Van Texas naar Ford Mijn verhaal begint zoals bij ieder mens op de dag van mijn geboorte. 26 december 1972. Ik ben net geen kerstekind. Misschien daarom dat mijn verhaal vol zit met deuken en krassen. Mijn moeder, Françoise De Jaegere, was getrouwd maar woonde niet meer samen met haar man. Scheiden kon in die tijd nauwelijks, dus bleef ze officieel met hem getrouwd. Ze leerde een Italiaan kennen met wie ze mij op de wereld bracht. Mijn moeder was toen 36 jaar. Ik kreeg de naam Colebunders mee, zoals de wettelijke man van mijn moeder heette. Ik was een nakomertje. Mijn zus en mijn broer waren al snel het huis uit en zo bleef ik als peuter alleen met mijn moeder en mijn feitelijke vader. Wij woonden in Texas, een arme wijk in Genk. Na de Tweede Wereldoorlog had de Belgische industrie massa’s steenkool nodig. De gemeenten en de mijnbazen bouwden daarom in Limburg veel mijnwerkerswijken. Texas was er zo eentje. De wijk telde zowat 50 huisjes waarin telkens twee mijnwerkersgezinnen woonden. Ze lag vlakbij het voetbalstadion van Thor Waterschei. Voor de supporters was er een café in cowboystijl, de Texasbar. De nieuwe wijk kreeg daarom de naam Texas. De huisjes hadden geen stromend water. We moesten het doen met een handpomp die buiten stond. Achteraan was een hokje bijgebouwd met daarin een toilet. Ik herinner me nog dat achter het toilet een dikke buis vertrok. We moesten dat toilet doorspoelen met een emmer water maar in de winter was die buis bevroren. Je kan je inbeelden wat voor 7
Op de afvalberg van stenen en steenkool zochten ze naar het zwarte goud dat ze zelf gedolven hadden.
een miserie dat was. We hadden geen bad en geen douche. Alleen een oude kuip waarin we ons wasten.
De woonkamer was tegelijk ook keuken en eetkamer. Daar stond de kolenkachel. Maar daarmee kreeg je je huisje in de winter niet warm. Sommige buitenmuren waren flinterdun en leken wel van karton. De mijnwerkers kregen een paar honderd kilo kolen gratis van de mijn maar dat was lang niet genoeg om de kou te verdrijven. Daarom gingen mannen, vrouwen en kinderen op de terril kolen rapen. Op die afvalberg van stenen en steenkool zochten ze naar het zwarte goud dat zij, hun man of hun vader gedolven hadden. Dat kon niet voor de mijnbazen. Dat was diefstal. Ze stuurden hun bewakers naar de terrils en naar de wijken om het doen en laten van de mensen te controleren. Wie op de terril naar kolen zocht, riskeerde een fikse geldboete. Als je Texas achter je liet en richting de kerk van Waterschei stapte of in de Stalenstraat je inkopen ging doen, kwam je voorbij grote villa’s met tuinen van 20 are en meer waar de mijnbazen en het hoge kaderpersoneel woonden. Die villa’s en tuinen waren zo groot dat de bewoners er een meid en een halftijdse tuinier bijkregen om alles netjes en chique te houden. Allemaal op kosten van de mijn. De mijnwerkers die met hun levensgevaarlijke arbeid duizend meter onder de grond voor dit geld zorgden, woonden in krakkemikkige huisjes, niet veel meer dan een krot. 8
Woonkamer, eetkamer en keuken in een ruimte van ongeveer twaalf vierkante meter. Hier leefde een gezin met soms vier of vijf kinderen. (bron: Texas, een halve eeuw sociale mijngeschiedenis)
Harry de bokser Texas was een arme wijk maar ook net een kleurpotlodendoos: verscheiden en rijk aan inhoud. Zo kenden we allemaal Harry de bokser. Eigenlijk heette hij Henri Ratajczak. Hij organiseerde trainingen en boksmatchen voor de jeugd van Texas en omliggende wijken. Hij leerde ons boksen, een hobby, een bezigheid, iets dat ons afleidde van de armoede die ons misschien op het verkeerde pad had kunnen brengen. Wie niet rijk is, moet slim en creatief zijn. Mijn moeder had me een lederen bal cadeau gedaan. Een mooi geschenk, maar wij wilden boksen. Dus leerde Harry ons hoe je met een doorgeknipte fietsband en een lederen bal je eigen boksbal kon maken. We naaiden en plakten de fietsband 9
Harry de bokser. (bron: Texas, een halve eeuw sociale mijngeschiedenis)
10
aan de bal en spanden onze eigen boksbal in een deuropening. Bovenaan en onderaan vastmaken en dan konden we boksen op een bal die telkens terugveerde. Wij wilden natuurlijk echte boksmatchen houden. Daarom had Harry op een klein grasveldje een ring gemaakt. Vier stevige palen, wat veerkrachtige touwen, een sprankeltje fantasie en we hadden onze eigen boksring. Harry inspireerde ons ook met zijn sterke verhalen. In die jaren kenden alle jongens de Amerikaanse bokser Rocky, de filmrol van Sylvester Stallone. Wij vonden Rocky het van het, maar Harry keek er een beetje op neer. Rocky was voor hem niet echt want die werkte niet en kreeg alles in zijn schoot geworpen terwijl hij, Harry, ’s nachts om 2 uur opstond om te trainen, rond 4 uur vertrok om in de mijn te gaan werken en na dat hard labeur nog eens opnieuw ging trainen. Harry was onze Rocky maar dan een veel betere. We hadden in onze wijk een goedkope textielwinkel waar je logo’s op je kleding kon laten strijken of naaien. Wij hadden geen geld voor de blitse outfit van Rocky, dus lieten wij “ROCKY” in blokletters op onze bloezen en broeken zetten. Op mouwen, broekspijpen, borstzakken, eender waar.
Home sweet home Toen de mijnen dichtgingen, besliste het Genkse stadsbestuur dat Texas weg moest om plaats te maken voor Fenix. Dat was een peperduur, toeristisch project met een winkelcentrum en een zwemparadijs waar je zelfs levende haaien 11
kon bewonderen. In een afzonderlijk bad, hoop ik. Enfin, Fenix zou Genk een economische impuls geven en voor nieuwe jobs zorgen. De bewoners van Texas moesten weg. Maar geen zorg, een eindje verderop kwam een moderne wijk met de De Texanen gingen originele naam Nieuw-Texas. in verzet en voorop liep Jef Ulburghs, een priester-arbeider.
Dat was buiten de Genkse Texanen gerekend. Die gaven hun wijk en hun thuis niet zomaar af. Velen van hen woonden daar al 30 of 40 jaar. Texas was hùn wijk, hùn thuis waar iedereen iedereen kende en hielp. De Texanen gingen in verzet en voorop liep Jef Ulburghs, een priester-arbeider uit de naburige deelgemeente Zwartberg. Jef vond dat een goed christen aan de kant van de armen moest staan. Hij was een man
Protestactie tegen de gedwongen verhuis van de Texaswijk. (bron: Texas, een halve eeuw sociale mijngeschiedenis) 12
Jef Ulburghs (vooraan, midden) bij een optocht voor het 40-jarig bestaan van Texas. (bron: Texas, een halve eeuw sociale mijngeschiedenis)
die de borst vooruit en de vuist omhoog stak als de arbeiders dat nodig hadden. Een beetje zoals priester Daens uit Aalst. Maar hun strijd mocht niet baten. Oud-Texas is platgegooid. De locatie is nu een parking voor voetbalploeg KRC Genk. Het prestigieuze Fenixproject is er nooit gekomen. Geen haaien dus. Harry de bokser was de laatste die verhuisde naar Nieuw-Texas. Een paar maanden later stierf hij. En met hem stierf het Texaanse gevoel van samenhorigheid.
De eerste vonken Wij woonden toen al niet meer in Texas. In 1977, ik was net 5 jaar oud, bleek dat mijn biologische vader er nog een 13