jaargang 11 nummer
25 april 2013
huisartsenmagazine VUmc
Thema: Langer leven in gezondheid • Een omgeving die gezondheid bevordert • Gezond oud worden begint al vroeg • Het recht op sterven • De kunst van het oud worden: tips van een ervaringsdeskundige • Oud worden zonder dokter •
Nieuwe medewerkers Wat is gezondheid?
Bij het Academisch Netwerk Huisartsgeneeskunde Marissa Aanen Postdoctoraal onderzoeker
Madelon den Boeft Arts in opleiding tot huisarts en onderzoeker (AIOTHO)
Door Henriëtte van der Horst
Lishia Oei Arts in opleiding tot huisarts en onderzoeker (AIOTHO) Bij de huisartsopleiding Bernard Kral Huisartsdocent Mildred de Paepe Huisartsdocent Mark Holthuis Gedragswetenschappelijk docent Lotte Kos Gedragswetenschappelijk docent Hans den Ouden Manager bedrijfsvoering huisartsopleiding en ouderengeneeskunde Mirjam Jager Gedragswetenschappelijk docent Marjan Monquil Huisartsdocent Hetty Olthoff Gedragswetenschappelijk docent Brenda van der Meer Huisartsdocent Bij studentenonderwijs Chris Bronwasser Huisartsdocent
Bij wetenschappelijk onderzoek
Nikki van Dessel Arts in opleiding tot huisarts en onderzoeker (AIOTHO) Joreintje Mackenbach Promovendus Lidy Pols Arts in opleiding tot huisarts en onderzoeker (AIOTHO) Leonie Quak Junior onderzoeker Ho-Young Wisselink Datamanager
Mededeling
Langer leven in gezondheid, wie wil dat niet? Als je mensen die simpele vraag voorlegt is het antwoord snel en makkelijk gegeven. Langer leven in gezondheid, dat wil iedereen wel die niet zwaar depressief is. Het wordt al iets ingewikkelder als je mensen vraagt wat ze daarvoor willen doen (dagelijks een tijdje bewegen, goed op hun gewicht letten, op tijd naar bed gaan) en nog ingewikkelder als je vraagt wat ze ervoor willen laten (niet meer roken, hun alcoholgebruik matigen en al die lekkere tussendoortjes en andere verleidelijke etenswaren laten staan). Dat vraagt wat meer denkwerk, ‘Ben ik echt bereid om daarvoor gezonder te leven en gaat me dat lukken?’ De preventiegoeroes weten het goed te brengen: allemaal een gezonde leefstijl en de staat bespaart miljarden op zorg en onnodig ziekteverzuim. Want - zo is de gedachte - steeds minder mensen zullen dan overlijden aan kanker of hart- en vaatziekten veroorzaakt door hun ongezonde leefstijl. De impliciete boodschap is ook dat we narigheid en ziekte kunnen uitbannen, als we allemaal maar hard genoeg ons best doen: de mensen zelf die zich gezond gedragen (vooral die uit een lagere SES-klasse…), de overheid die gezond gedrag bevordert, en de artsen die de resterende kwalen wel de wereld uit zullen helpen. Dat gezondheid in werkelijkheid een heel complex begrip is zien huisartsen dagelijks in hun spreekkamer. Er is ziekte zonder (geuite) klachten, waar mensen zich gezond en wel bij voelen. En omgekeerd zijn er klachten zonder ziekte waar mensen zich erg belemmerd door voelen. De gezondheidsverschillen tussen arm en rijk nemen alleen maar toe. Er is ook sprake van een gezondheidsparadox: ondanks die toegenomen gezondheidsverschillen zijn Nederlanders gemiddeld genomen gezonder dan ooit, maar ze zijn ook zieker dan ooit. Voor dat laatste zijn vele verklaringen te geven. Dodelijke ziekten zijn chronische ziekten geworden, en dankzij screening en vroegdiagnostiek weten we al in een vroeg stadium dat we iets onder de leden hebben. Als we het hijgerige tempo op weg naar de top niet meer bij kunnen houden helpt een ziektelabel wel als excuus. Eén vijfde van onze jeugd heeft zo’n label al te pakken. Hoog tijd om het begrip gezondheid eens kritisch onder de loep te nemen. Is dat zoals de nog steeds vigerende definitie van de WHO uit 1948 stelt: ‘Een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welzijn en niet slechts de afwezigheid van ziekte of andere lichamelijk gebreken’? Een definitie die de vraag oproept of je ooit wel eens een gezond mens hebt ontmoet. Of is de WHO definitie aan herziening toe zoals een aantal auteurs een paar jaar geleden in het BMJ stelden (Huber M. et al. How should we define health? BMJ 2011; 343: d4163). Is gezondheid een dynamisch evenwicht? Het vermogen om je aan veranderende omstandigheden (zoals ziekte of een afnemende fysieke conditie) aan te passen en je toch gezond te voelen en datgene te doen wat je graag wilt doen in het leven? Als we die laatste definitie aanhouden worden we meteen een stuk gezonder en kunnen we dat langere leven ook wel aan.
Henriëtte van der Horst
Zet bij uw favorieten: www.vumc.nl/ afdelingen/huisartsgeneeskunde/ huisartsenmagazine - april 2013
Even voorstellen.... Lidy Pols
Wat ga je in je nieuwe functie doen? Wat zijn je plannen? Ik ben aios aan de huisartsopleiding. In oktober 2012 ben ik begonnen als AIOTHO (Arts In Opleiding Tot Huisarts en Onderzoeker) bij het VUmc - VU FALW - EMGO. Ik ga de huisartsopleiding combineren met promotieonderzoek naar preventie van depressie bij patiënten met Diabetes mellitus type 2 en/ of coronaire hartziekten en depressieve klachten in de huisartsenpraktijk. Het is een studie naar de (kosten)effectiviteit van een stepped-care interventie, geleid door de praktijkondersteuner. Daarnaast ga ik de masteropleiding epidemiologie volgen en wil ik zelf ook graag onderwijs gaan geven. Ik hoop in de toekomst het werk als huisarts te kunnen combineren met onderwijs en onderzoek. Wat heb je hiervoor gedaan? Mijn opleiding geneeskunde heb ik in Utrecht gevolgd. Na mijn afstuderen heb ik een aantal maanden onderwijs gegeven in klinisch en praktische vaardigheden bij de geneeskunde opleiding in het UMCU. Daarna heb ik anderhalf jaar in het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis gewerkt als arts-assistent interne geneeskunde en als arts-assistent spoedeisende hulp. Waarom deze switch? Mijn ervaring tot nu toe is eigenlijk een soort vooropleiding geweest voor datgene wat ik nu ga doen; de opleiding is meer een vervolg dan een switch. Kun je iets kenmerkends over jezelf vertellen? Ik heb met veel plezier anderhalf jaar in Spanje en Brazilië gewoond. Ik vind het heerlijk om te reizen en talen te leren. Als zich een nieuwe uitdaging voordoet, stap ik daar vol enthousiasme in.
Even voorstellen.... Frans Meijman
Wat ga je in je nieuwe functie doen? Wat zijn je plannen? Ik werk bij het studentenonderwijs: tutor klinisch redeneren, coördinator en examinator keuzeonderwijs VUmc, twee cursussen binnen de VU-minor en communicatie over gezondheid. Ook verzorg ik vanuit de afdeling H&O wetenschappelijke beleidsondersteuning voor de Huisartsenkring Amsterdam/ Almere, mogelijk ook als begeleider van stagiaires. Voorts tracht ik activiteiten op te zetten op het terrein van taal en gezondheid, bijvoorbeeld samen met de gezondheidsfondsen. Ten slotte ben ik adviseur van de sectie onderzoek, ontwikkeling en preventie van bureau Studentenartsen, tevens huisartsenpraktijk Oude Turfmarkt te Amsterdam. Wat heb je hiervoor gedaan? In de bovengenoemde praktijk heb ik 27 jaar gewerkt als huisarts en studentenarts. Daarnaast was ik 15 jaar hoofdredacteur van Huisarts en Wetenschap. Voorts ben ik 11 jaar hoogleraar geweest op het terrein van medische communicatie via de media. In de loop der tijd heb ik (vaak met anderen) verschillende boeken gepubliceerd, zoals Kleinschalig wetenschappelijk onderzoek in de huisartspraktijk (1993), Medische publiekscommunicatie, een panorama (2002), Water als medicijn (2007), Winkler Prins Medisch Handboek (2007), De mondige patiënt, Historische kijk op een mythe (2009), Studenten en stille pijn en Wel problemen maar geen hulp zoeken (2010). Waarom deze switch? Door een reorganisatie was er voor mij (en vier collega’s) geen plaats meer bij de afdeling Metamedica van het VUmc. Gelukkig kon ik terugkeren naar mijn professionele moederschoot als universitair hoofddocent. Wil je iets kenmerkends over jezelf vertellen? Het generalistische karakter van de huisartsgeneeskunde is een groot goed, voor de patiëntenzorg en het onderwijs, maar ook als achtergrond bij het denken over communicatie en organisatie. Ik zet me daar graag voor in en ik hoop dat huisartsen en andere zorgverleners mij daarover benaderen met plannen of vragen. 3 huisartsenmagazine - april 2013
In the spotlight
Prof. Dr. Henk de Vries, Hoogleraar Huisartsgeneeskunde VUmc Hoogleraar Henk de Vries sprak in oktober zijn oratie uit. Daarin betoogde hij dat ieder arts zich bewust zou moeten zijn van zijn eigen onzekerheid. Dan pas blijft de kwaliteit van de zorg op een hoog niveau. Fleur de Meijer zocht hem op en vroeg hem naar zijn missie. In zijn hart en in zijn kop. Hoe zagen jouw beginjaren aan de VU er uit? Ik kwam uit een goed gereformeerd gezin, dus was het logisch dat ik aan de VU ging studeren. Mijn broer studeerde er al wiskunde. De hoorcolleges waren rommelig, maar ik leerde makkelijk. In de loop van het tweede jaar merkte ik dat de studie alleen mij niet meer voldoende voldoening gaf: ik werd studentassistent en ging practica geven aan eerstejaars. Later ging ik ook onderzoek doen in het lab en werd ik actief in de onderwijscommissie en bij de studentenvereniging MFVU. Het waren de zestiger jaren, er heerste een baardensfeer in de stad met veel actie voeren. Daar deed ik flink aan mee. Zo zorgde ik er voor dat er tijdens de co-schappen tussenbeoordelingen kwamen. Uiteindelijk duurde het 11 jaar voordat ik mijn studie en co-schappen had afgerond.
‘Dit is pas dokteren!’ Je hield je dus al vroeg bezig met het onderwijs. Wilde je altijd al huisarts worden? Nee! Ik wilde internist, kinderarts of psychiater worden. Maar aan het eind van mijn studie liep ik een geweldige stage bij een huisarts in Amsterdam West en toen wist ik: ‘Dit is pas dokteren!’. De zelfstandigheid van een huisarts in combinatie met het individuele karakter van het vak vond ik fantastisch. Ik bedankte voor de opleiding kindergeneeskunde die me was aangeboden en begon met de huisartsopleiding. Die duurde 1 jaar en wij gaven daar zelf vorm aan. Overigens heb ik altijd veel profijt gehad van mijn kennis die ik opdeed als Agnio Interne en Psychiatrie. Maar het onderwijs lokte ook? Ik heb het dokteren altijd gecombineerd met het onderwijs. 22 jaar lang werkte ik een aantal dagen per week als huisarts in een plattelandspraktijk in Wilnis. Na mijn opleiding solliciteerde ik wel 3 maal aan VUmc, voordat ik werd aangenomen als docent. Twee keer werd ik afgewezen omdat ze eigenlijk een vrouw zochten; het waren de jaren van het feminisme. Naast doceren wilde ik graag promoveren op een maatschappelijk relevant onderwerp: ik wilde het groot kapitaal eindelijk eens aan de schandpaal nagelen. Maar dat lag niet direct voor de hand. Uiteindelijk werd het een proefschrift over cognitieve functies in Diabetes Mellitus type II. Ben je meer docent dan onderzoeker? Tegen mijn kinderen zei ik altijd: ‘ik ben meester op de doktersschool’. Het doceren is mijn missie in het leven. Het dokteren zit mij echter in het hart en
4 huisartsenmagazine - april 2013
onderzoek doe ik dan denk ik met mijn kop. Ik heb altijd promovendi gehad, maar achteraf had ik zelf wel meer willen publiceren.
Nieuwsrubriek
‘Ik wilde het groot kapitaal eindelijk eens aan de schandpaal nagelen’ Tegenwoordig wordt veel waarde gehecht aan de competentie ‘professionaliteit’. Is dat aan te leren? Het is zeker aan te leren, al zijn er natuurlijk uitzonderingen. Het moeilijkste is: hoe toets je of een student het juiste niveau heeft bereikt op deze punten? Daar zijn meerdere vormen voor te bedenken, maar van groot belang zijn hierbij de voortgangstoetsen en de beoordelingen van de begeleiders. In de voortgangstoets zou het klinisch redeneren meer getoetst moeten worden en kan het vereiste percentage goede antwoorden wat mij betreft omhoog. Begeleiders zouden gestimuleerd moeten worden om - waar nodig – kritischer te worden. Als een student onvoldoende functioneert, moet hij ook een onvoldoende krijgen.
‘… achteraf had ik zelf wel meer willen publiceren’ Wanneer is jouw missie als docent geslaagd? Als elke arts tot zijn pensioen bewust blijft van de onzekerheid van zijn eigen handelen en dat blijft hanteren als een prachtig, zelfsturend instrument in zijn medisch handelen.
‘Als een student onvoldoende functioneert, moet hij ook een onvoldoende krijgen’
Epidemiologie
EpidM verzorgt postinitieel masteronderwijs in de epidemiologie. Zo biedt zij de Masteropleiding Epidemiologie aan en geeft ze bij- en nascholing in de vorm van afzonderlijk te volgen cursussen. Het onderwijs vindt plaats in samenwerking met EMGO+ en is bestemd voor o.a. • universitaire onderzoekers • klinisch specialisten • huisartsen • tandartsen • verpleegkundigen • fysiotherapeuten • sociaal geneeskundigen • epidemiologen die werkzaam bij GGD’en, consultatiebureaus en zorgverzekeraars] Zie voor verdere informatie: www.epidm.nl
Gezocht: nieuwe huisartsopleiders!
De huisartsopleiding groeit en daarom hebben wij meer opleiders nodig! Wij zijn op zoek naar huisartsen die belangstelling hebben voor het opleiden van huisartsen in opleiding (aios). Meld uzelf aan, bezoek onze oriëntatiecursus en spreek collega’s aan die u geschikt lijken. Zie ook onze website www.hovumc.nl/ opleider worden? Wij bieden • een nieuwe carrièrestap waarbij u een deel van de patiëntenzorg inruilt voor begeleidingstaken • een uitstekende, inspirerende opleiding tot opleider • een enthousiast, vakkundig team van medewerkers dat zich richt op de persoonlijke ondersteuning van onze (beginnende) opleiders • een prettige en geanimeerde werksfeer Iedereen die meer wil weten nodigen wij uit voor een praktische, actieve, vrijblijvende, geaccrediteerde en kosteloze oriëntatiecursus (incl. overnachting), die inzicht biedt in het opleiderschap aan de HOVUmc. Pas na de cursus nemen deelnemers en opleiding de beslissing of ze met elkaar in zee willen gaan. De eerstvolgende cursusdata • Maandag/dinsdag 8/9 september 2013 • Maandag/dinsdag 3/4 februari 2014 • Woensdag/donderdag 10/11 september 2014 in Conferentiecentrum Zonheuvel in Doorn Informatie of aanmelden bij: Sylvia Vlak: 020-444 9341 of
[email protected]
5 huisartsenmagazine - april 2013
THEMA 1
DE GEZONDE STAD Joreintje D. Mackenbach en Jeroen Lakerveld
Als we langer in gezondheid willen leven, is het belangrijk eens goed om ons heen te kijken. Is ‘de gezonde stad’ een Utopie? Welke factoren in onze leefomgeving zorgen ervoor dat we lang in gezondheid kunnen leven?
Er ontstond een idealisme dat wordt geïllustreerd door de ideeën van Ebenezer Howard over de tuinstad (Garden City). Deze tuinstad beschouwde hij als de oplossing voor de problemen van de vieze en immorele stad: de voordelen van de stad (zoals werkgelegenheid, sociale mobiliteit en voorzieningen) kunnen worden gecombineerd met de voordelen van het platteland (frisse lucht, schoon water en natuurschoon).
Met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van de naoorlogse babyboomers worden we ons bewust van de stijgende levensverwachting van de mens en de gevolgen daarvan. Tal van collectieve ingrepen vanuit de overheid hebben aan die stijging bijgedragen, zoals verbeterde hygiëne, huisvesting en arbeidsomstandigheden. Maar er is ook een keerzijde. Diezelfde ingrepen hebben onbedoeld ook enkele welvaartsziekten tot gevolg gehad, zoals hart- en vaatziekten, type 2 diabetes en bepaalde soorten kanker. Vanuit de evolutionaire geneeskunde worden welvaartsziekten gezien als een mismatch tussen onze eigenhandig veranderde omgeving en ons oeroude genoom. Dat betekent dat we voor de preventie en behandeling van de bekende oorzaken van (vermijdbare) ziektes niet alleen naar het individu moeten kijken, maar ook naar zijn omgeving. Een leefbare omgeving Onze leefomgeving speelt van oudsher een belangrijke rol voor onze gezondheid en levensverwachting. In de middeleeuwen werden zieken vaak buiten de stadsmuren gedumpt, waardoor het leven binnen de stad als gezond werd ervaren. In de Renaissance lieten stadsbewoners juist buitenhuizen bouwen aan de rivier of aan de zee, zodat ze konden ontsnappen aan de slechte dampen in de stad. In 1854 toonde John Snow aan hoe de omgeving gezondheid kan beïnvloeden. Hij wist het ziektepatroon van cholera geografisch vast te leggen rondom de ziektebron (de waterpomp in Soho, Londen). Deze ontwikkeling heeft uiteindelijk geleid tot een intensieve samenwerking van stedenbouwers en medici, met als inzet: hoe kunnen we gezonde steden creëren, zonder ziekten en epidemieën? Er werden riolering en waterleiding aangelegd, binnensteden werden opgeschoond, groen werd aangelegd.
Garden City Utopia door Le Corbusier Dit idee is later van grote invloed geweest op het ‘Health Field Concept’ van Lalonde. Daarin werden biologie, omgeving, leefstijl en de gezondheidszorg allemaal een gelijke invloed toegedicht op de gezondheid. Nu, decennia later, lijkt het alsof gezondheidszorg en stadsontwikkeling elkaar uit het oog zijn verloren. Terwijl ze nog altijd veel voor elkaar kunnen betekenen. Rotterdam in de prijzen Toch heeft Rotterdam in mei 2011 als eerste Nederlandse stad het predikaat ‘Healthy city’ ontvangen van de Wereldgezondheidsorganisatie. Binnen de ‘Healthy cities’ aanpak wordt de gezondheidspositie van inwoners bevorderd door onder andere opleiding, inkomen, huisvesting en leefstijl te beïnvloeden. Deze aanpak stoelt op het idee dat de bekende oorzaken van vermijdbare ziektes niet alleen op individueel niveau moeten worden aangepakt, maar ook op samenlevingsniveau en vanuit verschillende sectoren. Een omgeving met alles erop en eraan Is de oplossing dan nu (in navolging van de polypill en het ‘polymeal’) een ‘poly-environment?’ Zien we in de toekomst voetpaden bedekt met gras, hangende tuinen op elke straathoek, esthetisch verantwoorde, veilige en gezonde woningen, oversteekplaatsen voor voetgangers
6 huisartsenmagazine - april 2013
THEMA 2
die altijd voorrang krijgen, verlichte en open buurtpleinen, fastfoodketens die zijn ingeruild voor groente- en fruitwinkels en een verbod op liften, roltrappen en auto’s? Er zijn inmiddels vele publicaties verschenen die aantonen of suggereren dat omgevingsfactoren invloed hebben op gezondheid: luchtvervuiling leidt tot zwangerschapscomplicaties, de aanwezigheid van wandelpaden zorgt voor meer lichamelijke activiteit, slechte isolatie van huizen is gerelateerd aan astma, de nabijheid van fastfoodketens leidt tot overgewicht, kwalitatief slechte huisvesting zorgt voor psychische problemen. Toch weten we nog niet hoe we onze omgeving moeten inrichten om al deze problemen te voorkomen. Want welke combinatie van factoren leidt nu tot een gunstige of ongunstige gezondheidsuitkomst? Helaas moeten wij het antwoord hierop nog even schuldig blijven. Met zijn allen Maar vast staat wel: als we dit willen bereiken, moeten we inzien dat het veranderen van de leefomgeving samenwerking vergt met verschillende partijen. Media, onderwijs, zorg, ruimtelijke ordening, de voedingsmiddelenindustrie en werkgevers moeten op nationaal en lokaal niveau samenwerken. Een succesvol integraal gezondheidsbeleid kan alleen worden gerealiseerd als er voldoende draagvlak, een duidelijke rolverdeling en een helder beleidskader aanwezig is. Gezondheidsbevordering en preventie zou daarom niet alleen op het bordje van het ministerie van VWS moeten liggen. Andere ministeries moeten mee-eten.
7 huisartsenmagazine - april 2013
THEMA 2
ZORGEN VOOR DE DAG VAN MORGEN Wie later lang in goede gezondheid wil leven kan niet vroeg genoeg beginnen. Er zijn zo van die gezondheids-thema’s, die al in de kindertijd een rol gaan spelen. Obesitas is zo’n thema. Annemarie Schalkwijk is AIOTHO en houdt zich bezig met een nieuwe zorgstandaard voor dikke kinderen. Maaike Muntinga en Hans van der Wouden zochten haar op.
Annemarie Schalkwijk Wanneer is een kind eigenlijk te dik? Dat is nog niet zo eenduidig. Het hangt af van leeftijd en geslacht. Bij volwassenen spreken we van overgewicht bij een BMI tussen 25 en 30 kg/m2, en van obesitas bij een BMI tussen 30 en 35 kg/m2. Maar een kind kan al overgewicht hebben bij een BMI van 22. Bij een bekende lengte en een bekend gewicht zou daarom mijn tip zijn om de BMI calculator op de NHG-site te raadplegen. Die rekent uit of het kind echt overgewicht heeft.
Overgewicht Overgewicht is één van de grootste gezondheidsrisico’s van de moderne tijd. Het aantal mensen met overgewicht is zo omvangrijk, dat de WHO in 1997 besloot het een globale epidemie te noemen. Bij ons in Nederland is meer dan 10 procent van de volwassenen te zwaar. Ook kinderen worden steeds dikker. De gezondheidsrisico’s daarvan vragen om het voorkómen en behandelen van overgewicht. Hierbij is het natuurlijk van belang dat er onderzoek wordt gedaan naar welke aanpak werkt. Met een nieuwe zorgstandaard kunnen huisartsen bijdragen aan de preventie van gewichtsgerelateerde aandoeningen bij kinderen met overgewicht.
Kun je iets vertellen over de aanleiding voor je onderzoek? Als je kijkt naar de cijfers, dan zijn die niet gunstig. De huisartsen van het Academisch Netwerk Huisartsgeneeskunde vonden deze feiten voldoende reden om binnen de huisartsenpraktijk meer aandacht aan het onderwerp te besteden. Dit onderzoek is dan ook hun initiatief.
Enkele cijfers De prevalentie van overgewicht en obesitas bij kinderen flink is gestegen. In 1980 werd het percentage te dikke kinderen nog rond de 6 procent geschat, terwijl dit aantal dertig jaar later ruim is verdubbeld. Huisartsen worden in de praktijk regelmatig met deze stijging geconfronteerd: een gemiddelde huisarts krijgt per week één tot twee te dikke kinderen op zijn of haar spreekuur. Met alle risico’s van dien. We weten dat kinderen met overgewicht en obesitas meer kans hebben op het krijgen van onder andere type 2 diabetes. Ook ontwikkelen ze vaker psychosociale en gedragsproblemen. Er zijn zelfs aanwijzingen dat dikke kinderen een lagere levensverwachting hebben dan hun ouders.
‘... de bestaande zorgprogramma’s bieden onvoldoende continuïteit’ Waarom was het nodig om een nieuwe zorgstandaard voor dikke kinderen te introduceren? Er wordt toch al veel aan gedaan? Ja dat klopt, maar de bestaande zorgprogramma’s bieden onvoldoende continuïteit. Vaak stopt de zorg na enige tijd, verandert er iets aan de inhoud van het programma, of stopt het hele programma. Daardoor is het voor kinderen en gezinnen lastig om een echte, blijvende gedragsverandering tot stand te brengen. Bovendien richten de bestaande programma’s zich voornamelijk op kinderen die al flink overgewicht hebben. In het kader van preventie is het echter zinvol om ook de kinderen met mild overgewicht, of kinderen met obesitas zonder comorbiditeit, te laten instromen. Voorkomen is nog altijd beter dan genezen. Tenslotte verloopt de communicatie tussen jeugdarts en kinderarts aan de ene kant, en de huisarts aan de andere kant, niet altijd optimaal. Omdat jeugdartsen in Amsterdam zelf direct mogen doorverwijzen naar de eerste of tweede lijn, kan het bijvoorbeeld voorkomen dat een huisarts niet weet dat de jeugdarts een patiënt heeft doorverwezen naar een kinderarts. Met andere woorden er gebeurt al best veel in de zorg voor dikke kinderen, maar met name op het gebied van samenwerking en continuïteit kan er nog veel verbeterd worden.
‘… op het gebied van samenwerking en continuïteit kan er nog veel verbeterd worden’
8 huisartsenmagazine - april 2013
Welke rol heeft de huisarts bij dit alles? Eén van de problemen bij de behandeling van dikke kinderen is dat er te weinig continuïteit wordt geboden door de hulpverleners die bij de zorg betrokken zijn. Maar deze continuïteit is juist heel belangrijk. Huisartsenzorg kan deze continuïteit wel bieden. Daarbij heeft de huisarts ook vaak het hele gezin in beeld, dat kan van pas komen bij een meer systematische behandeling van overgewicht. Dat de zorg voor dikke kinderen niet altijd optimaal wordt gecoördineerd is een ander aandachtpunt. De zorgstandaard vangt dit op door het aanstellen van een coördinerende zorgverlener. In principe kan elke zorgverlener de rol van coördinator op zich nemen, maar door zijn ‘spin in het web’ positie is de huisarts hiervoor bijzonder geschikt. Zullen de huisartsen daar blij mee zijn? Er liggen nog wel wat uitdagingen. De drie componenten van de behandeling van overgewicht en obesitas bij kinderen – voeding, beweging en psychologische ondersteuning – worden wel al intramuraal aangeboden, maar nog niet bij de huisarts. Door die afwezigheid van behandelingsmogelijkheden in de eerste lijn vinden huisartsen het nu soms nog lastig om gewichtsproblematiek bij kinderen actief te signaleren en ter sprake te brengen. De wil om een actievere rol in de behandeling te spelen is er wel, maar men is vaak nog op zoek naar de juiste vorm.
‘Met het invoeren van de zorgstandaard hoop ik het bewustwordingsproces in gang te zetten’ Hoe heb je het invoeren van de zorgstandaard aangepakt? Voordat ik überhaupt iets in gang zette, ben ik eerst nagegaan welke eventuele obstakels ik zou kunnen
tegenkomen. Daarvoor heb ik een aantal groepsgesprekken gehouden met huisartsen. Die gaven bijvoorbeeld aan dat ze zich, mede door de toch al beperkte consulttijd, soms terughoudend opstellen bij het ter sprake brengen van het gewicht in de spreekkamer. Verder heb ik de sociale kaart voor de huisartsen helder moeten krijgen. Dit was hard nodig, omdat de Amsterdamse wijk waar ik de standaard invoer een zogenaamde JOGG (Jongeren Op Gezond Gewicht)-wijk is. Zulke wijken worden financieel ondersteund door het Stadsdeel, en er zijn daardoor vaak verschillende instanties en hulpverleners actief. Na deze eerste fase ben ik huisartsen gaan trainen in het werken volgens de standaard. Tijdens de trainingen probeerde ik specifiek aandachtspunten te benoemen waarvan huisartsen in de groepsgesprekken zeiden dat ze een obstakel vormden. Op dit moment wordt er door alle deelnemende huisartsen volgens de zorgstandaard gewerkt, maar dat betekent niet dat het implementatieproces voltooid is. Omdat de zorgstandaard uitgaat van een multidisciplinaire aanpak van het probleem, probeer ik zo veel mogelijk professionals in de jeugdgezondheidszorg met elkaar in contact te brengen, dus kinderartsen, jgzartsen en jgz-verpleegkundigen.
THEMA 2
Wat is er zo bijzonder aan de nieuwe standaard die je implementeert? Momenteel is de NHG-Standaard Obesitas de enige richtlijn die overal door huisartsen gebruikt wordt. De nieuwe standaard die ik probeer in te voeren is een zorgstandaard, ontwikkeld door Partnerschap Overgewicht Nederland (PON). De standaard gaat uit van een multidisciplinaire manier van zorg leveren, waarbij de zorg georganiseerd wordt rondom een centraal aanspreekpunt. Bijzonder is dat de gebruiker met behulp van de standaard het risico op gezondheidsproblemen van een patiënt in kaart kan brengen. Dit gebeurt aan de hand van het gewichtsgerelateerd gezondheidsrisico, het GGR. Het GGR geeft aan in welke mate er sprake is van een verhoogd gezondheidsrisico, en wordt bepaald door de BMI in combinatie met de aanwezigheid van risicofactoren voor overgewicht en comorbiditeit. De risicocategorieën lopen van ‘licht verhoogd’ tot ‘extreem verhoogd’. De risicoschatting helpt bij de keuze voor de juiste behandeling. Deze kan bestaan uit preventieve leefstijladviezen, of uit een gecombineerde leefstijlinterventie.
En dan? Ik wil straks natuurlijk weten of de zorgstandaard ook daadwerkelijk geïmplementeerd is zoals ik heb beoogd. Dit evalueer ik op verschillende manieren. Een van die manieren is de ervaringen onderzoeken van alle zorgverleners die ermee gewerkt hebben.
‘Mijn tactiek was om tijdens het lichamelijk onderzoek meteen lengte en gewicht mee te nemen’ Als praktiserend huisarts (in opleiding) krijg je ook te maken met dikke kinderen. Wat zijn daarbij je ervaringen? Het leuke aan het AIOTHO-schap is dat je de kans krijgt om zaken vanuit zowel een onderzoeks- als praktijksetting te ervaren. Ik ging de praktijk in vlak nadat ik voor het onderzoeksgedeelte de interviews met kinderen en hun ouders had afgerond. En inderdaad, ik zag regelmatig dikke kinderen op mijn spreekuur. Mijn tactiek was om tijdens het lichamelijk onderzoek meteen lengte en gewicht mee te nemen. Ouders willen dan vaak toch wel weten wat de uitslag is, dus dan gaf ik direct het BMI. Meestal was dat genoeg om een gesprek op gang te brengen en een vervolgafspraak te maken. Mijn ervaring met het bespreken van overgewicht en obesitas bij kinderen is dus dat je het gewoon moet doen. Het gewicht bespreekbaar maken is de eerste stap in de preventie en behandeling van overgewicht. Daarvoor is het wel nodig dat huisartsen zich bewust zijn van het probleem, hun rol in het proces en van de behandelopties. Met het invoeren van de zorgstandaard hoop ik het bewustwordingsproces in gang te zetten. 9
huisartsenmagazine - april 2013
THEMA 3
MAG JE NOG ERGENS EEN KEER AAN DOODGAAN? Henriëtte van der Horst Lang leven in gezondheid wil iedereen wel. Maar hoe zit het met lang leven in niet meer zo optimale gezondheid? Waar liggen de grenzen van wat we nog moeten willen? Ook in de media krijgt deze vraag steeds meer aandacht. Henriëtte van der Horst, hoogleraar huisartsgeneeskunde VUmc, publiceerde in De Volkskrant van 23 juni 2012 onderstaande bijdrage.
Overbehandeling is een folie á deux, de dokter wil de patiënt graag een sprankje hoop geven, de patiënt vindt dat de dokter zo zijn best voor hem doet en durft de discussie over het einde van het leven niet aan te gaan.
‘De hamvraag moet zijn: voegt deze behandeling iets toe aan de kwaliteit van leven’ Maar iemand moet wel dat initiatief nemen om te bespreken of behandeling zinvol is. De hamvraag moet zijn: voegt deze behandeling iets toe aan de kwaliteit van leven van deze specifieke patiënt. Daar helpen protocollen niet bij, maar wel gesprekken waarin arts en patiënt dit vraagstuk met elkaar bespreken.
‘Daar helpen protocollen niet bij, maar wel gesprekken…’ Moet je dementerende hoogbejaarde ouderen in een verzorgingshuis nog medicatie geven voor risicofactoren als te hoge bloeddruk of hartritmestoornissen met alle bijwerkingen van dien? Ik geloof niet dat dit zinvol is. Gezondheidsklachten moet je behandelen als je daarmee de kwaliteit van leven verbetert, maar het is niet altijd nodig medicatie te verstrekken om risicofactoren te behandelen. De meeste overbehandeling vindt plaats in die laatste levensjaren. En dat zijn vaak simpele ingrepen. Moet je bijvoorbeeld een 85-jarige die zwaar dementeert nog antibiotica geven tegen een longontsteking? Wel als het zijn lijden verlicht, maar anders? Als je daar al niet aan dood mag gaan, waaraan dan in hemelsnaam wel? Ook bij ernstig zieke kankerpatiënten is de vraag: gaat het om een kans op genezing of om uitstel van overlijden? Bij uitstel moetje de afweging maken of de behandeling wel opweegt tegen de bijwerkingen van een chemokuur, bijvoorbeeld.
Er is een ideaalbeeld gecreëerd vanuit de medische wetenschap waarin het lijkt alsof elke ziekte te genezen is. Vanuit de samenleving worden die vermeende medische wonderen 'opgeëist'. Dokters zouden daarin wat tegengas moeten geven. Maar helaas werken de financiële prikkels de verkeerde kant op. Als je stukloon invoert, kun je erop wachten dat het aantal behandelingen omhoog gaat.
‘Overbehandeling is een folie á deux’ Als de kwaliteit van leven zo slecht wordt, wat is een half jaar langer leven dan nog waard? Misschien wel in het geval om nog net mee te maken dat je dochter haar eerste kind krijgt.
10 huisartsenmagazine - april 2013
Als het gaat om ouderen en hun gezondheid, kunnen we natuurlijk niet om de oudere heen. Daarom gingen Valentina Blom en Ale Gercama op bezoek bij Elsa Sluijs-Zwart. Ze is inmiddels al weer 79 jaar, kwiek en helder. En ze heeft nog aardig wat tips voor iedereen die de kunst van ‘langer leven in gezondheid’ wil leren.
THEMA 4
LANG LEVEN IN GEZONDHEID KUNST EN KUNDE
een kerkelijke gemeenschap, waarbij jong en oud verenigd zijn met elkaar. Dat is anders dan wanneer je bij elkaar zit in een zorggemeenschap als hier. Toen ik hier net kwam wonen ben ik meteen langs alle tafeltjes gelopen om mezelf voor te stellen en iets te vertellen over Arie. Zo was ik meteen ‘door’ en had ik de eerste contacten gelegd. Ik heb gelukkig mijn karakter ook mee: ik stap meteen op dingen af. Veel ouderen hier zijn meer afwachtend. Ook hebben veel ouderen door hun gezondheidsproblemen meer moeten opgeven dan ik.
Wat zijn uw interesses? Ik ben best wel actief. In het dorp waar ik eerst woonde zat ik samen met mijn man in het bestuur van de ANBO, de Algemene Nederlandse Bond voor Ouderen. We zijn kerkelijk meelevend. Ik ben ook wel gevraagd om in Rijsenhout een afdeling van de PCOB (ProtestantsChristelijke Ouderenbond) op te richten, maar dat leek ons niet verstandig. In een klein dorp moet je proberen één lijn te trekken. Dat was wel lastig. Bij de ANBO lag de nadruk vooral op het bieden van contact en ‘gezelligheid’, zoals kaarten en het organiseren van kien- of bingoavonden. Mijn interesses liggen op een ander vlak en daar kreeg je de mensen moeilijk in mee. Als ik een uitstapje organiseerde, bleven de meesten achter hun kopje koffie zitten, terwijl maar een enkeling met ons het museum binnenstapte om een mooie tentoonstelling te bekijken. Hoe woont u? Sinds een jaar wonen Arie, mijn man, en ik in een aanleunwoning te Aalsmeer. Arie heeft sinds een jaar of zes Alzheimer en is nu net opgenomen in het aangrenzende verpleeghuis. De zorg die aan hem verleend moest worden, werd te omvangrijk voor mij. Ik ben nog steeds een beetje van slag. Het is een enorme verandering en ik heb plotseling heel veel tijd voor mezelf.
‘Ik stap meteen op dingen af’ Wat betekent ‘langer leven in gezondheid’ voor u? Ik zie gezondheid als je basis. Als die het toelaat, als je breed georiënteerd bent en als je over de dingen blijft nadenken, is het mogelijk om van je leven iets moois te maken. Ook met het klimmen der jaren. Ik ben zelf gezegend met een goede geestelijke en lichamelijke gezondheid. Ik ben ook blij dat ik deel uitmaak van
‘Door zelf initiatieven te nemen maak je jezelf minder afhankelijk van anderen’ Hoe leef je, als je ouder wordt, langer in gezondheid? Probeer je hersenen zo actief mogelijk te gebruiken. En ga ook sociale contacten aan. En als je actief blijft, bijvoorbeeld door je aan te sluiten bij de ANBO, probeer dan altijd een brug te slaan naar de andere mensen om je heen. Ik probeer altijd anderen te motiveren om iets te ondernemen. Ik vraag dan bijvoorbeeld aan mensen: ‘Zullen we samen met de bus daar of daar naartoe gaan?’. Door zelf initiatieven te nemen maak je jezelf minder afhankelijk van anderen. Om niet eenzaam te worden moet je wat van je leven proberen te maken. Prikkels van buitenaf moet je toelaten. En als je die prikkels afwijst, moet je niet gaan klagen dat je eenzaam bent. Dan is het je eigen keuze. Per keer moet je beslissen om op iets in te gaan of niet. Je kunt keuzes maken en daar moet je dan ook voor staan. Als je nog werkzaam bent, is het makkelijker om in contact te blijven met de maatschappij. Ouderen moeten actiever de keuze maken of zij mee blijven draaien of niet. Het vergt van de ouderen meer initiatief om zelf het leven te blijven inrichten.
‘Je kunt keuzes maken en daar moet je dan ook voor staan’ Heeft u geluk gehad met uw gezondheid? Ja, maar het kan ook flink tegenzitten. Mijn man bijvoorbeeld kan met zijn Alzheimer het leven niet meer bijbenen. Ik heb het geluk gehad dat hij mij altijd ruimte heeft gegeven om de dingen te doen die ik nog wel kon, maar hij niet meer. Bij ziekte of gebreken is het goed om datgene wat je overkomt te accepteren. Je moet er niet tegen in willen gaan. Kijk niet om naar wat je ooit kon, maar kijk vooruit, naar wat je nog wel kunt. Het is dus van groot belang hoe je op je eigen situatie reageert. 11
huisartsenmagazine - april 2013
THEMA 4
Hoe was het voor u om uw man zo te moeten helpen? Met geduld en creativiteit blijft het leven goed, ook als mantelzorger. Ik ging nooit tegen Arie in, als hij dingen niet meer kon, maar stimuleerde elke keer de dingen die hij nog wel kon. Maar op een gegeven moment brak wel het moment aan om hem een aantal dagen naar de dagopvang te brengen. De geriater heeft het als volgt met Arie besproken: ‘Het zou fijn zijn voor u om u naar een omgeving te sturen, waar uw spieren en hersenen gestimuleerd blijven. Daarnaast zou het fijn zijn voor uw vrouw dat zij wat meer haar eigen dingen kan doen’.
Wat is voor u de kern van het verhaal? vraag wat regie te doen met nevenDat"De de oudere de eigen moet hebben. Ik pluk de vruchten van het feit dat mijn omgeving op de hoogte bevindingen wordt in de toekomst is van mijn situatie. Als ik niet meer zelf de regie levensgroot. ." kan hebben, is er één kind uitgekozen dat het dan overneemt. En verder is het van belang dat je leert omgaan met het feit dat anderen je gaan helpen. Dat je dat kunt toestaan, zonder jezelf te verliezen.
THEMA 4
‘Kijk niet om naar wat je ooit kon, maar kijk vooruit, naar wat je nog wel kunt’
‘Met geduld en creativiteit blijft het leven goed…’ Deed u het allemaal zelf of heeft u hulp ingeschakeld? Op een gegeven moment brak ik mijn pols. Toen kwam er hulp van buitenaf om mij te helpen bij de lichamelijke zorg van Arie. Eerst dacht ik: Arie blijft zo lang mogelijk thuis en gaat niet naar een verpleeghuis toe. Maar na die polsbreuk en na het aanvaarden van hulp is de stap "Juristen en ethici zien maatnaar het verpleeghuis geleidelijk aan het kleiner geworden. Bij onze generatie houden vrouwen het langer vol om schappelijk belang van onderzoek mantelzorger te zijn dan mannen. Ik heb mijzelf van soms niet." hoe Arie het bijvoorbeeld zou tevoren afgevraagd vinden om door een ander gewassen te worden. Ik kon niet in hem kijken. Over dit soort zaken spraken wij niet. Ik geloof dat de jongere generatie nu opener met elkaar omgaat en dit soort dingen in een vroeger stadium met elkaar bespreekt. Wij zijn meer van de generatie ‘Niet zeuren, maar doen’. Wat zou u tegen die jongere generatie willen zeggen? Ik zou hen aanraden dit soort zaken met elkaar te overleggen voordat dit aan de hand is. Dat lost dingen op en maakt ze makkelijker: houd rekening met de dingen die kunnen gebeuren. Nu worden ook onze kinderen bij dit proces betrokken. Hier in Aalsmeer zijn er bijvoorbeeld gespreksgroepen gestart, waarin ook kinderen participeren. Voor jongeren is het ook belangrijk om in contact te blijven met ouderen. Zo kunnen ze leren hoe ze willen leven, als ze straks zelf oud zijn. Kinderen moeten ook hun eigen keuzes maken. Al ze bijvoorbeeld in de buurt van hun ouders willen gaan wonen, moeten ze dat niet alleen doen omwille van die ouders, maar omdat ze dat voor zichzelf willen. Anders bestaat het gevaar dat ze de zorglast te veel op hun schouders nemen.
‘Ik pluk de vruchten van het feit dat mijn omgeving op de hoogte is van mijn situatie’
Noot van de redactie: Tijdens het vervaardigen van deze HM is Arie, de man van Elsa, helaas overleden.
Het Emgo+ instituut Het Emgo+ instituut ie één van de vijf onderzoeksinstituten van het Vumc. Het instituut wil hoogwaardig wetenschappelijk stimuleren en uitvoeren op het gebied van gezondheid en zorg. Daartoe zijn vier onderzoekslijnen vastgesteld: ‘levensstijl, overgewicht en diabetes’, ‘geestelijke gezondheid’, ‘aandoeningen van het bewegingsapparaat’ en ‘kwaliteit van zorg’. Er werken zo’n 400 wetenschappers die vanuit verschillende disciplines actief zijn. Het instituut zorgt ook voor coördinatie, afstemming, praktische ondersteuning van onderzoekers. Een concreet resultaat daarvan is het kwaliteitshandboek, waarin richtlijnen staan voor elke fase van onderzoek. Dit digitale document is te vinden op www. emgo.nl onder Quality handbook.
12
12 huisartsenmagazine huisartsenmagazine- oktober - april 2013 2010
Wouter van Kempen, huisarts in Haarlem In mijn boek ‘De dokter, de duif en de ambulance’, is een heel hoofdstuk gewijd aan ouder worden. Ik vind het intrigerend dat sommige mensen veel gezondheidsproblemen hebben, terwijl anderen over een ijzeren gestel lijken te beschikken. Waar zit hem dat in? Is er een geheim recept?
Als je veel met ouderen te maken krijgt, wordt je bijna vanzelf ‘verhalenverteller’. Laatst werd een vrouw in mijn praktijk 100 jaar. Zij had de dokter vrijwel nooit nodig en gebruikte ook geen enkel medicijn. Dat is wel een unicum. Medicijnen doen door hun bijwerkingen soms meer kwaad dan goed. De vrouw die ik beschrijf in het verhaal Een wederopstanding is daar een mooi voorbeeld van. Zij knapte enorm op na het staken van haar 16 tabletten. Dat is dan wel eens lastig met de al die protocollen en standaarden waar de huisarts zich tegenwoordig aan dient te houden. Wij zijn ook al lang niet meer de enigen die zich bemoeien met de gezondheid en het welzijn van de ouderen. De praktijkondersteuners zien tegenwoordig een groot percentage van onze chronische patiënten en ouderen. Zij hebben niet die geschiedenis met de patiënt. Zij hanteren vooral de richtlijnen. Dat is natuurlijk goed. Je moet ergens vanuit gaan, maar ik houd zelf meer van het echte maatwerk. En dat kan ook betekenen dat je als huisarts heel erg op de achtergrond blijft. In het onderstaande verhaal Ontsnapt aan onze zorg beschrijf ik dat het soms helemaal niet zo gek is als de dokter zich vooral niet bemoeit met de gezondheid van hoogbejaarde mensen. Deze mensen zijn niet voor niets zo oud geworden. Zij hebben al bewezen dat zij een sterk gestel hebben. Ontsnapt aan onze zorg… In het algemeen ben ik niet iemand die zijn werk mee naar huis neemt. Ik slaap meestal ook uitstekend. Ik droom wel veel en soms kan ik me ’s ochtends nog herinneren waar mijn droom over ging. Zo werd ik laatst wakker met een heel duidelijk beeld van een oudere patiënt uit mijn praktijk. Ik was nogal verrast, want ik had al zeker 1,5 jaar niets van deze vrouw gehoord. En precies daarover ging mijn droom. Er klopte iets niet. Die dame is 96 jaar en dan is het wel
THEMA 5
EEN GEHEIM RECEPT?
heel vreemd als je 1,5 jaar lang geen contact hebt. Voorheen had ik juist veel contact. Maar toen leefde haar man nog. Ik kwam zeker één keer per maand bij hen op bezoek. We hadden een vriendschappelijk contact en noemden elkaar bij de voornaam. Toen Piet overleed op 92 jarige leeftijd, heb ik Truus nog enkele malen bezocht, maar zij mankeerde eigenlijk niets en had geen vragen. Andere patiënten vroegen om aandacht en ik vergat haar helemaal. Na deze opmerkelijke droom, ben ik meteen die ochtend gaan kijken in de computer. En inderdaad het klopte. Het laatste contact was 1,5 jaar geleden. Ik keek nog eens goed en zag toen tot mijn schrik dat zij ook geen medicijnen voor haar bloeddruk had besteld gedurende een heel jaar. En die bloeddruk was altijd ‘torenhoog’. Ik begon mij zorgen te maken. Leefde ze nog wel? Lag ze al die tijd dood in haar huis? Was ze intussen opgenomen in een verpleeghuis zonder dat ik het had doorgekregen? Ik belde haar op, maar kreeg geen gehoor. Nu wilde ik het weten ook. Ik besloot één van haar zonen te bellen. Hij was blij dat ik belde. ‘Nee, moeder leefde nog en woonde nog thuis en deed nog alles zelf. Maar het gaat wel steeds moeilijker. We hebben haar nu toch maar opgegeven voor een bejaardenhuis. Of ze haar pillen nog slikt weet ik eigenlijk niet’. En zo was ik toch wel iets gerustgesteld. Haar zoon zei ook nog dat, als ik haar wilde bezoeken, ik eerst moest bellen en dan een uurtje later langs moest gaan. Ze had dan tijd om de deur open te maken. Vandaag was het dan zover. Ik had haar om 16 uur gebeld en om 17 uur ging ik langs. Vanwege haar doofheid had ik mijn ‘gehoortrechter’ mee genomen. Een stukje tuinslang met een trechter. Truus deed open en was blij mij te zien. Met de tuinslang in haar linker oor konden we rustig praten. Ze zag er trouwens goed uit, Truus. Ook goed verzorgd. Truus had geen klachten, zei ze. Ze deed zelf nog kleine boodschappen en kookte ook nog zelf. Het eten smaakte prima. ‘Alles gaat er goed in en komt er ook weer goed uit’. Ik vroeg haar naar de medicijnen voor de bloeddruk. Ze keek me ondeugend aan en zei: ‘ach Wouter, als je 96 jaar bent geworden, dan zijn de pillen minder belangrijk; ik ben niet bang voor de dood’. Ik dacht direct: ‘je hebt gelijk Truus, wat een wijsheid’. Toch kon ik het niet nalaten even de bloeddruk te meten. RR 180/95 pols 70. En dan al een jaar zonder medicatie. Een jaar zonder bemoeienis van de dokter, de praktijkondersteuner en de apotheker. Wat een zegen. Laten we vooral mensen zoals Truus de kans geven om te ontsnappen aan onze soms wel erg ‘bemoeizuchtige zorg’. 13 13
huisartsenmagazine - april 2013
promoties & oraties
Promotie Bart Schweitzer: palliatieve zorg buiten kantooruren
Promotie David Vergouw: methodologische aspecten van predictiemodellen
De huisartsenzorg buiten kantooruren is de laatste 10 jaar nogal veranderd. Huisartsenposten zijn inmiddels gemeengoed. Er zijn huisartsen die permanent beschikbaar zijn voor hun patiënten, ook buiten kantooruren, maar veel huisartsen laten tenminste een deel van de zorg aan de huisartsenpost over. Het proefschrift ‘Out-of-hours palliative care by general practitioners’, waarop Bart op 25 oktober 2012 promoveerde, bevat de resultaten van een aantal deelonderzoeken. Een focusgroeponderzoek wees uit dat de deelnemers de kwaliteit van de palliatieve zorg buiten kantooruren mager vinden, omdat de huisartsenposten meer zijn toegesneden op acute medische problemen dan op palliatieve zorg. De belangrijkste problemen zijn het gebrek aan adequate informatie dat door de huisarts wordt verstrekt aan de huisartsenpost, het ontbreken van anticiperende zorg overdag en het ontbreken van beleid ten aanzien van palliatieve zorg op de posten. In een retrospectief onderzoek bleek dat van alle telefoontjes met de huisartsenpost slechts 0,75% ging over palliatieve zorg. In een kwart van de gevallen werd er door huisartsen informatie overgedragen, met name over klinische gegevens en minder over de wensen van de patiënt en zijn persoonlijke situatie. De introductie van een overdrachtsformulier voor palliatieve zorg, in combinatie met training van de huisarts, bleek weinig op te leveren in termen van overgedragen informatie. Ook de patiënten, waarvan er ruim 300 werden geïnterviewd, vonden niet dat de waarnemend huisarts beter op de hoogte was van hun situatie dan de controlegroep zonder formulier. Schweitzer pleit ervoor dat huisartsen ten aanzien van palliatieve zorg een meer anticiperende attitude aannemen, resulterend in het tijdig informeren van de huisartsenpost.
Het is handig als een huisarts kan inschatten of de klachten van een patiënt snel over zullen gaan, of juist langer zullen duren. Om dokters te helpen bij die inschatting zijn en worden voor allerlei aandoeningen zogenaamde predictieregels ontwikkeld. Dat gebeurt door een grote groep patiënten met dezelfde klachten goed in kaart te brengen en daarna een tijd te volgen, zodat het beloop van de klachten kan worden vastgesteld. Vervolgens gaan de onderzoekers na welke kenmerken bij het begin van de klachten het meest samenhangen met een gunstig of ongunstig beloop. Die kenmerken worden vervolgens gecombineerd tot een predictieregel waar de clinicus practicus zijn voordeel mee kan doen. David Vergouw, die op 11 februari 2013 promoveerde op het proefschrift ‘Methodological issues of clinical prediction models for shoulder pain in general practice’, besteedt aandacht aan enkele problemen die bij het ontwikkelen van zo’n predictieregel opduiken. Wat doe je wanneer je van sommige patiënten niet alle gegevens hebt? Wat zijn de voor- en nadelen van de verschillende mogelijkheden om zo’n predictieregel op te stellen? De meeste hoofdstukken zijn vooral interessant voor onderzoekers die zelf zo’n regel willen maken. Een uitzondering vormt hoofdstuk 6, waarin gekeken wordt hoe goed de huisarts het beloop van schouderklachten normaal voorspelt en hoeveel beter het gaat met de door Vergouw ontwikkelde predictieregel. Welnu, de huisarts doet het niet zo goed, eigenlijk niet veel beter dan wanneer hij een munt zou opgooien. Maar met de predictieregel worden evenmin resultaten behaald om over naar huis te schrijven. Dat zou wel eens aan de klachten kunnen liggen: op andere terreinen dan schouderklachten zijn betere resultaten bereikt.
14 huisartsenmagazine - april 2013
Een greep uit de publicaties van onderzoekers van de onderzoeksgroep huisartsgeneeskunde Boorsma M, Joling K, Dussel M, Ribbe M, Frijters D, van Marwijk HW, Nijpels G, van Hout H. The incidence of depression and its risk factors in Dutch nursing homes and residential care homes. Am J Geriatr Psychiatry 2012;20:932-42. Bosmans JE, Boeke AJ, van Randwijck-Jacobze ME, Grol SM, Kramer MH, van der Horst HE, van Tulder MW. Addition of a general practitioner to the accident and emergency department: a cost-effective innovation in emergency care. Emerg Med J 2012;29:192-6. Castien RF, van der Windt DA, Blankenstein AH, Heymans MW, Dekker J. Clinical variables associated with recovery in patients with chronic tension-type headache after treatment with manual therapy. Pain 2012;153:893-9. Dozeman E, van Marwijk HW, van Schaik DJ, Smit F, Stek ML, van der Horst HE, Bohlmeijer ET, Beekman AT. Contradictory effects for prevention of depression and anxiety in residents in homes for the elderly: a pragmatic randomized controlled trial. Int Psychogeriatr 2012;24:1242-51. Dros J, Maarsingh OR, Beem L, van der Horst HE, Riet GT, Schellevis FG, van Weert HC. Functional prognosis of dizziness in older adults in primary care: a prospective cohort study. J Am Geriatr Soc 2012;60:2263-9. Gerrits MM, van Oppen P, van Marwijk HW, van der Horst H, Penninx BW. The impact of chronic somatic diseases on the course of depressive and anxiety disorders. Psychother Psychosom 2013;82:64-6. Gerrits MM, van Oppen P, van Marwijk HW, van der Horst H, Penninx BW. The impact of chronic somatic diseases on the course of depressive and anxiety disorders. Psychother Psychosom 2013;82:64-6. Goebbels AF, Lakerveld J, Ament AJ, Bot SD, Severens JL. Exploring non-health outcomes of health promotion: the perspective of participants in a lifestyle behaviour change intervention. Health Policy 2012;106:177-86. Joling KJ, van Marwijk HW, Smit F, van der Horst HE, Scheltens P, van de Ven PM, Mittelman MS, van Hout HP. Does a family meetings intervention prevent depression and anxiety in family caregivers of dementia patients? A randomized trial. PLoS One 2012;7:e30936. Kroon MH, van den Hurk K, Alssema M, Kamp O, Stehouwer CD, Henry RM, Diamant M, Boomsma F, Nijpels G, Paulus WJ, Dekker JM. Prospective associations of B-type natriuretic peptide with markers of left ventricular function in individuals with and without type 2 diabetes: an 8-year follow-up of the Hoorn Study. Diabetes Care. 2012;35:2510-4. Lakerveld J, Bot S, Chinapaw M, van Tulder M, Kingo L, Nijpels G. Process evaluation of a lifestyle intervention to prevent diabetes and cardiovascular diseases in primary care. Health Promot Pract. 2012 Sep;13(5):696-706. Lamberts EJ, Nijpels G, Welschen LM, Hugtenburg JG, Dekker JM, Souverein PC, Bouvy ML. Discontinuation of statins among patients with type 2 diabetes. Diabetes Metab Res Rev 2012;28:241-5. Maarsingh OR, Schellevis FG, van der Horst HE. Looks vestibular: irrational prescribing of antivertiginous drugs for older dizzy patients in general practice. Br J Gen Pract 2012;62:51820.
MacNeil Vroomen JL, Boorsma M, Bosmans JE, Frijters DH, Nijpels G, van Hout HP. Is it time for a change? A cost-effectiveness analysis comparing a multidisciplinary integrated care model for residential homes to usual care. PLoS One 2012;7:e37444. Malanda UL, Welschen LM, Riphagen II, Dekker JM, Nijpels G, Bot SD. Self-monitoring of blood glucose in patients with type 2 diabetes mellitus who are not using insulin. Cochrane Database Syst Rev 2012;1:CD005060. Piek E, Nolen WA, van der Meer K, Joling KJ, Kollen BJ, Penninx BW, van Marwijk HW, van Hout HP. Determinants of (non-) recognition of depression by general practitioners: results of the Netherlands Study of Depression and Anxiety. J Affect Disord 2012;138:397-404. Pilz S, van den Hurk K, Nijpels G, Stehouwer CD, Van't Riet E, Kienreich K, Tomaschitz A, Dekker JM. Vitamin D status, incident diabetes and prospective changes in glucose metabolism in older subjects: the Hoorn study. Nutr Metab Cardiovasc Dis 2012;22:883-9. Reijmer YD, van den Berg E, Dekker JM, Nijpels G, Stehouwer CD, Kappelle LJ, Biessels GJ. Development of vascular risk factors over 15 years in relation to cognition: the Hoorn Study. J Am Geriatr Soc 2012;60:1426-33. Slort W, Blankenstein AH, Wanrooij BS, van der Horst HE, Deliens L. The ACA training programme to improve communication between general practitioners and their palliative care patients: development and applicability. BMC Palliat Care 2012;11:9. van 't Riet E, Rijkelijkhuizen JM, Alssema M, Nijpels G, Stehouwer CD, Heine RJ, Dekker JM. HbA1c is an independent predictor of non-fatal cardiovascular disease in a Caucasian population without diabetes: a 10-year follow-up of the Hoorn Study. Eur J Prev Cardiol 2012;19:23-31. van den Dungen P, van Marwijk HW, van der Horst HE, Moll van Charante EP, Macneil Vroomen J, van de Ven PM, van Hout HP. The accuracy of family physicians' dementia diagnoses at different stages of dementia: a systematic review. Int J Geriatr Psychiatry 2012;27:342-54. van den Hurk K, Alssema M, Kamp O, Henry RM, Stehouwer CD, Smulders YM, Nijpels G, Paulus WJ, Dekker JM. Independent associations of glucose status and arterial stiffness with left ventricular diastolic dysfunction: an 8-year follow-up of the Hoorn Study. Diabetes Care 2012;35:1258-64. van der Horst HE, de Wit N, Quartero O, Muris J, Berger M, Bijkerk R, Geijer R, Woutersen-Koch H. NHG-standaard prikkelbaredarmsyndroom (PDS) (eerste herziening). Huisarts Wet 2012; 5: 204-9. van Marwijk H, Allick G, Wegman F, Bax A, Riphagen II. Alprazolam for depression. Cochrane Database Syst Rev 2012;7:CD007139. Vergouw D, Heymans MW, van der Windt DA, Foster NE, Dunn KM, van der Horst HE, de Vet HC. Missing data and imputation: a practical illustration in a prognostic study on low back pain. J Manipulative Physiol Ther 2012;35:464-71. Welschen LM, Bot SD, Kostense PJ, Dekker JM, Timmermans DR, van der Weijden T, Nijpels G. Effects of cardiovascular disease risk communication for patients with type 2 diabetes on risk perception in a randomized controlled trial: the @RISK study. Diabetes Care 2012;35:2485-92.
huisartsenmagazine - april 2013
15
KORT NIEUWS Universitaire Huisartsenpraktijk (UHP) Ergens in het voorjaar van 2014 gaat onze Universitaire Huisartsenpraktijk verhuizen. De nieuwe locatie zal zijn aan de voorzijde van het ziekenhuis, waar nu nog de SEH gehuisvest is. We zullen ruimtes gaan delen met de huisartsendienstenpost. Ook zal er een uitgiftepunt van de politheek komen. De UHP groeit nog steeds gestaag. Eind 2012 hadden we meer dan 5000 vast ingeschreven patiënten. Weer een mooi mijlpaaltje. Daarmee zijn wij in de regio een stevige praktijk geworden waarmee anderen graag samenwerken. Dat gebeurt onder andere in coöperatieverband voor de ketenzorg en in het kader van projecten in de zgn. geïntegreerde eerstelijnszorg (GEZ). Bij dit laatste is ook het ANH betrokken, daar waar het om de zorginnovatieve onderzoeksprojecten gaat. Recent heeft de UHP besloten een pilotproject over samenwerking tussen specialisten ouderengeneeskunde en huisartsen, voort te zetten. Tijdens maandelijkse patiëntenbesprekingen wordt complexe en leerzame casuïstiek besproken, en proberen wij werkafspraken te ontwikkelen. Naast specialisten ouderengeneeskunde uit de basiszorgregio, zijn ook collega’s van de afdeling H&O hierbij betrokken.
Onderzoek Onderzoekslijn Soma en Psyche Het project PROSPECTS betreft een onderzoek naar het beloop van klachten van patiënten met verschillende vormen van Somatisch Onbegrepen Lichamelijke Klachten. Het project is door de wetenschapscommissie van het EMGO+ goedgekeurd. AIOTHO Nikki van Dessel is al enige tijd bezig om dit op te zetten. Onze PARADE studie (over het effect van begeleiding op terugvalpreventie van depressie door de praktijkondersteuner in de huisartspraktijk) heeft inmiddels een website: www.parade-studie.nl. We hebben getrainde praktijkondersteuners beschikbaar, maar kunnen ook uw POH trainen in deze bewezen effectieve interventie. We kunnen nog huisartsen en deelnemers gebruiken. Bij interesse neem contact op met Karolien Biesheuvel-Leliefeld, arts (
[email protected]). Onderzoekslijn Ouderen VUmc start een grote EU studie naar het identificeren van de beste zorg voor afhankelijk thuiswonende ouderen. De afdeling heeft een EU-subsidie ontvangen van drie miljoen euro voor het ontwikkelen van een benchmark methode, om de kosteneffectiviteit van (thuis)zorg voor kwetsbare ouderen te vergelijken binnen en tussen landen. Dit onderzoek, IBenC genaamd, is deze maand gestart en heeft een looptijd van 4 jaar. Naast het VUmc en GGZ inGeest zijn er ook zes buitenlandse partners in dit onderzoek betrokken. Het gaat om Università Cattolica del Sacro Cuore (Italië), Katholieke Universiteit Leuven (België), Landspitali University Hospital (IJsland), Terveyden ja Hyvinvoinnin Laitos (Finland), Hochschule für Technik und
Wirtschaft (Duitsland) en de European Health Management Association, Ltd. (Ierland). Er is grote behoefte aan een kosteneffectieve gezondheidszorg, met name door de groeiende zorgvraag van een verouderende populatie tegenover een afnemende beroepsbevolking. Door hoogwaardige zorg aan huis kunnen ouderen langer zelfstandig blijven wonen en de kosten van langdurige opnames in verzorg- en verpleeghuizen beheersbaar blijven. Doel van IBenC is om de beste zorg voor zorgafhankelijke ouderen tegen de laagste kosten te vinden. In de benchmark methode worden de verschillen in kosten en kwaliteit tussen Europese (thuis)zorgorganisaties meegenomen en gewogen. Met de benchmark methode die IBenC ontwikkeld kunnen beleidsmakers en politici straks op basis van objectieve criteria keuzes maken voor het meest kosteneffectieve zorgmodel. IBenC levert hiermee een bijdrage aan de gezondheidszorg door meer inzicht te bieden in de organisatie van zorg en de uitkomsten van deze zorg, opdat meer ouderen langer zelfstandig kunnen blijven wonen. Meer info: www.ibenc.eu
Academisch Netwerk Huisartsgeneeskunde (ANH) De nieuwe database Sinds de vernieuwingsslag medio 2012 bestaat het ANH uit een samenwerking van de discipline huisartsgeneeskunde VUmc en de huisartsenorganisaties SAG en GEZ zuid in Amsterdam en SEHO in Haarlem. Alle patiëntengegevens van de ANH praktijken worden voor wetenschappelijk onderzoek geanonimiseerd verzameld in een centrale database. Voor het registratienetwerk van het ANH betekent deze vernieuwingslag per saldo een flinke uitbreiding van 75.000 naar 185.000 patiënten. Door deze uitbreiding kan onze oude database de aantallen niet meer aan. Dit gaat niet alleen om de aantallen patiënten, maar ook om de verschillende HISsen (huisarts informatiesystemen) met nieuwe updates. Het ANH heeft er daarom voor gekozen om een nieuwe database te gaan opzetten die gebruik gaat maken van ICT technologie die door de stichting Mondriaan, in samenspraak met de Universiteit van Utrecht, is ontwikkeld. Deze technologie is geschikt voor praktisch alle in Nederland gebruikte HISsen. Het jaar 2013 wordt gebruikt een pilotjaar. Doelstelling is dat de nieuwe ANH database uitgroeit tot een zogenaamde Health Data Repository (HDR), waarin de huisartsengegevens voor onderzoeksdoeleinden op een geanonimiseerde wijze ook kunnen worden gekoppeld aan allerlei andere dataverzamelingen (zoals apotheek, onderzoekscohorten en ziekenhuisgegevens. Ook zou de database ingezet kunnen gaan worden voor scholingsdoeleinden en benchmarking. In Utrecht, Almere en Groningen wordt ook gewerkt aan de oprichting van een dergelijke HDR.
16 huisartsenmagazine - april 2013
Huisartsopleiding
VUmc
Selectie nieuwe stijl Op 1 maart start een frisse nieuwe groep aios met de huisartsopleiding. We verheugen ons elk jaar over het grote aantal belangstellenden dat de opleiding wil volgen: ook dit jaar waren er zo’n 130 aanmeldingen voor de iets meer dan 85 opleidingsplaatsen. Hoe selecteer je nu goede nieuwe huisartsen-in-opleiding? Voorheen volgden er, na een eerste briefselectie, interviews, maar vanaf nu doen we dat in nieuwe stijl: de selectie-assessments. Begin oktober 2012 hebben 115 kandidaten een Landelijke Huisartsgeneeskundige Kennistoets gemaakt bestaande uit 120 vragen, aangevuld met 20 contextuele vragen. De kennistoets is gelijk aan de toets die de aios maken, maar wordt beoordeeld binnen het cohort van de kandidaat-aios. De contextuele vragen zijn speciaal voor dit doel opgesteld door ervaren huisartsen en meten de mate van ‘huisartsgeneeskundig denken’. Eind oktober is het tweede deel van de procedure uitgevoerd. In 4 dagen zijn 113 kandidaten gezien. Ze hebben elk 3 simulaties met trainingsacteurs uitgevoerd die werden beoordeeld door een aios en een opleider. Daarnaast zijn ze op hun competenties bevraagd door een testpsycholoog en een docent in het zgn. ‘criteriuminterview’. Acht verschillende beoordelaars konden zich zo een beeld vormen van de kandidaten, soms nog aangevuld met feedback van de trainingsacteurs. Alles bij elkaar leverde dit een schat aan gegevens op, waardoor we een weloverwogen beslissing konden nemen. Alle kandidaten ontvangen na de nieuwe selectie een persoonlijk verslag waarin naast de beoordeling van de competenties uit het interview ook een aantal tips en tops opgenomen zijn. Dit verslag, opgesteld door de externe testpsycholoog, levert voor de kandidaten belangrijke feedback waar zij bij de start van de opleiding hun voordeel mee kunnen doen. Ook voor huisarts- en stageopleiders en docenten is er winst. Zij kunnen vragen naar deze informatie, waaruit nieuwe leerdoelen te halen zijn die richting geven aan de start van de opleiding. Afgewezen kandidaten kunnen met de feedback bedenken wat een volgende sollicitatie succesvol zou kunnen maken. We zijn benieuwd naar de resultaten van deze nieuwe lichting kandidaten in de opleiding. De eerste reacties van de kandidaten en assessoren zijn positief: de kandidaten voelen zich serieus genomen en de assessoren hebben de ervaring dat de beslissing over aannemen of afwijzen beter onderbouwd wordt. Of de nieuwe procedure ook landelijk ingevoerd zal worden, zal binnenkort besloten worden. Wij verheugen ons op de komst van een nieuwe lichting huisartsen in opleiding, zeer gemotiveerd en grondig geselecteerd.
VUmc blij met opheffen verscherpt toezicht VUmc is blij met het opheffen van het verscherpt toezicht door de Inspectie voor de Gezondheids-zorg. De Inspectie heeft aan VUmc laten weten vertrouwen te hebben in de maatregelen die de nieuwe raad van bestuur heeft genomen om de patiëntveiligheid te bevorderen. Ook is de Inspectie positief over de transparante wijze waarop de raad van bestuur haar informeert. De Inspectie zal de komende tijd aandacht blijven besteden aan de werkwijze bij het melden en onderzoeken van calamiteiten door VUmc en aan de gang van zaken op de afdeling longchirurgie. In een reactie zegt interim bestuursvoorzitter drs. Fred Plukker: ‘De Inspectie heeft vastgesteld dat we het afgelopen half jaar veel hebben verbeterd in de zorg voor onze patiënten. Ook constateert de Inspectie dat er duidelijke vorderingen zijn gemaakt op het terrein van samenwerking en communicatie binnen het ziekenhuis. We blijven werken aan het verder verbeteren daarvan, even als aan de implementatie van de verbeterde calamiteitenprocedure. De opheffing van het verscherpt toezicht is een groot compliment voor alle medewerkers, die voluit hebben meegewerkt aan de noodzakelijke verbeteringen.’ Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de dienst communicatie van VUmc (020) 444 3444 , fax (020) 444 3450. Persberichten van VUmc kunt u lezen op www. VUmc.nl/journalisten. Nascholing eerste lijn VUmc biedt in 2013 huisartsen en specialisten ouderengeneeskunde acht nascholingsavonden aan (accreditatie 2 punten). Deze nascholing wordt iedere keer vanuit een ander specialisme georganiseerd in samenwerking met een huisarts uit de regio. De focus van deze bijeenkomsten ligt op praktische vaardigheden, uitwisseling van kennis en ervaringen en de samenwerking tussen huisarts en specialist. De eerstvolgende nascholingen zijn op: 21 maart: Nascholing voor huisartsen en verloskundigen, georganiseerd door de afdeling klinische genetica van VUmc. 16 mei: Nascholing voor eerstelijns verwijzers, georganiseerd door de afdeling dermatologie van VUmc. 25 juni: Nascholing voor eerstelijns verwijzers, georganiseerd door de afdeling keel-, neus- en oorheelkunde van VUmc. (onderwerp: stemklachten) Meer informatie vindt u op: www.vumc.nl/onderwijs/ voor-academici/nascholing-huisartsen/
17 huisartsenmagazine - april 2013
In de spiegels
Door Ale Gercama
EN ZE LEEFDEN NOG LANG EN GELUKKIG………. Op het moment dat ik dit schrijf heb ik nog geen idee welke kant het thema ‘Langer leven in gezondheid’ op zal gaan. Als ‘jongere oudere’ spreekt het me wel aan en bij gebrek aan een beeld vooruit kijk ik maar even naar achteren. Het thema klinkt als een sprookje. In de tijd waarin sprookjes zó belangrijk werden geacht dat men ze begon op te schrijven, moest je toch minstens met een prinses trouwen om lang en gelukkig te kunnen leven. Dat doet Hendrik van Navarra dan ook, in 1572. Aangezet door Catharina de Medici, moeder van bruid Margot, tekent Margot’s broer Karel IX de order die tot de ‘bloedbruiloft’ zal leiden: een belangrijk deel van de fine fleur van de Franse protestanten wordt in de dagen ná de bruiloft vermoord. Een pogrom in heel Frankrijk is het gevolg. Karel, op dat moment 22 jaar oud, is als 17-jarige het koningschap ingerold, nadat zijn vader bij een tragisch ongeval (of was het opzet?) het leven had verloren. Karel komt de gevolgen van zijn beslissing niet meer te boven. Niet alleen kleurt de Seine voor zijn paleis dagenlang rood door de vele lijken die voorbij komen drijven, ook z’n geliefde banketbakker, zijn muziekleraar en een aantal van zijn vrienden blijken te zijn afgeslacht. Frankrijk raakt ondertussen in crisis. De hugenotenoorlogen eisen hun tol en de staatskas raakt leeg. In wanhoop wendt Karel zich tot de toenmalige wetenschap. Die is uiterst maatschappelijk relevant - op zoek naar ‘de steen der wijzen’:
hoe uit onedele metalen goud te maken. Helaas, de gouden bergen komen er niet en Karel overlijdt. Enkele jaren later neemt zijn zwager als Hendrik IV het stokje van hem over. Pikant detail: koningin Margot raakt al snel uit de gratie waarna Hendrik vrijt met de twee dochters van zijn overleden zwager, door Karel indertijd verwekt bij zijn beeldschone, protestantse maîtresse. In 1610 – nadat Hendrik de burgeroorlog middels het Edict van Nantes heeft weten te beëindigen - wordt hij vermoord door een fanatieke katholiek. Terug naar het hier en nu: Nederland is in crisis, er tekent zich een pensioenoorlog af tussen oud en jong en de kosten van de ouderen(zorg) stijgen het land tot de lippen. In arren moede went men zich ook nu tot de wetenschap, op zoek naar een nieuwe ‘steen der wijzen’, in de vorm van een lang en gezond leven. Gaat het deze keer wél lukken? Ik heb zo mijn twijfels, vooral omdat er maar weinig wordt gedaan met gegevens die al wél bekend zijn. Zo laat Van Weel in het novembernummer van Huisarts en Wetenschap zien, dat een goed georganiseerde eerste lijn, waarin op generalistische wijze geneeskunde huisartsenmagazine - maart 2009 resultaten wordt bedreven, tot betere in staat is dan een ziektegerichte benadering die ‘tot het gaatje’ gaat. Ook in november presenteert de LHV, in samenwerking met NHG en IOH, de Toekomstnota Huisartsenzorg. Daarin wordt, met de kernwaarden generalistisch, persoonlijk en continu als
18 huisartsenmagazine - april 2013
uitgangspunt, een weg geschetst naar goede en zuinige zorg –ook voor ouderen. Geen bomen meer die tot in de hemel groeien, maar de huisarts als boswachter voor een patiënt die door de bomen het bos niet meer ziet. Ik zou zeggen, laten we daar gezamenlijk een succes van gaan maken en laat anderen ondertussen maar naar die steen blijven zoeken. Wie weet wordt in dit HM-nummer al een begin gemaakt met het nieuwe élan: mijn nieuwsgierigheid is gewekt……
19 huisartsenmagazine - april 2013
Colofon
HM is het magazine van de discipline huisartsgeneeskunde van VU medisch centrum voor al haar externe contacten en contacten binnen VUmc. De HM komt uit in een oplage van ca. 1700 exemplaren.
Contactpersoon redactie: Valentina Blom tel. nr.: 020 – 4448201 of e-mail:
[email protected] Aan dit nummer werkten mee: Wouter van Kempen, Jeroen Lakerveld, Joreintje Mackenbach, Frans Meijman, Lidy Pols, Annemarie Schalkwijk, Elsa Sluijs-Zwart, Henk de Vries, Els van Wirdum (foto omslag) Mark van den Brink (foto's pagina 2, 4 en 10)
20 huisartsenmagazine - april 2013
Vormgeving: Brenda Spuij en Joost van Ommen Dienst Marketing & Communicatie VU
22540_1 Dienst Marketing & Communicatie VU
Redactie Ruud van den Berg (eindredactie), Valentina Blom (fotografie), Ale Gercama, Loes Haan, Fleur de Meijer, Ruud Stam, Jojanneke van Warmerdam, Odiel Wassenaar en Hans van der Wouden