1
EEN NETOVERSTIJGENDE VISIE OP TRAJECTEN DIE LEIDEN TOT EEN GEMOTIVEERD VERSLAG OF VERSLAG INLEIDING De invoering van het M-decreet, de nieuwe inzichten in Handelingsgerichte diagnostiek en het toenemend belang van het ICF-CY kader, noopte de netoverstijgende CLB-werkgroep Buitengewoon onderwijs en Geïntegreerd onderwijs, om de visietekst: 'Een netoverstijgende visie op BuO-attestering en GON-advies (2011, aangepast in 2013) te herwerken. Was het doel van de visietekst in 2011 het komen tot een gelijkgerichte visie en eenduidig handelen binnen de CLB's, dan kunnen we anno 2015 vaststellen dat deze doelstelling al gedeeltelijk is gerealiseerd. De protocollen ontwikkeld door PRODIA zijn hierbij ondersteunend in het blijvend realiseren van een gelijkgerichte kwaliteitsvolle en wetenschappelijk verantwoorde diagnostiek binnen CLB en Onderwijs in gans Vlaanderen. Het M-decreet legt de eindverantwoordelijkheid van de diagnostiek binnen onderwijs bij de CLB’s. Aangezien het decreet slechts regelt 'wat' moet gebeuren, komt het de CLB-sector toe om invulling te geven aan de wijze waarop ze het 'wat' vertalen naar het 'hoe’. Deze visietekst wil naast de schrijfwijzers bij (gemotiveerd) verslag, een stuk duiding geven bij het diagnostisch handelen van de CLB's.
ROL VAN HET CLB BINNEN M-DECREET 1. CLB-OPDRACHT BINNEN M-DECREET GAAT HAND IN HAND MET DE EXPLICIETE KEUZE VOOR EEN HANDELINGSGERICHTE DIAGNOSTIEK Het CLB krijgt via het M-decreet een aantal belangrijke opdrachten. Opdrachten die zowel te situeren zijn binnen het schoolondersteunend aanbod als binnen het leerlinggebonden aanbod en een opdracht die we kunnen benoemen als eindverantwoordelijke voor de verslaggeving. De opdrachten die te maken hebben met het genereren van bijkomende ondersteuning via geïntegreerd onderwijs (via gemotiveerd verslag en verslag) en met het verantwoorden van een overstap naar buitengewoon onderwijs (via verslag) komen via het M-decreet prominent op de voorgrond en vormen op het terrein een uitdaging voor de afstemming school-CLB-ouders en leerlingen. De bijkomende toelatingsvoorwaarden geven immers duidelijk aan dat een deel van de verantwoording voor het gemotiveerd verslag of verslag van de scholen moet komen. Meningsverschillen zijn niet uit te sluiten en gezien het CLB eindverantwoordelijkheid draagt voor de verslaggeving, moeten de nodige kritische vragen kunnen gesteld worden.
Netoverstijgende visietekst trajecten gemotiveerd verslag – verslag
versie 1.0.
2 Het M-decreet vraagt een groeipad dat scholen en CLB’s best samen gaan. Meer inclusief onderwijs realiseren gaat niet van vandaag op morgen, maar het is wel aangewezen om er vandaag in ieder geval mee te starten en samen met alle betrokkenen na te denken over mogelijkheden om voor meer leerlingen kansen te bieden met de middelen zoals die momenteel voorhanden zijn. Dit zal de nodige creativiteit vragen. Groeien naar meer inclusief onderwijs vraagt een goede samenwerking die gebaseerd is op wederzijds respect en vertrouwen in de deskundigheid van alle partners. Tot deze partners behoren uiteraard ook de leerling zelf en zijn ouders. Laat duidelijk zijn dat het CLB niet alleen een partner van de school is, maar ook een partner van leerling en ouders. Leerlinggebonden en schoolondersteunende opdracht van het CLB Binnen het M-decreet is voorzien dat het CLB de scholen ondersteunt bij het ‘doen van redelijke aanpassingen’. De aanpassingen zelf worden gedaan door het schoolteam maar deze passage uit het decreet geeft wel aan dat het CLB samen met de school (en waar nodig en wenselijk ook met de pedagogische begeleidingsdienst) kan en moet nadenken over het doorvoeren van redelijke maatregelen voor leerlingen. Deze ondersteuning kan zowel vanuit het leerlinggebonden aanbod gebeuren als vanuit het schoolondersteunend aanbod van het CLB. Wanneer deze ondersteuning er komt naar aanleiding van een concrete casus en er vooral gefocust wordt op aanpassingen voor deze ene leerling, dan valt dit onder het leerlinggebonden aanbod van het CLB. Het CLB kan echter ook samen met de school nadenken over maatregelen die goed zijn voor een grotere groep leerlingen. Dit kan op vraag van de school, maar dit kan ook het gevolg zijn van het opmerken van bepaalde ‘terugkerende’ vragen. Als het CLB bijvoorbeeld rond eenzelfde thema heel veel vragen krijgt voor verschillende leerlingen, kan het wel eens zinvol zijn om te bekijken of dit niet beter op klas- of schoolniveau wordt aangepakt. Dit is de schoolondersteunende opdracht van het CLB. Denken in termen van ‘aanpassingen’ versus ‘stoornissen’ en ‘diagnose(s)’ Een van de grootste uitdagingen voor het CLB en de school in kader van het M-decreet is het leren denken in termen van aanpassingen en niet meer in termen van stoornissen en diagnoses. Dit vraagt voor velen van ons een mentaliteitswijziging. Mentaliteitswijzigingen vragen de nodige tijd als we ze grondig willen laten gebeuren. Ter illustratie...nog al te vaak worden maatregelen in scholen gekoppeld aan een vraag (soms eis) naar een attest waarop dan bepaalde diagnoses moeten staan. Zo krijg je situaties waarbij leerlingen met gelijkaardige beperkingen (bv ernstige lees- en spellingsproblemen) in het ene geval (diagnose en attest aanwezig) wel maatregelen krijgen en in het andere geval (geen diagnose en/of attest) geen maatregelen krijgen. Alle leerlingen hebben echter recht op redelijke aanpassingen. Het is aanbevolen om voldoende tijd te nemen voor een degelijk diagnostisch traject om zicht te krijgen op wat er precies aan de hand is, met welke factoren dit samenhangt en welke aanpak er aangewezen is. Vandaar ook de keuze van de CLB-sector om sterk in te zetten op handelingsgerichte diagnostiek en handelingsgericht werken. Binnen handelingsgerichte diagnostiek ligt de focus immers vooral op het handelen. Een classificatie (bv. ADHD, ASS, dyslexie,…) kan hier deel van uitmaken, maar indiceren (welke hulp is nodig) kan ook los staan van deze classificatie. Belang van kwaliteitsvolle handelingsgerichte diagnostiek (waar nodig met inbegrip van classificerende diagnostiek) Willen we onze diagnostiek kwaliteitsvol houden, dan moeten we hier de nodige tijd voor nemen (en krijgen). We moeten inzetten op handelingsgerichte diagnostiek waar eventuele classificatie deel van uitmaakt. De tijd die zo’n traject vraagt, zorgt op dit moment vaak voor problemen en frustraties in scholen omdat men vaak wacht op de ‘diagnose’ vooraleer ‘aanpassingen’ en ‘maatregelen’ in te schakelen. Soms wacht men zelfs op de diagnose vooraleer te brainstormen over mogelijke maatregelen. Daardoor gaat voor de leerling kostbare tijd verloren.
Netoverstijgende visietekst trajecten gemotiveerd verslag – verslag
versie 1.0.
3 We willen er dan ook voor pleiten om van bij het signaleren van problemen meteen ook na te denken over eventueel mogelijke aanpassingen (ongeacht diagnose). Welke aanpassingen dan wel of niet worden doorgevoerd kan dan voorwerp zijn van overleg tussen leerling, ouders, school en CLB. Dit punt wordt nog prangender bij die situaties waarbij het CLB niet zelf een diagnose stelt. Bij een aantal problematieken (ASS, ADHD, taal- en spraakstoornissen, gedrags- en emotionele stoornissen,…) werkt het CLB immers samen met externe diagnostische instanties (CAR, COS, diensten kinderpsychiatrie,…). De wachtlijsten bij deze diensten zijn vaak heel lang en kunnen – afhankelijk van problematiek en regio – soms meer dan één schooljaar overbruggen. Anderhalf jaar tot twee jaar wachten om maatregelen binnen onderwijs te voorzien is in deze situaties niet verantwoord. We doen hierbij een oproep om als school en CLB binnen het zorgcontinuüm samen op zoek te gaan naar alternatieven voor ‘diagnose-attesten’. Rol van het CLB in kader van verslaggeving binnen het M-decreet Ter verduidelijking: het M-decreet spreekt over twee soorten verslaggeving. Er is enerzijds het gemotiveerd verslag voor leerlingen die ondersteuning nodig hebben vanuit het geïntegreerd onderwijs (GON). Dit gemotiveerd verslag opent het recht op ondersteuning, maar kan door scholen niet gebruikt worden om leerlingen in te schrijven onder ontbindende voorwaarde. Anderzijds is er het verslag dat toelating geeft tot buitengewoon onderwijs. Met dit verslag (een attest en bijhorend protocol ter verantwoording) kan een leerling inschrijven in een school voor buitengewoon onderwijs die het type (en eventueel opleidingsvorm) aanbiedt dat vermeld staat op het verslag. Met dit verslag (en dit is nieuw) kan de leerling en zijn ouders ook aan de school vragen om in een school voor gewoon onderwijs studievoortgang te maken op basis van een individueel aangepast curriculum. Indien de school dit toestaat, kan deze leerling ook ondersteuning krijgen vanuit geïntegreerd onderwijs, op basis van dit verslag. Waar GON-leerlingen nu dus een inschrijvingsverslag buitengewoon onderwijs hebben, zullen er in de toekomst twee types van GON-leerlingen zijn. GON-leerlingen met een ‘gemotiveerd verslag’ en GON-leerlingen met een ‘verslag’. Het onderscheid tussen beide zit vooral in het al dan niet kunnen participeren binnen een gemeenschappelijk curriculum. Voor leerlingen met een gemotiveerd verslag is dit haalbaar, voor leerlingen met een verslag wordt geoordeeld dat dit niet haalbaar is en wordt geopteerd voor een individueel aangepast curriculum. Het M-decreet stelt dat CLB eindverantwoordelijke is voor de opmaak van een gemotiveerd verslag of verslag. Deze afweging gebeurt uiteraard samen met de school, de leerling en de ouders, maar de eindverantwoordelijkheid ligt bij het CLB.
2. HET CLB ALS KRITISCHE VRIEND VAN DE SCHOOL Rond de problematiek van verslaggeving is er momenteel veel onrust. Deze onrust wordt soms extra gevoed door slagzinnen als ‘CLB als scheidsrechter in het M-decreet’ of ‘CLB beoordelaar van het zorgbeleid van de school’. We beseffen dat het M-decreet op deze manier kan gelezen worden, maar doen hierbij een extra oproep aan alle partners om op een constructief-kritische manier samen te werken. Het CLB en school zijn partners, maar partners mogen mekaar kritisch bekijken. Het begrip ‘kritische vriend’ is hier zeker op zijn plaats. We moeten respect hebben voor mekaars opdracht en werking als goede vrienden, maar als we bedenkingen hebben ten aanzien van die opdrachten en werking of de manier waarop die uitgevoerd worden, dan moeten die bedenkingen kunnen geformuleerd worden. Dit werkt in twee richtingen: het CLB mag kritisch zijn ten aanzien van de school en de school mag ook kritisch zijn ten aanzien van het CLB. Dit vraagt respect en wederzijds begrip van ieders deskundigheid en bevoegdheden. Een randvoorwaarde hierbij is een notie hebben van die deskundigheden en bevoegdheden, vandaar de korte situering van de CLB-opdracht in de tweede paragraaf. Netoverstijgende visietekst trajecten gemotiveerd verslag – verslag
versie 1.0.
4 Veel scholen leveren inzake zorg voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften al heel wat inspanningen. Mogelijk zijn niet al deze inspanningen even zichtbaar of even goed gekend bij het CLB. Als scholen bij de verdere implementatie van het M-decreet het gevoel zouden krijgen dat het CLB hun inspanningen onvoldoende valideert, dan moet dat voorwerp zijn van gesprek. Alleen op deze manier kan uitgeklaard worden of dit aanvoelen klopt en wat hieraan ten grondslag ligt. Een gezonde discussie kan versterkend zijn voor beide partijen. Dit ligt mogelijks wat moeilijker in situaties waarbij het gaat om al dan niet verkrijgen van bijkomende ondersteuning of om het al dan niet kunnen ontbinden van inschrijvingen, maar ook daar is het belangrijk om wederzijds begrip te hebben voor meningen van alle betrokkenen. In dit verband koppelen we ook even terug naar de opdracht van het CLB inzake verslaggeving. Om deze verslaggeving goed te kunnen stofferen heeft het CLB informatie nodig van de school. Vaak hebben CLB-teams toegang tot elektronische leerlingendossiers (rekening houdend met de privacywetgeving), maar voor het doel waar het hier over gaat is dit onvoldoende. We pleiten voor een vlotte informatieoverdracht van school naar het CLB met zo weinig mogelijk planlast voor beide partijen. Het is niet de bedoeling om alle mogelijke maatregelen punt per punt op te lijsten of ellenlange discussies te voeren over het feit of een bepaalde maatregel nu in fase 0 of fase 1 van het zorgcontinuüm zit. Wel moet het CLB in haar verslaggeving de essentie van de zorg binnen de school kunnen weergeven en dit kan niet enkel en alleen op basis van een toegang tot een leerlingendossier. De school moet een synthese kunnen maken van het reeds gelopen traject zodat dit kan opgenomen worden in het gemotiveerd verslag of verslag. Er wordt netoverstijgend geen vast ‘format’ ontwikkeld waarin scholen informatie moeten aanleveren, maar we vragen toch aan scholen om zelf de synthese van het gelopen zorgtraject te formuleren.
3. OUDERS EN LEERLING Binnen handelingsgericht werken en handelingsgerichte diagnostiek is de samenwerking met de ouders en de leerling van groot belang. School, ouders en CLB werken vanuit een gedeelde verantwoordelijkheid constructief samen, de zorg voor kinderen en jongeren ligt immers in elkaars verlengde. Ook het CLB zal in het diagnostisch traject de ouders en de leerling maximaal betrekken. Blijkt binnen dit traject dat ouders nog niet toe zijn aan het afstappen van een gemeenschappelijk curriculum binnen het gewoon onderwijs of de overstap naar het buitengewoon onderwijs, dan zal het CLB geen verslag opmaken. Het CLB zal dan verder inzetten op de begeleiding van ouders en leerling met als doel te zoeken hoe de leerling binnen de school verder kan ondersteund worden. Als ouders een gemotiveerd verslag willen uitstellen omdat zij de daarmee gepaard gaande ondersteuning willen uitstellen naar een latere periode in de onderwijsloopbaan van hun kind, dan zal het CLB na overleg met de ouders het gemotiveerd verslag niet opmaken. Het CLB zal samen met de ouders en in overleg met de school bespreken hoe zij het verdere traject willen vorm geven. Als ouders geen ondersteuning van het geïntegreerd onderwijs wensen, dan voorziet het Besluit van de Vlaamse regering rond de verslaggeving, dat het CLB toch een gemotiveerd verslag opmaakt zodat de school de ondersteuning krijgt voor het schoolteam. De leerling zelf wordt dan niet ondersteund. Het CLB dient de ouders goed te informeren over de consequenties. Immers de teller loopt: de jaren waarop de leerling recht heeft worden dan ingezet voor het schoolteam, eens die zijn opgebruikt kan de ondersteuning later niet meer worden gevraagd voor de leerling zelf.
Netoverstijgende visietekst trajecten gemotiveerd verslag – verslag
versie 1.0.
5
REGELGEVING 1. BIJKOMENDE VOORWAARDEN BASISONDERWIJS
GEMOTIVEERD
VERSLAG
EN
VERSLAG
We citeren uit het decreet basisonderwijs (eigen onderstreping en markering): http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=12254 Art. 15 § 1. Naast de toelatingsvoorwaarden bepaald in de artikelen 12, § 1, en 13, § 4, is voor de toelating van een leerling tot het buitengewoon onderwijs, met uitzondering voor de toelating tot type 5, een verslag van een CLB vereist, opgesteld met inachtname van artikel 37 van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding, waaruit blijkt : 1° dat de fasen van het zorgcontinuüm voor de betreffende leerling werden doorlopen, tenzij de school in uitzonderlijke omstandigheden kan motiveren dat het doorlopen van een bepaalde fase niet relevant is; 2° dat met toepassing van de principes van artikel 8, tweede lid, de aanpassingen, waaronder remediërende, differentiërende, compenserende en dispenserende maatregelen die nodig zijn om de leerling binnen het gemeenschappelijk curriculum te blijven meenemen, ofwel disproportioneel, ofwel onvoldoende zijn; 3° dat de onderwijsbehoeften van de leerling werden omschreven met toepassing van een classificatiesysteem dat wetenschappelijk onderbouwd is en gebaseerd is op een interactionele visie en een sociaal model van handicap; 4° dat de onderwijsbehoeften niet louter toe te schrijven zijn aan een SES-kenmerk van de leerling, vermeld in artikel 133; 5° welk type voor de leerling van toepassing is, als bepaald in artikel 10, § 1, 1° tot 8°, met uitzondering van 5°. Voor de toelating van een leerling tot het type 5, als vermeld in artikel 10, § 1, 5°, is een attest vereist dat uitgereikt is door de behandelende geneesheer van de medische of psychiatrische voorziening ofwel door de directeur van de residentiële setting. De Vlaamse Regering bepaalt wat het attest moet inhouden. § 2. Voor een leerling die voor het eerst naar school gaat en wil starten in het buitengewoon onderwijs moet in afwijking van § 1, 1° en 2°, worden aangetoond dat de aanpassingen, waaronder remediërende, differentiërende, compenserende en dispenserende maatregelen, disproportioneel of onvoldoende zullen zijn om de leerling in het gemeenschappelijk curriculum mee te nemen en moet in afwijking van § 1, 5°, bepaald worden welk type voor de leerling van toepassing is, als bepaald in artikel 10, § 1, 2° tot 8°, met uitzondering van 5°. § 3. Het verslag bestaat uit een attest en een protocol ter verantwoording. De regering bepaalt wat het verslag moet inhouden. § 4. Een leerling kan alleen het buitengewoon onderwijs volgen van het type waarnaar hij in het verslag georiënteerd wordt, met uitzondering van type 5. § 5. Voor leerlingen die tijdens het schooljaar 2014-2015 ingeschreven waren in een school voor buitengewoon onderwijs geldt § 1 alleen bij wijziging van onderwijsniveau of van type.
Netoverstijgende visietekst trajecten gemotiveerd verslag – verslag
versie 1.0.
6 § 6. Wanneer niet meer voldaan is aan de voorwaarden van § 1, 2° en 3°, kan het CLB op eigen initiatief, op vraag van de ouders of op vraag van de school, het verslag opheffen. § 7. Bij onenigheid tussen ouders, school en CLB over het afleveren van het verslag kan, op initiatief van een van de betrokken partijen, een beroep gedaan worden op een Vlaamse Bemiddelingscommissie. De regering bepaalt de samenstelling, de bevoegdheden en de werkingsprincipes van deze commissie. Art. 16. § 1. Naast de toelatingsvoorwaarden bepaald in de artikelen 12 en 13 is voor de toelating van een leerling tot het geïntegreerd onderwijs een gemotiveerd verslag van een CLB vereist, waaruit blijkt : 1° dat, met toepassing van de principes van artikel 8, tweede lid, het inzetten van de ondersteuning in het kader van het geïntegreerd onderwijs, in combinatie met compenserende of dispenserende maatregelen, nodig en voldoende geacht wordt om de leerling het gemeenschappelijk curriculum te laten volgen; 2° dat de leerling voldoet aan de criteria van een van de punten van artikel 10, § 1, 1° tot 8°, met uitzondering van 5°; 3° dat de leerling ten minste negen maanden voltijds buitengewoon onderwijs in het betreffende type heeft gevolgd, onmiddellijk voorafgaand aan zijn toelating tot het geïntegreerd basisonderwijs, indien blijkt dat hij voldoet aan de criteria van artikel 10, § 1, 1°. De regering bepaalt de inhoud van het gemotiveerd verslag en kan in uitvoering van artikel 173septies de bepaling van artikel 16, § 1, 3°, opheffen. § 2. In afwijking van paragraaf 1 wordt voor een leerling, die toegelaten werd tot het geïntegreerd onderwijs op basis van een inschrijvingsverslag voor het buitengewoon onderwijs, slechts een gemotiveerd verslag opgemaakt bij wijziging van het onderwijsniveau, van het type, de aard van de integratie, of de aard en de ernst van de handicap. § 4. Wanneer voor een leerling die beschikt over een verslag als vermeld in artikel 15 een gemotiveerd verslag wordt opgemaakt, vervalt het verslag als vermeld in artikel 15.
2. BIJKOMENDE VOORWAARDEN GEMOTIVEERD VERSLAG EN VERSLAG SECUNDAIR ONDERWIJS We citeren uit de codex secundair onderwijs 1 (eigen onderstreping http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=14289
en
markering):
Art. 294. § 1. Voor de toelating van een leerling tot een door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde school voor buitengewoon onderwijs van opleidingsvorm 4, type 5, is een attest vereist, dat uitgereikt is ofwel door de behandelende geneesheer van de medische of psychiatrische voorziening ofwel door de directeur van de residentiële set- ting. De Vlaamse Regering bepaalt wat het attest moet inhouden.
1
Alle verwijzingen naar het integratieplan zijn geschrapt onder voorbehoud van goedkeuring van ODXXV
Netoverstijgende visietekst trajecten gemotiveerd verslag – verslag
versie 1.0.
7 § 2. Voor de toelating van een leerling tot een door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde school voor buitengewoon secundair onderwijs is een verslag van centrum voor leerlingenbegeleiding vereist, opgesteld met inachtname van artikel 37 van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding, waaruit blijkt : 1° voor een inschrijving in opleidingsvorm 1, 2 of 3 : a) dat de fasen van het zorgcontinuüm voor de betreffende leerling werden doorlopen, tenzij de school in uitzonderlijke omstandigheden kan motiveren dat het doorlopen van een bepaalde fase niet relevant is; b) dat met toepassing van de principes van artikel 136/2 de aanpassingen, waaronder remediërende, differentiërende, compenserende en dispenserende maatregelen die nodig zijn om de leerling binnen een gemeenschappelijk curriculum te blijven meenemen, ofwel disproportioneel, ofwel onvoldoende zijn; c) dat de onderwijsbehoeften van de leerling werden omschreven met toepassing van een classificatiesysteem dat wetenschappelijk onderbouwd is en gebaseerd is op een interactionele visie en een sociaal model van handicap; d) dat de onderwijsbehoeften van de leerling niet louter toe te schrijven zijn aan een gelijkekansenindicator van de leerling als bepaald in artikel 225, § 1, 1°, 4° en 5°; e) welk type en welke opleidingsvorm voor de leerling van toepassing is, als bepaald in artikel 259, § 1, 1° tot 8°, en § 2, 1° tot 3°; 2° voor een inschrijving in opleidingsvorm 4, met uitzondering van type 5 : a) dat de fasen van het zorgcontinuüm voor de betreffende leerling werden doorlopen, tenzij de school in uitzonderlijke omstandigheden kan motiveren dat het doorlopen van een bepaalde fase niet relevant is; b) dat met toepassing van de principes van artikel 136/2 de aanpassingen, waaronder remediërende, differentiërende, compenserende en dispenserende maatregelen, die nodig zijn om de leerling binnen een gemeenschappelijk curriculum te blijven mee- nemen binnen de context van een gewone school disproportioneel zijn; c) dat de inzet van paramedisch, sociaal, medisch, psychologisch of orthopedagogisch personeel in een gespecialiseerde onderwijsomgeving noodzakelijk is om de onderwijsdoelen te bereiken; d) dat de onderwijsbehoeften van de leerling werden omschreven met toepassing van een classificatiesysteem dat wetenschappelijk onderbouwd is en gebaseerd is op een interactionele visie en een sociaal model van handicap; e) dat de onderwijsbehoeften van de leerling niet louter toe te schrijven zijn aan een gelijkekansenindicator van de leerling als bepaald in artikel 225, § 1, 1°, 4° en 5°; f) welk type voor de leerling van toepassing is, als bepaald in artikel 259, § 1, 3° tot 8°, met uitzondering van 5°. § 3. Voor een leerling die overgaat van het buitengewoon basisonderwijs naar het buitengewoon secundair onderwijs of die voor het eerst naar school gaat en wil starten in het buitengewoon secundair onderwijs moet in afwijking van § 1, 1°, a) en b), en § 1, 2°, a) en b), worden aangetoond dat de aanpassingen, waaronder remediërende, differentiërende, compenserende en dispenserende maatregelen, disproportioneel of onvoldoende zullen zijn om de leerling mee te nemen in een gemeenschappelijk curriculum in een school voor gewoon onderwijs.
Netoverstijgende visietekst trajecten gemotiveerd verslag – verslag
versie 1.0.
8 § 4. Het verslag bestaat uit een attest en een protocol ter verantwoording. De Vlaamse Regering bepaalt wat het verslag moet inhouden. § 5. Een leerling kan alleen het buitengewoon onderwijs volgen van de opleidingsvorm en het type waarnaar hij in het verslag georiënteerd wordt, met uitzondering van de leerlingen van opleidingsvorm 4, type 5. § 6. Voor leerlingen die tijdens het schooljaar 2014-2015 ingeschreven waren in een school voor buitengewoon onderwijs geldt paragraaf 1 alleen bij wijziging van onderwijsniveau, van type of van opleidingsvorm. § 7. Wanneer niet meer voldaan is aan de voorwaarden van § 1, 1°, b) en c), of § 1, 2°, b), c) en d), kan het centrum voor leerlingenbegeleiding op eigen initiatief, op vraag van de ouders of op vraag van de school het verslag opheffen. § 8. Bij onenigheid tussen ouders, school en centrum voor leerlingenbegeleiding over het afleveren van het verslag kan, op initiatief van een van de betrokken partijen, een beroep gedaan worden op een Vlaamse Bemiddelingscommissie. De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling, de bevoegdheden en de werkingsprincipes van deze commissie. Art. 352 § 1. Om toegelaten te worden tot het geïntegreerd secundair onderwijs is het volgende vereist : 1° de leerling moet voldoen aan de toelatingsvoorwaarden die gelden voor het gewoon secundair onderwijs; 2° een gemotiveerd verslag, opgesteld door het centrum voor leerlingenbegeleiding, waaruit blijkt : a) dat met toepassing van de principes van artikel 136/2 het inzetten van de ondersteuning in het kader van het geïntegreerd onderwijs, in combinatie met compenserende of dispenserende maatregelen nodig en voldoende geacht wordt om de leerling een gemeenschappelijk curriculum te laten volgen; b) dat de leerling voldoet aan de criteria van een van de punten van artikel 259, § 1, 1° tot 8°, met uitzondering van 5°; c) dat de leerling ten minste negen maanden voltijds buitengewoon basisonderwijs of buitengewoon secundair onderwijs in het betreffende type heeft gevolgd, onmiddellijk voorafgaand aan zijn toelating tot het geïntegreerd secundair onderwijs, indien blijkt dat hij voldoet aan de criteria van artikel 259, § 1, 1°. De Vlaamse Regering bepaalt de inhoud van het gemotiveerd verslag en kan in uitvoering van artikel 314/5 de bepaling van artikel 352, § 1, 2°, c), opheffen. § 2. In afwijking van paragraaf 1 wordt voor een leerling die toegelaten werd tot het geïntegreerd secundair onderwijs op basis van een inschrijvingsverslag slechts een gemotiveerd verslag opgemaakt bij wijziging van het onderwijsniveau, de aard van de integratie, of de aard en de ernst van de handicap. § 32. Wanneer voor een leerling die beschikt over een verslag als vermeld in artikel 294 een gemotiveerd verslag wordt opgemaakt, vervalt het verslag als vermeld in artikel 294.]
2
Nummering werd aangepast onder voorbehoud van goedkeuring van OD XXV (waarin de bepalingen rond ‘integratieplan’ worden geschrapt). Netoverstijgende visietekst trajecten gemotiveerd verslag – verslag
versie 1.0.
9
3. BEPALEN DOELGROEP (TYPE) Type Basisaanbod: voor kinderen en jongeren voor wie de onderwijsbehoeften dermate zijn en voor wie aantoonbaar blijkt dat de aanpassingen ofwel disproportioneel ofwel onvoldoende zijn om de leerling binnen het gemeenschappelijk curriculum te blijven meenemen. Type 2: voor kinderen met een verstandelijke beperking die voldoen aan alle onderstaande criteria3: a) ze hebben significante beperkingen in het intellectueel functioneren, wat op basis van een psychodiagnostisch onderzoek tot uiting komt in een totaal intelligentiequotiënt op een gestandaardiseerde en genormeerde intelligentietest kleiner of gelijk aan 60, rekening houdend met het betrouwbaarheidsinterval; b) ze hebben significante beperkingen in het sociale aanpassingsgedrag, wat op basis van psychodiagnostisch onderzoek tot uiting komt in een uitslag op een gestandaardiseerde en genormeerde schaal voor sociaal aanpassingsgedrag, die minstens drie standaarddeviaties beneden het gemiddelde ligt ten opzichte van een normgroep van leeftijdgenoten, rekening houdend met het betrouwbaarheidsinterval; c) de functioneringsproblemen zijn ontstaan vóór de leeftijd van 18 jaar; d) het besluit “verstandelijke beperking” wordt genomen na een periode van procesdiagnostiek. Type 3: voor kinderen met een emotionele of gedragsstoornis die niet voldoen aan de criteria van type 2. a) een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit; b) een oppositioneel-opstandige gedragsstoornis; c) de gedragsstoornis in enge zin, ‘conduct disorder’; d) een angststoornis; e) een stemmingsstoornis; f) een hechtingsstoornis. Type 4: voor kinderen met een motorische beperking, d.w.z. een uitval in a) de functies van gewrichten en beenderen; b) de spierfuncties, meer bepaald de spierkracht, de tonus en het uithoudingsvermogen, met gedeeltelijke of volledige uitval van: een van de of beide bovenste of onderste ledematen; de linkerzijde, de rechterzijde of beide zijden; de romp; overige. c) de bewegingsfuncties; d) een door medische diagnostiek geobjectiveerde problematiek met weerslag op het beweginggerelateerd functioneren die niet terug te brengen is tot criterium a) tot en met c) maar met een duidelijke impact op schoolse activiteiten;
3
Voor de operationalisatie van deze criteria verwijzen we naar de ISC-nota operationalisatie type 2 (25.03.2015 ; aangepast op 05.05.2015)
Netoverstijgende visietekst trajecten gemotiveerd verslag – verslag
versie 1.0.
10 Type 5: voor kinderen die opgenomen zijn in een ziekenhuis, een residentiële setting of verblijven in een preventorium. Kinderen in type 5 beantwoorden aan alle onderstaande voorwaarden: a) de medische, psychiatrische of residentiële opvang of begeleiding laat niet toe dat de kinderen voltijds in een school aanwezig zijn; b) de kinderen hebben behoefte aan een individueel of geïndividualiseerd aanbod dat in de residentiële omgeving verstrekt wordt. Type 6: voor kinderen met visuele beperkingen. De gezichtsstoornis beantwoordt aan minstens een van de volgende criteria: a) een optimaal gecorrigeerde gezichtsscherpte die kleiner dan of gelijk is aan 3/10 voor het beste oog; b) een of meer gezichtsvelddefecten die meer dan 50% van de centrale zone van 30° beslaan of die het gezichtsveld concentrisch tot minder dan 20° verkleinen; c) een volledige altitudinale hemianopsie, een oftalmoplegie, een oculomotorische apraxie of een oscillopsie. d) een ernstige gezichtsstoornis die uit een geobjectiveerde cerebrale pathologie voortvloeit, zoals cerebrale visuele inperking; e) een door een oogarts geobjectiveerde visuele problematiek die niet tot criterium a) tot en met d) terug te brengen is, maar met een duidelijke impact op schoolse activiteiten. Type 7: voor kinderen met een auditieve beperking of een spraak- en taalstoornis. Kinderen met een spraak- en taalstoornis die ook voldoen aan de criteria van type 2 kunnen niet naar type 7 worden verwezen. Criteria voor auditieve beperking: a) volgens de Fletcher-index een gemiddeld gehoorverlies hebben voor de frequenties 500, 1000 en 2000 Hz van 40 dB of meer voor het beste oor zonder correctie; b) als de Fletcher-index minder dan 40 dB bedraagt: een foneemscore van 80% of minder hebben bij de spraakaudiometrie met woorden met een medeklinker–klinker–medeklinker-samenstelling bij 70 dB geluidsterkte; c) een door een neus-, keel- en oorarts geobjectiveerde auditieve problematiek hebben die niet terug te brengen is tot criterium a) of b), maar met een duidelijke impact op schoolse activiteiten. Criteria spraak- of taalstoornis: voor leerlingen jonger dan 6 jaar: a1) kinderafasie met een terugval in de taalontwikkeling of a2) een vermoeden van ontwikkelingsdysfasie, gebaseerd op de vaststelling van een zeer moeizame spraak- en taalontwikkeling en met een duidelijke impact op schoolse activiteiten; b) voor leerlingen vanaf 6 jaar: diagnose ontwikkelingsdysfasie of kinderafasie;
Netoverstijgende visietekst trajecten gemotiveerd verslag – verslag
versie 1.0.
11 Type 9: voor kinderen met een autismespectrumstoornis die niet voldoen aan de criteria voor type 2. Kinderen met een autismespectrumstoornis zijn kinderen bij wie op basis van gespecialiseerde, door een multidisciplinair team aangeleverde diagnostiek, met inbegrip van psychiatrisch onderzoek, een van de volgende problematieken wordt vastgesteld: a) de autistische stoornis; b) een pervasieve ontwikkelingsstoornis niet-anders-omschreven.
4. GON HOGER ONDERWIJS Het M-decreet is van toepassing op het leerplichtonderwijs, maar tot op heden was GON ook mogelijk in het hoger onderwijs (niet universitair). Dit zorgt ervoor dat een aantal wijzigingen ook voor GON Hoger onderwijs dienen doorgevoerd te worden. Deze wijzigingen zijn echter nog niet definitief goedgekeurd, maar gezien de trajecten met deze leerlingen ook lopen, wensen we jullie toch te informeren. Onder voorbehoud van goedkeuring van Onderwijsdecreet XXV, is bepaald dat om toegang te krijgen tot GON hoger onderwijs er ofwel reeds geïntegreerd secundair onderwijs moet zijn geweest ofwel een traject binnen BuSO OV4. Leerlingen die nooit GON gekregen hebben of niet uit OV4 komen, kunnen dus geen aanspraak meer maken op GON in hoger onderwijs. Dit zou in voege gaan vanaf 1/9/15. Zij hebben binnen hoger onderwijs wel recht op redelijke aanpassingen. Er wordt daarnaast ook bepaald in OD XXV dat deze leerlingen een gemotiveerd verslag nodig hebben, maar dit gemotiveerd verslag zal worden opgemaakt door diensten binnen de hogescholen. CLB zal voor deze vragen niet meer de instantie zijn die verantwoordelijk is voor de opmaak van het gemotiveerd verslag. Als overgangsmaatregel wordt voorzien dat de huidige inschrijvingsverslagen voor het academiejaar 15-16 voldoende zijn om GON hoger onderwijs op te starten.
OPERATIONALISERING
1. INSCHRIJVINGSVERSLAG BLIJFT GELDIG VOOR • • •
Leerlingen die 2e jaar GON hebben opgespaard en binnen eenzelfde niveau 2e jaar willen opnemen na 1/9/2015 GEEN gemotiveerd verslag nodig Kleuters die reeds GON hadden die overstappen naar lager met verderzetting GON (ook indien GON niet meteen wordt ingezet) GEEN gemotiveerd verslag nodig Leerlingen die verhuizen van een BuO school naar een andere BuO school met hetzelfde type / dezelfde opleidingsvorm GEEN verslag ‘nieuwe stijl’ nodig
Netoverstijgende visietekst trajecten gemotiveerd verslag – verslag
versie 1.0.
12
2. GEMOTIVEERD VERSLAG Uit het gemotiveerd verslag moet blijken waarom de bijkomende ondersteuning vanuit geïntegreerd onderwijs in combinatie met compenserende of dispenserende maatregelen nodig en voldoende wordt geacht om de leerling mee te nemen in het gemeenschappelijk curriculum. Let wel…gemeenschappelijk curriculum is ruimer dan alleen Nederlands en wiskunde. gemeenschappelijk curriculum (BaO): de goedgekeurde leerplannen die ten minste herkenbaar de doelen bevatten die noodzakelijk zijn om de eindtermen te bereiken of de ontwikkelingsdoelen na te streven en de schoolgebonden planning voor het nastreven van de leergebiedoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen gemeenschappelijk curriculum (SecO): de goedgekeurde leerplannen die ten minste herkenbaar de doelen bevatten die noodzakelijk zijn om de eindtermen te bereiken of de ontwikkelingsdoelen na te streven en de schoolgebonden planning voor het nastreven van de vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen Meer info rond ontwikkelingsdoelen en eindtermen: http://www.ond.vlaanderen.be/curriculum/index.htm Daarnaast zijn er ook de netgebonden leerplannen. Indien scholen vragen hebben rond gemeenschappelijk curriculum dan worden ze best doorverwezen naar hun eigen pedagogische begeleidingsdienst. Rond de vraag waar een gemeenschappelijk curriculum eindigt en een individueel aangepast curriculum begint, is het vooral belangrijk om het onderwijsloopbaanperspectief mee in overweging te nemen. Zolang men op niveau basisonderwijs een traject loopt met een leerling dat leidt tot een getuigschrift of tot een overstap naar vervolgonderwijs binnen gewoon onderwijs (1B), werkt men binnen het gemeenschappelijk curriculum. In deze trajecten is het wel belangrijk om goed te overwegen voor welke elementen men compenseert en/of dispenseert om het vervolgtraject niet te hypothekeren. Ook binnen secundair onderwijs is het onderwijsloopbaanperspectief heel belangrijk. In een aantal situaties valt het veranderen van studierichting te verkiezen boven het blijven volgen van de huidige studierichting mits compenserende of dispenserende maatregelen. Ook hier is het beoogde vervolgonderwijs of de arbeidsmarkt een belangrijke factor om mee in overweging te nemen.
2.1 • •
•
VOOR WIE EN WANNEER EEN (NIEUW) GEMOTIVEERD VERSLAG OPMAKEN? Voor alle nieuwe aanmeldingen die in aanmerking komen Voor leerlingen die reeds een inschrijvingsverslag hebben: o Bij overgang van basis naar secundair (er is geen nieuw gemotiveerd verslag nodig bij overgang kleuter-lager) o Bij wijziging van ‘matig’ naar ‘ernstig’ en vice versa o Wijziging van type omwille van wijziging in de aard van de handicap o Wijziging van aard integratie o Terugkeer vanuit buitengewoon naar gewoon onderwijs binnen gemeenschappelijk curriculum bij leerlingen waarbij geoordeeld wordt dat bijkomende ondersteuning vanuit geïntegreerd onderwijs nodig is. Leerlingen die wel een inschrijvingsverslag hebben, maar dit nooit gebruikten (nooit GON gekregen of BuO gevolgd) en een vraag stellen naar ondersteuning geïntegreerd onderwijs, worden beschouwd als nieuwe aanmeldingen.
Netoverstijgende visietekst trajecten gemotiveerd verslag – verslag
versie 1.0.
13
2.3
RICHTLIJNEN ROND OPMAAK GEMOTIVEERD VERSLAG BIJ SCHOOLVERANDERING
Bij schoolverandering zijn twee scholen en twee CLB-teams betrokken die een gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen. Dit impliceert dat er op het terrein zeer goede afspraken moeten gemaakt worden tussen alle betrokken partijen. We schrijven hiervoor richtlijnen uit, waarbij we gemakkelijkheidshalve over het ‘huidig’ CLB-team en het ‘toekomstig’ CLB-team spreken. Vanuit het huidig CLB-team wordt na het doorlopen van een handelingsgericht diagnostisch traject een participatie van de leerling binnen het gemeenschappelijk curriculum met ondersteuning vanuit geïntegreerd onderwijs geïndiceerd. Te volgen stappen door het huidig CLB-team: •
•
• •
Invullen van volgende rubrieken in gemotiveerd verslag o Identificatiegegevens Leerling / Ouders o Functioneren van de leerling binnen zijn/haar context o Onderwijsloopbaanperspectief o Maatregelen genomen tijdens het doorlopen van het zorgcontinuüm o Onderwijs- en opvoedingsbehoeften van de leerling o Ondersteuningsbehoeften van de ouders die samengaan met de specifieke onderwijsbehoeften van de leerling o Aanduiding van type en ernst handicap In overleg met de ouders wordt de eventuele dienstverlenende school bepaald en er gebeurt een melding aan de dienstverlenende school onder de opschortende voorwaarde van een positieve beslissing van het toekomstig CLB-team Tijdig contact opnemen met het toekomstig CLB-team in functie van overleg en overdracht (kan nog voor de leerling effectief gestart is in de nieuwe school, kan vanaf inschrijving) Gemotiveerd verslag wordt (onafgewerkt) opgeladen in LARS in word
Te volgen stappen door het toekomstig CLB-team: • •
• •
Plannen overleg met alle betrokkenen waarop bevestiging gegeven wordt tot opstarten van GON Afwerking gemotiveerd verslag o Identificatiegegevens toekomstig CLB en toekomstige school o Ondersteuningsbehoeften van het (toekomstig) schoolteam die samengaan met de specifieke onderwijsbehoeften van de leerling o Bijkomende maatregelen die nodig zijn om de leerling binnen het gemeenschappelijk curriculum te laten participeren o Motivering ondersteuning geïntegreerd onderwijs o Aard van de ondersteuning geïntegreerd onderwijs (inhoud en wijze waarop wordt bepaald in overleg met BuO-school) o Ondersteuning van eventuele onderwijsexterne diensten o Aard van de integratie Afgewerkt gemotiveerd verslag wordt opgeladen in LARS Handtekeningen: CLB werkt gemotiveerd verslag af, CLB directie tekent ; GV wordt aan school bezorgd met de vraag aan directie om te tekenen ; ouders worden gecontacteerd met de vraag om op school te komen tekenen ; na tekenen ouders en directie school…GV naar BuO school om te tekenen
Netoverstijgende visietekst trajecten gemotiveerd verslag – verslag
versie 1.0.
14 Aandachtspunten inzake timing: •
• •
Voor de meeste leerlingen gaan we ervan uit dat de stappen die het huidig CLB team dient te zetten, in het 3e trimester worden afgewerkt zodat het toekomstig CLB team zo vlug mogelijk kan ingeschakeld worden. De afwerking van het gemotiveerd verslag dient uiterlijk op 30/9 te gebeuren. Het gemotiveerd verslag wordt aan ouders bezorgd of in overleg met ouders rechtstreeks aan de school gewoon onderwijs. Een kopie wordt bezorgd aan de school voor buitengewoon onderwijs.
3. VERSLAG Uit het verslag moet blijken waarom de aanpassingen die de leerling nodig heeft disproportioneel of onvoldoende zijn om te kunnen participeren binnen een gemeenschappelijk curriculum. Een verslag is een reden om in te schrijven onder ontbindende voorwaarde. Voor leerlingen die in de loop van het schooljaar een ‘verslag’ krijgen, kan de school beslissen om de inschrijving in functie van het volgende schooljaar te ontbinden. Voor leerlingen met een verslag die kiezen voor gewoon onderwijs wordt de ‘aard van de ondersteuning’ en de ‘behoeften van het schoolteam’ opgenomen in het individueel handelingsplan van de GON-begeleider.
3.1 • • • •
•
3.2 • • •
4
VOOR WIE EN WANNEER EEN VERSLAG OPMAKEN? Bij overgang van lager naar secundair (niet bij overgang van kleuter naar lager) Bij wijziging van type wanneer er sprake is van een wijziging van problematiek Bij wijziging van opleidingsvorm Bij terugkeer vanuit buitengewoon onderwijs gewoon onderwijs, moet een afweging gemaakt worden o Indien de leerling GC kan volgen zonder ondersteuning geen (gemotiveerd) verslag nodig o Indien de leerling GC kan volgen mits ondersteuning geïntegreerd onderwijs gemotiveerd verslag nodig (nagaan of aan alle voorwaarden voldaan is) o Indien de aanpassingen die de leerling nodig heeft om het gemeenschappelijk curriculum te volgen disproportioneel of onvoldoende zijn verslag nodig (nagaan of aan alle voorwaarden voldaan is) Bij verlenging type Basisaanbod indien BuO-school en CLB menen dat dit aangewezen is (2-jaarlijks voor BuBaO ; na opleidingsfase voor BuSO)
VOOR WIE BLIJFT INSCHRIJVINGSVERSLAG GELDIG? Leerlingen binnen hetzelfde niveau Leerlingen met ASS onder type 1, 2, 3, 4, 6, 7 of 8 die niet van niveau of opleidingsvorm veranderen4 Leerlingen die nu een inschrijvingsverslag type 1 of 8 hebben, blijven hun rechten behouden. Met dit inschrijvingsverslag kunnen zij niet naar elke school type basisaanbod stappen. Bij verhuis kan het inschrijvingsverslag gebruikt worden voor inschrijving in die scholen die vroeger ook het type aanboden dat op het inschrijvingsverslag vermeld staat. Leerlingen met een inschrijvingsverslag type 8 kunnen niet inschrijven in een school type basisaanbod die vroeger enkel type 1 aanbood (en vice versa). We houden ook hier aan het algemeen principe dat elke leerling die zijn traject in buitengewoon onderwijs reeds gestart is, best binnen dit traject blijft en niet onnodig wordt geheroriënteerd.
Zie netoverstijgende nota ‘Afspraken type 9’ van 30.03.2015
Netoverstijgende visietekst trajecten gemotiveerd verslag – verslag
versie 1.0.
15
4. VEREISTEN EXTERNE DIAGNOSTIEK 5 4.1
TYPE 3
Het M-decreet stelt een multidisciplinair onderzoek voorop met inbegrip van een psychiatrisch onderzoek We streven uiteraard zoveel mogelijk naar het voldoen aan de voorwaarden die het M-decreet ons oplegt. Zeker voor die situaties waarbij er nog een onderzoek moet worden aangeraden. Dit strookt ook met de vereisten binnen classificerende diagnostische protcollen zoals ze gehanteerd worden binnen VAPH en IJH en ook met de PRODIAprotocollen. Voor leerlingen die reeds een diagnose hebben en waarbij al ondersteuning werd voorzien vanuit geïntegreerd en buitengewoon onderwijs, stellen we volgende richtlijnen voor: • •
Indien er twijfel is omtrent diagnose of vermoeden van bijkomende problematiek verwijzen voor multidisciplinair onderzoek Indien er geen twijfel is omtrent diagnose, wordt een vroegere ‘monodisciplinair’ gestelde diagnose aanvaard en wordt vooral aandacht gegeven aan de ‘bijkomende’ toelatingsvoorwaarden die M oplegt voor een gemotiveerd verslag of verslag. We citeren uit de nota ‘Richtlijnen inzake externe diagnostiek’: “Er is sprake van multidisciplinaire besluitvorming voor leerlingen die reeds beschikken over een kwaliteitsvolle monodisciplinaire diagnose wanneer de monodisciplinaire diagnose (op basis van psychiatrisch onderzoek) aangevuld kan worden met voldoende kwaliteitsvolle multidisciplinaire informatie vanuit het CLB-dossier en de begeleiding van de leerling en contacten met zijn ouders en het schoolteam en wanneer er heel duidelijke onderwijsbehoeften zijn die de inzet van expertise van type 3 of type 9 vereisen. Het multidisciplinair CLBteam verrijkt de monodisciplinaire diagnose en op basis van alle informatie wordt multidisciplinair geoordeeld of een gemotiveerd verslag of verslag kan opgemaakt worden.”
4.2
TYPE 4
Er komen heel wat vragen rond wat we moeten verstaan onder ‘specifieke medische diagnostiek’. We citeren uit de nota ‘Richtlijnen inzake externe diagnostiek’: •
Voor type 4 is er sprake van ‘specifieke medische diagnostiek’. Dit vereist de betrokkenheid van een geneesheerspecialist. Een CLB-arts kan deze rol opnemen, wanneer hij of zij oordeelt en motiveert dat een dergelijk bijkomend onderzoek niet nodig en/of wenselijk is.
Enkel de betrokkenheid van bv. een kinesist is onvoldoende. Wat betreft de restcategorie, zijn er heel wat vragen rond de problematiek van DCD en of deze problematiek nu wel of niet tot de restcategorie behoort. Afhankelijk van de ernst van de DCD-problematiek kan daar uiteraard discussie over zijn, alleen willen we hier meegeven dat toenmalig minister Pascal Smet in de onderwijscommissie in het Vlaams Parlement op de vraag ‘Behoort DCD tot de restcategorie type 4’ positief geantwoord heeft. Dit betekent uiteraard niet dat elke leerling met DCD ook in aanmerking komt voor een gemotiveerd verslag of verslag, maar dit betekent
5
Zie netoverstijgende nota ‘Richtlijnen inzake externe diagnostiek’ van 25.03.2015
Netoverstijgende visietekst trajecten gemotiveerd verslag – verslag
versie 1.0.
16 wel dat er geen discussies meer moeten zijn of deze leerlingen mogelijks tot de doelgroep type 4 behoren. Het al dan niet voldoen aan de bijkomende toelatingsvoorwaarden voor gemotiveerd verslag of verslag zal bepalen of er ook effectief een (gemotiveerd) verslag komt. Net zoals in het verleden is er binnen type 4 ook sprake van matig of ernstige handicap in kader van ondersteuning geïntegreerd onderwijs. We geven hieronder de omschrijving van ‘ernstig’ weer. Wat niet ‘ernstig’ is, is ‘matig’. We wijzen ook uitdrukkelijk op het feit dat leerlingen met een ‘meervoudige’ beperking niet in aanmerking komen voor begeleidingseenheden. Dit is verderzetten van vroegere regelgeving, maar dit werd in de praktijk niet altijd consequent toegepast. We citeren uit de nota ‘Richtlijnen externe diagnostiek’: “Om te toetsen of voldaan is aan de kwalificatie ‘matig’ of ‘ernstig’ moet er medische informatie aangeleverd zijn. Het toekennen van de kwalificatie ‘matig’/’ernstig’ in kader van GON-ondersteuning is een beslissing die finaal door het CLB grondig onderbouwd en genomen wordt.” Ernstig type 4 : een handicap ten gevolge van een neuro-motorische stoornis sinds de geboorte, na een ziekte of na een ongeval, of syndromen of ziektes die een beenderige, musculaire of gewrichtsaandoening veroorzaken, een spierziekte of spina-bifida, voor zover die handicap een zeer ernstige beperking in het schrijf- of spraakmotorisch functioneren veroorzaakt Meervoudige beperking: leerling voldoet zowel aan de criteria voor type 2 als aan de criteria voor type 4, 6 of 7
4.3
TYPE 6
Er is geen wijzigingen ten aanzien van de vroegere regelgeving. Betrokkenheid van een oogarts blijft noodzakelijk voor het bepalen van het al dan niet behoren van de leerling tot doelgroep type 6. Net zoals vroeger is er binnen type 6 ook sprake van matig of ernstige handicap in kader van ondersteuning geïntegreerd onderwijs. We geven hieronder de omschrijving van ‘ernstig’ weer. Wat niet ‘ernstig’ is, is ‘matig’. We wijzen ook uitdrukkelijk op het feit dat leerlingen met een ‘meervoudige’ beperking niet in aanmerking komen voor begeleidingseenheden. Dit is verderzetten van vroegere regelgeving, maar dit werd in de praktijk niet altijd consequent toegepast. Voor leerlingen met CVI wensen we er uitdrukkelijk op te wijzen dat zij in veel gevallen niet zullen voldoen aan de omschrijving van ‘ernstig’. Voor een aantal leerlingen is dit problematisch en dit werd ook aangekaart, maar voorlopig moeten we werken op basis van de vroegere omschrijving van ‘ernstig’. We citeren uit de nota ‘Richtlijnen externe diagnostiek’: “Om te toetsen of voldaan is aan de kwalificatie ‘matig’ of ‘ernstig’ moet er medische informatie aangeleverd zijn. Het toekennen van de kwalificatie ‘matig’/’ernstig’ in kader van GON-ondersteuning is een beslissing die finaal door het CLB grondig onderbouwd en genomen wordt.” Ernstig type 6: een gezichtsscherpte, na optische correctie, van maximaal één tiende voor elk oog, en/of aangewezen zijn op brailleschrift Meervoudige beperking: leerling voldoet zowel aan de criteria voor type 2 als aan de criteria voor type 4, 6 of 7
Netoverstijgende visietekst trajecten gemotiveerd verslag – verslag
versie 1.0.
17
4.4
TYPE 7 – AUDITIEF
Er is geen wijziging ten aanzien van de vroegere regelgeving. Betrokkenheid van een NKO-arts blijft noodzakelijk voor het bepalen van het al dan niet behoren van de leerling tot doelgroep type 7. Net zoals vroeger is er binnen type 7 ook sprake van matig of ernstige handicap in kader van ondersteuning geïntegreerd onderwijs. We geven hieronder de omschrijving van ‘ernstig’ weer. Wat niet ‘ernstig’ is, is ‘matig’. We wijzen ook uitdrukkelijk op het feit dat leerlingen met een ‘meervoudige’ beperking niet in aanmerking komen voor begeleidingseenheden. Dit is verderzetten van vroegere regelgeving, maar dit werd in de praktijk niet altijd consequent toegepast. We citeren uit de nota ‘Richtlijnen externe diagnostiek’: “Om te toetsen of voldaan is aan de kwalificatie ‘matig’ of ‘ernstig’ moet er medische informatie aangeleverd zijn. Het toekennen van de kwalificatie ‘matig’/’ernstig’ in kader van GON-ondersteuning is een beslissing die finaal door het CLB grondig onderbouwd en genomen wordt.” Ernstig type 7: een gemiddeld hoorverlies van minstens 90 dB aan beide oren, bepaald volgens de Fletcher-index, en niet meer bereiken dan 40% foneemdiscriminatie in spraakaudiometrie, dat alles afgenomen zonder hoorapparatuur Meervoudige beperking: leerling voldoet zowel aan de criteria voor type 2 als aan de criteria voor type 4, 6 of 7
4.5
TYPE 7 – TAAL & SPRAAK
Kinderen en jongeren met een ontwikkelingsdysfasie of kinderafasie worden vanaf nu ook officieel erkend als doelgroep binnen type 7. De vereisten inzake diagnostiek zijn zeer streng geformuleerd. We citeren uit de nota ‘Richtlijnen externe diagnostiek’: •
Voor type 7 spraak-taal spreekt het M-decreet uitdrukkelijk over een diagnose door een ‘erkend multidisciplinair team’. Dit houdt in dat de diagnostiek van kinderafasie of ontwikkelingsdysfasie in een extern multidisciplinair team dient te gebeuren. Naast het ‘erkend multidisciplinair team’ legt het M-decreet ook de betrokkenheid van een aantal disciplines op. Met name gaat het hier om een team dat minstens een logopedist, audioloog en NKOarts bevat. Diensten die al deze disciplines ‘in huis’ hebben zijn niet dik gezaaid en dit zorgt in de praktijk voor problemen (gebrek aan aanbod + zeer lange wachtlijsten). Daarom worden een aantal afspraken gemaakt ter verduidelijking: o
Een COS en een CAR worden beschouwd als een ‘erkend team’, zelfs al is er geen NKO-arts of audioloog verbonden aan de dienst. Voor een diagnose die door een COS of een CAR gesteld werd, is geen bijkomend onderzoek door NKO of audioloog nodig. Het CLB-team brengt de onderwijsbehoeften multidisciplinair in kaart die de doorslag zullen geven om al dan niet tot een gemotiveerd verslag of verslag te komen.
o
Diagnoses (vermoeden van) ontwikkelingsdysfasie of kinderafasie die door andere multidisciplinaire teams zijn gesteld, kunnen enkel aanvaard worden als de vereiste disciplines betrokken waren.
Netoverstijgende visietekst trajecten gemotiveerd verslag – verslag
versie 1.0.
18 o
Voor kinderen jonger dan 6 jaar is een vermoeden van ontwikkelingsdysfasie (gesteld door een erkend team) voldoende om in aanmerking te komen voor een gemotiveerd verslag of verslag indien de onderwijsbehoeften van die aard zijn dat er een zeer duidelijke nood is aan ondersteuning geïntegreerd onderwijs of een nood is aan een type 7 onderwijssetting. Er dient wel een afspraak gemaakt te worden op welk moment dit ‘vermoeden van’ geherevalueerd wordt. Deze herevaluatie moet, in overleg met het betrokken erkende team, binnen een redelijke termijn gebeuren zonder in rigiditeiten te vervallen.
Voor leerlingen die een gemotiveerd verslag of verslag krijgen op basis van een vermoeden van ontwikkelingsdysfasie, pleiten we ervoor om deze leerlingen gedurende 2 schooljaren goed op te volgen en ten laatste op het einde van die twee schooljaren de diagnose al dan niet te laten bevestigen. Wat de vereiste betreft dat ook een audioloog ‘moet’ betrokken zijn, werd naar aanleiding van heel wat problemen op het veld op 23.04.2015 in overleg met de overheid bepaald dat het essentieel is dat een gehoorstoornis wordt uitgesloten. Als er een kwaliteitsvol audiogram aanwezig is, vanuit het consult bij de NKO-arts volstaat dit.
4.6
TYPE 9
Het M-decreet stelt een multidisciplinair onderzoek voorop met inbegrip van een psychiatrisch onderzoek We streven uiteraard zoveel mogelijk naar het voldoen aan de voorwaarden die het M-decreet ons oplegt. Zeker voor die situaties waarbij er nog een onderzoek moet worden aangeraden. Dit strookt ook met de vereisten binnen classificerende diagnostische protocollen zoals ze gehanteerd worden binnen VAPH en IJH en ook met de PRODIAprotocollen. Voor leerlingen die reeds een diagnose hebben en waarbij al ondersteuning werd voorzien vanuit geïntegreerd en buitengewoon onderwijs, stellen we volgende richtlijnen voor: • •
Indien er twijfel is omtrent diagnose of vermoeden van bijkomende problematiek verwijzen voor multidisciplinair onderzoek Indien er geen twijfel is omtrent diagnose, wordt een vroegere ‘monodisciplinair’ gestelde diagnose aanvaard en wordt vooral aandacht gegeven aan de ‘bijkomende’ toelatingsvoorwaarden die M oplegt voor een gemotiveerd verslag of verslag. We citeren uit de nota ‘Richtlijnen inzake externe diagnostiek’: “Er is sprake van multidisciplinaire besluitvorming voor leerlingen die reeds beschikken over een kwaliteitsvolle monodisciplinaire diagnose wanneer de monodisciplinaire diagnose (op basis van psychiatrisch onderzoek) aangevuld kan worden met voldoende kwaliteitsvolle multidisciplinaire informatie vanuit het CLB-dossier en de begeleiding van de leerling en contacten met zijn ouders en het schoolteam en wanneer er heel duidelijke onderwijsbehoeften zijn die de inzet van expertise van type 3 of type 9 vereisen. Het multidisciplinair CLBteam verrijkt de monodisciplinaire diagnose en op basis van alle informatie wordt multidisciplinair geoordeeld of een gemotiveerd verslag of verslag kan opgemaakt worden.”
Netoverstijgende visietekst trajecten gemotiveerd verslag – verslag
versie 1.0.
19
5. PRAKTISCHE AFSPRAKEN 5.1
TYPE BASISAANBOD
We pleiten heel uitdrukkelijk voor het niet beschouwen van type basisaanbod als een alternatief voor die leerlingen die niet (op tijd) aan een ‘diagnose’ geraken die hen toegang geeft tot andere types. Indien overduidelijk is dat het om leerlingen gaat die nood hebben aan een aanpak type 3, 4, 6, 7 of 9 dan raden we ten zeerste aan om verder in te zetten op het traject om de externe diagnostiek te bekomen zelfs als dat betekent dat de leerling een jaar of twee jaar langer in het gewoon onderwijs moet blijven. Voor deze leerlingen een verwijzing doen naar type basisaanbod komt noch de leerling, noch de ouders, noch het schoolteam type basisaanbod ten goede.
5.2
TYPE 2
We verwijzen hier naar de nota die werd opgemaakt rond operationalisatie criteria type 2 (25.03.2015).
5.3 •
•
• •
•
AANDACHTSPUNTEN (KRITISCHE SUCCESFACTOREN) Bij het maken van de afweging ‘gemotiveerd verslag’ of ‘verslag’ willen we benadrukken dat het essentieel is om eerst te bekijken of de leerling aan de ‘bijkomende toelatingsvoorwaarden’ voldoet, eerder dan eerst te gaan kijken of iemand wel tot een bepaalde doelgroep behoort. De realiteit en de vroegere manier van werken sturen vaak aan op de omgekeerde volgorde (mede gezien de grote wachtlijsten bij diagnostische centra), maar in functie van het bepalen van de ondersteuning is het belangrijker om eerst de overweging te maken of een gemeenschappelijk curriculum haalbaar is en welke aanpassingen hiervoor nodig zijn. De timing van een aantal zaken zal moeten wijzigen om de ‘logica’ van het M-decreet goed te kunnen uitrollen. Opstartvergaderingen GON en het bepalen of ondersteuning geïntegreerd onderwijs aan de orde is, moet gebeuren met de ‘nieuwe’ scholen en het ‘nieuwe’ CLB-team. Of de maand september toereikend is om dit alles georganiseerd te krijgen, zal nog moeten blijken. Een warme overdracht vanuit school en CLB bij leerlingen die van school veranderen is essentieel. Verbindend samenwerken zal hier belangrijk zijn. Er zijn nog heel wat vragen die op dit moment nog onbeantwoord (moeten) blijven. We geven er een aantal mee en blijven hier ook op niveau van de koepels mee bezig o Wat indien een individueel aangepast curriculum bij een leerling met een verslag in gewoon onderwijs ontoereikend blijkt? Wat zijn dan de mogelijke stappen? o Wat zijn de consequenties van het volgen van een IAC in gewoon onderwijs (vs volgen van opleiding in OV3)? Verschil in kwalificatie? o Wat is de impact op het al dan niet krijgen van uitkeringen? (loopt dit gelijk voor alle leerlingen met een verslag? Ongeacht of ze kiezen voor gewoon of buitengewoon onderwijs?) Handtekeningen: o BVR verslaggeving bepaalt dat ook de bekwame leerling mee tekent. De handtekening van de ouders blijft echter doorslaggevend. Als ouders niet akkoord zijn, kan de ondersteuning niet leerlinggebonden worden ingezet. Als een leerling niet tekent en ouders wel, kan er in principe wel leerlinggebonden hulp worden ingezet, maar de manier waarop dit gebeurt moet goed afgewogen worden, gezien het niet tekenen van de leerling mogelijks ook betekent dat de motivatie voor de ondersteuning gering is. o Alle betrokkenen ontvangen een kopie van het (gemotiveerd) verslag.
Netoverstijgende visietekst trajecten gemotiveerd verslag – verslag
versie 1.0.
20 •
Integratieplan valt weg. Dit heeft een aantal voordelen, maar roept tegelijk ook veel vragen op omdat in een aantal situaties nieuwe of recentere informatie nodig is dan die informatie uit het gemotiveerd verslag of verslag. Wijzigingen aan de situatie die zinvol en nodig zijn in functie van de ondersteuning van de leerling, worden in overleg met alle betrokkenen besproken en kan worden toegevoegd aan het individuele handelingsplan van de GON-begeleider.
Visietekst opgemaakt door de netoverstijgende werkgroep CLB ism de GON-netcoördinatoren
versie 1.0 (12.05.2015)
Veronique Decock (VSKO) - Lode De Geyter (VSKO) - Tine Gheysen (VCLB) - Veerle Hubrecht (GO!) – Mart Nuyts (GO!) – Stefanie Pieters (GO!) - Bruno Sagaert (OVSG) - Yolande Schulpen (OVSG) - Koen Schuermans (GO!) - Jef Van De Wiele (POV) – Inge Van Trimpont (GO!)
Netoverstijgende visietekst trajecten gemotiveerd verslag – verslag
versie 1.0.