang van 1 april 1999. Vanwege zijn aanhouding werd zijn tijdelijk contract bij zijn hoofdwerkgever niet verlengd. Inpassing in FBI-profiel Als ik betrokkene in het FBI-profiel plaats dan voldoet hij aan vele kenmerken, met uitzondering van in ieder geval de leeftijd en het feit dat hij gehuwd was. Verder valt op dat de brandstichtingen plaatsvonden in een periode van 2-4 jaar na indiensttreding en dat hij een “bijzonder persoon” was. Met de kennis ervan die ik nu heb, kan ik stellen dat vooral het fanatisme en het fascinerende van al wat met vuur en brandweer te maken heeft een van de meest opvallende zaken is. Dit gekoppeld aan de korte diensttijd en een stijging in aard en aantal van uitrukken voor dit korps had de bellen –achteraf gezien- eerder kunnen laten rinkelen. 5.7.3. Case 2: Opnieuw: brandweerman sticht brand, 2001 Voortraject Eind september 2000 bemerkte ik als commandant een aantal opvallende zaken met betrekking tot branden in de omgeving van Bosschenhoofd. Na een korte relatief rustige periode (normaal voor een dergelijke post) steeg het aantal uitrukken. Daarbij ging het ook nog eens om een aantal gevallen van brandstichting in het verzorgingsgebied van deze post. Het betrof drie autobranden, twee kledingcontainers en een hennepkwekerij in de maanden maart, mei en augustus 2000. In september 2000 vonden op een week tijd en dan ook allemaal rond hetzelfde tijdstip drie branden plaats waarbij sprake was van brandstichting. Het betrof een tractor/vrachtauto, hooirollen langs de snelweg en een hooimijt. Op grond van die
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
49
gegevens heb ik bij de politie aangegeven dat ik een vermoeden had van iemand die brand stichtte. Verder dan “we zullen het in de gaten houden” kwamen we niet. Concrete aanwijzingen naar daders ontbraken en het kwam ook niet direct in me op dat opnieuw een van de korpsleden hierbij betrokken zou kunnen zijn. Statistisch gezien, zou de kans hierop nog kleiner zijn dan op het winnen van de Staatsloterij. Op 19 december 2000 vond een brand plaats in een hangar bij het vliegveld Seppe. Toen ik ter plaatse was, vernam ik geruchten dat een vrijwilliger van de post Bosschenhoofd –laat ik hem Y noemen- hierbij betrokken zou zijn. Ik ben zelf op zoek gegaan naar nadere informatie en het zou gaan om een vrijwilliger die de avond ervoor een behoorlijke aanvaring had gehad met zijn groepscommandant en die de hele avond kwaad was gebleven. Na terugkomst in de kazerne ging een deel van de vrijwilligers nog een frietje eten en Y ging, nog steeds boos, niet mee. Een kwartier later was de brandmelding op nog geen vijfhonderd meter van de kazerne. Na deze informatie ben ik nog op nader onderzoek gegaan, omdat ik eerder al contact had gehad met de politie over vermoedens van brandstichting bij andere branden in deze omgeving. Daarbij vielen nog een paar zaken op. Zo was er een klein half jaar tevoren een opvallende valse brandmelding geweest in een periode dat er problemen waren met de alarmering. De post Bosschenhoofd was de nacht ervoor ten onrechte niet gealarmeerd voor een brand in Hoeven. Bovendien was de in 1999 veroordeelde brandweerman geruchten aan het verspreiden dat Y in het verleden branden zou hebben gesticht. Dat zouden onder andere branden zijn waarvan de veroordeelde beticht was. Opmerkelijk is dat zowel de eerder veroordeelde brandweerman als Y in het verleden goed bevriend waren geweest, maar dat die vriendschap in 1998 compleet omgeslagen was. Y had in het verleden meerdere malen aangegeven vrijwilliger te willen worden in Oudenbosch. Telkens werd hij echter niet aangenomen. Op enig moment is hij verhuisd naar Bosschenhoofd. Voor de goede orde: beide posten behoren tot de brandweer Halderberge. Vanuit post Oudenbosch kreeg ik bij navraag te horen dat Y in het verleden brand had gehad in zijn woning, waarbij er een vermoeden was van brandstichting. Dit is verder nooit bewezen en ook niet of Y hierbij als dader betrokken was. Dat was overigens wel een van de redenen waarom hij niet toegelaten werd tot het korps Oudenbosch. Daarnaast was hij ook iemand ‘met een verleden’; bij een aantal mensen stond hij niet goed bekend. Na zijn verhuizing naar Bosschenhoofd zocht hij daar toenadering tot het korps. Hij werd op 1 september 1998 benoemd. Achteraf heeft de groepscommandant van Oudenbosch verklaard dat dit hem verraste omdat hij in Oudenbosch mede vanwege het vermoeden van brandstichting niet benoemd kon worden. De informatie van post Oudenbosch en post Hoeven/Bosschenhoofd werd niet gedeeld met elkaar. Complicerende factor hierbij was nog dat Y getrouwd was met een politieagente, werkzaam in een team van een gemeente naast Halderberge. De geruchten omtrent brandstichting deden eind 2000 binnen de post Hoeven/Bosschenhoofd de ronde. Daarmee kwam ik voor een dilemma te staan, dat ik ook later in mijn onderzoek voor deze scriptie vaker tegen kwam: 1. welke waarde moet ik hechten aan de uitspraken van een veroordeelde brandweerman wiens vriendschap met Y verloren is gegaan? 2. als het waar is wat wordt verteld, dan moet het tot vervolging leiden en ook tot ontslag als vrijwilliger; 3. als het niet waar is, dan moet toch voorkomen worden dat hij en zijn vrouw (werkend bij politie) en kinderen (het is een kleine gemeenschap) beschadigd worden.
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
50
Ik heb hier enkele dagen behoorlijk mee geworsteld. Ik kon bijna niet geloven dat het waar zou kunnen zijn dat in zo’n kleine vrijwilligerspost ik opnieuw geconfronteerd zou worden met een brandstichter. Overleg hierover met anderen was lastig in verband met de feestdagen (Kerstmis en Oud & Nieuw). Daarbovenop kwam nog de Nieuwjaarsbrand in Volendam die een gigantisch beroep op mij en diverse andere betrokkenen deed. De burgemeester van Halderberge wilde dat naar aanleiding van de Nieuwjaarsbrand in Volendam–met de naderende carnaval binnen enkele weken in het vooruitzicht- onmiddellijk actie werd ondernomen. Alleen dat al werd een complete krachttoer. Begin januari 2001 kon ik hierover overleggen met de teamchef van de politie Halderberge en met de burgemeester. Bevestigd werd dat mijn vermoedens niet vreemd waren. Een plan van aanpak werd mondeling besproken. Een bijzonder aspect waar rekening mee moest worden gehouden was uiteraard zijn echtgenote die agent was van een politieteam in een nabuurgemeente. Ik kon zelf gebruik maken van mijn ervaringen van twee jaar tevoren. Aanhouding en reacties Op 16 februari 2001 (op één dag na exact twee jaar na de vorige casus) herhaalde het geheel zich weer met aanhouding, brieven, gesprekken e.d. Toch was deze situatie beduidend anders dan de vorige. De collega-korpsleden “spuugden” hem als het ware uit en hamerden erop dat hij beslist niet meer terug mocht komen. Er waren andere emoties dan de keer ervoor. Er was vooral boosheid op betrokkene Y zelf. Ook boosheid op de korpsleiding van vroeger; verweten werd dat toch bekend was dat hij in het verleden brand had gesticht. Dit laatste was inderdaad een bijzonder element. Kort na de aanhouding heeft een officier van justitie met de burgemeester contact gehad en haar uiterste verbazing uitgesproken over het feit dat betrokkene als brandweerman was aangesteld aangezien hij in het verleden veroordeeld was voor brandstichting (niet in zijn woning overigens, maar in een caravan). De verbazing bij de burgemeester en bij mij was nog groter toen bleek dat betrokkene keurig in het bezit was van een positieve verklaring omtrent het gedrag. Toen de officier daarmee geconfronteerd werd, kon die niet anders dan –waarschijnlijk met het schaamrood op haar kaken- aangeven dat dit feit vanwege tijdverloop niet in de beoordeling van de verklaring meegenomen was en ook niet meegenomen mocht worden. Profiel en motieven Deze persoon paste niet in een “stereotiep brandstichterprofiel”; hij was al wat ouder, gehuwd en twee kinderen, slim/sluw en was een hele andere persoonlijkheid dan de eerder aangehouden én veroordeelde brandweerman. Wel kwam hij uit een bij de politie “bekend nest”. Motieven heeft hij nooit aangegeven, want hij heeft ook nooit bekend. Wraak, wrok en spanning lijken mij nog wel het meest voor de hand liggend, mede gelet op de aard en momenten van de brandstichting en de daaraan voorafgaande gebeurtenissen (foute alarmering, boosheid op korpsleiding). Geen veroordeling, wel ontslag In dit geval heeft betrokkene niet bekend. Ik kan me nog herinneren dat een aantal dagen na aanhouding een agent me vertelde dat hij het bekennen somber inzag. Betrokkene bleek een “harde” te zijn. Dit werd ook bewaarheid. Na enkele malen verlenging van het voorarrest,
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
51
werd betrokkene omstreeks mei 2001 vrijgelaten wegens gebrek aan bewijs. Inmiddels was hij bij zijn hoofdwerkgever ontslagen. Vanuit de collega’s werd er nadrukkelijk op aangedrongen dat men betrokkene niet terug wenste in de groep. Ook zelf wilde ik hem niet terug. Er was geen bewijs, maar de aanwijzingen waren voor mij overduidelijk. Bovendien: hadden we geweten van zijn veroordeling voor brandstichting in het verleden, dan was hij natuurlijk nooit in dienst genomen van de brandweer. Probleem was dat ik in eerste instantie geen ambtelijk en bestuurlijk draagvlak vond om tot ontslagverlening over te gaan. Ik ben daarom in contact getreden met betrokkene. Hij voelde zich vooral onheus bejegend door de politie en het Openbaar Ministerie en wilde volledige rehabilitatie. Hiertoe had hij ook al contact gehad met de media, onder andere Omroep Brabant en regionaal dagblad BN/DeStem, die een interview met hem hebben uitgezonden, respectievelijk gepubliceerd. Deze hadden de strekking dat hij toch wel zeer onterecht en onheus was behandeld en een schadevergoeding wenste. Na mijn gesprekken zag hij ook wel in dat het niet doenlijk was om weer deel uit te maken van het korps. Uiteindelijk zijn we overeengekomen dat hem eervol ontslag op eigen verzoek zou worden verleend per 12 juni 2001 en dat we een gezamenlijk persbericht zouden maken. Dat persbericht luidde uiteindelijk als volgt: “De brandweerman die begin van dit jaar verdacht werd van brandstichting, heeft op eigen verzoek eervol ontslag gekregen van het college van b&w van Halderberge. Eerder werd bekend dat justitie de man niet verder vervolgde omdat niet aangetoond kon worden dat de brandweerman betrokken was bij de brandstichting. In februari werd een lid van het vrijwillige brandweerkorps Halderberge verdacht van brandstichting. Na enige maanden onderzoek besloot justitie deze brandweerman niet verder strafrechtelijk te vervolgen. Het gemeentebestuur benadrukt dat de betreffende brandweerman niet veroordeeld is. Om persoonlijke redenen heeft de betreffende brandweerman nu aangegeven niet langer als brandweerman te willen functioneren. Zowel het college van burgemeester en wethouders als de brandweercommandant hebben begrip hiervoor en respecteren zijn besluit. Naar aanleiding van zijn opzegging heeft het college van burgemeester en wethouders van Halderberge hem eervol ontslag verleend. Beseft wordt dat het gebeurde een zware wissel heeft getrokken op de brandweerman en zijn dierbaren en hen wordt alle goeds toegewenst.” Inpassing in FBI-profiel Op het moment van aanhouding was betrokkene 36 jaar. Hij was gehuwd en had twee dochters. Als ik betrokkene in het FBI-profiel plaats dan voldoet hij aan diverse kenmerken, met uitzondering van in ieder geval de leeftijd en gezinssituatie. Zeer opmerkelijk was zijn zeer grote wisseling in werkgevers en functies. Overal had hij het bij indiensttreding bijzonder goed naar de zin, maar hij hield het overal ook maar erg kort vol. Ook al diverse jaren voor deze casus heb ik als vrijwilliger in Rucphen geruchten vernomen dat iemand (geen naam, maar iemand van een kabelkrant die vaak bij branden aanwezig zou zijn) brand zou stichten. Later bleek dat deze persoon hiermee werd bedoeld. Qua persoonlijkheid was hij totaal anders dan de eerder veroordeelde brandweerman. Het is iemand met een zeer vlotte babbel, die anderen snel meekrijgt en die erg populair kan zijn. Ook nog bijzonder opvallend is dat het aan de andere kant ook weer iemand was waarvan sommigen het gevoel kregen dat hij “creepy and sneaky” was.
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
52
Met de kennis ervan die ik nu heb, kan ik stellen dat vooral het fanatisme en het fascinerende van al wat met vuur en brandweer te maken heeft, naast de grote wisseling van werkgevers en functies de meest opvallende zaken zijn. Ook hier valt weer op de korte diensttijd tot aanhouding (ruim 2 jaar). Dit gekoppeld aan een stijging in aard en aantal van uitrukken voor dit korps had de bellen –achteraf gezien- nog eerder kunnen laten rinkelen. Hoewel: die bellen waren al gaan rinkelen toen ik de vermoedens van brandstichting in september 2000 te berde bracht bij de politie. Dat er wederom een van mijn vrijwilligers bij betrokken zou zijn, kon ik toen echter nog niet bevroeden. Ook in dit geval heb ik –achteraf gezien, helaas- geen nader onderzoek gedaan waarom collega’s niet eerder naar mij of naar de politie toe zijn gekomen terwijl ze zeer sterke vermoedens van brandstichting hadden. Ik kan er alleen bij bedenken dat enerzijds gevoelens van schaamte een rol speelden (“weer één uit het korps”) en anderzijds het toch “prettig is om een aantal uitrukken te hebben”. Ook het bestaansrecht van de post Bosschenhoofd kan hierbij een rol hebben gespeeld. Immers, deze post stond al jaren ter discussie wegens onderbezetting. Ook uit de gemeenschap van Bosschenhoofd waren enkele geluiden te horen als “doek de brandweer maar op, want ze zorgen alleen maar voor hun eigen werk”. Anderzijds werd er vooral in beslotenheid over gesproken. Niet vreemd, de vrijwilligers behoren tot de kleine dorpsgemeenschap en heel veel mensen kennen elkaar. Opvallend was dat de aandacht van de media stukken minder was. De tv (Omroep Brabant) heeft enkele inwoners uit het dorp geïnterviewd. De krant heeft er beperkt over geschreven. Zoals gezegd heeft betrokkene later vooral zelf de media opgezocht. Persoonlijke ervaring Wat ik persoonlijk iets zeer bijzonders vond, was dat ik betrokkene op de bindingsavond in januari 2001 nog een diploma brandwacht heb uitgereikt en een bevordering tot brandwacht 1e klas, al wetende van de verdenkingen. Om het onderzoek niet te verstoren, kon dit uiteraard niet anders, maar ik had er toch vreemde gevoelens bij: iemand proficiat wensen, zien feesten en weten dat hij binnen korte tijd aangehouden zal worden. Ook nu weer vond ik het schokkend dat ik zelf actief achter de geruchten van brandstichting door betrokkene aan moest en dat niemand van het korps mij hierop eerder geattendeerd had. Was ik toevallig niet bij de hangarbrand aanwezig geweest en had ik daar het gerucht niet vernomen dan was de hele zaak wellicht nog enkele weken of maanden doorgelopen. Dit is mijn vertrouwen in deze groep brandweermensen zeker niet ten goede gekomen. 5.8. Cases andere korpsen In enkele gevallen heb ik de afgelopen jaren kennis gekregen van aanhoudingen van vrijwilligers in andere korpsen. Zodra ik dat vernam, via een krantenartikel, via collega’s of omdat men met mij contact opnam, heb ik mijn hulp aangeboden en zaken zoals een anonieme versie van de procedure uit 1999, te verwachten te stellen vragen etcetera, ter beschikking gesteld. Dit betrof de volgende gevallen: 2001 Steenbergen 2001 Cuijck 2004 Bergen op Zoom en Roosendaal (waar ik vanaf 2003 werkzaam ben); vanwege series brandstichtingen. Hoewel er geen aanwijzingen waren dat hierbij een vrijwilliger betrokken zou kunnen zijn, is hierop door de korpsleiding al wel geanticipeerd. 2006 Woudrichem
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
53
5.9. Awareness/de voortekenen Uit diverse onderzoeken én uit mijn eigen cases is al gebleken dat je als commandant of korpsleiding bedacht moet zijn op voortekenen die kunnen duiden op een brandweerman die brandstichter is. Een van de meest actuele zaken die dit m.i. bevestigt, is de aanhouding van een vrijwilliger van het brandweerkorps Rheden. Het eerste krantenartikel (14-02-2008) gaat erop in dat er een grote stijging is in het aantal uitrukken voor buitenbrandjes. Het artikel daarna (10-04-2008) geeft de climax: de verdachte is brandweerman! De Gelderlander Zorg over brandjes Rheden door Henk Aalbers. donderdag 14 februari 2008 14 feb 2008, 03:15 - RHEDEN - De brandweer moest in de afgelopen weken veel vaker dan gebruikelijk uitrukken voor buitenbrandjes in het dorp Rheden. De frequentie is zó hoog, dat brandweercommandant Berrie de Groot de politie ervan op de hoogte heeft gebracht. Dit jaar ging het tot nu toe om twintig brandjes in het dorp. "Statistisch gesproken is het niet normaal", stelt De Groot. Normaal gesproken moet de brandweer in een vergelijkbare periode in het dorp hooguit drie keer voor dergelijke brandjes in actie komen. Over de oorzaak van de vele brandjes laat De Groot zich niet uit. "Ik constateer alleen dat het er veel zijn. In zulke gevallen breng ik mijn collega bij de politie daarvan op de hoogte. Vorig jaar was er in Dieren ook een periode met veel van dergelijke brandjes. Ook toen heb ik de politie daarvan in kennis gesteld. Als brandweer hebben we het overzicht. Wij signaleren dit soort statistische afwijkingen als eersten." Het gaat hoofdzakelijk om containerbrandjes. "Afvalcontainers van particulieren, maar ook de wijkcontainers", aldus de brandweercommandant. "Soms stond een container binnen korte tijd drie keer in brand." Een enkele keer ging het om brand in een haag. De laatste brand in de serie van twintig woedde afgelopen zondag bij een woning aan de Klaproosstraat in Rheden. Daar vatte een tuinset vlam. De Groot: "Aanvankelijk was het een buitenbrandje bij een woning. Maar het vuur sloeg later door naar binnen. Gelukkig bleef de schade beperkt." Overigens viel de schade van de reeks brandjes in het dorp over de hele linie mee. Woordvoerder Ronald van der Leeden van de politie laat weten dat het onderzoek inmiddels gaande is. "We kijken in zo'n geval altijd of er een rode draad te ontdekken is. In het onderzoek betrekken we de tijdstippen waarop de brand werd gemeld, de locaties en hoe de brand is ontstaan. En waar mogelijk maken we gebruik van getuigenverklaringen. Hopelijk leidt dat onderzoek naar personen die verantwoordelijk zijn voor de brandjes."
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
54
De Gelderlander Verdachte Rhedense branden zat bij korps donderdag 10 april 2008 | 13:37 | Laatst bijgewerkt op: donderdag 10 april 2008 | 16:21 RHEDEN - Een van de twee verdachten van de reeks branden in Rheden, afgelopen herfst, was lid van de brandweer in het dorp. De man (21) is per direct geschorst. Dat bevestigt de gemeente Rheden. Bij de Rhedense brandweer wil niemand iets over de affaire kwijt. De verdachte was betrokken bij de vrijwillige brandweer. De leiding neemt de zaak hoog op, meldt de gemeente Rheden. De man is lopende het onderzoek geschorst. Als hij de reeks brandstichtingen bekent, hoeft hij niet te rekenen op een terugkeer. De affaire is een drama voor de Rhedense brandweer, die juist zit te springen om vrijwilligers. De 21-jarige Rhedenaar werd vorige week dinsdag aangehouden. Ook een 16-jarige jongen uit Rheden zit vast. De politie verdenkt hen van een reeks van 23 branden die vanaf oktober in het dorp hebben gewoed. Het ging vooral om containerbranden en bermbranden. Een keer werd de voordeur van een woning in brand gestoken.
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
55
6. Preventieve en repressieve maatregelen betreffende brandstichting door brandweermensen 6.1. Inleiding In hoofdstuk 5 heb ik de verwachting uitgesproken dat het aantal gevallen van brandstichtende brandweermensen in Nederland de komende jaren toe zal nemen. Tevens is eerder al aangegeven dat –los van een eventuele toename- de gevolgen van de aanhouding van een brandweerman voor brandstichting desastreus zijn, zowel intern binnen het korps als extern naar de maatschappij toe. Ik ben dan ook van mening dat er zoveel als redelijk mogelijk is aan gedaan moet worden om dit te voorkomen. Ik ben tevens van mening dat resultaten uit het buitenland voldoende mogelijkheden geven om hier ook in Nederland preventief mee aan de slag te gaan. In dit hoofdstuk zal ik dan ook ingaan op mogelijkheden om brandstichting door brandweermensen te voorkomen. Daarnaast besef ik dat het nooit helemaal te voorkomen zal zijn en ga ik daarom ook in op maatregelen die genomen kunnen worden als het dan toch gebeurt. 6.2. Wat kan men doen om brandstichting door brandweermensen te voorkomen? In het buitenland zijn diverse programma’s ontwikkeld om het aantal brandstichtingen door brandweermensen te voorkomen. In bijlage 8 zijn per land de diverse mogelijkheden aangeven. Op basis van de gegevens uit het buitenland, zoals beschreven in de bijlage, is er een algemene lijn in te ontdekken. Deze bestaat in hoofdlijnen uit de volgende onderdelen: 1. screening/background checks 2. voorlichting 3. detectie en analyse/reageren op indicatoren en signalen. In Nederland kunnen we volgens mij diverse zaken uit het buitenland toepassen. Daarbij hebben we het voordeel dat we een klein land zijn, zodat sommige zaken –bijvoorbeeld inwinnen van referenties- wel heel makkelijk toepasbaar zijn. Wat in Nederland om redenen van onder andere privacy, wetgeving en ontbreken van databases dan wel toegankelijkheid ervan minder tot niet mogelijk is, zijn zaken als background checks van medische, rijbewijsen strafrechtelijke gegevens. Overigens is er in Nederland op het gebied van integriteit al op diverse terreinen ervaring mee opgedaan. In de overheidssector in ieder geval bij gemeenten, rijk, politie en defensie. De brandweer loopt daarmee echter –uitzonderingen daargelatenachter. Zeer onlangs heeft het College voor Arbeidzaken (CvA) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een circulaire naar alle gemeenten toegezonden over het onderwerp “screening van ambtenaren”57. Deze circulaire gaat in op het in dienst nemen van nieuw personeel, waarbij het oogpunt integriteit wordt belicht. Brandweerpersoneel is grotendeels ook gemeentepersoneel. Mijn conclusie is dat alle aanbevelingen in deze circulaire onverkort toegepast kunnen en dienen te worden bij brandweerpersoneel. In deze circulaire worden de volgende screeningsinstrumenten genoemd: 1. verklaring omtrent het gedrag 2. curriculum vitae/diploma’s/cijferlijsten (originele exemplaren) 57
Ledenbrief 08/067 CVA/LOGA 08/18, 14 april 2008, onderwerp: screening van ambtenaren
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
56
3. 4. 5. 6. 7.
sollicitatiegesprek referenties, ontslagbrieven, getuigschriften assessment medisch onderzoek verificatie van identiteitsbewijzen.
Ten aanzien van punt 6 valt nog op te merken dat een dergelijk onderzoek bij de brandweer gebruikelijk is. Dit gaat echter vooral in op de fysieke gesteldheid en veel minder op de psychische gesteldheid. Interessant is dat er een ontslagmogelijkheid is bij het achterhouden van voor de functie relevante medische informatie. Daaronder zouden psychische problemen die kunnen leiden tot brandstichting kunnen vallen. Het CvA adviseert om in benoemingsbrieven de volgende clausule op te nemen inzake de geschiktheid voor de functie: “Wij hebben u tijdens het sollicitatiegesprek gewezen op het feit dat u verplicht bent om relevante medische informatie voor de vervulling van de functie te melden. Mocht achteraf blijken dat u tijdens de sollicitatieprocedure voor de functie relevante medische informatie hebt verzwegen, dan kan het dienstverband om die reden worden beëindigd.”
Wat we in Nederland in ieder geval kunnen doen, valt volgens mij in vier delen uiteen die ook in het buitenland toegepast worden: 1. screening aan de poort 2. voorlichting 3. reageren op signalen 4. een protocol voor “als het toch gebeurt”. 6.2.1. Screening aan de poort (middelen vóór indiensttreding) Hierbij gaat om een uitwerking c.q. toelichting op de screeningsinstrumenten die de VNG noemt. • Background checks doen op het gebied van strafrechtelijk verleden door middel van de Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG). Grof gezien gaat een VOG vier jaar terug. Het is mogelijk om niet alleen bij aanstelling –als zijnde een eis bij aanstelling-, maar ook periodiek herhaald een VOG te laten overleggen. Welke periodiciteit hiervoor wordt gehanteerd is discutabel. Vier jaar lijkt alleszins redelijk. Een dergelijke periodieke herhaling zou iets geheel nieuws zijn. Het geeft de werkgever de mogelijkheid om bij het niet (meer) verkrijgen van een periodieke VOG tot ontslagverlening over te gaan. • Een goede check van het CV of er mogelijke gaten zitten in arbeidsverleden, opleiding, verblijf elders etc. Tevens een check op originele diploma’s en cijferlijsten. • Het voeren van een goed en gestructureerd sollicitatiegesprek. Daarbij wordt ingegaan op de keuze van de sollicitant voor dit beroep, de betekenis van goed brandweer/ambtenaarschap en de integriteitrisico’s die verbonden zijn aan de functie. Tevens benadrukken dat het korps veel waarde hecht aan integere brandweermensen. • Altijd referenties inwinnen bij vorige korps(en) en huidige en vorige werkgevers. Ook een check op ontslagbrieven en getuigschriften. • Een daartoe geëigend assessment, dat overigens daarvoor wel specifiek (nader) ontwikkeld zou dienen te worden voor zover het betreft de persoonlijkheid en integriteit.
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
57
• •
Medisch onderzoek, inclusief ontslagmogelijkheid bij verzwijgen van relevante gegevens. Verificatie van identiteitsbewijzen.
Ten aanzien van het assessment, valt op te merken dat dit een lastige materie is. Deskundigen zijn hier verdeeld over. Zo geeft Timothy Huff van de FBI aan dat psychologische onderzoeken een lastig voorspellende werking hebben. Men kan wellicht wel constateren dat iemand in een profiel past. De vraag is echter of het moreel en ethisch verantwoord is om iemand dan af te wijzen. Het is discriminerend om iemand af te wijzen, niet omdat hij iets heeft begaan, maar omdat een profiel zegt dat hij het zou kunnen gaan doen. Ook Peter Vonk, van Vonk Competentie Expertise te Zwolle is deze mening toegedaan dat dit ethisch niet verantwoord. Bovendien stelt Peter Vonk dat een dergelijk onderzoek niet mogelijk is, omdat: de criteria ontbreken op grond waarvan getoetst zou moeten worden in Nederland de normgroep ontbreekt op grond waarvan je dergelijke criteria vast zou kunnen stellen er –zoals vermeld- een ethisch dilemma is. Kern van deze problematiek is dat achteraf (met terugwerkende kracht) het daderprofiel wel interessant is, maar niet preventief. Teveel brandweermensen voldoen namelijk aan dat daderprofiel. Rebekah Doley daarentegen stelt dat een dergelijke screening aan de poort wel mogelijk zou zijn. Timothy Huff van de FBI geeft aan dat de voorspellende waarde gering is. Ook Peter Vonk geeft dit aan. Ik constateer dat de meningen van deskundigen hierover dus verdeeld zijn. Inhoudelijk ken ik te weinig van de materie om hierover te oordelen. Mede vanwege deze verdeelde meningen en de veronderstelde en actuelere deskundigheid en ervaring van Rebekah Doley is het daarom zeker wenselijk om hier vervolgonderzoek naar te doen. Hiervoor zie ik zeker een taak weggelegd bij de NVBR. 6.2.2. Voorlichting Als leiding kan men zeker preventieve maatregelen nemen, zeker op het gebied van voorlichting. Ik zie de volgende mogelijkheden: • Voorlichting geven dat dit probleem voorkomt, zowel aan nieuw personeel als aan zittend personeel en deze voorlichting ook periodiek herhalen; in de voorlichting ook meenemen integriteit en groepsgedrag. • Aangeven van negatieve consequenties van brandstichting voor betrokkene zelf, de collega’s, familie, het korps en imago. • Afleggen van de ambtseed of –gelofte. • Het bespreekbaar maken en mensen erop attenderen dat ze afwijkingen in gedrag en deviant gedrag altijd signaleren bij de korpsleiding. • Het opzetten van een integriteitbeleid, waarbij onderstaand stappenplan gehanteerd kan worden. Stappenplan integriteitbeleid In het boek “Integriteit in de beroepspraktijk” van Edgar Karssing wordt een stappenplan aangegeven voor integriteitbeleid. Hieronder wordt verstaan het preventief ontwikkelen van beleid om integriteitschendingen te voorkomen. Het is een zeven stappenplan, waarbij per stap de mogelijke maatregelen en instrumenten worden aangeduid: 1. Het doorlichten van de organisatie ter bepaling van de kwetsbare onderdelen en inventarisatie van de kwetsbare functies.
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
58
2. Het veilig stellen van de integriteit van de organisatie, zoals door het instellen van visitatiecommissies en vertrouwenspersonen. 3. Het systematisch bewaken van de toetreding door onder andere werving en selectie, verklaring omtrent het gedrag en de ambtseed of –belofte. 4. Het vaststellen van gedragsregels (zoals “gij zult …”). 5. Het levend houden van de gedragsregels door onder andere functioneringsgesprekken, opleiding en vorming en periodieke voorlichting. 6. De controle op de naleving van gedragsregels. 7. De maatregelen in geval van ontoelaatbare handelingen of het risico daarop, zoals aangifte, schorsing en ontslag. Wat ik als groot voordeel zie van een dergelijk integriteitbeleid, is dat het voorwaardenscheppend en ondersteunend in algemene zin is. Niet alleen ter voorkoming van brandstichting door brandweermensen, maar ook op andere vlakken, zoals seksuele intimidatie, drankgebruik en andere schendingen van integriteit binnen de brandweer. 6.2.3. Reageren op signalen Waar kun je als korps alert op zijn?: • Een plotselinge stijging van het aantal brandmeldingen, valse meldingen, bommeldingen; wees er alert op dat het aantal meestal begint met kleinere branden: vuilcontainers, bossages, auto’s en dergelijke • Een stijging in de hevigheid van de branden • Hou dus aantallen meldingen, opvallende afwijkingen en wijzigingen in opkomst structureel in de gaten • Leg die opvallende cijfers naast het FBI-profiel en let vooral op korpsleden die nog kort in dienst zijn • Als er vermoedens zijn, dit direct kortsluiten met korpsleiding en politie. In beide gevallen die ik mee heb gemaakt waren er al langere tijd geruchten dat betrokkenen brand zouden stichten, maar werden ze niet adequaat opgepakt. 6.2.4. De “antenne” van de commandant/korpsleiding Naast bovengenoemde mogelijkheden is een van de meest cruciale zaken ter voorkoming én bestrijding volgens mij de rol van de commandant c.q. de korpsleiding. Timothy Huff geeft dit in zijn rapport58 ook al aan. Ook zelf bemerk ik dit. Ik heb dit in hoofdstuk 5 weergegeven bij mijn ervaringen in Halderberge en ook de krantenartikelen betreffende de Rhedense vrijwilliger wijzen die richting in. Zoals gemeld, hebben de heren Cees van Beek en Peter Vonk een vragenlijst verzonden in januari 2006. Daarbij hebben zij vanuit het brandweerveld (commandanten) reacties ontvangen dat het niet wenselijk was om hierover te publiceren. Dit vooral omdat het negatieve publiciteit zou zijn. Ik bemerk ook gevoelens van schaamte of het basale gevoel dat het jou niet overkomt en anderen wel. Dat is dus niet zo. Commandanten moeten hier scherp op zijn, erop anticiperen, bespreekbaar maken en zonodig keihard repressief optreden. Is die absolute noodzaak van awareness bij de commandanten als startpunt al niet aanwezig, dan zal het probleem van brandstichtende brandweermensen de brandweer blijven achtervolgen en alleen maar groter worden. 58 Timothy Huff, “Fire Setting Firefighters: Arsonists in the Fire Departments- Identification and Prevention, Federal Bureau of Investigation, FBI Academy, Quantico, Virginia, 1994.As published in the International Association of Fire Chiefs, ‘On scene’, August 15, 1994
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
59
6.3. Wat te doen als het dan toch gebeurt? Er zijn in Nederland geen algemeen geldende richtlijnen of protocollen bekend wat je als korpsleiding wel of niet moet doen als je geconfronteerd wordt met een brandstichter in het korps. Vanuit het ministerie van BZK, noch vanuit de VNG of NVBR is een protocol bekend. Het zou een goede zaak zijn als hier een landelijk model voor wordt ontwikkeld en gehanteerd. Hierin zou de NVBR als branchevereniging een belangrijke rol kunnen spelen. In 1999 heb ik zelf een soort checklist gemaakt met “do’s en dont’s”. Deze heb ik ook ter beschikking gesteld aan enkele andere korpsen die met een brandstichtende collega werden geconfronteerd. Deze richtlijn met bijlagen, zoals brieven, heb ik in bijlage 9 toegevoegd. In diverse buitenlanden heeft men wel de beschikking over protocollen. Op basis van die gegevens en op basis van mijn eigen checklist, kom ik tot het volgende samenvattende protocol.. Samenvatting protocol “Als het dan toch gebeurt…” 1. Bij vermoeden van brandstichting direct de burgemeester en politie informeren. 2. Bij aanhouding van een korpslid direct als korpsleiding benadrukken dat betrokkene verdacht is, openlijk afstand nemen van brandstichters en aangeven dat nader onderzoek wordt ingesteld. 3. Direct schorsing van betrokkene; niet als straf maar als voorzorgsmaatregel. 4. Gesprekken houden met korpsleden/collega’s (debriefing). 5. Zorgen voor een heldere en directe communicatie met politie en/of Openbaar Ministerie. 6. Zodra de verdachte veroordeeld is, direct ontslag geven bij het brandweerkorps. 7. Een openlijke verontschuldiging van de korpsleiding naar de slachtoffers toe. 8. Communicatie actief starten met de volgende tekst als basis: ”Als vuistregel geldt dat door alle bevolkingsgroepen heen ongeveer 10% afwijkend gedrag vertoont. Hiervan is de brandweer niet uitgesloten. Hoewel brandweermensen niet een echte representatieve doorsnede van de bevolking zijn: men is inzetbereid, plichtbewust en lichamelijk belastbaar. Het aansteken van vuur hoort tot de normale ontwikkeling van kinderen. Er zijn in Nederland circa 26.000 brandweermensen actief. Een “zwart schaap” is dan ook niet volledig uit te sluiten. Als een brandweerman aangehouden wordt, dan komt dat meestal uitvoerig in zowel de regionale als landelijke media. Daardoor ontstaat een beeld dat het vaker voorkomt dan de relatief lage getallen eigenlijk rechtvaardigen. Het beeld ontstaat dan van: “weer een brandweerman als brandstichter”. In de meeste gevallen zijn er bij het brandweerkorps tevoren geen directe aanwijzingen over een brandstichter in de eigen gelederen. Als het dan toch gebeurt, schrikt men er geweldig van. Men distantieert zich ervan, schorst de verdachte en sluit hem bij veroordeling uit van het korps.” 9. Bereid je voor op vragen vanuit de media die gesteld kunnen worden. Zorg voor goede communicatieondersteuning. 10. Hou rekening met een verslechterde verstandhouding met de politie. Van “hulpverleningscollega” verwordt die nu vaak tot “opspoorder” met allerlei vervelende opsporing- en verhoormethoden van dien.
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
60
7. Conclusies en aanbevelingen 7.1. Antwoord op de centrale onderzoeksvraag De centrale onderzoeksvraag van deze scriptie is: “Waarom komt brandstichting (juist) voor bij de brandweer?” Uit de voorgaande hoofdstukken valt het antwoord daarop te destilleren. Dat valt uiteindelijk in twee stukken uiteen. Enerzijds –in absolute getallen gezien- komt brandstichting slechts sporadisch voor bij de brandweer. Echter, elke keer dat het voorkomt, is er een teveel. Anderzijds blijkt dat de eisen die worden gesteld aan brandweermensen juist ook aspecten in zich bergen die –ook en vooral- voorkomen bij brandstichters. Zo is een van die aspecten ervan de fascinatie voor vuur en spanning die brandweermensen nodig hebben. Dat staat hieronder nader uitgewerkt. 7.1.1. Fascinatie voor vuur Dit aspect wordt in het rapport Bushfire Arson59 bij de heer F. Crowe60 aangehaald. Hij legt een relatie tussen vrijwillige brandweer en brandstichting. Hij gaat in op het feit dat de meeste vrijwilligers bij de brandweer een belang hebben bij brand. Tenslotte is men niet voor niets bij de brandweer gegaan. Gelukkig hebben de meesten een gezond respect voor de gemeenschap die ze dienen en bezondigen ze zich daarom niet aan brandstichting. Hij stelt dat juist de interesse in brand en de zorg daarvoor, brandweermensen in staat kan stellen om korpsleden te identificeren die de kenmerken hebben van een brandstichter. Crowe geeft daarbij aan dat leden die overdreven geïnteresseerd zijn in vuur en die overdreven dienstbaar willen zijn aan de gemeenschap juist mogelijke brandstichters kunnen zijn. Het probleem is echter dat juist deze kenmerken van overmatige interesse in vuur en dienstbaar willen zijn aan de gemeenschap, zowel negatief als positief uit kunnen vallen. Een individuele brandweerman kan een obsessieve interesse hebben in vuur, wat kan leiden tot de behoefte om een brand te stichten als dit niet op natuurlijke wijze gebeurt. Dezelfde persoon kan een zo grote bezorgdheid hebben voor het welzijn van zijn gemeenschap dat het hem aanzet om branden te stichten. Dit in de hoop dat de daaruit voortvloeiende aandacht leidt tot bestuurlijke ondersteuning. Dit kan zijn in de vorm van geld om de plaatselijke brandweer te handhaven of geld voor een betere ruimtelijke ordening. Het kan ook voorkomen dat een individuele belangstelling en bezorgdheid leidt tot het kweken van een scherp bewustzijn voor de gevaren van brand en een wens om de gevolgen van band op de gemeenschap te beperken. Nadruk op dergelijke geïnteresseerde en betrokken individuen kan alleen maar een positieve uitwerking hebben als tegelijkertijd een nauwkeurig onderzoek plaatsvindt naar de aard van deze eigenschappen en de manier waarop ze worden geuit. Daarnaast zijn het ook de bij het vak van brandweerman behorende spanning en sensatie, het avontuur en de bijdrage die men wenst te leveren aan de maatschappij. Zowel de motieven om bij de brandweer te gaan als het profiel van brandweermensen hebben enkele typische overeenkomsten. Al is het maar een van de meest basale, bijvoorbeeld het gegeven dat de 59
Matthew Willis, ‘Bushfire Arson: A review of the Literature’, Research and Public Policy Series, Australian Institute of Criminology, Canberra 2004 60 Crowe F, 1999 The arsonist’s mind. Presented at FIRE! The Australian experience conference, 30 september-1 oktober, Adelaide
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
61
meeste brandweermensen man zijn en de meeste brandstichters ook. Juist daarom lijkt brandstichting juist bij de brandweer voor te komen. “Lijkt” omdat tevens blijkt dat heel veel brandweermensen in het profiel van een brandstichter passen, maar dat het tevens een feit is dat al diegenen in Nederland –brandweerman of niet- die in het profiel passen, zeker geen brandstichter zijn. Mede gelet op de instroom van nieuwe brandweermensen die als hoofdmotief vooral “uitdaging” hebben, verwacht ik dat bij ongewijzigd beleid het aantal brandweermensen dat brand sticht toe gaat nemen. Ook als ik daarbij nog eens betrek dat ik gedurende mijn onderzoek van collega’s heb gehoord dat zij een (vermoedelijke) brandstichter hadden, maar dat die na gesprekken ermee gestopt is of met ontslag is gegaan. Probleem hierbij is dat dit geen “harde” en geregistreerde gegevens zijn, die vaak in de collegiale vertrouwelijkheid wel uitgesproken worden, maar anders niet. Daarbij zijn er uiteraard ook nog gevallen van verdachten of veroordeelden die nooit in de openbaarheid zijn gekomen en waarvan we dus eenvoudigweg geen weet hebben. 7.1.2. De brandweer heeft een bijzondere eigen cultuur Een bevestiging dat brandweermensen vooral “uitdaging” nodig hebben en “bijzondere” mensen zijn, is te vinden in onderstaand artikel dat ingaat op veiligheidsbewustzijn bij brandweerpersoneel. Psycholoog Carlo Mittendorff
Brandweermensen hebben meer spanning nodig! In april 2005 is een nieuwsbrief van de inspectie openbare orde en veiligheid verschenen61 die ingaat op het feit dat er in 14 jaar tijd 28 brandweermensen omgekomen zijn bij hun werk en er honderden ernstig zijn gewond. Minister Remkes concludeerde dat de brandweer veel te weinig heeft geleerd uit al die ongevallen. De nieuwsbrief gaat in op het symposium Veiligheidsbewustzijn bij brandweerpersoneel dat op 31 maart 2005 werd gehouden in Papendal. Een van de sprekers was psycholoog Carlo Mittendorff. Hij zegt over dit onderwerp het volgende. GEVAAR ZOEKEN De brandweer in Nederland heeft een hoge risicobereidheid. 'Bij het zoeken naar een antwoord op de vraag waarom brandweermensen zoveel risico nemen, kwam ik de conclusie van psycholoog Mitchell tegen. Na gesprekken met honderden brandweerlieden bleek dat zij een gemeenschappelijk kenmerk hebben. Ze voelen zich stuk voor stuk op hun gemak bij het nemen van meer risico en het lijkt erop dat zij die spanning nodig hebben.' Mittendorff gaf aan dat je dat ook ziet in de vrijetijdsbesteding van brandweermensen. 'Zij doen graag aan wildwatervaren, berg beklimmen, motorrijden en dergelijke – allemaal sporten met een verhoogd persoonlijk gevaar.' VUUR ALS VIJAND Volgens de psycholoog is er sprake vaneen vechtcultuur bij de brandweer.'De organisatie is militaristisch met uniformen, rangen en standen, er is een aanvalsploeg en er wordt in vechtmetaforen over het werk gesproken. Brandweermensen beleven het werk als een strijd tegen een persoonlijke vijand: het vuur.' Om aan te geven wat hij hiermee bedoelde gaf hij voorbeelden. 'Jullie hebben na afloop “hem” eronder gekregen. “Hij” zat al in het dak! Jullie willen hoe dan ook het vuur bedwingen en anders voelen jullie je machteloos.' De zaal reageerde herkennend. Ook dit kwam hen bekend voor. VRIJWILLIG MEER RISICO Onder het kopje 'respect en autonomie' gaf Mittendorff belangrijke kenmerken aan. Door competentie te tonen en risico te nemen, denken brandweermensen het respect van collega’s te verdienen. Angst wordt ervaren als gezichtsverlies. Door de publieksdruk (‘Gaan we nog wat doen?’) wordt onnodig risico gelopen. Over de rol van 61
Nieuwsbrief Inspectie Openbare Orde en Veiligheid, jaargang 4, nummer 2 april 2005
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
62
de bevelvoerder gaf Mittendorff aan dat hij was geschrokken van het feit dat veel opdrachten –tussen de 50 en 80%- niet werden uitgevoerd. ‘Natuurlijk moet je altijd zelf beoordelen of je de situatie al dan niet te gevaarlijk vindt. Maar de ongeleide projectielen, of de jonge honden zoals ze ook wel worden genoemd, worden gevreesd door de bevelvoerders. Wist u overigens dat uit onderzoek blijkt dat mensen veel meer risico willen nemen als het vrijwillig is?’ AANBEVELINGEN EEN MUST Hoewel Mittendorff niet optimistisch is over de snelheid waarmee een cultuurverandering kan plaatsvinden, besloot hij zijn betoog met aanbevelingen met de opmerking dat hij vindt dat deze moeten worden uitgewerkt. Voorop staat volgens hem ‘Goed voorbeeld doet goed volgen’. Sociaal leren is de belangrijkste vorm bij de brandweer. Ook kunnen incidentbesprekingen veel helpen. Leren van de eigen incidenten en die bij de collegakorpsen is een must. Ook hier speelt het gevoel van onkwetsbaarheid een belangrijke rol. Als voorbeeld noemt hij de jonge brandweerman die bezig was met zijn duikbrevet. Hij printte via internet het incident in Utrecht uit en liet dat tijdens de duikinstructie zien aan collega’s. De reactie luidde: ‘Zo’n extreem ongeluk, dat gebeurt niet bij ons!’ En hiermee gaf hij aan dat juist dit gevoel moet worden doorbroken. Een derde aanbeveling luidde ‘Wat je ziet, is wat je krijgt’. Hij pleitte voor een scherpere selectie van brandweerpersoneel. De brandweerman of –vrouw gaat een stap verder dan gewone burgers. Maar mensen die veel verder willen gaan, moet je buiten je organisatie houden. Laat eventueel nieuwe mensen eerst een jaar meelopen en beslis na die periode of zij geschikt zijn en niet teveel en dus onnodig risico nemen. Hij sluit af met:
Cultuurverandering binnen de brandweer is berucht moeilijk. Jullie kazernes lijken wel gezinsvervangende tehuizen met een geheel eigen cultuur. Hoewel het buiten de onderzoekssfeer van deze scriptie valt, zie ik hierin wel parallellen met brandstichting door brandweermensen. Brandweermensen zijn mensen die vrijwillig risico’s nemen. Risico nemen, geeft mensen een prettig gevoel. We weten allemaal dat skiën, parachutespringen, wildwatervaren, bungy jumpen en dergelijke gevaarlijk is, maar het geeft een kick. Ook het stichten van brand brengt risico’s met zich mee en geeft een kick. Veel brandweermensen zien het blussen van branden als een persoonlijke strijd met het vuur als vijand. Als zij er niet in slagen de brand te blussen, ervaren zij het als een persoonlijk falen en zijn ze teleurgesteld. Het is een haat-liefde verhouding. Het vuur als vijand kan even goed impliceren het vuur als passie. Het strijdelement is voor mij ook herkenbaar ten aanzien van het aloude fenomeen van brandweerwedstrijden, waarbij het competitiegehalte zeer hoog ligt. Ik vind dit een typisch fenomeen, omdat dergelijke wedstrijden bij andere hulpverleningsdiensten zoals politie of ambulance niet bekend zijn. Ook komt bij Mittendorff naar voren het fenomeen van verwerven van respect en aanzien – ook bij collega’s- als je risico’s loopt. Ook hierin zie ik de bevestiging dat het toch wel prettig is om “als held” te worden gezien. De reactie op het duikongeval “Zoiets extreems, dat gebeurt niet bij ons!” kan tegelijk ook een verklaring zijn voor het feit dat niemand verwacht dat zich in het korps een brandstichter zou bevinden. Daarmee kan het ook een verklaring zijn waarom het onderwerp van de brandstichtende brandweerman nog niet op de landelijke agenda is verschenen; “Zoiets extreems, dat gebeurt niet bij ons!” Dus steekt men de kop maar weer eens in het zand; als je het niet ziet, dan is het er niet. Ik merk zelf dat de brandweer inderdaad nogal eens voldoet aan het fenomeen dat Mittendorf beschrijft. In mijn 28-jarige loopbaan heb ik wel eens gemerkt dat brandweermensen bepaalde zaken “onder de pet” houden. Voorbeelden hiervan zijn gevallen van seksuele intimidatie. Opmerkelijk is ook het “jager-prooi-” en “trofeegedrag”. Ik ken diverse gevallen waarbij Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
63
ontvreemding van goederen (hoewel men dat zo niet ziet) voorkomt. Ik ken korpsen waarbij bijvoorbeeld verbrande of net geredde voorwerpen, zoals zonnebrillen, reclameborden, emblemen (vooral van biermerken) als trofeeën op de kazernes staan. De brandweer is gesloten naar buiten toe. Er heerst op sommige momenten –als er een gezamenlijke vijand is of wanneer een korps met groot persoonlijk leed is geconfronteerd- een groot gevoel van saamhorigheid. Daarmee vormt men naar buiten toe een blok en wenst geen inmenging. Ik herken hierbij aspecten waarbij de integriteit in bredere zin aan de orde komt. Mijn advies is dan ook om dit nader te onderzoeken. 7.2. Antwoord op de deelvragen De volgende deelvragen zijn in de Inleiding gesteld: 1. wat is er bekend over brandstichting in het algemeen en specifiek door brandweermensen? 2. hoe verhoudt brandstichting zich tegen de achtergrond van integriteit binnen een professionele organisatie, waarbij ik veronderstel dat brandstichting in feite de zwaarste schending is van het beroep van brandweerman? 3. is er een profiel op te stellen van een brandstichtende brandweerman op basis van de bestaande gevallen en studies? 4. is een dergelijk profiel bruikbaar als toetsingsinstrument voor de brandweer in Nederland? 5. zijn er preventieve maatregelen mogelijk om brandstichting door brandweermensen te voorkomen? Al deze vragen zijn inmiddels beantwoord. Kort samengevat: 1. In Nederland is hierover weinig bekend, maar in het buitenland des te meer. Gelukkig is het in het buitenland meer gestoeld op feiten dan op de (onterechte) beeldvorming zoals die in Nederland soms bestaat. 2. Brandstichting is binnen de professionaliteit van de brandweer de ernstigste schending van integriteit. Het is te vergelijken met een agent die steelt of een jeugdwerker die zicht aan kinderen vergrijpt. 3. Er is een profiel op te stellen van een brandstichtende brandweerman. Dit profiel is opgesteld op basis van gegevens uit het buitenland en wel de VS. Daar heeft de FBI een profiel ontwikkeld dat ook in Nederland bruikbaar is. Op grond van eigen onderzoek is een gewenste aanvulling daarop de (korte) duur van de diensttijd bij het korps. 4. Dit profiel is ook bruikbaar voor de brandweer in Nederland. 5. Er zijn preventieve maatregelen mogelijk en wel op vier fronten: - screening aan de poort (background checks) - voorlichting - reageren op signalen - een protocol “als het dan toch gebeurt”.
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
64
7.3. Brandstichting door brandweermensen is een taboeonderwerp Opvallend is dat er in Nederland zo weinig centraal bekend is over het fenomeen brandstichting door brandweermensen terwijl er gemiddeld toch twee personen per jaar hiervoor aangehouden worden. Dit betekent dat 1 op de 200 korpsen hier per jaar mee te maken krijgt. De gevolgen ervan zijn vaak desastreus. Dit staat nog los van het onbekende aantal gevallen (ijsbergtheorie) waarbij niemand aangehouden wordt, maar waarvan toch verondersteld mag worden dat het vaker voorkomt dan er aanhoudingen zijn. Nog opvallender is dat het blijkbaar een taboeonderwerp is. Er wordt weinig over gesproken, weinig informatie over uitgewisseld en dergelijke. Dat het meer aandacht verdient, mag duidelijk zijn. Dit nog temeer omdat ik verwacht dat het aantal de komende jaren toe zal nemen omdat er meer instroom van nieuw personeel zal zijn. Dit nieuwe personeel is van “de nieuwe garde” en heeft een hoger risico op juist dat gedrag dat bij brandstichters behoort. Ook het feit dat sommige kazernes gesloten dreigen te worden en dat er steeds minder “echte” branden zijn, zijn aspecten die er aan bij kunnen dragen dat brandstichting door brandweermensen juist vaker voor kan komen.
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
65
7.4. Aanbevelingen Ik doe de volgende aanbevelingen, gebaseerd op het treffen van preventieve en repressieve maatregelen zoals in hoofdstuk 6 vermeld, namelijk: 1. integraal invoeren van een screening aan de poort (background checks) op basis van het landelijk VNG-model62 met de volgende instrumenten: a. verklaring omtrent het gedrag; met vierjaarlijkse hehaling b. check op curriculum vitae/diploma’s en cijferlijsten c. een gestructureerd sollicitatiegesprek d. check op referenties, ontslagbrieven en getuigschriften e. assessment (zie hieronder) f. medisch onderzoek, met opneming van een zinsnede in de aanstellingsbrief dat bij verzwijging, achteraf ontslag kan worden verleend g. verificatie van identiteitsbewijzen 2. geven van voorlichting aan nieuw en zittend personeel en dit periodiek herhalen 3. ontwikkel en implementeer een integraal integriteitbeleid met de volgende elementen: a. Het doorlichten van de organisatie ter bepaling van de kwetsbare onderdelen en inventarisatie van de kwetsbare functies. b. Het veilig stellen van de integriteit van de organisatie, zoals door het instellen van visitatiecommissies en vertrouwenspersonen. c. Het systematisch bewaken van de toetreding door onder andere werving en selectie, verklaring omtrent het gedrag en de ambtseed of –belofte. d. Het vaststellen van gedragsregels (zoals “gij zult …”). e. Het levend houden van de gedragsregels door onder andere functioneringsgesprekken, opleiding en vorming en periodieke voorlichting. f. De controle op de naleving van gedragsregels. g. De maatregelen in geval van ontoelaatbare handelingen of het risico daarop, zoals aangifte, schorsing en ontslag 4. hou aantallen en aard van de meldingen, afwijkingen en wijzigingen in opkomst in de gaten en reageer daar zonodig op 5. bevorder de awareness van de commandanten 6. ontwikkel en implementeer een landelijk (vanuit de NVBR) protocol “als het dan toch gebeurt” 7. verricht vanuit de NVBR een vervolgonderzoek inzake de (on)mogelijkheden van een specifiek psychologisch onderzoek of assessment om potentiële brandstichtende brandweermensen te weren.
62
Ledenbrief 08/067 CVA/LOGA 08/18, 14 april 2008, onderwerp: screening van ambtenaren
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
66
8. Bijlagen 1. Literatuur en bronvermelding 2. Overzicht geïnterviewden 3. Profiel, motieven en modus operandi van een brandstichter in België, Groot Brittannië, Australië en Duitsland 4. Profiel, motieven en modus operandi van een brandstichtende brandweerman in België en Australië 5. Vragenlijst t.b.v. interview commandanten 6. Invullijst FBI-profiel brandstichtende brandweerman in Nederland 7. Anoniem verslag eerste casus brandstichter bij brandweer Halderberge 8. Preventieve en repressieve maatregelen inzake brandstichting door brandweermensen in Verenigde Staten, Groot Brittannië en Australië 9. Richtlijn met bijlagen“als het dan toch gebeurt” n.a.v. eigen casus Halderberge
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
67
1. Literatuur en bronvermelding Geraadpleegde literatuur 1. Almond, Louise; test of the arson action system model in an incarcerated population, Psychology, Crime & Law, march 2005, vol. 11(1), pp 1-15 2. Australian Institute of Criminology;. Australian Government, Canberra: - Trends & issues, No. 236, Arson: Exploring Motives and Possible Solutions, august 2002 - BushFIRE Arson Bulletin, No. 16, Firefighter arson: part 1-incidence and motives, 7 juni 2005 -BushFIRE Arson Bulletin, No. 17, Firefighter arson: part 2- profile, 21 juni 2005 -BushFIRE Arson Bulletin, No. 18, Firefighter arson: part 3- a case study, 5 July 2005 -BushFIRE Arson Bulletin, No. 28, part 3 The use of profiling in bushfire arson, 17 january 2006 3. Baarda van, Th. A. , Iersel van, A.H.M. en Verweij, D.E.M.; Praktijkboek Militaire Ethiek, ethische vraagstukken, morele vorming, dilemmatraining, 2004 4. Bryant C.J. & Willis M.; ‘Human caused: reducing the impact of deliberately lit bushfires. Life in a fire-prone environment: translating science into practice’. Proceedings of the 10th Biennial Australian Bushfire Conference 2006. Brisbane, 6-9 June 2006. Brisbane Griffith University 5. Cabe, Ken; FIREFIGHTER ARSON: LOCAL ALARM, SC Forestry Commission (1994), Published in Fire Management Notes Vol. 56, No. 1 (1996) 6. Crowe F.; The arsonist’s mind. Presented at FIRE! The Australian experience conference, 30 september-1 oktober 1999, Adelaide 7. DeHaan, John D.; The Arson Set, pp 405-411 from Kirk’s Fire Investigation, 4/E, 1997 8. Doley, Rebekah; - Theoretical approaches to explaining deliberate firesetting behaviour - Making Sense of arson through classification. Psychiatry, Psychology and Law, 10(2) 346-352 - Suicide by fire - Copycat Arson - Smoke screen 9. FBI: -Essential Findings from a study of serial arsonists, FBI Academy, 1998 -Timothy Huff, “Fire Setting Firefighters: Arsonists in the Fire DepartmentsIdentification and Prevention, Federal Bureau of Investigation, FBI Academy, Quantico, Virginia, 1994. As published in the International Association of Fire chiefs, ‘On scene’, August 15, 1994
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
68
- Law Enforcement Bulletin, april 2005, volume 74, number 4, juvenile arson 10. Haverkamp, Gerrit; proefschrift “Vuur als gemeenschappelijke vijand”, oktober 2005 11. Howden, Saffron; ‘Police check volunteer firefighters, news.com.au., july 2004 12. Iersel, van E.H.M;. Militaire ethiek: morele dilemma's van militairen in theorie en praktijk, 2002 13. Inspectie Openbare Orde en Veiligheid, Nieuwsbrief, jaargang 4, nummer 2 april 2005 14. Jäkel, Harry; Täterprofiel von Brandstiftern-Eine Untersuchung des Landeskriminalamtes und der Fachhochschule der Polizei des Landes Brandenburg, , LKA Brandenburg 15. Karssing, Edgar; Integriteit in de beroepspraktijk, 1e druk 16. Kelman, Herbert C. & Hamilton V. Lee; Crimes of Obedience; toward a social psychology of authority and responsability, New Haven, january 1989 17. Kluwer, Wetboek van Strafrecht, Zakboek Strafrecht voor de politie 2008, editie 2008 18. Kocsis, Richard N. ; ‘Arson: exploring motives and Possible Solutions’, Australian Institute of Criminology, Canberra, August 2002. 19. Leeuw, de, Prof. Dr. Ir. A.C. J, Bedrijfskundige Methodologie, 2005 20. New South Wales (NSW) Rural Fire Services, databases 21. NSW Parliamentary Library Research Service: - Arson, by Talina Drabsch, Briefing Paper No 2/03 22. Office of the Deputy Prime Minister, London, - Safer Communities-Towards Effective Arson Control, 1999 - Canter, David and Louise Almond; Report: The Burning Issue: research and strategies for reducing arson, august 2002 - Arson Control Forum; Working together : how to set up an arson task force, march 2003 23. Phillips, Richard; World Socialist Web Site (WSWS): News & Analysis: Australia & South Pacific, article: ‘Australia: Carr scapegoats “arsonists” over bushfires’, 5 january 2002 24. Sapp, Allen D., PhD, Professor of Criminal Justice, Central Missouri State University, Warrensburg in Missouri. Co-author of ‘The Essential Findings from a Study of Serial Arsonists’ 25. Schlesinger, Louis B.; Serial Offenders, CRC Press, 2000 26. Scott, D., The Practitioner; Malicious Fire Raising, 1977
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
69
27. U.S. Fire Administration (USFA): a. by Hollis Stambaugh and Hilary Styron, Special Report: Firefighter Arson, Emmitsburg, january 2003 b. Attacking the violent crime of arson, 1999 en october 2004 c. Arson in the United States, FA 174, august 1997 d. Topical Fire Research Series; Arson in the United States, volume 1, Issue 8, january 2001 (rev. December 2001) 28. Van Dale, Groot Woordenboek van de Nederlandse Taal, 12e druk 29. VNG; Ledenbrief 08/067 CVA/LOGA 08/18, 14 april 2008, onderwerp: screening van ambtenaren 30. Wambaugh, Joseph; The Fire Lover; A True Story, 1996 31. Willis, Matthew; ‘Bushfire Arson: A review of the Literature’, Research and Public Policy Series, Australian Institute of Criminology, Canberra, 2004. 32. Wood, R.H. ; Arson: A Geographical, Demographic and Motivational Perspective, M.Phil. Thesis. University of Newcastle upon Tyne, 1999
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
70
Internetsites 33. http://www.youtube.nl 34. http://www.integriteitoverheid.nl 35. http://www.darwinawards.com/darwin/darwin1999-24.html 36. http://www.lancsfirerescue.org.uk/lfrs/firesafety/face.php 37. http://www.plattecountylandmark.com/local2.htm 38. http://www.bushfire.nsw.gov.au 39. http://www.brandweer.nl 40. http://www.nvbr.nl 41. http://frontpage.fok.nl/nieuws/print/42311 42. http://www.michigan.gov/documents 43. http://www.hetvolk.be 44. http://www.gva.be 45. http://www.firefocus.net 46. http://www.nmfirechiefs.com/ee/index.php/articles/fullstory/13/ 47. http://www.interfire.org 48. http://www.nvfc.org/news/hn_firefighter_arson.html 49. http://www.volunteerfd.org/article 50. http://www.aic.gov.au/publications/bfab/ 51. http://www.news.com.au 52. http://www.telegraaf.nl 53. http://www.gelderlander.nl Kranten/newspapers/media 54. Platte County Newspaper, The Landmark 2001 55. De Telegraaf, 12 oktober 2007 56. De Groene Amsterdammer, 19 april 1995 57. Radio Wereld Omroep, 7 december 2007 58. The New York Times, july 9, 2002
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
71
2. Overzicht geïnterviewden 1. John Dirks, hoofd unit Veiligheid en Integriteit, Politie Midden en West Brabant 2. Arie van Oudheusden, voormalig districtchef politie Rotterdam-Rijnmond, voormalig projectleider integriteit 3. Rob de Jong, Industry Manager Healthcare, General Electric Plastics te Bergen op Zoom 4. Jos Hoedemaker, commandant brandweer Cuijck 5. Corné Hagenaars, commandant brandweer Steenbergen 6. Joost Pot, commandant brandweer Woudrichem (thans Land van Heusden en Altena) 7. Ed Molenaar, commandant brandweer Nieuwerkerk aan den IJssel 8. Cees van Beek, commandant brandweer Zwartewaterland/voorzitter Vereniging Brandweer Vrijwilligers 9. Peter Vonk, Vonk Competentie Expertise Zwolle
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
72
3. Profiel, motieven en modus operandi van een brandstichter in België, Groot Brittannië, Australië en Duitsland België Professor Miriam van Moffaert63, psychiater aan het UZ in Gent, geeft aan dat het bij een pyromaan of ziekelijke brandstichter veelal om onrijpe, jongere personen gaat die er een heel primitieve denkwijze op na houden. Vaak zijn ze niet in staat om zich goed met woorden uit te drukken. Daarom grijpen ze naar andere middelen. Bovendien zijn het meestal mannen. Vaak, maar zeker niet altijd, komen ze uit de minder intellectuele en sociale milieus. De motieven om brand te stichten zijn verschillend. Sommigen doen het puur voor de kick opdat iedereen over hen zou spreken. Anderen zijn heel gericht op wraak uit. Ze zijn woedend, bijvoorbeeld omdat ze in de steek gelaten zijn door hun partner, of omdat ze niet aanvaard worden door bijvoorbeeld een lokale voetbalclub of brandweerkorps. Groot Brittannië Vanwege de impact, schade en omvang van brandstichtingen heeft ook in Groot Brittannië divers onderzoek plaatsgevonden. In 2002 is een rapport64 gepubliceerd omdat het aantal opzettelijke branden in de voorgaande tien jaar was verdubbeld en brandstichtingen de belangrijkste oorzaken waren van grote branden. Het onderzoek geeft een onderscheid aan in redenen waarom mensen brand stichten. Opgemerkt wordt dat het onderscheid grofmazig is en dat iemand vaak niet in een hokje is te plaatsen. De vier motieven zijn:
63 64
Wangedrag en opzet van jongeren Dit betreft zowel jonge kinderen die met vuur spelen als jongeren die brand stichten als een vorm van vandalisme. Opzet Brandstichting wordt gebruikt als een wapen tegen personen of groepen. Hieronder vallen ook brandstichtingen in publieke gebouwen, uitingen van verzet etcetera. Emotionele expressie/gevoelsuitlating Hieronder valt te verstaan dat brand wordt gesticht als een uiting van frustratie, kwaadheid, vijandigheid. Brandstichting wordt eigenlijk gebruikt als een vorm van communicatie om gevoelens te uiten. Hieronder valt ook het vragen van aandacht, roep om hulp etcetera. Tevens vallen hieronder mensen die brand stichten om sexuele frustraties te uiten of sexueel opgewonden te raken (klassieke theorie onder andere van Freud), maar ook personen die leiden aan persoonlijkheidsstoornis, schizofrenie of psychose. Criminaliteit/financieel gewin Het gaat hierbij om bewijsmateriaal inzake een ander crimineel feit te verdoezelen en andere misdaden te verhullen. Als tweede gaat het ook om financieel gewin, zoals het opstrijken van verzekeringsgelden.
www.hetvolk.be The Burning Issue: research and strategies for reducing arson by David Canter and Louise Almond, 2002
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
73
Profiel brandstichter Opvallend in het rapport is de verwijzing naar personen die brand stichten om in positieve zin in de aandacht te komen, onder andere door de brand te ontdekken of te bestrijden. Aan deze personen wordt een profiel gekoppeld, namelijk: mannelijk werkzaam in beveiliging en dergelijke onervaren politiemensen of vrijwillige brandweermensen tussen de 25 en 35 jaar oud. Australië Zoals in hoofdstuk 2 is aangegeven heeft onder andere het Australian Institute of Criminology onderzoek gedaan en hierover gepubliceerd65. Ook hierin worden de gebruikelijke motieven voor brandstichting vermeld: • profijt; geldelijk gewin • vijandigheid • vandalisme • verbergen van andere misdaden • politieke doelen • psychologische factoren. Rebekah Doley Naast de onderzoeken die in hoofdstuk 2 al zijn genoemd en die hierna nog volgen, is er in Australië een psychologe die heel erg aan de weg timmert over brandstichting. Deze persoon is Rebekah Doley die werkt als analyticus van crimineel gedrag en als psychologe, gespecialiseerd in het analyseren van brandstichting. Zij heeft diverse publicaties op haar naam staan over brandstichting en houdt hierover veelvuldig lezingen in het buitenland, zoals in Groot Brittannië en de Verenigde Staten. Ook zij komt tot een profielschets, maar merkt daar wel bij op dat er enkele beperkingen zijn bij de betrouwbaarheid. Een daarvan is dat brandstichting weliswaar vaak voorkomt, maar dat het aantal brandstichters dat daadwerkelijk aangehouden en veroordeeld wordt relatief klein is. De gegevens van degenen die aangehouden en/of veroordeeld zijn, zijn daarmee nog niet kenmerkend voor de totale groep van brandstichters. Zij concludeert dat brandstichting overwegend (80% of meer) wordt gepleegd door mannen en noemt dit een trend die in overeenstemming is met patronen van deelname aan criminele activiteiten in het algemeen. Daarnaast geeft zij aan dat brandstichters meestal jongeren zijn tussen de 16 tot 25 jaar. Zij komt tot het volgende profiel van de “typische” brandstichter” overwegend van het mannelijke geslacht (80% of meer) leeftijd tussen de 16 en 25 jaar komend uit een gezinsachtergrond met disfunctionaliteit, slechte opvoeding, jeugdige gedragsproblemen en in het algemeen sociaal kansarm heeft vaak burgerlijke en seksuele problemen instabiele werkervaring in laag- of ongeschoolde beroepen waarschijnlijk een drugs- en/of alcoholprobleem
65
Australian Institute of Criminology, trends & issues, No. 236 Arson: Exploring Motives and Possible Solutions, august 2002
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
74
Brandstichters ten opzichte van elkaar Zij doet opvallende uitspraken op een aantal vergelijkingen. Een ervan betreft de verschillen tussen brandstichters onderling. Bijvoorbeeld geeft zij aan dat mannelijke en vrouwelijke brandstichters weinig van elkaar verschillen waar het gaat over psychosociale kenmerken. Wel zijn er verschillen in de strafrechtelijke geschiedenis tussen mannen en vrouwen en de redenen voor brandstichting. Zo zijn vrouwelijke brandstichters meer geneigd brand te stichten om emotionele redenen en zijn de objecten vaak woningen. Mannelijke brandstichters zijn meer instrumenteel gericht en hebben als doelwit vaak commerciële eigendommen. Een ander opmerkelijk verschil ziet zij tussen de seriële en niet-seriële brandstichters. Zoals kan worden verwacht, wordt seriële brandstichting vaak geassocieerd met meer blijvende psychiatrische stoornissen en intrinsieke motieven. Niet-seriële brandstichting wordt meer geassocieerd als een overgangsperiode tussen emotionele situaties en is vaker instrumenteel gericht. Echter, in termen van persoonlijke kenmerken lijkt er weinig verschil tussen seriële en niet-seriële brandstichters. Zij vergelijkt brandstichters ook met andere overtreders. In termen van hun demografische profiel komen brandstichters overeen met profielen van overige (algemeen) overtreders. Zij onderscheiden zich vooral in de vorm van antisociaal gedrag wat ze vertonen. Brandstichters hebben vooral een verleden van voornamelijk eigendomgerelateerde criminaliteit, zoals vernieling en prostitutie in plaats van geweldsmisdrijven. Ook zijn er verschillen tussen brandstichters en andere dadergroepen in termen van bepaalde persoonlijkheidskenmerken en het niveau van de psychiatrische stoornis. Bij vergelijking met andere daders, hebben brandstichters regelmatig een lager niveau van zelfwaardering, assertiviteit en communicatieve vaardigheden. Daarbij hebben ze een hogere gevoeligheid voor belediging en onverdraagzaamheid van frustratie en spanningen. Verder wordt bij veel brandstichters een diagnose gesteld van een of meer ernstige psychiatrische aandoeningen, voornamelijk met betrekking tot schizofrenie, persoonlijkheidsstoornis of mentale retardatie. Bushfire conference Brisbane 2006 Tijdens de conferentie betreffende bosbranden in Brisbane in 2006 is een paper (0089) van C.J. Bryant en M. Willis gepresenteerd. Beiden zijn werkzaam bij het Australian Institute of Crminology. Zij geven daarbij aan dat Griesinger al in 1867 heeft beschreven dat brandstichting iets anders is dan pyromanie. Pyromanie is in minder dan 1% van de gevallen de oorzaak van brand. Brandstichting is dat in 30% en van de bosbranden zelfs in 50-65%! Duitsland In Duitsland bestaat een daderprofiel van brandstichters dat is opgesteld door de Vakhogeschool voor Politie van de staat Brandenburg66. Het is in feite een korte samenvatting en verzameling van onderzoeken uit Groot Brittannië en de Verenigde Staten. Daarmee brengt het feitelijk weinig nieuws.
66
Täterprofiel von Brandstiftern-Eine Untersuchung des Landeskriminalamtes und der Fachhochschule der Polizei des Landes Brandenburg, Harry Jäkel, LKA Brandenburg
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
75
4. Profiel, motieven en modus operandi van een brandstichtende brandweerman in België en Australië
België Het meest dichtbij gelegen is België waar Professor Paul Igodt, diensthoofd psychiatrie in het UZ Leuven over pyromane brandweermannen het volgende opmerkt67. De pyromane brandweerman is bekend, maar niet frequent. Iemand die brandweerman wordt, kiest voor een helpend en risicovol beroep. Er zit ook een zekere fascinatie voor vuur bij. De meeste brandweerlieden kunnen die fascinatie positief ombuigen en gaan branden blussen. Dat is daarmee een gesocialiseerde fascinatie. Daar tegenover staat een zeer kleine minderheid die zich niet kan bedwingen en afwijkend gedrag ontwikkelt. Hij trekt de vergelijking met ambulancepersoneel en politieagenten. Volgens hem zit in iedere ambulanceverpleegkundige wel een beetje de kick voor het bloed, soms zelfs onderbewust. Dat is op zich goed, want men moet tegen het zien van bloed kunnen. Agenten hebben dan weer een zekere fascinatie voor misdaad. In de praktijk ziet men dan soms dat er af en toe politieagenten zelf gepakt worden met bijvoorbeeld drugs. In de psychiatrie noemt men zoiets een impuls-controlestoornis. Australië In Australië is brandstichting –al dan niet door brandweermensen- vooral een probleem in verband met de enorme bosbranden. Zoals eerder vermeld, is er in 2004 een rapport68 verschenen van het Australian Institute of Criminology (AIC) dat ook ingaat op de speciale gevallen van brandstichting door brandweermensen. Daarin wordt aangegeven dat de meeste studies betreffende motieven achter brandstichting ook kennis hebben genomen van het brand stichten door brandweermensen. Opgemerkt wordt dat in de bestaande literatuur er vaak van uitgegaan wordt dat brandstichting door brandweermensen slechts zeer zeldzaam voorkomt. Er wordt op geattendeerd dat het feit alleen al dat brandstichting gebeurt door mensen aan wie het publiek de brandweerzorg heeft toevertrouwd, aanleiding is om dit speciaal te onderzoeken. In het rapport wordt gesteld dat het aantal incidenten van brand stichten door brandweermensen niet duidelijk bekend is en dat er weinig direct onderzoek is over dit onderwerp. Het aantal gevallen dat men in algemeen onderzoek naar brandstichting heeft waargenomen is klein. Veel van het bewijs dat zulke brandstichting voorkomt, is meer anekdotisch of het zijn vermoedens. Vaak komt het voor dat brandweermensen geloven of vermoeden dat hun collega’s brand stichten, maar is er geen stevige basis om deze vermoedens op het niveau te brengen van een beschuldiging of een meer formeel onderzoek. In Australië heeft het eerdervermelde Strike Force Tronto 1600 verdachte branden in drie jaar onderzocht. Uit dit onderzoek kwam een totaal van 50 brandstichters, waarvan er 11 vrijwilliger waren bij het NSW Rural Fire Service. Deze getallen zijn door sommigen nogal uit hun verband gerukt. Het feit dat 11 van de 50 mensen vrijwilliger bij de brandweer waren heeft geleid tot de nogal misleidende conclusie dat een op de vijf brandstichters een vrijwillige brandweerman zou zijn (20%). Deze conclusie gaat ook voorbij aan het grote aantal mensen dat brand sticht, zonder daarvoor aangehouden en/of veroordeeld te zijn. Het negeert ook het feit dat de vrijwilligers die aangehouden werden, niet alleen voor 67
www.gva.be/dossiers (Gazet van Antwerpen) Matthew Willis, ‘Bushfire Arson: A review of the Literature’, Research and Public Policy Series, Australian Institute of Criminology, Canberra 2004 68
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
76
brandstichting werden aangehouden, maar ook voor andere zaken die voortvloeiden uit het onderzoek. Tegenover deze bewering staat een andere redenering die stelt dat het aantal brandstichtingen gepleegd door brandweermensen uiterst zeldzaam is als je dit afzet tegen het aantal brandweermensen dat geen brand sticht. Elf vrijwilligers geplaatst in de context van 69.000 andere vrijwilligers in de NSW Rural Fire Service die niet zijn betrokken bij brandstichting geeft een ander beeld, namelijk een promillage van 0,16. Als ander voorbeeld wordt genoemd de VS, waarbij 75 brandstichtende brandweermensen worden afgezet tegen meer dan een miljoen brandweermensen en er dan een promillage uitkomt van ongeveer 0,075. In het rapport wordt op opvallende wijze ingegaan op de maatschappelijke bijdrage van de vrijwillige brandweer aan de gemeenschap. Het belang van vrijwilligers bij de brandweer voor de Australische gemeenschap wordt aangegeven. In geheel Australië zijn er ongeveer 240.000 mensen werkzaam als vrijwilliger bij brandweer en andere hulpdiensten. Dit kan en mag niet worden onderschat. Zij leveren een bijdrage van ruw geschat 40 miljoen uur per jaar gratis dienst aan de gemeenschap. In geld vertaald, betekent dit een financiële bijdrage aan de Australische gemeenschap en de economie van naar schatting 1 miljard dollar per jaar. Daarbovenop komt uiteraard nog de niet in geld te vertalen redding van mensenlevens. Zoals al bij de paragraaf over de VS is vermeld, worden in het rapport de volgende motieven aangegeven voor brandstichting door brandweermensen: • opwinding • opheffen van inactiviteit • verkrijgen van aandacht en erkenning • gezien worden als de held om het vuur te blussen In het rapport worden de profielen van de South Carolina Forestry Commission en de FBI Behavior Analysis Unit (zie paragraaf VS) nadrukkelijk vermeld. Daar wordt nog op aangevuld dat de brandstichtende brandweerman meestal relatief nieuw is in het werk. Als hoofdkenmerken worden nog vermeld dat ze daarnaast vaak een problematische familie- en relatieachtergrond vertonen, dat de meesten problemen hebben met scholing en werk en dat veel van hen lijden aan persoonlijke stress. Enig patriottisme is in het rapport niet vreemd. Opgemerkt wordt dat de eerdergenoemde profielen met enige voorzichtigheid moeten worden toegepast voor de Australische omstandigheden. Anderzijds wordt opgemerkt dat het feit dat een van de profielen is ontwikkeld door een bosbrandweerorganistie, de toepasbaarheid verhoogt om het profiel toe te passen op Australische brandstichtende brandweermensen. Daarnaast is ook een feit dat de algemene overeenstemming tussen zowel de profielen als de brandweermensen de toepasbaarheid verhoogt. In het rapport wordt nog aangegeven dat de meeste onderzoekers geconstateerd hebben dat brandstichtende brandweermensen in het algemeen vrij eenvoudige methoden gebruiken voor het stichten van bosbranden. Meestal zijn het algemeen beschikbare materialen, zoals papier of kleding, samen met benzine, lucifers en aanstekers. Doorgaans werken brandstichtende brandweermensen alleen, maar er zijn zowel in Australië als in de VS ook gevallen bekend van brandstichters die als groep optraden.
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
77
Rebekah Doley Zoals in hoofdstuk 2 al is vermeld, is er in Australië een autoriteit op het gebied van brandstichters en brandstichtende brandweermensen, te weten Rebekah Doley69. Mede op basis van de aangehouden vrijwilligers en beroepsbrandweermensen in Tronto geeft zij de volgende motieven aan: • een held willen zijn net als in New York op 11/09 • wrok en wraak vanwege werkloosheid, verbroken relatie, wonend in caravan • depressief • uiting van emotionele stress - wapen om schade aan te richten zonder persoonlijke confrontatie met slachtoffer - brandstichting als machtig wapen voor mensen die iets niet gedaan krijgen omdat ze er de vaardigheden niet voor hebben; het geeft hen een moment van echte macht als het brandt • ten aanzien van de recidivisten merkt ze op dat medische en/of psychologische hulp vaak ontbreekt, waardoor men in herhaling valt. Ook geeft ze een profiel weer: • men is werkloos • er is sprake van een of meerdere verbroken relatie(s) • men woont in een caravan. Doley heeft geconcludeerd dat brandstichtende brandweermensen toch wel verschillend zijn van andere brandstichters. Zij geeft aan dat ze vaak een bovengemiddelde intelligentie hebben en dat ze in de samenleving succesvol functioneren. Meestal hebben ze werk, maar hebben ze ook snel wisselende banen. Daarnaast gedragen ze zich vaak arrogant, verwaand en vervelend naar degenen die hen na zijn. Jongeren kunnen vaak op overdreven wijze enthousiast zijn om het anderen naar de zin te maken of op zoek te zijn naar aandacht.
Bushfire conference Brisbane 2006 Tijdens de conferentie betreffende bosbranden in Brisbane in 2006 is een artikel (paper 0089) van C.J. Bryant en M. Willis gepresenteerd. In hun artikel geven ze aan dat de oorzaken van brandstichting door brandweermensen hetzelfde zijn als in de VS. Expliciet benoemen zij de volgende motieven: • opwinding/spanning • verveling • op zoek naar erkenning en aandacht • een speciaal doel of behoefte aan geld • psychiatrische problemen • geen enkel motief • een mengeling van diverse, ook hier niet beschreven, motieven Als tip geven zij mee om voorzichtig te zijn met de aanname van mensen die graag de held willen zijn, want dat kunnen ook degenen zijn die brand stichten. 69 Rebekah Doley is a criminal behaviour analyst and consulting psychologist, specialized in the analysis of arson in Australia.
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
78
5. Vragenlijst t.b.v. interview commandanten Te stellen vragen aan commandant januari 2007: 1. Wanneer en wat was in het kort de casus?
2. Welke maatregelen waren er genomen om dit gedrag te voorkomen?
3. Hoe was het korps voorbereid op een interne crisis die ontstaat als bekend wordt dat er een brandstichtende vrijwilliger is?
4. Wisten leden van het korps tevoren al dat sprake was van brandstichting en hebben ze dat aangekaart of niet? Zo ja, hoe?
Zo nee, waarom niet?
5. Hoe is ontdekt dat een van de vrijwilligers branden stichtte?
6. Hoe waren de reacties van de collega’s, bijv. toedekken, afschuw?
7. Hoe waren de reacties van derden, bijv. gemeentebestuur en gemeentepersoneel, bevolking?
8. Is de persoon veroordeeld en waartoe of waarom niet?
9. Waarom heeft persoon de branden gesticht? Wat was zijn eigen verklaring hierover? En die van anderen?
10. Heeft de persoon ontslag gekregen, al dan niet op eigen verzoek?
11. Is de persoon naar een ander korps gegaan?
12. Zijn er maatregelen genomen om dit te voorkomen en zo ja, welke?
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
79
6. Invullijst FBI-profiel brandstichtende brandweerman in Nederland
Invullijst profiel brandstichtende brandweerman in Nederland Naam korps Naam invuller Functie invuller Datum
: : : :
*S.v.p. aankruisen in de kolom: ja, nee, niet van toepassing of onbekend FBI-daderprofiel* ja nee n.v.t onbekend Blanke man 11
Leeftijd tussen 17-25 jaar
8
3
Mist een of beide ouders thuis tijdens de kindertijd
1
7
3
Als de thuissituatie wel intact is, was de sfeer thuis gemengd en instabiel
2
5
5
Disfunctioneel gezin en/of disfunctioneel eigen gedrag
5
5
1
Een van de ouders heeft het huis verlaten voordat het kind de leeftijd van 17 jaar heeft bereikt Een kille, afstandelijke, vijandige of agressieve relatie met de natuurlijke vader Indien getrouwd, zwakke huwelijkse aanpassing
1
6
Indien niet getrouwd, nog steeds wonend bij de ouders
1
6
toelichting
1 x disfunc. eigen gedrag
3
5
3
5
7
1
3
Gebrek aan stabiele inter-persoonlijke relaties
3
3
Zwakke beroepsaanpassing Ondergeschikte arbeider, bekwame arbeider, administratieve banen
3
1
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
2
1 x bij moeder 5
3
Nico Koolen
3
1 x ambitie beroepsbrw. te worden 1 x op jonge leeftijd al meerdere eigen bedrijfjes 80
Geïnteresseerd in de brandweer in die zin dat die voorziet in een “arena” voor opwinding, niet in het belang van de openbare dienst
FBI-daderprofiel* Alcoholisme, jeugdhyperactiviteit, homoseksualiteit, depressie, borderline, persoonlijkheidsstoornis, suïcidale neigingen Gemengde bevindingen op intelligentie, maar de meeste brandstichters hebben een gemiddelde tot hogere intelligentie Zwakke prestaties op school
FBI-Motieven* Wrok/wraak Spanning Vandalisme Fraude/geldelijk gewin Verdoezelen andere criminele feiten Psychische problemen Anders Onbekend
ja 8
nee 1
n.v.t.
onbekend 1
toelichting 1 x achteraf vastgesteld; tijdens diensttijd niet merkbaar
ja 5
nee 4
n.v.t 1
onbekend 1
toelichting 1 x achteraf vastgesteld
4
3
4
1 x niet echt intelligent
4
3
4
6
3 3 3 3 2 4 2 1
7 1 4 4 2
5 43 5 1 1
1) 2)
1) Bij motieven wordt bij “psychische problemen” het volgende toegelicht: Uit onderzoek achteraf blijkt schizofreen en suïcidaal Aandacht vragen Voelde zich altijd achtergesteld, voelde zich de mindere t.o.v. oudere broer Hoog verwachtingspatroon van de ouders 2) Bij motieven wordt bij “anders” het volgende toegelicht: Verkeerde vrienden, ging als fotograaf altijd zijn eigen branden fotograferen Wil graag de reddende engel zijn bij familie en bekenden Broer was bevelvoerder binnen blusgroep, zat vaak op eerste voertuig; bij brandstichting zat de dader ook op het eerste voertuig (voorkennis) en anders (vaak) niet
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
81
Hierna stopt het FBI-profiel en betreft het aanvullende vragen Leeftijd op moment brandstichting
Jaar waarin betrokkene is aangehouden Duur dienstverband korps (in jaren) bij (vermoeden) eerste brandstichtingen
Ja
Nee
n.v.t.
18-19; 20 (2x); 21; 22; 23 (2x); 24; 30; 31; 36 divers
Vervolging stopgezet?
½ jr <1 jr 2x 1,5 jr 2 jr 3x 3 jr 2x 2-4 jr 5 jr (+ 4 jr jeugdbrw) 3 7
1
Vrijspraak?
1
7
1
Veroordeling?
7
1
Strafmaat?
1x onvoldoende bewijs
2
Ontslag in korps verleend?
10
Aantal gevallen van brandstichting of vermoeden ervan
5 (2x) 7 10 (2x) > 10 11 12-15 15-20 20 50 7
Vond u het (al dan niet achteraf) gezien passen dat juist deze persoon werd aangehouden. Ofwel: was er “gevoelsmatig iets mee aan de hand”?
Onbekend Toelichting
Als de brandweerheld een brandstichter is…
1) 1 x was al ontslagen 3 x op eigen verzoek 1 x eigen kazerne
3
MCDM-9
1
Nico Koolen
2)
82
Ja 9
Nee
Heeft de aanhouding destijds geleid tot een veranderde (slechtere) samenwerking met politie?
1
9
Zijn er n.a.v. de aanhouding door uw korps aanvullende maatregelen getroffen om dit in de toekomst te voorkomen? Zo ja, welke en zo nee, waarom niet?
4
4
Enthousiast lid van het korps?
n.v.t.
1
Onbekend toelichting 2 1 x té enthousiast en té graag erbij willen horen 1 x wel de periode tijdens onderzoek voorafgaand aan aanhouding 1 3)
Eventueel aanvullende informatie: Vader van brandstichter is een echt gemeenschapsmens en heeft van zijn positie gebruik gemaakt door brandweermensen die een verklaring hebben afgelegd tegen zijn zoon publiekelijk en via zijn kennissenkring “te straffen”. Dit heeft inmiddels geleid tot ontslagname van één lid. Betrokkenen zijn later door groot persoonlijk leed getroffen; eenmaal overlijden 23jarige echtgenote en eenmaal overlijden dochter van 16 jaar. Sommige collega’s waren echt kapot van de aanhouding. Betrokkene is destijds verhuisd en heeft direct daarna nog bij een korps gesolliciteerd. Gelukkig heeft die commandant contact met mij opgenomen omdat hem ter ore was gekomen dat er “iets“ met deze persoon aan de hand was. Heel lastig was dat uiteindelijk er geen veroordeling volgde en betrokkene terug in het korps wilde. Frappant hoe herkenbaar sommige zaken zijn uit deze invullijst. Betrokkene had een hang naar uniformberoepen: was afgewezen als beroepsbrandweerman. Tevens afgewezen bij politie. Werkt nu bij een beveiligingsbedrijf als bewaker/brandwacht. Actief op sites, zoals CU2 en MSN, als Fire Tommy. Manipuleert foto’s van oefeningen als zouden het echte inzetten zijn met een rol voor betrokkene. Ouders zijn respectabele personen, broer kan goed leren. Hij is er zelf een van twaalf ambachten en dertien ongelukken. Het ene moment huilt hij om wat er gebeurd is en het andere moment is hij vol woede richting de korpsleiding. Vermoeden uitgesproken door ploegleden en bevelvoerders: steeds als eerste in de TS, ogen wijd open om drie uur ’s nachts en stijf van de opwinding.
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
83
1) 1 x aantal maanden onvoorwaardelijk; 1 x 3 maanden; 1 x Pieter Baan Centrum (tbs?); 1 x ½ jaar + 1 jaar tbs; 1 x hechtenis, tbs en dwangverpleging (hierin zat ook een veroordeling voor een zedenmisdrijf); 1 x 100 uur werkstraf; 1 x 3 jaar. 2) aanhouding kwam zeer hard aan bij ploeg, korps en jeugdbrandweer; niemand had het verwacht 3) - meer letten op gedrag en antwoord bij selectie - korps instructies en procedures aangepast - registratie korpsleden bij incidenten geïntensiveerd - waarschuwingen aan korpsleden en jeugdbrandweer - elk korpslid kan ziek worden en dat kan ook mentaal zijn - extra alertheid - nu altijd verklaring omtrent gedrag - overwegen/twijfel over standaard assessment
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
84
7. Anoniem verslag eerste casus brandstichter bij brandweer Halderberge Aan
:
Van
:
Datum
:
Betreft
:
Nico Koolen Nico Koolen 22 februari 1999 verslag procedure X
Afschrift aan :
Hieronder volgt een chronologische beschrijving van de gebeurtenissen die uiteindelijk hebben geleid tot de aanhouding van X. 27-10-1998, dinsdag In een kennismakingsgesprek met …, groepscommandant van Hoeven/Bosschenhoofd, heb ik onder andere gevraagd of er nog bijzondere zaken spelen in de groep. Hierop vertelde hij dat er verdenkingen/geruchten waren dat 1 van de mensen van Bosschenhoofd branden zou stichten. Een naam wilde hij eerst niet noemen. Toen ik vertelde dat ik zo’n gerucht al maanden eerder had gehoord in Rucphen, noemde hij de naam van ….. Hij vertelde dat …. zelf tegen andere vrijwilligers had verteld dat hij branden had gesticht en dat opvallend was dat hij bij een aantal branden als eerste in de wagen zat. Dit terwijl normaal andere mensen voor zijn. Groepscommandant …. had verzocht om in die gevallen waarin hij als eerste was, daarvan een bepaalde aantekening/kenmerk te maken. Hij vertelde verder dat de vrouw van … hem een keer had gebeld met de opmerking dat er misschien vervelende verhalen over …. in omloop zouden komen. Dit naar aanleiding van een korte vakantie met een collegabrandweerman die niet geheel naar wens verlopen was. We hebben afgesproken de zaak verder in de gaten te houden. Tot dat moment was er weinig concreets. 01-11-1998 Op deze datum ben ik in dienst getreden van de gemeente Halderberge als eerste beroepscommandant van het vrijwillige brandweerkorps dat bestaat uit de brandweergroepen Hoeven/Bosschenhoofd, Oudenbosch en Oud Gastel. Deze gemeente en daarmee ook het nieuwe brandweerkorps is ontstaan na de gemeentelijke herindeling van 1 januari 1997. 16-01-1999, zaterdag De groepscommandant van Hoeven …. heeft gebeld en gevraagd of ik een anonieme brief had ontvangen. Die had ik niet en hij heeft gezegd wat er in stond. Afgesproken dat ik het maandag 18 januari op zou nemen met burgemeester. 18-01-1999, maandag In de vroege ochtend ben ik op gesprek geweest bij de regionaal commandant … Ik heb hem geïnformeerd. Hij had zo’n kwestie niet eerder aan de hand gehad. In de middag heb ik e.e.a. besproken met de burgemeester. De brief of een copie ervan had ik nog niet. Afgesproken om contact op te nemen met politie over de te volgen strategie, zoals eerst intern onderzoek of eerst politie-onderzoek of tegelijk. In de middag nog contact gehad met …., teamchef Halderberge. Bij de politie was de brief inmiddels binnen. Zij zouden dit dinsdag 19 januari bespreken in hun teamoverleg.
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
85
20-01-1999, woensdag Heb ik de politie gebeld over stand van zaken. Werd doorverwezen naar dhr. …. die de zaak coördineert. Afspraak gemaakt voor vrijdagochtend 22 januari. Inmiddels copie brief ontvangen van ….. 22-01-1999, vrijdag Zaak besproken met dhr…... Had inmiddels van een aantal gemelde branden de recherchegegevens ingezien. Drie van de branden waren inderdaad brandstichtingen. Ik heb hem mijn bevindingen aangegeven/mijn verhaal verteld. Normaal gaat men op anonieme brief niet in. In dit geval zijn aanwijzingen echter te sterk/concreet. Afgesproken dat gemeente geen intern onderzoek opstart, om het politioneel onderzoek niet te doorkruisen. Dhr. ….zou contact opnemen met justitie. Na het gesprek ontving ik uiteindelijk op het gemeentehuis de brief (na de nodige omzwervingen). Burgemeester bijgepraat. Week 4 (25 t/m 29 januari) Contact gehad met dhr…... Zaak is overgedaan aan de rechercheur ….. Ik heb met hem nog contact gehad en voor verdere info verwezen naar groepscommandant Hoeven. Verder gevraagd om kwestie zo mogelijk voor de carnaval nog af te werken, vanwege mogelijk gevaar voor “rondzingen” of mogelijk nieuwe acties van verdachte….. Verder weinig bijzonders te melden. 01-02-1999, maandag Heb ik contact gehad met rechercheur dhr. ….. Die heeft verklaringen nodig van een paar leden van Bosschenhoofd/Hoeven. Wil daarna verdachte uitnodigen op bureau. Verwezen naar groepscommandant Hoeven….. 05-02-1999, vrijdag Groepscommandant Hoeven….. heeft mij ‘s avond gebeld met mededeling dat een paar mensen in principe wel verklaring af willen leggen, maar er anderzijds toch wel mee zitten. Ze komen bijeen om 22.00 uur ‘s avonds. Hij zelf kan niet. Voor mij ook lastig i.v.m. mijn verjaardagsfeest. Uiteindelijk hebben groepscommandant Hoeven, de 4 personen en ik ‘s avonds de zaak besproken. Dit onder oplegging van zwijgplicht. 08-02-1999, maandag Contact gehad met rechercheur dhr. …. Verteld dat er verklaringen afgelegd zullen worden, 1 persoon heeft met hem contact opgenomen. Hoofd p&o + voorlichting op de hoogte gesteld. Afgesproken dat nadruk op voorlichtingstraject ligt. 10-02-1999, woensdag Contact gehad met rechercheur dhr. …. Die vertelde dat mij dat er inmiddels 2 personen een verklaring af hadden gelegd. Hij had ineens ook nog een verklaring nodig van mij en van groepscommandant Hoeven…... Ik heb groepscommandant Hoeven gebeld en gevraagd of hij ‘s avond nog een verklaring af kon leggen en of hij de andere 2 personen nog eens wilde benaderen. Hij zou beide zaken doen. Ik heb rechercheur dhr. ….nogmaals gevraagd de zaak zo mogelijk nog voor carnaval af te doen. Hij zou hiervoor zijn best doen.
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
86
12-02-1999, vrijdag Heb ik contact gehad met rechercheur dhr. …. Hij had inmiddels alle nodige verklaringen binnen. Voor carnaval lukt het niet om verdachte uit te nodigen op het bureau. Hij twijfelde of uitnodiging ook wel zo verstandig is. Misschien is aanhouding beter; vooral om eventuele vreemde reacties van verdachte te voorkomen. Ik heb hem verteld dat ik ook bevreesd ben voor reacties van verdachte, ofwel richting zichzelf of zijn vrouw of collega’s. Hij neemt e.e.a. met justitie op teneinde op bijv. woensdag 17 februari tot aanhouding over te gaan. Hij zou mij ‘s middags informeren over stand van zaken. Ik heb burgemeester bijgepraat evenals groepscommandant Hoeven. ‘s Middags overigens geen telefoontje meer gehad van rechercheur, dhr…... ‘s Ochtends nog met voorlichting rond tafel gezeten over hoe we richting de pers omgaan. 15-02-1999, maandag Heb ik telefonisch contact gehad met de politie-voorlichter ….. over het voorlichtingstraject. Probleem aangekaart dat de burgemeester vanaf woensdag 17 februari afwezig is. Voorstel: 1 reactie naar de pers, voornamelijk aangestuurd vanuit politie. Verder zelf de boot afhouden in het kader van het strafrechtelijk onderzoek, op grond waarvan verder geen mededelingen kunnen worden gedaan. Politievoorlichter ….. heeft laat in de middag nog teruggebeld naar mij en afgesproken dat hij dinsdag 16 februari nader op de zaak ingaat. ’s Avonds slaat de schrik me om het hart. Het is carnavalsmaandag. De brandweer wordt gealarmeerd voor een persoon onder de trein op het station te Oudenbosch. Ik rij er als commandant naar toe met een “kei op mijn maag”: het zal toch niet zijn dat verdachte lucht van de zaak heeft gekregen en zichzelf van kant heeft gemaakt? Kort na aankomst blijkt de persoon onder de trein inderdaad overleden te zijn. Na overleg met politie blijkt dat het niet de verdachte is. 16-02-1999, dinsdag Op verzoek van politievoorlichter….. hebben we gezamenlijk de kwestie doorgesproken met operationeel chef….. en mijzelf. De aanhouding zal in principe op 17 februari plaatsvinden ten huize van verdachte. Afgesproken dat politievoorlichter….. mij na de aanhouding informeert en dat hij met voorlichting contact opneemt. Planning: politie geeft persbericht uit. De gemeente doet over interne aangelegenheden -zeker in dit stadium van onderzoek- verder geen mededelingen. Ik heb burgemeester ‘s avonds nog bijgepraat, die zich met voorgestelde procedure kon verenigen. 17-02-1999, woensdag Omstreeks 8.45 uur heeft politievoorlichter…. mij gebeld, dat verdachte ’s ochtend vroeg is aangehouden. Ik heb verder het draaiboek kunnen volgen. Onder andere direct de belboom die we met het oog op dit doel net klaar hadden in werking gezet. Dit is grotendeels voor 10 uur afgerond. Dus net voor het persbericht van politie. Tot 16.00 uur is de zaak goed beheersbaar geweest. Met Omroep Brabant is communicatiestoornis opgetreden, omdat receptie de verslaggever afgehouden heeft; de omroep interpreteert dit dan als: “de commandant weigert mededelingen te doen.” Joop Hoek van BN/De Stem heeft me privé nog gebeld en getracht wat reacties te ontlokken c.q. te vertellen om wie het gaat. Hierop ben ik niet ingegaan.
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
87
Omstreeks 16.30 uur heb ik nog gebeld met operationeel chef ….. met de vraag of hij mij van relevante feiten op de hoogte wilde stellen. Dit zegde hij toe. Tevens nog gevraagd hoe opvang voor de vrouw van verdachte is geregeld. Dit kon niet via slachtofferhulp omdat ze familie is, maar is geregeld via het maatschappelijk werk. Ze is inmiddels ondergebracht bij een zus in Ossendrecht. ‘s Avonds heb ik de voorlichtingsbijeenkomst gehad in Oudenbosch om 18.45 uur voor de groepen Oud Gastel en Oudenbosch. Tevoren heb ik kort beide groepscommandanten daarvan bijgepraat, vooral over het late moment van hen kunnen informeren. Zij reageerden hierop positief. De bijeenkomst was goed bezocht. Ik heb de brief voorgelezen en die is later aan ieder nog overhandigd. Reacties en vragen vielen mee. Het merendeel stond er niet van te kijken dat hij was aangehouden. Het is blijkbaar toch een beetje “een vreemde vogel” en zeker niet de meest populaire. Bijeenkomst heeft geduurd tot 19.30 uur. Ik heb benadrukt dat hij op dit moment nog steeds onschuldig is. Verder gewaarschuwd voor de pers en zich niet laten verleiden tot antwoord geven op de pers. Tevens gewaarschuwd voor vervelende reacties uit de omgeving. Verder afgesproken dat ik volgende week met elke groep apart nog eens zal praten. Als er nieuws te melden is, zal ik hen informeren. Hierbij zal wellicht niet te voorkomen zijn dat pers het eerder weet dan zij. De anonieme brief is niet aan de orde gekomen. Om 20.00 uur gestart met dezelfde voorlichting voor de groep Hoeven/Bosschenhoofd. Uitgelegd waarom eerst Oud Gastel en Oudenbosch waren voorgelicht. De reacties waren hier iets heftiger. De anonieme brief is hier wel aan de orde gekomen, maar daarbij is nadrukkelijk gezegd dat er naast de brief nog andere informatie binnengekomen is. Ook hier hadden de meesten het wel verwacht. De impact was veel minder groot dan wanneer het een ander lid van het korps zou zijn geweest. De vragen richtten zich vooral op of ze de naam van hem mochten noemen als iemand erom zou vragen. Ik heb het advies gegeven om dat niet te doen, tenzij het bijv. om direct bekenden gaat; ga er niet actief mee “aan de leur”. Afspraken om de naam geheim te houden lukken toch niet. Verder uiteraard de vraag wat te doen als hij vrijkomt. Ik heb hiervan gezegd dat we dan verder moeten kijken. Er volgt sowieso nog een intern onderzoek. Stel dat hij niet te handhaven is binnen de club vanwege geschonden vertrouwen, dan kan dat best leiden tot vertrek bij de brandweer. Overigens is het maar de vraag of verdachte zal terugkeren naar zijn woonadres in Bosschenhoofd. Ik heb verder geattendeerd op de gebruikelijke vragen van de pers, van gedupeerden en reacties van de omgeving. Nadrukkelijk advies: hou het binnen de eigen club. Rond 21.30 uur was de bijeenkomst beëindigd. Heb tevens aan de drie groepscommandanten gevraagd hun verhaal over wat ze weten van verdachte, geruchten die er waren etc. op papier te zetten. Dit vooral i.v.m. het interne onderzoek dat er nog zal komen. Op verzoek van de gemeentesecretaris zijn de fractievoorzitters ‘s avonds nog schriftelijk op de hoogte gesteld van de aanhouding. Hierbij is de naam van verdachte genoemd. Mijn collega ….. heeft e.e.a. gelukkig nog kunnen regelen. Dit onderwerp is er uiteindelijk bij de bespreking tussen burgemeester en mij bij ingeschoten, alhoewel we het er in het eerste stadium wel over hebben gehad.
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
88
18-02-1999, donderdag Er stond deze ochtend een vervelend stuk in de krant BN/De Stem van Joop Hoek. Hij doet bepaalde insinuaties en geeft branden weer die totaal uit hun verband zijn gerukt. Dit is besproken met Voorlichting, die hierover ook gepikeerd zijn. Besloten om hierop niet te reageren. Opvallend in de reacties van gisteren is dat de klap niet zo hard aan is gekomen. De meesten hadden dit wel een keer verwacht. Het verhaal en hun reacties waren heel anders geweest als het een willekeurige andere vrijwilliger zou zijn geweest. Dit mag uiteraard nooit naar buiten komen. Mede daarom is ook in overleg met Voorlichting afgesproken om de pers wel te woord te staan, teneinde zoveel mogelijk positieve publiciteit te gaan zoeken. Rond 10 uur belde Rob Barto van Omroep Brabant, die vooral wat wilde weten hoe dit binnen de club gevallen was. Ik heb hem gevraagd zijn vragen te stellen, die ik dan kort zou sluiten met voorlichting. Dit werkt goed. De boodschap die ik zelf mee wilde geven is integraal uitgezonden in een telefonisch vraaggesprek rond 12.15 uur. Het kwam goed over. Ik heb bovendien de gelegenheid te baat genomen om me te distantiëren van de uitlatingen in de krant. Laat in de ochtend telefoontje gehad van TV8. Zelfde procedure gevolgd en gevraagd de vragen voor te leggen. Dit afgestemd met voorlichting. Omstreeks 13.00 uur is de opname gestart. Het liep niet erg lekker; ze bleef op bepaalde vragen hameren. Dus kwam er van mij vaak ook hetzelfde antwoord, want soms niet inging op de vraag. Ze paste nogal eens de pauze-truc toe. Hoopte dan wellicht dat ik op de stilte zou reageren door nadere informatie te geven. Ik had dit gelukkig door en probeerde in die stiltes haar strak aan te blijven kijken. Conclusie van voorlichtster …… en mijzelf is dat het -alhoewel het niet zo lekker liep- in ieder geval niet heeft geleid tot dingen die we niet wilden zeggen. Ik heb verder tussen de middag nog een steunbetuiging gekregen van ….., de nieuwe commandant van Bergeijk. Die verwees me voor eventuele nadere info nog door naar …. ‘s Middags heeft Joop Hoek mij nog gebeld met een aantal vragen. Ik heb wederom de tactiek van vooraf vragen doorgeven toegepast. Hij was hier niet blij mee. Was niet gebruikelijk, lastig qua tijd etc. Ik heb toch vastgehouden aan die voorwaarde. Hij stemde hiermee in. Rond 16.30 uur heb ik de antwoorden telefonisch aan hem doorgegeven. Ben benieuwd wat er morgen in de krant staat. Rond dezelfde tijd heb ik nog contact gehad met rechercheur….. Verdachte is woensdagochtend om 6.00 uur van zijn bed gelicht. Is rustig. Indruk wordt gegeven dat hij zich neerlegt dat hij zich realiseert dat de brandweer “exit” is. Ik heb rechercheur …. verzocht mijn steun over te brengen aan Frank. Hij is niet afgedaan. Omstreeks 17.45 uur belde politieveroorlichter …. mij, dat er een persbericht uitging waarin verdachte een aantal branden heeft bekend. Ik heb meteen de groepscommandanten nog geïnformeerd. Afgesproken dat we geen actieve mailing of belboom doen. Tevens heb ik wethouder …. op de hoogte gesteld en heb getracht burgemeester en gemeentesecretaris te informeren (voice-mail ingesproken). Burgemeester heeft mij niet meer teruggebeld. De gemeentesecretaris wel. Die gaf nog een complimentje. Zaak loopt goed.
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
89
Ik heb ‘s avonds de berichtgeving op TV8 gezien. Het interview kwam goed over. 19-02-1999, vrijdag Het bericht in BN/De Stem ziet er redelijk tot goed uit. Vervelend nieuws is, dat voorlichter …. afwezig is (verlof wegens thuissituatie) en dat voorlichter …… ziek is. Ik heb daarom politievoorlichter ….gebeld, met vraag of ik zonodig zaken met hem terug kan koppelen. Die is bereid. Zijn tel. nr. …., semafoon …... Met regionaal officier ….heb ik nog contact gehad, ook die is altijd bereid tot hulp, diens privé-nummer ….. Hij heeft eerder al doorgegeven dat in Zaandam iets dergelijks ook gespeeld zou hebben. Verder zou Gerard Koppens (Ned. Brandweer documentatiecentrum) hierover ook nog wat kennis paraat hebben. Diens nummer privé…. en semafoon ……. Vandaag is tevens een brief verzonden naar alle vrijwilligers met daarin opgenomen de letterlijke tekst van het politiebericht van gisteravond. Tevens een ondersteunend briefje gestuurd naar echtgenote van verdachte. Dit briefje wilde ik bij haar in de bus stoppen, omdat ik er op weg naar huis toch voorbij kwam. Tot mijn verbazing opende verdachte de deur en vroeg me binnen. Hij was zojuist voorgeleid bij de Officier van Justitie, maar was even vrijgelaten omdat hij examen moest doen voor de aanhanger van de vrachtwagen. Dit examen ging niet door, omdat hij zijn rijbewijs niet bij had; dit was inbeslaggenomen door de politie. Ik heb uitgelegd aan verdachte en zijn vrouw waarom ik langs was gekomen. Dit gesprek was niet de bedoeling geweest, maar louter toeval. … **Inhoud gesprek verwijderd ivm privacy*** Ik heb hen beiden nog mijn aanbod voor een gesprek en hulp gedaan. Toen zijn advocaat kwam heb ik die kort uitgelegd wie ik was en waarom ik er was. Ik heb bij thuiskomst meteen rechercheur….gebeld met mededeling van de ontmoeting. **Inhoud gesprek verwijderd ivm privacy*** ‘s Avonds heb ik groepscommandant Hoeven…. kort verteld van mijn gesprek met verdachte en zijn vrouw. Ook heeft commandant…. mij ‘s avonds nog gebeld. Tijdens een landelijke ABWCbijeenkomst had hij van 2 korpsen nog doorgekregen dat die ook met zo’n zaak te maken hebben gehad, nl. dhr. …., commandant brandweer Gieten en cdt. … van Naarden/Bussum, tel.). 22-02-1999, maandag … van Gieten gebeld. Zaak ligt toch wat anders. Het is een vrijwilliger die is veroordeeld voor uitlokking. Tijdens een avond in een café, waarin nogal gedronken werd had hij gezegd er wel ƒ.100,00 voor over te hebben als een nabijgelegen leegstaande fabriek in de brand zou gaan. Zijn maten zorgden hiervoor en eisten ook de ƒ.100,00 op, die hij heeft betaald. Het brandje was zeer klein, echter daarna is er nog 3-4 maal brand gesticht, waarvan de laatste uiteindelijk behoorlijk uit de klauwen liep. Betrokkene is uiteindelijk ontslagen op grond van die ene uitlokking. Dit alles is een aantal jaren geleden gebeurd. Hij heeft geen aanvullende tips voor mij.
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
90
De heer… van Naarden/Bussum gebeld. Ook hier ligt de zaak wat anders. De zaak speelde in ‘92-’93. Het ging om iemand die ruim een half jaar bij het korps was. Hij bleek achteraf 2 brandjes te hebben gesticht na een oefenavond. Twee collega’s hadden hierover vermoedens. Bij de laatste brand die hij stichtte, is hij zelf ernstig verbrand. Hij haalde benzine uit een motorspuit die in de brand ging. De brandweer kreeg dus de melding van een brand in de kazerne. De schade viel mee. Hij is er door zijn collega’s uitgehaald. Is in Beverwijk terechtgekomen vanwege de ernstige brandwonden en is uiteindelijk ontslagen. De zaak is overigens geheel niet in de pers geweest, maar is alleen bekend binnen het korps Naarden en enkele personen in de regio. ‘s Ochtends heb ik nog een en ander geëvalueerd met ….. regionale brandweer. Zaak wat van me afgepraat. Beiden hebben we het idee dat het allemaal wel goed verlopen is. De voorbereiding heeft zijn vruchten afgeworpen. Vervelend is dat de brief die vrijdag uit had moeten gaan naar alle vrijwilligers nog steeds niet aangekomen is. ‘s Middags bleek dat die bij de bodes is blijven liggen en dus pas dinsdag 23 februari door iedereen ontvangen zal worden. ‘s Avonds heb ik contact gehad met groepscommandant Oud Gastel en groepscommandant Oudenbosch + de plaatsvervanger daarvan i.v.m. het volgende: • graag in de groep nagaan of er behoefte is aan een vervolggesprek; de wens hiertoe lijkt me in Oudenbosch iets groter dan in Oud Gastel, omdat men er daar wat verder vandaan staat. Groepscommandant Oud Gastel heeft al aangegeven dat hij niet verwacht dat er een vervolggesprek nodig is. De reacties over de manier waarop voorlichting is gegeven waren positief. • In Oudenbosch heb ik aangegeven dat ik in principe op donderdag 25 februari om 20.00 uur een gesprek zou willen hebben om de laatste stand van zaken mede te delen, in te gaan op de “geruchten” van zijn brandverleden en de vraag hoe men vond dat het traject van informatievoorziening en opvang verlopen is. Plaatsvergangend groepscommandant …. zal laten weten of hiervoor interesse is. ‘s Avonds heb ik van ± 21.00 uur tot 22.15 uur een gesprek gehad met de groep Hoeven. De volgende zaken zijn behandeld: 1. Mededeling laatste stand van zaken: er is naar iedereen brief verzonden; daar is iets mee mis gegaan. Brief komt morgen binnen. Korte toelichting: hij heeft aantal branden bekend persvoorlichting is goed verlopen verzoek nogmaals om niet op pers of reacties van publiek te reageren, verwijs naar mij ik heb hem gesproken en hem en zijn vrouw -voorzover mogelijk- hulp aangeboden hij maakte een wat nerveuze, maar toch ook rustige indruk; niet iemand die gekke dingen zou doen 2. Gevraagd naar reacties/gevoel van iedereen toen ze van aanhouding en later van bekentenis hoorden. De meesten gaven aan dat het niet geheel onverwacht kwam. Er waren wat vermoedens, men kende hem, had toch gedachte van “hoop dat iets toch niet waar is”, men is niet echt
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
91
geschrokken of ontdaan. Men vindt het triest voor hem en zijn familie. Hij wordt gekenschetst als een harde werker, zijn taak bij de brandweer deed hij goed, hij was erg fanatiek, blijkbaar is er ergens iets bij hem ontspoord. Van oudsher kenden verschillenden hem als iemand die graag vuurtje stookte. Men baalt wel van sommige stukken die in de krant hebben gestaan. Ik heb uitgelegd wat politie en ikzelf aan krant door hebben gegeven. Een enkeling vroeg zich af of bij de aanname geen fouten zijn gemaakt: in Oudenbosch wilde men graag van hem af? Zijn verleden was toch bekend etc.? Ik heb hierop samen met groepscommandant Hoeven …. gereageerd: er heeft een screening plaatsgevonden, hij heeft geen strafrechtelijk verleden, op basis van geruchten kun je weinig, vaak valt achteraf de puzzel in elkaar. 3. Gevraagd naar reacties van omgeving? Dit valt mee, er zijn weinig reacties gekomen, men houdt er wel rekening mee. Ik heb iedereen nog nadrukkelijk gevraagd om zich niet uit tent te laten lokken en gewaarschuwd voor reacties bij uitruk en van collega brandweermensen, bijv. op cursus.
4. Hoe is naar jullie mening het voorlichtingstraject verlopen? Zijn er verbeteringen nodig? Traject is goed verlopen. Nogmaals: de opmerkingen die de krant heeft geplaatst; die vallen niet goed. Ik heb nog toegelicht dat ik natuurlijk nooit aan de pers het verhaal kon doen dat er al jaren vermoedens/geruchten waren. Dat zou het korps veel schade hebben berokkend. Ik heb tevens toegezegd dat als ik -via officiële kanalen- over feitelijke informatie beschik, ik die dan aan iedereen door zal geven, inclusief de leden van de andere groepen.
5. Nog andere tips, vragen, opmerkingen? De vraag is nog gesteld of men hem nog op een of andere manier moet steunen. De een wil dit, de ander wil hem geen “cadeautjes” geven. Ik hierover geadviseerd te doen “wat het gevoel je ingeeft” en heb zelf verteld, dat ik hem in ieder geval (nog) niet afval. De vraag is tevens gekomen of hij zijn ontslag krijgt bij de brandweer. Ik heb gezegd dat dit nu nog niet aan de orde is; er komt een vervolgtraject, maar hij is nog niet veroordeeld. Er wordt zondermeer actie door de gemeente ondernomen. Hoe en wat is nog niet bekend. Een schorsing tot een definitief besluit is gevallen ligt sowieso voor de hand. Verder vond men de zaak nogal opgeblazen; arrestatie en lang vasthouden voor een papiercontainer en hooimijt is nogal wat. Ik heb toegelicht dat politie en justitie er zwaar aan tillen. Immers, het is een misdrijf dat gelijk staat met doodslag; er staat maximaal 12 jaar op. Welke straf hij uiteindelijk krijgt is uiteraard nog onbekend. Er is geen behoefte aan een vervolggesprek. Ik heb toegezegd dat zodra iemand er met me over wil spreken, ik daartoe uiteraard altijd bereid ben.
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
92
23-02-1999, dinsdag Plaatsvervangend groepscommandant Oudenbosch … heeft gebeld met de volgende mededelingen: • over de gedane informatievoorziening is men zeer te spreken • er is geen behoefte aan een nader gesprek • er is wel behoefte aan een nadere toelichting, bijv. schriftelijk of mondeling op een oefenavond, als er iets nieuws te melden is • de enige vraag die naar voren kwam, is mijn opmerking vorige week over het feit dat hij gescreend was; sommige hadden toch hun vraagtekens daarbij
Groepscommandant Oud Gastel …. heeft gebeld met de volgende mededelingen: • men is tevreden over de informatievoorziening • er is geen behoefte aan een nader gesprek
Algehele conclusie: Binnen de groepen is men positief t.a.v. voorlichtingstraject. De schrik is eigenlijk niet aanwezig geweest omdat het … betrof. Was het een willekeurige andere brandweerman geweest, dan waren de reacties ongetwijfeld anders/groter geweest. Ondanks dat het een vervelende gebeurtenis is, heb ik het gevoel dat ik het proces goed heb kunnen beheersen. Daaraan heeft vooral bijgedragen de eenduidige informatievoorziening vooral qua pers vanuit mijzelf. Niemand anders heeft hierover naar buiten mededelingen gedaan. Dat is de kracht geweest. Een vervolgtraject is niet meer nodig. Achteraf valt de opvang en begeleiding mee. Nico Koolen
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
93
8. Preventieve en repressieve maatregelen inzake brandstichting door brandweermensen in Verenigde Staten, Groot Brittannië en Australië Verenigde Staten Suffolk County Fire Academy The Suffolk County Fire Academy heeft een trainingsprogramma70 (Anti-arson training) ontwikkeld voor nieuwe brandweermensen. In dit programma wordt het volgende behandeld: • Benadrukken dat brandstichting een zaak is die hun maten niet zullen tolereren. • Bewustwording dat brandstichting een grote impact heeft op de brandweerman, zowel strafrechterlijk als sociaal. • Het is een vrij directe, wat agressieve benadering, waarbij aangegeven wordt wat de gevolgen zijn voor betrokkene zelf, de collega’s, diens familie, vrienden, carrière en vrijheid. • Het legt ook nadruk op hun commitment en verantwoordelijkheid naar de samenleving. Naast het programma voor nieuwe brandweermensen is er ook een programma voor ervaren brandweermensen. Dit bestaat uit het volgende: • Een video waarbij een officier van justitie de gevolgen aangeeft en een brandweercommandant waarvan vier leden van zijn korps werden gearresteerd. • Een daderprofiel voor chefs en een checklist om bij de selectie te vragen naar de achtergrond van sollicitanten. • Een verklaring die sollicitanten ondertekenen waarbij toestemming wordt gegeven om onderzoek te doen in politiearchieven. • De eerste reacties die zich voordeden bij vermoedens van een brandstichter binnen de eigen gelederen: “als we doen of het niet bestaat, dan gaat het wel weg”. Ofwel: de kop in het zand steken. In een stappenmodel gegoten, ziet het programma er als volgt uit: 1. Het misdrijf heeft een grote financiële impact op de dader; slachtoffers en verzekeringsmaatschappijen kunnen de kosten verhalen. 2. Het verlies van familie en vrienden is mogelijk. 3. Je wordt persoonlijk in verlegenheid gebracht door de gemeenschap, vooral als de pers de zaak opblaast. 4. Het verlies van de baan als brandweerman, mogelijk verlies van de hoofdbaan en problemen om in de toekomst nieuw werk te verkrijgen. 5. Het misdrijf brengt heel het korps in verlegenheid en het korps wordt mogelijk aansprakelijk gesteld voor schadevergoeding. 6. De dader kan bepaalde burgerrechten verliezen (alleen in VS). 7. De dader zal niet toegelaten worden tot andere brandweerkorpsen. IAAI Ohio 2004 In 2004 is tijdens een bijeenkomst van de IAAI (International Association of Arson Investigators) gesproken over het onderwerp. Een van de deelnemers, George Wendt, geeft
70
A Firefighter Arson Awareness Education Programma
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
94
aan dat een zogenaamde background check gehanteerd zou kunnen worden. Deze bestaat uit zes stappen: 1. een uitgebreid overzicht van alle dingen die je maar wil weten. 2. laat de sollicitant een formulier tekenen met toestemming dat je bij voormalige werkgevers navraag mag doen, dat je criminele achtergronden mag checken etcetera. 3. zorg dat een stuk of twee personen in het korps aangewezen zijn om background checks te doen. Zij onderzoeken elk stukje informatie over de sollicitant. Ze bellen de voormalige en huidige werkgevers, doen referenties en gaan onder andere in op het karakter van de persoon. 4. laat de sollicitant een uitgebreid psychologisch onderzoek ondergaan. 5. hou een gesprek met de sollicitant (“The eyes are the windows to the soul”). 6. koppel het nieuwe lid aan een senior korpslid als een mentor en trainer. Die mentor houdt het nieuwe lid volledig in de gaten (“He should not let the applicant wipe his butt unless he knows about it”). Deze zes stappen zouden het “arson firefighting” kunnen voorkomen. Opvallend is dat George Wendt op diverse fora stelt dat background checks geen melding geven van kandidaten met een neiging tot brandstichting. Een check geeft alleen informatie over zaken die de persoon al heeft gedaan. Volgens hem hadden de meeste brandweerlieden die hij heeft gearresteerd geen eerdere criminele activiteit gepleegd. Timothy Huff (FBI) Zoals eerder beschreven, heeft hij een profiel ontwikkeld van brandstichtende brandweermensen. Met een goed psychologisch onderzoek zou de geneigdheid tot brandstichting aangetoond kunnen worden. Ook hij geeft aan dat instructie en voorlichting goed is. Dat werpt vruchten af. De organisatie geeft daarmee aan dat men het probleem onderkent en dat men het absoluut niet tolereert. Hij geeft een voorbeeld van een brandweerman die een kantoor van zijn baas in brand stak en werd gearresteerd. Deze knaap was compleet ontdaan toen de daad doorgegeven werd aan zijn commandant en hij ontslagen werd. Verder raadt hij aan om duidelijk leiderschap vanaf de top van elk korps. Solide regels opstellen en deze streng handhaven, zal maken dat het afwijkende gedrag fors zal verminderen. Brandstichting is een misdrijf; dat hoort thuis in de landelijke justitiële databanken en niet in die van bijvoorbeeld overkoepelende brandweerorganisaties. Ook geeft hij aan dat psychologische onderzoeken een lastig voorspellende werking hebben. Men kan wellicht wel constateren dat iemand in een profiel past. De vraag is echter of het moreel en ethisch verantwoord is om iemand dan af te wijzen. Het is discriminerend om iemand af te wijzen, niet omdat hij iets heeft begaan, maar omdat een profiel zegt dat hij het kan gaan doen. Huff geeft verder aan dat brede en diepe onderzoeken en er veel geld insteken overdadig is. De beste oplossing is bedrieglijk eenvoudig: screening van personeel. Bij background checking (achtergrond informatie) kun je niet hoger scoren dan bijvoorbeeld de politie bij nieuw personeel, maar het is het best bereikbare. Er zijn gevallen bekend waarbij verdachte brandweermensen verhuisden en lid werden van een ander korps. Als het nieuwe korps dan inlichtingen had ingewonnen, waren nieuwe branden te voorkomen geweest. Soms zijn er diverse beperkingen bij staten om informatie voor nieuwe werknemers bekend te maken. Dit kan ondervangen worden door kandidaten een toestemmingsformulier te laten tekenen en de gewenste informatie in te winnen. Het is wenselijk, maar niet noodzakelijk om dit door gespecialiseerd personeel te laten doen. Opvallend is de opmerking van een vrijwillig
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
95
commandant die aangeeft dat hij al genoeg problemen heeft om personeel te werven; “een background check kan dan weleens afschrikwekkend werken”. Huff geeft ook aan dat men de background checks beperkt en uitvoerig kan doen, inclusief een psychologisch onderzoek. Dit laatste kan voorspellen of kandidaten een risico vormen zelfs als ze nog nooit brand gesticht hebben. Uiteraard kosten uitgebreide background checks veel geld. Wat in ieder geval onderzocht moet worden is: • middelbare school gegevens • medische gegevens • crimineel verleden • rijbewijs gegevens • arbeidsverleden • referenties. Vooral belangrijk is om bij voormalige brandweerkorpsen te informeren. Nieuwe brandweermensen –vooral jongeren- moeten duidelijk geïnformeerd worden over de straffen en consequenties van brandstichting. Specifieke instructie naar jongeren, vooral gefocust op de criminele aspecten van brandstichting, inclusief zogenaamde kleinere brandjes, kan een afschrikwekkende werking hebben. Vooral als daarbij ingegaan wordt op de gevaren die brandstichting veroorzaakt voor collega-brandweermensen en anderen, de kosten zowel van het getroffen object als brandbestrijding, negatieve PR voor het korps en straffen. Daarbij ook ontslag uit het korps en de onmogelijkheid bij een ander korps in dienst te treden. Tevens kunnen ook nog aanwijzingen worden gegeven hoe men brandstichting op kan sporen. Samenvatting De basis background checking kan potentiële problemen voorkomen. Dit houdt in de check op een crimineel verleden en navraag doen bij voormalige korpsen. Als zich indicaties voordoen dat er mogelijk brandweermensen betrokken zijn bij branden dient direct onderzoek ingesteld te worden. Zelfs bij onbeduidende brandjes. Immers, de meeste brandstichters gaan escaleren in hun gedrag. Het begint bij afvalbakken, bossages en escaleert in frequentie en aard van de doelen. De risico’s voor alle betrokkenen, zoals brandweermensen en anderen, nemen daarbij toe. Zodra er enige afwijkingen zijn in de aard en omvang van branden, dient dit meteen onderzocht te worden. Het meest vluchtige onderzoek kan al de kans uitsluiten van de betrokkenheid van brandweermensen hierbij. Het lijdt geen twijfel dat de meeste brandstichters in het profiel passen, maar er is wel twijfel of al degenen die in het profiel passen brandstichters zijn. South Caroline Forestry Commission In het eerdergenoemde onderzoek uit 1993 en 1994 van de South Caroline Forestry Commission (SCFC) werd een programma ontwikkeld met training en scholing over het fenomeen van brandstichtende brandweerlieden. Tevens vond een directe mailing plaats naar alle brandweerkorpsen in de staat met vermelding van het profiel van brandstichtende brandweermensen. De resultaten waren verbluffend. Toen het programma in 1995 van start ging, waren er 30 brandweerlieden gearresteerd voor brandstichting en in 1996 nog maar 3 ‘Once attention was focused, when the fire service said we were not going tot tolerate this, the problem started to disappear’(an outstanding success).
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
96
Uiteindelijk leidde de aandacht binnen de korpsen, de media en de overheid binnen de staat South Carolina in 2001 tot het aannemen van een wet. Deze wet verplicht om bij de selectie van brandweerpersoneel een “background investigation” uit te voeren. Indien daaruit blijkt dat er een crimineel verleden was, met of zonder brandstichting, mag geen aanstelling plaatsvinden. Suffolk County In 1993 werden 8 brandweerlieden gearresteerd voor brandstichting in Suffolk County. Het Suffolk County Arson Task Force startte in samenwerking met de brandweer en het Openbaar Ministerie een innovatief programma om te voorkomen dat brandweerlieden brandstichters worden. Naast lessen over wat dit fenomeen inhoudt en de consequenties daarvan voor de brandweerman, het korps en de burger, voerde men screening in het selectieproces in. Ook maakte men een korte video getiteld ‘Fire fighters turned arsonists’ die gratis ter beschikking werd gesteld aan alle korpsen in het gebied. Ook dit heeft tot een verlaging van het aantal brandstichtende brandweermensen geleid. Federal Emergency Management Agency (FEMA) In het eerder vermelde rapport71 van de FEMA en USFA wordt bij de factoren die bijdragen aan de problematiek ook de onvoldoende screening van vrijwillige brandweerlieden gesignaleerd. De auteurs noemen het ronduit schaamtevol wanneer een brandweerman een brandstichter wordt en het maatschappelijke vertrouwen verraadt. Geldgebrek bij de vele duizenden vrijwillige brandweerkorpsen verhindert een adequate screening en antecedentenonderzoek. De staat Delaware wordt als een voorbeeld genoemd met een proactieve aanpak, terwijl veel brandweerkorpsen er niet over willen spreken. Een trainingsprogramma, genoemd ‘Arson by Firefighters, A Program for Prevention’ werd ontwikkeld en ter beschikking gesteld. In de aanbevelingen van het rapport komt men onder andere tot de conclusie dat er een betere registratie moet komen van de brandstichters. Voorts dat er cursussen moeten worden samengesteld en er lokaal en federaal fondsen geworven moeten worden om het geldgebrek te verminderen. Opmerkelijk is dat de constatering van gebrek aan screening niet terug komt bij de aanbevelingen en conclusies. Het rapport vergelijkt profielen van de FBI met die van het South Carolina Foresty Commission en vastgesteld wordt dat deze op hoofdlijnen vergelijkbaar zijn. In de opsomming van initiatieven op staatsniveau worden profielen gebruikt om tot een screeningsinstrument te komen; een “Arson Screening and Prediction System (ASAPS)”. Dit hulpmiddel is een assessment dat is gebaseerd op acht persoonlijkheids- en omgevingsdomeinen. Het stelt de mate van aanleg voor het stichten van brand vast. Het instrument is ontwikkeld door een professor in de criminologie, een adviseur van het National Centre for The Analyse of Violent Crime72. De samenstellers van het rapport zien het assessment als een hulpmiddel in het totale werving- en selectieproces. Zij merken op dat het middel niet bedoeld is om een individu als brandstichter te identificeren, noch is het de bedoelding om het middel als hard criterium te gebruiken om een kandidaat wel of niet toe te laten tot de brandweer. Het instrument 71
Special Report: Firefighter Arson, U.S. Fire Administration, january 2003 by Hollis Stambaugh and Hilary Styron 72 Allen D. Sapp, PhD, Professor of Criminal Justice, Central Missouri State University, Warrensburg in Missouri. Co-author of ‘The Essential Findings from a Study of Serial Arsonists’
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
97
vergelijkt de antwoorden met de profielkenmerken. De uitkomst ervan is een middel ter ondersteuning van de totale besluitvorming om iemand al dan niet tot het korps toe te laten. Veel korpsen in de landelijke gebieden (rural-area’s) met een zeer klein budget en grote behoefte aan vrijwilligers hebben grote moeite met dit soort instrumenten en andere screeningsmethoden. Dit heeft enerzijds te maken met het beschikbare budget, maar anderzijds toch ook met het feit van “ons kent ons” en de angst dat de vijver waaruit men kandidaten put weleens kleiner kan worden. Groot Brittannië In Groot Brittannie zijn in opdracht van “The Office of the deputy prime minister” twee belangrijke rapporten geschreven, getiteld: “The Burning Issue: research and strategies for reducing arson, august 2002”en “Working together: how to set-up an arson task force, march 2003”. Het heeft geleid tot een Forum dat beleid, modellen en protocollen ontwikkeld heeft die op elk van de vier vormen van brandstichting ingaan teneinde die te voorkomen. Ook wordt aangegeven dat behandelmethoden redelijk beperkt zijn. Juist over de behandeling van de categorie waar ook brandweermensen onder vallen, wordt opgemerkt: • Er zijn weinig behandelingsmogelijkheden beschreven. • Als ze er zijn, zijn ze zeldzaam en beperkt. • De voorkomende daders zijn vaak zeer ontwricht en hebben daardoor een speciale en hoogwaardige behandeling nodig, die uiteraard zeer veel geld kost. In UK zijn er twee behandelmethoden en behandelplaatsen bekend. De afwezigheid van meer behandelmethoden en –plaatsen maakt dat dit soort brandstichters vaak in volstrekte afzondering worden geplaatst, waardoor persoonlijke ontwikkeling –en “genezing”niet tot nauwelijks gebeurt en er daardoor een hoge kans op recidive is na vrijlating.
Australië In het reeds eerder beschreven rapport “Bushfire Arson”73van Matthew Willis worden de volgende preventiemaatregelen genoemd: 1. het gebruik van training om brandstichting te ontmoedigen door begrip te kweken voor het probleem van brandstichting en de consequenties ervan 2. het gebruik van achtergrond checks en screeninginstrumenten om personen met risicofactoren op brandstichting niet toe te laten tot de brandweer. De maatregelen genoemd onder punt 2 worden omschreven als zijnde waarschijnlijk het meest effectief in het reduceren van de problematiek, maar kunnen ze hoge kosten met zich mee brengen en zijn vaak moeilijk te implementeren. NSW Rural Fire Service Het NSW Rural Fire Service is in 2007 gestart met een programma om potentiële brandstichters te weren. Bij de 70.000 vrijwilligers in deze organisatie wordt een background check gedaan bij nieuwe vrijwilligers en bij (o)verplaatsingen. Daarbij gaat het om misdrijven als seks tegen kinderen of anderen, geweld en brandstichting
73
Matthew Willis, ‘Bushfire Arson: A review of the Literature’, Research and Public Policy Series, Australian Institute of Criminology, Canberra 2004
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
98
Rebekah Doley Zoals al eerder is vermeld, is er in Australië een autoriteit op het gebied van brandstichters en brandstichtende brandweermensen, te weten Rebekah Doley74. Zij geeft in diverse presentaties en lezingen aan dat 9 van 3.000 kandidaat vrijwilligers zijn afgewezen vanwege een crimineel verleden, inclusief brandstichting. Twee vrijwilligers zijn de afgelopen jaren aangemeld bij de politie als verdachten. Zij geeft op haar website75 en in diverse presentaties en lezingen aan dat de kwestie van screening voor brandstichting bij diverse personen en organisatie omstreden en gevoelig is. Dat is het meest van toepassing bij de selectie van brandweerpersoneel en personeel werkzaam in “brandgevoelige” sectoren, zoals de bosbouw. Over dit laatste merkt ze op dat brandstichters voorkomen in bosbouw en daarmee gerelateerde bedrijven, maar dat de publieke aandacht zich vooral richt op brandstichtende brandweermensen. Brandweerkorpsen hanteren in het algemeen een verschillende aanpak bij de selectie van nieuw personeel. In meer of mindere mate gebruikt men combinaties van geschiktheidonderzoek, medische keuring en een gerechtelijk antecedentenonderzoek. Beroepsbrandweermensen worden vaak onderworpen aan een strenger selectieproces met formele interviews en een meer uitgebreide beoordeling. Vanuit vrijwillige korpsen wordt vaak een ernstige bezorgdheid geuit dat de toepassing van strengere selectiecriteria zou fungeren als een belemmering voor potentiële vrijwilligers. De bronnen die toch al beperkt zijn om vrijwilligers te werven, zouden daarmede nog kleiner worden. Doley benadrukt dat de omvang van de schade op een korps en op de moraal van de korpsleden minstens even verwoestend is als blijkt dat een van hen een brandstichter is. Tevens geeft ze aan dat het opmerkelijk is dat er momenteel geen wetenschappelijk bewezen diagnostische instrumenten beschikbaar zijn, die nauwkeurig kunnen testen of brandstichtende neigingen aanwezig zijn. Desondanks zijn er twee instrumenten ontwikkeld ten behoeve van de functionarissen die verantwoordelijk zijn voor de selectie van personeel. Deze instrumenten geven een ondersteuning bij de beoordeling op persoonlijke karaktertrekken die geassocieerd zijn met brandstichting. Deze instrumenten worden toegelicht op haar website en in publicaties. Een van de instrumenten heeft ze verfijnd en gebruiksvriendelijker gemaakt. Daarmee hoopt ze dat dit nieuwe model kan worden gebruikt door daarvoor opgeleid brandweerpersoneel. Doelstelling is een qua kosten vriendelijk instrument te gebruiken waardoor de reputatie van brandweerkorpsen intact kan blijven. Naast een test heeft zij ook een presentatieset beschikbaar op drie dvd’s. Deze dvd’s kunnen gebruikt worden ter instructie en ter ondersteuning voor specifieke trainingsprogramma’s. De eerste dvd “Serial arsonists – myth busting” bespreekt gemeenschappelijke veronderstellingen over volwassen seriële brandstichters en verduidelijkt wat bekend is over hun kenmerken en gedrag. De tweede dvd “Motives for deliberate firesetting” bespreekt de motivatie voor brandstichting en geeft onderzochte banden aan tussen dader en delictkenmerken in combinatie met diverse specifieke motieven voor brandstichting. De derde dvd “Child fire-setting to adult arson: Is there a progression?” beschouwt de relatie tussen in de kindertijd met vuur spelen en volwassen brandstichting.
74 Rebekah Doley is a criminal behaviour analyst and consulting psychologist, specialized in the analysis of arson in Australia. 75 www.firefocus.net
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
99
Doley geeft aan dat zij zich er van bewust is dat wetenschappelijk onderzoek kan worden gezien als een droog en moeilijk onderwerp, vooral door niet-academici. Het is haar passie om zoveel mogelijk van de door haar gedane onderzoeken op een toegankelijke en heldere manier te openbaren voor het publieke domein. Zij heeft onderzoek gedaan in diverse databases van de politie en heeft meer dan 140 brandstichters geïnterviewd. Zij heeft diverse publicaties op haar naam staan. Ze is nog steeds actief betrokken bij verschillende onderzoeksprojecten betreffende “bushfire” brandstichters, “gewone” brandstichters en brandweermensen die brand stichten. Zij geeft aan dat een steeds terugkerend thema in brandstichtingonderzoek de moeilijkheid is van het opsporen van betrouwbare gegevens uit bronnen die tot een geldig wetenschappelijk onderzoek kunnen leiden. Zij geeft aan dat er in Australië, noch in andere landen een nationale gegevensbankverzameling is over het type informatie dat relevant is voor een studie van de psychologie van brandstichting
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
100
9. Richtlijn met bijlagen“als het dan toch gebeurt” n.a.v. eigen casus Halderberge
Afgesproken zaken: 1. eerste aanspreekpunt voor pers e.d. is -zolang het politie-onderzoek loopt- de politievoorlichter Rien van Kuik 2. indien de pers toch volhardt, dan kunnen vragen gesteld worden, maar die worden niet onmiddellijk beantwoord, maar bijv. per fax; we hebben ook enige bedenktijd nodig 3. informeren van gedupeerden is niet aan de orde in dit stadium, want er zijn alleen verdenkingen te melden 4. de hulp voor zijn echtgenote is geregeld via de politie d.m.v. slachtofferhulp hierover nog nader overleg met …. 5. wie regelt de hulp voor …. en in welke vorm? Afspraak: politie onderneemt vooralsnog actie. Tezijnertijd: overleg hoofd p&o met politie hierover, bijv. in samenwerking met ArboUnie. Te ondernemen acties na bekendwording: (TIP: betrek hier anderen bij, dit lukt alleen niet!!!---> mijn naam komt te vaak voor!) Wat: Op de hoogte stellen van: 1. de burgemeester 2. de wethouders en gemeentesecretaris 3. de voorlichter 4. de plv. cdt./groepscdt. Oud Gastel 5. de grps. Cdt. Hoeven 6. de grps. Cdt Oudenbosch 7. de vrijwilligers via de belboom door de groepscommandanten 8. hoofd p&o 9. regionaal commandant 10.bedrijfsarts 11.afdelingshoofd 12.sectorhoofd 13.overige gemeentelijk personeel via e-mail
Wie N. Koolen N. Koolen N. Koolen N. Koolen N. Koolen N. Koolen N. Koolen N. Koolen N. Koolen N. Koolen N. Koolen N. Koolen N. Koolen
Doelgroepen: • pers • eigen personeel/vrijwilligers • echtgenote PERS: Voorlichting: Wie: perscommuniqué uitgeven door politievoorlichter Rien van Kuik i.s.m. gemeente Hoe: Zie bijgevoegd persbericht. Afgesproken met Rien van Kuik dat persbericht pas uitgaat nadat zoveel mogelijk vrijwilligers geïnformeerd zijn.
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
101
N.B.: de gemeente doet over deze zaak verder geen mededelingen, want er loopt een strafrechterlijk onderzoek.
DE VRIJWILLIGERS: 1. personeel wordt zo spoedig mogelijk nadat aanhouding bekend is telefonisch op de hoogte gesteld met de volgende mededeling: “Een vrijwilliger van de groep Hoeven/Bosschenhoofd is vanochtend aangehouden op verdenking van brandstichting. Het gaat om …... Graag vanavond verschijnen op een bijeenkomst op de kazerne te Oudenbosch om 18.45 uur (groepen Oud Gastel en Oudenbosch) en om 20.00 uur in Hoeven voor verdere toelichting.” 2. alle vrijwilligers ontvangen een brief met de stand van zaken; deze wordt op de voorlichtingsbijeenkomst uitgereikt; bij degenen die niet aanwezig zijn, wordt de brief ‘s avonds nog bezorgd let op: niet naar …. zelf sturen!!! (haal die naam dus uit het stickerbestand) 3. gelet op eenduidige berichtgeving is ervoor gekozen dat de commandant Halderberge de groepen voorlicht; gelet op het tijdsprobleem wordt de bijeenkomst van Oud Gastel en Oudenbosch samen gehouden. Hoeven/Bosschenhoofd apart, omdat die er meer bij betrokken zijn en omdat daarin een uitloopmogelijkheid moet worden gehouden Groepsbijeenkomsten: 1. Brief voorlezen en uitreiken 2. Vragen beantwoorden, voor zover mogelijk (zie lijstje te verwachten vragen).. 3. Verdere stand van zaken mededelen; gekozen voor voorlichting via politie, maar ook om zelf alle vrijwilligers te informeren 4. heel vervelende zaak voor alle betrokkenen, maar betekent ook imago-beschadiging van de brandweer 5. ben beducht op vervelende reacties uit directe omgeving (“zie je wel, alle brandweermensen zijn pyromanen”), maar ook van collega-vrijwilligers uit andere groepen/andere gemeenten; hou ook rekening met reacties uit publiek als er de komende tijd een uitruk is (“zo mensen, hebben jullie weer voor eigen werk gezorgd etc.”) 6. advies: ga niet op discussies, reacties in!! Lok ook geen reacties uit, maak geen verwijten naar niemand toe. Hou het binnen de eigen groep, praat er gezamenlijk over.
Te verwachten vragen: Zie bijlage hierna.
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
102
Lijstje met mogelijke vragen: • Hoe lang weten we het? Vanaf eind januari 1999 kregen we zodanige informatie dat daar actie op is ondernomen. • Heeft er een screening plaatsgevonden? Sollicitatiegesprekken zijn er geweest met betrokkene net als met overig gemeentelijk personeel. Hij functioneerde in de praktijk goed. Geen bijzondere aanwijzingen, dus uiteindelijk aangesteld in vaste dienst. Ook heeft er bij de aanstelling een medisch onderzoek plaatsgevonden. Dit heeft betrekking op lichamelijke, maar ook geestelijke gesteldheid. Ook hieruit waren geen bijzonderheden te melden. • Hoe is dit te voorkomen? Niet of nauwelijks. Zelfs een psychologisch onderzoek zou wellicht onvoldoende informatie geven en zou behoorlijk belastend en kostbaar zijn voor een aanstelling als vrijwilliger. Brandweermensen zijn ook mensen en de kracht van de brandweerorganisatie is dat ze bestaat uit alle geledingen van de maatschappij. Er kan dus ook weleens iets misgaan. • Gaat de gemeente de gedupeerden benaderen? Nee, dat is in dit stadium niet aan de orde. De zaak verkeert nog in onderzoek. • Wat doet de gemeente als werkgever met hem; krijgt hij ontslag? Wat gemeente als werkgever doet is een interne aangelegenheid, waarover geen mededelingen naar buiten worden gedaan. Niet nu, niet in de toekomst. In verband met het onderzoek is hij inmiddels op non-actief gesteld als brandweerman. • Komt brandstichting veel voor? Uit landelijk onderzoek blijkt dat 1 op de 6 binnenbranden het gevolg is van brandstichting en 1 op de 4 buitenbranden. Als vandalisme ook mee wordt gerekend tot brandstichting is het zelfs 1 op de 2 buitenbranden. Daarnaast zijn er uiteraard nog de branden met onbekende oorzaken.
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
103
Verzonden brieven
Aan alle vrijwilligers bij de brandweer van de gemeente Halderberge
Oudenbosch, 17 februari 1999
Onderwerp : aanhouding vrijwilliger verdacht van brandstichting
Uw brief van Uw kenmerk Nadere informatie bij Doorkiesnummer Ons kenmerk
::: N.C.J.C. Koolen : 0165 - 39 05 57 : BW/pers
Beste vrijwilligers, Via deze brief wil ik jullie informeren over een ernstige en tegelijk heel trieste zaak die speelt binnen de brandweer van de gemeente Halderberge. Deze brief wordt voorgelezen en uitgereikt aan alle aanwezige vrijwilligers op de informatiebijeenkomsten van 17 februari 1999. Bij degenen die niet bij deze bijeenkomst aanwezig zijn, wordt deze brief vandaag nog bezorgd. Wat is er gebeurd: Een van de vrijwilligers van de groep Hoeven/Bosschenhoofd, is vanmorgen door het politieteam Halderberge aangehouden op verdenking van opzettelijke brandstichting. Het zou onder andere gaan om het in brand steken van plaatsen waarin goederen lagen opgeslagen, maar ook eenvoudigere branden zoals papieropslag. De naam van de betrokkene is op de informatiebijeenkomst bekend gemaakt. Hij is 30 jaar, woont in Bosschenhoofd en is vanaf 1 juli 1994 vrijwilliger bij de brandweer. Op de vragen wat er precies is gebeurd, welke gevallen het betreft, het hoe, wanneer en waarom kan in dit stadium verder niets worden vermeld. De politie heeft dit alles nog in onderzoek. Hoe is het ontdekt: Op grond van informatie die bij de gemeente, bij mijzelf en bij de politie is binnengekomen, is - in overleg met politie en justitie- besloten tot een strafrechtelijk onderzoek. Hoe, wie en wat er precies is gemeld, is voor de zaak verder niet van belang. Over de onderzoeksmethode worden verder geen mededelingen gedaan.
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
104
Hoe nu verder: Nadrukkelijk wil ik nog melden dat, tot het moment dat de rechter heeft beslist, de betrokkene officieel niet schuldig is aan brandstichting. Hij is inmiddels door de gemeente wel op nonactief gesteld. Om verdere onrust en geruchten te voorkomen, vind ik het verstandig om jullie de informatie in deze brief te geven. Wat er is gebeurd, is een heel ernstige en vervelende zaak, los van het feit of hij nu uiteindelijk onschuldig of schuldig wordt bevonden. Het is vooral ook triest voor hemzelf, zijn echtgenote, familie, vrienden en kennissen. Er zal voor hem hulp worden aangeboden in samenwerking met de politie en gemeente. Ook zijn vrouw wordt hulp aangeboden. Verder zal deze zaak een behoorlijke impact hebben op de brandweer Halderberge. We zullen geconfronteerd worden met vervelende reacties uit de directe omgeving, maar wellicht ook van collega-brandweermensen uit andere groepen en andere gemeenten. Ook de bekende wat-, hoe- en waarom-vragen zullen gesteld worden. Ik wil jullie hierover het advies geven om niet op discussies en reacties van anderen in te gaan en ook geen reacties uit te lokken. Ik denk dat het verstandiger is om hierover binnen de eigen groep en met mij te praten. Ik wil jullie verder nadrukkelijk verzoeken om niet in te gaan op vragen van de pers, tijdschriften, radio of tv. Verwijs voor informatie naar de voorlichter van de politie, de heer Rien van Kuik. Zijn er nog vragen: Tijdens de informatiebijeenkomst zullen vragen -voor zover mogelijk- beantwoord worden. Hou er echter rekening mee dat in dit stadium van het strafrechtelijk onderzoek, er wellicht vragen zijn die nog niet te beantwoorden zijn. Als jullie nog vragen of opmerkingen hebben, dan kunnen jullie daarvoor altijd bij mij terecht. Ik denk dat het goed is om over de situatie nog eens apart op een avond te praten. Zulke avonden zullen in ieder geval voor de leden van de groep Hoeven/Bosschenhoofd gehouden worden. Tenslotte: Ik wil nog opmerken dat uit het gebeurde naar voren komt dat brandweermensen ook gewone mensen zijn. De kracht van een vrijwillige brandweerorganisatie is dat ze bestaat uit alle geledingen van de maatschappij. Het risico dat er iets mis gaat is dus nooit helemaal uit te sluiten. Ik hoop jullie hiermede voorlopig voldoende te hebben geïnformeerd. Met vriendelijke groeten, namens burgemeester en wethouders van de gemeente Halderberge, commandant brandweer
N.C.J.C. Koolen Bijlage
:
--
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
105
Aan alle vrijwilligers bij de brandweer van de gemeente Halderberge
Oudenbosch, 19 februari 1999
Onderwerp : bekentenis vrijwilliger verdacht van brandstichting
Uw brief van Uw kenmerk Nadere informatie bij Doorkiesnummer Ons kenmerk
::: N.C.J.C. Koolen : 0165 - 39 05 57 : BW/pers
Beste vrijwilligers, Via deze brief wil ik jullie informeren over de laatste stand van zaken met betrekking tot de verdachte van brandstichting. Gisteravond heb ik van de politie het onderstaande (letterlijke) persbericht doorgekregen: “Het gisteren aangehouden lid van het vrijwilligerskorps Halderberge heeft vandaag tegenover de politie bekend de laatste jaren enkele malen brand te hebben gesticht in Bosschenhoofd. Morgen wordt de man voorgeleid worden aan de Officier van Justitie. Een motief voor zijn daden heeft het lid van het vrijwilligerskorps uit Halderberge niet aan de politie kunnen geven. Wel gaf de man toe in 1996 enkele malen brand te hebben gesticht in een hooimijt. Ook enkele sloopauto’s moesten het in 1997 ontgelden. In 1998 stak de man enkele houtblokken die naast een scoutinggebouw in Bosschenhoofd lagen in brand. De brand werd tijdig geblust. In een enkel geval was de verdachte ook zelf bij de bluswerkzaamheden betrokken. Het onderzoek tegen de verdachte wordt voortgezet.” Dit persbericht is inmiddels ook al in de pers verschenen. Ik vond het toch een goede zaak om jullie van dit letterlijke bericht van de politie op de hoogte te stellen. Dit om eventuele misverstanden te voorkomen. Immers, de pers maakt er soms toch een eigen verhaal van. Tot op heden heb ik, in samenwerking met de gemeentelijke voorlichters, de gestelde vragen van de pers redelijk kunnen beheersen. Daartoe zal het feit dat er vanuit jullie geen reacties naar buiten zijn gebracht mede een steentje hebben bijgedragen. Ik hoop ook dat we dit zo kunnen houden en vraag jullie nogmaals -wellicht overbodig- om niet op vragen en reacties van de pers en media in te gaan. Als de informatieverstrekking centraal verloopt, gaat het blijkbaar het beste. z.o.z.
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
106
We moeten er de komende tijd rekening mee houden dat we reacties en vragen van pers en publiek krijgen als er een uitruk is. Ik hoop ook dat jullie je dan niet laten verleiden om op die reacties en vragen in te gaan. Verwijs in die gevallen maar naar mij. Ook daarom zal ik proberen zoveel mogelijk bij de uitrukken aanwezig te zijn. Als men wil reageren, moet men het maar bij mij doen.
Ik hoop jullie hiermede voorlopig voldoende te hebben geïnformeerd. Met vriendelijke groeten, namens burgemeester en wethouders van de gemeente Halderberge, commandant brandweer
N.C.J.C. Koolen
Bijlage
:
--
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
107
Aan alle vrijwilligers bij de brandweer van de gemeente Halderberge
Oudenbosch, 31 maart 1999
Onderwerp : stand van zaken ….
Uw brief van Uw kenmerk Nadere informatie bij Doorkiesnummer Ons kenmerk
::: N.C.J.C. Koolen : 0165 - 39 05 57 : BW/FD3
Beste vrijwilligers, Via deze brief wil ik jullie informeren over de laatste stand van zaken met betrekking tot….. Hij is eind vorige week vrijgelaten uit het voorarrest. Zoals reeds eerder vermeld heeft hij 6 branden bekend en heeft hij geen duidelijk motief voor zijn daden. Op 25 mei a.s. moet hij voorkomen bij de rechtbank. Hij heeft inmiddels aangekondigd dat hij zelf om ontslag zal vragen als vrijwilliger bij de brandweer met ingang van 1 april 1999. Ik hoop jullie hiermede voldoende te hebben geïnformeerd en wens jullie tenslotte prettige paasdagen toe. Met vriendelijke groeten, namens burgemeester en wethouders van de gemeente Halderberge, commandant brandweer
N.C.J.C. Koolen
Bijlage
:
--
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
108
Mevrouw …..
Oudenbosch, 19 februari 1999
Onderwerp : hulp
Uw brief van Uw kenmerk Nadere informatie bij Doorkiesnummer Ons kenmerk
::: N.C.J.C. Koolen : 0165 - 39 05 57 : BW/FD
Geachte mevrouw …. De aanhouding van uw man zal voor u ongetwijfeld een grote schok zijn geweest. Ik heb via de politie al mondeling verzocht aan hem door te geven, dat ik hem als commandant van de gemeentelijke brandweer niet afval. Ik zie hem nog steeds als verdachte en zeker niet als veroordeelde. Wat er is gebeurd is ernstig, maar vooral ook triest voor hemzelf, voor u, familie, vrienden en kennissen. Ook u zou ik in deze moeilijke periode graag enige steun willen bieden. De manier waarop en de vraag in hoeverre u daar behoefte aan heeft, ligt wat moeilijk voor mij. Immers, we kennen elkaar nog niet eens persoonlijk. Dit soort zaken zijn dan wat moeilijk om schriftelijk af te doen. Indien u behoefte heeft aan een gesprek met mij, met de groepscommandant, met iemand anders of behoefte heeft aan andere hulp, dan wil ik u vragen met mij contact op te nemen. Zo mogelijk zal ik proberen u daarin bij te staan. Hetzelfde geldt uiteraard ook voor de overige familieleden. Ik hoop u hiermee enige ondersteuning te hebben kunnen bieden en wens u en de familie veel sterkte toe. Met vriendelijke groeten, commandant brandweer Halderberge
N.C.J.C. Koolen
bijlage
:
--
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
109
In de ban van het vuur
Een scriptie die ingaat op de vraag: Waarom komt brandstichting juist voor bij de brandweer?
Als de brandweerheld een brandstichter is…
MCDM-9
Nico Koolen
110