ÉÉN MET ONS INDIËl Een actuele beschouwing over het koloniale vraagstuk,
de
Pacific en de
Nederlandsche
koloniën
DOOR
J. M. L. SAUNDERS
"Java gilt als das entwlckelsce Tropengeblet der Welt. Holland hat durch selne tatkr~ftige Kolonialpolitik die innere Berechtigung zum Besltz seines überseeischen Gebletes gezeigt. Unendlich viel hat Holland berelts fur die Entwicklung seiner Oberseegebiete geleistet".
JRMGARD lOEBER •.Oas N iederlàndische Kolonlalreich Wehgeschehen", Lelpzig, 1939
"La HoTJande peut dès malnte:nant étaler devant Jes nations civilisées les frults matérlels de son maÇJniflque effert et Ie libéralisme de sa politique Indigène"
C. ANGOULVANT Hon. Gouverneur-Generaal der Franse Kolonien. "Les lndes Néerlandaises", Parijs, 1926
UITGEVERIJ W. VAN HOEVE
DEVENTER
1911
&
P
leiten voor eigen standje wordt gewoonlijk, en terecht, afkeurend beoordeeld. Moeten wij, Nederlanders, dit standpunt ook innemen, wanneer het pleit moet worden gevoerd voor wat onze
volksgemeenschap op koloniaal gebied tot stand gebracht heeft in de eeuwen, die achter ons liggen 7 Mij dunkt van niet. In een tijd, waarin nieuwe normen worden opgesteld ten aanzien van het recht. koloni~n te bezitten en te beheren ,'is het noodzakelijk, dUidelijk te maken, vooral tegenover hen die dit in tWIjfel trekken of zouden willen trekken, dat Nederland - indien men tenminste het bezit van koloni~n als zodanig niet verwerpt - bij het beheer van zijn eigen koloni~n in het verleden en op dit ogenblik aan alle eisen, die te dien opzichte kunnen worden gesteld, heeft voldaan en voldoet. Tenzij men speciaal aan Holland veel hogere eisen zou stellen dan aan andere landen. Daarmede zou evenwel de algemeen geldigheid der opgestelde normen zijn vervallen. Te meer is dit pleit noodzakelijk, omdat ook tal van Nederlanders er blijkbaar een zuur genoegen in vinden, die twijfel te voeden. Dit is o.i. volmaakt onbegrijpelijk, omdat zij toch kunnen weten, dat er juist in de laatste decennia een enorme beschavingsarbeid in de koloni~n is verricht. Wanneer men de grootte van ons land in aanmerking neemt en men bedenkt daarbij, dat een kleine veertig jaren geleden de fregatten nog met volle zeilen de vaderlandse havens binnenliepen, dat men in die tijd de beri-beri-lijders nog in de havenplaatsen kon zien lopen, dat de zeilvloot nog ten dele moest worden omgebouwd in een vloot van moderne pantserdek ..
schepen en kruisers, dat de Spartorpedoboten nog bij Nieuwediep door het Schulpengat koggelden en de allereerste onderzeeboot nog moest worden gebouwd..... dan begrijpt men ook, welk een enorme, vergelijkenderwijs niet te evenaren, arbeid door jong Nederland is verricht. Het is nu wel gemakkelijk om onder jong Nederland te verstaan het geslacht van het laatste jaar, maar wanneer men inderdaad een tegenstelling wil maken met de 1ge eeuw terecht of ten onrechte - , dan dwingt de logica er toe, daar tegenover te stellen de 20e eeuw. En dan wensen wij er op te wijzen dat, afgezien van de aanloop in de 1ge eeuw, de arbeid in de koloni~n, die tot het genoemde resultaat heeft geleid, grotendeels in de 2010 eeuw na de aBoop van de Atjeh-oorlog is geschied. Dit is trouwens ook het geval met de stijging van de welvaart in het moederland. Het is dus tot stand gebracht door de jongste geslachten en behoort - wanneer men inderdaad de suprematie van de blanke beschaving wil handhaven - door het levende en komende geslacht te worden voortgezet.
Volmaakt was die arbeid natuurlijk niet I Overal elders was dit evenmin het geval. Maar zonder voorbeeld, wanneer wij Java en
reli~f
plaatsen, was het in de wereld wel. De grote oorlog van
1914-1918 heeft die opbouw slechts onderbroken. D t had men op het einde van 1918 eigenlijk niet verwacht, omdat d afloop van den wereldoorlog ook bet einde van de koloniale expapsie scheen te zijn. Dat tijdperk was nu afgesloten, daar was de wereld overheen. De jeugd zou een herhaling van het gebeurde beletten. De profeten echter, die in het begin der twintiger jaren verkondigden, dat het z.g. koloniale tijdperk thans zou zijn afgesloten, en daartoe behoorden er velen, zijn wel bedrogen uitgel
bekeken, dan rees onmiddellijk twijfel omtrent de betrouwbaarheid van die grondslag. Zij hielde'! dit meestal maar voorZichtig voor zich, want twijfel en défaitlsme werden ook in die tijd vaak verwisseld. Er deugde iets niet. De samenkoppeling van liet Verdrag van VersaiJIes en het z.g. Volkenbondspact was eigenlijk bij de grote massa niet bekend, terwijl velen, die het toch wel 2lO ongeveer wisten, er het belang niet van inzagen of niet In wilden zien. Niettemin is deze samenkoppeling van de grootste beteke is geweest voor het koloniale vraagstuk, Het geconcipiëerde koloniale stelsel werd daardoor een dualisme, dat eenerzijds steunde op bet Verdrag van VersaiJIes en anderzllds op het Volkenbondspact, d.!t per saldo weer een introductie was tot het Verdrag van Versailles. Waar ging het nu om bij dit dualisme 1 De nieuwe figuur van het mandaat deed zijn intrede in het Volkenrecht. Niemand wist er eigenlijk weg mede. De niet te Indentificeren Franse en Engelse teksten werkten. naast het reeds genoemde dualisme, de verwarring In de hand. Nam men de oude Engelse rechtsbeginselen ter verklapng van het mandatenstelsel. dan kwam men tot interessante conçlusies, die konden leiden tot een verklaring van het systeem. Een andexatie werd dan formeel onmogelijk, terwijl er uit kon worden afgeleid, dat art. 22 van het Volkenbondspact van de gedachte uitging, dat de mandaatorden opopdracht door den Volkenbond aan anderen kon gedragen. Niettemin bleek, dat de belanghebbende anden een zodanige uitlegging niet wensren te accepteren. terwijl een scherpe
omlijning van het begrip "mandaat" langs een andere g blijkbaar onmogelol k was. Nu ontstond een eindeloos gehaspel over de souvereiniteitskwestie. Niemand wist, wie eigenlijk de baas was over de mandaten; wie
- - - - - - - - - - - - - -- - -_ ._ .- ._ -
. -
- --
5 feitelijk de baas. was wist iedereen. Het grote publiek liet men in de waan. dat de Volkenbond het voor het zeggen had en daarbij bleef het. Niets was evenwel minder waar dan dat. Practisch was het mandatenstelsel een verkapte annexatie. Daarmee begonnen de moeilijkheden. Nóg voornamer was het bezwaar. dat de hoofdmachten deze gebieden reeds vóór de formele stichting van de Volkenbond hadden verdeeld. En al dachten velen. dat de consequentie van de nieuwe situatie zou zijn een overdracht van àlle koloni~n en bezittingen aan Genève - tenslotte bleef alles bij 't oude. Openlijke annexatie was in strijd met de toen nieuwe ideologiê'n ..... om
kool en geit te sparen. werd het mandatenstelsel geschapen I Met als resultaat. dat de strijd om de koloniën opnieuw begon. Eerst voorzichtig. dan steeds dringender. Het was voor de neutrale staten zeer onaangenaam. dat zij. ongewild. in de strijd werden betrokken. ook al hadden zij niemand een strobreed in de weg gelegd en al behoorden zij ook tot die landen. die in vergelijking met de andere koloniale machten op een "musterhaft" koloniaal beheer konden wijzen.
T
ot die neutrale koloniale landen behoorde Nederland. Een nieuw slagwoord ontsrond. De Volkenbond had daar zelf toe medegewerkt. Het tweede lid van art. 22 van het Volkenbondspact decreteerde n.1. ten aanzien van de inheemse koloniale volken: "Le bien-être et Ie développement de ces peuples forment une mission sacrée de civiJisalioll" (curs. van mij. S.) "et iI convient d'incorporer dans Ie présent Pacte des garanties pour I'accomplissement de cette mission". Dit gold o.a. ook voor de van Turkije losgerukte landen in de Oriënt. die van die "mission sacrée" niet veel geloofden of ze in hun voordeel trachten uit te buiten. wat op eindeloze conflicten met Frankrijk uitliep. Maar het slagwoord wàs er. En sinsdien wil iedereen koloniën om ze te civiliseren. Zelfs landen. wier eigen inwoners voor een groot deel niet kunnen' lezen of schrijven,
branden van verlangen om aan anderen hun beschaving te brengen door ze hun taal te leren spreken. lezen en schrijven. waarna verder alle culturele goederen per eerste gelegenheid zullen worden toegestuurd. Zelfs in Indië begon de wind uit die hoek te waaien. Er ontstond een SOOrt van civilisatorische indigesrie. wat niet anders
kon. daar nu eenmaal vele mensen dat soort voedsel niet onmid-
dellijk le ren verduwen. Hier komt nog bij dat de begrippen cultuur. civilisatie en beschaving moeilijk te definiëren zijn. zelfs voor mensen als Slm meI. Spengler of Huizinga. zodat de practische uitvoering gewoonlijk op een compromis moet uitdraaien. in de richting van de definitie. die Gonggrijp geeft in zijn economische geschiedenis van Nederlands-Indië: "Beschaving is heerschappij van de "geest'· over de "stof'" enz .• waaraan het vriendelijke publiek dan de uitlegging geeft. dat de economie (d.w.z. het materieie) schering en inslag is. Nemen wij evenwel aan. dat de drang tot eigen machtsontplooiing. de drang van eigen scheppend
~
- --
6 vermogen. de daadkracht van een jong of een verjongd volk er toe moet leiden. doeleinden te zoeken in andere landen of werelden. om zijn beschaving. c.q. de Europese. de blanke beschaving in 't algemeen. in die landen te brengen. de hulpbronnen '{an de z.\J. primitieve landen. die braak liggen. te ontwikkelen tot eil van de mensheid of tot heil van het blanke en bovendien van het inheemse ras; hoe stond en hoe staat Nederland daar dan tegenover 7 De In de aanvang genoemde Duitse schrijver zegt. hebben wij gezien. aan het eind van zijn boekje. pag. 142: "Holland hat urch seine tatkräftige Kolonialpolitik die innere Berechtigung zum Besitz seines überseeischen Gebietes gezeigc". Dus: "tatkräftige Kolonialpolitik". Dat is een begrip. d voor meer dan één uitlegging vatbaar is. althans in deze zin. dat de verschillende "tatkräf[ige Kolonialpolitik" voerende volkere n der geschiedenis meestal niet met elkaar te vergelijken zijn. In vroeger eeuwen was die "Tatkraft" zoo vanzelfsprekend. dat men zelfs niet zocht naar rechtsgronden om koloniale veroveringen te rechtvaardigen. Langzamerhand begon men daar echter toeP behoefte aan te krijgen en men poogde daartoe een soort harmonie te scheppen tussen religieuze en economische oogmerke • versterkt door ethische en culturele motieven. Vlttorla was waarschijnlijk een der eersten. die de rechtsgrond trachtte op te sporen. waardoor de kolonisatie kon worden gesanctioneerd (Böhm ... Het recht van kolonisatie". 1936.) Daarmede werd de pha e der wetenschappelijke rechtvaardiging ingeluid. waarbij mannen als Las Casas en Vittoria reeds in die tijd afwijzend stonden tegenover vele koloniale practijken. Men kan. ondanks dit alles. evenwel niet ontkennen. dat zowel Portugal als Spanje een ..1atkräftige" koloniale politiek hebben gevoerd. Dit was evenzeer het geval met de latere koloniale landen. o.a. Holland en Engeland. het gehele mercantilistische tijdvak door. Waarschijnlijk was Holland wel een der meeSt .. tatkräftigen". Deze daadkracht van Holland Is in later tijdperken steeds latent aanwezig gebleven. zodat na tijden van inzinking altijd weer tijden van bloei volgden. Maar het jongste tijdperk staat toch bovenaan. De twintigste eeuw spant de kroon I Deze daadkracht bleef ook na 1929 latent aanwezi zodat de opleVing in 1937 alweer opnieuw begon. Nederland Indie was een der landen. die zich het eerst hadden aangepas en alleen uit eigen kracht op de nieuwe verhoudingen ware" ingesteld, Wanneer de maatstof van den schrijver van boveng noemd citoot dus juist is. zou hef koloniaal bezit van Nederla(1d eens en voorgoed gerechtvaardigd zijn. (Het citaat is van 193 en geldt dus ook na de crisis van 1929). De schrijver voegt aan het bovengenoemde citaat toe: .. Es (Holland) beweist durch seine Stellungname zu den fernöstlichen Problemen. das es auch seine Belange in der Weltpolitik, soweit es in seinen Kr ten steht. mit eigenen Machtsmitteln vertreten will", Juist i Zo was het en zo is het. Met eigen middelen en voor zover onze krachten het veroorloven. Men kan nu eenmaal
7 met een bevolking van 8.000.000 mensen geen leger op de been brengen van tien millioen. Wanneer wij zonder hulp met de grote staten in de Pacific in conflict kwamen, zouden wij het waarschijnlijk moeten verliezen. Maar dat zou een enorm verlies zijn voor de beschaving in de koloniën, omdat wij nel zo goed koloniseren als de be,len en lIeel be/er dan alle anderen! En om de beschaving - dit wordt regenwoordig tot in den treure herhaald - gaat het dan toch I Verovering op zich zelf heeft In dit verband geen zin. Men moet er iets van kunnen maken. W elnu, dit staat voor wat Nederland betreft, onherroepelijk en onwedersprekelijk vast. Thans de kwestie van de ontwikkeling der hulpbronnen , de productie van grondstoffen inbegrepen. Hoe staat het daarmede 1 Dezelfde schrijver zegt daarover het volgende (pag. 132): "UnendIich viel hat Holland bereits für die Entwicklung seiner Oberseegebiete geleistet", lets verder (pag. 133) zegt hij: "Voll eli/wiekelt is bisher von diesen Kolonialgebieten rIllf die Insel Java" (Curs. van mij, S.) Nog iers verder zegt hij dan weer: "Alle diese Aufgaben sind so unübersehbar grosz und bedeurend, dasz sie fa st zuviel scheinell fur die Kräfte, die das Mutterland in Bewegung setzen kann", En tenslotte: "Die Investierung International en Kapi tals hat nicht zum wenigsren dazu beigetragen , das ein internationales
Interesse in dem die einzelnen Gruppen sich die Waage halte n, daran besteht, den Besirzstand des niederländischen Kolonialreiches in vollem Umfang zu erhalten". Verder (pag. 133-134) maakt de Schrijver nog de opmerking, dat behalve met binnenlandse moeilijkheden Nederlands-Indië ook te maken heeft met problemen in de buitenlandse politiek, terWIJl voor Suriname en Curaçao wordt verondersteld, dat zij op dat ogenblik (1939) voor geen buitenlandse bedreiging behoeven te vrezen. Behandelen wij nu deze vraagstukken punt voor punt,
Wat de buitenlandse politiek betreft, moet uit de aard der zaak van een min of meer volledige bespreking worden afgezien, De Groote Oceaan is, vooral na de wereldoorlog van 1914-1918, steeds drukker bevaren; de handelsvervlechtingen tussen de continenten Amerika en Azië zijn steeds ingewikkelder geworden en de ruimre tussen Japan, de Philippijnen en Nederlands-Indië is na Je Wereldoorlog opgevuld door de Pal u-eilanden, de Marianen, de Carolinen en de Marshal-eilanden, die krachtens het Verdrag van Versailles als mandaac aan Japan zijn toegewezen. Deze eilanden. die voor 1918 als buffer dienst deden tussen de Nederlandse en de Amerikaanse ko~oniën en Japan. werken nu als een (rait cl 'union.
Het is toch moeilijk aan te nemen, ctat Japan de laatste twintig laar zijn positie op die eilanden niet zou hebben bevestigd, De conflictstof ligt overal opgestapeld, Het zal een ontzaglijke moeite kosten, Indië buiten een mogelijke botsing te houden. Wil dat nu zeggen, dat Nederlands-Indië in het spel der grote politiek een actieve rol speelt 7 Niets is minder waar dan dat.
Iedere belangstellende weet, dat acries niet plegen uit te gaan van Nederlands-Indië, maar van de rivaliserende grote mogend-
•
r 8 heden in de Pacific. Zonder de geweldige betekenis te negeren van wat de Duitse schrijver Colin Ross noemt "das Meer der Entscheidungen". mag toch wel worden geconstateerd. dat. wanneer niemand in de Pacific ef van verdacht werd het Nededands koloniaal bezit (dat door zijn krachtige politiek een monument voor de blanke beschaving is geworden) met meer dan onbjlatzuchtige belangstelling te bekijken. er van een buitenlands politiek probleem ten aanzien van onze koloniën in Azië geen sprake zou zijn. Hetzelfde geldt voor de West-Indische bezittingen. Een tegen Nederland gerichte koloniale politiek "pour la cIvilisation" zou een voorui tgang. maar een achteruitgang der beschaving zijn. En nu de betekenis van het internationale kapitaal. Is het evenwicht der buitenlandse Investeringen in Indie nu de vpornaamste oorzaak. dat ons koloniaal bezit onaangetast blijft 1 Indlen dit juist mocht zijn. dan moet dit evenwicht kunnen worden aangetoond. Bovendien zal het totaal dier beleggingen dan toch. in verhouding tot die van het moederland. heel groot moeten zijn. De Nederlandse beleggingen zullen dan als het ware door de buitenlandse in de schaduw moeten worden gesteld. Hoe staat het daar nu mede 1 Niemand ontkent natuurlijk. dat een zeker onderling evenwicht dier mogen heden (zelfs ten aanzien der investeringen) een vorm van verzekering voor Indie is. Maar dat het internationale kapitaal daarbij nu zo'n doorslag-gevende rol zou spelen als wordt gesuggereerd. moet toch lichtelijk worden betwijfeld. De besproken kwestie is daarom van zo groot belang. omdat er min qf meer het vermoeden bij wordt uitgesproken. dat het kleine Nederlajld eigenlijk een koloniaal bezit heeft. dat voor zijn economische ep culturele potentie te groot is. Althans. dat het zo schijnt te zijn. Wanneer deze diagnose vrij Is van iedere subjectiviteit. dart kan vrij gemakkelijk worden aangetoond. dat zij onjuist is. Ten eerste is de hoeveelheid buitenlands kapitaal. hoe belangrijk 00 niet van doorslaggevende betekenis. IntegendeeJl Wanneer wij aannemen. dat de cijfers. hierover door Gonggrijp in zijn genoemde geschiedenis (pag. 235). ook maar bij benadering juist zijn. en er is geen enkele reden voor niet-experts om daar aan te twijfelen. dan is de
kapitaalvoorziening voornamelijk door Nederland geschied. Het bedrag van in ondernemingen belegd kapitaal was volgens Cock Buning (aangehaald bij Gonggrijp) - 1923 - 2650 millioen gulden. waarvan 1900 miilioen Nederlands was. De indirecte beleggingen zijn daarin. volgens denzelfden schrijver. niet begrepen. en evenmin de bedragen. door Nederland en andere landen gefourneerd t.O.V. Indische leningen. Telt men de laatstgenoemde bedr~ en er bil. dat komt C.B. tot een taxatie van 3600 millioen. waàrvan 2600 millioen in Nederlandse handen is. Bedenken wij hierbi j. dat (pag. 235) van het in ondernemingen gestoken kapitaal 250 millioen Chinees is. dan blijft er voor het interna tionale kapitaal 'een edrag van 750 millioen gulden over. tegenover 2600 millioen doo Nederland verschaft. De Chinese aftrek is O.i. volkomen gemot' eerd . daar voorshands niemand zal veronderstellen. dat China to de rivaliserende mogendheden behoort.
9 Nog minder waarschijnlijk wordt de door ons bestreden theorie. wanneer men op dezelfde plaats leest. dat er door Engeland alleen 300 millioen gulden Is belegd. zodat er voor België. Amerika. Frankrijk en Japan samen slechts 450 millloen gulden overblijft. Iedere onbevooroordeelde kan hieruit zien. dat de investering van Nederland. in verhouding tot de geïnteresseerde grote mogendheden. zo hoog boven de anderen uitsteek als de Eifelroren boven Parils. Men zou eigenlijk uit het grote bedrag der beleggingen van Engeland een specifiek overwicht van Engeland moeten aHelden. Men kan aan de hand van de genoemde cijfers met vrij grote zekerheid vaststellen. dat het evenwicht In Insulinde niet het gevolg is van het evenwicht der door het buitenland belegde kapitalen. Indien er van een evenwicht kan worden gesproken. is dit er. ondanks de onevenredigheid der door het buitenland belegde kapitalen. Maar al was er evenredigheid. van een kapitaalhegemonie dier mogendheden is In het geheel geen sprake. Men zie hiervoor ook het tweede deel (pag. 629) van Angoulvant. "Les Indes Néerlandaises" . In geen geval kan men de bloei van Nederlands-Indle toeschrijven aan de (overigens zeer gewaardeerde) medewerking van het vreemde kapitaal. Zelfs de veronderstelling. dat Nederland dan toch de gehele kapitaalvoorziening niet voor zijn rekening kón nemen. Is niet juist. Er kan alleen gezegd worden. dat dit niet is geschied. Een analyse van het totaal onzer buitenlandse beleggingen In de Jaren voor de huidige oorlog zou Iedereen duidelijk kunnen maken. dat Nederland wel degelijk de gehele kapitaalvoorziening voor zijn rekening had kunnen nemen. Wanneer men met de kapitaalvoorziening van Ned.-Indlt wil aantonen. dat ons koloniaal bezit eigenlijk te groot is. is dat een praatje voor de vaak. Te groot is leder koloniaal bezit voor allen. die het voor zich wensen. ook al kunnen zij er in de verste verte niet van maken wat er van te maken Is. Heel vaak is hun kolonisatie of hun koloniale politiek al bij voorbaat gedoemd tot mislukking. omdat zij van een glad verkeerd uitgangspunt uitgaan. Elke kolonisatie. waarbij emigratie één der grondslagen Is. moet mislukken. wanneer klimatologische omstandigheden dat feitelijk beletten. Evenzeer is dat het geval wanneer de moederlandse bevolking de ware pioniersaard mist of liever bij honk blijft. Ook kan er weinig van komen, wanneer het te koloniseren land reeds
dicht bevolkt is. of wanneer het bevolkingsoverschot In het moederland zo groot is dat de koloniën met één of twee "Jaargangen" zijn bezet. Zulke koloniale politiek kan men propageren. al Is men er van overtuigd. dat de methode kant noch wal raakt. Ook is het mogelijk. dat afwezigheid van kennis en ervaring zulke opvattingen. waarbij dan de wens de vader van de gedachte Is. in de hand werkt. In beide gevallen is het een vorm van koloniaal dillerantisme, waar
moederland en koloniën tot hun schade op de duur de onaangename gevolgen van zullen ondervinden.
Is dan ons koloniaal bezit inderdaad niet te groot 7 Kunnen wij
10
werkelijk ons bezit omvamen 7 Ach I Vijf en twintig jaar geleden zouden wij het de moeite niet waard gevonden hebben dit aan te tonen. De feiten spraken te duidelijk. Thans sprek,en de feiten niet minder duidelijk. maar er is voor de Hollanders méér reden om op hun hoede te zijn. Dààr wringt de schoen. Een van de methoden der •. anderen" is. door schetterende critiek de positie van de betrokken koloniale staat te ondermijnen. daarbij speculerende op de onwetendheid van de grote massa. Bij hen. die ook maar iets meer dan het abc weten van koloniale geschiedenis. politiek <:n economie. hebben deze critici geen cent kans. Zij. de wetenden. beseffen natuurlijk heel goed. dat aan de koloniale politiek. die in abstracta ideaal kan zijn. nog heel wat ontbreekt; maar zij wet"" ook. waar dat het meest en het ergst het geval is. Dààrom va en zij zich verantwoord. Hun enige vrees is, dat op buit beluste a nexionîsten
komen verstoren of vernietigen wat zij hebben opgebouwd. Of. indien het zulke annexionisten zou gelukken de verkregen (7) kolonien op het:elfde peil te houden. dat zij de brapie zouden uithangen met het werk van anderen. Niettemin. de ritiek is er. de propaganda ook. en wij moete n er rekening me\:!e houden. Daarom is het nodig, dat wij ons de positie van de
olonien in
het gehele complex van de Stille Oceaan duidelijk voor ogen stell"n. daarbij rekening hO'Jdende met de snelle ged'!'nteverwisselinÇj in de gebieden tussen het Aziatische en het Amerikaanse continent gedurende de gehele 20e eeuw.
M
eeresstille und ruhige Fahrt... . Dat waren de indrukken van den groten zeevaarder Magalhaes gedurende de honderd dagen van zijn wereldberoemde tocht van )(aap Hom tot aan de Marianen. Rimpelloze onbewogenheid. rust en vrede. De "stille". de "pacifisehe" oceaan werd de naam var deze geweldige watermassas. die in hun eindeloze uitgestrektheid tevens
en terecht met de naam van Grote Oceaan werden aangeduid.
Hoe is dit alles in het huidige tijdsbestek veranderd' De steeds Wijkende einders zijn gebleven. maar de rust is verdwenen en de
vrede d reigt te worden verstoord. De majestueuze tilte heeft plaats gemaakt voor het rumoer der politieke belangep en hartstoch ten. De bewapeningen zijn of worden tot het uirerste opgevoerd. de lont ligt bij het kruit. ieder ogenblik kan d uitbarsting plaats hebben. Blijvende samenwerking schijnt bijkans nmogelijk. En tèch moet alles worden beproefd, om een bocsin
te vermij-
den. De rampzalige gevolgen zouden te groot zijn om elk belang ook te dienen. Het zal niet gemakkelijk gaan. De wil tot samenwerking schijnt verslapt door de voortdurende spann
9 de ge-
heel twintigste eeuw door. een spanning . die bovenäien in de laatste twintig jaar steeds hoger is opgevoerd. Maar als het nog kan. dan moet het. De gehele toestand in de Pacific wordt o.i. duidelijk uitgedrukt in de titel van een Frans geschrift over het Verre Oosten: "Le drame de I'Extrême Orient". Inderdaad: een
11 drama dreigt het te worden, wanneer het niet tijdig word( . verhinderd, Welke oorzaken hebben daartoe geleld 7 Na de ontdekking van de Stille Zuidzee door de Spanjaarden In de aanvang van de 16e eeuw, volgt een 200-jarig tijdperk van avonturen en avonturiers. zonder dat in het algemeen van een .
bewuste exploratie en exploitatie van de geweldige ruimten tussen de Paclfische rand landen kan worden gesproken. Het kan natuurlijk niet ontkend worden, dat Nederland, c.q. de Oost-Indische Compagnie, daarop in de 17e eeuw mln of meer een uitzondering heeft gemaakt. Wanneer wij kleinere ontdekkingen, zoals die van de Bonin-eilanden, bulten beschouwing laten, dan is de voortvarendheid van de Oost-Indische Compagnie van groot belang geweest door de ontdekking van Australië, Tasmanie en Nieuw-Zeeland, waardoor een nieuw werelddeel aan de bestaande vier werd toegevoegd. Ondanks deze voortvarendheid bleef echter ook In de Nederlandse kolonien de aandacht toch voornamelijk beperkt tot Java en de Grote Oost. Langen tijd was de Stille Zuidzee het monopolie van de Spanjaarden. Meer en meer kwamen de nieuwe gebieden binnen het gezichtsveld van Europa; men denke aan de tochten van mannen als Plzarro, Cook, Godefroy e.a. En gelijke tred daarmede hield de versterking van de activiteit der belanghebbende mogendheden, waardoor de politieke bedoelingen zich steeds dUidelijker gingen aftekenen. Ten aanzien van China begon kort na 1800 "the period of European admission" (Whyte, "China and foreign powers", 1928) en na de zeventiger jaren "the perlcd of European agresslon". Deze onderscheiding is te aanvaarden, al zal men o.i. de agressieve periode reeds moeten laten aanvangen in het begin der veertiger jaren, met de Opiumoorlog. In dit tijdvak viel ook de gedwongen opening van Japan voor de wereldhandel. In 't algemeen kan men In die tijd de eerste phase opmerken van de definitieve ontsluiting van de Grote Oceaan. De z.g. "admission"-tijd valt samen met de verwording der Mandsjoe-dynastie. Haar verslapping bleek dUidelijk in de door China verloren Opiumoorlog , de eerste botsing met de "vreemde duivels", die Hongkong In Engelse handen bracht en leidde tot opening van de eerste havens. Zo is 't de gehele I ge eeuw door gegaan. De mogendheden grepen de kans; opgedrongen verdragen leidden tot uitbreiding van het aantal verdragshavens. Frank-
rijk stichtte zijn koloniale rijk in 't Verre Oosten en ook Engeland werd Chinas buurman. Rusland bleef niet achter en kwam te grenzen aan Japan en Korea. Japan nam het snoer eilanden in de richting van Formosa In bezit. De Chinese regering werd gedwongen de exterritorialiteitsrechten der vreemdelingen te erkennen. Er waren oorlogsschattingen, accijnstoezichten -
kortom,
het zou nalef zijn, nog te spreken van "pénetration pacifique" I Revoluties en overstromingen kwamen nog bij al deze ellende .... China kon er niet boven-op komen en zeker niet uit eigen kracht. De Taiping-revolutie moest bedwongen worden met de hulp van de vreemde mogendheden.
Op het einde van de 1ge eeuw Is een nieuwe mogendheid opgekomen, met welker Invloed bij de beoordeling van de situatie in het Verre Oosten rekening moet worden gehouden. Deze mogendheid is japan. Ongelooflijk vlug bad dit land zich. na de vlootdemonstraties van Perry c.s.. weten te moderniseren. Het Sjogoenaat werd afgeschaft en het Keizerschap In al zijn oude glorie hersteld. De meijl- periode, de tijd der vernieuwing, kon beginnen. De snelle gedaanteverwisseling leidde tOt een conflict met de middeleeuwse Samoerai-ridders, wier wankele economische positie door de plotselinge veranderingen nog onzekerder werd. Deze agressieve groep heeft sinds het begin der meiji-restauratie de politiek van japan sterk beinvloed. Mede om hun oorlogszuchtige activiteit af te leiden, dienden de expedities naar de Fiju Kiju-eilanden en naar Formosa, die tenslotte de opstand der Satsoema-Samoerais niet hebben kunnen verhinderen. De ongelukkige afloop van deze revolutie heeft evenwel een herstel Vdn het Sjogoenaat en de Samoerai-kaste voor goed vernietigd. Hun invloed is nochtans gebleven. De voortdurende milita6-e activiteit van japan kan voor een goed deel aan hen worden toegeschreven. Het ligt dus wel voor de hand, dat. onmiddehjk na de consolidatie in de zestiger jaren japan een expansiepolitiek inzette, die tot op de huidige dag heeft voortgeduurd. H et blijkt thans ook wel. dat japan reeds in die tijd de gehele Oost- en West-PaCific als zijn belangensfeer heeft beschouwd en het moet orden gezegd, dat de japanse diplomatie een goede leerlin e van het Westen is geweest. Het begon reeds in de zeventigq jaren. De historie van veroveringen, verdragen en wat dies meer zij is vol-
doende bekend. Ook Duitsland kreeg zijn deel in het pachtgebied van Kiautschau en Amerika zorgde er eveneens voor, nitt achteraan
te komen, zodat omstreeks 1900 de Verenigde Staten zich in de Pacific een belangrijke plaats hadden veroverd. In het begin van de. twin tigste eeuw was de Stille Oceaan feitelijk geheel verdeeld tussen Engeland, Duitsland, Amerika, Frankrijk cn de Engelse koloniên van het Australische continent, benevens japan. Wij laten in dit verband de Nederlandse Oost-Indische archipel buiten b schouwing. Wenden wij ons nu weer tot China. Daar was langzamerhand een geweldige haat ontstaan tegen de vreemde mogendheden én tegen de Mandsjoe-dynastie. Deze verbittering uitte zich in de Boxer-opstand, die voor China slecht afliep en "de vreemden" opnieuw de gelegenheid gaf, hun overwicht te tone~ toen het internationale leger onder Waldersee Peking bezette. De onderhandelingen werden nog gevoerd door Lihoengsjang, die kort daarop overleed en vervangen werd door den later bekenden joeansjikaj. De druk op China werd nog groter. Vooral Rusland maakte van de omstandigheden gebruik. zijn invloed in Mandsjoe-
rije te versterken, wat leidde tot het Engelse-japanse bondgenootschap, waardoor japan de handen vrij kreeg. In 190'1 brak de verwachte oorlog tussen japan en Rusland uit, de Russische kolos werd verslagen en japan nam de hegenomie in Mandsjoerije van Rusland over, hoewel Rusland het beheer van de Oost-
~
13 Syberlsche Spoorweg behield. Het gevolg van de débäcle was in China. dat men voor hervormingen begon op te komen. waaraan,
zo meende men, Japan zijn positie als grote mogendheid had te danken. Maar 't was te laat, dus vergeefs. In 1908 stierf de Keizer en in 1911 brak de revolutie uit. De republiek werd uitgeroepen; Joeansjlkaj werd met steun der mogendheden president. De buitenlandse leningen dwongen hem, opnieuw consessies aan de mogendheden te verlenen, wat zijn positie in de radicale gelederen der bevolking verzwakte. Intussen was de Wereldoorlog uitgebroken. Japan maakte hiervan in [915 gebruik om aan China een bondgenootschap op te dringen, dat van het Hemelse Rijk een vazalstaat zou hebben gemaakt en stelde 'n soort ultimatum op van 21 punten. Joeansjikaj wees dit af en poogde ondertussen zijn positie te versterken door een herstel van het Chinese Keizerschap te forceren. Voor het zover was, stierf hij in 1916. In 19 [7 verklaarde China Duitsland de oorlog, In de hoop, als gelijkberechtigde door de mogendheden te zullen worden erkend, maar spoedig bleek (en na de conferentie van Washington definitief) dat de mogendheden hiertoe niet bereid waren. In die jaren verkeerde China in de grootste verwarring.
omdat na de dood van Joeansjikaj een feitelijk centraal gezag ontbrak, waar de generaals, op wie hij steunde, onmiddellijk misbruik van maakten om hun eigen machtswellust bot te vieren. Een geweldige ontgoocheling veroorzaakte in China een grote nationale vrijheidsbeweg ing onder Soenjatsen, die er, toen hulp van Westerse zijde uitgesloten bleek te zijn, toe overging Ruslands medewerking te vragen. Dit lukte onmiddellijk, doch had ten gevolge een enorme communistische propaganda, waaraan T sjangkaisjek gedurende de glorierijke opmars van het Zuiden een eind heeft gemaakt. Deze jpnge generaal wist geheel Zuid- en Noord-China te veroveren, ondanks de tegenwerking o.a. van Engeland. In 1928 gelukte het hem, tijdens de opmars naar het Noorden den dictator van Mandsjoerije, Tsjansolln, te verdrijven, op welke vlucht deze door een bomaanval op zijn trein stierf. In die tijd scheen de baan vrij voor de eenheid van China. Het mocht nochtans niet zo zijn. Overzien wij thans nog eens zeer beknopt de ontwikkeling van de gebeurtenissen in de Pacific, speciaal het Verre Oosten, gedurende de 20e eeuw, dan valt de snelle groei van Japan buitengewoon sterk op, terwijl de positie van China hoe langer hoe
labieler wordt, alle optimistische beschouwingen ten spijt. Tegenover de machtsontplooiing van Japan staat de kolossale gestalte van Amerika, die zijn schaduw tot ver in de Stille Oceaan voor zich uit werpt. Op het tweede plan staan de andere rivaliserende mogendheden. De spanning is in Nederlands-Indië hoe langer hoe meer voelbaar geworden. Door iedere enigszins belangrijke gebeurtenis wordt het evenwicht verschoven. Na de verzwakking van
China door de Boxeropstand (1900 e.v.) komt de verSterking van de positie der Verenigde Staten na de Spaans-Amerikaanse oorlog en de annexatie van de Hawai-archipel, gevolgd door de krachtiger po-
--
-
---
li
sitie van Japan na de Russisch-Japanse oorlog (1904-1905) en de annexatie van Korea in 1910. De enige jaren daarna uitgebroken wereldoorlog, gaf Japan, evenals in 1904-1905, geru~steund door het bondgenootschap met Engeland, de gelegenheid agressief tegen China op te treden met de bekende 21 eisen, waardoor ~e restauratie van China, die toch het doel was van de revolutie van 1911. feitelijk te niet werd gedaan. Mocht na de Wereldoorlog aan Japan ook al verhinderd zijn, alle vruchten te plu~en van de uitzonderlijke situatie, waarin het tijdens 1914-1 918 hàd verkeerd, het resultaat was nochtans, dat zijn strategische positie werd versterkt, O.a. doordat de vroegere Duitse eilandengroepen, de Marianen, de Carolinen, de Marshal- en de Pal u-eilanden (uitgezonderd Naru) als mandaat in zijn bezit kwamen. Deze eilanden werden, nadat Japan, ten gevolge van het conflict met de Volk bond t.a,v. de bezetting van Mandsjoerije, uit deze organisatie traH, niet weer ter beschikking gesteld. Hier kwam voor 't eerst het gevolg van de slechte regeling van het mandatenstelsel aan de dag. Tevens bleek hieruit, dat Japan niet bereid was van zijn vooruitgeschoven posten afstand te doen, hoewel deze eilanden economisch Diet zo vëel te betekenen hadden. Alles leidde er toe - en elke poging om dat te verhinderen mislukte uiteindelijk - dat de spanning in de Zuidzee voortdurend toenam. Nadat de verovering van Mandsjoerije en de Binnen-Mongoolsche provincies mln of meer haar beslag had gekregen, werd een der talrijke incidenten oorzaak (of aanleiding) tot de bezetting van de Noordelijke Chinese provincies. Hieruit volgde de oorlog (niet oflicleelI) met China, ~oals die tot op vandaag voortduurt, waarbij Japan herhaaldelijk wrijving had met de andere mogendheden. Het verloop van deze oorlog dwong Japan het front steeds verder naar het Zuiden te verschuiven, totdat Halnan kon worden bezet en troepen werden ontscheept op grondgebied van Frans-Indochina. Evenals Frans-Indochlna is Nederlands-Indi/! practisch van het moederland geïsoleerd. Zonder twijfel speelt deze afzondering een rol bij den steeds grotere aandrang van Japan om economische faciliteiten. Alle veranderingen hebben tot nog toe blijkbaar niet jtunnen verhinderen, dat de hulp van Engeland aan TSjangkaisjek doorgaat. Ook Rusland heeft zich schijnbaar nog niet van China losgemaakt. Zo staat het enorme China er in de strijd met Japan voor. Wat de Philippijnen betreft, die van de Verenigde Staten de onafhankelijkheid hebben verkregen, die over enkele jaren zal ingaan, is het nog de vraag of beide partijen daar tegen die tijd met veel liefde aan zullen vasthouden. Opgegeven heeft Amerika dit gfbied In elk geval nog niet en er gaan stemmen op In de Veren\9de Staten, om geen steunpunten los te laten en de bestaande ~teunpunten en bases zo sterk mogelijk te bevestigen (o.a. Guam). ~e spanning heeft Groot-Brittannië er toe gebracht,Singapore tot ee'l ontzaglijke burcht uit te bouwen, terwijl ook Australie in de richting van steeds krachtiger beveiliging werkt. De Verenigde Sta,ten versterken vooral Dutch Harbour op de Aleoeten en Pearl Harbour op de Hawai-eilanden. Hongkong is zeer onzeker geworde zo het tot
15 een uitbreidimJ van de tegenwoordige botsingen mocht komen.
Uit de jongste tijd weet men, wat er tussen Amerika en Engeland gaande is met betrekking tot de " steunpunten". Zo begrijpt men, dat Ned.-Indiè, ongewild, in het kruispunt van het conflct kan komen te liggen, ook al zou het er niet onmiddellijk bij zijn betrokken. Tot overmaat van ramp - in dit opzicht tenminste I - zijn sommige voor de oorlog noodzakelijke grondstoffen juist in Indie aanwezig. Hoe Is nu de positie van het landencomplex rondom den Pacific 1 Is dat alles nu van zo groot belang, vooral van economisch standpunt.
dat het de aandacht van Europa, en van Nederland, waard is, o:lk al zouden onze koloniën buiten het conAict blijven. Inderdaad, het grote belang staat vast. De geweldige betekenis, die de Stille Oceaan in het wereldverkeer heeft gekregen, geeft alle agressieve elementen aanleiding, het op een buigen of barsten te laten aankomen. Welke is nu die betekenis 1
M
en heeft de 1ge eeuw de eeuw van de voortuitgang genoemd. En wanneer men de ontwikkeling van het handels- en bedrijfsleven, in de moderne zin van het woord, al. uitgangs-
punt kiest. is dit zeker juist. Achteraf moet men echter toegeven.
dat de grote ontwikkeling daarvan eerst kwam in de 20e eeuw. Op alle gebieden en in de gehele wereld kon men dit constateren, Deze ontwikkeling ging aan de landen in en om de Stille Zuidzee niet voorbij. Een totalisering der handelsbalansen voor Azië, Australië en Amerika vertoonde een toeneming der handelsomzetten voor 1900 tot 1929/31 van elf tot vierenveertig milliard goudmark. De scheepvaart in het Panamakanaal nam voor 1900 tot plm. 1936 toe van drie tot twinti~ millioen ton, terwijl in 1936 van de totale tonnage in het Suez- en Panamakanaal tezamen ongeveer 60 0/ 0 voor de Pacific was bestemd. Wat Ned.-Indië betreft, daar vertoont zich een soortgelijk beeld. Tot na de Atjeh-oorlog (1903) blijven de curven van de buitenlandse handel vrijwel horizontaal. Sinds 1905 stijgen de lijnen zeer sterk, om tijdens de Wereldoorlog kaarsrecht omhoog te gaan. Nemen wij Japan, dan zien wij een gelijkmatige ontplooiing tot 1900, die met versneld tempo tot de Wereldoorlog doorgaat, om daarna ineens met een geweldige vaart omhoog te stijgen. Het aantal bedrijven van Japan, In 1900 nog 7200, vermeerderde van 1913 tot 1934 van 30.000 tot 60.000 (in tonde cijfers). In de tijd van 1913 tot 1937 is het bedrag der buitenlandse handelsomzetten, dat in 1900 nog slechts 500 millioen yen bedroeg, opgevoerd van 1300 millioen yen tot 7 milliard yen. Ook in China is het handelsverkeer de gehele 20e eeuw door van steeds groter belang geworden. De scheepvaart van havens als Hongkong en Slanghal kan zich in tonnenmaat met de grootste wereldhavens meten. Dat China
daar In de eerste plaats van heeft geprofiteerd, kan, dunkt ons, moeilijk worden beweerd. Een buitengewoon merkwaardig voorbeeld van materiele vooruit-
u
$2 _
16 gang vindt men wel de Verenigde Staten. Dit is in het gegeven verband van belang, omdat de Pacific-kust een stee grotere rol speelt in het internationale verkeer en in het verkeer an de Stille Oceaan. De zeer snelle stijging van de bevolking in merika had reeds in de vorige eeuw plaats, de groei van de rij dom kwam vooral in deze. Het geschatte volksvermogen, dat i 1850 nog slechts 10 milliard dollar bedroeg, was in 1900 gestegen tot het enorme bedrag van 70 milliard dollar. In het tijdvak an 1900 tot plm. 1922 kwam echter de ongelooflijke vermeerdering met 250 milliard tot een voor Europese begrippen niet te overziene bedrag van 320.000.000.000.- dollar. Daar kwam nog bij, d t een dollar destijds zeker een waarde had van een rijksdaalder; te~ vergelijking noemen wij hier het Nederlandse volksvermogen, dat Î\' het laatste deel van de oorlog door Treub werd getaxeerd op ten hoogste f 20.000.000.000.-, dat is plm. 8.000.000.000.- dollar. Dat met dit alles een ontzagwekkende uitbreiding op schier elk gebied van industrieel. agrarisch en commercieel karakter gepaard ging, is bekend. Australi~, Nieuw-Zeeland, de Philippijnen en de ge ele verdere Polynesische en Melanesische wereld zijn in de vaart der ontWikkeling medegesleept. Ten aanzien van Australiè en NieuwZeeland traden vooral agrarische producten op de voorgrond, waarbij in sommige gevallen, b.v. voor wol, een monopolie-positie werd bereikt. Bij het vaststellen van de toestand in de Pacific moe men in het oog houden, dat de jaren 1939 en 1940 worden u tgeschakeld, omdat daarvan nu eenmaal geen feiten kunnen worden vastgesteld en omdat de gegevens in het algemeen niet verder reiken dan tot en met 1938. Dit is op zichzelf niet zo erg, omdat de continu werkende oorzaken toch in een bepaalde richting bli~ven stuwen, zodat met enige mate van waarschijnlijkheid de komende periode
uit de bestaande situatie kan worden geprojecteerd. De indruk wordt dus bepaald door de jaren 1936-1938. Verdo;r moet men er rekening mee houden, dat na de grote crisis vàn 1929 het wereldverkeer in het dieptepunt daarvan In vele gevallen tot 30 0/0 van de omvang van 1929 was teruggevallen. Dit be~rof evenwel meer de prijzen dan de productie, en dan in het ~ijzonder de grondstoffenprijzen. Voorts was er van een vrije mar~t heel vaak
geen sprake meer en voor vele producten was door r trictlemaatregelen een vrij aanbod uitgesloten. En tenslotte moet men er rekening mee houden, dan een lawine van inflaties of devaluaties een vergelijking met 1929 moeilijk of onmogelijk maakt, neveneens, dat In de laatste jaren voor 1938 weer een opleving plaats heeft gehad, en in vele gevallen een opleving van bete enis. Deze opleving bereikte tijdens 1937 haar hoogtepunt, behalv In sommige gevallen, waarin zij zich tijdens 1938 voortzette. lIoe is thans de situatie in de Pacific 7 De Stille Oceaan beslaat circa 165 millioen vierkante kilometer één·derde van de oppervlakte der aarde, oftewel ongeveer evenveel als de landmassa's van alle vijf werelddelen tezamen I In deze
17 geweldige zee liggen duizenden eilanden verspreid, waarvan ook het allergrootste in deze water-wijdte in het niet verzinkt. Engeland, AustraJi~, Nieuw-Zeeland, frankrijk, Amerika en Japan hebben de voornaamste van deze eilandengroepen in hun bezit; in totaal leven er ongeveer 20 millioen mensen op. Daarnaast staan Australië met een kleine zeven millïoen, Nieuw-Zeeland met anderhalf millioen en Nederlands-Indië mei . .... zestig millioen inwoners! Het blijkt, dat de eigenlijk gezegde eilandengroepen nog geen millioen km.' ruimte beslaan. Eerst wanneer men de Indische Archipel. Australië en Nieuw-Zeeland meetelt, begint het landoppervlak in verhouding tot de totale Pacific enigzins van belang te worden. T egenover de 165 millioen km.' van de Stille Oceaan staat dan een landmassa van 7,8 millioen km.'. Royaal gemeten ongeveer éen op twintig. De bevolking van de genoemde gebieden loopt tegen de 88 millioen zielen. Met inbegrip van de randlanden (zonder China, de Verenigde
Staten en Canada) komt men tot een getal van ongeveer 275 300 millioen - en wanneer men nu aanneemt, dar van China 50 millioen, van Amerika 30 millioen en van Canada 5 millioen binnen de sfeer van de Pacific vallen, dan krijgen wij een totale bevolking van ruim 360 millioen voor de "Pacific Area". Wij à
menen niet te veel te zeggen, wanneer wij constateren. dat de
bevolking van Europa (plm. 400 millioen, zonder Rusland) in werkelijkheid van die in de "Pacific Area" niet veel afwijkt, Dat wil zeggen, dat in èlk geval tussen de 350 en 400 millioen mensen middellijk of onmiddellijk in het drama van de Stille Oceaan kunnen worden betrokken. De potentiële bevolking, welker lot daardoor zal worden bepaald, is echter veel omvangrijker. De spanning wordt vergroot door de sterke bevolkingsdruk in Japan, China en o,a. ook op Java. In het algemeen is de bevolking aan de Aziatische zijde zeer dicht, terwijl de Amerikaanse staten meestal zeer dun of dun bevolkt zijn. De voedingsmiddelenvoorziening is op de Aziatische zijde zeer labiel. terwijl de Amerikaanse landen ontzaglijke hoeveelheden voedingsmiddelen kunnen exporteren, Een en ander heeft ten gevolge, dat er een sterke drang is tot emigratie naar de dun bevolkte landen, die evenwel op de een of andere wijze, soms zelfs botweg, wordt belemmerd of belet, Dit vindt dan weer zijn oorzaak O.a, in de primitieve behoeftenschaal der immigrerende bevolking, waardoor de kans bestaat, dat zij in de landen. waarheen zij emigreren. de levensstandaard naar
beneden drukken. Op het eerste gezicht zou men zeggen, dat de ruilve rhouding uitstekend is. Amerika, dat dun bevolkt is, levert voedingsmiddelen en grondstoffen aan Oost-Azië, dat dicht bevolkt is, Andersom levert Oost-Azië industrie-artikelen en diensten aan Amerika. Zo eenvoudig ligt evenwel de zaak niet. Amerika levert zijn grondstoffen en voedingsmiddelen voor een groot deel aan het koopkrachtige en eveneens geïndustrialiseerde Europa, Bovendien behoort het belangrijkste deel van Amerika, de Verenigde Staten, zelf tot de hoogst-geïndustrialiseerde landen, waar de productie met eigen grond en grondstoffen nog geweldig kan worden ui tgezet. Ook Amerika c.q. de Verenigde Staten wensen
18
afzetgebieden, zelfs in Oost-Azi~, waar Japan zich met allerlei middelen een markt tracht te reserveren. Beide l~den pogen in Zuid-Amerika afzetgebied te verkrijgen, wat ook I!lpan tot op zekere hoogte is gelukt. Zuid-Amerika Is voor zijn expor aangewezen op Noord-Amerika en Europa, waardoor een equivalent ,,!,n Industrieartikelen uit de landen zal moeten worden geacepteerd. Daar komt nog bij, dat ook de levering van diensten en de kapitaalverschafling voor een groot deel door de Verenigde Staten en door Europa geschiedt. Wat de kapitaalbehoefte betreft, is Zuid-Amerika feitelijk door de Verenigde Staten en Engeland gepenetreerd. Dit is trouwens ook met Canada het geval en met de Midden-Amerikaanse staten en de Grote en Kleine Antillen. Door dit alles worden belangentegenstellingen geschapen en verscherpt. ZuidAmerika is schuldenaar en leverancier van de Verenigde Staten en Europa, en geen van allen heeft er belang bij , dat Japan in de Zuid-Amerikaanse staten vaste voet zou krijgen. AI deze omstandigheden veroorzaken, dat de agressieve elementen een kans krijgen. Wat dan blijkbaar, althans in de nabije toekomst, niet goedschiks schijnt te kunnen worden geregeld, moet dan maar kwaadschiks gebeuren. Wanneer allen, of de grote belanghebbenden, zich in die gedachtengang vastbijten, ontstaat er een neiging, zich op een conBict te gaan voorbereiden. Daarmede komt men dan tot het oprichten van vloot- en andere steunpunten en van vliegtuigbases, tot het aanleggen van grondstoffen voorraden, het zich verzekeren van grondstoffen-toevoer, de organisatie van een voedingsmiddelenautarkie, benevens een steeds fell er gekleurde propaganda om de bevolking voor te bereiden. Het is niet altijd aan te tonen, in hoeverre commerciëele maatregelen en organisaties daarbij zijn betrokken. Vooral de verkeersmiddelen (w.o. de radiO) zijn hierbij van belang. Aan alle randen van de Pacific liggen de zendstdtions bij wijze van spreken in rijen naast elkander, terwijl de vliegdiensten langs de gehele kust tot ver in Chili zijn georganiseerd, evenals dit In Oost-Azië van Kamsjatska tot Singapore het geval Is, ook al ontbreekt hier en daar wat aan de aansluitingen. Door geheel Nederlands-Indië lopen de lijnen via Timor tot Port Darwin en vandaar naar Brisbane. Overigens is de gehele kust van Australië in het vliegnet opgenomen. Verbindingen met Tasmani;; en NieuwZeeland zijn tot stand gebracht. Van buitengewoon g OOt belang zijn de gehele of gedeeltelijke trans-Paclfische banen, of de plannen die daartoe bestaan. Algemeen bekend is daarbij de CHina-Clipper van San Francisco vla Hawaii, Midway, Wake en Guam naar Manilla, van waaruit een verbinding met Honkong plaats kan hebben. Alle steunpunten zijn daarbij In handen van d Verenigde Staten. Ook de verbinding van Califomié vla Hawaii en Pago-Pago (Samoa) naar Nieuw-Zeeland en Australië wordt straks van het allergrootste belang. De verbinding van Japan over de Bonin-eilanden en de Marianen naar de Palu-eilanden krijgt vooral daardoor betekenis, omdat deze lijn bij de Marianen de China-Clipper-ruenst kruist en bij de Palu-eilanden een vooruitgeschoven post Is in de
t
19 richting Philippijnen en Nederlands-Indiè. Opmerkelijk is daarbij. dat zich in het Zuid-Oosten van de Philippijnen belangrijke Japanse kolonies hebben gevestigd. De bedoeling was. om aan de lijn Malakka-Java-Australiè bij Soerabaja een aansluiting te maken over Tarakan. in het Noord-Oosten van Borneo. naar de Philippijnen. Van Kamsjatska loopt de vHeglijn naar Wladiwostok en vandaar over Chabarowsk. Irkoetsk en Omsk naar Moskou. Berlijn. Amsterdam en Londen. De Indisch-Australische lijnen vonden hun verbinding naar Europa o.a. via de K.L.M. In Amerika en Canada verbinden de trans-continentale lijnen de PaciBc-kust met de Oostelijke hoofdsteden en havenbekkens en vandaar gaat het thans over Bermuda en de Azoren naar Lissabon. In China levert de rotstandkoming van een grote verbinding. o.a. met Centraal-Aziê. ook geen onoverkomelijke moeilijkheden op. De militaire situatie in de Stille Oceaan wordt misschien het best gedemonstreerd door een overzicht van de vlootsteunpunten. (Volgens Haushofer. Geo-Pol. des Paz. Oz .. pag. 246; 1938). ENGELAND
JAPAN
VERENIGDE STATBN
Singapore 11
Ominoto 111
Hongkong I Brisbane 11
Yokosuka l Sasebo I Welhawei 11 Tsingtau IJ
Mare Island I San Pedro 111 San Diego 111 Panamakanaal
Sidney 11
Melbourne II
Auckl.nd IJl Wellington 111 Esqulmalt 111 Fa I k 1ands-ell anden
Port Arthur 11 Bonln-eilanden 111 Yap
Pearl Harhour IJ Dutch Harbour 11 Bremerton Ir Guam 11
FRANKRIJK
RUSLAND
PERU
Salgon Ir
Wladiwostok 11
Gallao 11
CHILI Valparaiso 11 Falca IJ
Het komt ons voor. dat Singapore. dat hier als steunpunt 2e klasse is aangegeven. evenals Pearl Harbour wel tot de 1e klasse mag
worden gerekend. Hoewel die hier niet als steunpunten zijn opgegeven. menen wij. dat ook het Panamakanaal en de Palklandseilanden daarbij mogen worden opgenomen. Yap is genoemd als belangrijk kabelknooppunt. Nederlands-Indië is weggelaten. Wij menen. dat Salgon thans wel kan worden uitgeschakeld. Rusland houdt In Wladiwostok een belangrijke basis. vooral ook in combinatie met de vliegtuigen. De Zuid-Amerikaanse havens zijn in zoverre van belang. dat zij aan de ene of andere zijde in het mogelijke conBiet kunnen worden betrokken. En nu een indruk van de oorlogsvloten In de Stille Oceaan (volgens Statesman's Yearbook. 1939):
r 20 VLOTEN IN DE STILLE OCEAAN Verenigde Staten
Schepen Slagschepen Vllegtuigclragers Kruisers
Destroyers Onderzeeboten
Kruisers
Destroyers Onderz.eeboten Vliegtuigdragers Vliegtuigen
gebouwd
in aanbouw
15 5 35 208 90
6 ~
6 38 16
Japan
gebouwd
in aanbouw
9 5 38 109 59
2 3 6 12 10
Engeland
Nee erland
19 12
2 8 12
5 I niet oPQegeven
-
plm. 100
Wij hebben van Engeland de West-Indisch-Amerikaanse vloot in de cijfers opgenomen. evenals de opgaven van vUegtuigen in Nederlands-Indië. Het aantal vliegtuigdragers van japan is met drie verminderd. welke niet in het systeem pasten. De geprojecteerde schepen lieten wij buiten beschouwing. De kleinere schepen zIJn niet in de tabel opgenomen. Natuurlijk iS momenteel niet uit te maken. hoeveel der Engelse schepen thans werkelijk beschikbaar zijn. Overigens zijn de cijfers twee jaar oud en is voor een zakelijke beoordeling nodig. dat precies bekend is. in hoeverre alle schepen aan de nieuwste eisen der oorlogsvoering voldoen. Te slotte moet men er rekening mede houden. dat zelfs de officiële bonnen. wat de opgaven betreft. niet altijd met elkander overeens~mmen. Nu nog een enkele opmerking over de beide tegenligghs japan en de Verenigde Staten. Waarbij mag worden aangenomen. dat ook Engeland in een conRict zal worden betrokken. Dat de steun van Engeland op dit ogenblik veel te betekenen zou hebben. zal wel niemand verwachten: Engeland was en is in Europa gebonden en japan is zich dat goed bewust. Vervolgens kan japan werken van moederlandse bases en steunpunten uit. wat met Engeland en. de afstanden in aanmerking genomen. me t de Verenigde Staten even-
min het geval zou zijn. Een initiatief-aanval op japa is daarbij practisch uitgesloten. Een actief optreden van lapa wordt om niet naar dezelfde redenen niet voor mogelijk gehouden. altha het Oosten ; naar het Zuiden en Zuid-Oosten is de ~ogelijkheid misschien minder onaannemelijk. Hoe dan ook. on~r alle omstandigheden blijken de grote afstanden een belemmSing te zijn voo r de betrokken staten. om een geweldadige beslfi;sing uit te lokken . Dit zou op zichzelf geen slecht teken zijn. als daardoor Japans vrije-hand-politiek in Oost-Azië kon worden elet. Maar dat is nu juist niet het geval. althans niet in het h 'dige tijdsgewricht. Het gevolg daarvan is. dat het Land van e Rijzende Zon zijn positie in het Verre Oosten meer kan verseer nt afgezien van de vraag of het het daarvoor nodige uithoudin svermogen ,
zowel ideëel als (vooral) materieêel, bezit. en of So 'et Rusland deze gang van zaken onberoerd zal laten voortgaan.
21 Reeds eerder spraken wij over de economische verhoudingen in de "Pacific Area", die een eventueel conflict op beslissende wijze
zouden kunnen beïnvloeden en die tevens nodig zijn om de positie van Ned.-Indië in de Pacific te bepalen. Uit een in 1931 samenÇjestelde tabel (Levy. "Grundlagen der Weltwirtschaft") blijkt en dit is van het grootste belang -, dat het aspect van de wereldhandel sinds de vorige oorlog ten nadele van Europa is veranderd. Van 1913 tot 1927 is het Europese aandeel daarin van 58,4 tot 52,7 procent teruggelopen, Deze verschuiving liep ten gunste van Amerika en Azië, In 1929 maakte de handel van de Pacific-continenten reeds 40 010 van de wereldh~ndel uit. De productie van de belangrijkste grondstoffen, zowel wat rubber, aardolie, metalen, textielstoffen, voedingsmiddelen als meer koloniale producten betreft, loopt in een groot aantal gevallen van 25 tot meer dan 50 % van de wereldproductie. Vooral de AustroAmerikaanse continenten en Nederlands-Indië treden hierbij op de voorgrond. Hoewel de positie van de Verenigde Staten en Canada dualistisch is, d,w.z. gericht zowel naar de Atlantische als naar de Stille Oceaan, kunnen toch in tijd van nood alle krachten in beide richtingen worden geconcentreerd. Het bestek van dit geschrift laat niet toe, nader op de handelskwesties in te gaan. maar wèl moeten wij nog een enkel woord
wijden aan de visserij, In de gehele Grote Oceaan wordt door de japanners gevist, Dit wordt begrijpelijk, wanneer men weet, dat vis een volksvoedsel is, dat bij geen enkele maaltijd ontbreekt, De japanse vissersvloot is de grootste van de wereld, In Canada, Chili, Alaska, de Aleoeten, Kamsjatska ..... overal zijn de Japanse vissersboten te vinden. Vooral in de viswateren van het Verre Oosten tussen Kamsjatska en Wladiwostok zijn de kansen op visserij-conflicten aan de orde van de dag. Hier bestaat veel wrijving tussen Japan en Rusland en met moeite worden de regelingen, die beider wensen tegen elkander. moeten afwegen, tot stand gebracht. Want ook Rusland heeft de bedoeling, in het Verre Oosten een omvangrijke visserij-industrie te stichten . Hierbij kunnen de belangen botsen, wat van nog groter betekenis is, omdat er souvereiniteits-kwestles in het geding komen. En nu meer in het bijzonder: Nederlands-Indië.
an het einde van de 18e eeuw zonk de glorierijke OostIndische Compagnie in het niet. Daarmede was aan het tijdperk van het commerciële monopolisme een eind gekomen. Zij, die echter meenden dat nu een plotselinge en radicale wijziging in de koloniale methoden plaats zou hebben, werden deerlijk In hun verwachtingen bedrogen. Een zo plotselinge en ingrijpende ommekeer was ook niet mogelijk. Vrijheid en rechtszekerheid mochten dan al prachtige goederen zijn voor het Individu In Europa, voor den javaan hadden ze geen enkele waarde of betekenis,
A
22 Hoe kon het ook anders in de mlandse maatschapPij, waar de feodale dorpsgebondenheid het denkleven van de inlanders volmaakt beheerste en nog lang beheetsen zou 7 Noch Daendels, noch RafHes, noch Van Hogendorp konden aan de noodzakelijkheid der fundamentele verhoudingen ontkomen. De onmogelijkheid , toen al een moderne koloniale politiek in te voeren, én de behoeften van de schatkist hebben het cultuurstelsel f'0gelijk en de (vaak wenselijk gemaakt. Het op de voorgrond plaatsen v grote) misbruiken, die niemand ontkent en niemand meer goedpraat. doet aan het feit der ontsluiting tijdens het cultuurstelsel niets af. In de I ge eeuw. zeiden wij vroeger, is de aanloop genomen naar het moderne koloniale beheer, in de 20e eeuw kwam de sprong. Die aanloop is door het cultuurst sel. nolens volens, mogelijk gemaakt. Deze voorstelling van zaken komt ook in de cijfers van de handel tot uitdrukking (Clay, ~ Nederlands beheer over Java"). Het totaal der in- en uitvoeren, Ül 1825 nog plm. 32 millioen gulden, liep in veertig jaar tijd (tot 1865) op tot plm. 176 millioen. In 1875 was dit bedrag rond 302 rrillioen. Na dit jaar kwam een langzame stijging tot ongeveer 468 millioen in 1902, en vervolgens begon de reeds vroeger genoemde grote ontwikkeling tot aan de twintiger jaren en vandaar tot 1929. Deze vooruitgang ging parallel met de wereld-ontwikkeling en evenzeer met de vooruitgang in de "Paetfic Area". Dit blijkt uit de toeneming van den wereldhandel, meer speciaal uit de groei van de handel der belendende werelddelen Australië, Azië en Amerika. De ontwikkeling van Ned.-Indië In de 20e eeuw komt ook tot uitdrukking in de stijging van het aantal ondernemingen, dat in 1894 nog 154 bedroeg en opliep tot 1216 in 1927. Gedur~de al die tijd waren de handelsbalansen actief, vaak voor zeer grote bedragen. De hieruit voor de Nederlandse ondernemingen blijkende grote winsten hebben uiteindelijk de kapitaalvoorziening van Indië mogelijk gemaakt, evenals het gehele complex van culturele voorzieningen. Tot in het midden der 1ge eeuw was het terrein der koloniale politiek voornamelijk beperkt tot Java. Na die tijd begon langzaam-aan de grandioze ontwikkeling van Sumatra en van de Buitenbezittingen in het algemeen. De Oostkust van Sumatra ging hierbij aan de kop. De pacificatie van Atjeh w~s ook hier een voorwaarde, die alle belemmeringen voor die ontwikkeling wegnam, mede omdat de beëindiging van de Atjeh-oorlog het bestuur van enorme financiële lasten beVrijdde. Toen ko~ men volop aan het werk gaan. De grote plaats, die de Buitenbezittitlgen gedurende deze eeuw zijn gaan Innemen, blij kt uit de cijfers; deze tonen de gelijkwaardigheid van Java en de Buitenbezittingen aan en ze bewijzen eveneens, hoe groot het aandeel van de Inlanders in deze ontwikkeling is geweest. Wij wijzen er nogmaals op, dat veel hiervan In de 20e eeuw tot stand is gekomen en dat dus van een teren op oude glorie geen sprake is. Velen van het tbàns nog levende geslacht zijn voor een aanzienlijk deel debet aan dit resultaat, Zo is het moderne Nederlands-Indië geworden wat het is, n.l. een der grote grondstoffen-
23 producenten van de wereld en een factor van betekenis In het totaal der Pacific-problemen. De volgende cijfers kunnen dit aan-
tonen; ze geven een overzicht van de Indische productie in verhoudifl9 tot de wereldproductie. Thee Rubber
20 % van de wereldproductie 32 % van de wereldproductie
Suiker
10 % van de wereldproductie ( 1929). thans plm. 3.5 %
Oeli-tabak Palmolte Sisal
monopolie no. 3 d er prod uctielanden 20 % van de weretdproductle
Kinin e Copra
Kapok Peper
90 % van de wereldproductie 27 % van de wereldproductie 77 % van de wereld productie 92 % van de wereldproductie
Voor de metalen is Nederlands-Indië niet in de eerste plaats van belang, maar in de productie van tin staat het na Malakka bovenaan. Ook de grondstof voor aluminium, bauxiet, begint van betekenis te worden. Een gemengd aluminium bedrijf is op Sumatra gesticht. Mogelijkheden voor andere metalen worden verwacht. Wat de minerale producten betreft, komt de petroleum zeker op de voorgrond, omdat nergens in het Verre Oosten petroleum in dergelijke grote hoeveelheden is te krijgen. De productie van Japan, Achter-Indië en Sachalin zinkt daarbij in het niet. Eigenlijk is Nederlands-Indië de énige petroleum-producent van belang in het gehele Oosten. Wanneer het waar is, dat conOictstof en brandstof dezelfde eigenschappen vertonen, dan is dit met petroleum beslist het geval. Mogen de rivaliserende mogendheden al naar Indië loensen als grondstoffenleverancier en als afzetgebied voor industrieproducten, de petroleum bevat de kracht waarmede zij hun schepen, ook hun oorlogsschepen, moeten drijven. Dit is van zo vitaal belang, dat alleen daarom al Nederlands-Indië ieder ogenblik in een conOict zou kunnen worden betrokken. Nadat met ontzaglijke moeite een concern is geschapen, waartoe maar
enkelen in de wereld in staat zijn, met een productie in eigen koloniën van 7 millioen ton, die Ned.-Indië te dien opzichte gelijk kan stellen met de belangen, betrokken bij de Persische olievelden ; nadat daardoor de bloei van onze Oost-Indische bezittingen enorm is verhoogd, komen de moeilijkheden, niet ten gevolge van eigen wanbeheer, maar door de agressivttelt van anderen.
Dan noemen wij nog de productie van goud en zilver, die enige millioenen 's jaars opbrengt, en de op zeer hoog peil staande houtvesterij, welke jaarlijks voor millioenen aan djatihout produceert, terwijl het hout tevens dienst doet als grondstof voor de papiernijverheid. Wij schetsten Ned.-Indië hier vooral als agrarisch land en als delfstoffengebied. Ook de los daarvan staande industriële bedrijvigheid breidt zich evenwel gestadig uit, wat o.a. blijkt uit het feit, dat het verbruik van electrische energie van 1935 tot 1938 meer dan verdubbeld is. Ook de weefnijverheid vertoont een voortdurende groet. Van àfwezigheid van industrie te spreken, zoals maar al te
24 vaak gebeun, is onzin, rust de koloniale huishouding industrialisatie. niet, dan dan is de energie daarvoor aanwezig; is die eis blijven wij . . ... nuchtere Hollanders. Ook het verkeerswezen (wegenbouw, scheep- en luch\vaan) geeft een indrukwekkend beeld van Neërlands scheppende koloniale arbeid. Het bankwezen heeft eveneens een belangrijke plaats in de koloniale huishouding. De balanstotalen van drie grote banken, de Ned. Handel Mij .. de Ned.-lnd. Handelsbank en de Ned.-Ind. Escompto Mij .. bedroegen in 1938 ruim 1290 milltoen gulden. De bankbiljetten-circulatie beliep 187 millioen gulden met een dekkingspercentage van 51.18. Het opererend kapitaal bij de Javase Bank bedroeg 74 millioen gulden. Het bedrag aan inleggelden bij de spaarbanken was ruim 70 millioen gulden, waarvan aan inlagen door inlançlers bij de Postspaarbank J 7,2 millioen . l>4erkwaardig is de groei der coöperatie in de laatste tien jaren; he~ aantal, dat in 1930 nog 89 bedroeg, was in 1938 gestegen to 540. Een kenteken van de soliditeit van de koloniale huishoudiqg is zeker ook het resultaat van de werkzaamheid der verzekeringmaatschappijen, die, negentien in getal. een bedrag van 700 millioen aan kapitaalverzekeringen kunnen aanwijzen. De culturele stand van zaken valt af te leiden uit het feit, dat het aantal scholen In Indië 28.000 bedraagt, waarbij 90 voor mulo, middelbaar en nijverheidsonderwijs, beneven s drie hogescholen. Er zijn tientallen dagbladen en tijdschriften en honderden volksbibliotheken, terwijl een massa films jaarlijks aan de ke ring wordt onderworpen. Men denke vervolgens - en nog blijft dit overzicht dan onvolledig! - aan de voortreffelijke havens, aan de bloei der scheepvaartondernemingen (de K.P.M. is Nederlands grootSte rederij), aan het baanbrekende werk van K.L.M. en K.N.LIjM . . . . . . voorwaar: zo goed als grote landen klein kunnen ziln. kan een klein land groot wezen I Is dat nu alles gebeurd, zonder dat de inheemse samenleving daar iets van gemerkt heeft 7 Integendeel I Het valt vrij gemakkelijk aan te tonen, dat de inlanders mede hebben geprofiteerd van de opgang, althans, dat velen daartoe in de gelegenheid Zijp geweest, Wat de culturele en sociaal-economische positie va de (vaak wederstrevende) bevolking betreft, zijn uitstekende res taten bereikt. En ook wanneer men te dien opzichte de kolbniale verslagen leest, krijgt men vaak de indruk, met een goed georganiseerd West-Europees land te maken te hebben. Men '!'f"'t hierbij bedenken, dat dit alles moet geschieden in een door-en-door tropisch land. Daarom ligt het ook voor de hand, dat het oudere Java daarbij op de voorgrond treedt, hoewel de buitengewesten Java tegenwoordig economisch de loef afsteken. Vooral de maatregelen voor de landbouw, die de inlanders tenslotte hun bestaan waarborgt. zijn van meer dan gewone omvang.
Men vergelijke b.v. slechts de landbouwverslagen met die van Europese landen. Het Is hier niet de plaats, een exposé te geven
25 van alles wat op dit gebied in de 20e eeuw wel is gewrocht. Doch zonder op het standpunt te staan. dat het materiêle het begin en het einde is van alle wijsheid. menen wij ons te moeten beperken tot het geven van een indruk van de zelfstandige werkzaamheid der inlanders op economisch terrein. Daaruit kan men dan zien. welke mogelijkheden het Nederlandse beheer voor de inheemse bevolking heeft geschapen. Bij wijze van analogie kan men zich dan de uitgebreidheid der beschavingsresultaten in het algemeen voorstellen. Reeds de vroeger gegeven cijfers hebben duidelijk gemaakt. welk een belangrijke positie de culturen der inlanders in de inheemse samenleving en in de economie van de archipel hebben ingenomen. Door hen wordt. evenals door de Europese ondernemingen. voorzien in de behoefte van de wereldmarkt aan bepaalde producten en grondstoffen. Zii . de inlanders . zijn een schakel geworden in de wereldhuishouding . die om hun producten niet alleen vraagt. maar er om verlegen zit. Het is op zichzelf een resultaat van
belang. dat de moderne maatschappij zit te wachten op het werk hunner handen. Dit geeft aan velen een ge\ioel van zelfstandigheid. Zij worden daardoor een factor van belang in de koloniale huishouding. Zij zorgen daardoor. bij wijze van spreken. voor zichzelf en voor anderen.
Als men b.v. in het oog houdt. welk een rol de plantaardige veccen in het economisch leven spelen. dan moet het toch een gevoel van voldoening geven bij de besten onder de inheemsen én bij de Nederlandse kolonisatoren. dat ruim een kware (27"/0) van de wereldbehoefte aan copra. een van de belangrijkste grondsroffen voor veccen en oli;;n. door de inheemsen via de Nederlandse handel aan de markt wordt gebracht. Dat meer dan de helft van de productie van ruwe rubber door hen geschiedt. dat is plm. 17"10 van de wereldbehoefte. Nederlands-Indiê levert. zoals wij gezien hebben. 92 010 van de wereldproductie aan peper. Deze peper is geheel een bevolkingsproduct. De inlanders zijn het. die 77 010 van de wereldproductie aan kapok leveren. De koffieoogst is voor een groot deel hun werk. De opbrengst van de rubber. copra. peper en koffie was in 1925 418 millioen gulden. Dit is ongeveer evenveel als Indiê' s gehele export in 1900. Dat de Nederlandse koloniale politiek er niet op gericht is. van de inlanders pseudo-Europeanen te maken blijkt 0.1. afdoende uit het onderwijs. Van de reeds genoemde scholen zijn er plm. 27000. waar het inlands de voertaal is. Ook de groei der Europese ondernemingen heeft de inlanders vaak grote voordelen gebracht. Alleen de suiker-industrie betaalde in de jaren voor en tijdens 1929 gemiddeld 100 millioen gulden aan lonen. Ondanks de beperkte industrialisering. waardoor het gedachtenleven van een deel der bevolking in de richting van het geldverkeer wordt gedrongen: bleef de autarkische basis bestaan. De mensen kunnen zo nodig In hun eigen behoeften voorzien. waardoor de werkloosheid ten gevolge van de crisis grotendeels kon worden opgevangen en de moeilijkheid zich voor-
26
namelijk beperkte tot de geïmporteerde arbeiders, die konden worden geretourneerd, Ondanks de grote bevolkingsdruk is het dus tot nog toe mogelijk gebleken, bij een goede kolpniale politiek een dragelijke existentiebasis te scheppen, tllssen elk opgaande conjunctuurlijnen in.
De poenale sanctie is practisch verdwenen, de extreme bewegingen zijn geluwd, de sympathieèn van de bevolking, de Chinezen incluis, gaan steeds meer in Nederlandse richting, Wat willen de critici nu eigenlijk nog meer? Alles wat wï hebben opgesomd en /log veelmeer heeft Nederlands-Indië tot een kololliaal modelbedrijf gemaakt. Men wéét dat. Een standaardwerk als dat van De Kat AI/ge/ino wordt onmiddellijk in de talen van de belangrijkste koloniale staten vertaald. Wij mogen en wij kunnen tevreden zijn!
nkele opmerkingen moeten nu worden gewijd aan Nederland. mede in verhouding tot zijn gebieden in andere werelddelen. Één van de voornaamste motieven, die worden aangevoerd ten aanzien van de els, koloniale gebieden te bezitten, is de bevolkingsdruk in het moederland. Een mln of meer begrijpelijke gedachtengang. Hoe staat Nederland daar nu voor? Dit kan het best worden beantwoord door ons land met een aantal van de vooraanstaande en oudere staten te vergelijken. Wij zien dan. dat Nederland behoort tot de landen met de allerdiclltste bevolking. Merkwaardigerwijs is dat met Java en Madoera ook In buitengewone mate het geval. Nederland heeft een bevolking, die 100 inwoners per km. 2 meer telt dan In Italië, 186 meer dan in Spanje. 158 meer dan In Portugal en 64 meer dan In Japan. Van demografisch standpunt bezien, zou Nederland 4us wel de eerste zijn, die, zo de kolonièn er al niet waren. het recht had. dienaangaande verlangens te uiten. Met betrekking tot de verhoudingen in Azië is het al evenzo. Wanneer wij NederlandsIndië beschouwen los van Nederland, dan heeft de oude kolonie Java en Madoera een bevolking. die per km? 146 inwoners meer bedraagt dan in Japan het geval is. Bij zo'n Ontzaglijke bevolkingsdruk is een geweldige ruimte nodig. om thans en in de toekomst de overbevolking te kunnen spuien. afgezien nog van de hoge bevolkingsdruk in het moederland. Er is ook geen enkele reden om te verwachten, dat het In de toekomst anders ~I worden. Nederland behoort n.l. ook tot die landen, waar de geboortecijfers hoog zijn en bovendien. wat de doorslag geeft. tot de landen met de laagste sterftecijfers. Wat de sterfte betreft, staa Nederland zelfs op de laagste plaats. Zo komt het dan ook. dat alleen Japan een iets hoger geboorte-overschot heeft, terwijl dit o p zijn beurt weer wordt overtroffen door Java en Madoera. Hoe men de zaak ook wendt of keert, van demograftsch standpunt bezien kan men moeilijk betogen. dat Nederland en Indië tot die landen behoren, die wegens overgrote steriliteit met hun ruimte eigenlijk geen raad weten. Het tegendeel is het geval.
E
27 Zet men deze methode van redeneren voort, dan volgen de andere
conclusies vanzelf. Zonder handel en zonder industrie kan een land als Nederland nog veel minder dan andere landen zijn bestaanspeil handhaven. Wat de grondstoffen betreft. zou het moederland samen met de koloniën. in auta rkische samenhang. in vele gevallen een sterke positie innemen. In dit verband kan het geen kwaad er nog eens de aandacht op te vestigen. dat de Nederlandse koloniën. wanneer Loeber. die de productie in de naaste toekomst taxeert op 3 à 400.000 ton (in Indië) gelijk krijgt. tot de grootst~ bauxiet-producenten van de wereld zouden behoren. Men staat daar in Holland niet altijd bij stil. maar men ziet. da t anderen dat wel doen. Tot nog roe leveren wij deze grondstoffen oo k aan vreemde landen. maar wij kunnen ook zelf. op zo'n basis. een aluminium-industrie van betekenis stichten. Op de grondstoffen positie in het algemeen is hiervoor al de aandacht gevestigd. Wij behoeven ons dus niet op het standpunt te stellen. dat onze positie ten aanzien van de koloniën hier en daar zwakke plaatsen vertoont.
Integendeel, onze situatie is, van demografisch standpunt bezien, een van de sterkste ter wereld. Maar ook al kunnen wij aantonen, dat het argument van de bevolkingsdruk met evenveel succes door anderen kan worden gehanteerd, dan zijn wij nog niet aan het eind. De argumentatie van de belanghebbende staten verandert nog al eens van aanzien . De leider van de japanse delegatie In Nederlands-Indië heeft, volgens de pers. onlangs verklaard, dat het de natuurlijkste zaak van de wereld is. dat de niet-bezittende staten, waartoe dan japan moet gerekend worden te bèhoren. alle hulpbronnen ontvangen van de bezittende staten, die in aardrijkskundig opzicht aan japan grenzen. Tot die staten behoort dan blijkbaar ons Indië. Het komt ons voor. dat het juist een geografische enormiteit is te suggereren, dat Nederlandseh-Indië aan japan grenst. Dat doet dan Sovjet-Rusland ook, en Australië eveneens. Maar NederlandsIndië grenst dan via de Philippijnen nóg meer aan de Verenigde Staten. aan Australië en vla Australië aan Engeland. NederlandsIndië zou dan zelfs grenzen aan Sovjet-Rusland. Wij geven natuurlijk toe. dat Nederlands-Indië tot Oost-Azië behoort. zoals men Roemenië tot Europa rekent te behoren. maar om van geografisch aan elkander grenzende landen te spreken (de mandaten kunnen hierbij volkenrechtelijk niet als gebiedsverruiming gelden) is toch wel wat heel ver gezocht. Apodictisch wordt uitgemaakt, dat japan tot de niet-bezittende staten behoort. moet gerekend worden te behoren. Wanneer dit .. moeten" een bevel is. dan weet iedereen waar hij aan toe is. maar wanneer het als een axioma wordt voorgesteld. valt er nog wel het. een en ander op aan te merken. Niet ieder beoordelaar is bereid de juistheid ervan toe te geven. In elk geval lijkt 0.1. dit z.g. axioma naar niets. wanneer men het vergelijkt met de hiervoor aangehaalde citaten uit de Geo-Polltlk. waaruit bleek. dat van Japanse zijde beweerd werd. dat wij Nieuw-Guinea toch
28 eigenlijk verwaarloosden. omdat wij geen kapitaal genoeg bezaten om het in exploicatie te brengen. De bedoeling van de critici zaI
toch wel geweest zijn. daar Japan tegenover te stellen. dat wél over het kapitaal kon beschikken. waardoor de schatkamers van Nieuw-Guinea konden worden omsloten. Aan het eind vragen wij ons af. of al die uitlatingen nu eigenlijk wel als argumen en bedoeld zijn. Wij moeten het betwijfelen. Dit wil natuurlijk niet zeggen. dat Indië niet bereid zou zijn te onderhandelen. m ar wèl. dat zulke voor de openbaarheid bestemde berichten de sfeer vertroebelen. omdat zij door de flagrante tegenspraak der aangevoerde motieven een gevoel geven van onwaarachtigheid bij hen. die beweren. dat zij slechts vriendschappelijke bedoelingen hebben.
T
hans volgt nog een zeer beknopt overzicht van .. de West" . Wij geven dit. omdat dit gebiedsdeel vaak in hèt vergeetboek raakt. wat van koloniaal-politiek standpunt zeer onverstandig is. en wat bovendien bewijst. dat men eigenlijk niet op de hoogte is met wat in de West tegenwoordig wordt gepresteerd.
Hoe staat het met Suriname 7 In de eerSte plaats moet de aandacht gevestigd worden op het feit. dat belde delen van WestIndië constitutioneel zijn gescheiden. Wanneer beide gebiedsdelen waren samengevoegd. dan zouden de goede resultaten in Curaçao de z.g. slechte resultaten van Suriname hebben genivelleerd. Holland heeft er echter nimmer behoefte aan gehad. de mi der goede toestand In Suriname door een daverende propagarlda te verdoezelen. Ieder onbevooroordeelde begreep. gezien de met unieke kennis van zaken beheerde Aziatische koloniën. dat er moeilijkheden moesten zijn. die zelfs door de Hollandse deskundigen niet. of althans voorlopig nier. waren te overwinnen. Men moest en
moet geduld hebben. Laten wij de propaganda buiten beschouwing. dan Is de scheiding tussen Suriname en Curaçao enz. volkomen te motiveren. Suriname
was nu eenmaal bij uitstek een plantage-kolonie. wat van alle eilanden moeilijk kan worden gezegd. Bovendien wer te de grote afstand een bestuursscheiding In de hand. Na de afschaffing der slavernij in de zestiger Jaren va de vorige eeuw is Suriname als plamage-kolonie verkommerd en het vraagstuk der arbeidskrachten. dat nadien ontstond. is o~danks alle moeite ook thans nog niet opgelost. Dit Is onaange aam. maar begrijpelijk. Oe negers en hun nakomelingen waren er nu eenmaal en hun reactie na de zestiger jaren was PSYChOl09lSCi volkomen verklaarbaar. Men had dit vooraf begrepen; vandaar e tien jaar overgangstijd. waarin gewerkt werd onder staatstoezich . Niettemin verminderden de moeilijkheden t.a.v. de verkrijging van arbeidskrachten niet. zodat de economische toestand regelmatig achteruit moest gaan. Tàch mag van verwaarlozing niet worden gesproken.
Meer dan 100 millioen zijn sinds die tijd als toeslag aan de
29 kolonie ten koste gelegd. Misschien was een behoorlijke investering van kapitaal op de duur beter geweest. De toeslag -
op het
tekort - heeft de kolonie afhankelijk gehouden. Over het algemeen werken toeslagen op tekorten de energie en het initiatief niet in de hand. Strenge drang van staatszijde is ook niet uitgeoefend, maar dat lag niet in de geest van de vorige eeuw; nergens. Zelfs niet in het eerSte kwart van de nieuwe eeuw. Da~ wil niet zeggen,
dat zonder staatshulp bij behoorlijke kapitaalverschaffing, met ' durf en energie, niets valt te bereiken. Daar is het bauxietbedrijf met ruim 1300 arbeidskrachten het bewijs van. De laatste tijd gaan velen zich bezinnen op de mogelijkheid, of door drang en leiding van cle staat aan de indolentie misschien een eind kan worden gemaakt. Men zou b.v. de binnenlandse markten in alle gebiedsdelen, voor zover daardoo r andere belangen niet werden geschaad, voor enkele of alle West-Indi sche producten kunnen reserveren, wat aldaar stimulerend op de productie kan werken.
Evenzo kan de stand van de handelsbalans met andere landen misschien worden benut voor de ruimere afzet van Surinaamse
producten . Men bedenke daarbij evenwel, dat in 1937 de totale balans actief was. Tot nog toe is men misschien in die richting minder diligent geweest, en zou critiek op zijn plaats zijn; echter zonder dat anderen hieraan het recht mogen ontlenen, Holland in gebreke stellen, Wanneer wij denken aan sommige Spaanse en Portugese koloniën, aan de Japanse expansie in het Verre
Oosten en de Pacific, aan Frans Guiana en Brits Honduras in Amerika, aan Togo in Afrika en aan de Italiaanse koloniën Lybië, Erytrea en Somaliland , afgezien nog van sommige landen die niet eens koloniën zijn; als wij bedenken, welke enorme bedragen b.v. op de Italiaanse koloniën moesten worden toegelegd, dan geloven wij , dat de onpartijdigheid volmaakt zoek is bij hen, die speciaal de aandacht vestigen op tekortkomingen in Suriname (en Nederlands-Indië). Niettegenstaande het feit, dat men in tlolland de toestand in Suriname niet in een te gunstig daglicht poogt te stellen, hoopt men er in de toekomst toch iets beters van te kunnen maken dan thans het geval is, ondanks de karige medewerking van vele belanghebbenden. Dat het niet zo hope.Joos is als sommigen het wensen voor te scellen, b'ijkt in elk geval uit het feit, dat de bevolking toeneemt. Hoopvol is, dat de proef met de kleine landbouw als
voorlopig geslaagd mag worden beschouwd. De opbrengst daarvan overtreft die van de grote landbouw met een, voor Surinaamse verhoudingen, enorm bedrag. De goud productie gaat op en neer, maar er is toch geen enkele reden, met een te taxeren opbrengst van een half millioen en soms nog meer, om te veronderstellen , dat dit bedrijf ten dode is gedoemd. De to21e handelsomzetten zijn van 1936 tot 1937 vooruit gegaan van 8,4 millioen tot 14,4 millioen gulden. De geïmmigreerde ultheemsen worden langzamerhand autochtoon. Het scheepvaartverkeer, hoewel natuurlijk niet groot, bedroeg in 1937 toch nog 2,75 millioen m.', terwijl, mede door de regelmatige verbindingen met het moederland, de kolonie,
JO
hoewel zij buiten de rOUte ligt. door de scheepvaart met het wereldverkeer in aanraking komt. In 1937 is ook de bauxiet-productie. vergeleken met 1936. vooruitgegaan. zodat de iOO.ooo ton dicht Is benaderd , waarbij de geldelijke opbrengst ruim f 4.900.000 bedroeg. De kolonie trok uit dit bedrijf aan inkomsten ruim J00.000 gulden. Er is hoop. dat petroleum zal worden gevonden. De houtkap handhaaft zich. de balata-industrie gaf een opbrengst van plm. f 150.000. - . terwijl de rijstuitvoer was toegenomen van 1.287.000 kg. 'n 1936 tOt 7.403.000 kg. in 1937. De koflleopbrengst was tocH altijd nog F 500.000. - e n de suiker bracht met een oogst van rond 15.000 ton ook een half millJoen op. Het resultaat was o.a" dat de handelsbalans een overschot vertoonde van ruim 900.000 gulden. Hol/alld is lIiet tevreden. maar geeft hef nièt op .. daar is geen reden voor. ook al moet worden tOegegeven. dat een gunstige conjunctuur, juist voor Suriname.
wel
zeer gewenst iS; .
Curaçao en onderhOrigheden . .. .. Als een snoer an Juwelen liggen de Grote en Kleine Antillen om de Caraïbische zee en sluiten haar af van de Atlantische Oceaan. Deze prachtige eilanden werden in 1493 door Columbus ontdekt. die. vol bewond ering voor deze door de natuur gezegende were1d, meende in het
aardse paradij s te zijn aangekomen. De aankomst der blanken maakte evenwel aan de paradijs-tOestand vlug een eind. Spanjaarden. boekaniers. Engelsen. Fransen en Hollanders hebben gevochten. gesmokkeld en hun gouddorst gelest in dit dorado. waarvan elk land tenslotte een brok In handen hield. Deze tijden zijn gelukkig voorbij. hoewel zij blijvende sporen hebben nagelaten' en er mag zonder twijfel worden yezegd. dat ook In dit deel van de aardbol betere meningen hebben · post gevat omtrent het beheer van koloniën en de zorg voor hun bewoners. Wanneer men. door veel contact met mensen. die jarenlang in en om de Caraïbische zee, van Suriname via Trinidad to~ New-York. hebben gezworven. een zodanige indruk van "de West" heeft gekregen. dat de kennis ontleend aan boeken en rapporten daardoor levend begint te worden. dan gaat men begrijpen. hoe thans. In de contreinen der cyclonen. gewerkt wordt om iets tot stand te brengen. dat de toets der crltlek kan doorstaan. Hierbij ligt Curaçao niet alleen in een centrum der belangstelling. maar ook In een middelpunt der economische realiteit. Curaçao en onderhorigheden behoren. met Suriname. tot dat deel onzer West-Indische bezittingen. dat ons. na de Napoleontische oorlogen e~ het daaruit geboren conflict met Engeland. Is overgebleven. Het was maar een deel van de nieuw-ontdekte landen uit de tijd der Spaanse conquistadores. dat naderhand door verovering In ,handen van Holland is gekomen en gebleven. Het complex bestaat uit de benedenwindse eilanden Curaçao. Aruba en Bonaire. benevens de bovenwindse eUanden Sj nt Maarten. dat voor een deel Hollands en voor een deel Frans bezit is. Saba en Sint Eustatius. Beide groepen eilanden zijn ongeveer 1000 km.
31 van elkander verwijderd. wat een regelmatig contact en verkeer
zeer moeilijk maakt, waardoor al dadelijk een economische egalisatie practisch onmogelijk wordt. De ligging van de benedenwindse eilanden is van verkeers-standpunt bezien uitstekend, waarvan . uit de aard der zaak Curaçao het meest profitee rt door zijn prachtige haven. Trouwens, deze gunstige positie moet dan ook de minder gunstige economische omstandigheden dier eilanden in het algemeen goedmaken . Een welvarende landbollwkolonle zal Curaçao b.v. niet ligt worden, hoewel er vroeger een groot aantal plantages was. Daarvoor heeft het eiland, evenals de overige benedenwindse, te veel van de d roog te te lijden. Toch was In het midden van de 1ge eeuw de veeteelt nog een behoorlijke bron van bestaan. Maar de vroegere welvaart van Curaçao was toch meer te danken aan de handel. zodat de mindere of meerdere rijkdom in het laatste kwart van de 18e eeuw voornamelijk verband hield met de opslag en de verscheping van goederen . Al het andere was, behoudens de fosfaten, van minder belang. Op Aruba was de toestand wel iets anders door de opbrengst der goudgroeven, de fosfaten en de alM, maar de algemene, minder gunstige, economische omstandigheden oefenden ook daar, evenals trouwens op Bonaire dat ook toen al tot de minst gunstige behoorde. hun invloed uit. In
't
algemeen was met de benedenwindse
eilanden de laatste helft van de 1ge eeuw weinig of niets te beginnen, een toestand die nog voortduurde tot het einde van de vorige wereldoorlog. Op de bovenwindse eilanden, Saba, Sint Maarten en Sint Eustatius maakte de slavenimport aanvankelijk een min of meer belangrijke plantagecultuur mogelijk, die, evenals in Suriname, tot de afschaffing der slavernij kon worden voortgezet. De vele suiker-, indigo-, tabaks- en koffieplantages op Sint Eustatius, waar vroeger tientallen schepen op de rede lagen en waar op bet eind der 18e eeuw weelde en rijkdom heersten, zijn verdwenen, Sinds de tijd, dat de boekaniers werden verjaagd, de tussenhandel geen zin meer had en de zwavelmijnen werden verlaten, was het uit met de welvaart van Sint Euslatius, en tevens met veler bestaansmogelijkheid op Saba. De toekomst aldaar ligt tbans in de kleine landbouw, waarvoor staatshulp reeds veertig jaar geleden werd aanbevolen. Voor de kleine huisnijverheid kan staatshulp misschien eveneens stimulerend werken.
Sint Maarten, dat, na 1649, broederlijk tussen Hollanders en Fransen werd verdeeld, is het eiland der zoutpannen. Hiervoor gelden overigens dezelfde opmerkingen als voor de gehele groep. Ndoende maatregelen ter voorkoming van de nadelige gevolgen der droogteperioden zijn voor de bovenwindse groep absoluut noodzakelijke voorwaarden voor de wederopbouw der "Wirtschaft". In de tijd van de goedkope slavenarbeid was het gehele aspect anders. Toen dan ook in de zestiger Jaren van de vorige eeuw de slavernij werd
opgeheven, geraakten de bovenwindse eilanden in een toestand van tropische indolentie, die van Westers standpunt bezien als achteruitgang werd aangeduid. De bevolking vegeteerde van het ene Jaar in het andere, en eerst
32 in de laatste tijd is misschien de hoop gewettigd, dat, et behoorlijke hulp en leiding van staatswege, de etlanden, o.a. Is voedselleveranciers van Curaçao enz .. weer op de been zijn te brengen. Een tegenwerkende factor is daarbij, dat de bewoners wegtrekken naar Curaçao en Aruba, waar de economische bloei h!,n een beter bestaan belooft. De bevolking van genoemde eilanden gaat hierdoor vooruit, die voor de bovenwindse echter regelmatig achteruit. Hierdoor ontstaan weer nieuwe moeilijkheden voor een wederopbouw der "Wlrtschaft". Niettemin worden de pogl gen, om de micro-archipel tot een bescheiden bloei te brengen, me ijver voortgezet, ook al betreft het slechts enkele duizenden ensen. Aan deze verplichtin/; kan en wil Holland zich niet ontrekken. In onze dagen treedt Curaçao op de voorgrond als een verkeerscentrum van de eerste rang. Dicht bij het Panamakanaal. in de nabijheid van Venezuela. ligt het tegenover de Antillen, die als een cirkel op 1000 km. afstand rondom Curaçao e de belendende etlanden zijn uitgespreid. Bij zo'n centrale p sitie, in het bezit van een schitterende natuurlijke haven, die doo het graven van het Panamakanaal en de ontdekking van olie in Venezuela nog in belangrijkheid toenam, ligt het voor de hand, dat het eiland reeds door onze voorouders vooral van verkeersstandpunt werd gewaardeerd. Daarom is het bijna vanzelfsprekend, dat. toe Venezuela een olieland van ontzaglijke betekenis werd, op Curaçao (en Aruba) een enorm oliebedrijf ontstond. De havenpositie werd hierdoor scherp' geaccentueerd. Curaçao werd, behalve verkeers- en industrIecentrum, bunkerhaven en distributie-apparaat van enorme omvang. Op Aruba nestelde zich de "Standard Oil" , Curaçao werd de operatiebases van de "Koninklijke". Welke betekenis het Schottegat tegenwoordig voor het verkeer heeft, blijkt uit het volgende. De totale tonnage Is van zulk een omvang, dat Willemstad op één rij kan worden geplaatst met de de grote wereldhavens. Volgens het verslag van Curaçao (1938) deden vijftig rederijen de haven aan. De waarde der in- en uitvoeren geven het volgende beeld. Uitvoer Invoer 1936 f 197.000.000. f 201.500.000.1938 f 391.000.000. f 340.000.000.De totale handelsbalans bedroeg dus 111 1938 f 73 .000.000.(Wij geven de cijfers naar beneden afgerond, opdat zij beter in het geheugen blijven). Ter vergelijking ~eme men t cijfer van de totale handel (In- en uitvoer) van een kleine kolonikle mogendheid, n.l. Portugal (zonder de kolonl~n), dat in 193\ het overgangsjaar van de hoogconjuctuur naar de crisis, 435 mioen mark bedroeg. Dit is ongeveer de helft van de totale handel van Curaçao (in 1938) all één. Hoewel o.i. het scheepvaartverkeer en de goedere verplaatsing de betekenis van Curaçao voldoende demonstreren. Is een iets nadere uiteenzetting van de economische situatie niet van belang
ontbloot. Uit de aard der zaak werkt Iedere arbeidsverdeling mono-cultuur in de hand. Dat dit ook het geval Is binnen de
33 staatsgrenzen, als het grondgebied van een staat maar groot genoeg
Is, bewijzen de Verenigde Staten, die als "Groszraumwlrtschaft" vaak als voorbeeld worden gekozen. Wanneer wij ons de afzonderlijke staten van de "Unlted State, ' ieder voor zich een ogenhlik indenken, dan zien wij een mono-culturele bppendeken van ontzaglijke omvang. Wil men de samenvoeging van een zodanig complex aanduiden als een homogene veelzijdigheid, dan kan men dat natuurlijk volhouden. Niettemin is het niet onmogelijk, dat anderen zullen spreken van een eenheid van tegendelen. Daar komt nog bij, ook al nemen wij het bestaan van een homogene, uitgebalanceerde "Wirtschaft" als juist aan, dat de Verenigde Staten (uitgezonderd de primitieve huishouding) als voorbeeld vrijwel alleen ,taan, en dan nog met een gehele of gedeeltelijke afhankelijkheid van bepaalde grondstoffen, die in bijzondere omstandigheden van beslissende betekenis kunnen zijn. Wat de industrielanden "an sich" betreft, zij alle hebben een mono-cultureel karakter, hoe gedifferentiéerd hun productie ook mag zijn, evenals de agrarische landen. De tot mono-cultuur toegespitste arbeidsverdeling tussen de landen onderling, die zonder twijfel in bepaalde omstandigheden niet van gevaar is ontbloot, is In wezen hetzelfde als de verhouding van de industriestad tot het omringende . platteland, of die van een ketelmakerij tot het totaalbeeld van een complex ijzerbedrijven. De vraag is maar (en dit is niet alleen van geo-politlek standpunt van belang) of de tegenstelde productie-resultaten In evenwicht zijn en, van conjunctureel standpunt bezien, in evenwicht blijven. Binnen het staatkundig ver hand is dat evenwicht niet altijd aanwezig, zodat de mono-culturele overschotten dienst moeten doen als ruilobject voor het verkrijgen van de complementaire goederen in het totaal der behoeften bevrediging, tenzij een staat zijn gebied zo weet te organiseren, dat aan beide voorwaarden geheel of voornamelijk wordt voldaan. Passen wij deze opvattingen nu op Curaçao toe , dan blijkt, dat dit hier eenvoudig onmogelijk is, alleen al, omdat de agrarische basis hiervoor finaal ontbreekt. Daarom heeft critiek in dit geval zo weinig zin (en die critiek is erl) omdat er voor Curaçao maar één mogelijkheid overblijft, n.l. men ontwikkelt de exceptionele positie, waarin men verkeert, tOt een volledige bevrediging der behoeften door ruil kan worden verkregen, ook al is daardoor de mono-culturele eenzijdigheid (van geo-politlek standpunt bezien) niet zonder bedenkingen. Natuurlijk spreekt het vanzelf, dat het prachtig zou zijn , indien men een volkomen uitgebalanceerde "Wirtschaft" kon scheppen (zonder dat de behoeftenbevrediging op een 18e eeuws peil werd teruggeduwd) binnen een bepaald staatsverband. De onafhankelijkheid van dat land zou dan wel heel groor zijn. Natuurlijk zou iedere wijziging in de outillage van het productieapparaat nieuwe moeilijkheden geven, evenals iedere helangrijke verandering in de behoeftenbevredJging het evenwicht zou verstoren. Principiëel zou men op een statische maatschappij moeten aansturen en daarmede is de dynamiek van de huidige samenleving
niet in overeenstemming. Maar wat principlêel z.g. onmogelijk was. heeft In de practijk soms wel een oplOSSing gevonden. En misschien kan men dus een maatschappij als bovenbedoeld organiseren zonder dat de moderne dynamiek in het gedrang komt. In die positie verkeert Curaçao nu eenmaal niet. omdat scheepvaart en andere diensten, benevens de olieproductie, hi!'r natuurlijk sterk op de voorgrond treden. Het is zonder twijfel van belang. de gevaren van een mono-culturele positie te ker n, al zal dit weer alleen kunnen in de richting van een verdere differentiatie van de industrie, met grondstoffen van buiten en zopder dat een behoorlijke agrarische basis aanwezig is. In die richting wordt thans wel gedacht, o.a. ten aanzien van aluminiumbedrijven, met als grondslag de bauxiet van Suriname. Voorlopig Is alleen het fosfaatbedrijf danwezig, dat in 1938 bijna 100.000 ton exporteerde. met een waarde van f 800.000.-. voorwaar een bedrijf van betekenis voor een eiland, dat voornamelijk bestaat uit een stad van provinciale omvang. Niemand zal ontkennen. da alles in het werk behoort te worden gesteld. opdat zulke bed rij en in stand blijven. De hoedenindustrie exporteerde in 1937 - 1939 gemiddeld voor f 90.000.-, terwijl hier nog het agrarische product der aloë-hars aan kan worden toegevoegd. met een o pbrengst van bijna f 290.000.- (f 289.256.-). In de landbouw is met voorlichting en steun van overheidswege, vooral wat betreft de Irrigatie, wel iets te bereiken zolang een behoorlijke markt voor de afzet op het eiland aanwezig is, De overige delen van het prod\lctieapparaat kunnen ook in dit verband gevoeglijk bulten beschouwing worden gelaten. Denkbeelden, om met olie en gronds toffe" van elders een industrie op te bouwen, dragen, afgezien van de afzet dier producten, voorlopig een te speculatief karakter. Wanneer men evenwel bij het heden en de naaste toekomst blijft, dan zijn pessimistische beschouwingen volmaakt overbodig. Critiek uit andere landen, al of niet gemotiveerd door eigen betere resultaten, is dan ook op zijn minst genomen voorbarig, omdat e aanwezige mogelijkheden met uitstekende gevolgen worden benut. Ook ten aanzien van Aruba vermeldt het koloniaal verslag van 1938 (verschenen in 1940), dat aldaar de welvaa regelmatig toeneemt en dat handel en Industrie een tijd va" ongekende bloei beleefden, waarop alleen de toestand van de Aredd Petroleum Mij een uitzondering maakte, omdat haar werkzaam~eden steeds verminderden. De lonen stegen en de woningbouw ging vooruit, waarvan de aloêcultuur de moeilijkheden ondervond, omdat door de loonverhouding bijna geen arbeiders te krijgen waren. Bonaire bleef biJ de grote welvaart ten achter, hoewel veel meer arbeiders op Curaçao en Aruba aan de slag konden gaan, waardoor van werkloosheid geen sprake was. Deze betrekkelijk bevredigende toestand werd, vooral voor de minder goed gesitueerde bevolking, nog verbeterd door een goede maisoogst en hoge prijzen voor de alM. Het kleine vee kon eveneens voor behoorlijk prijzen worden verkocht, het scheepvaartverkeer was gunstig en de stil-
35 scaande beconblokkenfabriek werd weer in bedrijf gesteld. De toestand bij de zoutwinning en bij de dividivi was weer minder gunscig. Over het algemeen echter was de situatie op Bonaire vrij
behoorlijk, voornamelijk door de invloed, die het nabij liggende Curaçao uitoefende, waar o.a. de scheepvaart een sterke toeneming vertoonde ten opzichte van het jaar te voren. Een overzicht van het scheepvaartverkeer kan dit dUidelijk maken. Overzich t van de geregelde diensten. 1937 1203 schepen, inhoud (ruim) 4.800.000 reg. ton 1938 1447 schepen. inhoud (ruim) 5.900.000 reg. con Buiten de olieschepen was er in J938 nog een havenverkeer van ruim 1.200.000 reg. ton , een tonnage. die op zichzelf al van belang is. De volledige scheepvaart geeft evenwel pas een behoorlijke indruk van de haven positie. In br. reg . ton was het totaal in : 1937 5995 schepen, inhoud br. reg. con 23.015.055 1938 7169 schepen . inhoud br. reg. ton 28.565.899 Hieruit blijkt een toeneming van ruim 5,5 millioen br. reg. ton in één jaar. Afgezien van de vraag, of deze toeneming incidenteel is. blijkt er coch uit, welke mogelijkheden de haven van Curaçao nog biedt. Hierbij is natuurlijk van belang. in hoeverre Venezuela kan en zal
aandringen op het raffineren der olie binnen zijn eigen grenzen. Te dien aanzien moet worden aangestuurd op een behoorlijke afweging beider belangen. West-Indiê's saldo met het moederland was een tegoed. De culturele en sociale positie wordt beter. Dit blijkt o.a. uit de toestand van het onderwijs, uit de sociale voorzieningen en ook uit de spaarbankinlagen, die voor de gezamelijke eilandengroep in 1938 f 1.500.000.- bedroegen, tegenover ruim f 870.000.- in 1934. De balanstotalen der andere banken (inbegrepen de N.V. Spaar- en Beleenbank van Curaçao en uitgezonderd het 61iaal der Hollandse Bankunie N.V.) beliepen in debet (en credit) tezamen plm. f 18.750.000.-. Het belastbaar inkomen der drie benedenWindse eilanden was in 1937 -1938 resp. voor Curaçao f 22.590.000.-, voor Aruba f 16.400.000.- en voor Bonaire f 157.000.-, op een aantal aanslagen van resp. 8528, 6793 en 79. De bevolking bedroeg in dezelfde volgorde ruim 60.800, 23.700 en 5560. De totale bevolking der drie eilanden was ruim 90.000 met een inkomen van plm. f 39.000.000.-. Berekent men het gemiddeld inkomen per aangeslagene op het totaal der aanslagen, dan krijgt men een inkomen van ruim f 2500.-. Berekent men het gemiddelde per inwoner, zonder de niet belastbare inkomens mede te tellen, dan krijgt men een gemiddelde van plm. f 430.-, of per gezin van vier personen gemiddeld f 1700.-. De cijfers spreken voor zichzelf. Ook het moederland nam, hoewel gelegen bulten het "Wirtsch.ftsraurn", aan die ontwikkeling in bescheiden mate deel, met een stijgend bedrag. Van een economische scheiding met het moederland is geen sprake. De weinige gegevens van zeer recente datum, hier bijeengebracht,
r 36 leren. dat wiJ. dank zij een 350-jarlge onafgebroken koloniale ervaring. Iedere gelegenbeld weten te gebruiken. die nieuwe bloei aan onze overzeese gebiedsdelen kan brengen. Welke maatstaven mell ook ill de toekomst v~or de rechtvaardiging vllf' koloniaal
beheer moge aanleggen, Nederland zal daarbij altijd als voorbeeld kunnen dienen. niel alleen in "de Oost", zoals van elj spreekt. maar ook in "de West",
eer wordt het koloniale vraagstuk aan de orde gesteld. Het mandatenstelsel schijnt te wankelen. De "mi Ion sacree de civilisatlon" wordt in twijfel getrokken. Nieuwe normen worden opgesteld. andere eisen geformuleerd. Een geweldig krachtseentrum is ontstaan in de Pacific. De handelsvloten der rivalen in de Pacific omvatten meer dan 25 010 van de wereldtonnage. Enorme hoeveelheden mensen en goederen kunnen In de strijd worden geworpen. De grondstoffen-voorraden zijn bl],kans onbegrensd. De industriële capaciteit behoort hier en daar tot de hoogste van de wereld. De zeestrijdkrachten beschikken over de grootste vloten. Nog meer dan na de vorige wereldoorlog dreigt het Nederlands koloniaal bezit In de strijd te worden betrokken. Dat kàn ons niet koud laten. Wij kUnnen niet onverschillig blijven. Nederlands-Indië is een deel van onszelf gevÎorden. Wij
W
moeten juist nu, nog meer dan anders, ons vergewi sen van de
positie. die de Nederlandse koloniën innemen in de Pacific. Het gevaar is groot. ook al laat men ons tot nog toe schjjnbaar met rust. Een openlijke diskwalificatie van het Nederlands koloniaal beheer wordt ook nu nog slechts in enkele gevallen opdernomen. De crltiek wordt meer verpakt In de opgestelde normen. de z.g. rechtsgronden waarop het koloniaal bezit moet steul)en. Bij het redigeren dier rechtsgronden zijn evenwel annexionistische verlangens in het geding. De normen worden zo op esteld. dat. ook bij het beste beheer. aan de daarin vervatte eisen door de betrokkenen niet kàn worden voldaan. Op die grond. en bovendien om voor bet eigen land bestaansverruiming te verkrij~en. zal dan gepoogd worden. bepaalde koloniale landen te bewegen een deel hunner bezittingen aan anderen af te staan. krachtens het "feit". dat zij onmachtig zijn om aan de gestelde normen te voldoen. waardoor het koloniaal bezit als het ware het karakter van een sper-monopolie zou krijgen.
Daarom is hel o.i. noodzakelijk, dal juist nû nog ee s de ongeevenaarde resultalen van het Nederlands beheer worden vastgelef(d. Noch op sociaal. noch op cultureel gebied kan men ons. in vergelijking mei anderen, in gebreke slellen. Ook wanneer men de Pacific als een levensgemeenschap wenst op te valtelI. is het Nederlands bezit daarin een jactor van betekenis, in staat zichzelf op een behoorlijk levensniveau te houden en bovendien grole massa's grondstojjell aan die gemeenschap ter beschikking te slellen. Niemand van de Pacific-randslaten zou dal met meer Sl/cces kunnen doen .
37
Dit is daarom van gewicht. omdat agressieve staten er tenslotte belang bij hebben. om bun houding bij voorbaat en achteraf te kunnen rechtvaardigen. daar zij wel weten. dat zonder die mogeiijkheid het verkregen bezit labiel blijft. Men moet de massa's van de rechtvaardigheid der ondernomen actie kunnen doordringen. Daarom is het nodig. de landen. tegen wie zo'n actie is gericht. in gebreke te stellen. Om dezelfde redenen moet in Nederland echter de onrechtvaardigheid. de onredelijkheid en vooral de absolute ongegrondheid dier actie in het licht worden gesteld. Verwekt de actie van agressieve staten in de koloniale landen geen reactie. dan is het pleit bij voorbaat beslecht. dan hebben de betrokken staten eerst recht vrij spel. Het verweer blijft achterwege en een schouderophalen is het gevolg bij de niet of niet onmiddellijk belanghebbende staten. op wier werkloosheid dan wordt gerekend. Tenslotte ontbreekt er uit de aard der zaak aan ieder koloniaal beheer wel iets. Daar zal dan de aandacht op worden gevestigd en de rest wordt verzwegen of verkleind. Allen. die onkundig zijn . wordt dan het gevoel van de meerdere of mindere redelijkheid der door den tegenstander gestelde eisen opgedrongen. zonder dat men er zich van vergewist of er veel wordt verzwegen en of kleinigheden ook worden opgeblazen ..... Bij deze propaganda rekent men er op. dat het publiek zich niet op de hoogte zal stellen van het resultaat van de werkzaamheden der tegenstanders in hun eigen land en in hun koloniën. Met betrekking rot het bovenstaande is een bericht in de "GeoPolitik" van November 1940 zeer leerzaam. Daar wordt n.1. het volgende over Nieuw-Guinea overgenomen (uit Japanse koker): "Ein wahres Schatzhaus (N.-Guinea). Ol flosz ins Meer hlnaus bis das Wasser dunkei und fettig wurde. Die Hollander kennen zwar die Olfelder wie Prabal. sind aber aus Kapi tal- und Kraftemangel nicht imstande sie auszuwerten, und unterhalren nur eine Schein-
verwaltung. So lassen sich von dort zucückke'"ende Japaner aus". Zie-zo. daat begint het al . ... Men kan van gasten pleizier beleven. Nog even verder en hetzelfde wordt van de gehele Archipel gezegd. uitgezonderd. indien men slim is. van Sumatra en Java. Om koloniën te bezitten moet een land: krachtige pioniers hebben (en die bezitten wij dan. naar hun mening. natuurlijk niet);
voldoende kapitaal kunnen investeren (dat hebben wij uiteraard ook niet); een behoorlijk bestuur voeren (een schijn bestuur is dat nlee); en het land krachtig kunnen verdedigen. Op het laatste wordt nog al eens de nadruk gelegd. hoewel wij betwijfelen of het hen inderdaad bevredigen zou. wanneer wij bijvoorbeeld nevens de vloot van Japan of de Verenigde Staten nog een dergelijke vloot zouden kunnen voegen. Bovendien vragen wij ons af. of het verdedigen van een kolonie doel of middel is. Wij geven toe. dat over de verdediging In het betrokken citaat niet wordt gesproken. maar het is bekend. dat dit
r-w~----------------------------~
____________
~~
______
~~
_____________
38 tegenwoordig een voorname eis is voor koloniaal belleer. Is de verdediging slechts middel . dan zullen zij. die een kolonie inderdaad tot ontwikkeling weten te brengen. ja. dat allang hebben gedaan. toch eigenlijk hebben bereikt. wat anderen. zo zij me!)en wat zij zeggen . wensen te bereiken. De verdediging zou an immers dienen om te voorkomen. dat die ontwikkeling nie werd verhinderd. De loop der gebeurtenissen dwing t o ns eenwel aa n zo'n opzet te twijfelen. Laten wij het verdedigingsprobleem echter buiten b~schouwing. dan vragen wij ons af. waar deze Japanners het reeP t vandaan halen. zo te spreken of te schrij ven. Sinds de zevel/tiger jaren van de vorige eeuw zijn ZIJ aan het koloniseren en zij hebben in die tijd hun voornaamste doeleinden nog altijd niet bereikt. Voo ral de emigratie ten gevolge van de zogenaamde bevolkingsdruk is een grandioze mislukking . ZIJ konden immers niet verwachten. dat hun bevolkingsoverschot jaar in jaar uit in de Verenigde Staten zou kunnen worden gespuid. De emigratie naar het geweldig grote Mandsjoekwo is toch feitelijk mislukt. De moeilijkheid zit niet bij anderen. maar bij hun eigen mensen. Een behoorl ijk bestuur? Jawel! àls men de permanente staat van beleg in hun eigen bezittingen. want daar lijkt het op. een behoorlijk bestuur wil noemen. dan zou dat zo zij n. De kapitaalinvestering? Wanneer de staat er zich niet mede inliet. dan zijn wij nog niet zo zeker. dat daar altijd veel van zou kfen. Maar zelfs wanneer wij deze factor er in betrekken. dan el oven wij. dat Nederlands-Indië de vergelijking met glans zou k nen doorstaan. En hoe gaat het dan nog? Japan heeft zich .. gtoszgehungert" schrijft Haushofer in .. Japan und die Japaner" . pag. I O. En op dezelfde bladzijde schrijft hij . dat de verdienste van den Japansen boer is. dat hij de ongelooHijke belasting heeft moeten betalen. waardoor Japan een industriestaat en een grote macht is geworden. De misère van de Japanse boerenbevolking is dus de prijs geweest . waarmede Japan zijn grootheid heeft betaald ; een grootheid. die voor de Japanners emigratie-mogelijkheid wilde bereiken. wat in feite niet is geschied. Dientengevolge. schrijft Haushofer (pag. 190). vertoont de Japanse landbouw sporen van "Oberanstrengung" en van .. Oberwirtschaftung". Men heeft er de eigen landbouw dus aan gewaagd. Dit is gebeurd In dezelfde tijd. dat Nederland kans zag. de inheemsen van de koloniën met honderden millioenen te doen proSteren van de opgaande conjWlctuur. Dat Haushofer niet de enige is. die zo oordeelt. blijkt uit een opstel van R.S. In hetzelfde tijdschrift van 1937. aQ. I : "Japanische Agrarfrage n". Deze schrijver begint met te zeggen. dat de Japanner bewust en onbewust agrarisch is ingesteld. De Japanse industrie is van het dorp afhankelijk. Wat de ontwikkeling In de laatste tientallen jaren betreft. betoogt hij. dat de gemiddelde boer. die in 192 1 nog een overschot per jaar kon behalen van 100 yen. in de dertiger jaren een deficit had van 84 y... (de grote massa van de landbouwbevolking is dus in de schuld geraakt. S.)
39 De boeren zijn op neven verdiensten aangewezen. In vele streken hebben zij geen geld om lucifers te kopen en behelpen zij zich met vuurstenen. De algemene nood, de harde strijd om "eine Schale Rels", drijft de jongens en meisjes naar de stad . Als dat nu de toestand is in eigen land. dan vragen wij ons af, of critiek op het beheer van de koloniën van ànderen wel reden van bestaan heeft. Wij hebbe n eerbied voor de plichtsgetrouwen Japansen boer ; verder kan onze bewondering dan ook niet gaan . Men zou eigenlijk bij de beoordeling van onze koloniën tot deze conclusie moeten komen: de Hollanders hebben het in eigen land klaargespeeld, zij hebben het eveneens in de kolo niën gedaan, zij zullen het met Nieuw-Guinea ook wel klaarspelen. Daar komt nog bij de vraag, of de petroleum -kwestie wel zo eenvoudig is als men het voorstelt. Wij zouden zo zeggen: Nederland heeft in de petroleum-industrie zo al het één en ander bereikt en kan dat dus waarschijnlijk beter beoordelen. Wij krijgen wel eens de Indruk, dat de Japanse "Wirtschaft" ' beheerd wordt volgens de regel: met de grootst mogelijke moeite het kleinst mogelijke resultaat. Dat Nederland het kapitaal niet zou kunnen fourneren, is natuurlijk dwaasheid. Dat kan bij een exploitabele industrie als het petroleum-bedrijf altijd. Maar dan ook : exploitabel! Of Japan deze kapitaalinvesteringen flan sich" zou kunnen doen. is evenwel
inderdaad nog de vraag. Of Nieuw-Guinea een schatkamer is, zal de toekomst moeten uitmaken. De buitenlandse handel liep in de laatste tien jaar volgens het "Stat. Jahrbuch fur das Deutsche Releh" tussen de 3 en 'I millioen pond (n.l. voor het mandaat). Voor het grootste gedeelte bestond de opbrengst van het mandaat uit goud, voor de rest voornamelijk uit copra. De totale productie van copra bedroeg rond 12'/,% van de copra-export van Indië. Dus Ned.-Indië exporteerde plm. 87'/,% meer (alleen copra). De overige producten in Nieuw-Guinea zijn van ondergeschikt belang .
En nu is het mandaat tot nog toe het beste gedeelte. Van een schatkamer kan dus nog moeilijk worden gesproken. Natuurlijk Is het de moeite waard. Maar in de term "schatkamer" schuilt lets anders. Er zijn trouwens wel meer schatkamers geweest, die, als zij open werden gemaakt, bleken niet veel van waarde te bevatten. De zaak wordt klaarblijkelijk o pgeblazen, om een aanloop te kunnen nemen. Ook hier moet de bevolkingsdruk van Japan weer dienst doen als hefboom. Op die manier zou men de gehele Pacific wel kunnen annexeren. De ideologie is daarvoor dan ook al aanwezig. Relnhardt schrijft In het hierboven genoemde tijdschrift (1937 , aR. 7, pag. 553): " Es glbt elne Japanische Ideologie, die Im Stillen Ozean das Japanische Meer sehen wilI". Wij vragen ons af, of Japan dan niet wat te veel hooi op zijn vork neemt .... . . Een wereldzee van 165.000.000 km.' - wanneer deze mentaliteit juist zou zijn. dan gaat men gemakkelijk over naar het mare
nostrum-ideaal. waarbij dan Japan. behalve geheel Oost-Azië, Australië . Indië en de gehele Paci6sche eilandenwereld, ook nog de beschikking zou moeten hebben over Amerika, op z'n minst over alle randstaten. Op die manier is het haast niet mogelijk,
buiten een conflict te blijven. MeI het opwekken van zulke verwachtingen zou een geheel volk en een groot deel van de wereld permanent In een oorlogstoestand worden gehouden. I"u zeggen sommigen. dat het zo'n vaart niet zal lopen. Maar zelfs bij een al précalr zeer beperkte opvatting van zulke denkbeelden Is genoeg. Zo précalr, dat de aandacht van Nederland geen ogenblik mag verzwakken. Wanneer men namelijk de persberichten van de laatste tijd leest. dan krijgt men de indruk, dat zij, die beweren dat he zo'n vaart niet zal lopen, toch wel wat heel gemakkelijk de moeilijkheden opzij schuiven, De zogenaamde .. nieuwe orde" in Oost-Azië. zoals Japan zich die voorstelt. kan - ontdaan van alle franje toch niet anders worden uitgelegd. dan dat Japan b ig is. zich de hegenomie in Oost-Azië te verzekeren. Wat men daarbij onder Oost-Azië dient te verstaan, maakt japan zelf ult. fapan dient zichzelf aan als de leider, ja: dringt alle anderen zijn leiding op, Maar de kwestie is nu juist, dat Nederland op he standpunt staat, dat het zelf wil uitmaken of het zich bij deze euwe otde in Oost-Azië zal laten .,inlijven". Een vriendelijker woord is voor de Japanse methoden niet te bedenken, Nederlands-Indië behoort bij Nederland en niet bij de .. nieuwe otde", zoals die door Japan wordt gedecreteerd. Inderdaad aanvaarden wij de leiding van Japan in koloniale zaken niet. Wij doen dit niet, omdat wij op het standpunt staan, da t wij die uitstekend kunnen ontberen. Ja, wij gaan nog verder; wij menen, dat wij op grond van onze prestaties prioriteitsrechten hebben in vergelijking met japan. Welke ideologieën Japan in Oost-Azië wil lanceren, moet het zelf weten, als het àns daar maar uiten laat. Ook in economisch opzicht. Wij zijn ons te goed wust, dat iedere economische penetratie de kans loopt, in ee politieke penetratie te worden omgezet. Dat japan, wat dat !letreft, niet vrij-uit gaat, bewijst de poging, die het enige jaren geleden heeft gedaan, evenals Rhodes in het latere Rhodesla, om door middel van een .. chartered company" met eigen hoogheidsrechten een japanse enclave te stichten in het Rijk van Insulinde, namelijk op
·e
N ieu w-Guinea.
Wanneer japan meent, dat het in Nederlands-Indië met dezelfde maatstaf moet worden gemeten als dat met andere landen het geval is, heeft het natuurlijk gelijk. Maar men moet uit japan's houding van de laatste tijd de indruk krijgen, dat niet gelijkberechtiging het doel is der japanse politiek, maar bev~rrechting. En wel een zodanige bevoorrechti ng, dat van het Nederlands gezag in de koloniën op d e duur niet veel over zou blijven. Nederlands-Indië zou een dochtermaatschappij worde van het grote Japanse concern onder de firma .. Nieuwe Orde in Oost-Azië". Bovendien zou Nederlands-Indië worden betrokken in alle conflicten, die Japan in de toekomst nog met andere mogendheden u kunnen krijgen. Wij denken o.a. aan Sovjet-Rusland; de viSSerij-kwestie in de Oost-Aziatische wateren heeft haar beslag nog niet gekregen. Rusland wenst zelfs de aan japan verleende faciliteiten in te krimpen.
n
41
Ook al Is in de laatste tijd een provisionele overeenkomst. die aan de Japanse "wensen" tegemoet kwam, tussen de Sovjets en
japan getroffen. de definitieve regeling laat nog altijd op zich wachten. Wij zouden zeggen: uit de aard der zaak. wanneer japan daarbij dezelfde houding aanneemt als dit blijkbaar ten opzichte van Nederlands-Indië wordt gedaan. De toon van de japanse pers. of men de Japanse kranten nu au sérieux neemt of niet, is niet bepaald bemoedigend voor Nederland. Zij is duidelijk agressief. En. wat meer zegt in een land als japan, de regering laat haar aldus schrijven zonder dat te beletten. japan "moef" naar het Zuiden, wordt herhaaldelijk geschreven. Wat kan dit anders betekenen, dan dat japan van zijn militaire kracht gebruik wil maken, om anderen met geweld binnen zijn Invloedssfeer te brengen 7 Men begint nu al te veronderstellen, dat Nederland zich de kant van Amerika Jaat opdringen . Daar is geen woord van waarl Maar àls het ooit zover zou komen, dan staat het vast, dat japan Nederland en Nederlandslndiè. tegen hun wil. die kant heeft uitgedrongen. Men kan toch moeilijk verwachten. dat Indie zijn heul en troost zoekt bij hen, die een duidelijk uitgesproken vijandige houding aannemen. Men zou zich die houding
nog
kunnen
voorstellen,
wanneer
Nederlands-Indie de zogenaamde Groot-Aziatische levensruimte in gevaar bracht, doordat de grondstoffen uit de "Pacific Area" werden wegge tapt. Maar ook dat is niet het geval; ondanks het vanzelfsprekend toenemende aandeel van het moederland in de Indische export Is het percentage van de export naar het Pacific-bekken toegenomen (zie Boeke. "Indische economie" . deel 11, 1941).
ij kunnen pas gerust zijn, wanneer Japan onomwonden de verklaring aflegt, dat de onaantastbaarheid van NederlandsIndle bulten iedere discussie staat. En bovendien. wanneer japan zich in zijn optreden daarnaar gedraagt. Als in de pers het bericht wordt gelanceerd, dat japan "vreedzaam" de Franse kolonien is binnengetrokken, dan vragen wij ons in gemoede af. wat men in het Land van de Rijzende Zon eigenlijk onder "vreedzaam" verstaat. Wij verstaan er in elk geval onder, dat men ons met
W
rust laa!. en zich niet met onze zaken bemoeit dan alleen in zoverre,
dat een gelijke behandeling wordt verwacht met de andere landen. Maar dat gebeurt reeds. japan neemt te dien opzichte al een buitengewoon belangrijke positie in Nederlands-Indie in. De "nieuwe orde" gaat ons niet aan. De Nederlandse gezant in Tokio had volkomen het recht, daartegen te protesteren. Dat was geen onhebbelijk optreden. maar het afweren van een poging. om
onze souvereiniteit in gevaar te brengen. In zoverre heeft de
Nederlandse gezant gehandeld. zoals van een goed Nederlander mocht worden verwacht. En hierbij wordt generaal Pabst gesteund door het gehele Nederlandse volk, dat zich in het huidige conAict één voelt met Nederlands-Indië, dat door de eeuwen heen met
42 het moederland verbonden is geweest in lief en leed. Ondanks onderlinge meningsverschillen staan alle Nederland7fs absoluut afwijzend tegenover iedere poging, om NederlandS-lndii! van Holland los te maken, in welke politieke leus of ideologie dat voornemen ook is verpakt. De inlanders denken er precies zo over, Als zij v or de keus werden gesteld : Japan of Nederland, dan kreeg Japan, zelfs onder de felste nationalisten, geen twee handen op elkaar. Zà is de stemming in Indië en in Holland. Mocht ach\eraf blijken, dat de optimisten gelijk hebben gehad, dan kan het nog geen kwaad, dat dUidelijk vast staat, wat men aan Nederlands-Indiè en aan Nederland heeft. Wij zijn met OIIS Indië één en wij. zullen alles doell om te verhinderen, dat de beide rijksdelen worden gescheiden. Ook in onze West is het nodig, de ogen open te houden ; de overval van jaren geleden, die weinig betekende, zit nog vers in het geheugen. Ook daar kunnen kapers op de kust zijn. Het gaat daar goed. wie weet, volgens velen misschien te goed ....
Wij moeten op de bres staan voor wat eeuwen lang onze zorg en tegelijk onze glorie is geweest. Zijn wij sterk genoeg van karakter om dat vol te houden 7 Zijn wij inderdaad daartoe in staat 7 Ja, dat zijn wij Hollanders inderdaad lOok al hebben velen, in alle lagen van de bevolking , maar al te vaak hun tijd doorgebracht met amusante en soms decadente beuzelarijtjes, en al moest dientengevolge bij sommigen onder ons in arren moede wel eens de mening post vatten, dat het met de stoerheid van het Nederlandse volk was afgelopen - onze aard is sCj'rk genoeg. In moeilijke tijden komt altijd de binnenkant van het Nederlandse volkskarakter weer naar buiten. En die binnenkant is oed, hard en taai. Wij hebben dat nodig. Geen kleinzieligheden, en nJet te veel goedpraten I Wij moeten waakzaam blijven, indachtig aan de oude zinspreuk : moed, beleid en trouw. Zo zij het : één met ons Jndii! •
in rnajorern patriae gloriarn 1
•
L
i