Mind your step Een onderzoek naar het niveau van de Engelse taalvaardigheid van eerstejaars-hbo-studenten met een mbo-achtergrond
CINOP, ’s-Hertogenbosch Joanne van Emmerik, Marianne Driessen en Ellis Eerdmans
Colofon
Titel: Mind your step Auteurs: Joanne van Emmerik, Marianne Driessen en Ellis Eerdmans Ontwerp/opmaak: Evert van de Biezen en Nick Adriaansen Bestelnummer: A00656
Uitgave: CINOP, ’s-Hertogenbosch Juli 2011 © CINOP 2011 Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, op welke andere wijze dan ook, zonder vooraf schriftelijke toestemming van de uitgever.
Postbus 1585 5200 BP ’s-Hertogenbosch 073-6800800 www.cinop.nl
EvdB-A00656/110726
ISBN 978-90-5003-558-3
Woord vooraf
Het leren van de Engelse taal is niet meer weg te denken uit het huidige onderwijs. Sinds 1986 is Engels een verplicht vak in het basisonderwijs (groep 7 en 8). Er zijn verschillende projecten, zoals Earlybird, waarin scholingsprogramma’s ontwikkeld worden om meer, beter en vroeger Engels te leren op de basisschool. Deze aandacht voor Engels zet door in het voortgezet onderwijs, waar Engels voor iedere leerling een verplicht vak is. Daarnaast is er een groeiend aantal scholen dat tweetalig onderwijs of versterkt talenonderwijs in het Engels aanbiedt. Ook in het mbo krijgt het Engels vaster voet aan de grond. In veel kwalificatiedossiers, waarin de eisen voor het toekomstige beroep zijn vastgelegd, is Engels opgenomen als verplicht onderdeel. Als adviseurs van CINOP hoorden wij echter geluiden in de wandelgangen van het hbo die met die ontwikkelingen in tegenspraak lijken te zijn. Daar werd door veel docenten beweerd: ‘‘Het niveau Engels van de gemiddelde mbo-student is onder de maat’’. Wij vroegen ons af wat dat precies betekende. In 2010 hebben we een onderzoeksvoorstel geschreven voor een studente die bereid was dit verder te onderzoeken. In het kader van haar afstudeerproject voor de masteropleiding English Language and Culture aan de Universiteit Leiden heeft Magdalena Krawczyk onder begeleiding van drs. Joanne van Emmerik (CINOP) en dr. Dick Smakman (Universiteit Leiden) een onderzoek uitgevoerd naar het taalvaardigheidsniveau Engels van mbo-studenten die zijn doorgestroomd naar het hbo.
Op basis van het onderzoeksrapport hebben we aanbevelingen geformuleerd om de doorstroom van mbo naar hbo te verbeteren. In deze verkorte versie van het onderzoeksrapport hebben we de belangrijkste resultaten en conclusies op een rij gezet. Onze aanbevelingen hebben we daaraan toegevoegd. Joanne van Emmerik Marianne Driessen Ellis Eerdmans Met dank aan Magdalena Krawczyk.
Inhoudsopgave
1
Inleiding 1
2 Achtergrond 3 Europees Referentiekader Moderne Vreemde Talen 3 Is Engels een struikelblok? 4 3 Wat we al weten uit eerder onderzoek 7 Doorstroomcijfers en studierendement 7 Belemmerende factoren bij de doorstroom 8 4 Het onderzoek 9 De inventarisatie 9 Methode 10 Testen 10 Vragenlijst voor studenten 12 Vragenlijst voor docenten 13 Checklist voor docenten 13
5
Resultaten Verwachtingen en percepties van docenten Het taalniveau volgens de toetsen
15
Conclusies en aanbevelingen
21
Aanvullende literatuur bij deze beknopte versie
25
Literatuur bij het onderzoekrapport
27
15 18
Inleiding
1
Engels is nog steeds wereldtaal nummer één, ondanks geluiden dat ook Chinees in de toekomst een belangrijke handelstaal zou kunnen worden. Veel Nederlandse ondernemers geven aan dat Engels, naast de eigen taal, zakelijk gezien de belangrijkste taal is. Niet verwonderlijk, natuurlijk, dat Engelse taalvaardigheid in Nederland beschouwd wordt als een basisvaardigheid (naast onder andere Nederlands en rekenen/wiskunde). Op veel hbo-opleidingen is Engels een verplicht onderdeel van het curriculum. Door de toenemende internationalisering is er steeds meer belangstelling voor Engelstalige opleidingen, vooral in de technische en economische sectoren. Ook in het mbo wordt beheersing van de Engelse taal als een basisvaardigheid gezien. Onlangs heeft het ministerie van OC&W besloten om Engels voor alle mbo-4opleidingen verplicht te stellen, te verwachten met ingang van het schooljaar 2012-2013. Het doel hiervan is om de doorstroom van het mbo naar het hbo te versoepelen. De doorstroom van mbostudenten naar het hbo lijkt inderdaad niet altijd even soepel te verlopen. Het taalvaardigheidsniveau Engels van de mbo-studenten is niet altijd voldoende om in het hbo aan te kunnen sluiten, terwijl de meeste mbo-opleidingen Engels toch al verplicht hadden opgenomen, zowel in hun curriculum als in het examen. Voor sommige ‘talige’ mbo-opleidingen wordt een niveau vereist dat vergelijkbaar is met het eindniveau Engels van havisten. De vraag rijst nu of het niveau van Engels van de gediplomeerde mbo’er inderdaad het niveau is dat staat aangeduid op zijn mbo-diploma. Zo ja, hoe kan het dan dat mbo’ers aansluitingsproblemen ondervinden op het gebied van Engels tijdens een hbo-studie? Dit zijn vragen waarop we een antwoord zoeken.
1
2
Achtergrond
2
Europees Referentiekader Moderne Vreemde Talen De aandacht voor moderne vreemde talen, en voor Engels in het bijzonder, neemt ook in de ons omringende landen toe. In 1971 werd binnen de Raad van Europa een proces gestart om zo objectief mogelijke criteria en descriptoren te ontwikkelen voor verschillende taalniveaus en verschillende vaardigheden. In 2001 is het resultaat van dat proces gepubliceerd: het Common European Framework of Reference for Languages: Learning, teaching, assessment (CEFR) oftewel het Europees Referentiekader voor de talen (ERK) (Council of Europe, 2001). Sindsdien is men in staat om taalvaardigheidsniveaus van taalleerders in alle landen van de Europese Unie met elkaar te vergelijken. Bovendien is het mogelijk de voortgang van de taalleerder in kaart te brengen. Het ERK onderscheidt vijf vaardigheden: lezen, luisteren, spreken, gesprekken voeren en schrijven. Binnen elke vaardigheid worden drie taalcompententieniveaus onderscheiden die elk weer onderverdeeld zijn in twee niveaus: A1 - A2 Beginnend taalgebruiker B1 - B2 Onafhankelijk taalgebruiker C1 - C2 Vaardig taalgebruiker In het Europese talenonderwijs wordt het ERK langzamerhand gemeengoed. In Nederland zijn de Centraal Schriftelijke Eindexamens in het voortgezet onderwijs gekoppeld aan de ERK-niveaus. In het mbo worden de vereiste taalniveaus van de moderne vreemde talen weergegeven in ERK-niveaus. Ook in het hoger onderwijs wordt steeds vaker gewerkt met het ERK. Tot slot zijn de meeste commerciële taleninstituten inmiddels overgestapt op niveau-aanduidingen conform het ERK.
3
Een van de grootste voordelen van het werken met het ERK is, zoals gezegd, dat taalvaardigheidsniveaus met elkaar vergeleken kunnen worden en dat met één letter en één cijfer kan worden aangeven op welk taalvaardigheidsniveau een taalleerder een vreemde taal beheerst. Dit is niet alleen handig bij het solliciteren (er wordt in de vacature bijvoorbeeld minimaal Engels op niveau B1 gevraagd), maar zeker ook voor de vervolgopleiding. Sinds 2005 wordt er in het mbo al met het ERK gewerkt. De vereiste talen en taalniveaus worden per beroepsopleiding vastgelegd in het kwalificatiedossier en kunnen, afhankelijk van het beroep, van elkaar verschillen. In bijna 80% van alle mbo-4-opleidingen is Engels opgenomen in het kwalificatie dossier en moet het dus worden onderwezen en geëxamineerd (Driessen en Edelenbos, 2006). Vanaf 2012 zal Engels verplicht worden voor alle mbo-4-opleidingen. De niveaus zullen vastgesteld worden op B1 voor de receptieve vaardigheden lezen en luisteren, en A2 voor de productieve vaardigheden spreken, schrijven en gesprekken voeren1.
Is Engels een struikelblok? De meeste hbo-opleidingen waarbij Engels in het curriculum is opgenomen, gaan er van uit dat de instromende studenten Engels beheersen. In de praktijk blijkt echter dat Engels in de hbo-opleiding vaak een struikelblok is. Eerstejaarsstudenten ervaren Engels als ‘moeilijk’. Het gaat dan niet alleen om de Engelse les, maar vaak ook om het Engels dat in de vaklessen wordt gebruikt, bijvoorbeeld als er Engelstalige artikelen of boeken bestudeerd moeten worden. Studenten die zijn ingestroomd vanuit het mbo lijken hier vaker problemen mee te hebben dan studenten met een havo-diploma. Ook uit onderzoek is gebleken dat er problemen zijn met de kennis en vaardigheden van de basisvakken, waaronder Engels (LICA, 2006). Door de onderzoekers is, op basis van opinies van de gesprekspartners, vastgesteld dat er een ernstige aantoonbare vermindering van de basis(vak)kennis en -vaardigheden aan de orde is. Het gaat om leergebieden uit de exacte vakken, de kennis en vaardigheden binnen de moderne vreemde talen, de Nederlandse taalvaardigheden (spellen, stellen en samenvatten) en de gecijferdheid van mbo-deelnemers. Zowel bij de bevraagde mbo- als de hbo-projectmedewerkers zijn hierover grote zorgen alsmede frustraties geuit, met name vanuit mbo- en hbo-opleidingen die opleiden vanuit een ‘body of knowledge’, zoals een aantal technische, economische en ict-opleidingen. (LICA, 2006; p. 27)
4
1
Ministerie van OCW: Actieplan mbo: Focus op vakmanschap 2011-2015.
Ook docenten in het hbo ervaren dat eerstejaarsstudenten ‘het niveau niet aankunnen’. There are voices that MBO students have an unsatisfactory level of English for HBO, although they passed their final exams in vocational school. There is only informal information available on the English level of those pupils; it is usually based on the opinions of the HBO teachers: “I think that there is an enormous gap between reading, listening and oral skills versus grammar and writing. But of course, as always, there can be a huge difference between MBO students individually” (source: Teacher questionnaire; see section 3.2.2) (Krawczyk, 2011) De situatie zoals hierboven geschetst roept natuurlijk veel vragen op. Is het taalvaardigheidsniveau Engels van de instromende mbo-studenten op het hbo daadwerkelijk zoveel lager dan je zou mogen verwachten? En is het dan ook zo dat een student met een mbo-achtergrond slechter presteert op Engels dan een havist? Komt het niveau van de mbo-studenten misschien niet overeen met het niveau dat ze zouden moeten hebben volgens het diploma? En hebben de docenten in het hbo wel de juiste verwachtingen van hun studenten? In deze verkennende studie hebben we ons met name gericht op de laatste twee vragen.
5
6
Wat we al weten uit eerder onderzoek
3
Doorstroomcijfers en studierendement Van het mbo stroomt globaal gezien 50% van de niveau-4-leerlingen door naar het hbo (Bve Raad en AOC Raad 2006). De MBO Raad en de HBO-raad monitoren jaarlijks de instroom, doorstroom en uitstroom van studenten. Van hun eerstejaarsstudenten komt 31,7% van het mbo en 42,3% is afkomstig van de havo. De uitvalpercentages geven een wisselend beeld. mbo
havo
Uitval na 1e jaar
19.7%
12.7%
Uitval na 3e jaar
29.3%
18.0%
Rendement na 5 jaar
56.8%
53.0%
Rendement na 8 jaar
67.5%
72.6%
Figuur 1
Figuur 1 geeft een overzicht van de cijfers over de uitval na het eerste en derde jaar op het hbo en het rendement na vijf en acht jaar (HBO-raad, 2010). Havisten en mbo’ers verschillen in uitval en rendement. Mbo’ers blijken in het eerste jaar van het hbo vaker uit te vallen dan havisten (20% vs 13%). Na drie jaar is de uitval nog forser (mbo: 29% vs havo 18%). Na vijf jaar zien we echter dat voormalige mbo’ers een hoger rendement behalen dan de havisten (57% vs 53%). Na acht jaar hebben de havisten weer vaker een diploma behaald dan de mbo’ers (73% vs 68%).
7
Een belangrijke factor voor uitval is dat de studie toch niet aan de verwachtingen voldoet. De student heeft dus een verkeerde studiekeuze gemaakt. De vraag is dan wat te doen. Een havo-diploma is bedoeld als voorbereiding op hoger onderwijs en is geen beroepsopleiding. Een havist zal daarom bijna vanzelfsprekend voor een vervolgstudie kiezen. De mbo’er, daarentegen, is met zijn afgeronde beroepsopleiding klaar voor de arbeidsmarkt en kan gaan solliciteren op een baan. De noodzaak om een tweede, hogere beroepsopleiding af te maken is daarmee minder hoog. Er zijn echter ook factoren die met de studie zelf te maken hebben die ervoor zorgen dat de aansluiting niet eenvoudig is. Ze vormen een risico voor uitval.
Belemmerende factoren bij de doorstroom In 2006 werd het LICA-Rapport gepubliceerd onder de veelzeggende titel Ponton tussen bewegende oevers, over de problemen in de aansluiting mbo-hbo. De belangrijkste conclusies waren dat de twee onderwijssystemen slecht op elkaar aansluiten op een aantal belangrijke punten. Op de eerste plaats sluiten de programma’s van mbo en hbo inhoudelijk niet goed op elkaar aan. Dat geldt ook voor de zogenaamde basisvakken (Nederlands, rekenen/wiskunde en Engels) die onderdeel zouden moeten uitmaken van doorstroomcompetenties. Op de tweede plaats zijn er verschillen in de didactische en pedagogische uitgangspunten tussen mbo en hbo. De deductieve aanpak en het competentiegerichte leren komen weliswaar overeen, maar in deze aanpak is vaak te weinig aandacht voor de leercompetenties en de kennisbasis waarop in het hbo een groter beroep wordt gedaan. Ten derde kunnen er verschillen zijn in de leeromgeving. Dit kan per opleiding en instelling verschillen. Tot slot speelt er het probleem van de verkeerde verwachtingen bij mbo-studenten. Zij weten vaak onvoldoende wat een bepaalde hbo-opleiding precies inhoudt, wat er van hen als student wordt verwacht en in hoeverre dit verschilt met wat ze in het mbo gewend zijn. Voor het vak Engels kunnen al deze aspecten een rol spelen bij de overgang van mbo naar hbo.
8
Het onderzoek
4
In dit onderzoek gaan we na wat het taalvaardigheidsniveau Engels van eerstejaars-hbo-studenten is en wat de verwachtingen van hbo-docenten zijn. Zijn er verschillen tussen de resultaten van het eindexamen Engels mbo en de resultaten bij instroom in het hbo ? En: wat is de perceptie van taaldocenten op het hbo met betrekking tot het taalniveau van deze eerstejaarsstudenten? Op deze onderzoeksvragen proberen we een antwoord te vinden.
De inventarisatie Er is gekozen voor een kwantitatief verkennend onderzoek, waarbij het taalniveau van de student op meerdere manieren in kaart is gebracht. Van de deelnemende studenten zijn de beschikbare eindexamengegevens van Engels op het mbo opgevraagd en geanalyseerd. Daarnaast zijn de gegevens van de intaketoets Engels op het hbo verzameld en geanalyseerd. Tot slot hebben alle studenten dezelfde gestandaardiseerde test gemaakt. Hiermee is een vergelijking tussen de meting op het mbo en de meting op het hbo mogelijk. Naast het vergelijken van scores op verschillende testen, hebben de docenten Engels in het hbo een vragenlijst en een checklist ingevuld. Het doel was te onderzoeken of docenten een betrouwbare en reële inschatting konden maken van het ERK-niveau. De vragenlijst had tot doel de verwachtingen en percepties in kaart te brengen ten aanzien het niveau Engels van mbo’ers en havisten.
9
Methode Deelnemers: de studenten Aan het onderzoek hebben 38 eerstejaarsstudenten van twee verschillende hbo-instellingen deelgenomen. 31 deelnemers studeren aan de Avans Hogeschool te Den Bosch, 7 studenten studeren aan de Hogeschool Zeeland te Vlissingen. Alle studenten hebben in juli 2010 hun mbo-diploma (niveau 4) behaald. Zij hadden allen Engels in hun eindexamenpakket. Alle deelnemers aan het onderzoek zijn in september 2010 gestart met een hbo-opleiding. De leeftijd van de deelnemers varieerde van 18 tot 24 jaar. Het merendeel van de studenten heeft een mbo-studie gevolgd in de economische sector. De hbo-studierichting die de studenten hadden gekozen, sloot vaak aan bij hun afstudeerrichting op het mbo. 31 deelnemers volgen de studie Commerciële Economie, 3 International Business en Languages en 4 deelnemers volgen Toerisme. Bij al deze opleidingen is Engels een verplicht onderdeel van het curriculum. Deelnemers: de docenten De vragenlijst en de checklist zijn voorgelegd aan docenten Engels op de deelnemende hbo-scholen. 30 docenten zijn benaderd, 14 docenten hebben de vragenlijst ingevuld. De checklist is ingevuld door 10 docenten.
Testen Intake: Oxford Online Placement Test Alle 38 deelnemers hebben in september en oktober 2010 op hun hbo-instelling een intaketoets Engels afgelegd (Oxford Online Placement Test). Deze intaketoets wordt zowel op de Hogeschool Zeeland als op Avans Hogeschool standaard bij alle eerstejaarsstudenten afgenomen. De Oxford Online Placement Test (OPT) is een gestandaardiseerde intaketoets. Deze wordt gebruikt om het niveau van een taalleerder globaal te bepalen met als doel een onderwijstraject op maat aan te bieden. De OPT is gekoppeld aan de taalvaardigheidsniveaus zoals die zijn beschreven in het ERK. Bij de OPT wordt gescoord op twee onderdelen, te weten Use of English en Listening. Het gemiddelde van beide onderdelen geeft het behaalde ERK-niveau weer.
10
Intake: eigen ontwikkeld instrument Hogeschool Zeeland heeft naast de OPT gebruik gemaakt van een eigen intake in de vorm van een gesprek. Omdat dit onderdeel niet voorkwam op de andere hbo-instelling is dit verder niet meegenomen in het onderzoek. Versant Pro Speaking en Writing Om een betrouwbaar en valide beeld van het taalvaardigheidsniveau Engels van de deelnemende studenten te kunnen krijgen, is een uitgebreide gestandaardiseerde test afgenomen, de Versant Pro2. Deze test bestaat uit twee onderdelen: de Versant Pro Writing en de Versant Pro Speaking. Met deze twee onderdelen worden de vier vaardigheden lezen, luisteren, spreken en schrijven getoetst. De deelnemers worden getest op hun Engelse taalvaardigheid in algemene beroepssituaties (‘Pro’ staat voor Professional). Beide tests worden via de computer afgenomen. Het onderdeel writing duurt circa 40 minuten en het onderdeel speaking circa 20 minuten. De Versant Pro maakt gebruik van spraakherkenningstechnologie. De antwoorden van de deelnemers worden vergeleken met ‘modelantwoorden’ die zijn verzameld bij 73 native speakers en 973 non‑nativespeakers van het Engels uit verschillende landen. Deze technologie wordt ook gebruikt in de Toets Gesproken Nederlands (TGN) die onderdeel is van het verplichte inburgeringsexamen in Nederland3. De Versant Pro Writing bestaat uit vijf onderdelen: typen, zinaanvulling, dictee, passage-opbouw en schrijven van een e-mail. De test beoordeelt de beheersing van het Engels op: begrijpend lezen, grammatica, woordenschat, afstemming op doel en publiek en het tot stand brengen van een schriftelijke taak (Pearson, 2010). De docent heeft direct inzage in de behaalde scores (zie figuur 2) .
2 www.versanttest.com 3 Voor de TGN zijn natuurlijk ‘model-antwoorden’ van sprekers van het Nederlands verzameld. Ook hierbij gaat het om grote aantallen moedertaalsprekers en sprekers van Nederlands als tweede taal.
11
Figuur 2: Voorbeeld van de resultaten van de Versant Pro
De Versant Pro Speaking bestaat uit acht onderdelen, waaronder voorlezen, vragen stellen, zinsbouw, navertellen van verhalen en begrip van conversaties. De test beoordeelt het Engels op luister vaardigheid, uitspraak, vloeiendheid, vocabulaire en zinsbouw. De scores van de kandidaat worden gegenereerd door een computer en vervolgens gewogen. De scores op de Versant Pro kunnen gekoppeld worden aan het ERK.
Vragenlijst voor studenten In het onderzoek zijn verschillende vragenlijsten gebruikt. Allereerst hebben alle deelnemende studenten een vragenlijst voorgelegd gekregen voordat zij de Versant Pro test gingen maken. In deze vragenlijst moesten ze onder andere aangeven of ze op de mbo-opleiding Engels gevolgd hadden. En, zo
12
ja, of ze ook voor Engels een eindexamen hadden afgelegd. Bij alle deelnemende studenten was dit het geval. Verder is gevraagd naar het eindniveau Engels dat de studenten op de mbo-opleiding hebben behaald. Alle mbo-opleidingen zijn verplicht om de taalvaardigheidsniveaus van de moderne vreemde talen waarin examen is gedaan op het diploma aan te geven. Veel studenten konden in de vragenlijst niet aangeven wat hun eindniveau Engels op het mbo was en we hebben dat mbo-eindniveau niet van alle studenten kunnen achterhalen. Van deze studenten zijn de resultaten niet meer meegenomen in het onderzoek.
Vragenlijst voor docenten In de vragenlijst voor docenten werden vragen gesteld over het Europees Referentiekader om te bepalen in hoeverre de docenten bekend zijn met dit kader. Daarna werd gevraagd naar het taalvaardigheids niveau Engels dat deze docenten verwachten van studenten die starten aan een hbo-opleiding, het vereiste startniveau. Ook werd er gevraagd of ze dachten dat de gemiddelde mbo-student dit startniveau zou hebben.
Checklist voor docenten In een speciaal voor dit onderzoek ontwikkelde checklist (op basis van het taalportfolio voor het mbo: het Europees Taalportfolio BVE) werd vervolgens aan de docenten gevraagd om aan te geven of en in hoeverre een mbo-student in staat is om zich in een bepaalde talige situatie te redden of om een bepaalde talige situatie te begrijpen. De gegeven situaties zijn situaties die horen bij een bepaald ERK-niveau. Dit niveau was in de checklist niet aangegeven. Het doel van deze checklist was om te achterhalen wat de perceptie is van de hbo-docenten Engels met betrekking tot de taalprestaties in het Engels van de mbo-studenten die instromen. In figuur 3 zijn een aantal van deze voorgelegde situaties te zien.
13
Luisteren
Situatie
Uitleg
1. Je bent met de auto op reis in het buitenland. Je luistert naar de verkeersinformatie op de radio om te horen of en waar files zijn.
Dit gaat meestal heel snel. Je moet het stukje herkennen wat voor jou belangrijk is, en dat stukje goed begrijpen.
2. Je bent op bezoek bij een buitenlands bedrijf. De chef van de werkvloer vertelt een uitgebreid verhaal over het productieproces Jij begrijpt voldoende om je een beeld te vormen van hoe ze in dat bedrijf werken.
Het verhaal van de chef is wat ingewikkeld en niet goed gestructureerd. Maar jij weet van het onderwerp wel wat af; je kent vergelijkbare bedrijven.
3. Je moet op een buitenlands station een pasfoto laten maken. Iemand legt je uit hoe het apparaat werkt. Begrijp je dat?
Hou er rekening mee dat degene die tegen je praat, ook dingen aanwijst. Dat maakt het makkelijker.
4. Je bent tijdens je stage in het buitenland aanwezig bij een werkoverleg in de instelling waar je werkt. Sommige mensen zijn niet tevreden over hoe de zaken daar lopen; andere juist wel. Je begrijpt de standpunten van de verschillende partijen en je snapt waarom sommige mensen zich boos maken.
Bij zo’n overleg wordt nogal eens door elkaar heen gepraat, of mensen winden zich op. Je hoeft niet elk woord te begrijpen, maar je moet wel goed blijven luisteren om er achter te komen wat de mensen vinden van de gang van zaken.
5. Je hoort de nieuwsberichten op de radio. Je begrijpt lang niet alles, maar je pikt wel enkele hoofdpunten op.
Denk bij hoofdpunten aan internationaal nieuws, internationale sportgebeurtenissen, nieuws over bekende persoonlijkheden.
Figuur 3: Onderdeel luisteren uit de checklist voor docenten
14
Dat kan de mbo-student bij aanvraag van de opleiding: nog niet
met moeite
met gemak
X
Resultaten
5
Verwachtingen en percepties van docenten Figuur 4 laat de resultaten zien van de antwoorden van de hbo-docenten op de vraag: Welk niveau verwacht je van studenten bij aanvang van de opleiding? Met andere woorden: welk niveau wordt verondersteld of vereist bij start van de opleiding? De overgrote meerderheid van de docenten verwacht een niveau B1 op alle vaardigheden. Over het algemeen wordt niveau B2 niet verwacht.
Figuur 4: De verwachting/eis van het taalniveau van eerstejaarsstudenten door hbo-docenten
15
Figuur 5 laat de resultaten zien van de antwoorden van de hbo-docenten op de vraag: Welk niveau denk je dat mbo-studenten hebben bij aanvang van de opleiding? Deze vraag gaat dus over de perceptie die de docenten hebben over het werkelijke niveau Engels van de instromende mbo-studenten. Voor luisteren en spreken zijn de niveaus verdeeld over A2 en B1. Voor lezen denkt een meerderheid van de docenten dat de student A2 heeft en voor schrijfvaardigheid denkt bijna 80% van de docenten dat de student A2 heeft bij binnenkomst.
Figuur 5: De perceptie van het taalniveau van eerstejaarsstudenten bij instroom vanuit het mbo
Figuur 6 laat de resultaten zien van de checklist. In deze checklist kreeg de docent taalsituaties voorgelegd. Vervolgens moest de docent een inschatting maken of de gemiddelde mbo-student bij aanvang van de opleiding makkelijk, met moeite of nog niet in staat was de taalhandeling uit te voeren. De taalsituatie kwam overeen met niveau A2, B1 of B2 van het ERK. Deze koppeling naar het ERK kregen de docenten niet te zien, om te voorkomen dat hun perceptie werd gestuurd in de richting van een niveau waarover ze eerder een uitspraak hadden gedaan.
16
Figuur 6: De resultaten van de checklist(%) per vaardigheid en niveau
De resultaten zijn per vaardigheid verschillend. Voor spreken zien we dat de docent denkt dat de student makkelijk overweg kan met de situaties zoals omschreven bij A2. Voor niveau B2 denken de docenten dat de student moeite heeft met de situatie. Een minderheid van de docenten denkt dat de student nog niet overweg kan met situaties op niveau B2. Voor luisteren zien we ongeveer hetzelfde patroon. Voor lezen zien we een ander beeld: de situaties zoals omschreven bij niveau A2 kan de student makkelijk of met moeite. De meerderheid van de docenten denkt dat de student nog niet overweg kan met situaties op niveau B2. Dit beeld is nog sterker bij schrijfvaardigheid: de situaties bij niveau A2 kunnen de studenten met moeite. Over het algemeen wordt gedacht dat de student niet overweg kan met B2 situaties voor schrijfvaardigheid. Figuur 4 laat zien dat hbo-docenten niveau B1 verwachten op alle vaardigheden bij aanvang van de opleiding. De perceptie van wat mbo-studenten werkelijk kunnen in het Engels ligt echter lager: docenten denken dat de mbo’er over het algemeen niveau A2 heeft voor lezen en schrijven. Luisteren en spreken wordt iets hoger ingeschat: de helft denkt dat de student al B1 heeft. De resultaten van de checklist bevestigen dit beeld: met name het niveau schrijfvaardigheid (A2) wordt lager ingeschat dan het niveau van de overige vaardigheden.
17
Het taalniveau volgens de toetsen In figuur 7 zijn de resultaten van de Versant Pro en de eindexamenresultaten mbo schematisch weergegeven. Er zijn geen significante verschillen gevonden tussen de Versant Pro en de eindexamenresultaten. Voor alle vaardigheden blijkt dat het niveau van de mbo-studenten over het algemeen niveau B1 is, met een uitloop naar B2. Niveau A2 komt voor, maar in veel mindere mate. Het lijkt alsof de scores op de Versant voor schrijfvaardigheid hoger zijn dan de scores op het eindexamen mbo, maar de verschillen tussen de Versant Pro en de eindexamenresultaten zijn in dit onderzoek net niet significant. Bij een herhaald onderzoek met een grotere populatie zou het kunnen zijn dat er wel significante verschillen worden gevonden op schrijfvaardigheid. Figuur 7 laat alleen de resultaten zien van de groep studenten waarvan de eindexamenresultaten mbo bekend zijn.
Figuur 7: De resultaten van het eindexamen mbo en de Versant Pro in ERK-niveau op de vaardigheden spreken, luisteren, lezen en schrijven (26 studenten)
18
In figuur 7 zijn de resultaten van 26 studenten meegenomen. In totaal hebben 38 studenten de Versant Pro gedaan. De resultaten van de Versant Pro voor de 12 studenten die niet zijn meegenomen in de analyses zijn samengevat in figuur 8. Voor schrijven en lezen wordt over het algemeen B1 gehaald. Spreekvaardigheid is verdeeld over A2, B1 en B2, en voor luistervaardigheid haalt een meerderheid van de studenten niveau A2.
Figuur 8: Resultaten van de Versant Pro (12 studenten)
Van 17 deelnemers waren ook de resultaten van de Oxford English Placement Test (OPT) bekend. Deze resultaten zijn vergeleken met de resultaten van de Versant en weergegeven in figuur 9. Ook hier zijn geen verschillen tussen de Versant en de OPT. Slechts 1 student had A2 volgens de OPT en B1 volgens de Versant. De figuur laat zien dat het niveau over het algemeen B1 is, met een uitloop naar A2 en B2.
19
12
10
10
8
8 6
5
4
4
3
4
intake test versant test
2 0 A2
B1
B2
Figuur 9: Resultaten van de Versant Pro en Oxford English Placement Test (17 studenten)
De volgende onderzoeksvragen stonden centraal in deze studie: Wat is het niveau Engels van eerstejaarsstudenten hbo die van het mbo komen? Welk niveau Engels stellen de taaldocenten op het hbo als norm of eis om te starten op het hbo en welk niveau denken de taaldocenten dat de mbo-studenten hebben? Uit de resultaten van de taaltoetsen blijkt dat het niveau van de instromende mbo’er over het algemeen B1 is voor alle vaardigheden, soms zelfs B2. Er zijn studenten die wat achterblijven en niveau A2 scoren op een aantal van de vaardigheden. Er zijn nauwelijks verschillen gevonden tussen de eindexamen resultaten en de resultaten van de Versant Pro. Dit niveau komt overeen met wat de docenten op het hbo verwachten als instroomniveau in het eerste studiejaar. Echter, de resultaten laten zien dat de docenten denken dat de mbo’er dat niveau nog niet heeft gehaald. Met name schrijfvaardigheid blijft in die zin achter op de overige vaardigheden.
20
Conclusies en aanbevelingen
6
Het niveau is in orde, maar er is behoefte aan meer onderzoek Engels wordt steeds belangrijker in beroepsonderwijs. Dat is ondertussen wel duidelijk. Uit dit onderzoek blijkt dat er niets mis is met het niveau Engels van de mbo’ers. Maar hier moet wel een kanttekening bij geplaatst worden. Het betrof hier een eerste verkennende, kleinschalige studie en de resultaten zijn gebaseerd op 38 studenten die hebben gekozen voor een relatief ‘talige’ opleiding. Ze hebben over het algemeen affiniteit met de talen en in hun mbo-vooropleiding hebben ze ook allemaal Engels gehad. Er is behoefte aan een soortgelijk onderzoek, met dezelfde onderzoeksopzet, waarbij gegevens verzameld worden van meer eerstejaarsstudenten, van verschillende opleidingen. Het is de vraag hoe het gesteld is met het niveau Engels op minder ‘talige’ opleidingen.
Afstemming van niveau Engels vo-hbo en mbo-hbo Het is zinvol te onderzoeken hoe het Engels van instromende havisten zich verhoudt tot het Engels van instromende mbo’ers. Het eindcijfer voor Engels op de havo is namelijk een diffuus cijfer: wat betekent het in termen van het ERK als een havist een 7 als eindcijfer voor Engels heeft? Op het moment dat de kennisniveaus van beide groepen van elkaar verschillen, wordt een drempel opgeworpen voor de doorstroom. De verwachting is dat havisten over het algemeen beter zullen scoren. De spagaat waarin het mbo zich bevindt, wordt hiermee duidelijk: enerzijds moeten de studenten worden voorbereid op de arbeidsmarkt, anderzijds biedt het mbo een kwalificatie voor instroom in het hbo. De generieke eis voor Engels op mbo-4-opleidingen is aan de voorzichtige kant geformuleerd: B1 voor de receptieve
21
vaardigheden lezen en luisteren, en A2 voor de productieve vaardigheden spreken, schrijven en gesprekken voeren. Dit is vergelijkbaar met de onderkant van het niveau Engels op de havo (Noijons, Kuiper, 2006) Deze keuze is begrijpelijk vanuit het standpunt dat een mbo-opleiding opleidt voor het beroep. Het Engels mag immers geen belemmering vormen voor het behalen van het mbo-diploma. Tegelijkertijd bestaat de kans dat met die relatief soepele eis de doorstroom mbo-hbo niet probleemloos is. Verder onderzoek is nodig om deze problematiek helder in kaart te brengen.
Docenten Engels in het hbo hebben een lage perceptie van het taalniveau van mbo-studenten Uit het onderzoek blijkt tevens dat de percepties van de docenten Engels over de instromende mbostudenten niet overeenkomen met het werkelijke niveau dat deze studenten hebben. Dit kan twee oorzaken hebben: de docenten kunnen werkelijk denken dat de mbo-student iets niet (goed genoeg) kan. Of de docenten hebben een ander beeld van wat het niveau B1 inhoudt. Uit gesprekken met docenten is gebleken dat dit ook een factor van betekenis kan zijn. Zij denken dat ze uitgaan van een startniveau B1 in het eerste leerjaar, maar uit materiaal dat wij hebben mogen inzien, denken wij te mogen afleiden dat het daarvoor gewenste taalbeheersingsniveau fors hoger ligt en misschien wel B2 moet zijn. Op dit punt is nader onderzoek gewenst.
De eisen voor Engels bij de instroom in het hbo zijn onduidelijk Uit het onderzoek is gebleken dat de docenten weliswaar zelf een bepaald beeld hebben van het vereiste instroomniveau voor Engels, maar dat dit nergens formeel is vastgelegd. Ook het te behalen uitstroomniveau is niet per opleiding vastgelegd. Hierdoor zijn er grote verschillen tussen opleidingen en zelfs tussen docenten. Het zou goed zijn dit voor alle hbo-opleidingen in kaart te brengen, landelijke afspraken hierover te maken en dit te communiceren naar aankomende studenten. Dit zou verkeerde beelden en verwachtingen bij de mbo-student kunnen voorkomen.
22
Afstemming pedagogisch-didactisch klimaat Er zijn geen landelijke richtlijnen voor de vormgeving van Engels in het curriculum. We zien dan ook dat hogescholen daar verschillend mee omgaan. Het aantal uren Engels op dezelfde opleiding op verschillende hogescholen kan enorm verschillen, van bijvoorbeeld helemaal geen Engels tot twee uur Engels per week gedurende twee jaar. Naast de verschillen tussen hogescholen en hbo-opleidingen onderling bestaat de indruk dat de visie op vreemdetalenonderwijs in het hbo verschilt van de visie in het mbo. De visie in het mbo op vreemdetalenonderwijs is over het algemeen dat taal gericht is op communicatie, waarbij de taal zoveel mogelijk geleerd wordt in de functionele context van het beroep. Grammatica speelt hierin een rol, maar is geen doel op zich. De taal wordt geleerd in authentieke, contextrijke situaties waarbij de student met behulp van een goed geformuleerde taak gestimuleerd wordt de taal te gebruiken. Het leren van de regels staat in dienst van de taak die uitgevoerd moet worden en is geen hoofdzaak. Beoordeling vindt plaats door middel van praktijkgerichte assessments of met behulp van een portfolio (Driessen en van Kleef, 2006). Het is niet ondenkbaar dat sommige hbo-instellingen uitgaan van een andere visie op de didactiek van taalverwerving, bijvoorbeeld een visie waarbij het accent van het onderwijs meer ligt op het leren en oefenen van de regels van de taal en waarbij de beoordeling voornamelijk gericht is op de mate van correctheid.. Ook lijkt het erop dat er in het hbo meer nadruk wordt gelegd op de geschreven taal (lezen en schrijven) en minder op de gesproken taal (luisteren en spreken), terwijl dit laatste juist in het mbo veel aandacht krijgt. Het zou goed zijn om deze verschillen in een aantal case-studies nader te onderzoeken.
23
24
Aanvullende literatuur bij deze beknopte versie
Council of Europe, The Common European Framework of Reference for Languages Cambridge University Press, 2001. http://www.coe.int/t/dg4/linguistic/cadre_en.asp Driessen, M. & Edelenbos, P. (2006). Talen tellen: Taalcompetentieprofielen in de nieuwe kwalificatiestructuur. ’s-Hertogenbosch: CINOP. Driessen, M. & Kleef, A. van (2006). Da’s andere taal! Competentiegericht talen leren in het mbo. ’s-Hertogenbosch: CINOP. Krawczyk, M. (2011). Mind your step: a study on the level of English language proficiency in MBO-HBO schools in the Netherlands. Leiden. Leiden University. Liemberg (2001) Europees Taalportfolio bve. De Bilt: Bve Raad http://www.cinop.nl/projecten/trefpunttalen/taalportfolio/TaalportfolioBVEversie2.html (digitale versie). Noijons, J. & Kuijper, H. (2006). De koppeling van centrale examens leesvaardigheid moderne vreemde talen aan het Europees Referentiekader. Arnhem: Cito.
25
26
Literatuur bij het onderzoekrapport Alderson, J. Charles (2005). “Language Assessment in Europe”; Language Testing, vol. 22, no. 3, p.257-411. Bárceana, Elena & Rodriguez Arancón, Pilar (2008). “Modelling Porfessional English as per the Common European Framework of Reference for Languages: Learning, Teaching, Assessment”; Researching and Teaching Specialized Languages: New Contexts, New Challenges. pp. 488-499. Bernstein, J. De Jong, J. Pisoni, D. & Townshend, B (2000). “Two Experiments on Automatic Scoring of Spoken Language Proficiency”. In P. Delcloque (Ed.) Proceedings of InSTIL2000: Integrating Speech Technology in Learning (pp. 57-61). University of Abertay Dundee, Scotland, 2000. Brown, J.D. (2005). Testing in language programs. New York, NY: McGraw-Hill, 2005. Byrnes, Heidi (2007). “Developing National Language Education Policies: Reflections on the CEFR”; Modern Language Journal, vol. 91, no. 4, pp. 679-85. Choi, Inn-Chull, Kim Sung, Kyoung & Boo, Jaeyool (2009). “Comparability of a paper-based language test and a computer-based language test”. Langugae Testing, pp. 295-320. Chun, C.W. (2006). Commentary: An analysis of a language test for employment: The authenticity of the PhonePass test. Language Assessment Quarterly, 3, 295-306. Colo Publishing, Taal- en rekeneisen in kwalificatiedossiers mbo 2010-2011, source: http://www. steunpunttaalenrekenenmbo.nl
27
Coniam, D. (2006). Evaluating computer-based and paper-based versions of an English language listening test. ReCALL. Journal Vol 18, No. 2, pp. 193-211. Council of Europe (2005). Survey on the use of the Common European Framework of Reference. Davidson, Fred & Fulcher, Glenn (2007). “The Common European Framework of Reference (CEFR) and the Design of Language Tests: A Matter of Effect”; Language Teaching: The International Research Resource for Language Professionals, vol. 40, no. 3, pp. 231-41. Downey, R, Farhady, H., Present-Thomas, H., Suzuki, M., & Van Moere, A. (2008). Evaluation of the usefulness of the Versant for English Test: A response. Language Assessment Quarterly, 5, 160-167. Driessen, M., Liemberg, E., Leenders, E., Exter, H. den & Kleunen, E. van (2007). Talen in de Kwalificatieprofielen, CINOP. Edelenbos, P. & Jong, J. de (2004). Vreemdetalenonderwijs in Nederland, een situatieschets. Enschede. Nationaal Bureau Moderne Vreemde Talen. Figueras, Neus (2007). “The CEFR, a Lever for the Improvement of Language Professionals in Europe”; Modern Language Journal, vol. 91, no. 4, pp. 673-75. HBO Raad (2001). Feiten en cijfers: Afgestudeerden en uitvallers in een hoger beroepsonderwijs. Heyworth, Frank (2006). “The Common European Framework”; ELT Journal, vol. 60, no. 2, pp. 181-83. Lica (2006). Onderzoeksverslag: Duurzaamheid en versterking doorstroom mbo-hbo in het zich vernieuwende mbo en hbo. Pontons tussen twee bewegende oevers; September 2006. Little, David (2007). “The Common European Framework of Reference for Languages: Perspectives on the Making of Supranational Language Education Policy”; Modern Language Journal, vol. 91, no. 4, pp. 645‑55.
28
MBO en HBO Raad (2009). Doorstroom MBO-HBO, Februari 2009, source: http://www.mboraad.nl/media/ uploads/Doorstroom%20mbo-hbo%20feb2009.pdf Ockey, Gary (2009). “Developments and Challenges in the Use of Computer-Based Testing for Assessing Second Language Ability”; The Modern Language Journal pp. 836-847. Pearson Education (2000). Versant Pro. Report Summary, Pearson Publishing. Pearson Education (2008). Versant English Test: Test description and validation report. Retrieved from http://www.versanttest.co.uk/pdf/ValidationReport.pdf Pearson Education (2010). Versant Pro-Speaking, Technical Paper, Pearson Publishing. Pearson Education (2010). Versant Pro-Writing, Technical Paper, Pearson Publishing. Purpura, James. The Oxford Online. Placement Test: What is it measuring and how?, OUP. Schuurs, U. & Verhoeven, L. (2010) Meten van leerprestaties in het (v)mbo: assessment for learning en assessment of learning. NWO. Staatsen, Francis (2009). Moderne vreemde talen in de onderbouw, Coutinho. Taylor, C., Kirsch, I., Eignor, D. & Jamieson, J. (1999). “Examining the relationship between computer familiarity and performance on computer-based Language Tasks”, Computers in Human Behavior, Volume 21, Issue 6, November 2005, pp. 861-872. Thomas, M. (1991). “Assessment of L2 proficiency in second language research”. Language Learning, 1994, pp. 307-337. Wierda-Boer, H. (2008). Aansluiting Engels. Een onderzoek naar de aansluitingsproblematiek van het vwo-vak Engels met de universiteit. Enschede: SLO.
29
30