Dienst aan God
Dienst aan elkaar
Dienst aan de wereld
Geestelijke groei
2009-2013
Beleidsplan van de Hervormde gemeente van Woubrugge
2009-2013
Inleiding De kerkorde van de PKN schrijft voor dat de kerkenraad iedere vier jaar een nieuw beleidsplan op moet stellen voor het werk in de gemeente. Onze oude beleidsplan was opgesteld voor de periode 2005-2009. Dit beleidsplan is bedoeld voor de periode 2009-2013. Dit beleidsplan kent de volgende opzet: na een profielschets van onze gemeente waarin haar karakter en huidige manier van werken omschreven wordt, komt een beschrijving van het beleidstraject dat we doorlopen hebben, daarna volgt het resultaat van onze bezinning op onze roeping tot dienst aan God, dienst aan elkaar en dienst aan de wereld. Bij elk van die drie gezichtspunten vind u eerst een analyse van ons huidige functioneren als gemeente, vervolgens een samenvattende doelstelling hoe we die roeping tot dienst aan God, dienst aan elkaar en dienst aan de wereld kunnen verbeteren en tenslotte een aantal speerpunten waarmee we de komende vier jaar aan die doelstelling willen werken. Tenslotte horen bij dit beleidsplan 2 bijlages waarin het college van kerkrentmeesters en het college van diakenen hun werkwijze en prioriteiten voor de komende periode verder uitwerken. Bij het schrijven van deze conceptversie voor het nieuwe beleidsplan is een hele weg gegaan van samen zoeken hoe we onze roeping als gemeente van Jezus Christus kunnen vervullen. We zijn daarbij de wezenlijke vragen niet uit de weg gegaan en hebben geprobeerd onszelf te spiegelen aan de taak waartoe we als gemeente van Jezus geroepen zijn. Dit alles met het gebed erbij of de Heilige Geest door onze gesprekken heen wilde waaien en dit hele beleidstraject zo een middel mocht zijn waardoor de Here Jezus zelf onze gemeente leidt. Als kerkenraad leggen we dit beleidsplan daarom met vertrouwen en enthousiasme aan u voor. We hopen we dat de de analyses, doelstelling en speerpunten in dit beleidsplan herkenning bij u oproepen. En dat ze ook voor u bemoedigend en motiverend mogen werken. Want als kerkenraad willen we samen met u de slag. In het vertrouwen dat God zelf ook onze gemeente in deze tijd nog wil gebruiken!
Een hartelijke groet, ds. W. Geuze
1
Profiel van de Hervormde gemeente Woubrugge De hervormde gemeente Woubrugge heeft een rijk en bewogen verleden achter zich. De eerste martelaar voor het protestantse geloof, pastoor Jan de Bakker, was ten tijde van de reformatie verbonden aan onze gemeente. Later, aan het begin van de 17e eeuw maakte het kerkelijk en geestelijk leven in onze gemeente een dergelijke opleving mee dat mensen van heinde en ver uit de omtrek op Woubrugge afkwamen om bemoedigd te worden in hun persoonlijk geloof. Als gemeente van Jezus Christus in deze tijd zijn we dankbaar voor de rijke geloofstraditie waarin we staan. We hoeven, ook in ons geloof, het wiel niet telkens opnieuw uit te vinden maar mogen putten uit de antwoorden die de generaties voor ons op de grote vragen van geloof en leven gevonden hebben. Vanuit die traditie willen we de vragen van onze tijd eerlijk onder ogen zien. Daarbij doen we telkens opnieuw de ervaring op dat er vanuit Gods Woord verassende antwoorden oplichten waarmee we in ons persoonlijke en gemeenschappelijke geloofsleven verder kunnen. Zo ervaren we dat Gods Geest ook nu nog ons geloof wil laten opleven zodat we groeien in het liefhebben van God en van elkaar en het omzien naar onze naaste dichtbij en ver weg. Geloof moet gevoed worden. Daarom worden er iedere zondag twee samenkomsten in ons kerkgebouw gehouden: ’s morgens om 9.30 en ’s avonds om 18.30. Vanouds werden de kerkdiensten godsdienstoefeningen genoemd en daarin wordt iets van de essentie van een kerkdienst zichtbaar. We komen bij elkaar om geoefend te worden in het dienen van God in ons dagelijks leven. Kerkdiensten dienen daarom voor alle leeftijden inspirerend, uitdagend, troostend en bemoedigend te zijn. Om dit te bereiken wordt er in onze diensten gericht aandacht aan de kinderen besteed door middel van de kindernevendienst en een kinderpreekje. Ook worden er naast de gewone kerkdiensten speciale gezins-, jeugd-, verdiepingsdiensten gehouden. In de reguliere diensten wordt vooral gebruik gemaakt van het Liedboek voor de kerken, de NBG-vertaling uit 1951 en incidenteel de Nieuwe Bijbelvertaling. In bijzondere diensten is er ook ruimte voor liederen uit de Evangelische Liedbundel. Naast de zondagse kerkdiensten zijn er tal van doordeweekse activiteiten waarbij er meer gelegenheid is om elkaar te leren kennen, vragen uit ons leven of bij het christelijk geloof met elkaar te bespreken of gewoonweg een ontspannen avond in goed gezelschap door te brengen. Met name het jeugd- en het kringwerk neemt in onze gemeente een belangrijke plaats is. Het
2
jeugdwerk bestaat uit verschillende jeugdclubs, de catechese en de jeugddienstcommissie. Het kringwerk omvat de gesprekskringen, volwassencatechese en Beta-avonden. Zonder de onderlinge verschillen te bagatelliseren streeft onze gemeente naar goede verhoudingen met de andere kerkgenootschappen op ons dorp. Jaarlijks wordt er een oecumenische avondgebed gehouden in de lijdenstijd en bij de dodenherdenking. In de relatie met onze gereformeerde zustergemeente willen we, uitgaande van de zelfstandigheid van beide gemeentes, de ontmoeting met elkaar zoeken en elkaar helpen waar dit mogelijk/geboden is. Vanouds staat onze gemeente bekend als een confessionele gemeente. Intern laat zij echter de nodige variëteit zien: er bestaat onder gemeenteleden affiniteit met de Confessionele Vereniging alsook met de Ger. Bond en het Evangelisch Werkverband. Beleidstraject Ter voorbereiding op het schrijven van een nieuw beleidsplan heeft eerst de kerkenraad en daarna het leidinggevende kader van onze gemeente een artikel over gemeenteopbouw gelezen en de daarbij behorende enquete ingevuld1. In het gelezen artikel wordt de roeping van de gemeente van Jezus Christus onder drie gezichtspunten beschreven: als gemeente zijn we geroepen tot dienst aan God, dienst aan elkaar en dienst aan de wereld. Onderzoek op het gebied van gemeenteopbouw heeft verder uitgewezen dat er zes onderliggende factoren zijn die binnen de gemeente groei in deze drievoudige roeping stimuleren. Bij dienst aan God gaat het daarbij vooral om een opbouwende eredienst en hartstochtelijke spiritualiteit (persoonlijke geloofsbeleving). Bij dienst aan elkaar gaat het dan vooral om het functioneren van de geestelijke gaven van ieder gemeentelid en om het met elkaar optrekken in kleine groepen. Bij dienst aan de wereld gaat het daarbij vooral om het omzien naar onze naaste dichtbij en ver weg in diaconaat (dienst) en zending en evangelisatie (getuigenis). Wanneer men probeert te werken aan deze onderliggende factoren, helpt dat de gemeente om die drievoudige roeping naar God, naar elkaar en naar de wereld steeds meer handen en voeten te geven. Door middel van de bijgevoegde enquete was een sterkte-zwakte analyse van het functioneren van onze gemeente in deze drievoudige roeping mogelijk. Vervolgens werd op een beleidsavond van de kerkenraad en een beleidsavond met het kader van de gemeente de uitslag van deze enquete doorgesproken. Tenslotte werd er nog een aparte Beta-avond gehouden waarin het ‘Doelgerichte gemeente’-model van Rick Warren werd besproken en naast het huidige functioneren van onze gemeente werd gelegd. Op grond van de enquete-uitslagen en de gesprekken die op deze drie avonden zijn gevoerd, proberen we ons een beeld te vormen van de uitdagingen waar we als gemeente voor staan. 3
Dienst aan God (naar voren geplaatst) Blijkens de enquete-uitslag zien we in onze dienst aan God mogelijkheden tot groei en verbetering. De kerkdienst wordt als opbouwend ervaren en tegelijk hebben we het gevoel dat er veel meer uit te halen zou zijn. Gasten zouden zich meer welkom moeten voelen. We verlangen naar meer ruimte voor het evangelische lied. Bij de voorbereiding en uitvoering van de kerkdienst zouden gemeenteleden van alle leeftijden meer betrokken moeten worden. Herkenbaarheid van het dagelijks leven en bemoediging op de weg van het geloof zijn sleutelwoorden. Naast de preek zouden ook het persoonlijke getuigenis en een andere presentatie van collectedoeleinden of de voorbede eraan kunnen bijdragen dat gemeenteleden meer het gevoel krijgen dat het ´hun´ dienst is. Als het gaat om onze persoonlijke ‘geloofspraktijk’ dan missen we in onze gemeente steun en toerusting om te groeien in gebed, bijbelstudie en het vormgeven van geloven in gezinsverband. Tegelijk is de motivatie om hier aan te werken niet zo heel groot. Dat wijst op een tekort aan geloofsverdieping in onze gemeente. Op grond van bovenstaande bevindingen is onze doelstelling – Over vier jaar hopen we bereikt te hebben dat gasten zich welkom voelen in onze kerkdiensten en gemeenteleden het gevoel hebben dat het ‘hun’ dienst is doordat er ruimte is voor het evangelische lied, ze regelmatig betrokken worden bij de voorbereiding en uitvoering van een kerkdienst en ze in de dienst herkenning en bemoediging vinden om het christelijk geloof in het dagelijks leven handen en voeten te geven. Tevens hopen we dat gemeenteleden dan steun, toerusting en motivatie in de gemeente hebben gevonden om te werken aan hun persoonlijke geloofspraktijk van gebed, bijbellezen en geloven in gezinsverband. Speerpunten 1)
We willen de laagdrempeligheid en gastvrije uitstraling van onze kerkdiensten bevorderen door een welkomstcommissie in te stellen en jaarlijks een aantal ‘Welkom thuis’-diensten te houden.
2)
We willen ruimte bieden voor het evangelische lied door invoering van het Evangelische Liedboek of een eigen liederenbundel en het zorgdragen voor passende begeleiding.
3)
We willen een vast moment in de dienst creëeren waarin collectedoeleinden worden gepresenteerd, gemeenteactiviteiten/taken onder de aandacht worden gebracht en evt. ruimte is voor een meer persoonlijk getuigenis/verzoek om voorbede.
4)
We willen de herkenbaarheid en bemoedigende karakter van de diensten stimuleren door regelmatig een dienst met gemeenteleden voor te bereiden en in iedere wijk een aantal keren per jaar koffie met elkaar te drinken en na te praten over de dienst. 4
5)
We willen op de Beta-avonden en verdiepingsdiensten speciale aandacht besteden aan thema´s uit de persoonlijke geloofspraktijk van bidden, bijbellezen en geloven in gezinsverband.
Dienst aan elkaar Wanneer het om haar drievoudige roeping gaat, zijn we als gemeente – blijkens de enqueteuitslag - het meest tevreden over de dienst aan elkaar. We ervaren in het kleine verband van kringen en commissies een duidelijke verbondenheid met God en met elkaar. Het kringwerk wordt door de deelnemers als opbouwend ervaren. Wel blijft het moeilijk hier een bredere groep gemeenteleden voor te interesseren. We zijn in het bijzonder blij met de groei van het jeugdwerk. De wervende en op persoonlijke (geloofs)groei gerichte opzet van het Rocksolid/Solidfriends materiaal en de enthousiaste inzet van het team zorgen er voor dat ook jongeren aan de rand van de gemeente worden bereikt. We hebben taken die passen bij onze eigen gaven/talenten en vervullen die taken doorgaans met vreugde. Tegelijkertijd hangt er rond veel gemeente- en kerkenraadswerk een zekere sfeer van ´zwaarte´ doordat we in het gemeentewerk nogal eens tegen kritiek aanlopen. We ervaren bij het vervullen van onze taken soms een gemis aan steun, voornamelijk omdat veel werk telkens op dezelfde mensen neerkomt. Er is een actieve, betrokken kern die intensief met elkaar optrekt en veel van het gemeentewerk draagt. Daaromheen is er ook een passieve groep gemeenteleden die niet meedoet. Ook blijkt dat het verkennen en ontwikkelen van de eigen gaven in klein verband weinig aandacht krijgt. We zijn dan ook van mening dat we ´gavengerichter´ zouden moeten werken: minder denken vanuit vacatures en meer vanuit de gaven die aanwezig zijn of ontwikkeld kunnen worden. Wanneer mensen taken vervullen die bij hun gaven passen, doen ze dat doorgaans met plezier. De vreugde moet weer terugkomen in het gemeentewerk en de ´zwaarte´ moet er juist vanaf. Een positieve houding naar elkaar en gerichte aandacht voor het thema ´gaven´ kan hieraan bijdragen. Ook moeten we misschien duidelijke keuzes maken in de hoeveelheid activiteiten die we als gemeente aanbieden: kwaliteit in plaats van kwantiteit. Op grond van bovenstaande bevindingen is onze doelstelling – Over vier jaar hopen we bereikt te hebben dat meer gemeenteleden positief gemotiveerd zijn om mee te draaien in een kring en/of binnen de gemeente een bij hun gaven passende taak op zich te nemen. Binnen het kleine verband van kringen, groepen en commissies bemoedigen gemeenteleden elkaar om ieders gaven te ontdekken en in te zetten voor de roeping van onze gemeente. Gemeenteleden 5
voelen zich in het gemeentewerk gesteund door de kerkenraad en andersom. Vanuit een positieve houding naar elkaar toe willen we het gemeentewerk samen ter hand nemen. Speerpunten 6)
We willen een ruimere p.r. voor het gemeentewerk bereiken door het instellen van een p.r.-werkgroep die gemeenteleden via moderne media op de hoogte brengt van activiteiten/taken in de gemeente.
7)
We willen jaarlijks een kaderavond beleggen met de kerkenraad en alle leidinggevenden om de vreugden en zorgen binnen het gemeentewerk te delen en ieder in zijn of haar taak te bemoedigen.
8)
We
willen
laagdrempelige
groeigroepen
of
volwassenencatechese
opstarten
voor
belangstellenden die meer betrokken willen zijn bij de kerk of gemeenteleden die niet deelnemen aan het kringwerk. 9)
We willen binnen het programma van de Beta-avonden een gavencursus aanbieden zodat gemeenteleden bewust worden van hun eigen gaven en hoe zij die kunnen inzetten voor de roeping van de gemeente.
Dienst aan de wereld Blijkens de enquete-uitslag zijn we het minst tevreden over onze dienst aan de wereld in diaconaat en zending/evangelisatie. De uitslag van de enquêtevragen laat zien dat we onze gemeente als naar binnen gericht ervaren. Zorg voor de samenleving en de wil om het evangelie bekend te maken aan buitenstaanders scoren laag. We voelen ons ook weinig toegerust om in deze samenleving als christen te leven, te getuigen en om te zien naar mensen in nood. De diaconie en de zendingsen evangelisatiecommissie lopen het gevaar het diaconale en missionaire werk ‘namens de gemeente’ te verrichten in plaats van ‘samen met de gemeente’. Doordat we ons teveel richten op zaken binnen de gemeente overheerst het gevoel dat we ´er nog niet aan toe zijn´ om ons naar buiten te richten. N.a.l.v. de India-reis door onze jongeren wordt opgemerkt dat het wel eens andersom zou kunnen werken: door de roeping naar buiten serieuzer te nemen, verandert er ook aan de binnenkant van het gemeente-zijn iets. Op grond van bovenstaande bevindingen is onze
doelstelling – Over vier jaar hopen we
bereikt te hebben dat onze gemeente zich van binnenuit gemotiveerd en toegerust voelt om het evangelie met woorden en daden uit te dragen in deze samenleving. In de prediking, pastoraat en kringwerk moet de vraag naar wat het betekent om als christen in deze samenleving te leven regelmatig aan de orde komen. De diakonie en de zendings- en evangelisatiecommissie helpen de gemeenteleden - door toerusting en het aandragen van aansprekende projecten – om zelf
6
diaconaal en missionair te worden. In de gemeente is een ‘opvang- en groeitraject’ voor mensen die belangstelling tonen voor het christelijk geloof. Speerpunten 10) We willen laagdrempelige activiteiten als koffieochtenden, ontmoetingsmiddagen of gespreksavonden organiseren waardoor voor belangstellenden de stap naar het overige kringwerk en de kerkdiensten kleiner wordt. 11) We willen de komende jaren binnen het programma van de Beta-avonden aandacht besteden aan diaconaat en evangelisatie om de diaconale en missionaire bezinning in de gemeente te stimuleren. De zendingscommissie gebruikt hiervoor de zendingszondag. 12) We willen kijken waar onze gemeente in onze directe omgeving op een voor ons dorp aansprekende manier aanwezig kunnen zijn of een helpende hand kunnen uitsteken zodat de drempel richting kerk en geloof lager wordt. 13) We willen binnen de kringen en catechese bewuster aandacht besteden aan de diaconale en missionaire roeping van onze gemeente door hier bijvoorbeeld eens een bijbelstudie over te houden en te bidden voor de missionaire en diaconale projecten die onze gemeente heeft/steunt. 14) We willen uit de huidige projectenportefeuille van de diaconie en de zendingscommissie een aantal projecten uitkiezen die uitgebreider onder de aandacht van de gemeente gebracht zullen worden in de kerkdienst en op gemeenteavonden. 15) Bij het selecteren van nieuwe diaconale en zendingsprojecten willen we vooral kijken of de gemeente op een aansprekende manier bij dit project betrokken kan zijn. Projecten waar onder de gemeenteleden al affiniteit mee is, krijgen voorrang. 16) We willen als diaconie en consistorie nauwer samenwerken om bij lokale diaconale nood slagvaardig op te kunnen treden. Er wordt gewerkt aan pastoraal-diaconale wijkteams die gezamenlijk overleg plegen en waar nodig samen op huisbezoek gaan. Geestelijke groei Tijdens onze beleidsavonden is ook herhaaldelijk opgemerkt dat de zwakke punten waar we in ons gemeente-zijn tegenaan lopen uiteindelijk vooral ook om een stuk geloofsverdieping vragen. Als diepere problemen in onze gemeente werden daarbij passiviteit genoemd (willen we eigenlijk
wel
meer
betrokken
worden
bij
de
kerkdiensten
en
het
doordeweekse
gemeentewerk?); naar binnengerichtheid (beseffen we wellicht te weinig dat we als gemeente van Jezus Christus een taak in deze wereld hebben?); negativiteit (irritaties binnen het gemeenteleven leiden tot verminderde kerkgang of een negatief-kritische houding) en als laatste werd ook oppervlakkigheid in het geloof genoemd (is er wel werkelijk sprake van een 7
levende relatie met de Drie-enige God?). Bij elkaar roept dit de vraag op of wij door onze individualistische tijd misschien niet teveel het besef zijn kwijtgeraakt dat we geroepen zijn tot dienst aan God, dienst aan elkaar, dienst aan de wereld. In ons geloof en in de gemeente draait het niet om onszelf maar om de eer van God en het heil van onze naaste! Nu laat geloofsverdieping zich niet organiseren. Dat maakt op een ingrijpende manier duidelijk hoe belangrijk het gebed voor de gemeente, de profetische verkondiging van Gods woord, de pastorale zorg en vorming en toerusting zijn. In hoeverre zijn we er als gemeente werkelijk op gericht dat mensen tot een levende relatie met de Here Jezus komen, daarin groeien en zo ook dienstbaar worden voor Gods Koninkrijk? Zonder dit proces van geestelijke groei hebben beleidsvoornemens weinig zin. Alle gemeentebeleid zou juist gericht moeten zijn op dit proces van geestelijke groei. Rick Warren geeft in zijn boek ‘Doelgerichte gemeente’ daarom het belang van een doorlopend leertraject in de gemeente aan. Binnen zo’n doorlopend leertraject leren we de betekenis van het christelijk geloof niet alleen steeds beter begrijpen, maar vooral ook toepassen in ons leven en tenslotte ook met woorden en daden uitdragen naar onze omgeving. Op grond van bovenstaande bevindingen is onze doelstelling – Over vier jaar hopen we door het gebed, de verkondiging, het pastoraat en vorming en toerusting bereikt te hebben dat groei naar geestelijke volwassenheid als een centrale waarde vanzelfsprekend bij de inrichting van heel het gemeenteleven betrokken wordt. Daarnaast hopen we dat er een doorlopend leertraject in de gemeente klaarligt waarin mensen kunnen groeien naar geestelijke volwassenheid. Speerpunten 17) Het consistorie wil de gemeente helpen bij het groeien naar geestelijke volwassenheid. Ze oefent zich daarom in pastoraat dat tot de kernvragen van geloof en leven komt en legt deze
vragen
bij
de
predikant
neer
voor
bespreking
op
de
Beta-avonden
en
verdiepingsdiensten. Waar nodig (bijv. bij ethische kwesties) bereidt het consistorie een standpuntbepaling van de kerkenraad voor. 18) Als vervolg op de laagdrempelige activiteiten als koffieochtenden, ontmoetingsmiddagen en gespreksavonden zorgen predikant en consistorie voor voldoende aanbod van volwassenencatechese als een verdere stap richting de actieve participatie van gemeenteleden in commissies, kringen, Beta-avonden en kerkdiensten.
8
Bijlage 1 Beleidsplan 2009 – 2013 College van Kerkrentmeesters
TAKEN VAN HET COLLEGE VAN KERKRENTMEESTERS 1.
Volgens de Ordonnantie is de belangrijkste taak voor het college van kerkrentmeesters: het in overleg met en in verantwoording aan de kerkenraad scheppen en onderhouden van de materiële en financiële voorwaarden voor het leven en werken van de gemeente, en voorts: • • • • • • • •
het beheren van de goederen van de gemeente; het verzorgen van het, in het beleidsplan en de begroting geformuleerde, personeelsbeleid; het zorgdragen voor de arbeidsrechtelijke aangelegenheden van hen die krachtens arbeidsovereenkomst bij de gemeente werkzaam zijn op niet-diaconaal terrein; het fungeren als opdrachtgever van kosters en beheerders van gebouwen en ander beherend en administratief personeel dat op arbeidsovereenkomst in dienst van de gemeente werkzaam is; het bijhouden van de registers van de gemeente; het beheren van de archieven van de gemeente; het beheren van de verzekeringspolissen; het jaarlijks vaststellen van de lijst van stemgerechtigde lidmaten.
2.
De in ordinantie 11, art. 2 verwoordde taak is in de plaatselijke regeling nader uitgewerkt.
3.
Het beleid van het college van kerkrentmeesters dient er op gericht te zijn te voorzien in mogelijkheden voor de instandhouding van de eredienst in de Hervormde Gemeente te Woubrugge.
BEZITTINGEN Kerkgebouw Orgel Pastorie 'Immanuël'
Bouwjaar 1653 - In goede staat van onderhoud, 300 zitplaatsen. Staat onder toezicht van 'Monumentenzorg'. Jaarlijkse controle door 'Monumentenwacht'. Bouwjaar 1795 - Behoeft onderhoud. 2 klavieren. Bouwjaar 1993 - In goede staat van onderhoud Verenigingsgebouw - Bouwjaar 1980 - In prima staat van onderhoud. Grote zaal voor ± 100 personen. Verschillende vergaderruimten. Ruimte voor jeugdactiviteiten.
ORGANISATIE • Het college van kerkrentmeesters bestaat uit 5 leden. • Het college van kerkrentmeesters wijst uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester aan. • Het college van kerkrentmeesters wijst een administrateur aan. • De administrateur woont de vergaderingen van het college bij en heeft daar een adviserende stem. Op hem is het bepaalde in Ord. 4-2 betreffende de geheimhouding van toepassing. • De penningmeester is bevoegd betalingen te doen namens de kerkrentmeesters, met in achtneming van het door de kerkenraad vastgestelde beleidsplan en de begroting, tot een maximaal bedrag van vijfduizend euro per betaling. • De penningmeester kan, na goedkeuring van het college van kerkrentmeesters, de administrateur machtigen betalingen te doen tot een maximum bedrag zoals hierboven aangegeven. Voor betalingen boven dit bedrag is een schriftelijke machtiging van de voorzitter en de secretaris nodig. • Met het oog op de taak van de ouderling-kerkrentmeesters zullen deze worden vrijgesteld van het toerusten van de gemeente tot het vervullen van haar pastorale en missionaire roeping en van de herderlijke zorg.
9
FINANCIËLE VERANTWOORDING De financiële verantwoordelijkheid voor het college van kerkrentmeesters kent de volgende prioriteiten: 1. Salarissen voor de predikant, de voorgangers, de organisten, de interieurverzorgster en de kosten voor het kerkelijk bureau. 2. De instandhouding van het kerkgebouw, het gebouw Immanuël en de pastorie. Tevens zullen reserves worden opgebouwd voor restauraties en groot onderhoud, alsmede een post voor onvoorziene uitgaven 3. Daarnaast zijn er een aantal geledingen die onder de financiële verantwoordelijkheid van het college van kerkrentmeester vallen: a.
Jeugdraad; Bibliotheek ‘Lettervreugd’; Kindernevendienst; Oppasdienst; Zondagavondclub; Jeugdclubs; Commissie voor missionair werk; Overige niet-diaconale doelen.
b.
Commissie van Bijstand (5 personen); Het verjaardagsfonds; Kerkblad en bezorgers; Kerkradio (in goede samenwerking met de Diaconie); Vrijwillige kosters.
VERSLAGLEGGING Het college van kerkrentmeesters doet jaarlijks verslag van de inkomsten en uitgaven. Tevens stelt zij een begroting op voor het komende jaar alsmede 4 jaar daaropvolgend. De jaarrekening en begroting worden door de kerkenraad vastgesteld. AANDACHTPUNTEN EN DOELSTELLINGEN 2010 - 2015 Speerpunten voor het beleid zijn in deze periode: • • • •
Afwikkeling nieuwbouw pastorie Aanpakken verzakking zuidwestelijke gevel (Kerkgebouw) Renovatie orgel (Kerkgebouw) “Bij de tijd” houden van gebouw Immanuël
Naast de reeds beschreven taken en verantwoordelijkheden ziet het college van kerkrentmeesters het als een belangrijke taak om de veiligheid en toegankelijkheid van de diverse gebouwen zo optimaal mogelijk te maken. Voorts stelt het college zich tot taak om de gemeenteleden te activeren tot het leveren van een structureel hogere vrijwillige bijdrage, teneinde de ook in de toekomst stijgende lasten het hoofd te kunnen bieden en als Hervormde gemeente de zelfstandigheid te kunnen bewaren.
10
Bijlage 2 Beleidsplan Diaconie 2009-2013 1
Inleiding
1.1
Wat is diaconaat?
Diaconaat is het uitoefenen van dienstbetoon in barmhartigheid en gerechtigheid en richt zich op de ander, de medemens, schepsel van God. Diaconaat richt zich op hen, die geen helper hebben, wil stem geven aan hen die geen stem hebben, de hand reiken aan hen die geen kracht hebben om op te staan, zorg dragen voor de verheffing van hen die geestelijk of materieel in armoede zijn vervallen. Dat betekend concreet: zij die in nood verkeren, verdrukt worden, in onrechtvaardige situaties leven, door een ramp getroffen zijn, in de knel zitten of door welke oorzaak dan ook aan de rand van de samenleving zijn terechtgekomen. In de bijbel kunnen we heel veel over het diaconaat, de dienst aan de ander te weten komen. In het Oude Testament lezen we hoe de Here God aan Zijn volk de opdracht geeft op te komen voor de naaste in nood. Niemand wordt overgeslagen (Deut.15), De armen, weduwen en wezen, de vreemdelingen en bijwoners krijgen een aparte behandeling. De kwetsbare groepen worden extra in de gaten gehouden (Ex.22:21 e.v.) Het is uiteindelijk de Here zelf die het recht der armen en der verdrukten gelden doet, lezen we in Psalm 146. Ook de koningen (overheid) van Israël worden opgeroepen om de armen in bescherming te nemen. (Ps.72.) In het Nieuwe Testament is het de grote diaken Jezus Christus zelf, die voorgaat in de dienst. Hij kwam om te dienen én Zijn leven te geven tot een losprijs voor velen (Mer.10:45) Hij zocht de verachte, minderwaardige op. Hij riep op om de minste te zijn (Luc.22:25 e.v.) en anderen te dienen. Heel concreet gaat het dan om naakten te kleden, hongerigen te voeden, vreemdelingen te herbergen, zieken en gevangenen te bezoeken en dorstigen drinken te geven (Mat.25:34-36) Barmhartigheid en gerechtigheid zijn dé kernwoorden van het diaconaat. 1.2
De diakenen/diaconie
De diakenen in de gemeente zijn geroepen om het dienstbetoon in de gemeente te stimuleren. De diakenen zijn ambtsdrager en hebben dan ook speciale taken. Een belangrijke plaats en taak is er binnen de eredienst. Hier zamelen zij de gaven in voor de medemens in nood. Hier zijn zij betrokken bij de voorbereiding voor de viering van het heilig avondmaal. Zij zijn medeverantwoordelijk voor de dienst der gebeden en letten erop dat in het uitspreken van de 'voorbeden' niemand wordt overgeslagen. Dat er aandacht is voor persoonlijke noden, maatschappelijke noden en het diaconaat wereldwijd. Met betrekking tot individuele als bredere financiële ondersteuning zijn de diakenen geroepen om met zorgvuldigheid te handelen en zij dienen goed te onderscheiden wie wel en wie niet ondersteuning nodig heeft. Als diaconie is men geroepen zorg te dragen voor een goed beheer van de (diaconale) goederen, het diaconale beleid, het besteden van de diaconale gelden, en de voorlichting naar de gemeente over diaconale collecten, diaconale acties, diaconale toerusting van gemeenteleden e.d. Vanuit de ambtsopdracht (Hand 6 en Tim.3) hebben de diakenen een open oog en oor voor de individuele noden in de samenleving. Juist in deze tijd, waarin de overheid zich meer en meer terugtrekt als subsidiegever van allerlei zorgvoorzieningen is een waakzaam diaconaat geboden. De diaconie is geroepen de overheid te wijzen op haar taak voor mensen in verschillende knelsituaties 'de gerechtigheid betrachten'. Met andere woorden, op te komen en zorg te dragen voor de zg. 'minima' en andere knelgroepen. Hierbij denken we aan uitkeringsgerechtigden (bijstandsvrouwen, WAO-ers, ouderen, baanlozen e.a.), gehandicapten, jongeren in meervoudige probleem situaties, asielzoekers, mensen in psychische- en sociale noodsituaties, personen die langdurige thuiszorg (verpleging) behoeven, enz, enz. 11
De diaconie kan een brugfunctie vervullen naar verschillende instellingen. Door daadwerkelijke belangstelling kan er belangeloos materiële en immateriële (pastorale) hulp zijn. 1.3
Organisatie
De diaconie is plaatselijk een zelfstandig college met onder andere de rechtspersoonlijkheid (bevoegdheid) om rechtshandelingen te verrichten (kopen, verkopen, verpachten en andere beheersdaden) en heeft een eigen verantwoordelijkheid met betrekking tot de besteding van het diaconale geld, echter binnen het met de kerkenraad afgesproken kader zoals aangegeven in het beleidsplan en de jaarlijkse begroting. De diakenen maken deel uit van de kerkenraad. Verdere zaken met betrekking tot de samenstelling, verplichtingen en bevoegdheden van het college van diakenen is vastgelegd in de Plaatselijke regeling. 2. Inventarisatie en bezinning 2.1
Diaconale Financiële Activiteiten. (Geld en Goederen)
Naast de inzameling van gaven tijdens collecten in de diensten heeft de diaconie ook opbrengsten uit belegde gelden en onroerende goederen. In het verre verleden, toen er geen sociale voorzieningen waren zoals nu, was er een grote zorg voor de armen nodig en zeker ook in onze gemeente. Hierin had de diaconie een duidelijke taak namelijk om deze mensen te helpen en ondersteunen. Deze zorg en de daaraan verbonden kosten waren soms aanleiding voor mensen om, na hun overlijden, stukken grond te schenken aan de diaconie met als doel dat met de opbrengst uit de verhuur (erfpacht) van deze grond de armen konden worden geholpen. De diaconie heeft nog steeds enkele van deze stukken grond waardoor zij jaarlijks een bedrag aan erfpacht ontvangen. Deze erfpacht wordt om de vijf opnieuw getaxeerd en vastgesteld. Gezien de toenemende onzekerheden en stijgingen rond grondprijzen en rente percentages hebben de personen die het recht op erfpacht hebben, problemen met de financiële risico’s hiervan. Bij verkoop van hun huis, en de daarmee gepaard gaande overgang van het erfpachtrecht, zijn grote problemen. Dit gaat zover dat ook kredietverstrekkers (banken) hun medewerking ontzeggen. Dit kan leiden tot het onverkoopbaar / onoverdraagbaar worden van goederen en erfpacht. Dit alles overwegende heeft het college van diakenen besloten de rechthebbende op erfpacht in de gelegenheid stellen de door hun gepachte percelen grond te kopen. De verkoop zal plaatsvinden tegen taxatiewaarde zoals vastgesteld door een daartoe bevoegde en erkende makelaar/taxateur. De opbrengst zal worden vast gezet op spaarrekeningen en de opbrengst (rente) zal, evenals in het verleden de erfpachtcanon, gebruikt worden voor diaconale doelen. (zie ook 3.2.2.)
2.2
Collecten:
De diaconale inzamelingen tijdens de kerkdiensten zullen worden gehouden voor diaconale bestemmingen / doelen. Er zullen geen collecten gehouden worden zonder vooraf bepaalde, diaconale, bestemming. De bestemmingen zullen aan de gemeente worden bekend gemaakt * via een motivatie in Het Kerkblad * en door afkondiging tijdens of voorafgaande van de dienst. Het aantal collecten is: 12
* Alle collecten volgens het z.g. Landelijk Collecterooster van de PKN (Protestantse Kerk in Nederland) * Collecten tijdens de bediening aan de Tafel des Heren. (HA) * Collecten tijdens de bid- en dankdiensten voor gewas en arbeid. * Circa 10 collecten per jaar, in overleg, verdeeld in het jaar over de overige, niet hierboven genoemde diensten. Beleid: Om de gemeente in staat te stellen mee te werken aan de toenemende vraag om diaconale hulp, zowel plaatselijk, provinciaal, landelijk als in de wereld, zou het aantal inzamelingen uitgebreid moeten worden. De afspraak is dat dit niet ten koste mag gaan van de kerkvoogdijcollecten en het daarmede samenhangende risico voor de instandhouding van onze gemeente. Een jaarlijks overleg tussen kerkvoogdij en diakenen moet bovenstaande afwegen en meenemen in het door de kerkenraad vast te stellen collecterooster. De diaconie zal daarnaast zoveel als mogelijk de gemeenteleden informatie verstrekken over projecten die diaconale steun nodig hebben en daarbij aangeven een mogelijkheid om deze te steunen. (giften aan projecten en noodhulp d.m.v. acceptgiro’s) 2.3
Bezit aan vermogen:
De diaconie bezit vermogen wat is verkregen uit verkoop van percelen grond die in het verleden als erfpacht werden uitgegeven. Deze percelen zijn in het verre verleden geschonken om van de opbrengst (erfpacht canon) diaconale hulp te verlenen. Een aantal van deze percelen zijn, om uiteenlopende redenen, verkocht en de opbrengst hiervan is belegt op spaarrekeningen. De rente van het vermogen van de diaconie, wat geheel afkomstig is uit verkochte erfpacht, heeft in oorsprong de bedoeling om met de opbrengst (pacht of rente) diaconaal werk te doen. Dit vermogen moet dus beheerd worden en rendement opleveren en de rendementen moeten ten goede komen van diaconale bestemmingen. Beleggen. Aan diaconaal geld wat belegd wordt mag de eis gesteld worden dat niet alleen de inkomsten daaruit aan diaconaal werk worden besteed, maar ook dat deze beleggingen zélf bijdragen aan de dienst der barmhartigheid en gerechtigheid. Onderstaand beleid wordt uitgevoerd t.a.v. de gelden: - Wij stellen voorwaarden bij het beleggen van onze gelden t.a.v. aanwending. Deze voorwaarden zijn: * Beleggen in zg. “Groene” certificaten. (3e wereld doelen zoals OikoCredit) * De banken waarbij we beleggen moeten garantie gegeven dat de gelden niet gebruikt worden voor: - zaken die tegen de mensheid zijn, - zaken die tegen Gods schepping zijn. (Milieu) - zaken die verband houden met wapens, oorlog en geweld. De betreffende bank moet via verslag aangeven wat er met het geld gedaan wordt. - Hoofddoel in deze is niet alleen een maximum opbrengst maar ook zekerheid over de doelen! - We zullen, zo mogelijk, de risico’s spreiden door bij verschillende banken te beleggen. 2.4.
Verdeling van de opbrengsten uit goederen en vermogen.
13
De opbrengsten uit goederen en vermogen zullen worden bestemd en verdeeld volgens onderstaande prioriteit. 1. 2. 3. 4. 5.
De kosten voor administratie en beheer. De (verplichte) bijdragen aan hogere organen. (Quota) De diaconale hulp binnen de eigen gemeente. Dit betreft armen, zieken en bejaarden- zorg, de kerkomroep en het werk voor en onder jongeren. Diaconale hulp landelijk. Diaconale hulp wereldwijd
De inzamelingen tijdens kerkdiensten zullen doelgericht zijn. De diaconie zal zorg dragen dat de gegeven gelden worden afgedragen aan de doelstelling die is bekend gemaakt. De inzamelingen die gehouden worden volgens het z.g. landelijk collecte rooster van het LDC (Kerkinactie) en van diaconale aard zijn, zullen worden opgenomen in het collecte rooster van onze Gemeente. De opbrengsten van collecten, uit het landelijk collecterooster, die bestemd zijn voor Kerkinactie, zullen worden verdubbeld. Er zal een jaarlijks bedrag worden gereserveerd om te kunnen worden ingezet voor bijzondere projecten en noodhulp. De instellingen die deze noodhulp krijgen worden door het college van diakenen gekozen. Van verleende, niet persoonlijke, hulp wordt in Het Kerkblad melding gedaan. Eventueel overblijvende gelden, na het afsluiten van de jaarrekening, zullen worden overgemaakt naar Kerkinactie om te worden gebruikt voor landelijk- en wereldwijd diaconaal werk. De instellingen waaraan bedragen worden toegekend zullen moeten voldoen aan de gestelde criteria zoals vermeld op de bijlage (Blz.6 t/m 8)
14
Handelwijze t.a.v. verzoeken om een financiële bijdrage. Bij de beoordeling van verzoeken om een financiële bijdrage die rechtstreeks worden ingediend door instellingen bij de diaconie worden beoordeeld aan de hand van de volgende vragen: 1.
Gaat het om diaconaal werk?
2.
In hoeverre is naast financiële bijdrage ook andere ondersteuning mogelijk?
3.
Werkt de instelling plaatselijk, regionaal, provinciaal, landelijk of buiten de landsgrenzen?
4.
Worden andere instellingen met vergelijkbare activiteiten en doelstellingen ook ondersteund?
5.
Heeft de instelling ook al een aanvraag ingediend bij een andere geleding binnen het diaconaat?
6.
Heeft de instelling al vaker een bijdrage ontvangen?
7.
Heeft de instelling werkelijk geld nodig?
Ad.1 Gaat het om diaconaal werk? Onder diaconaal werk wordt verstaan: het helpen lenigen van de nood van zwakkeren, armen en verdrukten in de kerk en in de samenleving en het opkomen voor de rechten van slachtoffers van geweld, ziekten, rampen, ongevallen en tegenspoed. Organisaties die zich niet primair bezighouden met diaconale taken, maar bijvoorbeeld met beheer van gebouwen en monumenten, pastoraat, gemeenteopbouw, evangelisatie of zending, komen in beginsel niet in aanmerking voor ondersteuning door de diaconie, tenzij een gerichte gift voor een diaconaal project van een dergelijke instelling mogelijk is. Bij het beoordelen van aanvragen gaat de voorkeur uit naar kerkelijke en christelijke instellingen, bij verzoeken van andere organisaties die actief zijn op diaconaal terrein speelt de vraag, in hoeverre vergelijkbaar werk ook al verricht wordt via diaconale organen van de PKN, in de afweging een belangrijke rol. Liefdadigheidsinstellingen met nevendoelstellingen van commerciële aard komen in beginsel niet voor ondersteuning door de diaconie in aanmerking. Indien de activiteiten van een instelling zonder meer diaconaal van karakter zijn, wordt overwogen om de ondersteuning voor langere termijn vast te leggen onder voorwaarde dat er jaarlijks een activiteiten- en een financieel overzicht wordt overlegd. Ad.2 In hoeverre is naast financiële bijdrage ook andere ondersteuning mogelijk? Deze vraag dient als selectiecriterium, indien zich verschillende aanvragen van vergelijkbaar karakter voordoen, waarbij op grond van de andere vragen geen duidelijke voorkeur valt uit te spreken voor één van de betrokken instellingen. In het algemeen dient de diaconie zich bij elke aanvraag te buigen over de mogelijkheden om de gemeente te betrekken bij het werk van een ondersteunende instelling. Ad.3 Werkt de instelling plaatselijk, regionaal, provinciaal, landelijk of buiten de landsgrenzen? De diaconie is in de eerste plaats verantwoordelijk voor het diaconaat in eigen plaats, regio en werelddiaconaat. 15
Bij aanvragen van diaconale instellingen uit de regio en de provincie en bij aanvragen van landelijk werkende diaconale instellingen wordt vooral gelet op de volgende aspecten: • Is het werk van belang voor mensen die niet in de vestigingsplaats van de instelling wonen? • Is er sprake van diaconaal “pioniers” werk? • Wordt een categorie mensen geholpen, die buiten het directe aandachtsterrein van de Woubrugse diaconie valt? Indien het antwoord op één van deze vragen “ja” luidt, kan dat voldoende reden zijn om tot ondersteuning over te gaan. In andere gevallen wordt de instelling verwezen naar het LDC. Bij vergelijkbare aanvragen gaat de voorkeur uit naar instellingen uit Woubrugge e.o. Daarna volgen respectievelijk aanvragen uit de provincie en aanvragen van landelijk werkende instellingen. Diaconale instellingen, die buiten de provincie Zuid-Holland zijn gevestigd en waarvan het werk regionaal van karakter is, dienen zich voor ondersteuning in beginsel te richten tot de diaconieën in hun regio. Voor het Werelddiaconaat wordt gebruik gemaakt van de kanalen van de LDC / KIA. Daarnaast kunnen enkele instellingen met werelddiaconale oogmerken in aanmerking komen voor een financiële bijdrage indien de instelling zich hoofdzakelijk richt op landen of groepen van mensen, die buiten het aandachtsterrein van het wereld-diaconaat van het LDC vallen. Ad.4 Worden andere instellingen met vergelijkbare activiteiten en doelstellingen ook ondersteund? Zowel in het belang van de betrokken instellingen, als ten behoeve van de inzichtelijkheid van het diaconaal bijdragen beleid, dient zoveel mogelijk concentratie van giften plaats te vinden: per werkveld wordt een voorkeur uitgesproken voor één bepaalde instelling. Aan vergelijkbare instellingen worden dan in beginsel geen bijdragen verstrekt. Ad.5 Heeft de instelling ook al een aanvraag ingediend bij een andere geleding binnen het diaconaat (provinciaal of landelijk)? Bij de boordeling van een aanvraag wordt rekening gehouden met mogelijke bijdragen van andere geledingen binnen het diaconaat. Ad.6 Heeft de instelling al vaker een bijdrage ontvangen? In de loop van de tijd kunnen relaties zijn ontstaan met instellingen die niet voldoen aan de hierboven geformuleerde voorwaarden. Indien voor een diaconale bijdrage geen rechtvaardiging bestaat, dient een einde te komen aan de ondersteuning van deze instelling(en). Het verbreken van de relatie kan echter, zeker in het geval van aanzienlijke bijdragen, de betrokken instelling in financiële problemen brengen. In dat geval dient de instelling op de hoogte te worden gebracht van het bijdragebeleid van de diaconie, waarna de jaarlijkse bijdrage in enkele jaren tot nul wordt teruggebracht. Ad.7 Heeft de instelling werkelijk geld nodig? Grotere diaconale instellingen trachten vaak de continuïteit van hun activiteiten te garanderen door reserves op te bouwen. Voordat een bijdrage wordt toegekend aan een dergelijke instelling, dient te worden nagegaan of de fondsvorming niet wat al te omvangrijk is. 1
Dit artikel met de bijbehorende enquête en de uitslagen van deze enquêtes zijn te vinden op onze website www.dorpskerkwoubrugge.nl onder het kopje ‘beleid’.
16