5 oktober 2005
vzw Associatie K.U.Leuven Schapenstraat 34, B-3000 Leuven
Een nieuw financieringssysteem voor universiteiten en hogescholen. Standpunt en voorstel van de Associatie K.U.Leuven 1. Situering In zijn beleidsnota kondigt minister Frank Vandenbroucke aan dat in 2007 een nieuw financieringssysteem voor universiteiten en hogescholen van start moet gaan. Aangezien het de bedoeling is dat het systeem dezelfde logica hanteert voor de financiering van het onderwijs van de hogescholen en de universiteiten, wil de Associatie K.U.Leuven een bijdrage leveren om tot een coherent financieringsmodel te komen. Ze heeft daarom ‘de voorbereiding van de nieuwe financiering 2007’ als één van de prioriteiten van de associatie opgenomen in haar beleidsplan voor 2004 en 2005. De Raad van bestuur van de associatie formuleerde basisprincipes voor een nieuw financieringsmodel (zie punt 2). Deze basisprincipes zijn aanvaard door de raden van bestuur van de associatieleden. De stuurgroep Financiering heeft in de voorbije twee jaar een inzicht in de financiering van de hogescholen en universiteiten verworven en een gegevensbestand opgebouwd dat als basis dient voor het uitvoeren van simulaties. Op grond van deze basisprincipes en van tal van analyses ontwikkelde een ad hoc comité een financieringsmodel (zie punt 3). Dit model gaat uit van de basisfinanciering 2006, zoals door de overheid medegedeeld in maart 2005, waarbij geen rekening gehouden werd met een eventuele financiële injectie. Verder gaat het model uit van twee extra financiële impulsen, van de compensatie van verminderd studiegeld voor beursstudenten via de studiefinanciering en van de gelijkstelling van de financiering van de studentenvoorzieningen van de hogescholen aan die van de universiteiten. De eerste financiële impuls betreft de financiële injectie, zoals opgenomen in het regeerakkoord en waarvan de beleidsnota vermeldt dat ze – voorafgaand aan het nieuwe financieringsmechanisme voor het geheel van het hoger onderwijs – aan de enveloppe toegevoegd wordt. De tweede financiële impuls betreft een extra stimulans voor de academisering van de tweecycliopleidingen van de hogescholen. Het voorgestelde financieringsmodel houdt rekening met aandachtspunten en prioriteiten die minister Frank Vandenbroucke in zijn beleidsnota en in toespraken en interviews naar voren schuift: de nieuwe structuur van het hoger onderwijs, de flexibilisering, de samenwerking tussen instellingen, de gerichtheid op resultaat en kwaliteit, het uitgangspunt om een vergelijkbare opdracht op een vergelijkbare manier te financieren. Het voorstel komt tevens tegemoet aan de noodzaak om maatregelen te treffen die een optimalisatie en rationalisatie van het onderwijsaanbod moeten realiseren. Daarnaast heeft het model aandacht voor aanbevelingen die door VLIR, VHLORA en VOKA geformuleerd zijn. Het nieuwe financieringsmodel moet de instellingen prioritair toelaten om hun basisopdrachten kwaliteitsvol uit te voeren. Wel is het van belang dat de instellingen hun inspanningen voor kansengroepen aantonen. Bijkomende opdrachten vergen echter bijkomende middelen. Voor de Associatie K.U.Leuven is de academiseringsopdracht een belangrijke prioriteit. In de voorbije twee jaar is de associatie begonnen met de creatie van een stimulerend kader voor de academisering. De betrokken hogescholen en de K.U.Leuven treffen structurele maatregelen die de samenwerking inzake onderzoek bevorderen (begeleidingscommissies voor academisering, oprichting valorisatiedienst voor wetenschappelijk onderzoek, stimuli voor gezamenlijke onderzoeksprojecten, statuut van geaffilieerd onderzoeker, e.a.). De samenwerking in de
associatie moet – onder de coördinatie van de universiteit – de versnippering van onderzoeksmiddelen tegengaan. De Associatie K.U.Leuven vraagt daarom dat de overheid de nodige financiële middelen voorziet om de academisering en de noodzakelijke accreditering mogelijk te maken. Het beschikbaar stellen van bijkomende middelen voor de academisering van de hogeschoolopleidingen van twee cycli mag niet gebeuren ten koste van een adequate financiering van het professioneel hoger onderwijs of van de universitaire opleidingen. De Associatie K.U.Leuven is er van overtuigd dat ze grote mogelijkheden heeft om in alle schakels van de innovatieketen een belangrijke maatschappelijke meerwaarde te realiseren. De associatiepartners ondersteunen elkaar om een onderzoeks- en ontwikkelingscontinuüm uit te bouwen dat gaat van fundamenteel tot en met toepassingsgericht onderzoek en ontwikkelingswerk, zowel op regionaal als internationaal vlak. Zowel universiteit en tweecycliopleidingen als het ééncyclusonderwijs kunnen hier in onderlinge complementariteit een uiterst waardevolle bijdrage leveren. De Associatie K.U.Leuven is bereid haar verantwoordelijkheden ten volle op te nemen. Eén van de belangrijke motieven voor de associatievorming is – in de geest van de Bolognaverklaring – het streven naar verbetering van de kwaliteit van onderwijs en onderzoek. Het nieuwe financieringssysteem moet deze ambitie mogelijk maken. 2. Basisprincipes voor een nieuw financieringsmodel De Associatie K.U.Leuven formuleert de volgende basisprincipes voor een nieuw financieringsmodel. 1.
De basisfinanciering moet de hoger onderwijsinstellingen in staat stellen hun decretale opdrachten (onderwijs, onderzoek en maatschappelijke dienstverlening) kwaliteitsvol uit te voeren. De basisfinanciering van het academisch onderwijs omvat onderwijs, onderzoek en maatschappelijke dienstverlening. De basisfinanciering van het hoger professioneel onderwijs omvat onderwijs, maatschappelijke dienstverlening en projectmatig wetenschappelijk onderzoek.
2.
Los van de ontwikkeling van het financieringsmodel is een inhaalbeweging nodig met betrekking tot de basisfinanciering van de hogescholen (cf. de in het regeerakkoord opgenomen financiële injectie). Daarnaast moet ook een inhaaloperatie plaatsvinden voor de extra kosten die vrije instellingen hebben ten opzichte van gemeenschapsinstellingen op het vlak van RSZ en groepsverzekering (bv. artikel 136).
3.
Het nieuwe financieringsmodel mag er niet toe leiden dat één van beide groepen universiteiten – hogescholen in het academisch en het hoger professioneel onderwijs moet inleveren ten koste van de andere groep.
4.
Het nieuwe financieringsmodel mag bij de start voor geen enkele instelling verlies inhouden t.a.v. de huidige situatie. Dit is enkel mogelijk als er meer middelen komen.
5.
Rekening houdend met de vorige principes dient een duidelijke, op eenvoudige en doorzichtige criteria gebaseerde, verdeling van de middelen tussen de professionele opleidingen, de academische opleidingen aan de hogescholen en de academische opleidingen aan de universiteiten te worden gerealiseerd.
6.
Extra budget is nodig voor de financiering van de academisering van de hogeschoolopleidingen van twee cycli.
7.
Het nieuwe financieringsmodel moet gekoppeld worden aan de optimalisatie van het onderwijsaanbod. Hierbij moet voldoende ruimte gelaten worden aan de associaties om de optimalisatie van hun onderwijsaanbod te realiseren.
8.
Het nieuwe financieringsmodel moet garanties bieden dat de studieduur binnen de perken blijft. Tevens moet het rekening houden met de flexibiliteit in het samenstellen van het curriculum en moet het verantwoordelijkheid bij de student leggen (systeem van leerrechten en verhoogd studiegeld voor niet-financierbare studenten).
blz. 2/5
9.
Wat de financiering van het onderwijs betreft, wordt prioriteit gegeven aan de financiering van de basisopleidingen. Voor de bachelor-na-bacheloropleidingen en master-na-masteropleidingen kunnen de instellingen vrij het studiegeld bepalen.
10. Het studiegeld moet onafhankelijk zijn van de sociale herkomst van de student (beursstudent, bijnabeursstudent, niet-beursstudent). Compensatie moet gebeuren via de studiefinanciering. 11. De financiering van het hoger kunstonderwijs vergt bijzondere aandacht. 12. De financiering van de studentenvoorzieningen van de hogescholen moet op het niveau van de financiering van de studentenvoorzieningen van de universiteiten gebracht worden. 3. Voorstel voor een nieuw financieringsmodel hoger onderwijs: beschrijving van het model 3.1. Uitgangspunten van het nieuw financieringsmodel Het nieuw financieringssysteem voorziet 3 geldstromen: een basisluik voor elke instelling, een onderwijsluik en een onderzoeksluik. Het model veronderstelt dat er 2 belangrijke nieuwe financiële injecties worden voorzien : -
een financiële injectie van 25 mio EUR per jaar, voor alle opleidingen van de hogescholen (reeds opgenomen in het regeerakkoord) ; een financiële injectie van 24 mio EUR per jaar, voor de academisering van de tweecycliopleidingen van de hogescholen voor de start van het nieuw financieringsmodel in 2007. Een groeipad wordt voorzien in functie van de uiteindelijke evolutie van de basisparameters van het model.
3.2. Basisluik voor elke instelling Deze geldstroom is bedoeld om de hogescholen en universiteiten als "organisatie" te laten functioneren. In een eerste fase (bij invoering van het nieuw financieringssysteem in 2007) is het wenselijk om de nominale bedragen per instelling decretaal vast te leggen. Op die manier kan vermeden worden dat onaanvaardbare discontinuïteiten zouden optreden t.o.v. het oud financieringssysteem. Het basisluik wordt in het model zodanig berekend dat bij aanvang geen enkele instelling verliest bij de overgang van 2006 (situatie voor de financiële injectie) naar 2007 en dat de instellingen die significant gegroeid zijn de afgelopen jaren, een zekere compensatie krijgen. Het is de bedoeling om gaandeweg het basisluik per instelling variabel te maken in functie van bepaalde factoren, bijvoorbeeld : in functie van het aantal financierbare studenten, desgewenst op basis van een voortschrijdend gemiddelde over een voldoende lange periode; in functie van optimalisatie-inspanningen die per associatie worden gerealiseerd (een optimalisatie-index moet nog gedefinieerd worden). Zo komt het model tegemoet aan de basisprincipes dat er bij de overgang naar een nieuw financieringssysteem geen verliezers mogen zijn en dat er een inhaalbeweging moet zijn voor sterke groeiers. 3.3. Onderwijsluik Deze geldstroom is bedoeld om de onderwijsactiviteiten van de instellingen te financieren. Deze geldstroom wordt voor 80% verdeeld op basis van de onderwijsbelastingseenheden (OBE) en voor 20 % op basis van de financierbare 1 studenten (FS) .
1
In het licht van de flexibilisering zullen de begrippen onderwijsbelastingseenheid en financierbare student vervangen moeten worden door begrippen ‘OBE-equivalent’ en ‘studentenequivalent’.
blz. 3/5
Bij aanvang van het model wordt een bedrag per financierbare student en een bedrag per onderwijsbelastingseenheid vastgelegd. Deze zijn gelijk voor alle onderwijstypes van het hoger onderwijs (dus professionele en academische opleidingen, zowel voor de hogescholen als voor de universiteiten). Het onderwijsluik is een variabele geldstroom die elk jaar wordt aangepast in functie van de index en van de studentenaantallen (OBE + FS). Hiermee komt het model tegemoet aan de basisprincipes om over de instellingen heen een gelijke financiering te voorzien voor gelijke onderwijsinspanning en om de financiering te laten variëren in functie van de studentenaantallen. 3.4. Onderzoeksluik Deze geldstroom is bedoeld om de onderzoeks- en academiseringsactiviteiten van de instellingen te financieren. Het onderzoeksluik wordt aangepast in functie van de opleidingstaak. 3.4.1. Professionele opleidingen Voor de professionele opleidingen wordt hier het projectmatig wetenschappelijk onderzoek bedoeld. Deze middelen worden verdeeld op basis van de studentenaantallen per instelling. 3.4.2. Academische opleidingen aan de hogescholen In de academische opleidingen aan de hogescholen worden via deze geldstroom de academisering en het daarmee gepaard gaande wetenschappelijk onderzoek gefinancierd. De decretaal reeds vastgelegde middelen worden verdeeld op basis van academiseringseenheden. De bijkomende middelen voor academisering worden verdeeld op basis van de financierbare studenten per instelling. Er kan aan gedacht worden om ook aan de hogescholen een gedeelte van de onderzoeksgelden te verdelen op basis van een performantie-index op associatieniveau vanaf 2012. 3.4.3. Academische opleidingen aan de universiteiten Aan de universiteiten dient deze geldstroom voor de financiering van het wetenschappelijk onderzoek (naast de onderzoeksmiddelen BOF, FWO, e.a.) en voor de financiering van de academiseringsinspanning vanuit de universiteiten naar de hogescholen in het kader van de associaties. Deze middelen worden verdeeld op basis van de financierbare studenten van de academische opleidingen die verstrekt worden binnen de associatie (= input-criterium) en het aandeel van de universiteit in de BOF-sleutel (= output-criterium). Dit laatste criterium wordt voorlopig alleen voorzien aan de universiteiten, waar de BOF-sleutel een indicatie geeft van de onderzoeksperformantie aan deze instellingen. 3.5. Studiefinanciering en studentenvoorzieningen Naast de drie geldstromen zoals voorzien in het nieuw financieringsmodel vraagt de Associatie K.U.Leuven aandacht voor de aanpassing van de studiefinanciering en de studentenvoorzieningen. Hierbij stelt de Associatie K.U.Leuven dat het studiegeld onafhankelijk moet zijn van de sociale herkomst van de student (beursstudent, bijna-beursstudent, niet-beursstudent). De compensatie moet gebeuren via de studiefinanciering. Verder stelt de Associatie K.U.Leuven dat de financiering van de studentenvoorzieningen van de hogescholen op het niveau van de financiering van de studentenvoorzieningen van de universiteiten moet gebracht worden.
blz. 4/5
4. Speciale aandachtspunten 4.1. Bestemming van het basisluik “organisatie” Van het globale budget voor het hoger onderwijs wordt een vastgelegd percentage vooraf genomen als basisluik voor de “organisatie”. Dit gedeelte wordt in eerste instantie aangewend om de overgang van het oude naar het nieuwe financieringssysteem te dempen.In de volgende jaren wordt dit gedeelte van de financiering gebruikt om het hoger onderwijs te optimaliseren, te rationaliseren en te herstructureren. In functie hiervan moet een optimalisatie-index gedefinieerd worden die verhoogt bij samenwerking over opleidingen, studiegebieden en instellingen heen. In functie hiervan installeert de associatie een commissie die voorgelegde rationalisatie- en herstructureringsdossiers analyseert en adviseert. 4.2. De kunstopleidingen De financiering van de kunstopleidingen dient structureel gewaarborgd in het nieuwe financieringsmodel. Indien geöpteerd wordt voor een open financieringssysteem, zoals hierboven voorgesteld in punt 3.3, dan pleit de Associatie K.U.Leuven ervoor dat de financiering van de kunstopleidingen in het globale verdeelmechanisme geregeld blijft via de specifieke OBE-regeling. In het ander geval pleit de Associatie K.U.Leuven ervoor uit het globale budget een gedeelte voor het hoger kunstonderwijs te isoleren. De Associatie K.U.Leuven pleit voor het optellen van de “quota” bij eventuele fusie van hogescholen met kunstopleidingen. 4.3. De OBE-schalen De bestaande OBE-schalen bij de universiteiten en de hogescholen blijven behouden, met dien verstande dat historische anomalieën ter zake moeten worden weggewerkt en waarbij tegelijk de verdeelsleutel van de academiseringsmiddelen ten behoeve van de tweecycliopleidingen dient te worden aangepast en herschikt. Na verdere analyse kunnen op termijn de OBE-schalen evolueren. 4.4. De academisering De academisering is een gedeelde verantwoordelijkheid van de hogescholen en de universiteiten. Bijkomende middelen voor de academisering van de hogeschoolopleidingen van twee cycli zijn nodig. De Associatie K.U.Leuven pleit er voor dat twee derden van deze middelen verdeeld worden onder de hogescholen en één derde onder de universiteiten voor het uitvoeren van de academiseringsopdracht. 4.5. Indexering De werkingsuitkeringen worden jaarlijks aangepast deels in functie van de geraamde index van de eenheidsloonkosten en deels in functie van de geraamde index van de consumptieprijzen op het einde van het betrokken begrotingsjaar. De Associatie K.U.Leuven pleit voor een regelmatige bijsturing van deze indexeringen indien de werkelijke kosten en prijzen sterker stijgen dan de geraamde.
blz. 5/5
Nieuw financieringssysteem Hogescholen
Professionele opleidingen
Universiteiten
Academische opleidingen
25 mio EUR inhaalbeweging
24 mio extra academiseringsmiddelen
basisluik
onderwijsluik
onderzoeksluik
basisluik
onderwijsluik
onderzoeksluik
forfait per instelling
80% OBE
PWO midd.
forfait per instelling
80% OBE
acad.m.
20% FS
Academische opleidingen
20% FS
AE + FS
basisluik
forfait per instelling
onderwijsluik
onderzoeksluik
80% OBE
50 % output (BOFsleutel)
20% FS
50 % input (FS Assoc.)