Dossier
Een nieuwe economie: dienst aan de wereld
Ergens in Goma, heropbouw na de vulkaanuitbarsting Foto : Vincent Tonnon Dossier februari 2006
1
Een nieuwe economie: dienst aan de wereld
De politieke dimensie van ontwikkelingshulp tegenovergestelde bereiken van wat men eigenlijk wil. Echter, als de ontvanger verder van ons afstaat, wordt ook de politieke context minder herkenbaar. Er wordt in dit verband dan ook vaak gewezen naar dictatoriale regimes, waarvan de leiders de aangeboden hulp voor eigen profijt aanwenden. Dit moet echter geen excuus worden om een houding van ongeïnteresseerdheid aan te nemen tegenover deze landen.
Kigali, juni 2005 De Europese partners ontmoeten, samen met een delegatie van de EPR, de ambassadeurs van de Europese Commissie en van Nederland (dat op dat moment belast was met het voorzitterschap van de EU).
In Belgische protestantse middens houdt men er niet erg van het woord “politiek” te verbinden met geloof en kerk. Meerdere redenen verklaren dit gevoel van wantrouwen tegenover de politiek. Hoofdreden is het risico datgene wat tot verschillende domeinen behoort, te vermengen. We kennen allemaal de woorden van Jezus tot de Herodianen (collaborateurs en belastinginners van de Romeinen) en de Farizeeën: “Geef dan wat van de keizer is aan de keizer en geef aan God wat God toebehoort.” Als dit onderscheid tussen geloof en politiek wordt gemaakt, moet men hierin niet meteen het verwerpen van de politiek zoeken. En, laten we eerlijk zijn, dit onderscheid werd noch in het verleden, noch in het heden, altijd door de kerken gemaakt. Aan de eerste christengemeenten werd gevraagd te bidden voor de overheid. Deze voorbede
2
Dossier februari 2006
vindt nog steeds haar plaats in de liturgie van de kerken uit de Hervorming. Ter gelegenheid van de zondag van het werelddiaconaat is het misschien goed te herinneren aan de context waarbinnen de diakonia (het dienstbetoon) van de kerken werkt. Of we het nu willen of niet, wanneer het gaat om dienst aan de naaste, dichtbij of veraf, de dienstbaarheid van de kerken is nooit neutraal. Ieder van ons, of we nu aan de kant staan van de gever of van de ontvanger, is altijd onderdeel van instellingen (op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs, transport, enz.), die direct of indirect liggen op het terrein van de Staat, d.w.z. van de politiek. Daarom moeten we ons ervan bewust zijn dat elk kerkelijk engagement met betrekking tot dienstbetoon in een politieke context staat. Gebeurt dit niet, dan kan men het
De middelen waarover wij beschikken om situaties te wijzigen zijn wellicht beperkt, maar de eis tot gerechtigheid blijft aanwezig. Echter, de politieke context waarvan hier sprake is, overschrijdt de lokale politieke context (een Derde Wereldland bvb.). Hier regelen internationale instellingen (Internationaal Monetair Fonds - IMF-, de Wereldbank en de Wereldhandelsorganisatie – WTO-) de relaties tussen landen van Zuid en Noord. Dit maakt ons in zekere zin wel meer direct verantwoordelijk. In de mate waarin ons land een bepaalde rol speelt in deze internationale instellingen, kunnen wij ons niet onttrekken aan een kritische analyse van hun functioneren. Iedereen die de laatste jaren de activiteiten van het IMF heeft gevolgd, weet dat haar structurele aanpassingsprogramma’s dramatische gevolgen hebben gehad voor de meest kwetsbare bevolkingsgroepen in de wereld. Wij wonen in een geglobaliseerde wereld. Maar nog al te vaak hande-
Een nieuwe economie: dienst aan de wereld
len wij in ons diaconaat alsof wij vooral voor de noden in de naaste omgeving verantwoordelijk zijn. De Franse protestantse filosoof Paul Ricoeur maakt hier het onderscheid tussen de nabije naaste, degene die aan de kant van de weg ligt, die je kunt zien (zoals de Samaritaan dat deed), of die je kunt negeren, én de verre naaste “die je niet ziet”. Ricoeur drong aan op de noodzaak instellingen te creëren die de naasten zien en de gerechtigheid bevorderen. Politieke instellingen zijn niet neutraal of komen zomaar uit de lucht vallen. Wij zijn, als kiesgerechtigden binnen een democratische stelsel, medeverantwoordelijk voor datgene wat die instellingen betekenen en inhouden. Om rekening te houden met de politieke kant van het kerkelijk dienstbetoon is het nodig dat de kerken toegerust zijn, zodat zij op kritische en efficiënte wijze de politieke instellingen volgen en hen beoordelen op basis van het criterium van gerechtigheid. In de Bijbel lezen we dat voor God gerechtigheid het hart is van de verhoudingen tussen de leden van Zijn volk. Profeten en Psalmen getuigen hiervan. In deze voortdurende zoektocht naar gerechtigheid, komt vrede tot stand. God bekommert zich om mensen, die naar Zijn beeld geschapen zijn. Hij zal Zijn schepping niet verlaten. De eerste christenen herkenden in Jezus de vleeswording van deze wil tot gerechtigheid en vrede midden in de geschiedenis van alle volkeren.
Het diaconaat maakt volledig deel uit van de roeping van de kerken, waar deze zich ook bevinden en welke middelen ze ook tot hun beschikking hebben. Elke diaconale handeling moet uiteindelijk gaan om het zoeken naar meer gerechtigheid. Marc LENDERS
Zendingsarbeid en werelddiaconaat De Universaliteit van de Kerk
De eerste dopelingen in Kirinda in 1911
De geschiedenis van de zendingsgenootschappen leert ons dat de “Zending” die vanaf de 19de eeuw actief bedreven werd, het initiatief was van missionaire bewegingen die ontstaan waren uit het Piëtisme en het Réveil in Europa en Amerika. Het Evangelie moest verkondigd worden om alle heidenen op aarde te bekeren. Deze zendingsgenootschappen ontwikkelden zich buiten de geïnstitutionaliseerde kerken om. De geest waarin gearbeid werd was interkerkelijk (inter-denominationeel) en supranationaal. De “Société Belge de Missions protestantes au Congo” –SBMPC-(Belgische Vereniging voor Protestantse Zending in Congo), die in 1910 werd opgericht, heeft in die supranationale geest gewerkt. We vermelden dit historische aspect omdat sentimentele liefdadigheid, en een theologie van de hemel in het onderricht van bepaalde denominaties
niet toeliet dat de Afrikanen interesse konden tonen voor het functioneren van hun maatschappij en de sociaal-economische ontwikkeling van hun continent. Onze Verenigde Protestantse Kerk in België (VPKB) zet de in 1921 in Afrika begonnen zendingsarbeid voort. De Kerk van Christus heeft als opdracht muren te slechten en nationale grenzen te overschrijden. In een geest van bescheidenheid wil de VPKB andere volkeren ontmoeten. Zij wil getuige zijn van Christus. Immers wij belijden met de Apostolische Geloofsbelijdenis “Ik geloof een heilige algemene Kerk ... de gemeenschap der heiligen ...”. De samenwerking van de Coördinatie Kerk en Wereld met andere Europese partners - uit Nederland, Duitsland en Zwitserland – gebeurt ook binnen dit perspectief. De huidige visie op “zending” legt steeds meer de nadruk op het be-
Dossier februari 2006
3
Een nieuwe economie: dienst aan de wereld
Verantwoorde zendingsarbeid moet aan onderstaande punten voorrang verlenen: het bevorderen van de verantwoordelijkheid van de bevolking in het Zuiden; het nadenken over de wijze waarop een echte evangelische solidariteit van de partners in het Noorden kan worden bereikt; het bevorderen van inzicht door de partners in het Noorden in de sociaal-culturele en politieke context van de volkeren in het Zuiden. Aan de hand hiervan moet de missionaire taak van de Kerk voor wat betreft het werelddiaconaat beoordeeld worden.
Vrolijke schoolkinderen Foto: Vincent Tonnon
grip partnerschap. Zendingsgenootschappen stelden steeds het belang van het Evangelie boven dat van de natie. Niet alleen moet er met de ander op weg gegaan worden, ook is het nodig dat men geïnspireerd wordt door de ervaringen van anderen. Dat probeert de Coördinatie Kerk en Wereld dan ook te verwezenlijken. In het voorwoord van het boek van David J.Bosch “Dynamique de la Mission chrétienne – Histoire et avenir des modèles missionnaires” (“Dynamiek van de Christelijke Zending – Geschiedenis en toekomst van de missionaire modellen”) schrijft Bruno Chenu : “Indien de term “zending” de storm der eeuwen heeft getrotseerd, dan wil dat zeggen dat deze term een fundamentele dimensie van het Evangelie weergeeft, namelijk gaan tot de ander. Het Goede Nieuws is er niet om te worden vergaard en daarna thuis genuttigd, maar om te worden gedeeld, uitgezaaid in de wind van de menselijkheid, zich verbreidend als een golf van liefde en barmhartigheid.” We worden opgeroepen om het Evangelie niet alleen maar te consumeren, maar om geëngageerde “da-
4
Dossier februari 2006
ders van het Woord” te worden. Op deze manier kunnen wij het verkondigen en in praktijk brengen. Het roept ons op tot werelddiaconaat en een eerlijke verdeling van de rijkdom. De ontwikkeling van Afrika is gebaat bij een verantwoord en kritisch partnerschap. Een mentaliteitswijziging tussen Noord en Zuid is dan ook noodzakelijk. De universaliteit van de Kerk zal getest worden op de overtuiging, de kracht en de dynamiek van de missionaire partners, die zich inzetten voor het welzijn van de mens in zijn totaliteit. Tijdens de laatste bijeenkomst van de contactpersonen voor Zending en Werelddiaconaat werd door iemand opgemerkt dat corruptie één van de oorzaken zou zijn die de ontwikkeling van Afrika afremt. Om het te bestrijden, is het ondermeer nodig dat onderwijs en vorming van de bevolking wordt bevorderd. Dan kunnen zij op hun beurt hun leiders aanzetten tot eerlijkheid. Helaas heeft het basisonderwijs een ongelofelijke achterstand.
Léonard RWANYINDO
26 maart 2006 : zondag voor het werelddiaconaat Binnenkort ontvangen de plaatselijke gemeenten een liturgische handreiking voor deze zondag.
Een nieuwe economie: dienst aan de wereld
Teken een vis Toen ik me begon bezig te houden met ontwikkelingssamenwerking, vertelde men het verhaal van de man en de vis: “Ik ontmoette een man die honger had. Ik gaf hem een vis. De volgende dag en de dag erna kwam hij terug ... en ik gaf hem vis. Toen kreeg ik het geniale idee: ik stelde voor hem te leren vissen.” In de jaren 1960-70 hield het verhaal hier op en de conclusie was: “Die man had nooit meer honger.” Happy end! Helaas, het was wat al te simpel. Vandaag kennen we het vervolg van dit verhaal. “Tien jaar later ontmoette ik de man weer en hij had weer honger. Hij vertelde me dat Japanse multinationals de lokale autoriteiten hadden omgekocht en aldus visserijconcessies hadden verkregen. Ze visten met dermate gesofistikeerd materiaal dat hij en zijn collega’s er niet meer in slaagden genoeg vis te vangen om in leven te blijven. Toen
heb ik hem sterk aangeraden om een syndicale beweging op te zetten. Hij heeft mijn raad opgevolgd. Maar hij werd beschuldigd van communisme, werd aangehouden, gemarteld en gevangen gezet. Toen hij vrij kwam, zocht hij mij op en ik gaf hem de raad zich politiek te engageren, eerst langs democratische weg en daarna, indien nodig, gewapenderhand, om een revolutie te ontketenen tegen het imperialisme en tegen de corrupte leiders van zijn land. Maar toen zijn partij groot genoeg was om naar de macht te grijpen, vond een militaire staatsgreep plaats, in naam van de “nationale veiligheid”, en daardoor stond de arme visser weer bij ‘AF’. Omdat ik bijna geen argumenten meer had, heb ik hem gesuggereerd samen met alle andere kleine vissers uit de streek een visserijcoöperatie op te richten. Zo zouden ze samen sterk genoeg zijn om een oplossing te vinden. Maar hun onderneming bleef toch te klein om te concurreren
met de Japanse vissersbazen. Omdat hij langzamerhand genoeg kreeg van mijn adviezen, die hem toch alleen maar teleurstellingen hadden gebracht, heeft hij ervan afgezien om Westelijke modellen te imiteren. Hij vond het beter zijn eigen levensstijl te ontwikkelen, zijn eigen identiteit te bevestigen, zijn culturele wortels terug te vinden en te proberen te leven zoals zijn voorgeslacht geleefd had. Vandaag is deze man nog altijd arm! Dus ... ik ben maar weer begonnen om hem vis te geven.”* *Uittreksel van een artikel van Guy Bajoit, socioloog, professor aan de Katholieke Universiteit van Leuven, dat verschenen is in “Défis Sud” no. 64, 2004. Voor het gehele artikel, zie www.sosfaim.be/Defis-Sud/ds62 of vraag aan Protestantse Solidariteit.
Wat moet er uiteindelijk gebeuren om een land te kunnen ontwikkelen? Wat essentieel is, is niet zozeer wát er moet gebeuren, dan wel wíe het gaat doen. Guy Bajoit stelt dat gedurende de laatste vijftig jaar, telkens wanneer een land in het Zuiden vooruitgang boekte op de weg naar ontwikkeling, drie voorwaarden gelijktijdig waren vervuld: -
het project werd uitgevoerd onder leiding van een elite die het algemeen belang vooropstelde; deze elite werd actief ondersteund door een bevolking die vertrouwen had en waakzaam bleef; de beweging die op gang kwam door elite en volk, bleek voldoende sterk om hun project tegenover iedereen te verdedigen, ook ten opzichte van degenen die het wilden saboteren.
Wanneer er geen vooruitgang is in de ontwikkeling, dan ligt dat aan het feit dat slechts in zeer uitzonderlijke gevallen aan deze drie voorwaarden wordt voldaan, en dan vaak nog alleen maar voor een korte tijd. Voor G. Bajoit houdt een goede ontwikkelingssamenwerking in dat actief gezocht wordt naar dergelijke partners, en dat die ondersteund worden in de onverbiddelijke strijd die ze moeten voeren tegen al diegenen die slechts praten over ontwikkeling, maar die deze door hun daden saboteren.
Dossier februari 2006
5
Overpeinzing. Foto Eric Jehin
... Ik ben gekomen opdat de schapen leven hebben en overvloed. Joh. 10, 10 (NBG 1951) Deze belofte roept in de Derde Wereld heftige reacties op. Hoe kun je leven en overvloed verkondigen wanneer er schaarste heerst, de toegang tot bewerkbare grond en de school moeilijk is, medische zorg zich beperkt tot een minderheid; terwijl natuurlijke hulpbronnen geplunderd worden om té grote overvloed te schenken aan minder dan 5% van de wereldbevolking? Hoe kun je het leven in overvloed verkondigen waar monden worden gesnoerd, de hoop vergaat, eer en respect worden getart? Een aandachtige lezing van dit bijbelvers laat ondubbelzinnig de belofte van Christus aan zijn “schapen” zien: niet in overvloed leven, maar het léven hebben en overvloed. Subtiel verschil! De belofte van vrede en rust aan eenieder, die zich stelt onder de bescherming en de hoede van de Goede Herder. Léven hebben en overvloed… Brengt dit innerlijke rust? Een geestelijk balsem op onze menselijke tekortkomingen en materiële behoeften? Wie zo denkt, vergeet hoe men het leven in alle volheid kan bereiken: door het geloof in Jezus Christus (Joh.11,25-26) en door gehoorzaamheid aan het gebod der liefde (I Joh.3,14)! Geloof en liefde zijn echter geen passieve werkelijkheden. Gerechtigheid, vrede en gelijkheid worden juist mogelijk dankzij hetgeen geloof en liefde in de harten van gelovige mensen teweegbrengt. God nodigt ons uit om actief mee te werken aan de komst van zijn Rijk. Christus is gekomen. Hij wees ons de weg, de waarheid en het leven. Door Hem en in Hem hebben wij deel aan alle beloften van zijn goddelijke genade. Wat wij nog moeten doen is Hem volgen, overal waar vrouwen en mannen hongeren en dorsten naar vrede, gerechtigheid, liefde; overal waar wij twee broden en vijf vissen kunnen meebrengen (Joh.6,9); overal waar we onze dienst aan de wereld en onze band met de universele kerk echt beleven. Vincent TONNON, Coördinator “Kerk en Wereld”
6
Dossier februari 2006